Kamerstuk 33127-60

Reactie op de amendementen op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wmo in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid

Dossier: Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid


Nr. 60 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2012

Hierbij gaat een reactie van de regering op de amendementen op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wmo in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid.

1. Amendement nr. 6 (SP)

Het amendement strekt ertoe, een specifieke uitkering voor begeleiding te introduceren.

Reactie

Het kabinet vindt het niet wenselijk dat voor begeleiding een specifieke uitkering wordt geïntroduceerd. De bezwaren zijn dat een specifieke uitkering leidt tot toename van administratieve lasten en de mogelijkheden tot flexibel beleid vermindert. Overigens heeft de SP hetzelfde systeem van de specifieke uitkering willen introduceren voor de huishoudelijke verzorging maar de Eerste Kamer heeft het voorstel daartoe onlangs verworpen.

Het amendement wordt ontraden.

2. Amendement nr. 10 (GL, D66 en PvdA)

Het amendement beoogt de huidige situatie rond het pgb, waarin iemand die recht heeft op een individuele voorziening altijd de keuze heeft tussen zorg in natura en een pgb («moet-bepaling») in de Wmo te handhaven.

Reactie

Ondanks het beschikbaar stellen van € 500 mln aan extra middelen voor het pgb zag het kabinet zich geconfronteerd met een dreigende overschrijding van de pgb-regeling van € 700 mln. Het kabinet heeft in dit verband op 1 januari jl. maatregelen getroffen, die ook de functie begeleiding raken. Gemeenten moeten in het verlengde van deze maatregelen in staat worden gesteld het pgb te bestemmen voor die mensen die dat echt nodig hebben.

Daarom regelt de wet dat de gemeente de cliënt moet compenseren indien deze als gevolg van een beperking niet kan deelnemen aan de samenleving. Dat staat voorop. Indien dat niet kan door het aanbieden van een voorziening in natura, dan moet de gemeente een pgb aanbieden. Dit amendement ontneemt gemeenten die mogelijkheid, waardoor dit amendement aanzienlijke financiële consequenties heeft.

Het amendement wordt ontraden.

3. Amendement nr. 11 (SP)

Het amendement strekt ertoe, een aantal terminologische wijzigingen in het wetsvoorstel terug te draaien.

Reactie

De terminologische wijzigingen hebben geen beleidsmatige wijzigingen tot doel noch geven deze een inhoudelijke kwalificatie van de huishoudelijke verzorging. Ik acht de aanpassingen wel wenselijk voor een goed begrip. Zo is het begrip huishoudelijke verzorging een «oud» AWBZ begrip en gebruiken de gemeenten al jaren het begrip huishoudelijke hulp, juist ook om de vernieuwende kansen ten opzichte van de AWBZ te benadrukken. Overigens is de wens om deze terminologie aan te passen niet ingegeven door mijn visie op het aanbesteden. Bij de vraag hoe moet worden aanbesteed, gaat het om de vraag of feitelijk sprake is van zorg of van «poetsen». Dat heeft geen relatie met de terminologie.

Het amendement wordt ontraden.

4. Amendement nr. 15 (CU)

Het amendement strekt ertoe het kortdurend verblijf niet onder te brengen onder de Wmo, maar dit in de AWBZ te houden.

Reactie

Ik zie de decentralisatie van begeleiding en het kortdurend verblijf mede als een kans om de mantelzorgondersteuning (en specifiek respijtzorg) een impuls te geven. Het Transitiebureau ontwikkelt daartoe nu een handreiking.

Kortdurend verblijf wordt samen met de functie begeleiding gedecentraliseerd omdat de onderliggende zorgvraag bij kortdurend verblijf wezenlijk anders is dan bij verblijf. Het gaat om passende ondersteuning (respijtzorg) van mantelzorgers in de thuissituatie om zorg voor bijvoorbeeld een kind zo lang mogelijk thuis vol te houden. Zorgvraag bij verblijf is de uiteindelijk onvermijdelijke vraag of er een passende permanente woonsituatie met zorg is. Op een natuurlijk moment vaak ergens in de late tienerjaren of als twintiger of bij ouderen met dementie verschuift de zorgvraag van mantelzorgondersteuning/respijtzorg voor cliënt en familie («thuis wonen ondersteunen») naar de vraag naar een passende permanente woonsituatie met zorg («uit huis gaan»). De vraag naar ondersteuning van cliënt en familie om de zorg thuis vol te houden is een vraag die in het Wmo-domein met maatwerk kan worden ingevuld.

Daarnaast kan de gemeente meer maatwerk leveren bij de invulling van respijtzorg (die niet altijd tot logeren hoeft te leiden). Respijtzorg kan in veel vormen, zoals thuisbegeleiding, dagopvang, via buddyzorg of met logeren. Het kan met vrijwillige en professionele zorg. En tenslotte kan ook ten aanzien van de omvang van respijtzorg de gemeente meer maatwerk leveren.

Dit amendement leidt ook tot een besparingsverlies. Het gaat hierbij om € 15 mln.

Het amendement wordt ontraden.

5. Amendement nr. 16 (SP)

Het amendement strekt ertoe, de begeleiding in de AWBZ te houden als de cliënt ook een indicatie heeft voor verzorging en verpleging.

Reactie

Ik ben van mening dat gemeenten uitstekend in staat zijn om rekening te houden met het feit dat mensen naast begeleiding vanuit de Wmo ook nog andere vormen van ondersteuning en zorg vanuit de AWBZ nodig hebben. Indien nodig kan de gemeente er daarbij voor kiezen een pgb te verstrekken.

Het Transitiebureau ondersteunt daarbij waar nodig gemeenten, bijvoorbeeld met handreikingen over inkoop en opdrachtgeverschap. Ik zie dan ook geen reden om voor deze groep een uitzondering te maken. Het zou ook leiden tot het risico van een aanzuigende werking bij de AWBZ.

Het amendement wordt ontraden.

6. Amendement nr. 19 (CU)

Het amendement strekt ertoe, de specialistische begeleiding en kortdurend verblijf voor mensen met een zintuiglijke handicap in de AWBZ te houden. Bij amvb worden die groepen zintuiglijk gehandicapte personen aangewezen.

Reactie

Ik ben van mening dat gemeenten in staat zijn om iedereen die zich aan het loket meldt voor ondersteuning op een geschikte manier te woord te staan en om de hulpvraag te beoordelen en tot een afgewogen oordeel te komen. Mensen met een zintuiglijke handicap zijn er in het algemeen zeer op gebrand om zo veel mogelijk te participeren in de maatschappij. Ik ben met vertegenwoordigers van deze sector en met cliënt- en patiënt-organisaties in overleg over de wijze waarop we de ondersteuning zo goed mogelijk kunnen organiseren.

Vanuit het Transitiebureau wordt alle ondersteuning geboden die nodig en wenselijk is zoals een model voor centrale leveringsvoorwaarden, zodat ook voor deze groep de juiste ondersteuning geboden kan worden.

Het amendement wordt ontraden.

7. Amendement 20 (SGP)

Het amendement verplicht gemeenten om een persoonsvolgend budget aan te bieden. Hiermee wordt het mogelijk om ook zorg af te nemen bij aanbieders die niet door de gemeente gecontracteerd zijn.

Reactie

Ik vind keuzevrijheid voor de cliënt van groot belang. Deze keuzevrijheid is ook in de Wmo geborgd. De ondersteuning van een cliënt dient daarnaast afgestemd te zijn op diens persoon, diens levensbeschouwelijke overtuigingen, eigen specifieke beperkingen en juist ook mogelijkheden, zowel lichamelijk als psychisch.

Ik zie een aantal bezwaren tegen dit amendement. Er wordt een nieuw begrip (het persoonsvolgend budget) in de Wmo geïntroduceerd waarbij het lijkt te gaan om een mengvorm van zorg in natura en het pgb. Dit is verwarrend voor de cliënt en de gemeente. Ook leidt het tot uitvoeringsproblemen en financiële risico’s. Dit vind ik onwenselijk.

Ten slotte ben ik geen voorstander van het beperken van de compensatieplicht door het opnemen van een jaarlijkse kilometerrestrictie.

Hoewel ik het idee sympathiek vind,  moet ik het amendement ontraden.

Het amendement wordt ontraden.

8. Amendement 21 (SP)

Het amendement strekt ertoe, dat ook de mantelzorger aanspraak kan maken op begeleiding.

Reactie

Het amendement maakt het mogelijk dat mensen die zelf geen beperking hebben, aanspraak kunnen maken op begeleiding. Ik begrijp de gedachte achter het amendement. Het leidt echter tot de mogelijkheid dat iemand die zelf geen beperking ervaart, zich tot de gemeente kan wenden met het verzoek om ondersteuning.

Wanneer de mantelzorger de zorg tijdelijk niet goed meer aan kan, ligt het in de rede een oplossing te vinden die zoveel mogelijk aansluit bij de oorzaak van het probleem van de mantelzorger, bijvoorbeeld de hoeveelheid zorg die de mantelzorger moet verlenen. Deze zorg kan dan worden overgenomen indien de gemeente meent dat mantelzorger een cliënt daar het beste bij geholpen zijn.

Een zelfstandig beroep van de mantelzorger op de compensatieplicht is dan ook niet wenselijk.

Het amendement wordt ontraden.

9. Amendement 22 (SP)

Het amendement strekt ertoe, het toezicht door de IGZ op organisaties die begeleiding en huishoudelijke hulp verlenen, te behouden.

Reactie

De primaire verantwoordelijkheid voor de gemeente vind ik belangrijk en passend in de sturingsfilosofie van de Wmo. Daarom is in het wetsvoorstel geregeld dat de IGZ nog tijdelijk toezicht houdt op de wijze waarop de gemeente het toezicht vorm zal geven. Ik vind het tijd dat er een eind komt aan de centrale invulling van wat verantwoorde zorg is.

IGZ, VNG en VWS geven inhoud aan het IGZ-systeemtoezicht, inclusief de invulling van het overdrachtdossier en de vraag- en adviesfunctie van de IGZ voor gemeenten.

Het amendement wordt ontraden.

10. Amendement 23 (SP)

Het amendement strekt ertoe, te regelen dat de aanspraak op begeleiding, ondersteuning, kortdurend verblijf, respijtzorg, mantelzorgondersteuning en huishoudelijke verzorging een recht is voor alle inwoners van Nederland.

Reactie

Dit amendement voegt niets toe aan de compensatieplicht van artikel 4. Voor zover de voorgestelde bepaling beoogt een bepaalde groep meer recht te geven dan de compensatieplicht met zich brengt, wijs ik dat af omdat dat strijdig is met de Wmo. Het staat ook haaks op alle ontwikkelingen tot het leveren van maatwerk door gemeenten die de afgelopen jaren in gang zijn gezet.

Het amendement wordt ontraden.

11. Amendement 24 (CU)

Het amendement beoogt ouders en andere bij de cliënt betrokkenen het recht te geven om voorafgaand aan het toewijzen van de begeleiding, zelf een plan op te stellen. De gemeenten moeten burgers op deze mogelijkheid wijzen en dat faciliteren.

Reactie

Ik vind dit een sympathiek amendement, dat past in de Welzijn Nieuwe Stijl ontwikkeling. Ik kan mij voorstellen dat een dergelijk plan de eigen regie van de burger versterkt en dat vind ik een goede zaak. Ik vind het ook prima wanneer gemeenten een dergelijk plan ondersteunen en willen faciliteren. Ik wil gemeenten daarbij echter niet op kosten jagen noch de administratieve lasten verhogen. Het initiatief tot het opstellen van een plan komt van de cliënt en zijn omgeving waarbij de gemeente verzocht kan worden om te faciliteren zoals bijvoorbeeld de gemeente Almere doet met het «Eigen Kracht»-model.

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

12. Amendement 25 (D66)

Het amendement strekt ertoe een meldplicht te regelen bij calamiteiten en geweld en creëert de mogelijkheid nadere regels te stellen over de inrichting en opzet van het meldpunt.

Reactie

Dit amendement benadrukt de plicht voor gemeenten een meldpunt in te stellen voor de melding van calamiteiten en geweld bij de verlening van maatschappelijke ondersteuning. Ik vind dit een goede zaak. Calamiteiten en geweld vereisen een zorgvuldige afhandeling. Ik vind het dan ook verstandig om ten aanzien van dit onderwerp de bevoegdheid te hebben, nadere regels te stellen. Ik verwijs hierbij ook naar de Wet op de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het wetsvoorstel Beginselenwet Zorg, waarin de meldplicht voor geweld in de zorgrelatie wordt geregeld. De voorstellen liggen in de Tweede Kamer.

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

13. Amendement nr. 28 (PvdA)

Het amendement beoogt te regelen dat voor «specifieke groepen cliënten» de invulling van de compensatieplicht niet aan de gemeente wordt overgelaten, maar dat «landelijk kennis en expertise wordt gebruikt»(bijv. voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel of met ernstige meervoudige problematiek).

Reactie

Het idee van landelijke kennis en expertise is heel goed. Iets anders is dat ik dat niet wettelijk wil verankeren. Dat legt een nieuwe verplichting bij gemeenten en leidt tot extra kosten. Bovendien geldt voor alle cliënten dat de gemeente zorgvuldig moet omgaan met aanvragen om ondersteuning en zich moet afvragen of de juiste expertise voorhanden is. Dit amendement raakt de kern van een juiste toepassing van de compensatieplicht.

Overigens is het niet wenselijk om de term «specifieke groepen» te codificeren, omdat het niet mogelijk is die eenduidig te definiëren. Ook is niet duidelijk welke groepen in de te maken algemene maatregel van bestuur als specifieke groep zouden moeten worden aangeduid.

Het amendement wordt ontraden.

14. Amendement nr. 29 (PvdA)

Het amendement stelt een Wmo-raad verplicht in iedere gemeente, die een afspiegeling vormt van de Wmo gebruikers in de gemeente en die externe expertise kan inhuren voor advies. Ook regelt het amendement de financiering van de Wmo-adviesraad.

Reactie

In artikel 11 Wmo is vastgelegd dat het college van B&W de ingezetenen van de gemeente betrekt bij de voorbereiding van het beleid. De inspraak die met dit amendement wordt beoogd, is dus al wettelijk verankerd. Het overgrote deel van de gemeenten heeft deze inspraak en betrokkenheid vormgegeven door het instellen van Wmo-raden. Over de wijze waarop de Wmo-raden hun activiteiten inrichten en de wijze waarop gemeenten deze raden financieren, wil ik geen nadere regels stellen. Die ruimte laat ik aan gemeenten.

Daar komt nog bij dat ik de landelijke cliënt- en patiëntorganisaties en de koepel van Wmo-raden heb gevraagd om voor de toerusting van Wmo-raden en regionale en lokale belangenbehartigers een programma te ontwikkelen en uit te voeren. Ik stel hier een fors bedrag voor ter beschikking.

Het amendement wordt ontraden.

15. Amendement nr. 30 (PvdA en CU)

Het amendement strekt ertoe, de begeleiding in geval van palliatieve zorg in de AWBZ te houden.

Reactie

Palliatieve zorg is van wezenlijk belang om de kwaliteit van leven in de laatste levensfase te waarborgen, waarvan waardig sterven vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt. De keuze van de cliënt en zijn naasten waar en op welke manier men zor,g wil ontvangen is het uitgangspunt. In de AWBZ is daar de ZZP-10 voor beschikbaar. In de inkoopleidraad 2013 van ZN is geregeld dat dat bij alle instellingen kan worden geboden. Bij palliatieve zorg gaat het om zorg voor elkaar waarbij professionals, naasten, mantelzorgers en vrijwilligers betrokken zijn. De zorg wordt zo dicht mogelijk rondom de cliënt georganiseerd. Bij dit denken rondom de cliënt en zijn naasten past het om de begeleiding, ook bij palliatieve zorg, vanuit de gemeente te laten regelen. Gemeenten kennen de lokale mogelijkheden goed en kunnen verbindingen leggen tussen professionele zorg en de mogelijkheden en activiteiten van vrijwilligers. De cliënt kan zo lang mogelijk deel uit blijven maken van de lokale gemeenschap (verenigingsleven, kerk, etc.) en het netwerk kan erbij betrokken worden. Zo kan aandacht besteed worden aan alle aspecten, niet alleen de zorg maar ook de spirituele en psychosociale hulp.

Het amendement wordt ontraden.

16. Amendement nr. 31 (PvdA)

Het amendement beoogt te regelen dat bij de inhoudelijke beoordeling of een individuele voorziening passend is of dat een pgb wordt toegekend, door de cliënt externe expertise kan worden ingeroepen als second opinion.

Reactie

Het amendement is overbodig, omdat gemeenten al de mogelijkheid hebben om externe expertise in te roepen. Bovendien moet de gemeente bij àlle cliënten zorgvuldig omgaan met aanvragen om ondersteuning en zich afvragen of de juiste expertise voorhanden is. Ook is in de Wmo Modelverordening opgenomen dat het college advies in bepaalde gevallen advies inwint. Dit voorbeeld geeft aan dat gemeenten hun eigen verantwoordelijkheid in deze serieus nemen. Een algemene verplichting leidt tot extra kosten.

De rechter toetst vol op de motivering van de gemeentelijke beslissing een pgb al dan niet toe te kennen – zeker bij een nieuwe bepaling als de wet nu introduceert.

Het amendement wordt ontraden.

17. Amendement 32 (CU)

Het amendement strekt ertoe de specialistische begeleiding van mensen bij wie enige ondoelmatigheid niet problematisch is, uit te zonderen van de decentralisatie.

Reactie

De indiener stelt voor om de begeleiding niet over te hevelen voor jongeren met een zware zorgvraag die thuis willen blijven wonen. Ook mevrouw Wolbert heeft in haar inbreng om aandacht voor deze groep gevraagd.

Het gaat hierbij om een groep cliënten die een relatief zware zorgvraag hebben, maar waarvan de zorg en ondersteuning gericht is op het thuis of (begeleid) in de eigen omgeving wonen, het zoeken naar een passende baan en de inzet van mantelzorg.

Door deze verwevenheid tussen de zorgvraag, mantelzorg en (maatschappelijke) participatie is het voor deze jongeren juist logisch om de gemeenten als aanspreekpunt te creëren.

Ik ga er daarbij vanuit dat gemeenten net zoals binnen de AWBZ de juiste ondersteuning en zorg voor deze jongeren organiseren.

Het amendement wordt ontraden.

18. Amendement 33 (VVD)

Het amendement regelt dat iemand die recht heeft op een individuele voorziening net als in de huidige wet, altijd de keuze blijft houden tussen zorg in natura en een pgb («moet» bepaling) en dat die keuze niet bestaat voor begeleiding en kortdurend verblijf.

Reactie

Het amendement grijpt in de keuzevrijheid voor gemeenten. Ik vind dat niet wenselijk. Ik vertrouw er ook op, dat gemeenten hun verantwoordelijkheid in deze ten volle nemen. Het amendement is bovendien kostenopdrijvend en leidt tot extra uitgaven van circa € 85 mln.

Het amendement wordt ontraden.

19. Amendement nr. 34 (VVD en PVV)

Het amendement legt op het college van B&W de verplichting om ervoor te zorgen dat de individuele voorziening zo goed mogelijk is afgestemd op zorg waarop betrokkene ingevolge de AWBZ recht heeft.

Reactie

De gedachte die uit het amendement spreekt, sluit aan bij hoe de gemeente naar mijn overtuiging te werk zou moeten gaan. Ook zonder wettelijke verplichting.

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

20. Amendement nr. 36 (PvdA)

Het amendement beoogt te regelen dat houders van een gehandicaptenparkeer-kaart geen parkeergeld meer hoeven te betalen.

Reactie

Dit tast de gemeentelijke beleidsvrijheid en financiële autonomie van de gemeenten aan. Dit past ook niet in het gedecentraliseerde Wmo-systeem.

Het amendement leidt tot ongelijke behandeling van mensen met een handicap en de vele minder mobiele ouderen die niet gehandicapt en mensen op minimum niveau die vanwege financiële belemmeringen minder mobiel zijn.

Het amendement wordt ontraden.

21. Amendement 37 (CU)

Het amendement strekt ertoe rekening dat gemeenten bij het maken van beleid aandacht hebben voor de pluriformiteit van de samenleving.

Reactie

Ik heb sympathie voor de gedachte achter dit amendement. In de Wmo is al bepaald dat de ondersteuning die geboden wordt moet aansluiten op de persoonskenmerken en de behoefte van de cliënt. Een gemeente dient dus rekening te houden met de pluriformiteit van haar burgers. Dat is ook één van de redenen voor de decentralisatie. Een gemeente kent haar eigen burgers immers goed. Het amendement sluit hier in die zin op aan en past bij de aanpak die ik voor ogen heb bij specifieke groepen.

Ik laat het oordeel over dit amendement ook aan de Kamer.

22. Amendement nr. 38 (VVD en PVV)

Het amendement strekt ertoe, te waarborgen dat gemeenten beschikken over de informatie over de AWBZ-zorg die zij nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen.

Reactie

De regering hecht er met de VNG aan dat de gemeenten voor de uitvoering van hun nieuwe taken kunnen beschikken over de noodzakelijke gegevens.

Met de nota van wijziging is erin voorzien dat de gemeenten op korte termijn de beschikking krijgen over de noodzakelijke gegevens voor de groep cliënten die in 2013 en uiterlijk per 2014 «overkomt» uit de AWBZ.

De regering wil samen met de VNG zorgvuldig in kaart brengen welke gegevens gemeenten meer structureel nodig hebben om hun verschillende taken in het kader van de Wmo goed te kunnen uitvoeren. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt tussen gezondheidsgegevens en andere persoonsgegevens enerzijds en andere – niet tot personen herleidbare gegevens anderzijds. En er zal goed worden gekeken naar de juridische en andere randvoorwaarden, waaronder standaardisatie, die gelden bij het regelen van die gegevensuitwisseling.

Het amendement loopt daarop vooruit en legt aan AWBZ-instanties verplichtingen op tot informatieverstrekking aan gemeenten. Daar spreken ook enkele leden van de Tweede Kamer over. Het nadeel van deze benadering is, dat een zorgvuldige toets – voor zover het betreft gezondheidsgegevens en andere persoonsgegevens – aan de privacywetgeving ontbreekt. Het is goed dat in het amendement een afstemmingsplicht op de AWBZ-zorg is vastgelegd. Dan staat immers vast dat gemeenten deze gegevens wel nodig hebben voor de uitvoering van hun taak. Ik heb u per brief van 23 maart jl. geïnformeerd over mijn voornemens tot standaardisatie van gegevens. Daarbij geldt overigens ook dat zorgkantoren mogelijkerwijs gegevens van gemeenten nodig hebben bij de beoordeling van de zorgaanspraken. Ik kom daar later op terug. Dat biedt mij ook de gelegenheid om voor de uitwerking amendement het College bescherming persoonsgegevens te raadplegen.

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

23. Amendement nr. 39 (GL)

Het amendement beoogt de inwerkingtreding van het wetsvoorstel uit te stellen tot 1 januari 2014.

Reactie

Zoals de regering uitvoerig in het debat heeft uiteengezet, houdt zij vast aan inwerkingtreding per 1 januari 2013.

In het amendement is niet voorzien in aanpassing van de overgangsbepalingen van artikel IX, derde en vierde lid, waarin voor de huidige ontvangers van begeleiding een overgangsperiode is vastgelegd. Door de gewijzigde datum van inwerkingtreding bestaat aan die leden geen behoefte meer (die zouden moeten vervallen), tenzij het amendement zodanig wordt aangepast dat het jaar 2014 het overgangsjaar wordt.

Het amendement wordt ontraden.

24. Amendement nr. 40 (VVD en PVV)

Dit amendement strekt ertoe te bepalen dat iemand met een vergoeding voor persoonlijke zorg in de AWBZ altijd recht heeft op een pgb in de Wmo.

Reactie

Het amendement doet af aan de keuzevrijheid voor gemeenten en miskent de bepaling dat de gemeente verplicht is een pgb aan te bieden indien de zorg niet toereikend kan worden geboden.

Het amendement wordt ontraden.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner