Kamerstuk 33085-9

Derde nota van wijziging

Dossier: Wijziging van de Remigratiewet (Heroverweging Remigratiewet)

Gepubliceerd: 6 september 2012
Indiener(s): Leers
Onderwerpen: migratie en integratie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33085-9.html
ID: 33085-9
Origineel: 33085-2

Nr. 9 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 september 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 1, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a tot en met l worden geletterd b tot en met m.

2. Voor onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

a. benadelingsbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5a, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan remigratievoorzieningen is verleend;

B

In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 2b, vijfde lid, wordt «regeling van Onze Minister» vervangen door: ministeriële regeling.

C

Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 6b wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de remigrant, zijn partner, hun kinderen of hun wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 5a. De bestuurlijke boete is niet lager dan de boete die op grond van het tweede lid zou worden opgelegd indien er geen sprake was van een benadelingsbedrag.

b. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot vijfde tot en met zevende lid, drie leden ingevoegd, luidende:

2. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de remigrant, zijn partner, hun kinderen of hun wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 5a, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, legt de Sociale verzekeringsbank een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Stafrecht.

3. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de remigrant, zijn partner, hun kinderen of hun wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 5a, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan remigratievoorzieningen is ontvangen, van ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.

4. In afwijking van het derde lid is het in dat lid genoemde tijdvak van vijf jaar tien jaar indien wegens de eerdere overtreding, bedoeld in het derde lid, de remigrant, zijn partner, hun kinderen of hun wettelijke vertegenwoordiger is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

c. In het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

d. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. De Sociale verzekeringsbank kan:

a. de bestuurlijke boete verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid;

b. afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

e. Na het zevende lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:

8. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is verplicht desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.

9. In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep het bedrag waarop de bestuurlijke boete is vastgesteld ook ten nadele van de remigrant, zijn partner of hun kinderen dan wel hun wettige vertegenwoordiger wijzigen.

2. In artikel 6e, vijfde lid, wordt «artikel 6b, eerste lid» vervangen door: artikel 6b.

D

In artikel I, onderdeel K, onder 2, wordt «periodiek uitkering» vervangen door: periodieke uitkering.

E

In artikel IA, eerste lid, aanhef, en tweede lid aanhef, wordt «Invoeringswet wet werken naar vermogen» vervangen door: Invoeringswet Wet werken naar vermogen.

F

In artikel II wordt na «Sociale verzekeringsbank» ingevoegd: , genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,.

Toelichting

Onderdelen A en C

Door het wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving op het beleidsterrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van de harmonisatie en aanscherping van de sanctiemogelijkheden ter versterking van de naleving en handhaving en bestrijding van misbruik en fraude (Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) wordt de regeling omtrent de bestuurlijke boete in de socialezekerheidswetgeving aangescherpt en geharmoniseerd. Hoewel de Remigratiewet geen onderdeel uitmaakt van de sociale zekerheid is het toch wenselijk om in dit wetsvoorstel de bestuurlijke boete op eenzelfde manier te regelen. Vooreerst is er bij remigratievoorzieningen in een aantal gevallen een samenloop met andere uitkeringen op basis van de sociale zekerheidswetgeving. Daarnaast wordt de Remigratiewet, net als een aantal volksverzekeringen uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB). Het zou onverklaarbaar zijn waarom het niet nakomen van de informatieverplichtingen op basis van de Remigratiewet tot een veel lagere bestuurlijke boete zou leiden, als het niet nakomen van de informatieverplichtingen op basis van andere sociale-zekerheidswetgeving.

Het uitgangspunt is dat remigranten teveel ontvangen remigratievoorzieningen helemaal terugbetalen, ongeacht de hoogte daarvan en dat ze bij fraude daar bovenop als straf een substantiële geldboete moeten betalen. Hoewel het aantal geconstateerde fraudegevallen inzake remigratievoorzieningen tot op heden beperkt is, is het toch wenselijk om iedere vorm van fraude hard aan te pakken. De mogelijkheid om een hoge bestuurlijke boete op te leggen bij fraude en recidivisten aan te pakken, heeft een preventieve werking, zodat het aantal gevallen van fraude nog wordt verminderd en remigranten ervan worden weerhouden om de regels te overtreden. Daarom vindt bij een eerste overtreding naast de terugvordering oplegging van een boete plaats die in beginsel even hoog is als het ten onrechte genoten voordeel. Bij recidive legt de SVB naast de terugvordering een boete op van 150 procent van het benadelingsbedrag. De bestuurlijke boete is daarmee in verhouding tot de ernst van de overtreding.

Het begrip fraude is verbonden aan de voorwaarden voor het recht op remigratievoorzieningen en de daarmee samenhangende inlichtingenplicht van de remigrant. De remigrant dient de SVB te informeren over veranderingen in zijn situatie waarvan hij redelijkerwijs kan begrijpen dat die van invloed zijn op het recht, de hoogte of de duur van de remigratievoorzieningen. Er is dus sprake van fraude als de remigrant deze verplichting niet nakomt en hem hiervan een verwijt gemaakt kan worden. De inlichtingenverplichting maakt immers een integraal onderdeel uit van de aan de remigratievoorzieningen verbonden verplichtingen. Wordt de inlichtingenverplichting niet nagekomen, dan kan ook het recht op remigratievoorzieningen niet (volledig) geldend worden gemaakt.

Het benadelingsbedrag is het bruto bedrag van de remigratievoorzieningen dat ten onrechte of te veel is betaald, omdat de remigrant de informatieverplichting niet is nagekomen of onjuiste informatie heeft verstrekt.

Aan de remigrant, zijn partner of hun kinderen dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger, die verplicht zijn bepaalde informatie te verstrekken, wordt in beginsel een bestuurlijke boete opgelegd bij het niet of niet behoorlijk nakomen van deze informatieverplichting.

Indien er sprake is van een benadelingsbedrag is de bestuurlijke boete in beginsel gelijk aan dat bedrag. Daarnaast wordt het teveel of ten onrechte betaalde als een onverschuldigde betaling teruggevorderd.

In geval van ernstige fraude kan de SVB hiervan aangifte doen bij het Openbaar Ministerie waar het gaat om misdrijven als bedoeld in de artikelen 227a en 227v van het Wetboek van Strafrecht (opzettelijk het niet naar waarheid verstrekken van gegevens, respectievelijk opzettelijk nalaten tijdig benodigde gegevens te verstrekken). Het voornemen is om net als bij de andere socialezekerheidswetten een aangiftegrens van € 50 000 te hanteren

Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag wordt een boete opgelegd van maximaal het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Per 1 januari 2012 is dat vastgesteld op 3 900 euro. De maximale boete wordt automatisch aangepast aan de tweejaarlijkse wijzigingen van de maximale strafrechtelijke geldboetes op grond van artikel 23, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De SVB kan, op basis van het vijfde lid, afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met een schriftelijke waarschuwing indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting niet geleid heeft tot een benadelingsbedrag.

Bij recidive binnen vijf jaar wordt een bestuurlijke boete opgelegd van 150 procent van het benadelingsbedrag. Het moet dan gaan om een nieuwe overtreding van de inlichtingenverplichting die geleid heeft tot een benadelingsbedrag. Deze periode van vijf jaar wordt verlengd tot tien jaar indien de eerdere overtreding is bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De SVB verlaagt de bestuurlijke boete indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Hierover zullen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld worden. Hiermee is er voldoende ruimte voor de SVB om in concrete situaties rekening te houden met de concrete omstandigheden die behoren te leiden tot een lagere bestuurlijke boete als gevolg van een verminderde verwijtbaarheid. Factoren die bij de vaststelling van verwijtbaarheid een rol kunnen spelen zijn onder andere omstandigheden van sociale, psychische of medische aard waardoor de overtreding van de inlichtingenverplichting niet volledig aan de betrokkenen is toe te rekenen. Ook kan hierbij gedacht worden aan onvoorziene en ongewenste omstandigheden waardoor de remigrant, zijn partner of hun kinderen dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger feitelijk niet in staat waren om de op hen rustende verplichtingen na te komen.

Naast verwijtbaarheid kan de situatie van het concrete geval dusdanig zijn dat het opleggen van de zwaarste sanctie onredelijk en onbillijk is. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat de bestuurlijke boete een direct gevolg heeft voor minderjarige kinderen van de remigrant. In deze gevallen zal de SVB zorgvuldige afwegingen moeten maken.

Op basis van artikel 6e, vijfde lid, kan de SVB de bestuurlijke boete invorderen bij dwangbevel of op basis van artikel 6f, eerste lid, verrekenen met de daar genoemde later uit te betalen uitkeringen.

Onderdeel B, D, E en F

De wijzigingen in de onderdelen B, D, E en F betreffen redactionele correcties.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers