Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 9 november 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig en voldoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De griffier van de commissie,

Van Toor

I. ALGEMENE INLEIDING

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de EU-Kaderovereenkomst met Zuid-Korea. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het goed is de samenwerking met Zuid-Korea aan te halen, maar hebben de volgende vragen en opmerkingen met betrekking tot het democratisch karakter van de Zuid-Koreaanse maatschappij en de kwetsbare politiek-militaire situatie.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het ontwapenen en demilitariseren van het Koreaanse schiereiland van groot belang zijn en dat daarbij ook de participatie van de Koreaanse bevolking van groot belang is. De leden van de SP-fractie betreuren de onderdrukking van de Noord-Koreaanse bevolking in hoge mate en hopen dat een democratiserend Zuid-Korea een aanstekelijk voorbeeld is voor de bevolking van Noord-Korea. De leden van de SP-fractie hopen dat onderhandelingen tussen Noord- en Zuid-Korea een spoedig vredesoverleg met een alomvattend vredesakkoord als resultaat tussen de beide Korea’s mogelijk maakt.

De leden van de SP-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de Nationale Veiligheidswetgeving in Zuid-Korea. In 2008 werden 27 mensen vervolgd op basis van deze wet, in 2009 34 mensen (Bron volgens HRW, US Departement of State Human Rights; t.a.p. http://www.hrw.org/print/news/2010/09/17/south-korea-abolish-or-fix-national-security-law). Deelt de regering de opvatting dat deze wetgeving niet strookt met de beginselen van een democratische rechtsstaat en wordt deze wetgeving afgeschaft of buiten werking gesteld? Indien neen, is de regering bereid daarop aan te dringen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering naar haar opvatting over de vestiging van een grote Amerikaanse basis op het zogeheten vredeseiland Jeju, uiterlijk in 2014. De bevolking van het eiland, een belangrijk deel van de Zuid-Koreaanse bevolking en internationale mensenrechtenactivisten maken hiertegen bezwaar. Niet alleen omdat Jeju op de werelderfgoedlijst staat, maar ook omdat verdere militarisering van dat deel van Azië niet gewenst is. Dat leidt tot de volgende vragen: wat is de opvatting van de Nederlandse regering over de militaire machtsverhoudingen in Azië? Heeft de EU contact gehad met de Zuid-Koreaanse autoriteiten over deze machtsontplooiing? Voorziet de Nederlandse marine mettertijd gebruik te maken van deze bases? (Zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Jeju_(eiland) en http://koreanstory.wordpress.com/2011/07/24/statement-of-support-for-peace-island/).

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds. Genoemde leden willen zich sterk maken voor de bescherming van mensenrechten, evenals minderheden en de opbouw en bescherming van de rechtstaat. Tevens zijn de leden van de ChristenUnie bezorgd over de proliferatie van massavernietigingswapens in de regio.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Politieke dialoog en samenwerking

Naar de opvatting van de leden van de SP-fractie is de Memorie van Toelichting te vaag in de uitdrukking «intensiveren van beleidsoverleg over de internationale overbrenging van conventionele wapens» van artikel 3 van het Verdrag. Op conventioneel gebied wordt alleen over de illegale handel in handvuurwapens gesproken. De leden van de SP-fractie beschouwen deze stellingname als een gemiste kans voor het inbrengen van de European Common Position on the arms exports. Dit schrijnt te meer daar ook Europese bedrijven militaire samenwerking met Koreaanse bedrijven onderhouden. Op welke manier is de EU voornemens in te gaan op de Common Position in het licht van deze Kaderovereenkomst?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben enkele vragen die betrekking hebben op de proliferatie van massavernietigingswapens en de bestrijding daarvan. Hoe wordt concreet invulling gegeven aan artikel 4 over de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens? Waarom is er voor gekozen om Zuid-Korea niet te verplichten om partij te worden bij bepaalde verdragen? Over welke verdragen gaat het hier? Hoe verhouden schendingen inzake non-proliferatie zich tot passende maatregelen die gesteld worden? Over welke passende maatregelen gaat het hier?

Het tweede wat de leden van de ChristenUnie willen inbrengen, heeft betrekking op de proliferatie van massavernietigingswapens en de voortvloeiende instabiliteit in de regio. Daarbij hebben de genoemde leden de volgende vragen. In hoeverre wordt in deze Kaderovereenkomst invulling gegeven aan een betere verstandinhouding met het buurland Noord-Korea? In welke mate roept deze Kaderovereenkomst op om bilateraal meer toenadering tot elkaar te zoeken?

Institutioneel kader en slotbepalingen

Wat betreft de mensenrechtenconditionaliteit in de Kaderovereenkomst, hebben de leden van de ChristenUnie enkele vragen. Wat verstaat het kabinet onder het gestelde dat «in voorkomend geval (in geval van mensenrechtenschendingen) voorrang zal worden gegeven aan die maatregelen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren» (MvT p. 8)? Hoe verhoudt zich dit tot de opschortende werking van het verdrag inzake mensenrechtenschendingen (MvT p. 3)? In hoeverre wordt, in geval van mensenrechtenschendingen, het verdrag werkelijk opgeschort? Welke condities zijn daarin doorslaggevend, zo vragen deze leden?