Kamerstuk 33118-107

Verslag van een algemeen overleg

Omgevingsrecht

Gepubliceerd: 25 april 2018
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA), Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: natuur en milieu organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33118-107.html
ID: 33118-107

Nr. 107 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 april 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben op 28 maart 2018 overleg gevoerd met mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President, over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President d.d. 8 maart 2018 over stelselherziening omgevingsrecht, Nationale Omgevingsvisie en taakverdeling bewindspersonen BZK en IenW (Kamerstukken 33 118 en 34 682, nr. 102);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 25 oktober 2017 over de planning voor het indienen van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 99);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 6 oktober 2017 over de herplanning stelselherziening omgevingsrecht en reactie op BIT-advies (Kamerstuk 33 118, nr. 98);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 29 september 2017 over het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur «Grond voor gebiedsontwikkeling; instrumenten voor grondbeleid in een energieke samenleving» (Kamerstukken 33 118 en 27 581, nr. 97);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 29 augustus 2017 over de visie op gezondheid en toegezegde reactie op advies Gezondheidsraad over het meewegen van gezondheid (Kamerstuk 28 663, nr. 69

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 6 juli 2017 over de rapporten onderzoek en evaluatie Wet verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (wet VTH) (Kamerstuk 33 118, nr. 96);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 juli 2017 over de voortgang stelsel Omgevingswetgeving (Kamerstuk 33 118, nr. 95);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 4 april 2017 ter aanbieding van de rapportage over de pieknormering (geluid) voor bedrijfsmatige activiteiten zoals deze is opgenomen in het ontwerpbesluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) (Kamerstuk 33 118, nr. 93).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Ziengs

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Hendrickx

Voorzitter: Koerhuis

Griffier: Roovers

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van Eijs, Laan-Geselschap, Ronnes en Van Tongeren,

en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. We beginnen met het algemeen overleg Omgevingsrecht. Ik heet het publiek, de Minister en de ambtenaren welkom. Ik geef graag het eerste woord aan mevrouw Laan-Geselschap van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Een AO over het omgevingsrecht. Het was even spitten naar wat omgevingsrecht is en waar we het vandaag over gaan hebben. De agenda is een soort vergaarbak; ik denk dat veel mensen blij zijn als we deze dag hebben gehad, want dan kunnen ze weer een hoop dingen afstrepen. Het is ook voor een Kamerlid af en toe ingewikkeld. Je vraagt je af waarover je nog iets te vinden hebt en waarover eigenlijk al is besloten, aangezien de brieven over sommige zaken die vandaag voorliggen ongeveer van driekwart jaar geleden zijn. Hier in huis denkt iedereen volgens mij dat er Kamerverkiezingen zijn en dat dan heel Nederland stilligt. Hier in huis denken we ook dat Nederland tijdens de daaropvolgende onderhandelingen nog ligt te slapen, maar dat is natuurlijk niet het geval. Voor de ambtenaren op de ministeries, die ik altijd met respect «de vierde macht» noem, gaat het leven ook gewoon door. Mijn vraag aan de Minister is dan ook: wat is daar in de afgelopen periode precies voorgevallen? Ik kom zo op een aantal details terug. Wat is de lijn geweest in het afgelopen jaar ten aanzien van bijvoorbeeld de NOVI? Daarover hebben we het nu niet, maar wel over de stukken die daarbij zijn overgedragen, ook in het kader van een ander ministerie.

De Omgevingswet en de bijbehorende implementatie is voor heel veel mensen in het land die hiermee te maken hebben de grootste verandering in regelgeving in Nederland; in ieder geval van de eeuw waarvan wij ons nog dingen kunnen herinneren. Dat vraagt heel veel van de betrokken mensen. Verandering, dat weten wij allemaal, roept van nature weerstand op. Maar wanneer je als overheid echt iets wilt veranderen, dan zul je door die weerstand heen moeten breken. Dat is in dit geval ingewikkeld, want voor de implementatie van de Omgevingswet is vooral een cultuuromslag bij decentrale overheden nodig. Die decentrale overheden, waar ik zo nog op terugkom, zijn er in verschillende mate ook al druk mee bezig. Het pakket van de Omgevingswet is bij de coalitieonderhandelingen overgeheveld van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar Binnenlandse Zaken. Een concrete vraag van de VVD aan de Minister is of zij inzicht kan verschaffen in de status van de interne cultuuromslag op haar ministerie. Het is namelijk nogal wennen als je als medewerker ooit gesolliciteerd hebt bij Infrastructuur en Waterstaat en je zit ineens bij BZK, waar toch echt een andere mentaliteit heerst. Wat is daarvan nu precies de status? Waar is het geland, wie is ermee bezig en hoe is de voortgang?

Dan het onderwerp dat ook op de agenda staat en waarover wij brieven hebben gekregen: het digitale stelsel. Daar hebben we vorige week een technische sessie over gehad waarbij drie van de partijen uit de Kamer aanwezig waren. Dat digitale stelsel zou wel eens het meest tastbare resultaat kunnen worden van de omslag van de Omgevingswet, en dat is bijzonder voor iets digitaals.

We hebben daar een aantal vragen over. Wat is nu de scope van het pakket dat volgend jaar wordt opgeleverd? Gaan we alle denkbare vergunningaanvragen verwerken in het systeem en is dit technisch gezien wel mogelijk? Een brief van 6 oktober 2017 geeft aan dat het ministerie over een basis-DSO nadenkt. Wat houdt dat precies in? Is het bruikbaar en technisch mogelijk? Er is sprake van de inkrimping van het aanbod, maar welke financiële gevolgen heeft dit?

Bij de technische sessie van afgelopen week heeft het Bureau ICT gezegd dat het een monnikenwerk wordt om alle definities van bijvoorbeeld dakkapellen bij alle gemeentes op een goede manier te omschrijven. Wat betreft de VVD is zulk monnikenwerk niet per se weggegooid geld. Als je één keer een goede inventarisatie van alles maakt en dat in een soort boekwerk zet, zou dat wat ons betreft iets kunnen zijn om echt in te investeren. Dat zijn incidentele kosten, geen structurele kosten. Wat zijn daar eventueel de kosten van?

Dan een laatste vraag over het DSO. Welke overheidspartijen, welke lagen, zijn er nu allemaal bezig met het opstarten van het digitale platform? Ik heb het specifiek alleen daarover. Wie werken daar op dit moment aan en hoe gaat de samenwerking?

Het AO gaat ook over de brief van de Minister over de implementatie in brede zin die we recent hebben ontvangen. Ik raad de liefhebbers aan die brief eens te lezen en te bekijken of men de verschillende plaatjes begrijpt. Ik heb het een aantal keer geprobeerd en ik raakte iedere keer de weg kwijt. Wat gebeurt er nou op welk moment? We hechten als VVD aan een gestage voortgang van dit majeure proces, omdat wij denken dat deze nieuwe Omgevingswet voor heel veel Nederlanders en ondernemers het leven echt makkelijker gaat maken. Maar hoe krijgt de Minister de partners mee in dit proces? Waar haalt ze de financiële middelen vandaan om de partners klaar te stomen voor de toekomst?

We hebben ook nog een vraag over de brief van 8 maart jongstleden, waarin de Minister ingaat op de vragen van de heer Ronnes en mijzelf over het bespoedigen van woningbouw. Ik weet dat woningbouw bij een collega zit, die hier waarschijnlijk niet voor niets aan tafel zit, zodat ik daar niet te veel over kan vragen. De Minister heeft het in de brief over het vereenvoudigen van processen voor duurzame en innovatieve projecten. Dat vind ik heel prachtige woorden, maar woningzoekenden hebben niet heel erg veel aan duurzame innovatieve projecten boven hun hoofd. Ze zoeken een dak boven hun hoofd en willen een huis voor zichzelf of voor hun partner en gezin. Hoe interpreteert de Minister haar woorden en hoe zorgt zij voor versnelling van reguliere woningbouwprojecten volgens de voorstellen die meneer Ronnes en ik samen hebben gedaan?

Voor de komende tijd gaan we het heel veel hebben over een NOVI, een POVI of een GOVI. Dat kost heel veel ambtelijke tijd en gemeenschapsgeld. De VVD wil graag dat daar duidelijkheid over komt en dat we besluiten kunnen nemen. Daarom steunen we de Minister in dit ingezette traject. We willen binnenkort ook een datum waarop we echt over de NOVI kunnen praten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We hebben een brief op poten gehad van de Unie van Waterschappen, VNG en IPO. Ik wil graag van de VVD weten: hoe weegt ze deze brief en hoe moet erop geacteerd worden? Er is kritiek op het proces, de inhoud en de financiën en er is zorg over de voortgang. Wat is de positie van de VVD?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank voor deze vraag. Dit is de reden waarom ik mijn verhaal heb ingestoken zoals ik dat heb gedaan. Volgens mij heb ik op drie verschillende manieren gevraagd hoe volgens de Minister op dit moment de samenwerking gaat. De brief op poten is van de partners en ik hoor graag van de Minister hoe zij deze inschat. Ik heb gevraagd hoe het werkt, financieel, qua samenwerking, alles. Wat ons betreft is de inzet dat het proces zo snel mogelijk op een goede manier gaat verlopen. Ik hoor graag de reactie van de Minister op deze brief.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat begrijp ik, we horen allemaal graag de reactie van de Minister. Mijn vraag was niet wat de Minister ervan vindt maar hoe de VVD-fractie dit weegt. Neemt de VVD-fractie dit serieus? Denkt de VVD-fractie ook dat dit een enorme vertraging gaat opleveren? Denkt de VVD-fractie dat dit een groot financieel risico is? Die vragen. Dus niet de vragen aan de Minister, dat horen we straks. Is de VVD serieus bezorgd of denkt de VVD dat dit allemaal wel goed gaat komen?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Mevrouw Van Tongeren zou vaker met mij om de tafel moeten zitten. Als ik bepaalde vragen stel, druk ik daarmee ook een bepaalde mening uit. De VVD hoopt en verwacht van dit kabinet, dat staat ook in het akkoord, dat dit zo snel mogelijk allemaal wordt ingevoerd. Maar kwaliteit staat voorop. En ja, ik heb hier zorgen over en neem de brief uitermate serieus, want het zijn serieuze partners. Ik kom uit het lokaal bestuur, dus ik weet hoe belangrijk dit is. Ik hoor graag hoe het ervoor staat en dan kan ik er mijn mening over vormen. Ik wil dus dat het voortgaat en ik maak mij inderdaad zorgen.

De voorzitter:

Oké, dank u wel, mevrouw Laan-Geselschap. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ronnes van het CDA, als de bel is afgelopen.

De heer Ronnes (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Er is terecht opgemerkt dat het een verzamelagenda is waar zelfs brieven op staan die misschien al driekwart jaar oud zijn, dus enigszins gedateerd. Maar het is goed om te zien dat er een brief bij zit met geactualiseerde informatie over de planning van onder andere de Omgevingswet. Ik ga een poging doen om de onderwerpen die wij van belang vinden, allemaal te behandelen in de komende vijf minuten.

Allereerst de Omgevingswet. Hoe nu verder? We hebben een uitgebreide brief ontvangen over de planning en taakverdeling tussen de bewindspersonen met betrekking tot de Omgevingswet. Hierover de volgende vraag aan de Minister. Kan zij expliciet letten op een proces waarbij tijdig en expliciet een moment van reflectie en politieke controle op het geheel mogelijk is?

Een van de zaken is de volgorde waarin onderdelen worden vastgesteld door de Tweede en Eerste Kamer. We pleiten ervoor om de invoeringswet als laatste vast te stellen, nadat alle andere wetten en AMvB's en overige delen, zoals aanvullingswetten, definitief zijn. Gemeenten, provincies en waterschappen maken zich zorgen over de inzet vanuit het Rijk. Zij missen de positie die het Rijk heeft om gezamenlijk invoeringsondersteuning te organiseren. Deze onduidelijkheid kan ertoe leiden dat gemeenten, provincies en waterschappen gaan temporiseren in de uitvoering. Dit is in de ogen van het CDA een onwenselijke ontwikkeling. Herkent de Minister dit, en zo ja, wat gaat zij hieraan doen?

Dan het digitale stelsel van de Omgevingswet. Wat gebeurt er met het dienstverleningsniveau van het DSO als het BIT-advies volledig wordt opgevolgd? Het BIT-advies spreekt onder andere van «onnodig complex»; het plan van eisen is onhelder en de financiële druk op het proces is enorm. De gemeenten, provincies en waterschappen vinden het van groot belang dat dienstverlening op het ambitieniveau blijft zoals dit bij het aannemen van de Omgevingswet is afgesproken. Denkt de Minister daar ook nog zo over?

Dan de Aanvullingswet grondeigendom. Een aantal punten moeten naar de mening van de medeoverheden voor indiening worden opgepakt. Deze punten helpen het bouwproces te versnellen. Het gaat om het versnellen van procedures bij onteigening, zelfrealisatie en over de gevolgen van rechterlijke uitspraken om voorkeursrecht minder vrijblijvend te maken. Kan de Minister aangeven hoe zij met deze wens van de medeoverheden om denkt te gaan?

Dan de noodwet bouwen. Op 6 februari is op initiatief van het CDA de Minister verzocht om op een zorgvuldige maar vooral ook snelle manier een noodwet in te voeren om het bouwen van woningen te kunnen versnellen. Er is een motie aangenomen waarin de regering is verzocht te onderzoeken welke delen van de nieuwe Omgevingswet via een noodwet of Crisis- en herstelwet naar voren kunnen worden gehaald. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?

Het punt van de koepelvergunningen speelt onder andere bij het Chemelot-terrein in Limburg. Blijft het systeem van koepelvergunningen in stand bij de nieuwe Omgevingswet? Op dit moment wordt op deze manier onder andere bij de High Tech Campus in Eindhoven en bij het Chemelot-terrein gewerkt. Op deze manier wordt ervaring opgedaan of een koepelvergunning een goed systeem is. Wij horen dat de eerste signalen nog niet positief zijn. Wat is de inzet van de Minister? Wordt het systeem van koepelvergunning verbeterd of gaat het overboord?

Dan het punt van financiële compensatie bij het afgeven van omgevingsvergunningen. Verschillende gemeentes en provincies gebruiken de huidige wettelijke kaders om een financiële bijdrage te vragen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze manier kunnen ze ontwikkelaars en initiatiefnemers een bijdrage vragen om buiten het plangebied zelf verbeteringen aan te brengen aan de ruimtelijke kwaliteit en zo de nadelige effecten te compenseren. Ik noem wat voorbeelden. De rood-voor-groenregeling om kwaliteit in het buitengebied te verbeteren. De landgoederenregeling om cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten in de landgoederenzones te verbeteren. Het sloopfonds, waarmee ze kunnen regelen dat voor elke nieuw te bouwen woning een bijdrage wordt geleverd om elders een woning te slopen. We denken dat deze financiële compensatieregeling ook mogelijkheden biedt voor binnenstedelijke transformatieopgaven in de toekomst, waarbij een gebiedsgerichte benadering kan zorgen voor het omtoveren van monumentale industriële bedrijfscomplexen tot aantrekkelijke woongebieden. Hoe wordt dat in de Omgevingswet opgenomen? Het zit niet in de aanvullingswet. Komt dit pas bij de invoeringswet? We denken dat het dan wel erg laat is om dit als sluitstuk toe te passen.

Dan de Wilg in de Omgevingswet, voorzitter. De Wilg, Wet inrichting landelijk gebied, zou opgenomen kunnen worden in de Crisis- en herstelwet, tegelijk met de noodwet. Dat heeft nadelen, want die wet zou ook opgenomen worden in de Omgevingswet. Zo blijf je heen en weer schuiven met wetten. Het zou wel inhouden dat al op korte termijn het instrument herverkaveling voor glastuinbouwgebieden mogelijk wordt. Helaas is dit in dit voorstel niet meegenomen. Nu doet zich het gevaar voor dat glastuinbouwlocaties worden gezien als bebouwd gebied en derhalve niet als landelijk gebied, al langer een trend in bestuurlijk Nederland. Dat heeft veel nadelen, maar vooral dat Wilg niet van toepassing kan worden verklaard. De gewenste en dringend noodzakelijke stevige herstructurering van de glastuinbouw in concentratiegebieden komt zonder dit instrument nooit goed van de grond. Het effect kan zijn dat bestaande kassengebieden worden gestructureerd en nieuwe gebieden worden aangesneden. Wij willen graag dat Wilg onder de Crisis- en herstelwet wordt gehangen. Is de Minister bereid om dit te doen?

Afsluitend, voorzitter. De Omgevingswet stelt participatie bij de totstandkoming van de omgevingsvisie centraal. Ook de Nationale Omgevingsvisie zal op dergelijke wijze tot stand moeten komen. Concreet wil het CDA een zorgvuldig voorbereid en gezamenlijk ingericht proces met alle partijen. Wanneer krijgen wij daar inzicht in? Een van de grootste risico's voor de succesvolle NOVI is dat deze zou moeten gaan over alle maatschappelijke vraagstukken die een NOVI inhoudelijk rechtvaardigen. Maar inmiddels is dat een indrukwekkende agenda, met onder meer verstedelijkingsopgaven, energietransitie en klimaatadaptatie. Wij denken dat er gefocust zal moeten worden om echt de nationale belangen op een goede wijze in de NOVI verankerd te krijgen. Deelt de Minister deze gedachte?

De voorzitter:

Dank u wel, heer Ronnes. Ik zie een vraag van mevrouw Laan-Geselschap.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Eén vraag aan de heer Ronnes. Als u vindt dat uw laatste zin inderdaad het geval is, waarom heeft het CDA dan gisteren voor een motie gestemd om «wandelen» in de NOVI op te nemen?

De heer Ronnes (CDA):

Er staat niet zozeer dat het wandelen opgenomen moet worden. Wat er staat is dat je prominent rekening houdt met de aspecten van het voetganger zijn, dat je in ruimtelijke ontwikkelingen rekening houdt met mensen die meer moeite hebben om op bepaalde plekken te komen. Het is absoluut niet de bedoeling van het CDA om op stoeptegelniveau een NOVI vast te stellen. Je kunt je wel voorstellen dat je een aantal belangrijke aspecten beschrijft bij het vaststellen van de NOVI.

De voorzitter:

Mevrouw van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We kennen het CDA als een partij die vooral bij ontwikkelingen van wind op land enorm opkomt voor de participatie van burgers. Nu zien we in de taakverdeling dat de structuurvisie Wind op land onder deze Minister valt, terwijl de verdere ontwikkeling van de energietransitie bij Minister Wiebes zit. Hoe ziet het CDA bijvoorbeeld de gedragsregeling rond wind op land, die nu min of meer onder bezielend leiderschap van Wiebes voor elkaar is gekomen. Hoe zou dat moeten landen in dit proces? Want in de Omgevingswet is er maar een inspraaktermijn van twee weken voor burgers en zijn er veel minder mogelijkheden dan in de door het CDA ondersteunde gedragsregeling Wind op land staat.

De heer Ronnes (CDA):

Ik moet u eerlijk bekennen dat ik hier niet direct inhoudelijk een goede reactie op heb. Het mag niet zo zijn dat er verschil gemaakt wordt doordat dit bij twee verschillende bewindspersonen zit. Dus ik kan me voorstellen dat we eens goed bekijken of het terecht is dat dit verschil hierin zit, zonder dat ik er hier een eindconclusie aan verbind.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat vind ik een heel reëel antwoord, want de korte reactietermijn voor burgers die in de Omgevingswet is opgenomen, was een van de redenen voor GroenLinks om tegen te stemmen. Deze druist in tegen wat in de gedragsregeling staat rond Wind op land. Misschien kunnen wij dat samen blijven behoeden, het CDA vanuit burgerparticipatie en GroenLinks vooral uit interesse om de energietransitie aan te sporen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik hoor niet echt een vraag. Volgens mij kunnen wij naar de inbreng van mevrouw van Tongeren van GroenLinks.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Zoals ik al zei hebben wij tegen de Omgevingswet gestemd. Niet vanwege de mooie uitgangspunten, prachtige hoogdravende teksten die iedereen wel zou willen, maar meer omdat wij van begin af aan enorme zorgen hadden over de uitvoerbaarheid. Dat heeft zich onder andere doen neerslaan in een aangenomen motie van mij in maart 2016. Die ging erover dat de VNG om verschillende redenen enorme problemen verwachtte bij de implementatie, waaronder financiële. Ik zou als eerste graag van de Minister willen weten wat er is gebeurd met deze aangenomen motie uit maart 2016.

Ten tweede is er, dat werd ook door de collega's gezegd, flinke kritiek op het digitale stelsel. Graag willen wij weten wat er gebeurt als alle aanbevelingen van het BIT worden overgenomen en geïmplementeerd. Wat zou dat voor effect hebben, financieel en in tijd? Hoeveel beter wordt het dan? Ook zou GroenLinks graag willen weten wat er gebeurt met de Europese richtlijnen op milieugebied. Hoe vertalen de vele Europese richtlijnen zich in dit stelsel? Dat proces loopt daar gewoon door; hoe komt dat hierin?

Gisteren is Kamerbreed een motie van mij aangenomen die zegt dat er geen ruimte is voor schaliegaswinning in Nederland. Er is een heel uitgebreid voorbereidingstraject geweest voor Strong, Structuurvisie Ondergrond. Dat is nog niet afgerond. In Strong is ook veel aandacht besteed aan ruimte voor schaliegaswinning. Hoe staat het daarmee? Is dat er bij dezen uit? Gaat dat eruit? Dezelfde vraag heb ik over opslag van kernafval ondergronds. Je vindt geen gemeente in Nederland die zegt: doe dat maar in mijn buurt. Dus de algemene vraag bij een aantal dingen waarvan het Rijk zegt dat het gewoon toch moet, is: hoe fietst dat door deze hele systematiek heen?

Een vraag die ik volgens mij zelfs al in 2015 heb gesteld aan Minister Schultz en die nog steeds niet beantwoord is: hoe grijpt deze wet in op een proces van gaswinning? Ik kan mij voorstellen dat deze vraag niet beantwoord kan worden staande de vergadering. Er is veel verzet van allerlei gemeentes in Nederland tegen gaswinning, maar op dit moment gaan ze er niet over. Krijgen zij nu meer of minder zeggenschap over gaswinningslocaties als gemeente of provincie? En hoe verhoudt dat zich tot dit hele verhaal?

Dan nog even wat detailvragen over het BIT. Het BIT heeft een stelselcatalogus met wel 80.000 begrippen. Nou kennen wij – en dan probeer ik hier een ironische ondertoon te laten vallen – het succes van alle verschillende definities in de zorgverzekeringsstelsels. Hoe denken we dat dit gaat werken en hoe kunnen burgers überhaupt nog volgen hoe het in elkaar zit wanneer je met 80.000 verschillende begrippen gaat werken? Ik had continu de overzichtsbrief nodig om alle afkortingen die wij nu bijgeleerd hebben, nog een beetje uit elkaar te kunnen houden.

Dan is er een vragenboom die dwars door alle verschillende bestuurslagen heengaat. Hoe kijkt de Minister daartegenaan? Hoe gaan we dat beheren? Er wordt daar gezegd dat het onnodig complex en allesomvattend is. Dat doen mensen meestal: zet dit er ook maar in, zet dit er ook maar in. Zo wordt het superingewikkeld.

De financiële kant. We hebben al gehoord dat de Minister dit gaat regelen bij de Voorjaarsnota. Hoeveel geld wordt ervoor gereserveerd en omvat het ook de extra kosten die gemeenten hebben? Ik meen dat dat rond de 250 miljoen bij elkaar is. Wordt dat geregeld in de Voorjaarsnota? Over de kritiek van de VNG heb ik het al gehad.

Dan nog even over de taakverdeling tussen BZK en IenW. Ik voorzie wel enige problematiek met bijvoorbeeld het klimaatakkoord en de Minister van Economische Zaken, want wind op zee, wind op land en ook het stroomsysteem vallen op dit moment onder deze Minister. Hoe gaat het kabinet dit aanpakken en oplossen?

Mijn blijvende zorg is de vraag hoe de Minister de participatie van burgers ziet. Dat wordt geschetst als zijnde van enorm belang, maar ik zei net al tegen de heer Ronnes dat de inspraaktermijn is verkort en dat de burgers zelf maar moeten uitvinden of hun vraag ergens digitaal te vinden is. Is het mogelijk om bij een aantal voorbeeldprojecten die ingewikkeld en groter zijn, zoals gaswinning, een windmolenpark en een 380kV-hoogspanningsleiding, aan te geven hoe een burger wordt betrokken en op wat voor wijze een burger kan inspreken?

Ik begrijp dat ik aan het einde van mijn spreektijd ben.

De voorzitter:

Kijk, dat is helemaal mooi. Ik zag ook een vraag van ...

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Of is dat niet zo?

De voorzitter:

Nou, ik heb oogluikend iets meer toegestaan bij de andere twee sprekers. Ik zie een vraag van de heer Ronnes voor u.

De heer Ronnes (CDA):

Dat klopt, voorzitter. Het gaat over de inspraak van de burgers. Ik denk dat in het hele scala van ruimtelijke ordening de inspraak en betrokkenheid van de burgers in hun eigen leefomgeving enorm belangrijk zijn. De Omgevingswet zal ook een oplossing moeten bieden voor het versnellen van processen, omdat die tergend langzaam zijn. Wat doet de Omgevingswet nu? Deze legt meer accenten aan de voorkant van het proces. In de voorbereiding van processen betrekken ontwikkelaars en initiatiefnemers de omgeving beter bij planontwikkeling, waardoor je aan de achterkant tijd kunt winnen. Is mevrouw Van Tongeren het met mij eens dat je eigenlijk niet alleen moet kijken naar de absolute duur van de inspraaktermijn, maar met name naar het traject dat voorafgegaan is en naar de wijze waarop de burgers betrokken zijn geweest? Als dat op een heel zorgvuldige en goede manier is gebeurd, zou het wel eens een win-winsituatie voor iedereen kunnen zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Al het onderzoek heeft tot nu toe laten zien dat in ruimtelijke ordeningsprocessen de meeste vertraging tussen de overheidslagen zit. Een veel geringer deel betreft het inspraakdeel van de burger. Ik zal de linkjes even doorsturen, maar tot nu toe is dit altijd de uitslag geweest van elk onderzoek dat daarnaar gekeken heeft. We doen dit in principe namens de burgers en voor de burgers. In een ideale situatie worden zij er heel zorgvuldig en uitgebreid bij betrokken, maar als zoiets in juli gebeurt, als de meeste burgers van ons toch op enig moment wat vakantie hebben, hebben ze twee weken voor een formele procedure. Ik vind dat superkort. Misschien niet voor fijne dingen als een nieuw sportveld, lokaal zwembad of dingen die mensen wel willen. Ik denk vooral aan 380kV, gaswinning en extra geluid van een snelweg. Neem een laagvliegroute van vliegtuigen; twee weken bezwaartermijn om je bezwaarschrift op orde te krijgen, dat zijn gewone burgers helemaal niet gewend. Het überhaupt uitvinden dat er iets gebeurt, is al vrij ingewikkeld. Dus ik vind dat aan de korte kant.

De voorzitter:

Heeft u nog een afsluitende alinea, mevrouw van Tongeren?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ja, die gaat over het geluid. Ik zou van de Minister willen weten hoe het zit met accumulatie van geluid. We zijn een klein en drukbeleefd gebied. De max dB wordt opgetrokken tot 70. Is dat alleen van één bron, namelijk van het wegtransport en vrachtauto's, zoals hier werd gezegd? Maar waar mensen last van hebben is een vliegtuig dat overkomt, die vrachtauto en misschien ander omgevingslawaai. Wordt dat meegeteld? En wordt ervoor gezorgd dat iedereen in Nederland acht uur rustig in zijn slaapkamer kan slapen? Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw van Eijs, van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Als eerste zou ik het graag willen hebben over het Digitale Stelsel Omgevingswet, dat we laatst uitgebreid hebben besproken, en de technische briefing van het Bureau ICT-toetsing. Het is goed dat we die briefing daarover kunnen hebben. We zijn blij dat de Minister in haar vorige brief, en ook in deze brief, aangeeft de werkwijze te willen aanpassen, want dat is hard nodig. Eerst de basis en daarna verder uitbouwen. Gemeentes hebben dit systeem straks keihard nodig, dus er moet zo snel mogelijk een goedwerkend beginproduct klaar zijn. De Minister schrijft ook in haar oudere brief dat er een inventarisatie gemaakt wordt van informatieproducten die het meest worden gebruikt. Daarmee gaan we beginnen. Dit lijkt me een goede aanpak. Niet eerst alle mogelijke variaties onderzoeken, niet alle 10.000 soorten dakkapellen die je wellicht kunt hebben, maar starten met een standaard dakkapel. Zo kan in ieder geval de bulk van de aanvragen die simpel is, goed en simpel worden verwerkt. Hoe staat het met de inventarisatie van wat de basis zou moeten zijn? Op welke manier worden gemeentes en andere bevoegde gezagen daarbij betrokken?

Dan zou ik het graag willen hebben over gezondheid en omgevingsbeleid. Voor D66 is gezondheid erg belangrijk. Ik lees over de Gids Gezonde Leefomgeving dat deze dé synthesehandreiking in wording is die de Gezondheidsraad voorstelt. Ook in het omgevingsrecht moet uiteindelijk het uitgangspunt worden dat gezondheid wordt gewaarborgd. Denk bijvoorbeeld aan schone lucht. We denken dan ook dat die gids de gemeenten erg kan helpen om die gezondheid een goede rol te geven in het omgevingsbeleid. Wij vragen ons dan ook af of de Gids Gezonde Leefomgeving al goed wordt gebruikt. Zijn gemeentes daar echt al mee aan de slag en zijn er bijvoorbeeld nog knelpunten waar ze tegenaanlopen? Is de handreiking ook geschikt om aan gezondheidsbevordering te doen, in plaats van alleen maar aan gezondheidsbescherming? Eigenlijk is de vraag: hoe werkt het nu in de praktijk?

Voorzitter. We kijken natuurlijk uit naar de verdere uitwerking van de Omgevingswet. De Minister heeft ook de verschillende producten aangegeven die naar ons toe zullen komen. We horen vanuit de samenleving ook een aantal zorgen. Niet dat we daar al op vooruit willen lopen, want de dingen komen nog naar de Kamer toe, maar we willen toch wel aandacht vragen voor een aantal punten daarbinnen als het gaat om veiligheid, gezondheid en de borging van de bescherming van de natuur. Natuurcompensatie zou tijdig en effectief moeten gebeuren, net zoals in de aangenomen motie-Van Veldhoven is gevraagd. Een ander punt van aandacht – het is net al aangegeven – is natuurlijk participatie. Dat zijn wat ons betreft belangrijke aspecten die we ook in een volgende wet, bijvoorbeeld de invoeringswet die naar ons toekomt, willen terugzien.

Dan over de NOVI, de Nationale Omgevingsvisie. Daarover hebben we een uitgebreide rondetafel gehad met veel verschillende sprekers, die ook veel verschillende geluiden hebben laten horen. Er werden diverse zaken gesuggereerd, zoals: laten we eerst een aantal sleutelprojecten doen om te kijken hoe die onder de nieuwe Omgevingswet een plek in de NOVI krijgen. Aan de andere kant hoorden we de roep om heel veel dingen in de NOVI vast te leggen, maar tegelijkertijd ook weer dat niet alles erin moet staan. Wat ons betreft zijn dat de wandelpaden en stoeptegels, maar welke dingen horen er nu echt onder? Ik vond het lastig om uit de rondetafel één beeld te destilleren van hoe die NOVI eruit moet zien. Daarom ben ik ook heel benieuwd hoe de keuzes die gemaakt gaan worden, eruit gaan zien. In haar brief van 8 maart geeft de Minister aan dat ze de Kamer informeert over de inhoudelijke richting, maar we vragen ons af hoe deze inhoudelijke keuzes met de Kamer worden besproken. Waar de NOVI de meeste aandacht aan gaat besteden en wat erin komt, lijkt me iets wat we in de Kamer met elkaar willen bespreken.

Concluderend, voorzitter, want ik heb een korte bijdrage deze keer: de Minister geeft in haar brief aan dat het parlement nauw betrokken wordt. Ik denk dat we dat allemaal op prijs stellen, maar dat zien we ook graag in de toekomst zo. De vraag aan de Minister is dan ook om dat vooral te blijven doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie geen vragen. Ik kijk even naar de Minister voor de beantwoording in de eerste termijn. We schorsen een kwartier. Dat is goed; we schorsen tot scherp 10.50 uur.

Minister Ollongren:

Perfect.

De vergadering wordt van 10.33 uur tot 10.53 uur geschorst.

De voorzitter:

Welkom terug allemaal. Ik kijk even naar rechts, naar de Minister. Dan geef ik het woord aan de Minister.

Minister Ollongren:

Veel dank, voorzitter. Excuses dat het even duurde. Hoewel er slechts vier woordvoerders zijn, waar ik overigens dankbaar voor ben, want u bent er, hebt u wel heel veel vragen gesteld. Ik ga proberen om ze zo goed mogelijk te beantwoorden.

Misschien mag ik beginnen met datgene wat ook door sommigen van de leden gezegd is en waarnaar gevraagd is: de verschuiving van de Omgevingswet van voorheen het Ministerie van I en M naar het Ministerie van BZK. Ja, als verantwoordelijk bewindspersoon kan ik daar natuurlijk alleen maar blij mee zijn. Het is een heel bijzondere nieuwe wet. Het is een groot project – ik doel overigens niet op de terminologie die u in uw Kamer hiervoor ook wel eens hanteert – van Melanie Schultz, mijn voorganger op dit dossier, wat veel tijd kost. Het is een stelselherziening die je natuurlijk niet vaak doet in de wetgeving en in de uitvoering. Het is een belangrijk traject dat alleen maar goed kan gaan als het zorgvuldig gebeurt en in samenwerking met alle betrokken partijen. De keuze onder welke portefeuille en bij welk ministerie het valt, maak je op enig moment.

Ik vind dat deze stelselherziening goed aansluit bij thema's die ook in de portefeuille van de Minister van BZK zitten, als bestuur, participatie en wonen, waar velen van u ook vragen over hebben gesteld. Die Omgevingswet kan ook alleen maar goed werken met goed lokaal bestuur. Er komen echt wel dingen bij elkaar in die portefeuille. Het overgangsteam hier naast mij kan hier getuige van zijn. Het is volgens mij heel soepel verlopen. Ik zal er straks nog iets meer over zeggen. Maar dat staat het verdere werk helemaal niet in de weg. En zo hoort het ook, denk ik. Het gebeurt natuurlijk wel vaker dat er bij het aantreden van een nieuw kabinet nieuwe keuzes worden gemaakt, dat moet handel bestens, en dat is ook echt gebeurd.

Er wordt heel erg hard aan gewerkt. Dat blijkt ook. U zei allemaal dat er veel punten op de agenda staan die dateren van wat langer geleden, maar het werk heeft natuurlijk niet stilgelegen. Er wordt volop gewerkt aan die omvangrijke transitie. Het is wel zo dat de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor de wet en alles wat daarmee samenhangt, dat altijd in samenspraak moet doen met andere collega's, andere departementen, andere Ministers en Staatssecretarissen. Ik noem bijvoorbeeld de Staatssecretaris van IenW. Die heeft een aantal inhoudelijke thema's die heel belangrijk zijn in deze Omgevingswet. Hetzelfde geldt voor de Minister van EZK en de Minister van LNV. Het is dus niet zo dat er maar één persoon of bewindspersoon mee bezig is. Nee, integendeel, er is één departement dat over het stelsel gaat, maar andere departementen en andere bewindspersonen gaan over onderdelen.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Vraag aan de Minister: is dit ook ergens belegd? Is er een soort van overleg, een gestructureerd overleg, tussen de bewindspersonen die hiermee bezig zijn? Ik noem als voorbeeld de wandelmotie van van de week waarover een van uw collega's een oordeel aan de Kamer gaf. Daarvan dacht ik: als je die brief van u leest, zit u toch op een hoger abstractieniveau. Hoe kan het dan dat zoiets op dat moment gebeurt? En ook ten aanzien van de klimaatvragen, want daar hebben we nu die hele klimaatadaptie. Ik sluit aan bij de vragen van GroenLinks. Andere collega's van ons zijn daar dagelijks mee bezig. Hoe wordt dat op dit moment dan belegd?

Minister Ollongren:

We hebben in de structuur van de interdepartementale samenwerking en de samenwerking tussen de bewindslieden altijd het systeem van de onderraden. Dat gebruiken we hier ook. Dus de onderraden zijn de plek waar dit bij elkaar komt. U kunt zich voorstellen dat dat natuurlijk niet iedere week is, maar wel regelmatig. En het is natuurlijk heel belangrijk dat de departementen tussentijds ambtelijk goed contact houden. Als er iets tussendoor komt, bijvoorbeeld een motie in de Kamer, kan een bewindspersoon daar natuurlijk gewoon zelf op reageren. En als het nodig is, is daar contact over. Maar het komt uiteindelijk weer bij elkaar, omdat we er altijd voor zorgen dat de besluitvorming daarover in onderraden goed wordt besproken tussen de verantwoordelijke bewindspersonen.

De voorzitter:

Ik zie nog een aanvullende vraag van mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Maar het is dus niet zo dat er een soort van Taskforce Omgevingswet is, ook op ambtelijk hoog niveau, waar juist de afstemming tussen de verschillende ministeries belegd wordt?

Minister Ollongren:

Zeker. Ik dacht even dat mevrouw Laan vroeg naar de bestuurlijke afstemming. Die gebeurt in de onderraad, maar ambtelijk is die er natuurlijk wel. Dat heet overigens een stuurgroep, maar dat is volgens mij hetzelfde. What's in a name? Inderdaad, zo werkt het. Dat betekent dus dat bepaalde thema's heel goed ook in andere AO's aan de orde kunnen komen, als u praat met bewindslieden die daarover gaan, maar dat het hier bij elkaar komt, zal ik maar zeggen, vanwege de wetgeving en het wetgevingstraject.

Het doel was, is en blijft om het stelsel eenvoudig te maken, iets wat beter en gemakkelijker is voor burgers, bedrijven en overheden. Ik denk dat als je zegt dat we een goed stelsel moeten ontwikkelen, het niet alleen om de wet gaat. Het gaat net zo goed over de implementatie ervan. Dus het hele wetgevingstraject en de omkering daarvan in een implementatie zie ik eigenlijk als een net zo wezenlijk onderdeel als de wetgeving zelf.

Er is ook een interbestuurlijk programma. Ik zei net al dat we dit niet alleen hier, in Den Haag, doen. We doen dit samen met de andere overheden. En in dat interbestuurlijke programma bereiden alle overheden die hiermee te maken hebben, zich voor op dat nieuwe stelsel. Sommigen van u zeiden dat al: vooruitlopend op de inwerkingtreding wordt er al geoefend door overheden via pilots en experimenten. Dat gebeurt dan weer onder de Crisis- en herstelwet. Onlangs is de zeventiende tranche alweer vastgesteld in de ministerraad en die hangt nu voor in uw Kamer. Ook wordt een digitaal stelsel ontwikkeld om alle processen in de Omgevingswet digitaal te ondersteunen. Ik ga op deze punten nog nader in. En er wordt gewerkt aan de Nationale Omgevingsvisie. Daar ga ik straks ook nog een paar vragen over beantwoorden.

Ik ga nu over tot de beantwoording. Ik probeer het wat thematisch te ordenen. Een paar meer algemene vragen gingen over de nieuwe plek, namelijk het Ministerie van BZK, waar nu gewerkt wordt. BZK en trouwens ook IenW hebben dit heel voortvarend opgepakt en ervoor gezorgd dat er geen tijd en energie werd verspild aan allerlei discussies over hoe en wat, maar ze hebben gewoon zo snel mogelijk de club die hiermee bezig is overgebracht naar het Ministerie van BZK. Vervolgens is er gekeken naar hoe je die het beste kon inpassen en is er een nieuwe topstructuur bij het ministerie vastgesteld met een programma directoraat-generaal voor de Omgevingswet, zodat die goed belegd en opgehangen is. En nu wordt er vooral gewoon gefocust verder gewerkt op de nieuwe plek in het nieuwe departement, maar in een heel nauwe samenwerking met zowel onderdelen van BZK als met andere departementen. Die focus gaat dus over wetgeving, implementatie en de NOVI. De continuïteit zit 'm dus eigenlijk aan de ambtelijke kant. Zo ervaar ik dat ook, en de betrokken ambtenaren ook.

De heer Ronnes (CDA):

Op dat punt heb ik een vraag. Als je kijkt naar de brief van de medeoverheden, gemeenten, provincies en waterschappen, zie je dat die overheden zorgen hebben over het interbestuurlijk organiseren van invoeringsondersteuning. Heeft dat nog te maken met het feit dat het even stilgelegen heeft en dat er weer versnelling in moet komen?

Minister Ollongren:

Nee. In zekere zin wel, maar het heeft ook te maken met het financiële punt. Daar kom ik straks nog op, want het gaat natuurlijk ook over wanneer we precies weten... Het heeft eigenlijk met drie dingen te maken: met het aantreden van het nieuwe kabinet, met de financiën en met het BIT-advies. Als u het goed vindt, kom ik daar straks nog op terug. Maar het komt niet doordat het heeft stilgelegen. Mevrouw Laan vroeg dat al en ik zei net al: dat natuurlijk niet. Andere overheden hebben er verder aan gewerkt, maar ook de rijksoverheid. Een aantal voorbeelden: over de AMvB's en de invoeringswet hebben we advies van de Raad van State ontvangen, de planning, de publicatie in het Staatsblad, de Aanvullingswet bodem is aangeboden aan uw Kamer, en samen met de andere bestuurlijke partners is verder gewerkt op basis van het BIT-advies aan hoe vorm gegeven zou moeten worden aan het digitale stelsel en trouwens ook aan die invoeringsondersteuning, waar de heer Ronnes zo net nog naar vroeg.

En inderdaad, er was ook nog een vraag over de precieze taakverdeling bij de klimaatproblematiek, die natuurlijk ook onder het ministerie en de Minister van EZK valt. Dat klopt. Minister Wiebes is primair verantwoordelijk voor de aanpak van klimaat, maar ik ben bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de duurzaamheid van bouwen, voor ruimtelijke keuzes – wind op land werd ook al genoemd – voor het stelsel waarin deze regels terechtkomen, bijvoorbeeld het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving. Samen met het sectordepartement ben ik dan weer verantwoordelijk voor vergunningen. Dus je moet er wel een afstemmingscircuit voor hebben, maar u, en trouwens iedereen, mag er dan ook wel van op aan dat dat dan ook gewoon gebeurt en zorgvuldig gebeurt. Ik denk inderdaad dat we steeds moeten streven naar samenwerking, integrale afweging en uiteindelijk, ook voor u en voor onze verantwoording, helderheid over wie de verantwoordelijk bewindspersoon is die in uw Kamer verantwoording aflegt.

De voorzitter:

Ik zie nog een vraag van mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp heel goed dat deze Minister met enthousiasme net begint op dit gigantische dossier. Maar ik kijk bijvoorbeeld naar de VNG of mijn aangenomen motie uit maart 2016; toen kregen we ook geruststellende teksten van «we letten erop», «het gaat goed komen», «we stemmen het af». En specifiek over de Structuurvisies Wind op zee, Wind op land en Elektriciteitsvoorziening: er wordt nu onderhandeld over een klimaatakkoord. Krijgt u gewoon de resultaten van het klimaatakkoord en moeten die verwerkt worden in die structuurvisies? Heeft deze commissie dan nog een mogelijkheid om daarover serieus gesprekken te hebben voordat zo'n structuurvisie wordt vastgesteld? Hoe worden burgers daarbij betrokken? Kijk, dat de intentie goed is, delen we, maar hoe gaat bij zo'n onderwerp dan de praktische uitvoering? The devil is in the detail.

Minister Ollongren:

Ik ben het met mevrouw Van Tongeren eens dat het begint met de intentie. Ik ben blij te horen dat die intentie er steeds is geweest. Daar twijfel ik ook helemaal niet aan. Dat is in dit kabinet ook het geval. Mevrouw Van Tongeren noemt het klimaatakkoord. Dat is een heel goed voorbeeld. Dat akkoord komt dus niet tot stand in de nauwe kolom van EZK. Nee, collega Wiebes zoekt nadrukkelijk de samenwerking. Ik noemde net al de gebouwde omgeving. U weet dat er nu ook sectortafels zijn benoemd en er is een Tafel gebouwde omgeving. Ik heb daarvoor in overleg met collega Wiebes een voorzitter aangezocht en de opdracht gegeven aan de gebouwde omgeving. Wat daaruit komt – ik wil er verder niet op vooruitlopen, maar ik heb er wel veel vertrouwen in dat er goede dingen uit gaan komen – moet dan weer onderdeel worden van het klimaatakkoord.

Dit om maar even een voorbeeld te geven van hoe EZK, BZK en beide Ministers daarin echt samen optrekken. Wij zien het ook als onze gezamenlijke opdracht: hij voor het totale klimaatakkoord en ik om mijn bijdrage te leveren op het gebied van gebouwde omgeving. Het is ook mijn streven, ons streven, om in het klimaatakkoord en bijvoorbeeld de contouren van de NOVI, die ik zo rond de zomer gereed wil hebben, pariteit te laten ontstaan. Dus niet eerst het ene en dan het andere. Nee, het streven is om zo veel mogelijk samen op te lopen, zodat ook duidelijk wordt welke onderdelen van het klimaatakkoord relevant zijn voor de NOVI. Dus op deze manier wordt er samengewerkt.

De voorzitter:

Ik zie nog een aanvullende vraag van mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Een van de uitgangspunten was dat de burger er beter bij betrokken zou worden. Nu is bijvoorbeeld plaatsing van wind op land een hotly debated issue. Dan is er een overleg rond het klimaatakkoord hoeveel wind op land er moet komen en vervolgens staat de Structuurvisie Wind op land in het lijstje van deze Minister. Hoe wordt de Tweede Kamer daarbij betrokken? Maar nog sterker: hoe kan een burger nog enige invloed uitoefenen op dat proces? Hoe ziet deze Minister dat voor zich?

Minister Ollongren:

Ik ben met mevrouw Van Tongeren eens dat de betrokkenheid van burgers in het algemeen belangrijk is. Ook daarvoor geldt weer dat het niet iets is wat we alleen maar van hieruit kunnen organiseren. Sterker nog, vaker zal dat lokaal of regionaal moeten worden georganiseerd. Het begint, denk ik, bij het uitgangspunt en dan moet je daar in de praktijk, een beetje afhankelijk van het thema, goede afspraken over maken. U noemde wind op land, maar het speelt natuurlijk over de hele breedte van de onderwerpen die hier aan de orde zijn. We gaan het straks nog hebben over geluid of over gezondheid in algemene zin. Volgens mij begint het bij het stelsel dat beoogt te vereenvoudigen. Dat is natuurlijk ook behulpzaam voor de burger. Daarna gaat het natuurlijk ook over de precieze inrichting van het proces. De hele gedachte achter de Omgevingswet is dat iedereen in een veel eerder stadium betrokken is, ook die burger. Dus dat die niet pas helemaal aan het einde van het traject, als eigenlijk alles al is besloten, kan zeggen «ik heb bezwaar», maar dat die al onderdeel is geworden als de voorstellen ontwikkeld worden. Het klinkt wat abstract, maar dat is de filosofie van de Omgevingswet en dat zou ook in de praktijk moeten worden uitgewerkt.

De voorzitter:

Een korte aanvullende vraag, een hele korte.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter, de Minister geeft hoog op over antwoorden, maar hoe wordt een burger betrokken bij wind op land, terwijl dat besloten wordt door een andere Minister aan allerlei tafels waar nu overlegd wordt? Hoe kan een burger daar invloed op uitoefenen? Hetzelfde geldt voor gaswinning onder een bepaalde plek. Ik twijfel dus niet aan de intentie, maar hoe zit het met de uitwerking? De Minister mag een voorbeeld pakken dat ze wil, gaswinning of wind op land. Daar is heftig verzet tegen.

Minister Ollongren:

Ik hoop dat mevrouw Van Tongeren mij wil vergeven dat... Kijk, we kunnen nu een voorbeeld helemaal gaan uitboren of we kunnen constateren dat dit een belangrijk punt is voor mevrouw Van Tongeren, want die heeft er al jaren een punt van gemaakt. Dat heb ik genoteerd en dat is ook onderdeel van het proces. Dan kan zij met mij, dan wel met een van de andere bewindslieden, afhankelijk van het onderwerp, natuurlijk nog veel preciezer gaan kijken. Ik wil wel van mijn kant toezeggen dat ik ervoor zal zorgen dat ook voor u helder is, voorzitter, en voor de Kamer, op welk moment en in welke commissie in dit verband of in een ander verband hier wat dieper op kan worden ingegaan: hier praten we over het stelsel. Ik ben er echt graag toe bereid, en ik wil helemaal niet blijven hangen in goede intenties, want daar hebben we allemaal helemaal niets aan. Ja?

Voorzitter. Dan ga ik nu proberen te beginnen met de beantwoording van de vragen. Er was een aantal vragen rondom de Aanvullingswet grondeigendom. In het algemeen: het grondbeleid speelt een belangrijke rol bij het uitvoeren van allerlei beleidsopgaven die we hebben in dit land. Of het nu over woningbouw, infra, circulair of klimaatadaptatie gaat, het zijn allemaal transities en daar speelt het grondbeleid een belangrijke rol bij. Ik denk dat de Omgevingswet op dat punt ook met een aantal instrumenten moet worden aangevuld, om die reden. Het gaat om het voorkeursrecht, onteigening en het inrichten en kavelruil van landelijk gebied. Daarnaast willen we graag vrijwillige kavelruil in het stedelijk gebied mogelijk maken en wordt de regeling voor grondexploitatie in de Omgevingswet verbeterd en vereenvoudigd tot een regeling voor kostenverhaal.

Ik dacht dat de heer Ronnes vroeg naar de aanbevelingen over de aanvullingswet. Ik heb de consultatiereacties en -adviezen betrokken bij het opstellen van het wetsvoorstel voor de Aanvullingswet grondeigendom. In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt onderbouwd op welke wijze het advies en de aanbevelingen zijn meegenomen in het wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel ligt bij de afdeling Advisering van de Raad van State. En zoals u weet: zolang dat het geval is, is het nog niet openbaar. Ik streef ernaar, en ik denk dat dat haalbaar is, om het wetsvoorstel eind dit jaar bij uw Kamer in te dienen en dan natuurlijk het debat met uw Kamer daar verder over te voeren.

De heer Ronnes vroeg ook nog naar grondeigendom en financiële compensatie en hoe dit in de Omgevingswet zou kunnen worden opgenomen. Ik denk dat het belangrijk is dat de provinciebesturen de huidige uitvoeringspraktijk kunnen blijven voortzetten met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ik wil de overheden dan ook de mogelijkheid geven om deze praktijk te kunnen continueren. We zijn nu aan het bekijken op welke wijze een wettelijke regeling voor de financiële bijdrage bij ruimtelijke ontwikkeling kan worden vormgegeven. Dat is nog in proces, zal ik maar zeggen.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van de heer Ronnes.

De heer Ronnes (CDA):

Even ter verduidelijking van de vraag: nu zie je dat het vooral in buitenstedelijk gebied gebeurt, bij plattelandsontwikkeling, realisatie natuur, natuurhistorische waardes en dat soort dingen, maar kun je het in de toekomst ook als compensatieregeling inzetten voor binnenstedelijke transformatieopgaven?

Minister Ollongren:

Dat zou dan inderdaad onderdeel zijn van de aanvullingswet.

Er waren een aantal vragen rond de Crisis- en herstelwet. Ik heb al eerder gezegd, overigens in een andere commissie en misschien dat we het straks in die andere commissie weer hernemen, dat ik het idee van de heer Ronnes en anderen om de Crisis- en herstelwet aan te passen om woningbouw te kunnen versnellen, zeer steun. Het gaat wat mij betreft dan over een wetsvoorstel met mogelijkheden tot versnelling, vereenvoudiging van procedures door bijvoorbeeld het projectuitvoeringsbesluit aan te passen, waarmee bouwprojecten met misschien wel een halfjaar kunnen worden versneld. Dat zou nu wel het verschil kunnen maken, denk ik. Daarnaast worden de criteria waaraan een duurzaam en innovatief experiment moet voldoen aangepast. Bijvoorbeeld het bestemmingsplan met een verbrede reikwijdte, de voorloper van het omgevingsplan, zou daarbij kunnen helpen. Daarbij ben ik het helemaal eens met mevrouw Laan dat mensen een dak boven hun hoofd willen en geen duurzaam en innovatief experiment. Maar als dat dak duurzaam is en sneller tot stand kan komen, doen we iets waar mensen die nu op zoek zijn naar een huis wat aan hebben. Ik ben bezig met dat wetsvoorstel. Ik probeer het zo snel mogelijk af te ronden en voor te leggen aan de Raad van State. Ik maak grote vaart, want ik wil echt proberen dat wetsvoorstel voor de zomer bij u hier in de Kamer te hebben. Daarna kunnen we dan naar de inhoud kijken. Nogmaals, daar wordt met smart op gewacht en niet alleen door u.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Blij dat de vaart erin zit. Die urgentie hebben we ook geproefd bij de Minister, ook bij de beantwoording in de plenaire sessie. Wij willen er wel voor waken dat het niet alleen maar gaat om duurzame innovatieve experimenten. Dat noemt u specifiek in uw eigen brief. Het moet echt gaan om het bouwen van meer woningen. Dat die dan duurzaam en innovatief zijn, is prachtig en voor iedereen meegenomen, maar het gaat er vooral om dat mensen kunnen wonen waar ze willen wonen.

Minister Ollongren:

Volgens mij is ons gezamenlijk streven om een impuls te geven aan de bouwproductie, zodat die sneller en groter wordt. Daarbij is het natuurlijk mooi, en dat gebeurt trouwens ook steeds meer, dat het ook duurzaam en innovatief is. Dus wat mij betreft gaat het hand in hand, maar we zijn het echt eens. Het doel is om te versnellen. Dit heb ik daarmee wel behandeld.

De heer Ronnes had nog een vrij specifieke vraag over de zogenaamde Wilg. Als ik hem goed begreep, zei hij dat hij eraan dacht om misschien de Wilg op te nemen in deze Crisis- en herstelwet vanwege zorgen over de herverkaveling in de glastuinbouw. Zo heb ik zijn vraag net beluisterd. Dat vind ik nou wat lastig, en dan komen we meteen op het punt waar we het net over hadden. De Wilg valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van LNV. In het kader van de Aanvullingswet grondeigendom wordt het stelsel rondom herverkaveling opnieuw bezien. Daarbij zouden we dit aspect kunnen betrekken, of beter daarbij wordt dit aspect ook betrokken. Heel veel meer zou ik er dan ook nu niet over willen zeggen, omdat ik dan wel erg in de portefeuille van een collega treed. Ik zal dit punt uiteraard meenemen en zorgen dat het onder de aandacht komt.

De heer Ronnes (CDA):

Toen wij bespraken wat je zou kunnen versnellen om die woningbouw vlot te trekken, hebben we gevraagd om ook eens te bekijken wat je naar voren kunt halen, omdat die Omgevingswet pas in 2021 het levenslicht gaat zien. Men zit er echt op te wachten om de kwaliteit in die gebieden omhoog te brengen. U zegt toe het met uw collega te bespreken. Ik zou eigenlijk verder willen gaan: zou u zich willen inzetten om haar te overtuigen om dit met voorrang te behandelen?

Minister Ollongren:

Van het eerste deel had u mij overtuigd. Dat ging over die woningbouw. Daar ben ik nu volop mee bezig. Het andere deel van uw vraag, over de glastuinbouw, is voor mij een nieuw element. Ik weet niet precies hoe mijn collega van LNV daar in zit, dus ik moet dat meenemen. Het echte overtuigen laat ik natuurlijk graag aan u over, maar ik heb het goed gehoord en genoteerd.

Dan een aantal vragen rondom planning, BIT, Digitaal Stelsel Omgevingswet, et cetera. De ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet is een belangrijk onderdeel van de hele implementatie. De ontwikkeling van het stelsel is nauw verweven met de ontwikkeling van de wet- en regelgeving en met het proces, waar alle partijen in zitten, om het stelsel goed in te richten en ook goed te leren werken met het nieuwe stelsel. Voor dat Digitaal Stelsel Omgevingswet heeft natuurlijk een BIT-toets plaatsgevonden, zoals dat hoort bij ICT-projecten van meer dan 5 miljoen. Dat BIT-advies is van september. Mijn voorganger, Minister Schultz, heeft u daar in oktober over geïnformeerd.

Het BIT-advies heeft geleid tot verschillende acties. Die zijn soms heel praktisch van aard, bijvoorbeeld in de richting van de bevoegde gezagen, maar ook aan ICT-leveranciers en andere betrokkenen. Het BIT adviseerde ook om een implementatiehandleiding te maken, zodat je het inzichtelijk en transparant maakt. Het gaat bijvoorbeeld ook over het vergroten van de gebruikersbetrokkenheid. Een interbestuurlijke taskforce heeft zich gebogen over de scope van het DSO bij inwerkingtreding om het met behoud van de eindambitie allemaal wat behapbaarder te maken. Daarmee is deze gekomen tot een voorstel tot verdergaande fasering, zoals het BIT-advies heeft voorgeschreven, en prioritering, zowel in de technische ontwikkeling als in de inhoudelijke vulling ervan.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Heel concreet, naar aanleiding van de technische sessie van vorige week. Zou de Minister bereid zijn om in navolging van wat er besproken is, bij de invoering ervan over te gaan tot een soort van top tien of top drie, al naar gelang wat mogelijk is? Bijvoorbeeld een top drie van vergunningaanvragen die tot nu toe in Nederland gedaan zijn? Dat is wat vorige week aan de orde is geweest.

Minister Ollongren:

Volgens mij is dat een hele goede en ook hanteerbare suggestie. Het idee was al om te starten met de veelvoorkomende vergunningaanvragen. Ik dacht dat mevrouw Laan daar zonet ook over sprak. De vergunning voor een dakkapel is een veelgenoemd voorbeeld. Dus doe dat soort dingen nu eerst. Dat kan volgens mij heel goed in de vorm van een top drie of een top vijf. Ik weet het niet precies, maar zoiets. En dan pas later de processen die veel minder vaak voorkomen of zelfs heel uitzonderlijk zijn. We leggen weleens een nieuwe energiecentrale aan, maar dat gebeurt niet zo heel erg vaak. Dus in die volgorde, ik vind dat een heel goede suggestie.

De voorzitter:

Ik zie nog een korte aanvullende vraag van mevrouw Laan.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik ben natuurlijk nog niet zo lang Kamerlid. Is dat dan een toezegging van de Minister? Want dan is dat op die manier ook genoteerd, denk ik.

Minister Ollongren:

Ja hoor, zeker. Dat mag u zien als een toezegging.

Het technische deel van de landelijke voorziening van het DSO is half 2019 gereed. Dat geeft dus voldoende tijd om op weg daarnaartoe ermee te oefenen, dus te optimaliseren door middel van het oefenen. Over de uitkomst en de vervolgacties naar aanleiding van de taskforce die ik net omschreef, zal ik u dit voorjaar nog informeren.

Mevrouw Laan vroeg wat de basis van het Digitaal Stelsel Omgevingswet is. Ze vroeg ook naar de financiële gevolgen. Daar hadden een aantal anderen ook nog vragen over. De basis-DSO, het basis Digitaal Stelsel Omgevingswet, betekent dat er een technische basis gereed is, zodat bij de inwerkingtreding iedereen op een centrale plek vergunningen kan aanvragen en op die digitale plek ook kan zien welke regels waar gelden. U moet zich voorstellen: u voert uw postcode in en komt dan meteen op de goede plek. De bedoeling is om dit dan stapsgewijze uit te bouwen. Dus, ik zei het net al: halverwege 2019 is het basisniveau gereed en daarna wordt er verder gebouwd. Er moet dan natuurlijk wel voldoende stabiliteit in het systeem zijn, aan de financiële kant en aan de wetgeverskant. Dat zijn eigenlijk de drie dingen die steeds samen moeten komen.

Over de financiën ...

De voorzitter:

Ik zie een vraag van de heer Ronnes. Op dit punt of op de financiën?

De heer Ronnes (CDA):

Nee, op dit onderwerp. Heeft u nog steeds uw collega-bestuurders van de andere bestuurslagen aan boord als het om deze ontwikkeling gaat? Want de geluiden die we uit die hoek horen, stemmen niet echt gerust.

Minister Ollongren:

Dat raakt ook wel aan de financiën. Een week of twee geleden, op 8 maart, Internationale Vrouwendag, zat ik aan tafel met de bestuurders. Ik zal niks zeggen over de samenstelling van het gezelschap. Ik heb dus heel onlangs met ze gesproken. Toen zijn er natuurlijk ook zorgen geuit. Dat begrijp ik ook heel goed. Dat overleg is belangrijk. De zorgen gingen voor een deel over de financiën. Ik heb uw Kamer al eerder gezegd dat ik die duidelijkheid over de financiële kant pas kan geven als het kabinet de Voorjaarsnota heeft afgerond. Dat is gewoon onderdeel van het reguliere proces over geld. Dat heb ik ook tegen hen gezegd. Dus wellicht dat we hier en daar nog wat zorgelijke geluiden zullen blijven horen totdat die duidelijkheid is gegeven. Nou, dat is alleszins begrijpelijk.

Het is misschien toch wel goed om nog even te zeggen dat er wordt doorgewerkt. Zoals hier door ons wordt doorgewerkt, wordt er ook door de decentrale overheden doorgewerkt. Een ruime meerderheid van hen heeft vertrouwen in het proces en ook in de planning. Die denken ook dat we met de timing nog op het goede spoor zitten.

Over geld hebben we gesproken. De stelselcatalogus: een vraag van mevrouw Van Tongeren. Dat gaat natuurlijk meer over hoe je het Digitaal Stelsel Omgevingswet dat in aanbouw is, vult. Dat is monnikenwerk, dat klopt, maar het is inderdaad heel zinvol. Ik geloof dat mevrouw Van Tongeren dat ook zo stelde. Dat gaan we gefaseerd doen, zoals ik net schetste. Het basisniveau met een vragenboom, uiteindelijk uitmondend in wat zeldzamere vergunningen met een veel beperktere set van omgevingsdocumenten is de opbouw. We hebben dus de tijd tot 2021, maar ook daarna. Het hoeft niet per se daarvoor al helemaal klaar te zijn. We doen het dus op de manier zoals mevrouw Laan schetste: eerst de veel voorkomende dingen. En we werken samen: wij aan de landelijke kant en de bevoegde gezagen werken aan het lokale gedeelte. Dat moet samen worden gebracht en leiden tot een goedwerkend systeem.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Is het antwoord van de Minister op de zware zorgen van de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen en de toch best wel heftige kritiek van BIT op het Digitaal Stelsel Omgevingswet: we gaan het gefaseerd doen en het gaat goed komen? Mijn motie uit 2016 vroeg in iets vriendelijkere bewoordingen eigenlijk hetzelfde: is het niet tijd om iets meer te doen dan te zeggen «we gaan door zoals we nu bezig zijn en het gaat goed komen»? Toch vrij serieuze organisaties betwijfelen dat ten zeerste.

Minister Ollongren:

Nee, mevrouw Van Tongeren moet me niet verkeerd begrijpen, maar dat doet ze volgens mij ook niet. Het BIT-advies is natuurlijk heel belangrijk. En het allerbelangrijkste wat ons nu te doen staat naar aanleiding van het BIT-advies is aan complexiteitsreductie te doen. Dat is eigenlijk wat er gezegd is: maak het behapbaar; probeer niet alles in één keer te doen. Dat is de waarschuwing die erboven uitstijgt als je het goed leest. En daar is iedereen het over eens, ook de andere overheden die hiermee moeten werken. Complexiteitsreductie geschiedt onder andere door te faseren, door het rustig op te bouwen en door te beginnen met een basis waarvan je weet dat die werkt en niet met een heel complex stelsel waarvan je dat niet zeker weet. Dat is de keuze die gemaakt is naar aanleiding van het BIT-advies. Daar hoort ook een financieel plaatje bij. Daar hebben de andere overheden en de koepels waarin zij georganiseerd zijn inderdaad zorgen over geuit. Dat begrijp ik heel goed. Tegelijkertijd accepteren zij dat we daar pas verder over kunnen spreken als het kabinet in de Voorjaarsnota de besluitvorming rond heeft.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Begrijp ik het goed dat de Minister zegt dat zij alle adviezen van het BIT overneemt en gaat uitvoeren?

Minister Ollongren:

Nou, niet helemaal. Ik wilde daar zo nog wat over zeggen. Het begon, zoals ik zei, met die complexiteitsreductie en het faseren. Dat is de belangrijkste rode draad naar aanleiding van het BIT-advies. Bij het volledig opvolgen van het BIT-advies zouden we de huidige voorzieningen moeten uitbouwen. Daar is niet voor gekozen, omdat het aanpassen van de huidige voorzieningen aan de Omgevingswet heel duur, omvangrijk en tijdrovend zou zijn. Dat zou ook niet passen bij wat nou juist met de Omgevingswet wordt beoogd. De huidige voorzieningen ondersteunen bijvoorbeeld niet de 26 wetten die in de Omgevingswet worden samengevoegd. In de huidige voorzieningen zitten ook onderdelen die zo'n beetje aan het eind van hun levensduur zijn. Het zou zonde zijn om daar heel veel tijd en geld in te stoppen. We willen een digitaal stelsel dat de verbeterdoelen die in de Omgevingswet zitten ondersteunt, zoals het bevorderen van de inzichtelijkheid en het bevorderen van de samenhang der dingen. Die huidige voorzieningen staan helemaal los van elkaar. Op dat onderdeel volgen we het BIT-advies dus niet. Op het onderdeel faseren en complexiteitsreductie doen we dat juist wel. Ik vind dat dit eigenlijk betekent dat de essentie van het BIT-advies en het overgrote deel van het BIT-advies worden opgevolgd. Daarmee heb ik dat onderdeel denk ik behandeld.

Er is nog een aantal losse punten. De heer Ronnes vroeg of een koepelvergunning mogelijk blijft onder de Omgevingswet. Dat is het geval. De koepelvergunning blijft mogelijk onder de Omgevingswet. Die wordt gebruikt als meerdere bedrijven op één locatie zitten. Ik geloof dat de heer Ronnes zelf Chemelot noemde, maar er is bijvoorbeeld ook de High Tech Campus in Eindhoven. Door een privaatrechtelijke constructie worden ze in de huidige regelgeving gezien als één geheel, met één vergunning. Dat is dus de koepelvergunning. Die blijft mogelijk, omdat bedrijven dan gezamenlijk één vergunning kunnen aanvragen.

Daarnaast maakt de Omgevingswet het mogelijk om regels voor alle bedrijven op locaties straks op te nemen in het omgevingsplan. Dat wordt bij de twee genoemde instellingen nu uitgewerkt.

De voorzitter:

Ik zie een korte vraag van de heer Ronnes.

De heer Ronnes (CDA):

We krijgen signalen dat de eerste ervaringen niet helemaal positief zijn. Is het misschien mogelijk om een keer een brief richting de Kamer te sturen over hoe het op dit moment staat met de ervaring met de koepelvergunning? Wat zijn daarbij de pijnpunten? Wij krijgen dan een beeld van wat er speelt als men zegt dat de eerste signalen niet positief zijn.

Minister Ollongren:

Er wordt wel samengewerkt. Er wordt ook nauw in de gaten gehouden hoe dit in de praktijk werkt. We hebben het dan over Chemelot en de TU in Eindhoven. Laat ik aan de heer Ronnes toezeggen om dat te doen, maar ik zou niet willen zeggen dat dit op heel korte termijn gebeurt. Laat dan aan mij over wat daarvoor het goede moment is, overigens in overleg met betrokkenen. Dit gebeurt in overleg, of eigenlijk in samenwerking met die bedrijven. Ik kom daarop terug, maar ik kan daar nu nog geen termijn bij vermelden.

Mevrouw Van Tongeren vroeg naar de implementatie van het EU-recht. In het nieuwe stelsel wordt inderdaad een groot aantal Europese richtlijnen geïmplementeerd. Denk bijvoorbeeld aan de Kaderrichtlijn Water en de MER-richtlijn. Die zitten al in de Omgevingswet, of in de AMvB's. Als er wijzigingen komen in richtlijnen, moeten die vanzelfsprekend ook in de regelgeving worden opgenomen. Binnen de stelselherziening kan dat bijvoorbeeld nog bij de invoeringswet en bij het invoeringsbesluit. Daarna kunnen er natuurlijk nog steeds wijzigingen komen. Die moeten dan met een wijziging van de Omgevingswet en met AMvB's worden doorgevoerd. Dat is eigenlijk precies hetzelfde als in het huidige recht, maar dan in het nieuwe recht.

Voorzitter, ik kom dan bij de vragen omtrent gezondheid. Dat is natuurlijk een doel van de Omgevingswet. Ik geloof dat het mevrouw Van Eijs was die daarnaar vroeg.

De voorzitter:

Sorry. Ik zie een vraag van mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik dacht: ik wacht even het stuk over DSO af voor ik ernaar vraag. Mevrouw Laan vroeg ook al of je met zo'n top vijf kunt werken. Ik had eerder al een vraag gesteld over de inventarisatie van de meest gebruikte informatieproducten, zoals ze werden omgeschreven in de brief. Mijn vraag daarbij was of gemeenten daar ook bij betrokken worden en hoe je nou samen met de bevoegde gezagen helder krijgt waar de meeste behoefte aan is. Dat was ook een van de dingen die uit het BIT-advies naar voren kwam: kijk waar we nou echt behoefte aan hebben en zorg dat dat vanaf het begin makkelijk en goed werkt, zodat bijvoorbeeld 70% van alle aanvragen hupsakee door dat stelsel kan.

Minister Ollongren:

Absoluut. We baseren ons juist op wat de gemeenten doen. Dat is die samenwerking en dat interbestuurlijke overleg waarin dit soort dingen worden besproken. Daarbij moeten we zeker afgaan op de ervaringen die gemeenten hebben en de voorstellen die zij daarvoor doen.

Ik zei al dat een van de doelen van de Omgevingswet is om een veilige en gezonde fysieke leefomgeving te bereiken. Gezondheid is dus een expliciet belang dat wordt meegenomen. Dat geldt ook voor het opstellen van de NOVI, waar ik straks nog iets over zal zeggen. In de AMvB's zijn ter bescherming van de gezondheid regels opgenomen over onder meer luchtkwaliteit, geluid en waterkwaliteit. Naar aanleiding van de behandeling in de Kamers heeft het onderwerp gezondheid verder vorm gekregen. Dat was ook aanleiding om een Gids Gezonde Leefomgeving te ontwikkelen. Deze neemt zowel de bescherming van gezondheid als gezondheidsbevordering mee.

De parlementaire behandeling van de wet en de voorhangprocedure voor de ontwerp-AMvB's zijn inmiddels afgerond. Zo heeft gezondheid eigenlijk wel een solide basis in het stelsel gekregen. De aanvullingssporen geluid en bodem vullen dit aan. Ook hier geldt weer dat de stelselverantwoordelijkheid bij mij ligt. De Staatssecretaris van IenW is hier bijvoorbeeld verder voor verantwoordelijk. Zij heeft hierover ook een brief gestuurd. Dat was trouwens de voorganger van de huidige Staatssecretaris, want de brief dateert van 19 augustus 2017. Ik begrijp dat er in uw Kamer een AO Leefomgeving is geweest op 14 december met de nieuwe Staatssecretaris, die nu de verantwoordelijkheid heeft.

Recent heeft ook de Gezondheidsraad advies uitgebracht over de normhoogte van de luchtkwaliteit. Daar zal de Staatssecretaris van IenW binnenkort op reageren.

Mevrouw Van Tongeren vroeg naar geluid en de cumulatie van geluid. We hebben natuurlijk de pieknormen, die betrekking hebben op individuele bedrijven. De regels voor cumulatie zullen worden verbeterd ten opzichte van de bestaande regels in de Wet geluidshinder. Ze worden vastgelegd in de Aanvullingswet en het Aanvullingsbesluit geluid. Doel is om daarmee een verbeterde bescherming te bieden. Dit zit echt bij mijn collega, mevrouw Van Veldhoven. Ik wil dan ook naar haar verwijzen. Dit is echter de intentie die hierachter zit.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We krijgen van de Minister een overzicht van welk onderwerp wanneer en waar aan bod komt. Komt ook in het overzicht te staan wanneer we met mevrouw Van Veldhoven kunnen discussiëren over het ophogen van de pieknorm van 65 naar 70 dB?

Minister Ollongren:

Wat ik begreep en wat ik zojuist ook geschetst heb, was dit een onderwerp in het AO dat al in december heeft plaatsgehad. Ik was daar zelf niet bij, maar zo heb ik dat van mevrouw Van Veldhoven meegekregen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Een AO is iets anders dan een wetsbehandeling of een voorhang van een AMvB. Het is prima dat er in een AO over gediscussieerd is, maar wanneer is dan het finale moment waarop de Eerste en de Tweede Kamer zich ertegenaan kunnen bemoeien? Ik had een aantal detailvragen gesteld. Ik dacht juist dat we een overzicht kregen van wanneer wat waar finaal wordt besloten. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik zelf het spoor een beetje bijster ben bij welke Minister en in welke commissie of in welk plenair debat we de laatste kans hebben om ergens iets van te vinden.

Minister Ollongren:

Ik wil u graag tegemoetkomen om dat inzichtelijk te maken. Daar worstel ik natuurlijk zelf ook mee. Vandaar de brief die ik heb gestuurd. Ik wil het ook zo inzichtelijk mogelijk blijven maken voor u. Ik kan echter niet op de stoel van uw voorzitter of van de Kamer gaan zitten. Daar moet ik dan nog wel even de goede balans in zien te vinden. Ik doe dus wat ik van mijn kant kan doen, namelijk inzichtelijk maken hoe dat aan de kant van het kabinet gebeurt. Het is dan verder natuurlijk aan uw voorzitter en uw Kamer om dit te ordenen in AO's, behandeling van voorhangprocedures, et cetera. Ik denk ook niet dat mevrouw Van Tongeren vond dat ik dat moest doen. Dat komt vast wel goed.

Ik heb al de Gids Gezonde Leefomgeving genoemd, mede naar aanleiding van de motie waar mevrouw Van Tongeren naar vroeg.

Voorzitter, ik denk dat ik dan over zou kunnen gaan naar planning en herplanning, tenzij iemand zegt: ik had nog meer vragen over gezondheid gesteld. Ik heb daar zonet natuurlijk al iets over gezegd: vanwege het feit dat het zo'n grote opgave is, loopt de stelselherziening langs een aantal trajecten. De basis is al gelegd, want die heeft uw Kamer al behandeld met de Omgevingswet. Voor de zomer komt de invoeringswet en worden er vier AMvB's gepubliceerd. De Aanvullingswet bodem is al aan uw Kamer aangeboden. Zo vordert het gestaag.

Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Van Tongeren: ik ga nog proberen dit geheel wat gedetailleerder voor u in te vullen. Het kost ook gewoon tijd om de details zorgvuldig in de wetgevingsproducten uit te werken, in samenhang met de andere overheden en met de implementatie. Het stelsel als geheel moet kloppen. Er moet straks een uitvoeringspraktijk zijn waar we allemaal mee uit de voeten kunnen. Eigenlijk heeft Melanie Schultz het al aangegeven door het uitstellen van de invoeringsdatum: zorgvuldigheid gaat boven snelheid. We moeten er allemaal op kunnen vertrouwen dat het goed genoeg en zorgvuldig is.

De heer Ronnes (CDA):

Los van al die details: de brief is flink. Ik moet zeggen dat ik even heb moeten puzzelen om zelf een beeld te krijgen van hoe de hoofdstappen in elkaar zitten. Is het misschien mogelijk om nog een keer een samenvatting van twee A4'tjes te geven waarin je de hoofdstappen neerzet? Dat is de eerste vraag. Ten tweede had ik nog een vraag openstaan: is het nou zo logisch om de invoeringswet nu al helemaal te doorlopen, terwijl dat eigenlijk het sluitstuk van het hele proces zou moeten zijn?

Minister Ollongren:

Wat betreft het eerste punt heb ik al de toezegging aan mevrouw Van Tongeren gedaan om het nog inzichtelijker te maken, meer op detailniveau. Wat ook zou kunnen – maar dat is helemaal aan u – is dat we nog een technische briefing houden over de planning en de samenhang der dingen. Dat is een aanbod van mijn kant. Ik hoor wel of dat op prijs wordt gesteld. Liever op papier? Prima.

De heer Ronnes (CDA):

Even voor de Handelingen: op papier alstublieft.

Minister Ollongren:

De heer Ronnes en mevrouw Van Tongeren willen het graag op papier; dan komt het op papier. Mocht er daarna nog behoefte zijn, dan kan dat natuurlijk altijd.

De heer Ronnes vroeg daarnaast of de volgorde nou logisch is. We kunnen met de invoeringswet niet wachten op de behandeling van de aanvullingswet. Dat hoeft denk ik ook niet. Met de Omgevingswet en vier AMvB's ligt er een fundament voor het nieuwe stelsel. Er wordt voortgebouwd op die basis, met onder andere overgangsrecht, een regeling voor nadeelcompensatie, verdere decentralisatie van ruimtelijke bouwregels en de grondslagen voor het digitale stelsel waar we zonet over spraken. Het is voor de implementatie en voor de uitvoeringspraktijk erg belangrijk dat die invoeringswet voortvarend wordt afgehandeld. Alles grijpt in zekere zin in elkaar. Zo wordt op de basis van de grondslagen uit de invoeringswet natuurlijk het digitale stelsel gebouwd. Dat moet gestaag verdergaan. Dat digitale stelsel moet namelijk weer klaar zijn vóór de inwerkingtreding.

De heer Ronnes (CDA):

Enerzijds begrijp ik dat. Anderzijds: als uit de aanvullingswetten zaken naar voren komen waarbij je toch de keuze moet maken om in de hoofdwet, de Omgevingswet, nog een aanpassing te doen, is er dan voor de Kamer nog een mogelijkheid om dat achteraf te repareren voordat de ingangsdatum van de nieuwe wet van toepassing is?

Minister Ollongren:

Dat kan natuurlijk. Je zou de Omgevingswet via de aanvullingswetten kunnen wijzigen. Ik denk dat verdere uitwerking van de aanvullingssporen bodem, geluid, grondeigendom en natuur inhoudelijk niet helemaal verbonden is met dat invoeringsspoor. Die aanvullingssporen maken gebruik van het instrumentarium van de vastgestelde Omgevingswet. Ze voorzien in een eigen overgangsrecht. Die invoeringswet is dus niet afhankelijk van de uiteindelijke teksten, maar omgekeerd kan het, als dat wenselijk of nodig zou zijn.

Voorzitter. Dan de NOVI. Daarover is terecht veel gezegd en daarvoor is terecht veel aandacht gevraagd. Dit is de eerste langetermijnvisie die het Rijk zal hebben in het kader van die Omgevingswet. De visie moet er eerder liggen – dat is ook logisch in de volgorde – dan de inwerkingtreding. De NOVI is een belangrijk stuk en het is een mooie ambitie. Nederland wordt intensief bewoond en gebruikt en de leefomgeving is daarmee een kostbaar bezit voor Nederland. Zij wordt gebruikt voor wonen, werken, recreëren en bewegen, dit kwam net al even aan de orde. We hebben een heleboel urgente opgaven in de fysieke leefomgeving op al die terreinen: energie, klimaat, bereikbaarheid et cetera, ze zijn net al genoemd. Die opgaven zijn vorig jaar onder het vorige kabinet al geagendeerd in de startnota. Het afgelopen jaar is gebruikt om de beleidsopties voor die opgaven te verkennen. Dat is een ambtelijk traject geweest. Er is ambtelijk niet stilgezeten, maar doorgewerkt. Nu wordt samen met veel betrokkenen gewerkt aan het maken van keuzen en stellen van prioriteiten die in de NOVI moeten neerslaan. Ik hoop dat die hoofdlijnen in de zomer in voldoende mate zijn uitgewerkt. Dat doen we dan in pariteit met het klimaatakkoord. De planning hangt daar ook nog enigszins vanaf. Ik kom dan graag bij uw Kamer terug. Het is mijn streven om voor het einde van het jaar de ontwerp-NOVI aan de Kamer aan te bieden.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik heb een tweeledige vraag. Volgens mij hebben we over niet al te lange tijd een AO NOVI staan, dus er komt sowieso nog een uitgebreid overleg over. Ten tweede hoorde ik vanuit het veld het woord «sleutelprojecten». Hier wordt met eenieder over gesproken. Vanuit de Kamer is hierover nog niet aangegeven wat de projecten zouden moeten zijn. Dat vind ik intrigerend. Het is een beetje vergelijkbaar met de wijze waarop cultuurinstellingen soms met een wethouder Cultuur al besluiten wat er belangrijk is, waarna de gemeenteraad mag zeggen wat zij belangrijk vindt, vaak met teleurstelling over en weer tot gevolg. Als die sleutelprojecten al helder zijn, wat voor een aantal mensen zo is, hoop ik dat wij informatie daarover ook te weten krijgen. Aan de Minister de vraag of dit al helder is en of, als dit zo is, wij dit te horen krijgen in dat AO NOVI.

Minister Ollongren:

Dat is nog niet zo. Er kunnen regio's, provincies en gemeenten zijn die daar ambities in hebben of zelf iets als sleutelproject of sleutelgebied geïdentificeerd hebben. Dat mag allemaal. Dat is hun verantwoordelijkheid. Wat er in de NOVI neerslaat, is nog helemaal niet besloten. Dat is onderdeel van dit proces. Ik vind het belangrijk dat uw Kamer hierover een opvatting heeft, maar het proces is om interdepartementaal, tussen de verantwoordelijke bewindslieden, en interbestuurlijk, met de andere overheden, tot een NOVI te komen. Het kiezen is hierbij het moeilijkst. Misschien worden er veel meer sleutelprojecten, sleutelgebieden of hoe je ze ook noemen wilt, aangedragen dan uiteindelijk moeten neerslaan in de NOVI. Ik wil uw Kamer op een aantal momenten meenemen in dat proces. Vandaar de stap om eerst de hoofdlijnen neer te zetten en daarna aan het einde van het jaar de NOVI zelf. Het is aan de Kamer hoe zij daarmee omgaat. U kunt daar vastomlijnde opvattingen over hebben of u kunt zeggen: wij willen de hoofdlijnen eerst zien en dan kijken we hoe we ertegen aankijken. Maar linksom of rechtsom gaat u er natuurlijk wel over.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dan toch mijn vraag, want ik begrijp dat allerlei mensen met elkaar – binnen de regio, tussen regio's en zeker ook met ambtenaren op het ministerie – in gesprek zijn over hun sleutelprojecten. Horen we dit dan bij de AO NOVI? ik kijk even naar de griffie; volgens mij hebben we deze gepland na het rondetafelgesprek over de NOVI, vorige week of twee weken geleden. Ik ga uit van een moment ergens voor de meivakantie.

Minister Ollongren:

Ik weet niet precies wanneer dat AO gepland is, maar dat kan mijn omissie zijn. Ik was me er niet zo van bewust. Ik houd er in ieder geval rekening mee dat ik u rond de zomer de hoofdlijnen zal sturen. Er wordt nu veel overlegd. Ik kan me ook voorstellen dat uit dat overleg allerlei wensen komen die u ook bereiken. Er zijn nog geen keuzen gemaakt. Ik heb het gevoel dat het AO plaatsvindt ruim voordat ik iets van hoofdlijnen uw kant op kan sturen, want dat is echt pas in augustus of september het geval.

De voorzitter:

We checken even wanneer het AO NOVI gepland staat. Gaat u maar verder.

Minister Ollongren:

Dank u wel, voorzitter. Het laatste onderdeel waarvoor veel aandacht werd gevraagd – dat gaat ook over de NOVI – is de participatie. Ik zei net al dat de NOVI juist in samenspraak wordt voorbereid. Ik noemde al de andere departementen en collega-bewindslieden, maar verder hebben medeoverheden, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en ook burgers de mogelijkheid om hierover mee te denken, adviezen te geven en voorstellen te doen. Als het AO niet voor volgende week gepland staat, maar voor over een aantal weken, kan ik u, indien u daar prijs op stelt, een brief sturen waarin ik uiteenzet hoe we inhoudelijk omgaan met de richting waarin de NOVI nu wordt uitgewerkt. Ik kan daarin ook ingaan op het participatieproces. Die kan misschien helpen voor de discussie die zonet werd gevoerd.

Tot slot het laatste punt. De NOVI is voor het hele land, maar daaronder liggen inderdaad provinciale en gemeentelijke visies. De NOVI is geen nietje door al die plannen. Er wordt gekeken vanuit nationaal perspectief naar de thema's en er wordt getracht daarin een ordening aan te brengen.

Voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee de gestelde vragen heb behandeld. Zo niet, dan hoor ik dat vast.

De voorzitter:

Ik zie nog een vraag van mevrouw van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dit is een vraag die ik bij herhaling aan Minister Schultz heb gesteld bij bijna alle behandelingen over de Omgevingswet waarbij ik aanwezig was. Kunnen we helderheid krijgen over het verloop van een aanvraag voor mijnbouw en gaswinning in het nieuwe systeem? Wie is als eerste aan zet? Hoe kan de burger inspreken? Heeft de gemeente wat in te brengen? Wat mag de provincie? Hoe werkt dat? Ik begrijp dat dit ingewikkeld is, dus ik hoef dit niet per se staande de vergadering te horen. Maar ik zou wel graag op enig moment hierop een antwoord krijgen, bijvoorbeeld in een brief. Die is al herhaaldelijk toegezegd door oud-Minister Schultz, maar helaas door de Kamer nog niet ontvangen. In de gedachte van de mensen die deze stelselwijziging bedacht hebben op basis van «sneller, beter, makkelijker, veiliger en gezonder voor de burger» stel ik de volgende vraag. Hoe zou dit moeten werken met een gaswinningsaanvraag voor Terschelling, Schiermonnikoog, Woerden, Hardenberg of noem het rijtje plaatsen maar op waar behoorlijke onrust heerst in alle verschillende bestuurslagen en bij de bevolking?

Minister Ollongren:

Ik wil daarop terugkomen, zowel in procedurele zin, in navolging van de toezegging die nog openstaat vanuit het vorige kabinet, als inhoudelijk. Ik kom daar echt graag op terug. Ik denk dat hier geldt, maar dat heeft mevrouw Schultz misschien ook weleens gezegd, dat de Minister van BZK de verantwoordelijke bewindspersoon is, want die gaat over de winning van delfstoffen, dat decentrale overheden hierin ook betrokkenheid hebben, maar dat uiteindelijk in dit soort gevallen de Minister van EZK beslist. Laten we afspreken, want ik zou het vervelend vinden als dit ook een repeterende plaat wordt van mevrouw Van Tongeren en mij – dat wil ik niet – dat ik erin zal duiken, naar het verleden zal kijken en erop terug zal komen.

De voorzitter:

Ik zie geen verdere vragen. De datum van de AO NOVI wordt nog uitgezocht. We komen daarop terug. Die staat geparkeerd, maakt u zich daar geen zorgen over, mevrouw Laan.

We beginnen aan de tweede termijn. Ik stel voor maximaal één minuut inbreng. Het woord is aan mevrouw Laan, als zij dat nodig acht.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Voorzitter. Ik kom nog even terug op een vraag over de financiële middelen voor de decentrale overheden, die ik misschien wat omfloerst heb gesteld in eerste termijn. Het was vorig jaar helder dat er een openstaande post is die nu blijkbaar bij de Voorjaarsnota wordt afgehandeld. Mijn vraag is aanvullend hierop. Is dit bedrag inclusief dat wat de decentrale overheden nodig hebben om te voldoen aan alle eisen die straks met de DSO te maken hebben? Daarnaast is de VVD verheugd door het feit dat de Minister als een soort diesel dit traject gaat uitrijden en we dit jaar nog een aantal spannende zaken tegemoet gaan zien. Ik kijk daar met veel plezier naar uit.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording en de toezeggingen, onder andere over de brief over de koepelvergunning en de brief met betrekking tot het proces van de Omgevingswet, om dit wat samenvattender en beknopter neer te zetten.

Mij resten nog twee punten, te beginnen met het punt van de financiële compensatie. De Minister zei heel snel dat die in de aanvullingswet komt. Ik heb begrepen dat het niet is opgenomen in het wetsvoorstel dat er ligt. Betekent dit dat er na de herziene versie die eerst ter inzage heeft gelegen, een herziene versie komt waarin het wel komt te staan? Of komt in een andere wet te staan dat de compensatieregeling ook voor binnenstedelijke transformatieopgaven geldt? Dat is mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag gaat over de Wilg, de Wet inrichting landelijk gebied. Ik probeerde de Minister te vragen om haar collega te overtuigen. Ik heb het idee dat ze heeft gezegd dat ze het signaal heeft opgepikt, maar vervolgens de bal bij mij heeft teruggelegd. Ik ben voornemens een VAO aan te vragen om onze wens via een motie nog eens goed kracht bij te zetten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Wat betreft het BIT-advies is het probleem natuurlijk dat je in één keer goede en nieuwe applicaties wilt bouwen, maar dat er veel oudere applicaties zijn die niet meer goed werken, geen goed onderhoud krijgen en niet goed ondersteund worden. Het advies is daarom om de oude bij te houden nu er uitstel is verkregen.

Het is heel fijn dat de Minister gaat kijken naar de uitwerking rond mijnbouw. Nu kan een provincie nog met een milieuverordening bijvoorbeeld schaliegaswinning tegenhouden. Met het niet afgeven van een omgevingsvergunning kan een gemeente ook nog het een en ander tegen gaswinning doen. Hoe zit het met de betrokkenheid van burgers en wat kunnen in het nieuwe systeem de medeoverheden nog doen?

Dan mijn laatste punt. We zijn in de vorige vorm eindeloos bezig geweest met de Structuurvisie Ondergrond. Ik weet niet meer precies waar we nu zitten, maar er is een toezegging van de Minister van EZK dat schaliegas daar niet in terugkomt. Waar is dat ding? Hoe zit dat en hoe verhoudt dat zich tot dit traject?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Voorzitter. De vraag, in ieder geval voor D66, is hoe de Omgevingswet in de praktijk zal gaan werken. Wij hebben kritische geluiden gehoord over het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Voor D66 is het toch een beetje kijken in een black box waarbij het niet helemaal duidelijk is waar we kritiek op moeten hebben. We blijven het kritisch volgen. Dit geldt ook voor het voorbeeld van de gezondheidsgids, want uiteindelijk moeten die ideeën daarover doorslaan in echt beleid en uiteindelijk in een echt plan. We delen wat dat betreft het belang van de monitoring van de implementatie van de Omgevingswet, vooral omdat het wat ons betreft belangrijk is dat wij signalen krijgen of de wetgeving die er al staat echt werkt of niet. Het is een groot en nieuw project en wij vragen ons af of wij, buiten dat we monitoren hoe het wordt ingevoerd, ook van bottom-up input krijgen of de wetgeving wel of niet werkt om zodoende de invoeringswet te verbeteren.

Dan over de NOVI. Het is goed dat we helder krijgen welke stappen daarin worden genomen, ook interbestuurlijk, zoals we net konden horen. Er zijn blijkbaar signalen dat er al keuzes worden gemaakt. Het zijn belangrijke keuzes in de NOVI en de Kamer heeft hier vast een eigen mening over. Wat D66 betreft komen er in de NOVI alleen zaken van nationaal belang. D66 vindt de ruimte voor de energietransitie heel belangrijk. Het is fijn dat er samenhang is met het klimaatakkoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Ondertussen heb ik meer informatie over het AO NOVI. Dat zal inderdaad kort na het rondetafelgesprek over de NOVI worden ingepland. Ik heb met de griffie gesproken en het gaat ook ingepland worden, nog voor het meireces. Daar stopte uw vraag, mevrouw Laan, en ik weet niet of u daaraan nog iets hebt toe te voegen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nee, ik ben blij met de efficiëntie van de griffie.

De voorzitter:

Dan wil ik graag in tweede termijn het woord geven aan de Minister.

Minister Ollongren:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal uiteraard de gestelde vragen nog beantwoorden. De kern van alles is dat we met elkaar denken dat de Omgevingswet met alles wat daarbij hoort, zoals het Digitaal Stelsel Omgevingswet, beter is dan wat we hebben. Om daar te komen, moeten we wel een aantal ingewikkelde dingen met elkaar doen. Dat er in de tussentijd door veel mensen wordt gevraagd of wel hieraan of daaraan wordt gedacht en dat wordt opgemerkt wat ze wel of niet willen, hoort er allemaal bij. Als je dat niet zou willen, moet je er niet aan beginnen. Ik denk wel dat er een overtuiging is bij alle betrokkenen dat hoe moeilijk het ook is, we wel toewerken naar iets wat beter kan zijn. De makkelijkste weg is om het niet te doen, maar daarvan wordt uiteindelijk geen burger, bedrijf of overheid heel veel beter. Het is wel iets van de lange adem, dat zie ik ook.

Even terugkomend op de vragen. Mevrouw Laan vroeg naar het bestuursakkoord dat het vorige kabinet heeft gesloten. Dit bestuursakkoord komt erop neer dat de transitiekosten door iedere bestuurslaag zelf worden gefinancierd, ook door het Rijk overigens. Als Rijk kijken we naar de benodigde investeringskosten waarbij het BIT-advies wordt betrokken.

De heer Ronnes vroeg naar de financiële voorschriften of compensatie. Ik ben aan het bekijken hoe we de financiële compensatie goed kunnen regelen. Ik doe dit samen met de bestuurlijke partners en moet ook nog kijken via welk spoor deze in de Omgevingswet kan worden ingebouwd. Dat zou bijvoorbeeld via de Aanvullingswet grondeigendom of via de invoeringswet kunnen worden gedaan. Dat wordt onderdeel van de uitwerking. Het klopt dat ik daarop terugkom.

De Wilg was een aankondiging van een VAO. Dat zullen we dan te zijner tijd plenair bespreken.

Mevrouw Van Tongeren sprak over BIT en de oude applicaties. Die moeten inderdaad wel doorwerken, daar heeft ze helemaal gelijk in. Ik heb haar al toegezegd de vragen over gaswinning, mijnbouw en participatie uit te zoeken en er per brief op terug te komen. Die toezegging staat.

Dan de Structuurvisie Ondergrond en de aangenomen motie-Smaling. De strekking van die motie was «geen schaliegas, hooguit in de toekomst wegens zwaarwegende argumenten», zo vat ik nu de motie samen. Die motie wordt uitgevoerd in de Structuurvisie Ondergrond en die structuurvisie verwacht ik nog dit voorjaar aan de Kamer toe te zenden.

Volgens mij heb ik een aantal punten van mevrouw Van Eijs al behandeld. Een punt betrof de vraag of we van de Crisis- en herstelwet ook lering trekken voor de Omgevingswet. De Crisis- en herstelwet – ik moet mevrouw Van Eijs aankijken – is een experimentenwet. De ervaringen die we nu opdoen voorafgaand aan de Omgevingswet zijn heel relevant en worden meegenomen via het invoeringsbesluit en de aanvullingssporen. We zullen gaan monitoren en als het allemaal rond is, gaan we natuurlijk evalueren, zoals gebruikelijk na vijf jaar.

Voorzitter, daarmee heb ik de vragen beantwoord.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoorde de Minister in een tussenzin zeggen dat de Crisis- en herstelwet een experimentenwet is. Het grootste deel van het buizen- en leidingenstelsel in Groningen en een flink deel van de woningbouw is onder de Crisis- en herstelwet gebracht. Dat is geen experiment, neem ik aan.

Minister Ollongren:

Ik bedoelde te zeggen: de Crisis- en herstelwet is een wet die experimenten mogelijk heeft gemaakt. Als we het daarover eens kunnen worden, vertrouw ik er helemaal op dat wat mevrouw Van Tongeren nu zegt, ook klopt. U begrijpt nu wat ik bedoelde?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik weet het niet helemaal zeker. GroenLinks heeft zich tegen dit feit verzet. Het is bijna een hele provincie die onder een Crisis- en herstelwet is gebracht, die voornamelijk is bedoeld voor experimenten. Ik vind dat een zorgelijk aspect. Dat moet wellicht in een van de vele andere AO's aan de orde komen. Het lijkt mij vast niet de bedoeling van deze Minister om de hele gaswinning tot experiment te bestempelen.

Minister Ollongren:

Dat is niet de bedoeling, maar dat lijkt me ook niet het geval. Het is misschien inderdaad goed om dat ergens anders te hernemen.

De voorzitter:

Dan komen we langzaamaan bij het einde van de vergadering. Ik begrijp van de griffie dat de toezeggingen in het verslag zullen staan. Er is een VAO aangevraagd door de heer Ronnes. Ik kijk even naar de heer Ronnes met de vraag wanneer hij dat ingepland wil hebben.

De heer Ronnes (CDA):

We hebben er volgende week eentje staan. Misschien kunnen we dat combineren?

De voorzitter:

Ja, ik heb waarschijnlijk een VAO staan over energiebesparing en het bouwreglement. We proberen dit daarmee te combineren.

Dan is dit het einde van de vergadering. Dank u wel, allemaal.

Sluiting 12.02 uur.