Gepubliceerd: 13 april 2012
Indiener(s): Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: migratie en integratie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33192-5.html
ID: 33192-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 13 april 2012

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

I

ALGEMEEN

1

1.

Inleiding

3

2.

Nationale en internationale ontwikkelingen ten aanzien van het gebruik van biometrie

5

3.

Huidig gebruik van biometrie in de vreemdelingenketen

5

4.

De doelgroepen

6

5.

De verschillende ketenprocessen

6

6.

De verwerking van gegevens

7

7.

Grondrechtelijk kader

9

8.

Organisatorische en financiële consequenties

11

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden onderschrijven het uitgangspunt om de betrouwbaarheid van de identiteitsvaststelling in de vreemdelingenketen te optimaliseren en dat derhalve een uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen noodzakelijk is. Zeker ook omdat bij verschillende processen in de vreemdelingenketen regelmatig blijkt dat vreemdelingen niet beschikken over behoorlijke identiteitsdocumenten. Wel achten deze leden enige verduidelijking van de regering op zijn plaats in verband met het waarborgen van de privacy.

Zij hebben nog een aantal vragen en een enkele opmerking.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het bovengenoemde wetsvoorstel. Naar aanleiding daarvan hebben zij een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de met het wetsvoorstel geregelde mogelijkheid tot uitbreiding van het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnames tot in beginsel alle vreemdelingen en alle processen binnen de vreemdelingenketen, ter vaststelling en verificatie van de identiteit van vreemdelingen. Volgens deze leden sluit dit aan bij de ontwikkelingen, die aangeven dat zowel op nationaal als Europees niveau er sprake is van een toenemende behoefte en een toenemend gebruik van biometrie met het oog op de identiteitsvaststelling en -verificatie, het voorkomen en bestrijden van identiteit- en documentfraude en van illegaal verblijf. De wenselijkheid en noodzaak daartoe blijkt volgens deze leden uit het in mei 2010 verschenen rapport «Het topje van de ijsberg» van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ).1 Daarin wordt geconcludeerd dat identiteit- en documentfraude in de vreemdelingenketen in het hele toegang- en verblijftraject voorkomt, dat het gaat om een serieus probleem en dat buitenlandse brondocumenten boven aan de lijst staan van valse en vervalste documenten. Als dergelijke fraude niet wordt ontdekt, kunnen vreemdelingen onder verschillende identiteiten verblijfs- en andere rechten verwerven, door verschillende identiteiten aan te nemen door steeds een ander brondocument te gebruiken. Vooral vreemdelingen die de toegang tot Nederland is ontzegd, die een illegaal of een crimineel verleden hebben, kunnen op deze manier een voor de vreemdelingenketen onherkenbare identiteit aannemen en zo met een schone lei opnieuw beginnen. Het gebruik van gezichtsopnames en vingerafdrukken draagt naar de mening van deze leden dan ook bij aan een grotere betrouwbaarheid van de identiteitsvaststelling en door controle op vingerafdrukken en foto's kan identiteitsfraude, documentfraude en illegaliteit beter worden aangepakt. Bij asielzoekers is daardoor beter te controleren of zij al eerder een asielaanvraag in een ander Europees land hebben gedaan of onder een andere naam in Nederland. Biometrische kenmerken kunnen ook een rol spelen ten behoeve van het bij de diplomatieke vertegenwoordigingen verkrijgen van vervangende reisdocumenten met het oog op de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers die niet over verblijfsdocumenten beschikken. Ook kunnen biometrische gegevens dienstig zijn bij het identificeren van door de vreemdelingenpolitie aangetroffen alleenstaande minderjarige vreemdelingen die eerder met onbekende bestemming uit de opvang waren verdwenen. Al met al redenen genoeg voor voornoemde leden om het wetsvoorstel te verwelkomen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hierover een aantal kritische vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) te wijzigen zodat biometrische kenmerken van vreemdelingen uitgebreider kunnen worden gebruikt in de vreemdelingenketen. Deze leden zijn kritisch over het gebruik van biometrische kenmerken ter identificatie. De problemen met vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten heeft laten zien dat er de nodige haken en ogen zitten aan het gebruik van biometrie ter verificatie en identificatie van personen.

Zij delen de mening dat een zo betrouwbaar mogelijke vaststelling en registratie van de identiteit van vreemdelingen moet plaatsvinden. Zij erkennen dat behoorlijke identiteitsdocumenten vaker ontbreken bij vreemdelingen en zorgvuldige identiteitsvaststelling bij deze groep een groter probleem vormt dan bij Nederlanders.

Niettemin menen deze leden dat nut en noodzaak en betrouwbaarheid van deze methode leidend dient te zijn. Zij hebben zodoende een aantal kritische opmerkingen en vragen over het voorliggende voorstel.

1. Inleiding

Hoofdlijnen: biometrie in de vreemdelingenketen

De leden van de VVD-fractie vragen, onder verwijzing naar het regeerakkoord, welke waarborgen er zijn voor de informatieveiligheid en bescherming van persoonsgegevens. De regering meldt dat bij verschillende processen in de vreemdelingenketen regelmatig blijkt dat vreemdelingen niet beschikken over behoorlijke identiteitsdocumenten. Kan hiervan een overzicht worden verschaft?

Deze leden vragen of dit wetsvoorstel, indien het in werking zal treden, ook van toepassing is op vreemdelingen die zich al in de vreemdelingenketen bevinden.

Voornoemde leden merken op dat de opslag van vingerafdrukken van Nederlanders in een centrale database is gestopt, nadat is vastgesteld dat de kwaliteit de vingerafdrukken niet goed was. Kan de regering aangeven of de kwaliteit van de vingerafdrukken bij dit wetsvoorstel wel gewaarborgd is?

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering stelt dat het afnemen van twee vingerafdrukken onbetrouwbaar is. Er wordt niet precies aangegeven waarom. Zijn de instrumenten die worden gebruikt voor het afnemen van vingerafdrukken niet goed? Zo ja, waarom is dan niet eerst bekeken hoe deze methode verbeterd kan worden? Waarom is met tien vingerafdrukken geen fraude mogelijk? Deze leden denken hierbij vooral aan Somalische vreemdelingen die hun vingertoppen er dusdanig hadden afgeveild dat vingerafdrukken niet meer betrouwbaar waren. Vreest de regering niet dat dit toe zal nemen? Hoe is het onderzoek naar betrouwbaardere manieren van identiteitsvaststelling? Waarom vinden de ketenpartners zelf de vaststelling en registratie van de identiteit van vreemdelingen eigenlijk onbetrouwbaar? Kan worden toegelicht waarom de huidige middelen fraude niet kunnen voorkomen en in hoeverre dit wetsvoorstel wel effectief zal bijdragen aan vermindering van de fraudegevallen? Is hier al onderzoek naar gedaan? Het enkele bewijs dat veelvuldig fraude zou worden gepleegd, betekent nog niet dat nieuwe maatregelen moeten worden bedacht. Soms kan het voorkomen dat de huidige middelen slechts verbetering behoeven.

De leden van de D66-fractie constateren dat het voorstel beoogt het huidige gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnames uit te breiden tot in beginsel alle vreemdelingen en alle processen binnen de vreemdelingenketen. Deze leden beseffen dat de afname van biometrische kenmerken een Europese verplichting is. Niettemin vragen zij wat hiervan het nut en de noodzaak is. Waaruit blijkt dat de toepassing van biometrische gegevens noodzakelijk is voor de vaststelling en verificatie van de identiteit van alle vreemdelingen met het oog op de uitvoering van de Vw 2000?

Voornoemde leden lezen in het onderhavige voorstel dat wordt voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling en verificatie van de identiteit van de vreemdeling. Deze zinsnede veronderstelt dat het niet in alle gevallen noodzakelijk geacht wordt. Welke gevallen zouden hiervan uitgezonderd kunnen zijn?

De leden van de D66-fractie delen de mening dat een zo betrouwbaar mogelijke vaststelling en registratie van de identiteit van vreemdelingen moet plaatsvinden. Zij erkennen dat behoorlijke identiteitsdocumenten vaker ontbreken bij vreemdelingen en zorgvuldige identiteitsvaststelling bij deze groep een groter probleem vormt dan bij Nederlanders.

Niettemin zien zij procedureel wel een aantal parallellen met de opslag van biometrische kenmerken van Nederlanders.

Deze leden stellen vast dat de invoering van vingerafdrukken in Nederlandse reisdocumenten omstreden is. Zowel de kwaliteit van opgeslagen vingerafdrukken, als de foutmarge en fraudegevoeligheid leidde ertoe dat de regering concludeerde dat de opslag van vingerafdrukken op dit moment vanwege de stand van de techniek niet geschikt is om te gebruiken voor verificatie en om dezelfde reden opslag niet bruikbaar is voor identificatie. Voornoemde leden vragen de regering dan ook in hoeverre het gebruik van vingerafdrukken en een gezichtsopname bij vreemdelingen wel tot een zo betrouwbaar mogelijke vaststelling en registratie zal leiden.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat bij een proef voor Nederlandse reisdocumenten is geconstateerd dat het in 21% van de gevallen onmogelijk is om de paspoorthouder via zijn vingerafdruk te linken aan zijn paspoort. Hoe groot is de foutmarge bij vingerafdrukken en gezichtsopnames die voor de identificatie van vreemdelingen worden gebruikt? In hoeverre leidt de opslag van tien vingerafdrukken tot minder mismatches?

De aan het woord zijnde leden lezen dat gegevens bij het eerste contact met de vreemdeling worden verwerkt en centraal worden opgeslagen. Hoe verhoudt deze centrale opslag zich tot de controversiële en inmiddels gestaakte opslag van vingerafdrukken voor Nederlandse reisdocumenten? De maximale bewaartermijn bedraagt tien jaar. Op grond van welke argumentatie wordt deze termijn als proportioneel beschouwd? Waaruit blijkt dat deze termijn noodzakelijk is om gevolg te kunnen geven aan de zogenaamde Dublin-claims? Blijven deze gegevens beschikbaar ook indien de vreemdeling een verblijfstitel voor onbepaalde tijd heeft verkregen?

Het proces van identificatie en verificatie

De leden van de SP-fractie begrijpen dat bij elke verificatie slechts een aantal vingerafdrukken worden genomen en deze niet verder worden verwerkt. Maar wat gebeurt er als iemand een identiteitsdocument komt afhalen? Worden dan ook de vingerafdrukken genomen om te kijken of diegene wel de eigenaar is van dat document?

Deze leden lezen dat de regering wil wachten met het afnemen van vingerafdrukken indien een tijdelijke onmogelijkheid bestaat wegens mutilatie. In hoeverre zijn deze vingerafdrukken dan nog betrouwbaar? Wat gebeurt er in de tussentijd met de verblijfsaanvraag van de vreemdeling?

De Vreemdelingenadministratie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering meldt dat een centrale opslag onontkoombaar is, omdat de ketenpartners 24 uur per dag en realtime gebruik moeten kunnen maken van dezelfde informatie. Welke voorzieningen worden getroffen om de privacy te waarborgen en de centrale opslag te beschermen tegen hackers? Deze leden vragen dit temeer omdat de regering meldt dat de opslag van biometrische kenmerken in andere systemen zoals INDiGO niet wordt uitgesloten. In dit kader vragen voornoemde leden hoe het toezicht op dit grootschalige informatiseringproject en het oplossen van automatiseringsproblemen worden aangescherpt. Hoe wordt bovendien de kwaliteit van de opslag gemonitord?

Privacy impact assesment

De leden van de VVD-fractie vragen of, onder verwijzing naar de motie Franken c.s. (Kamerstuk I 31 051, D), de regering de mening is toegedaan dat de privacy voldoende gewaarborgd is nu er een privacy impact assessment is gemaakt.

De regering meldt dat regels worden gegeven over de wijze waarop gegevens worden verstrekt en over het vernietigen van de gegevens. Graag ontvangen deze leden een uiteenzetting hoe dit er precies uit gaat zien.

De leden van de SP-fractie lezen dat op basis van artikel 7.1d van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) integriteit- en kwaliteitaudits kunnen worden uitgevoerd voor biometrische gegevens. Kan de regering toelichten hoe dit in zijn werk gaat?

2. Nationale en internationale ontwikkelingen ten aanzien van het gebruik van biometrie

De leden van de SP-fractie merken op dat op dit moment al vingerafdrukken van asielzoekers worden geregistreerd in Eurodac. Deze leden vragen of andere EU-lidstaten dezelfde soort uitbreiding willen invoeren als Nederland. Zo ja, welke landen? Zo nee, welke meerwaarde heeft deze uitbreiding voor Nederland als andere landen alleen bij asielaanvragen gegevens zullen registreren?

Voornoemde leden vragen hoe de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming precies toezicht houdt op de verwerking van persoonsgegevens in de gegevensbank en de doorgifte ervan naar de EU-lidstaten. Hoe werken de verschillende beschermings- en toezichtsautoriteiten met elkaar samen? Is het voorgekomen dat er is ontdekt dat de gegevens ondeugdelijk werden bewaard of doorgegeven?

Op grond van de Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 (PbEG L 157) betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen kunnen vingerafdrukken van kinderen vanaf zes jaar worden afgenomen. Deze leden vragen of die gegevens dan ook tien jaar opgeslagen mogen worden. Is dit proportioneel gezien de leeftijd van de kinderen en daarmee de verminderde betrouwbaarheid van de gegevens wegens de mate waarin kinderen zich lichamelijk ontwikkelen?

Is er al wat meer bekend over het onderzoek dat het op grond van artikel 7, tweede lid, van bovengenoemde verordening zogenaamde artikel 6 Comité doet naar technische oplossingen voor het onderscheiden van documenten van familieleden van EU-burgers? Wat is de opvatting van de regering over dit onderscheid?

De leden van de D66-fractie vragen welke ketenpartners, bij uitvoering van onderhavig voorstel, toegang hebben tot de opgeslagen biometrische gegevens. Hoe is de autorisatie van deze ketenpartners geregeld?

3. Huidig gebruik van biometrie in de vreemdelingenketen

De leden van de SP-fractie vragen welke contra-indicaties van crimineel gedrag direct kunnen leiden tot afwijzing van de asielaanvraag. Hoe vaak komt dit voor? Wat gebeurt er als een asielzoeker weigert om vingerafdrukken te geven. Wordt dan de aanvraag bij voorbaat niet in behandeling genomen? Het is immers geen voorwaarde tot toelating.

Deze leden vragen of bekend is hoeveel vingerafdrukken van vreemdelingen er op dit moment in de database zitten. In hoeveel procent van de gevallen zijn er foutieve gegevens opgenomen? Voornoemde leden wijzen erop dat de foutmarges bij de registratie van vingerafdrukken van mensen met een strafblad behoorlijk fors zijn. Zij zijn derhalve benieuwd hoe zit in geval van asielzoekers.

4. De doelgroepen

De leden van de SP-fractie merken op dat er vingerafdrukken worden afgenomen voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit van de vreemdeling. Zij vragen wat nu precies wordt bedoeld met voor zover. Is dat ook als iemand geen identiteitsbewijs heeft?

Deze leden snappen dat geen onderscheid gemaakt kan worden tussen eigen onderdanen en unieburgers uit andere EU-lidstaten. Een vingerafdrukkendatabase zoals voorgestaan door deze regering zal echter geen effect hebben op het opsporen van de mobiele bendes uit Midden- en Oost-Europa. Hoe denkt de regering met dit voorstel grensoverschrijdende criminaliteit te kunnen opsporen en criminele EU-burgers te kunnen vervolgen? Erkent de regering dat dergelijke bendes een groter gevaar vormen voor de veiligheid dan criminele derdelanders? Zo nee, waarom niet?

Van EU-burgers wordt het verblijfsrecht op voorhand aangenomen. Wat als zij geen documenten bij zich hebben? Hoe wordt dan vastgesteld dat iemand EU-burger is?

Langdurig ingezetenen krijgen dezelfde status als Unieburgers. Betekent dit ook de vernietiging van hun biometrische kenmerken? Zo nee, waarom niet?

5. De verschillende ketenprocessen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe onderstaand wetsvoorstel zich verhoudt tot het wetsvoorstel wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht (Kamerstuk 32 528).

De leden van de PVV-fractie merken op dat van vreemdelingen die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) moeten aanvragen, die tevens inburgeringsplichtig zijn op grond van de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering, nu al op grond van artikel 3.98b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) biometrische kenmerken kunnen worden verwerkt bij de afname van het inburgeringsexamen buitenland. Hierbij is aangegeven dat van mvv-plichtige vreemdelingen die niet inburgeringsplichtig zijn, op dit moment in het kader van de mvv-procedure geen biometrische kenmerken kunnen worden verwerkt. De regering geeft aan het wenselijk te vinden om dit ten aanzien van deze vreemdelingen alsnog mogelijk te maken. Deze leden vragen of er al maatregelen zijn getroffen om dit mogelijk maken. Zo ja, wat houden deze maatregelen in?

De leden van de SP-fractie merken op dat op dit moment het Visuminformatiesysteem (VIS) en de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) niet aan elkaar worden gekoppeld, omdat bij beide verschillende partijen bevoegd zijn om de verschillende gegevens in te zien. Hoe zit dat straks als er meerdere biometrische gegevens worden opgeslagen die door nog meer partijen wel of niet mogen worden ingezien? Hoe zal het inzien in de praktijk door de verschillende ketenpartners verlopen?

Deze leden vragen voorts hoe het nu precies zal gaan met de gegevens die decentraal worden opgeslagen op de diplomatieke of consulaire posten. Deze worden straks opgeslagen in de BVV en niet langer slechts decentraal op desbetreffende posten. Betekent dit dat de biometrische gegevens niet alleen op de posten zullen worden opgeslagen, maar ook in de BVV? Zo ja, waarom wordt dit dubbel gedaan? Waarom is er niet voor gekozen om deze systemen aan elkaar te koppelen?

6. De verwerking van gegevens

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering meldt dat de verkregen gegevens in beginsel alleen binnen de vreemdelingenketen en ten behoeve van het vreemdelingenbeleid worden gebruikt. Zij vragen wat precies wordt bedoeld met in beginsel. In welke gevallen worden de gegevens buiten de vreemdelingenketen gebruikt?

Voornoemde leden merken op dat gegevens ook aan derden kunnen worden verstrekt. Zij vragen welke derden dat zijn. Hoe wordt getoetst of een verzoek van een derde voldoet aan het bestaan van een redelijk vermoeden dat de betrokkene verdacht is? Wordt hierbij getoetst aan het Nederlandse criterium of wordt de maatstaf van het land gebruikt waar het verzoek van afkomstig is? Zijn er waarborgen om er voor te zorgen dat de gegevens van betrokkene niet in de handen vallen van een mogelijk kwaadwillende overheid uit zijn land van herkomst?

Elke vreemdeling die in de BVV wordt geregistreerd krijgt zijn eigen vreemdelingennummer. Hierbij wordt ook verwezen naar de Wet Modern Migratiebeleid. Tot op heden is deze wet nog steeds niet in werking getreden vanwege de vertraging van de inwerkingtrding van INDiGO. Kan de regering aangeven wanneer de Wet Modern Migratiebeleid wel in werking treedt? Betekent het niet in werking treden van de Wet Modern Migratiebeleid ook dat het onderhavige wetsvoorstel niet in werking kan treden indien het door de Kamers is aangenomen?

De leden van de PVV-fractie merken op dat uit het voorgestelde artikel 107, negende lid, aanhef en onder b, Vw 2000 voortvloeit, dat de opgeslagen biometrische gegevens tot maximaal tien jaar nadat de aanvraag tot het verlenen van een mvv is afgewezen zullen worden bewaard. In geval van rechtmatig verblijf zullen de biometrische gegevens van de betrokken vreemdeling van wie het rechtmatig verblijf is geëindigd en Nederland aantoonbaar heeft verlaten ook maximaal tien jaar worden bewaard. Van de vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd of die ongewenst is verklaard, zullen de gegevens tot maximaal tien jaar na afloop van de geldigheidsduur van het inreisverbod dan wel de ongewenstverklaring worden bewaard. Eerder is echter voorgesteld om een termijn van twintig jaar aan te houden. In de memorie van toelichting is in dit verband aangegeven dat de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de ACVZ een termijn van twintig jaar te lang vinden en dat de termijn met het oog op het proportionaliteitsvereiste is verkort tot tien jaar. Voornoemde leden achten het echter van groot belang dat de biometrische gegevens van vreemdelingen zo lang mogelijk bewaard blijven met het oog op een zo effectief mogelijke identiteitsvaststelling. Een termijn van twintig jaar is daarom volgens deze leden te verkiezen boven een termijn van tien jaar. Is de regering bereid om de bewaartermijn alsnog op twintig jaar te stellen?

De leden van de CDA-fractie hebben, mede in verband met de problemen die recentelijk zijn gesignaleerd van vingerafdrukken op paspoorten, een vraag over de opslag van de biometrische gegevens in de BVV. Zij vragen of en op welke wijze de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de opgeslagen gegevens voldoende is gewaarborgd. Is het systeem voldoende beveiligd tegen fraude met en diefstal van gegevens?

De leden van de SP-fractie vinden het goed om te zien dat de bewaartermijn al is bijgesteld van twintig naar tien jaar. Zij hebben hierover een aantal opmerkingen. Het is deze leden niet duidelijk hoe deze termijn nu precies gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor het doel waarvoor het gebruikt wordt. Het enkel stellen hiervan maakt de bewering nog geen waarheid.

Gegevens kunnen uiteindelijk in de BVV bewaard blijven zolang een vreemdeling in Nederland verblijft en niet tot Nederlander naturaliseert. Betekent dit dus dat de kans aanwezig is dat gegevens zijn of haar hele leven lang bewaard kunnen blijven? Voorziet de regering niet dat deze kans zal toenemen naarmate de eisen aan naturalisatie steeds strenger worden? Geldt de bewaartermijn van tien jaar ook vanaf moment van het verlenen van een verblijfsstatus? Hoeveel meer procedures verwacht de regering door inwerkingtreding van dit wetsvoorstel? Wordt hier extra capaciteit voor vrijgemaakt? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?

Voornoemde leden merken op dat voor de verificatie van de identiteit van een persoon in eerste instantie twee vingerafdrukken worden afgenomen en vergeleken met aanwezige gegevens in de BVV. Deze leden nemen aan dat verificatie in eerste instantie bij elke vreemdeling gebeurt. Of gebeurt dat alleen als deze een document heeft?

Met betrekking tot het voorgestelde artikel 107, zesde lid, Vw 2000 vragen de aan het woord zijnde leden wanneer een redelijk vermoeden ontstaat dat een verdachte een vreemdeling is. De regering noemt het voorbeeld indien een strafbaar feit dicht bij een asielzoekerscentrum (AZC) wordt gepleegd. Wordt dan het hele AZC doorgelicht? Zo ja, in hoeverre is dit proportioneel? Kan de regering de voorbeelden uit de memorie van toelichting verder toelichten of andere, duidelijkere, voorbeelden noemen? Hoe gaat de regering voorkomen dat bij het minste of geringste gegevens worden verstrekt? Vreest zij daarbij niet dat mensen met een kleurtje eerder worden gepakt?

In onderdeel b wordt aangegeven dat vingerafdrukken ook mogen worden gebruikt wanneer een opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland. Kan daar een uitgebreidere toelichting op worden gegeven?

De leden van de D66-fractie lezen dat beschikbare biometrische gegevens alleen kunnen worden toegepast voor de doeleinden beschreven in artikel 107, tweede lid, onderdeel a, Vw 2000. Deze doeleinden zijn gekoppeld aan de uitvoering van een tweetal wetten en daarop gebaseerde regelgeving. Dat komt deze leden voor als een wat ruime doelbinding.

Op welke wijze wordt daarmee precies de zogenaamde «function creep» voorkomen, oftewel dat de behoefte ontstaat om gegevens ook voor andere doeleinden te gebruiken?

Deze leden lezen dat biometrische gegevens van vreemdelingen ook kunnen worden gebruikt voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Zij vragen hoe deze bepaling zich verhoudt tot internationale en Europese regelgeving aangaande vreemdelingen en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) in het bijzonder? Op grond waarvan komt de regering tot de conclusie dat de ook in het verleden al gehanteerde regels voor toepassing in de strafrechtketen, ook voor het onderhavige voorstel voldoende waarborgen bieden?

De regering is van mening dat er sprake dient te zijn van een redelijk vermoeden dat verdachte een vreemdeling is. Voornoemde leden vragen op dit punt om een nadere toelichting van de wijze waarop opsporingsinstanties tot dit redelijke vermoeden komen. Welke criteria worden daarvoor relevant geacht en welke instructie krijgen officieren van justitie voor de afweging van dit aspect en om te voorkomen dat vreemdelingen onterecht in de strafrechtketen terecht komen met verstrekkende gevolgen voor hun verblijfsrecht?

Deze leden lezen dat de enkele betrokkenheid bij een strafrechtelijk onderzoek geen consequenties zal hebben voor het reeds verleende verblijfsrecht. Wat wordt hier verstaan onder betrokkenheid? Geldt deze stellingname ook voor een achteraf geconstateerde onterechte aanwijzing als verdachte?

Indien een vreemdeling onterecht in de strafrechtketen terecht is gekomen, hoe wordt dan voorzien in correctie van de aantekening in zijn dossier?

De leden van de D66-fractie lezen in het voorstel dat de uitwisseling van biometrische gegevens met het land van herkomst kan worden aangemerkt als zwaarwegend algemeen belang indien de terugkeer ermee gemoeid is zoals gesteld in artikel 77 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Op welke schaal worden deze gegevens door Nederland uitgewisseld met derde landen? Welke criteria stelt de regering daarbij om ten minste enig beschermingsniveau aan de vreemdeling te bieden tegen oneigenlijk gebruik door derden?

Deze leden vragen hoe de voorgestelde uitbreiding zich verhoudt tot de regels en afspraken die in Europees verband zijn gemaakt over de toepassing van biometrie ter identificatie van vreemdelingen? De Europese regels zien op een coherente aanpak ten aanzien van de invoering van biometrische identificatiemiddelen in visa, verblijfstitels en paspoorten. In hoeverre zien deze Europese regels ook op de uitgebreide toepassing zoals voorgelegd in het onderhavige voorstel? Op basis van welke verordening of richtlijn is deze toepassing gelegitimeerd?

Voornoemde leden lezen dat een aantal andere Europese landen ook gebruikmaken van het verwerken van tien vingerafdrukken. Welke ervaringen hebben zij daar tot nog toe mee opgedaan? In een aantal andere Europese landen is nog discussie gaande over het eventueel verwerken van tien vingerafdrukken. Welke hete hangijzers kennen die discussies?

Het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen is niet nieuw. Deze leden stellen vast dat in het onderhavige voorstel niet wordt ingegaan op de reeds opgedane ervaringen. Hoe kwalificeert de regering de ervaringen met de bestaande toepassing?

De afname van biometrische gegevens vormt geen extra voorwaarde voor toegang, verblijf of toelating tot Nederland. De aan het woord zijnde leden lezen dat het voorstel een extra hulpmiddel betreft ten behoeve van identiteitsvaststelling. Welke consequenties zijn er voor vreemdelingen bij wie de identiteit niet door middel van biometrische kenmerken kan worden vastgesteld? Hoe vaak komt het voor dat de toepassing van dit hulpmiddel niet toereikend is om de identiteit van de vreemdeling vast te stellen?

7. Grondrechtelijk kader

De leden van de PVV-fractie lezen dat Nederland van begin 2008 tot en met september 2011 bij iets minder dan 44 000 asielaanvragen de vingerafdrukken succesvol in Eurodac heeft geregistreerd. In maar liefst 7500 gevallen is daarbij gebleken dat de betreffende asielzoeker al eerder in Nederland verbleef en in Eurodac was geregistreerd, terwijl in bijna 16 000 gevallen de betreffende asielzoeker al eerder door één of meerdere andere Dublin-landen in Eurodac bleek te zijn geregistreerd. Andere EU-lidstaten hebben in diezelfde periode circa 1700 asielzoekers succesvol geïdentificeerd voor een claim bij Nederland. Hierbij is opgemerkt dat op dit moment nog niet kan worden aangetoond of onder de asielzoekers ook personen aanwezig zijn die eerder op een andere verblijfsgrond in Nederland zijn geweest, omdat fraude tot nu toe niet wordt geregistreerd.

Zijn of worden thans maatregelen getroffen om gevallen van fraude te registreren? Zo ja, wat houden deze maatregelen in? Zo nee, waarom zijn dergelijke maatregelen tot nog toe achterwege gebleven en is de regering bereid om deze omissie in het beleid zo snel mogelijk te herstellen?

De leden van de CDA-fractie waarderen de in de memorie van toelichting gegeven uitvoerige en gedegen beschrijving van de huidige en de op basis van het wetsvoorstel toekomstige praktijk van het verwerken van biometrische kenmerken van vreemdelingen. Naar de mening van deze leden is bij de uitwerking van de beschreven maatregelen sprake van een juist evenwicht tussen enerzijds het streven naar het zoveel mogelijk voorkomen van identiteit- en documentfraude en illegaliteit en anderzijds de eerbiediging van de aan artikel 11 van de Grondwet, artikel 8 EVRM en artikel 3 EU-Handvest ontleende grondrechten van de betrokken vreemdelingen, te weten het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De mede uit het wetsvoorstel voortvloeiende inbreuken op deze grondrechten achten deze leden gerechtvaardigd. In dit verband constateren zij dat op basis van de in de brief van 29 april 2011 geschetste kabinetsvoornemens inzake de nadere invulling van de regeerakkoordpassage over informatiebeveiliging en bescherming van persoonsgegevens (Kamerstuk 32 761, nr. 1), alsmede de motie Franken c.s. (Kamerstuk I 31 051, D) een privacy impact assessment is uitgevoerd. Daaruit en uit de beschrijving van de voorwaarden waaronder biometrische gegevens worden afgenomen, opgeslagen, beschikbaar gesteld of vernietigd, ontlenen deze leden het vertrouwen dat een en ander met voldoende waarborgen is omkleed. Het wetsvoorstel kent bovendien een evaluatiebepaling. Op die manier kan te zijner tijd worden beoordeeld hoe het wetsvoorstel in de praktijk uitwerkt en of de regelgeving eventueel moet worden aangepast. Deze leden willen graag de evaluatie afwachten en hebben verder geen vragen of opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben het idee dat de doelen voor het afnemen van de vingerafdrukken erg rekbaar zijn. Kan de regering garanderen dat er hier geen sprake is van een opsporingsregister dat aan de Kamer verkocht wordt als een soort anti-fraudemaatregel?

Er wordt gesteld dat de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) d.d. 4 december 2008 (zaken 30562/04 en 30566/04) niet van toepassing is op dit wetsvoorstel. Er is volgens de regering immers geen sprake van een justitiële databank, maar van een vingerafdrukkendatabase ter bevordering van identificatie. Erkent de regering dat niet alleen de identiteitsvaststelling en fraudevoorkoming tot doel wordt gesteld, maar eigenlijk ook onder andere de opsporing en vervolging van strafbare feiten, onderzoek naar misdaden tegen de staatsveiligheid en ten behoeve van identificatie van slachtoffers bij rampen en ongevallen? De gegevens kunnen voor een heleboel doeleinden worden gebruikt. Waar legt deze regering de grens? Deze leden vrezen bovendien de voorwaarden tot toegang voor opsporing steeds ruimer geïnterpreteerd zullen worden onder druk van de samenleving, die eist dat criminelen opgespoord en berecht worden. Kan de regering aangeven hoe zij dit gaat voorkomen en of zij kan garanderen dat het databestand met biometrische kenmerken niet zijn eigen vraag zal creëren.

Is er bekeken hoe op een andere manier in de veiligheid van Nederland kan worden geïnvesteerd? Hierbij denken deze leden aan het uitbreiden van mankracht bij de Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie. Waarom lukt het volgens de regering niet om illegale vreemdelingen, al dan niet crimineel, op een andere manier op te sporen dan door invoering van onderhavige vergaande maatregelen? Wordt met de maatregelen in dit wetsvoorstel niet elke vreemdeling als verdacht aangemerkt?

Voornoemde leden zijn van mening dat fraude zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Toch hebben zij er problemen mee dat absoluut niet bekend is hoe groot het fraudeprobleem is. Op die manier kan immers de effectiviteit van een maatregel slecht worden vastgesteld. Kan de regering aangeven hoe zij denkt dat een maatregel effectief kan worden genoemd als niet bekend is hoe groot een probleem is? Hoe zal de evaluatie dan secuur kunnen plaatsvinden? Kunnen fraudegevallen geen enkele manier bijgehouden worden om een beter inzicht te kunnen krijgen in de problematiek?

Waarom is er voor gekozen om bij algemene maatregel van bestuur te regelen dat kinderen beneden een bepaalde leeftijd zullen worden uitgezonderd? Waarom wordt dit niet bij wet geregeld? Het verzamelen van biometrische kenmerken maakt een dusdanige inbreuk op het leven en lichaam van personen dat deze leden het belangrijk vinden dat ook uitzonderingen bij wet geregeld dienen te worden. Wat wordt bedoeld met personen bij wie het fysiek onmogelijk is om vingerafdrukken af te nemen? Waarom zal dit ook bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld en niet bij wet?

8. Organisatorische en financiële consequenties

De leden van de SP-fractie lezen dat de bekostiging van de uitbreiding van de toepassing van biometrie neerkomt op een totaal van in ieder geval 16,4 mln. Het is niet duidelijk welke kosten voortvloeien uit onderhavig wetsvoorstel en welke uit Verordening EG nr. 380/2008 van de Raad van 18 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. Kan dit toegelicht worden? Wordt de Kamer geïnformeerd als de kosten oplopen? Wanneer zal het implementatieplan nader zijn uitgewerkt? Zal dit gereed zijn voor aanvang van de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel? Hoe kan de regering stellen dat deze kosten proportioneel zijn voor het oplossen van een probleem waarvan de omvang niet bekend is?

Wat gaat de regering doen om de opgeslagen vingerafdrukken te beveiligen, zodat onbevoegde derden zich hier geen toegang toe kunnen verschaffen? Hoeveel meerkosten zal dit met zich meebrengen?

De leden van de D66-fractie constateren dat met de uitbreiding van de toepassing van biometrische gegevens bij vreemdelingen, zo’n 2 miljoen gemoeid is. Is dit bedrag nog steeds actueel? Hoe is de dekking van dit bedrag geregeld nu de kosten zijn gespreid over diverse ketenpartners?

De ondervoorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts