Gepubliceerd: 13 oktober 2011
Indiener(s): Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD)
Onderwerpen: belasting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33004-4.html
ID: 33004-4

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 13 oktober 2011

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

Algemeen

2

Inleiding

2

Samengestelde gezinnen

3

Doorschuiving terbeschikkingstelling bij echtscheiding

3

Waardering verpachte woningen

3

Uitgaven voor specifieke zorgkosten

3

Defiscalisering vorderingen/schulden krachtens erfrecht

3

Wet op de loonbelasting 1964/gegevensverkeer met inhoudingsplichtigen

7

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverz./verduidelijking bbl

7

Modernisering vrijstelling zorginstellingen

8

Aftrek fictieve kosten vrijwilligers

8

Fondswervende instellingen

9

Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970/fiscaal vertegenwoordiger assurantiebelasting

9

Delegatiebevoegdheid listinggrens

9

Vereenvoudiging bij nummerverwerving

9

Toepassing forfaitaire tabel in binnenlandse situaties

9

Vergunning aangifte per tijdvak

9

BPM-heffing omgebouwde motorrijtuigen

9

Buitenlandse leaseauto’s

9

Houderschapssystematiek autobussen

10

Minimumbedrag teruggaaf en heffing bij kort tijdvak

10

Minimumbedrag heffing bij tariefwijzigingen

10

Wet op de accijns/binnenlandse commerciële vluchten

10

Uitbreiding soepele herziening

10

Vergrijpboete na verzuimboete bij nieuwe bezwaren

10

Informatieverplichting

11

Bestrijden Edelweissroute

12

Verbreding inzet automatische nummerplaatherkenning

13

Eén bankrekeningnummer

13

Uitstel van betaling bij verkrijging blote eigendom eigen woning

14

Conserverende aanslag pensioen/lijfrente bij emigratie

14

Verhoging boetes

15

Maatregelen IBO toeslagen

15

De 10%-regeling

15

Herleiden van het inkomen na overlijden

15

Verruimen aanvraagtermijnen

15

Fictie bij ontbrekende inkomensgegevens

15

BES-wetgeving

15

Provinciale opcenten

16

Overige aanpassingen

16

Uitvoeringskosten Belastingdienst

16

Overig

16

Artikelsgewijze toelichting

16

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2012). Deze leden zien de nut en noodzaak van de voorgestelde wetswijzigingen, bij een aantal wetswijzigingen vragen zij nog een nadere toelichting.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2012. Deze leden constateren dat ondanks de wens tot vereenvoudiging van het belastingstelsel het aantal wijzigingen en de hoeveelheid technisch onderhoud jaar in jaar uit slechts toe lijkt te nemen.

De leden van de PvdA-fractie beperken zich voor wat betreft dit wetsvoorstel tot enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Overige fiscale maatregelen 2012. Deze leden vragen de regering ook de door de NOB in hun commentaar op het Belastingplan gestelde vragen te beantwoorden, alsmede te reageren op de door de NOB geuite bezwaren en de door hen aangedragen alternatieven.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Over de uitwerking van diverse voorstellen hebben zij vragen, die zij hieronder zullen stellen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie geven aan dat belastingfraude schadelijk is voor zowel de schatkist als voor de belastingbetalers die wel netjes aan hun verplichtingen voldoen. De leden van de VVD-fractie zijn met de regering van mening dat belastingfraude hiermee het maatschappelijke draagvlak voor belastingheffing uitholt. De voorgestelde maatregelen in het wetsvoorstel «Overige fiscale maatregelen 2012» om fraude effectief te kunnen bestrijden, waaronder één bankrekeningnummer, verbreding nummerplaatherkenning en verhoging van boetes, kunnen daarom op steun van de leden van de VVD-fractie rekenen. Ook de aanpak van de zogenaamde «Edelweissroute» om ontduiking van erfbelasting over zwart vermogen te voorkomen, zien deze leden als een rechtvaardige maatregel. Ten aanzien van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de executeur voor de verschuldigde erfbelasting, ziet de staatssecretaris een buitenproportioneel risico voor de executeur waarbij hij of zij aansprakelijk wordt gesteld als gevolg van nalatigheid, bijvoorbeeld door het achterhouden van informatie, van de erfgenaam? Welke mogelijkheden ziet de regering in de privaatrechtelijke sfeer waarbij de sector zelf dit risico kan beperken, bijvoorbeeld in de vorm van een verklaring door de erfgenaam dat alle beschikbare informatie met de executeur is gedeeld?

Samengestelde gezinnen

De situatie waarbij ongehuwd samenwonenden die kinderen in hun gezin hebben uit een andere relatie, de zogenaamde «samengestelde gezinnen», ten opzichte van andere gezinnen met kinderen een aanzienlijk voordeel kunnen genieten in het geval niet aan één van de bestaande partnercriteria wordt voldaan. Dit voordeel zit met name bij de gerelateerde toeslagen en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze situatie vinden de leden van de PVV-fractie ongewenst en het verheugt hen dan ook dat deze ongelijke behandeling wordt weggenomen door aan de bestaande partnercriteria een nieuw criterium toe te voegen. Op grond van dat criterium worden ongehuwd samenwonenden ook als partners aangemerkt indien zij samen met een kind van een van beiden op hetzelfde adres in de GBA staan ingeschreven. De regering wil ongewenste effecten voorkomen middels een tegenbewijsregeling indien er sprake is van onderhuur. De leden van de PVV-fractie zouden deze «escape» willen schrappen. Immers het zal duidelijk zijn dat in Nederland alle «samengestelde gezinnen» opeens verdwenen zijn en er een gelijk aantal «onderhuurder met contract» is bijgekomen.

De leden van de fractie van de PVV stellen dan ook voor om de escape van de onderhuur te schrappen.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van de wijziging samengestelde gezinnen. Kan het criteria van een kind op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie gezien worden als een aanvullend criteria? Hoe wordt er omgegaan met een samengesteld gezin waarvan het kind gehandicapt is en niet op hetzelfde adres staat ingeschreven?

Doorschuiving terbeschikkingstelling bij echtscheiding

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Waardering verpachte woningen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Uitgaven voor specifieke zorgkosten

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Defiscalisering vorderingen/schulden krachtens erfrecht

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De leden van de CDA-fractie zijn zeer positief over de uitbreiding van de defiscalisering voor vorderingen en schulden die voortkomen uit het erfrecht en waar de erfgenamen nog niet de beschikking over hebben. Toch lijkt er nog een categorie buiten de boot te vallen; de gezinnen met kinderen waarvan de ouders ongehuwd zijn. Is de regering bereid om te kijken naar een uitbreiding van de defiscalisering van erfrechtelijke vorderingen voor het geval dat samenwonenden met kinderen een testament hebben dat gelijk is aan of vergelijkbaar met de wettelijke verdeling? Het kan immers toch niet zo zijn dat kinderen van niet-getrouwde ouders daardoor geen recht op huurtoeslag, studiefinanciering en straks ook kinderopvangtoeslag hebben, alleen omdat hun ouders niet getrouwd waren! De leden van de CDA-fractie vragen de regering om tevens te kijken naar het probleem van de oprenting van de vorderingen van de kinderen in het geval dat samenwoners de vererving willen laten verlopen zoals bij de wettelijke verdeling en daarom een testament hebben op grond waarvan de langstlevende enig erfgenaam is en de kinderen hun deel verkrijgen middels een nog niet opeisbaar legaat. Is artikel 10, negende lid, van de Successiewet 1956 in deze situatie van toepassing ook al is het artikel hier niet voor bedoeld? Verder hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag over de situatie dat de langstlevende echtgenoot verwerpt en als gevolg daarvan een testamentair vruchtgebruik verkrijgt van het verworpen erfdeel dat aan de kinderen is toegevallen. Valt deze situatie onder artikel 10 van de Successiewet 1956 of is er nooit een vol eigendom geweest dat in een vruchtgebruik is omgezet, omdat de verwerping van een nalatenschap terugwerkt tot het moment van overlijden van de erflater?

De leden van de ChristenUnie willen de regering bedanken voor het nakomen van zijn eerdere toezegging om de defiscalisering van het erfrecht in de inkomstenbelasting te verruimen. Het is belangrijk dat de huidige knelpunten die zich thans voordoen met betrekking tot artikel 5.4 Wet IB 2001 zo snel mogelijk worden opgelost. In de wetenschappelijke literatuur is hiertoe al meerdere keren een oproep gedaan. Voor de praktijk is het vooral welkom dat ook de vruchtgebruiktestamenten en testamenten met een keuzelegaat tegen inbreng van de waarde straks worden gedefiscaliseerd. Wel willen de leden van de ChristenUnie aan de regering vragen om een soepel beleid te hanteren voor de termijn waar binnen het legaat in juridisch opzicht moet zijn afgegeven zoals dat ook thans reeds op grond van een goedkeuring geldt voor de eigenwoningregeling waarbij een termijn van twee jaar wordt gehanteerd voor de afgifte van het vruchtgebruiklegaat. In dat laatste kader vragen de leden van de ChristenUnie zich nog af wanneer is voldaan aan de eis in artikel 3.111 lid 1 letter b Wet IB 2001 dat de kosten en lasten van de woning op de vruchtgebruiker rusten. Deelt de regering de visie van Van den Berg en Kock in «De eigen woning in de Wet IB 2001» dat reeds voldoende is dat het gewone dagelijkse onderhoud op de vruchtgebruiker drukt zoals dat ook voortvloeit uit de eerste volzin van artikel 3:220 lid 1 BW? Graag zouden de leden van de ChristenUnie hierop een reactie willen hebben.

In het verleden zijn diverse nalatenschappen (zonder testament) zodanig verdeeld dat het vruchtgebruik toekomt aan de langstlevende partner en de bloot-eigendom aan de kinderen. Indien een dergelijke verdeling betrekking heeft op een woning die wordt bewoond door de langstlevende is voor toepassing van de eigenwoningregeling sprake van een vruchtgebruik krachtens erfrecht (zie paragraaf 2.2 van het besluit van 12 september 2008, nr CPP2008/93M). Op grond van het huidige wetsvoorstel valt deze situatie niet onder de defiscalisering omdat het vruchtgebruik niet voortvloeit uit een uiterste wilsbeschikking. De leden van de ChristenUnie achten dit gevolg niet juist aangezien hier eveneens sprake is van een situatie die materieel overeenkomt met de wettelijke verdeling. Bedacht moet worden dat een toedeling van goederen in volle eigendom waartegenover onderbedelingsvorderingen ontstaan wel onder de defiscalisering vallen terwijl daar evenmin altijd een testament aan ten grondslag hoeft te liggen. Graag zien de leden van de ChristenUnie dat de beperking die thans wordt voorgesteld in vruchtgebruiksituaties wordt opgeheven.

In FTV 2011/42 stelt de auteur onder meer dat er fiscaal bezien onevenwichtige situaties kunnen ontstaan indien (krachtens erfrecht) een vruchtgebruik wordt gevestigd op aandelen die behoren tot een aanmerkelijk belang (box 2). Deelt de regering de mening van de auteur dat er sprake kan zijn van dubbele heffing en wil hij in dat geval onderzoeken of de defiscalisering ook kan gelden voor box 2-vermogen?

In hetzelfde artikel stelt de auteur het wenselijk te vinden om de defiscalisering tevens van toepassing te laten zijn in erfrechtverhoudingen tussen anderen dan de (stief)ouder en kinderen omdat in die situaties nog steeds de knelpunten blijven bestaan als deze niet zijn gedefiscaliseerd (zie tevens FTV 2011/11). Gelet op de voordelen die defiscalisering heeft (– er wordt belasting geheven bij de persoon die de beschikkingsmacht heeft over de geërfde goederen; – de heffing loopt fiscaal neutraal zodat zich geen box-arbitrage kan voordoen, en – er ontstaan administratieve voordelen voor zowel de erfgenamen als de Belastingdienst) zouden de leden van de ChristenUnie graag zien dat de beperkte kring van verwanten zoals die thans geldt, komt te vervallen.

De leden van de ChristenUnie constateren dat de defiscalisering niet geldt voor «erfrechtelijke» vorderingen en schulden die voortvloeien uit het huwelijksvermogensrecht (bijvoorbeeld door een verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap die is ontbonden door overlijden of door een finaal verrekenbeding dat wordt geëffectueerd door het overlijden van een van de echtgenoten. Gelet op de diverse voordelen die defiscalisering heeft, willen de leden van de ChristenUnie graag zien dat de defiscalisering ook voor deze gevallen geldt.

Gelet op de voorgestelde uitbreiding van de defiscalisering, zien de leden van de ChristenUnie graag dat artikel AK lid 4 (en AKa lid 3) Invoeringswet IB 2001 wordt aangepast zodat de onevenwichtigheden die zich kunnen voordoen (wel heffing doch geen aftrek van de rente die betrekking heeft op de periode vóór 1 januari 2001) worden weggenomen. Zoals de leden van de ChristenUnie wel eens eerder hebben betoogd, zouden zij overigens graag zien dat deze vervelende bepalingen helemaal worden geschrapt omdat zij hun effect (voorkomen dat belastingplichtigen afspreken dat betaling van de rente wordt doorgeschoven tot na 1 januari 2001) hebben gehad. In dat verband kan tevens worden gewezen op de mogelijke problematiek bij het «inhalen» van achterstallige rente ter zake van schuldigerkenningen uit vrijgevigheid in verband met de aanscherping van artikel 10 SW. Is het juist hetgeen de auteurs stellen in FTV 2011/27 dat deze rente alsnog is belast met inkomstenbelasting indien deze betrekking heeft op de periode van vóór 1 januari 2001 (terwijl degene die de rente betaalt geen mogelijkheid heeft om de rente af te trekken)?

Als de leden van de ChristenUnie het juist hebben, leidt de voorgestelde defiscalisering ertoe dat de langstlevende partner niet meer de mogelijkheid heeft om de rente af te trekken als het bijvoorbeeld gaat om een schuld uit hoofde van een legaat van een eigen woning tegen inbreng van de waarde. Geldt dat ook voor de rente die op de schuld is bijgeschreven vóór 1 januari 2012 en deze rente na 1 januari 2012 wordt uitbetaald? Heeft met andere woorden de uitbreiding van de defiscalisering terugwerkende kracht?

Verder vragen de leden van de ChristenUnie zich nog af of defiscalisering ook van toepassing is als een ouder en het kind besluiten om de erfrechtelijke schuld krachtens schuldvernieuwing om te zetten in een niet-opeisbare geldlening. En zo nee, loopt de overheid dan het risico dat erfgenamen toch weer «gebruik» van het verschil tussen de boxen?

Acht de regering juist hetgeen de auteur stelt in WPNR 2003/6555 dat de defiscalisering ook geldt als sprake is van een situatie als bedoeld in het voorgestelde artikel 5.4 lid 1 letters a, b of c en de vordering reeds tijdens het leven van de langstlevende opeisbaar wordt? Zo niet, betekent dit dan vanaf het moment van opeisbaar worden dat een mogelijke renteaftrek kan gaan ontstaan voor zover de schuld betrekking heeft op box 1- of box 2-vermogen, ook voor zover die rente betrekking heeft op de periode dat de defiscalisering nog van toepassing was omdat mogelijk sprake is van terugwerkende kracht?

Op grond van de tekst van het huidige wetsvoorstel zou defiscalisering niet aan de orde zijn als ongehuwde samenwoners met kinderen elkaar hebben benoemd tot enig erfgenaam en aan de kinderen een kindsdeel is toegekend in de vorm van een niet-opeisbaar geldlegaat. Er is immers geen sprake van een verdeling van een nalatenschap (zie het voorgestelde artikel 5.4 lid 1 letters a en c Wet IB 2001) en evenmin van een legaat tegen inbreng van de waarde (zie lid 1 letter b). De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen bij deze uitwerking. Is in dit geval niet sprake van een situatie die materieel vergelijkbaar is met het wettelijke erfrecht? Zo nee, waarom niet? En waarom valt de legitieme vordering van een onterfd kind wel weer onder de defiscalisering, zo vragen deze leden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben daarnaast vragen bij de uitleg van de regering van artikel 10 lid 9 SW. Volgens de regering zou artikel 10 lid 9 SW van toepassing zijn als de vorderingen van de kinderen door een rentebijschrijving groter worden dan de nalatenschap van de eerstoverleden ouder. Is deze uitleg niet in strijd met de ratio van artikel 10 lid 9 SW zoals deze bij amendement is ingevoerd? Kan de regering een antwoord geven op de kritiek in de literatuur op deze uitleg van de regering (zie onder andere Blokland in FTV 2010/6 en Schoenmaker in NTFR 2009/2727), zo vragen deze leden?

Daarnaast hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie een vraag over de wijze van beperking van de familiekring in relatie tot defiscalisering. Kan de regering aangeven waarom is gekozen voor deze beperking? Onderkent de regering dat door deze beperking in familiekring defiscalisering bijvoorbeeld niet geldt voor een vordering of hoofdgerechtigdheid die een kleinkind bij het openvallen van de nalatenschap krijgt op zijn eigen ouder? Of dat defiscalisering bijvoorbeeld niet geldt als de nalatenschap wordt geërfd door een broer of zus en deze op grond van het testament een niet-opeisbaar bedrag is verschuldigd aan zijn/haar kind? Wat is de reden hiervoor, zo vragen deze leden?

Vruchtgebruiktestamenten kunnen straks ook onder de defiscalisering vallen. De genoemde leden horen graag van de regering of het de bedoeling is dat het vruchtgebruik ook daadwerkelijk moet zijn gevestigd (lid 3 letter a spreekt van «rust» terwijl in letter c met betrekking tot artikel 4:29/30 BW wordt gesproken van «gevestigd»). Is de regering het met deze leden eens dat om erfgenamen de tijd te geven om de nalatenschap af te wikkelen, het de voorkeur heeft om de goedkeuring die geldt voor de eigenwoningregeling (het vruchtgebruik op de woning moet binnen 2 jaar na het overlijden worden gevestigd, zie onderdeel 2.3 van het besluit van 12 september 2008, nr CPP2008/93M) analoog van toepassing te laten zijn op de defiscalisering? In dit verband zij nog opgemerkt dat krachtens artikel 4:201 BW een legaat geacht wordt te zijn verkregen zonder dat aanvaarding nodig is.

In aanvulling daarop: in het verleden is door de regering aangegeven dat de vrijstelling van bepaalde objecten in box 3 (bijvoorbeeld een NSW-landgoed of kunstvoorwerpen) niet geldt bij vruchtgebruiksituaties. Gelden deze vrijstellingen straks wel als sprake is van een vruchtgebruik dat valt onder de defiscalisering, zo vragen deze leden? Het destijds gebruikte argument dat bij vruchtgebruiksituaties sprake zou kunnen zijn van box-arbitrage, is bij defiscalisering immers niet meer aan de orde?

Volgens voorliggend wetsvoorstel geldt de defiscalisering niet voor geldvorderingen die voortvloeien uit een verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap die is ontbonden door overlijden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat geen sprake is van defiscalisering als er goederen van de gemeenschap worden toegedeeld aan de langstlevende echtgenoot en de kinderen als erfgenaam een onderbedelingsvordering krijgen. Zou deze situatie ook niet onder de defiscalisering moeten vallen omdat hier sprake is van een situatie die materieel vergelijkbaar is met het wettelijke erfrecht, zo vragen deze leden?

Ten slotte op dit punt. Er geldt geen overgangsrecht voor gevallen die thans nog niet zijn gedefiscaliseerd zoals bijvoorbeeld bij een legaat tegen inbreng van de waarde. Tot dusverre zijn de vorderingen van de kinderen belast geweest in box 3. Indien de schuld van de langstlevende betrekking heeft op een eigen woning, behoort de inbrengschuld evenwel tot box 1. Is over deze schuld telkens rente bijgeschreven op de hoofdsom, dan zou er een renteaftrekmogelijkheid bestaan bij het overlijden van de langstlevende. Deze aftrekpost vervalt zodra deze situatie onder de defiscalisering gaat vallen en ontstaat er een onevenwichtige situatie doordat de kinderen wel telkens box 3-heffing waren verschuldigd over de vordering. Wordt de langstlevende nu fiscaal «gedwongen» om de rente nog vóór 1 januari 2012 te voldoen, zo vragen deze leden. Is dat niet in strijd met met de verzorgingsgedachte van het testament op grond waarvan de langstlevende de rente niet tijdens haar leven hoeft uit te keren? De genoemde leden brengen in dit verband de onevenwichtige situatie die artikel AK en AKa Invoeringswet IB 2001 teweeg heeft gebracht voor nalatenschappen die vóór 1 januari 2001 zijn opengevallen, in herinnering. Gezien de wenselijkheid om de defiscalisering zoveel mogelijk te laten gelden, is het dan niet wenselijk om een overgangsmaatregel in te voeren waardoor de mogelijkheid om in dergelijke gevallen de box 1 (of box 2-)rente af te trekken in stand wordt gelaten, zo vragen deze leden?

Wet op de loonbelasting 1964/gegevensverkeer met inhoudingsplichtigen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverz./verduidelijking bbl

Ten aanzien van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering (WVA), verzoeken de leden van de fractie van de VVD de regering in te gaan op de stelling dat deze maatregel schadelijk zou zijn voor de arbeidsmarkt en leerwerkbanen en een administratieve lastenverzwaring met zich meebrengt.

Kan de regering reageren op de kritiek van de ABU (uitzendondernemingen) en van VNO-NCW dat als gevolg van deze maatregel 12 000 leerwerkbanen op de tocht komen te staan en dat dit een «enorme administratieve lastenverzwaring met zich meebrengt? De leden van de fractie van de PvdA kunnen zich niet voorstellen dat dit het beoogde doel is.

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De leden van de CDA-fractie willen graag een nadere toelichting over waarom de afdrachtvermindering voor leerwerktrajecten wordt gewijzigd? Welk probleem is er nu als een jongere door bemiddeling een leerwerktraject kan volgen? Wordt dat probleem niet door de betrokken marktpartijen zelf opgelost? Waarom is de verplichte doorgeleiding naar de opdrachtgever noodzakelijk? Kunnen het uitzendbureau en de opdrachtgever dit niet zelf regelen? Wat zijn de gevolgen voor het aantal uitzendbureaus dat nog zal bemiddelen in leerwerktrajecten? Klopt het dat het voor uitzendbureaus veel minder interessant wordt om leerwerktrajecten aan te bieden? Hoe werkt dit uit in het geval een uitzendbureau een leerwerktraject heeft dat bestaat uit meerdere opdrachtgevers? De leden van de CDA-fractie zijn erg bezorgd over dit ongewenste effect, want zij vinden het juist erg belangrijk dat jongeren via een leerwerktraject opgeleid worden en deelnemen aan het arbeidsproces. Het kan niet zo zijn dat door een wijziging die beoogt duidelijkheid te brengen voor marktpartijen jongeren straks moeilijker een leerwerktraject kunnen vinden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen bij de uitwerking van dit voorstel op de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van leerwerkbanen. Is bij de uitwerking van het voorstel rekening gehouden met de mogelijk negatieve effecten van de verplichting om de afdrachtvermindering door te storten op de mogelijkheid van de uitzendbranche om leerwerkbanen aan te bieden? Wat is het verwachte effect van het voorstel op het aanbod van vakmensen, zo vragen deze leden? En hoe pakt dit voorstel uit voor de laaggekwalificeerde werkzoekenden op de arbeidsmarkt, aangezien die veelal via een uitzendbureau aan het werk gaan? Op wat voor manier wordt rekening gehouden met het feit dat vaak de uitzendbureau’s zelf de kosten dragen voor het opleiding van een leerling? Kan de regering aangeven welke rol de uitzendbranche volgens haar heeft in de scholing van uitzendkrachten volgens de staatsecretaris? Wat zijn de te verwachten effecten van afschaffen WVA Onderwijs op totale scholingsuitgaven in de uitzendbranche? Voor welke sectoren wordt de WVA Onderwijs voor de uitzendbranche overwegend ingezet? En ten slotte: hoe draagt dit voorstel bij aan de gewenste vereenvoudiging van het belastingsstelsel? Levert genoemd voorstel juist niet meer administratieve lasten op?

Modernisering vrijstelling zorginstellingen

De leden van de CDA-fractie zijn verrast dat het verhuren van ouderenwoningen niet meer onder de vrijstelling valt, terwijl deze vrijstelling toch was toegezegd in de Eerste Kamer in de vergadering van 21 december 2010. Graag een nadere toelichting van de regering. Kan de regering toezeggen dat de vrijstelling in de vennootschapsbelasting voor ouderenhuisvesters zal worden gehandhaafd?

De leden van de fractie van de ChristenUnie voeren graag het debat met de regering over het scheiden van wonen en zorg. Maar waarom kiest de regering ervoor om voordat het debat hierover is gevoerd al afschaffing van de zorgvrijstelling voor te stellen? Wordt daarmee niet de koppeling met het scheiden van wonen en zorg genegeerd, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Aftrek fictieve kosten vrijwilligers

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijzigingen in de aftrek fictieve kosten vrijwilligers. Waarom is ervoor gekozen om de maatregelen aftrek fictieve kosten vrijwilligers en fondsverwervende instellingen niet in de Geefwet op te nemen?

De leden van de ChristenUnie waarderen de inzet van de regering om onduidelijkheid in het toepassen van de regeling aftrek van fictieve kosten van vrijwilligers weg te nemen. Aangegeven wordt dat voortaan aangesloten wordt bij het begrip ANBI. In de Geefwet is sprake van ANBI’s en SBBI’s. Wat is de reden dat voor deze regeling alleen aangesloten wordt bij het begrip ANBI?

Fondswervende instellingen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970/fiscaal vertegenwoordiger assurantiebelasting

Hoe wordt er in dit geval omgegaan met ontduiking in Europees verband, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Wordt er in de EU overleg gevoerd over dit onderwerp? Om wat voor fraude gaat het en welke bedragen zijn hiermee gemoeid?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Delegatiebevoegdheid listinggrens

Waarom kiest Nederland voor kwartaallisting in plaats van maandlisting, vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de SP fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de delegatiebevoegdheid listinggrens temeer omdat de opvoering van de frequentie van een kwartaal naar een maand van listing ter bestrijding van fraude is. Waarom hanteert Nederland niet de maandelijkse listing? Heeft een maandelijkse listing geen toegevoegde waarde voor het bestrijden van fraude? Zo nee, waarom niet? Wat heeft de Nederlandse regering geantwoord aan de Europese Commissie voor wat betreft de kwartaalgrens? Vinden zij de € 100 000 grens goed of zouden ze deze liever willen verhogen dan wel verlagen? Wat is de reden dat de grens niet wordt aangepast op € 50 000 conform de richtlijn? Heeft een verlaging van de grens een toegevoegde waarde voor het bestrijden van fraude? Zo nee, waarom niet?

Vereenvoudiging bij nummerverwerving

In de laatste alinea beschrijft de regering dat de wetgeving op dit punt eenvoudiger en meer richtlijnconform kan worden gemaakt door af te zien van heffing ter zake van de nummerverwerving bij toepassing van een vereenvoudigde ABC-regeling. De leden van de PvdA-fractie zien graag een uitgebreidere toelichting op het voorgestelde, omdat niet duidelijk is waarom de keuze op deze manier gemaakt wordt.

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Toepassing forfaitaire tabel in binnenlandse situaties

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Vergunning aangifte per tijdvak

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

BPM-heffing omgebouwde motorrijtuigen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Buitenlandse leaseauto’s

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het voorgestelde niet zal leiden tot een grotere bureaucratie en vragen zich tevens af hoe het voorgestelde te controleren is?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Houderschapssystematiek autobussen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Minimumbedrag teruggaaf en heffing bij kort tijdvak

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Minimumbedrag heffing bij tariefwijzigingen

Er wordt aangegeven dat bedragen van 10 euro en minder niet terugbetaald worden. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit de andere kant op ook zo werkt? Moeten belastingplichtigen wel bedragen van 10 euro en minder terugbetalen?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in

Wet op de accijns/binnenlandse commerciële vluchten

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het niet vreemd is om oude vliegtuigen een accijnsvoordeel te geven? Oude auto’s moeten bijvoorbeeld ook gewoon accijns op benzine betalen, waarom wordt er voor oude vliegtuigen, die nog vele malen schadelijker zijn voor het milieu, een uitzondering gemaakt?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Uitbreiding soepele herziening

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Vergrijpboete na verzuimboete bij nieuwe bezwaren

Een passende straf: De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Huidige situatie: De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Het ne-bis-in-idem beginsel: De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Na het opleggen van een verzuimboete wordt het ook mogelijk om nog een vergrijpboete op te leggen, als er feiten en omstandigheden later bekend worden. De eerder opgelegde verzuimboete wordt verrekend met de later alsnog opgelegde vergrijpboete.

Het kabinet stelt voor om het mogelijk te maken om na het opleggen van een verzuimboete een vergrijpboete op te leggen als er later nieuwe bezwaren bekend worden. De leden van de CDA-fractie begrijpen de noodzaak om het bestaande handhavingstekort te willen beperken. Wel willen deze leden graag een toelichting op de gevolgen voor de rechtszekerheid van de belastingplichtige die al een keer een boete gehad heeft. Dit geldt des te meer nu in de nieuwe bepaling niet voorzien is in overgangsrecht. Acht het kabinet het rechtvaardig dat de belastingplichtigen die gezien de wet erop mochten rekenen dat er geen extra straf meer mocht worden opgelegd, omdat ze al een boete hadden gekregen, nu alsnog een extra boete kunnen krijgen? Graag een toelichting op dit punt.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten wanneer sprake is van het bekend worden van nieuwe bezwaren. Klopt het dat voor artikel 67q AWR wordt aangesloten bij de term nieuwe bezwaren in artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering? Kan de regering nader toelichten waarom het passend is om bij dit artikel in het Wetboek van Strafvordering aan te sluiten, terwijl het in dit artikel gaat over het alsnog instellen van vervolging nadat eerder was besloten om de verdachte niet te vervolgen en bij het opleggen van een vergrijpboete na een verzuimboete gaat het om een tweede vervolging? Binnen welke termijn kan er nog een vergrijpboete na een verzuimboete worden opgelegd?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering nog eens nader in te gaan op de wenselijkheid van een vergrijpboete na een verzuimboete. Wat is hiervoor de doorslaggevende reden? Is het niet dubbelop? Door deskundigen wordt aangegeven dat dit voorstel in strijd is met het ne-bis-in-idem beginsel. Kan de regering aangeven waarom volgens haar de regeling hier niet mee in strijd is, zo vragen deze leden? En kan de regering tevens ingaan op het arrest Sopropé, waarin uitgesproken is dat bij het opleggen van fiscale boetes eerst de belastingplichtige gehoord dient te worden, in relatie tot het voorstel tot een automatisch sanctiesysteem?

Informatieverplichting

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De regering introduceert een nieuwe informatieverplichting voor informatie die de belastingplichtige na het doen van de aangifte te weten komt. De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarom er met betrekking tot deze nieuwe informatieverplichting zo weinig in de wet geregeld wordt. In dit nieuwe artikel wordt voor de gevallen waarin de belastingplichtige informatie moet verschaffen en de termijn waarbinnen de belastingplichtige de informatie moet verschaffen verwezen naar de algemene maatregel van bestuur. De informatieverplichting is echter een boetebepaling met als sanctie een vergrijpboete van 100%. Waarom wordt niet in de wet geregeld wat het beboetbare feit is en wordt dit gedelegeerd naar een uitvoeringsbesluit? Bij andere verzuim- en vergrijpboetes is ook in de wet geregeld wat er beboetbaar is en binnen welke termijn aan een verplichting moet worden voldaan. Is de regering voornemens om het aantal gevallen waarin de informatieplicht gaat gelden binnen afzienbare termijn bij besluit uit te breiden? Hoe verhoudt dit zich tot de rechtszekerheid? Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens dat het voor de belastingplichtige duidelijker is welke informatie hij moet geven aan de inspecteur als dit in de wet geregeld is en niet in een uitvoeringsbesluit?

De leden van de CDA-fractie zijn zij van mening dat zij de wenselijkheid van deze nieuwe boete niet kunnen beoordelen voordat de wijziging van het uitvoeringsbesluit aan de leden wordt voorgelegd. Bovendien achten deze leden het niet wenselijk dat dit in het uitvoeringsbesluit geregeld wordt wat er nu precies beboetbaar is en zij vragen de regering dit in de wet te regelen.

Verder willen de leden van de CDA-fractie graag een nadere toelichting over de nieuwe informatieverplichting in het geval van de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto en de verklaring geen privégebruik. Bij de Edelweissroute en de suppletie omzetbelasting ziet de informatie immers op een aangifte die al gedaan is en die later onjuist blijkt te zijn. Bij de genoemde verklaringen kan de informatie echter ook betrekking hebben op de aangifte inkomstenbelasting die nog gedaan moet worden. Graag een toelichting van de regering over hoe de informatieverplichting in dit geval uitwerkt.

Daarnaast hebben de leden van de CDA-fractie vragen over de relatie van deze nieuwe informatieverplichting met de inkeerregeling. Klopt het dat het niet mogelijk is om in te keren voor het niet voldoen aan de nieuwe informatieverplichting, omdat het te laat geven van informatie niet onder de inkeerregeling valt? Kan de regering ingaan op het volgende voorbeeld: de belastingplichtige doet zonder het zelf te weten een onjuiste aangifte. Na een jaar wordt de belastingplichtige informatie bekend, waardoor hij erachter komt dat hij een onjuiste aangifte gedaan heeft. Op dat moment meldt de belastingplichtige deze informatie niet aan de inspecteur. Een jaar later krijgt de belastingplichtige spijt en doet hij alsnog een juiste aangifte. Klopt het dat deze belastingplichtige een boete kan krijgen van 100% op basis van de nieuwe informatieverplichting, terwijl hij bij inkeren slechts een boete had kunnen krijgen van 30%? Kan de regering nader toelichten waarom in dit geval een boete van 100% gerechtvaardigd is? Tevens vragen de leden van de CDA-fractie om een nadere toelichting waarom de regering kiest voor een boete van maximaal 100% van het niet geheven belastingbedrag.

Hoe werkt de nieuwe informatieverplichting uit als de belastingplichtige na de aangifte nieuwe informatie krijgt, maar pas later beseft dat deze informatie voor de eerdere aangifte van belang was? Wanneer gaat dan de termijn, die nog bij algemene maatregel van bestuur moet worden vastgesteld, lopen? Hoe werkt de nieuwe informatieverplichting uit bij belastingplichtigen die bekend worden met nieuwe gegevens, maar niet weten of die gegevens van belang zijn voor de belastingheffing? Kan deze belastingplichtige vooraf contact opnemen met de belastinginspecteur zonder dat hem meteen een vergrijpboete kan worden opgelegd op grond van deze nieuwe informatieverplichting?

Bestrijden Edelweissroute

De leden van de fractie van de PvdA waarderen de inspanningen van de regering om het ontduiken van erfbelasting via de Edelweissroute tegen te gaan. Deze leden vragen in dit verband of de zorgen kunnen worden weggenomen van de Nederlandse Orde van Executeurs, die vrezen levenslang hoofdelijk aansprakelijk te blijven voor de erfbelasting, waardoor niemand meer deze functie wil vervullen?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De leden van de fractie van de SP zijn verheugd over de aanpak van de Edelweissroute, naar aanleiding van de amendementen vorig jaar van de leden Bashir en Braakhuis. Zij hadden er de voorkeur aan gegeven wanneer iedere erfgenaam een aangifteplicht heeft ongeacht of deze in het buitenland zit. Kan de regering nog eens aangeven waarom dit volgens de Belastingdienst niet werkbaar is? Zou het mogelijk zijn te verplichten dat er een Nederlandse executeur testamentair is? De voorstellen moeten er toe leiden dat er uiteindelijk altijd een aangifte plaatsvindt en dat er geen misbruik kan worden gemaakt van verjaringstermijnen. Is er daarbij ook rekening gehouden met eventuele noodzakelijke bewaartermijnen, zodat op een later tijdstip al het materiaal nog steeds voorhanden is? Kan de regering ingaan op de bezwaren van NOVEX over de hoofdelijke aansprakelijkheid van de executeur? Kan zij daarbij een beschrijving geven van de huidige hoofdelijke aansprakelijkheid van de executeur? In hoeverre wordt er momenteel gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich daartegen te verzekeren?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn tevreden over de aangedragen oplossing voor het tegengaan van de belastingderving als gevolg van de Edelweissroute.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering in te gaan op de opmerkingen gemaakt door de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat, zoals hieronder vermeld.

  • Op grond van artikel 47 Invorderingswet is de executeur hoofdelijk aansprakelijk voor de verschuldigde erfbelasting. Geldt deze aansprakelijkheid ook voor de heffing die is verschuldigd over vermogensbestanddelen die door de erflater en/of erfgenamen bewust voor de executeur worden verzwegen? Bestaat hierdoor het risico dat straks geen enkele persoon meer bereid is om de benoeming tot executeur te aanvaarden? In tegenstelling tot straks heeft de executeur thans nog de mogelijkheid om bij twijfel over de samenstelling van de nalatenschap de aangifte erfbelasting niet in te dienen.

  • Geldt de verplichting tot het doen van aangifte erfbelasting ook voor executeurs die niet het beheer hebben over de nalatenschap, zoals bijvoorbeeld een begrafenisexecuteur?

  • Kan een executeur die geen ervaring heeft met het invullen van de aangifte erfbelasting deze ook laten indienen door een externe deskundige zoals een notaris? Hoe zit het dan met de hoofdelijke aansprakelijkheid?

Verbreding inzet automatische nummerplaatherkenning

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af hoe dit voorstel er effectief uit ziet? Hoe gaat nummerbordherkenning gebruikt worden voor beter inbaar belastinggeld? Zouden voorbeelden gegeven kunnen worden van hoe het effectief in zijn werk zal gaan?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De handhavingsacties op basis van voertuigherkenning of automatische nummerplaatherkenning worden uitgebreid tot alle belastingen, zo stelt de memorie van toelichting. Voorwaarde is dat sprake is van onbetaald gebleven belastingaanslagen waarvoor inmiddels een dwangbevel is betekend waarop vervolgens geen betaling heeft plaatsgevonden. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering toe te lichten of bij de verwerking van deze gegevens wordt gehandeld conform de richtsnoeren die het College bescherming persoonsgegevens heeft opgesteld voor de toepassing van automatische kentekenherkenning door de politie. Deze leden vragen of gegevens die niet leiden tot een «hit» tussen een gescand kenteken en een kenteken in het bestand waarmee wordt vergeleken, direct worden vernietigd. Zo nee, waarom niet?

Eén bankrekeningnummer

De leden van de PvdA-fractie hebben er begrip voor dat de Belastingdienst fraude effectiever kan voorkomen als voortaan nog slechts op één gecontroleerd bankrekeningnummer geld wordt gestort. Van de andere kant kan het tot grote problemen leiden bij bijvoorbeeld woningcorporaties indien huurtoeslagen niet langer direct worden gestort op de rekening van desbetreffende corporatie.

Soortgelijke problemen kunnen ontstaan indien mensen die van een schuldhulptraject gebruik maken voortaan de toeslagen op eigen rekening krijgen.

Is het niet mogelijk voor de Belastingdienst, zo vragen de leden van de PvdA, om een bestand van vertrouwde rekeningnummers op te zetten van vertrouwde instituten, waarop desgewenst toch direct toeslagen kunnen worden gestort door de Belastingdienst?

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in. Maar maken hier toch een kanttekening. Deze leden zijn van mening dat het ongewenst is dat zelfstandige ondernemers die onder de IB en de OB vallen verplicht worden gebruik te maken van een rekeningnummer voor de IB en de OB. In het kader van de onderneming wordt er een scheiding gemaakt tussen privé en zaak. De OB gaat van de zakelijke rekening af en de IB wordt van de privérekening betaald. Het is ongewenst dat in deze situatie privé en zakelijk door elkaar gaan lopen. Hetzelfde geldt voor een eenmanszaak met personeel waar voor loonheffing verschuldigd zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben een groot probleem met de maatregel waardoor alle teruggaven in de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en toeslagen worden alleen nog uitbetaald op een en hetzelfde bankrekeningnummer die op naam staat van de belanghebbende. Deze leden vinden het belangrijk dat de regering de fraude aanpakt, die ontstaat doordat de fraudeur het rekeningnummer van de belastingplichtige wijzigt. Maar de leden van de CDA-fractie menen dat de regering hierin te ver doorschiet. Allereerst werkt de maatregel alleen als de Belastingdienst de koppeling kan maken tussen de naam van de belastingplichtige en zijn rekeningnummer. Voorlopig is die koppeling nog niet mogelijk. Kan de regering aangeven wanneer deze koppeling wel gemaakt zal kunnen worden en hoe zij fraude met bankrekeningnummers in de tussentijd tegengaat? Het grote bezwaar dat de leden van de CDA-fractie hebben met deze maatregel is dat het ook niet meer mogelijk wordt om de kinderopvangtoeslag direct over te laten maken aan de kinderopvanginstelling of de huurtoeslag direct aan de woningbouwvereniging. Hierdoor ontstaat bij deze instellingen een groter risico op betalingsproblemen. Hoe kan de regering voorkomen dat deze instellingen de dupe worden van de nieuwe maatregel?

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel tot het invoeren van één bankrekeningnummer. Betekent de tenaamstelling ook dat er een naam-nummercontrole wordt uitgevoerd? Zo ja, waardoor is de regering overtuigd geraakt om te gaan werken met één bankrekeningnummer waar de leden van de SP-fractie al langer voor pleiten? Neemt daarmee de kans ook flink af dat bedragen op verkeerde rekeningnummers wordt gestort en dientengevolge minder uitvoeringskosten om het onterecht uitgekeerde geld terug te vorderen? Hoeveel bedragen deze uitvoeringskosten ongeveer?

Uitstel van betaling bij verkrijging blote eigendom eigen woning

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Recent kwam het onderwerp vruchtgebruik, door ouders die hun woning overgezet hebben op naam van kinderen, in het nieuws doordat een aantal mensen flink in de problemen komen door de aanpassing van de Successiewet per 1 januari 2010 doordat de art. 10 SW-heffing aanzienlijk is verzwaard. Al eerder is door de leden van de fractie van de ChristenUnie aangekaart dat dit tot financiële problemen zou kunnen leiden bij de vruchtgebruiker. Nu blijkt dat dit inderdaad het geval is. Heeft de regering inzicht in de omvang van het probleem? Is de regering bereid te zoeken naar een oplossing, bijv. in de vorm van overgangrecht voor bestaande gevallen? Kan de regering aangeven hoeveel het zou kosten om voor bestaande gevallen een uitzondering te maken?

Conserverende aanslag pensioen/lijfrente bij emigratie

De leden van de fractie van de PvdA vinden het onaanvaardbaar dat mensen die hun hele leven pensioenpremie fiscaal hebben afgetrokken zomaar met de zuiderzon kunnen vertrekken zonder eerst af te rekenen met de Belastingdienst. Deze leden vragen wederom of de regering kan zeggen hoe groot de belastingderving als gevolg van pensioenemigratie is en wat de verwachtingen hieromtrent zijn voor de naaste toekomst?

Verhoging boetes

Is er voldoende garantie dat mensen die te goeder trouw zijn maar die gegevens te laat aanleveren – omdat bijvoorbeeld de kinderopvanginstelling de jaaropgave te laat aanlevert- blijven gevrijwaard van boetes, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in. Wel zouden zij graag willen vernemen of het mogelijk is om de Inkomensafhankelijke regelingen wat de formele bepalingen betreft geheel binnen de Algemene wet inzake rijksbelastingen te incorporeren.

Maatregelen IBO toeslagen

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het herleiden van het inkomen na overlijden. Kan de regering ook aangeven welke Kamervragen het betreft? Wordt het inkomen ook in andere situaties dan bij overlijden herleid waarin het eigenlijk niet de feitelijke weergave betreft? Zo ja, welke situaties?

De 10%-regeling

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd over het voorstel om de 10%-regeling bij toeslagen af te schaffen. Deze leden zijn van mening dat toeslagen betaald moeten worden naar draagkracht en als de draagkracht wijzigt, is het niet meer dan eerlijk om daar als overheid rekening mee te houden. Waarom is de regering van mening dat geen rekening gehouden hoeft te worden met deze wijziging van de draagkracht? Is de regering bereid om de 10%-regeling in stand te laten?

Herleiden van het inkomen na overlijden

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Verruimen aanvraagtermijnen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Fictie bij ontbrekende inkomensgegevens

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

De leden van de SP fractie hebben met interesse kennisgenomen van de fictie bij ontbrekende inkomensgegevens. Bestaat er een kans dat burgers meer geld krijgen dan waar ze recht op hebben wanneer ze geen inkomensgegevens aanleveren, maar wel degelijk een inkomen hebben? Is er met andere woorden een kans op fraude wanneer met fictie wordt gewerkt?

BES-wetgeving

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Welke van de maatregelen die op blz 28 van de memorie van toelichting worden genoemd zijn reeds op 1 oktober ingevoerd op de BES-eilanden, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wordt het moment van verlagen van de grens voor het toptarief naar $100 000 alleen afhankelijk gesteld van hoeveel belastinginkomsten er binnen zijn gekomen? Verwacht de regering deze verlaging wel in te voeren in 2013?

Wanneer wordt het interdepartementaal onderzoek verwacht om de economische situatie in kaart te brengen op de BES-eilanden? Wordt daarin ook de koopkracht gegeven per inkomensgroep? In hoeverre is de algemene bestedingsbelasting verantwoordelijk voor de prijsstijgingen op de BES-eilanden?

Provinciale opcenten

De leden van de fractie van de PVV stemmen in met de maximering van de provinciale opcenten op de Motorrijtuigenbelasting. Zij zouden het maximum graag gesteld zien op 80%. De voorgestelde norm is net als de huidige norm zo hoog dat alle provincies aan de norm voldoen. Deze leden vinden dat geen normering.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van het voornemen om de provinciale opcenten te verlagen voor de motorrijtuigenbelasting. Kan een overzicht van de provinciale opcenten worden gegeven van de verschillende provincies? Waarom kiest de regering ervoor om de verlaging tot 105 euro te maximeren en niet nog lager?

Overige aanpassingen

De leden van de fractie van de PVV stemmen hiermee in.

Uitvoeringskosten Belastingdienst

De leden van de fractie van de SP vragen of er een uitsplitsing naar maatregel kan worden gegeven van de structurele besparing van € 9 mln.

Overig

Kan de regering een reactie geven op de genoemde punten in de brieven van de KNB en de EPN, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel IV Onderdeel A

De leden van de fractie van de SP vragen zich af hoeveel vennootschapsbelasting is misgelopen omdat Ultra Centrifuge Nederland N.V. per abuis niet is toegevoegd aan de lijst van belastingplichtige overheidsbedrijven? Wordt deze belasting met terugwerkende kracht nog geïnd? Zo nee, waarom niet?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De griffier van de commissie,

Berck