Gepubliceerd: 27 januari 2012
Indiener(s): Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid werk zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33050-6.html
ID: 33050-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 27 januari 2012

Deze nota naar aanleiding van het verslag wordt ingediend mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de vragen die de leden van de fracties van VVD, PvdA, PVV, CDA en ChristenUnie hebben gesteld over het onderhavige wetsvoorstel. Hieronder worden deze vragen beantwoord, waarbij vergelijkbare vragen waar gepast zijn samengevoegd.

I. ALGEMEEN

De kern van de wetswijzigingen

Verduidelijking wettekst

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nog eens uitgebreid kan ingaan op de redenen (op basis van de Tweede evaluatie Wet op de medische keuringen) waarom lekenkeuringen nog regelmatig voorkomen, met name bij de populaties «baanwisselaars met gezondheidsproblemen» en «gehandicapten». Ligt de reden van deze hoge percentages bij de onduidelijkheid van de wettekst of bij (het afdwingen van) de naleving? De leden van de VVD-fractie, PVV-fractie en CDA-fractie vragen tevens in hoeverre het onderhavige wetsvoorstel bijdraagt aan het verlagen van deze cijfers.

In de Tweede evaluatie op de Wet op de medische keuringen (hierna «de evaluatie») werd geconstateerd dat het nog regelmatig voorkomt dat de werkgever tijdens het sollicitatiegesprek vragen stelt over gezondheid en ziekteverzuim, terwijl de Wmk dergelijke «lekenkeuringen» verbiedt.1

Aangenomen mag worden dat een aanzienlijk deel van de werkgevers niet beseft dat het begrip «keuring» eveneens betrekking heeft op het stellen van vragen op dit gebied. Ook blijkt deze term niet aan te sluiten bij het dagelijkse spraakgebruik.2 In de evaluatie wordt niet nader ingegaan op de specifieke oorzaken van het voorkomen van lekenkeuringen bij degenen met gezondheidsproblemen en gehandicapten, maar geconstateerd dat dit bij hen vaker voorkomt. Het komt de regering voor dat de onbekendheid met en onduidelijkheid rond de termen «andere beoordelingen» en «medische keuring» mogelijk leidt tot het stellen van gezondheidsvragen tijdens een sollicitatiegesprek. Daarom worden de termen «andere beoordelingen» en «medische keuring» niet meer gebruikt in de tekst van het voorgestelde artikel 4, tweede lid. Het is van groot belang dat werkgevers, werknemers en maatschappelijke organisaties op de hoogte zijn van de Wmk.

De leden van de CDA-fractie steunen van harte de verduidelijking van de wettekst, dat alleen de keuringsarts vragen naar de gezondheid mag stellen. Maar in hoeverre dit in de praktijk zal betekenen dat werkgevers tijdens een sollicitatiegesprek geen vragen meer zullen stellen over gezondheid en ziekteverzuim is voor deze leden nog de vraag. De fracties van de PVV, VVD, ChristenUnie en CDA vragen hoe de handhaving van de Wmk verbeterd zal worden en er bijvoorbeeld bij sollicitaties niet naar zaken als de gezondheid en het ziekteverzuim kan worden gevraagd. Hoe valt te controleren of een afwijzing van de sollicitatie te maken heeft met eventueel niet (of niet bevredigend) antwoorden op een vraag aan de sollicitant over de gezondheid en/of het ziekteverzuim, vragen de leden van de PVV-fractie. Genoemde leden zijn voorts benieuwd of bekend is hoeveel procent van de werknemers bekend is met deze bepaling en wat de te verwachten afname zal zijn.

Met de verduidelijking van de formulering van de wettekst met betrekking tot het verbod op het stellen van gezondheidsvragen tijdens sollicitatiegesprekken wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het verlagen van het aantal gevallen waarin dit nog gebeurt.

Het is van belang dat sollicitanten en werkgevers zich bewust zijn van hun rechten en plichten bij een sollicitatieprocedure en dat deze vervolgens ook worden nageleefd. Het is, zoals hiervoor genoemd, daarom belangrijk dat werkgevers, werknemers en maatschappelijke organisaties op de hoogte zijn van de Wmk. De Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen (Cka) heeft daarom op 11 november 2010 de conferentie «Ongezond verklaard» georganiseerd met als doel inzicht te geven in de regelgeving omtrent het stellen van gezondheidsvragen.3

Indien een sollicitant het vermoeden heeft dat de afwijzing voor een functie verband houdt met een gezondheidsvraag, kan deze zich met een klacht hierover wenden tot de Cka. Er zal in elk concreet geval door de Cka beoordeeld moeten worden of dit aan de orde geweest is.

Naar aanleiding van de evaluatie wordt tevens voorgesteld de klachtenprocedure bij de Cka open te stellen voor ondernemingsraden en personeelsvertegenwoordigingen.4 Daartoe zal het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen worden aangepast. Van een klachtrecht van deze partijen kan een preventieve werking uitgaan.

De regering zijn geen cijfers bekend die inzicht geven in het percentage van werknemers dat op de hoogte is van het verbod op lekenkeuringen. Over een mogelijk toekomstige afname van het aantal overtredingen van het verbod op het stellen van gezondheidsvragen kunnen daarom geen uitspraken worden gedaan.

De leden van de PvdA-fractie stellen dat het voor de sollicitant vaak onduidelijk is wanneer een medische keuring is toegestaan en wat de rechten en de plichten van de sollicitant daarbij zijn. Waarom worden de soorten keuringen waarvoor de Cka kan worden ingeschakeld niet in de wet opgenomen? Onder welke omstandigheden is het de werkgever toegestaan een keuringsarts in te schakelen en gezondheidsvragen te laten stellen?

De voorgestelde formulering van artikel 13, eerste lid, wekt mogelijk de indruk dat de wet geen betrekking heeft op aanstellingskeuringen. Dat is echter niet het geval. De eisen die gelden ten aanzien van aanstellingskeuringen zijn nader uitgewerkt in het Besluit aanstellingskeuringen, terwijl de procedure van klachtenbehandeling met betrekking tot aanstellingskeuringen in het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen is opgenomen. De in artikel 13 van de wet geboden mogelijkheid tot zelfregulering van de klachtenbehandeling heeft daarom geen betrekking op aanstellingskeuringen. De tekst van de Wmk en het Besluit aanstellingskeuringen (met name artikel 3) bepalen wanneer een keuringsarts ingeschakeld mag worden en deze gezondheidsvragen kan stellen. Aan de hand van de Leidraad aanstellingskeuringen kunnen bedrijfsartsen werkgevers adviseren over de vraag in welke situaties een aanstellingskeuring mag worden verricht, hoe de inhoud ervan kan worden vastgesteld en wordt bedrijfsartsen een handvat gegeven bij de uitvoering ervan.5

De leden van de PvdA-fractie vragen tevens wat de sollicitant kan doen als de keuringsarts de werkgever eerst inlicht over de uitslag van de keuring vóór de sollicitant wordt ingelicht. Als de werkgever, na een eerste negatieve uitslag van de keuring door de keuringsarts, weigert de kosten delen te voor een tweede herkeuring bij een onafhankelijk arts, welke mogelijkheden heeft de sollicitant dan?

De Wmk en de daarop gebaseerde regelgeving stelt niet zelf met zoveel woorden de eis dat de keurling het recht heeft de keuringsuitslag als eerste te vernemen. Deze norm volgt uit de tuchtrechtspraak en de wettelijke regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst (zie met name artikel 7:464, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek). In de Leidraad aanstellingskeuringen is uitgewerkt hoe de keurling en de werkgever worden geïnformeerd over de keuringsuitslag. Nadat de keuringsuitslag is bepaald, deelt de keurend arts deze mee aan de keurling, en met diens instemming aan de werkgever. Uit de evaluatie blijkt dat keuringsartsen zich over het algemeen houden aan de verplichting om de keurling als eerste op de hoogte te stellen van de keuring. Het zonder toestemming van de keurling geven van de keuringsuitslag, levert een schending op van de geheimhoudingsplicht van de arts en van de privacy van de keurling.6

Op grond van artikel 12, derde lid, van de Wmk worden de kosten van herkeuring gedragen door de keuringvrager, in dit geval de werkgever. Deze kan een redelijke bijdrage vragen van de keurling, de sollicitant. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wmk is naar voren gebracht dat het voor de hand ligt dat partijen daarover nadere afspraken maken. Men zou zich kunnen voorstellen dat daarbij zou worden afgesproken dat de keurling zijn bijdrage terugkrijgt indien de herkeuring positief uitvalt.7 Uit de evaluatie blijkt dat in enkele categorale regelingen en in twaalf cao’s is vastgelegd dat de kosten van herkeuring voor rekening van de werkgever komen. In zeven van de twaalf cao’s is aangegeven dat de reis- en verblijfkosten vergoed worden door de werkgever.8

De leden van de PVV-fractie stellen dat uit de Tweede evaluatie Wmk blijkt dat in sommige gevallen ook keuringen worden voorgeschreven die niet gericht zijn op een arbeidsverhouding of aanstelling, zoals bijvoorbeeld keuringen voor vakopleidingen, vrijwilligerswerk en stages. Genoemde leden vragen hoe de regering aankijkt tegen de aanbeveling uit de evaluatie om de werkingssfeer van de Wmk uit te breiden tot dit soort activiteiten.

Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Tweede Kamer gevraagd of de regering voornemens is de werkingssfeer van de Wmk uit te breiden tot activiteiten die een

opstap naar betaalde arbeid kunnen vormen, zoals scholing, stage of vrijwilligerswerk.9 Ook de toegang tot dergelijke activiteiten dient uiteraard niet onnodig te worden belemmerd. Sociale partners en relevante actoren in het onderwijs zijn in dit kader geconsulteerd. De Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk, de MBO Raad, de HBO Raad, Colo (vereniging van 17 samenwerkende kenniscentra), de Stichting van de Arbeid, de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid en de Vereniging van Universiteiten zagen geen van alle aanleiding de werkingssfeer van de Wmk uit te breiden. Zij gaven aan hiertoe geen klachten of signalen te hebben ontvangen.

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat de mededeling inzake de geschiktheid van de keurling aan de werkgever zich dient te beperken tot de mededeling geschikt/niet geschikt/geschikt onder voorwaarden. Uit de tweede evaluatie blijkt dat deze inperking in bijna een kwart van de gevallen niet wordt gerespecteerd. Ook blijkt dat soms meer informatie wordt doorgegeven aan de werkgever dan strikt is toegestaan. De leden vragen hoe de regering ervoor gaat zorgen dat deze inperking gerespecteerd wordt.

Uit de evaluatie blijkt dat in bijna een kwart van de gevallen de bedrijfsarts meer informatie doorgeeft aan de werkgever dan toegestaan is. Zoals hiervoor beschreven, levert dit een schending van de privacy van de keurling en van de geheimhoudingsplicht van de arts op. In de evaluatie wordt overigens opgemerkt dat het aantal waarnemingen zodanig beperkt is dat de bevinding niet kan worden gegeneraliseerd.10

De leden van de PVV-fractie vragen daarnaast of de Wmk de gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met gezondheidsproblemen bevordert.

De Wmk is een van de instrumenten tegen uitsluiting op de arbeidsmarkt van personen met een handicap of chronische ziekte. Uit de evaluatie blijkt, indien de effectiviteit van de Wmk wordt afgemeten tegen het aantal medische onderzoeken voorafgaand aan indiensttreding, de Wmk in redelijk effectief is. Het percentage sollicitanten dat te maken krijgt met een aanstellingskeuring in strikte zin is immers niet meer dan 1,5 procent.11

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering de formulering in de wettekst over het verbod op lekenkeuringen aanpast naar aanleiding van de tweede evaluatie Wmk, maar geen maatregelen neemt om het afdwingen van de naleving te verbeteren. Het afdwingen van de naleving van het verbod op lekenkeuringen wordt echter ook als probleem genoemd in deze evaluatie. Heeft de regering naast het aanpassen van de wettekst aanvullende maatregelen overwogen om de naleving van het verbod op lekenkeuringen te verbeteren? Zo ja, om welke maatregelen gaat het dan? Zo nee, waarom heeft de regering niet voor aanvullende maatregelen gekozen naast het aanpassen van de wettekst?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere toelichting waarom de regering afziet van verdere evaluaties van de Wmk, aangezien lekenkeuringen nog steeds regelmatig voorkomen. Deze leden vragen waarom de regering dit specifieke aspect niet wil evalueren.

Op de naleving en handhaving van de Wmk in relatie tot lekenkeuringen is in het voorgaande reeds ingegaan. In het wetsvoorstel is het laten vervallen van de algemene evaluatiebepaling van artikel 15 opgenomen omdat de wet inmiddels tweemaal is geëvalueerd. De uitgebreide onderzoeken die in het kader van de eerste en de tweede evaluatie hebben plaatsgevonden, hebben een goed inzicht geboden in de ontstane praktijk en de problemen die zich daarbij voordoen. Een volgende evaluatie van de wet zal naar verwachting tot weinig nieuwe informatie leiden. Een bepaling die periodiek tot evaluatie van de hele wet verplicht is daarom niet zinvol. Indien daar aanleiding toe is wordt bezien of onderzoek naar bepaalde aspecten van de Wmk zinvol is.

Aanstellingskeuringen, zelfregulering en de klachtencommissie

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het voorstel om de SER een centrale rol te geven bij de instelling van de klachtencommissie aanstellingskeuringen. Bovendien geeft de SER aan in beginsel ook positief tegenover het voorstel te staan. Deze leden vragen of de regering al iets meer kan zeggen over de manier waarop de SER en de Cka deze rol gaan invullen?

Het voornemen bestaat om in het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen te regelen dat de commissie wordt samengesteld uit vijf door de SER te benoemen leden. De commissie zou samengesteld moeten zijn uit drie onafhankelijke leden, waaronder de voorzitter, een lid dat op voordracht van de representatieve organisaties van werkgevers en een lid dat op voordracht van de representatieve organisaties van werknemers wordt benoemd. De noodzakelijke juridische en medische deskundigheid zal daarbij gewaarborgd moeten blijven. Om mogelijk te maken dat iemand die niet tot de in de SER vertegenwoordigde organisaties behoort lid kan worden van de klachtencommissie, is voorgesteld artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de Wmk te herzien.

De leden van de PvdA-fractie steunen de regering in het overdragen van de uitvoering van de Cka aan de SER. Maar de regering stelt nu enkel voor de bevoegdheid te krijgen de commissie bij de SER te beleggen. Waarom dit voorbehoud? De leden van de PvdA-fractie en CDA-fractie vragen waarom de regering enerzijds flexibiliteit in de wet wil, om zo de bevoegdheid over de Cka weer terug bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onder te brengen, terwijl de regering er anderzijds voor kiest de evaluatieplicht uit de wet te verwijderen? De leden van de PvdA-fractie willen dat de regering regels opstelt over de werkwijze van de commissie en het voorstel hier dus op aanpast. Ook vragen deze leden of de SER ook de artsen die lid worden van de Cka gaat benoemen.

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld de bevoegdheid op te nemen om de uitvoering van de Cka bij de SER te beleggen, door aanpassing van artikel in artikel 14, tweede lid, van de Wmk.De voorgestelde wettekst biedt de ruimte om de klachtenbehandeling ook op een andere manier te organiseren. Het is wenselijk om de flexibiliteit te behouden om de taak om een klachtencommissie in te stellen op enig moment niet meer aan de SER op te dragen. Uiteraard zou daarover in een dergelijke situatie overleg plaatsvinden met de SER. Dit staat los van een wettelijk verplichte periodieke evaluatie van de Wmk.

Op basis van de voorgestelde tekst voor artikel 14, tweede lid, van de wet bestaat onder meer de mogelijkheid om regels te stellen over de werkwijze van de Cka. Daarover staan nu al bepalingen in het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen.

De SER zal ook de artsen die lid worden van de Cka gaan benoemen.

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de effectiviteit van de Cka. Uiteindelijk is het doel, naar de mening van deze leden, om onnodige medische keuringen in te perken, zodat de privacy van de sollicitant beschermd wordt. Als een sollicitant toch vragen van de werkgever krijgt over zijn gezondheid of wordt gevraagd een medisch onderzoek te ondergaan, hoe kan de sollicitant dit dan via de Cka tegengaan? De Cka heeft enkel een adviesfunctie. Waarom kan de sollicitant via de Cka geen vergoeding krijgen of wordt de werkgever geen boete opgelegd? De desbetreffende werkgever zou vervolgens bezwaar kunnen maken. Wat zijn op dit moment de financiële gevolgen van een negatief advies van de Cka?

Wanneer een sollicitant vragen krijgt van de werkgever of onderzoeken moet ondergaan waarvan de sollicitant meent dat deze strijdig zijn met de Wmk, kan deze daarover een klacht indienen bij de Cka. De Cka zal een oordeel uitspreken over de gegrondheid van de klacht. Deze uitspraak van de Cka is openbaar maar geanonimiseerd, en heeft daardoor een richtinggevende werking voor de praktijk. Het oordeel is niet bindend en heeft geen rechtsgevolgen. De Wmk bevat net als veel andere wetten, geen apart sanctiestelsel. De Wmk wordt door civiele partijen zelf gehandhaafd. De Cka kan daarom geen vergoeding toekennen aan de klager of een boete opleggen aan een werkgever. De sollicitant zal zich hiervoor tot de civiele rechter moeten wenden. De rechter kan op vordering van de keurling een gedraging die in strijd is met de wet verbieden dan wel een schadevergoeding toekennen. Wanneer de sollicitant door de Cka in het gelijk is gesteld, zal dat zijn positie in een procedure voor de rechter versterken.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom er wordt gekozen voor onderbrenging van de Cka bij de SER. Kan er niet op een andere wijze aan de bezwaren worden tegemoet gekomen, bijvoorbeeld door het secretariaat onder te brengen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) waarbij de benoeming van de leden van de Cka kan worden gedelegeerd aan het UWV-bestuur, dat daarbij rekening houdt met de representatieve organisaties, die primair verantwoordelijk zijn voor de instelling van de klachtencommissie? Ook kan gedacht worden aan het geheel onderbrengen van de klachtencommissie en het secretariaat bij één van deze representatieve organisaties. Kan de regering ingaan op de door de leden van de PVV-fractie genoemde alternatieven?

Op basis van het huidige Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen worden de leden van de Cka benoemd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De leden zijn onafhankelijk en op persoonlijke titel lid van de Cka. Dat betekent dat de leden niet noodzakelijkerwijs de in de Wmk genoemde organisaties vertegenwoordigen. Uitgangspunt van de Wmk is dat de instelling van een klachtencommissie primair een zaak is van representatieve organisaties. Hierbij past dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afstand neemt en geen directe invloed heeft op de samenstelling van de klachtencommissie. De huidige opzet waarbij de minister verantwoordelijk is voor benoeming van de leden van de Cka maar waarbij het secretariaat is ondergebracht bij de SER is, zoals in de memorie van toelichting uiteengezet, bezwaarlijk.

Zoals hierboven vermeld acht de regering momenteelde SER de aangewezen plek voor het beleggen van de Cka. Het secretariaat is daar sinds 2007 ondergebracht.

Onderbrenging bij het UWV ligt, gezien de taken van het UWV en het karakter van organisatie, naar het oordeel van de regering niet voor de hand.

De leden van de PVV-fractie stellen tevens dat uit de tweede evaluatie Wmk naar voren komt dat het aantal klachten op jaarbasis zeer beperkt is. Wat gaat de regering er aan doen om de bekendheid van de mogelijkheid tot het indienen van een klacht te verbeteren?

De Cka heeft de afgelopen periode inspanningen gepleegd om haar bekendheid te vergroten, onder andere via internet (www.aanstellingskeuringen.nl) en het plaatsen van advertenties in vakbladen. Ook werkt de Cka aan vergroting van haar bekendheid door deelname aan congressen en beurzen en door informatie op haar eigen website. In haar jaarverslag over 2010 meldt de Cka dat zij veel tijd en aandacht besteedt aan het uitbouwen en intensiveren van haar externe contacten en dit zijn vruchten afgeworpen heeft. Er is meer bekendheid gegenereerd voor de regels van de Wmk en voor de Cka als klachteninstantie en vraagbaak. Tevens meldt de Cka dat zij algemene voorlichting over de betekenis van de Wmk geeft via artikelen in medische en juridische tijdschriften, via de website van de Cka en op conferenties, congressen. De onbekendheid met de wet- en regelgeving rond de aanstellingskeuring bij werknemers en werkgevers heeft volgens de Cka het voortzetten van haar publiciteitscampagne in 2010 noodzakelijk gemaakt.

De leden van de PVV-fractie stellen tenslotte dat als gevolg van de onderhavige wetswijziging de SER ter samenstelling van de klachtencommissie straks zelf een aantal juridische en medische experts gaat benoemen, en daarnaast een aantal vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Hoe wordt er voor gewaakt dat de klachtencommissie evenwichtig samengesteld zal worden gelet op het gegeven dat de bonden niet langer meer representatief zijn als gevolg van de steeds lagere organisatiegraad en de toenemende vergrijzing binnen het ledenbestand?

Gezien de positie van de SER heeft de regering het gefundeerde vertrouwen dat de samenstelling met de gepaste zorgvuldigheid zal geschieden.

De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal vragen over de begroting. Kan de regering nader aangeven op welke wijze de problemen over het indienen van een gezamenlijke begroting van de SER en de Cka in dit wetsvoorstel worden opgelost?

Kan de regering voorts aangeven welke omvang de begroting van de SER en de begroting van de Cka heeft?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering kan aangeven hoeveel klachten de Cka jaarlijks ontvangt en hoeveel oordelen de Cka jaarlijks uitspreekt. Ook vragen de leden van de CDA-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering kan toelichten waarom in de memorie van toelichting wordt gesteld dat de omvang van de begroting zich niet goed verhoudt tot het aantal klachten en oordelen van de Cka.

De problemen rond het indienen van een gezamenlijke begroting worden opgelost door het onderbrengen van de Cka bij de SER. De afgelopen jaren bedroeg het totaal begrote budget voor de Cka-activiteiten circa € 200 000 per jaar. Naar verwachting zal de begroting voor 2012 in dezelfde orde van grootte zijn. De Cka behandelt gemiddeld 8 klachten per jaar. In 2010 ontving zij 5 nieuwe klachten en 26 vragen en behandelde zij 10 klachten en 26 vragen. In het jaar 2009 ontving de Cka 9 nieuwe klachten en 46 vragen en behandelde zij 6 klachten en 46 vragen.12

De SER verwacht dat er op jaarbasis minder vergaderingen van de Cka zullen zijn dan in de huidige situatie, omdat er niet langer een vast aantal vergaderingen zal worden gepland. De huidige commissie vergadert bovendien altijd voltallig, met inbegrip van de plaatsvervangende leden. Voorts kan ervan worden uitgegaan dat het SER-vergoedingensysteem tot een daling van het totaalbedrag aan vergoedingen aan commissieleden zal leiden, omdat de SER werkt met een vaste vergadervergoeding in plaats van een vergoeding per uur. Bovendien zal de commissie zich meer dan voorheen beperken tot de uitvoering van de taken zoals geformuleerd in artikel 5 van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen.

Aanpassing hoogte vragengrens levensverzekeringen

De leden van de VVD-fractie vragen waarom, in algemene zin, ervoor gekozen is een vragengrens in te stellen voor levensverzekeringen. Specifiek vragen deze leden zich af waarom er nu gekozen wordt voor een grens van € 250 000 en niet voor een grens van € 287 000, waarop de gemiddelde hypotheeksom gebaseerd is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering rekening gaat houden met toekomstige ontwikkelingen van de gemiddelde huizenprijs en de gemiddelde hypotheeksom. Welke criteria hanteert de regering in de toekomst om al dan niet te besluiten tot het aanpassen van de vragengrens voor levensverzekeringen?

Al sinds de inwerkingtreding van de Wmk in 1998 is in artikel 5, tweede lid, van de wet een grensbedrag voor levensverzekeringen opgenomen. Daarmee is beoogd verzekeraars te beschermen tegen misbruik door de aspirant-verzekerde door middel van zelfselectie.13 Met het gekozen grensbedrag van € 250 000 is geprobeerd een balans te vinden in de afweging van twee maatschappelijke belangen, namelijk de contracteervrijheid van de verzekeraar en de toegankelijkheid van gangbare verzekeringen.

De grensbedragen worden op grond van artikel 5, tweede lid, van de wet elke drie jaar aangepast op basis van de consumentenprijsindex.

Evaluatie

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering op de hoogte komt van nieuwe ontwikkelingen en wanneer deze voldoende zijn om toch over te gaan tot een evaluatie van de Wmk? Daarnaast vragen deze leden om aan te geven wanneer het gewijzigde Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen geëvalueerd zal worden?

Op grond van artikel 5, eerste lid, van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen heeft de Cka tot taak jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden uit te brengen. Deze verplichting blijft gehandhaafd. Daarnaast kan de Cka op grond van artikel 6, derde lid, van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen aanbevelingen doen aan de minister inzake mogelijkheden voor bewaking en bevordering van de kwaliteit van de keuring op grond van signalen, ontvangen uit door haar behandelde klachten en overige door haar verkregen informatie. Wanneer zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, al dan niet voortvloeiend uit de onderhavige wetswijziging of de voorgenomen wijzigingen in de op de wet gebaseerde besluiten, kan bezien worden of en op welke onderdelen een evaluatie van de Wmk noodzakelijk is. Vervolgens zal bezien worden of wijziging van de regelgeving een oplossing kan bieden voor eventueel gesignaleerde knelpunten. Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven bestaat het voornemen om het gewijzigde Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen drie jaar na inwerkingtreding te evalueren.

Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de vaste vergadervergoeding van de SER, hoe hoog het bedrag van de vergadervergoeding per persoon per vergadering is.

De hoogte van de vergadervergoeding voor leden van de Cka moet nog worden vastgesteld. Deze zal aansluiten bij de verordening van de SER voor vergoedingen aan leden van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies van de SER voor het jaar 2011–2012.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de Cka zich op dit moment niet beperkt tot de uitvoering van de taken zoals geformuleerd in artikel 5 van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen. Welke gevolgen heeft het beperken van de uitvoering tot de in artikel 5 genoemde taken ten opzichte van de huidige situatie?

De hoofdtaak zoals neergelegd in artikel 5 van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen is het geven van een oordeel over klachten. Doordat de Cka zich zal toespitsen op haar wettelijke taak zullen de kosten naar verwachting dalen.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1, Onderdeel D

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij artikel I, onderdeel D, de regering toelicht dat wanneer het algemeen belang gediend wordt er overgegaan kan worden tot beperkte openbaarmaking van privacygevoelige gegevens. Deze leden vragen of de regering hier een aantal voorbeelden van kan geven.

De verruiming van de mogelijkheid van de Cka om in niet-geanonimiseerde vorm te kunnen publiceren is opgenomen naar aanleiding van het verzoek van de Cka daartoe. Het voornemen bestaat om in het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuring nader uit te werken onder welke voorwaarden een oordeel in niet-geanonimiseerde vorm kan worden aangeboden.

Publicatie van de naam van een betrokken bedrijf zou dan onder omstandigheden mogelijk kunnen zijn wanneer daarmee een algemeen belang wordt gediend dat uitstijgt boven de individuele zaak waarover de Cka het oordeel uitgesproken heeft. Uiteraard vergt dat een zeer zorgvuldige afweging van alle belangen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp