Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het Wenselijk is de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs aan te scherpen teneinde de regels voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging aan te scherpen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

In de Wet op het primair onderwijs wordt na artikel 72a in afdeling 1 van Titel IV een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 72b. Weigeringsgrond voor bekostiging

  • 1. Indien de inspectie op basis van een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht, in het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 van genoemde wet, tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een zeer zwakke school, of indien Onze minister toepassing heeft gegeven aan artikel 164b, eerste lid, kan Onze minister besluiten dat de rechtspersoon die de school in stand houdt niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging.

  • 2. Onze minister geeft de rechtspersoon, alvorens toepassing te geven aan het eerste lid, vier weken de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een rechtspersoon die is opgericht door een of meer bestuurders van de rechtspersoon die de zeer zwakke school, bedoeld in het eerste lid, in stand houdt of ten aanzien waarvan Onze minister toepassing heeft gegeven aan artikel 164b, eerste lid.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA

In de Wet op de expertisecentra wordt na artikel 73a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 73b. Weigeringsgrond voor bekostiging

  • 1. Indien de inspectie op basis van een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht, in het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 van genoemde wet, tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een zeer zwakke school, kan Onze minister besluiten dat de rechtspersoon die de school in stand houdt niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging.

  • 2. Onze minister geeft de rechtspersoon, alvorens toepassing te geven aan het eerste lid, vier weken de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een rechtspersoon die is opgericht door een of meer bestuurders van de rechtspersoon die de zeer zwakke school, bedoeld in het eerste lid, in stand houdt.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

In de Wet op het voortgezet onderwijs wordt na artikel 64 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64a. Weigeringsgrond voor bekostiging

  • 1. Indien de inspectie op basis van een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht, in het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 van genoemde wet, tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een zeer zwakke school, of indien Onze minister toepassing heeft gegeven aan artikel 109a, eerste lid en tweede lid, kan Onze minister besluiten dat de rechtspersoon die de school in stand houdt niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging.

  • 2. Onze Minister geeft de rechtspersoon, alvorens toepassing te geven aan het eerste lid, vier weken de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 3. Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een rechtspersoon die is opgericht door een of meer bestuurders van de rechtspersoon die de zeer zwakke school, bedoeld in het eerste lid, in stand houdt of ten aanzien waarvan Onze minister toepassing heeft gegeven aan artikel 109a, eerste en tweede lid.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatste en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,