Kamerstuk 33000-VII-125

Rapporten “Woonwagenbewoners in Nederland 2011” en "Vrijplaatsen op woonwagenlocaties"

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012

Gepubliceerd: 28 augustus 2012
Indiener(s): Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-VII-125.html
ID: 33000-VII-125

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2012

De minister van Wonen, Wijken en Integratie heeft bij brief van 8 februari 2010 (TK 2009–2010, 32 123 XVIII, nr. 64) toegezegd dat in 2011 een breed onderzoek zou plaatsvinden naar de stand van zaken op woonwagenlocaties.

Bijgaand treft u ter kennisneming het betreffende rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (als rechtsopvolger van de VROM-Inspectie) aan1.

Voor het onderzoek zijn 19 woonwagencentra geselecteerd. Hierbij is een balans gezocht tussen centra waar het goed of slecht gaat (naar het oordeel van bewoners en betrokken instanties) en naar centra waar een positieve of een negatieve ontwikkeling zichtbaar is.

De algehele conclusie van het rapport over woonwagenbewoners in Nederland is dat het op nogal wat woonwagencentra goed gaat met de bewoners. Op andere centra is de situatie problematisch. De onderzoekers constateren dat er gemeenten zijn die geen oplossing hebben voor de problemen op deze woonwagencentra en daarom «weg kijken». Bewoners hebben die ruimte gebruikt om ongestoord hun gang te gaan. Het is belangrijk dat die situatie wordt verbeterd.

Meer in detail luiden de conclusies van het rapport:

  • Er zijn grote verschillen tussen woonwagencentra. Sommige ogen als een villawijk met grote kavels en grote woningen. Andere zien er rommelig uit met bijvoorbeeld autowrakken langs het centrum;

  • Op circa 70% van de woonwagencentra zijn door gemeente en/of corporatie de contacten uitbesteed aan een extern bureau of specifiek voor dit doel opgericht samenwerkingsverband. De onderzoekers noemen dit een anomalie, ingegeven door onkunde en angst;

  • Ook wat betreft plaats en omgang met wijkbewoners zijn er grote verschillen. Er zijn centraal gelegen centra waar wijkbewoners en woonwagenbewoners veelvuldig contact met elkaar hebben. Maar er zijn ook afgelegen centra en centra die wel meer centraal gelegen zijn waar geen of weinig contact is met andere wijkbewoners;

  • Meer dan in het verleden zijn woonwagenbewoners in loondienst. Er is echter ook een grote groep die geen baan heeft. Discriminatie kan hierbij een rol spelen;

  • Het hebben van een uitkering wordt door de woonwagenbewoners niet altijd als tijdelijk gezien. Men is gewend aan een stabiel laag inkomen en lijkt daar tevreden mee;

  • De onderzoekers menen dat op een aantal centra sprake is van zware criminaliteit. De onderzoekers wijzen er daarbij op dat, om ongestoord illegale activiteiten uit te kunnen voeren, het aantrekkelijk kan zijn je op een woonwagencentrum te vestigen;

  • De onderzoekers stellen dat de positie van de woonwagenvrouwen is verbeterd. Zo ontplooien zij zich meer en meer door een eigen bedrijf, dan wel door actief te zijn in het bedrijf van hun partner, bijvoorbeeld in de boekhouding;

  • De kampschool voor de kinderen op een kamp, bestaat niet meer. Kinderen van woonwagenbewoners gaan naar een gewone basisschool. Meer dan gemiddeld gaan deze kinderen vervolgens naar het VMBO en niet naar hogere opleidingen. Uit gesprekken blijkt dat kinderen van woonwagenbewoners zich soms gediscrimineerd voelen;

  • In sommige gevallen ontwijken woonwagenbewoners de leerplicht. Bijvoorbeeld door de kinderen niet in Nederland in te schrijven;

  • Op lokaal niveau signaleren de onderzoekers soms inadequate maatregelen voor problemen. Frontlijnwerkers worden niet altijd voldoende gesteund;

  • Tot slot stellen de onderzoekers vast dat gemeenten lang niet altijd ingrijpen bij problemen. Daarvoor zien de onderzoekers een aantal argumenten: de ingewikkeldheid van de problematiek, de kosten van ingrijpen, gebrek aan kennis en contacten, de geringe omvang van de groep en angst voor intimiderend gedrag en bedreigingen.

Tevens heeft, zoals toegezegd, de VROM-Inspectie onderzoek gedaan naar het aantal vrijplaatsen op woonwagenlocaties. De Inspectie trekt de conclusie in het rapport «Vrijplaatsen op woonwagenlocaties» dat het er alle schijn van heeft dat de problematiek ten opzichte van 2006, toen de VROM-Inspectie een eerdere meting heeft gedaan, niet kleiner geworden is. De VROM-Inspectie acht het mogelijk dat 44 gemeenten te maken hebben met vrijplaatsenproblematiek op woonwagenlocaties. Bij deze brief treft u dit rapport eveneens aan1.

In het rapport «Woonwagenbewoners in Nederland 2012» staan aanbevelingen ten behoeve van het lokale niveau. Ik zal deze bij de gemeenten onder de aandacht brengen. Ik ondersteun de door de onderzoekers geformuleerde uitgangspunten: woonwagenbewoners dienen niet anders behandeld te worden dan andere bevolkingsgroepen, gemeenten dienen niet «weg te kijken» en instanties dienen de wet- en regelgeving te handhaven. Onderlinge afstemming van betrokken organisaties, onder regie van de gemeente, is van groot belang.

De in het rapport benoemde problematiek met betrekking tot arbeid, scholing, gezondheid en veiligheid komt sterk overeen met de problematiek in de aandachtswijken. Vanuit «de wijkenaanpak» is veel kennis ontwikkeld over de aanpak van deze multi-problematiek door gemeenten. De VROM-Inspectie heeft in 2009 een handleiding gemaakt voor de aanpak van (woon) overlast en verloedering. Deze handleiding is in mei 2011 geactualiseerd. Ook voor de aanpak van woonwagenlocaties heeft de VROM-Inspectie een handreiking gemaakt. Deze kennis kan door gemeenten ook ingezet worden voor de aanpak van dezelfde problemen bij woonwagencentra.

Het rapport doet de suggestie om de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) in dit verband een rol te geven in de aanpak van criminaliteit. In RIEC’s wordt reeds samengewerkt met onder meer gemeenten, Openbaar Ministerie, politie en belastingdienst bij de aanpak van vrijplaatsen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies