Kamerstuk 33000-IV-5

Verslag van een algemeen overleg

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012

Gepubliceerd: 3 oktober 2011
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-IV-5.html
ID: 33000-IV-5

Nr. 5 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 oktober 2011

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 heeft op 7 september 2011 overleg gevoerd met minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 juni 2011 met de voorjaarsrapportage van de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (32 500 IV, nr. 43);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 1 september 2011 met een lijst van vragen en antwoorden over het bezoek van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan onder andere Caraïbisch Nederland (32 500 IV, nr. 49).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

De Gier

Voorzitter: Van der Burg

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Bochove, Bosman, Van der Burg, Van Gent, Hachchi, Lucassen, Ortega-Martijn, Van Raak en Recourt,

en minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Welkom bij het algemeen overleg over BES-aangelegenheden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik heet de minister, zijn medewerkers en de Kamerleden van harte welkom. Ook de mensen in de zaal en de mensen die dit thuis meeluisteren of -kijken heet ik uiteraard van harte welkom. We hebben een kort AO van twee uur. Het is op verzoek van de Kamerleden wat ingekort. Ik stel voor, maximaal vijf minuten spreektijd en een beperkt aantal interrupties per fractie te hanteren. Ik zal hier heel streng op zijn. Anders halen we het niet in twee uur. De leden hebben er zelf voor gekozen. Ik geef het woord aan de heer Lucassen.

De heer Lucassen (PVV): Voorzitter. Een rapportage van de Rijksvertegenwoordiger is ontzettend belangrijk voor deze commissie. De vertegenwoordiger is onze vooruitgeschoven post, onze ogen en oren. Die zijn daar op de eilanden hard nodig. Ik heb het rapport dus ook met belangstelling doorgelezen en het kopje «behoorlijk bestuur» heb ik met extra belangstelling gelezen. Volgens de PVV is dit een van de belangrijkste onderwerpen, zo niet het belangrijkste onderwerp. Over behoorlijk bestuur viel echter weinig terug te vinden in de rapportage. Het was een vrij algemeen verhaal met de mededeling dat er ongeveer 100 besluiten zijn voorgelegd aan de Rijksvertegenwoordiger. Dit klinkt allemaal goed. Verder stond er echter weinig. Je zou kunnen denken dat er op het gebied van behoorlijk bestuur dus niet zoveel te vertellen valt.

Het is dan vreemd dat de Rijksvertegenwoordiger een paar weken later juist aan de bel trekt ten aanzien van behoorlijk bestuur. Ik mag wel zeggen dat hij keihard aan de bel trekt. In zijn brief, een noodkreet, geeft hij aan dat er niet zoveel van deugt op Bonaire en dat het eigenlijk een ondemocratische geitenbende is. De Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) wordt aan de Caraïbische laars gelapt. Er worden zelden besluiten genomen en als ze worden genomen, dan gebeurt dit in achterkamertjes buiten het zicht van de volksvertegenwoordiging. Er is een gedeputeerde die geen melding maakt van zijn nevenfuncties.

De heer Van Bochove (CDA): Heeft de heer Lucassen de Rijksvertegenwoordiger correct geciteerd? Ik wil niet eens herhalen wat hij zei. Als dit het geval is, dan hoor ik hier graag het oordeel van de minister over.

De heer Lucassen (PVV): Ik weet niet waar de heer Van Bochove precies op doelt met zijn vraag of ik de Rijksvertegenwoordiger correct heb geciteerd.

De heer Van Bochove (CDA): Ik stoorde mij mateloos aan het begrip «geitenbende». Ik vond dit een ongepaste term. Ik kan me niet voorstellen dat de Rijksvertegenwoordiger deze term gebruikt.

De heer Lucassen (PVV): De Rijksvertegenwoordiger heeft inderdaad niet letterlijk «geitenbende» gezegd. Het is een defensieterm, zoals de heer Van Bochove misschien wel weet. Hij heeft immers familie gehad bij defensie. De term «geitenbende» dekt wel de lading van de zaken waar de Rijksvertegenwoordiger melding van maakt in zijn brief.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De heer Van Bochove was mij net voor, maar termen als «geitenbende» zijn gebaseerd op effect. Ik twijfelde even of ik er iets van zou zeggen, maar ik vind het uitermate schofferend als zo'n term totaal niet onderbouwd wordt. Laten we gewoon ophouden met dit soort termen. Dit vraag ik ook aan de vertegenwoordiger van de PVV. Ik hoor graag van de minister hoe hij er tegenaan kijkt dat de gedoogpartner van het kabinet dit soort termen gebruikt richting Caraïbisch Nederland.

De heer Lucassen (PVV): Nogmaals, uit de brief van de Rijksvertegenwoordiger – ik hoop dat de fracties van GroenLinks en van het CDA die ook hebben gelezen – kan ik maar één conclusie trekken. Het komt erop neer dat het een bende is. Of je dit nu kwalificeert met termen als «geitenbende» of associeert met andere dieren, het is een bende.

Een gedeputeerde maakt geen melding van zijn nevenfuncties en een volksvertegenwoordiger wordt betaald door een gedeputeerde. Er is geen griffier, er is geen verslaglegging en er zijn geen besluitenlijsten. Er is totaal geen transparantie. Zelfs de vergaderingen, als die al plaatsvinden, zijn een chaos en worden ad hoc georganiseerd. Begrotingen worden niet behandeld. Het valt op dat van de gesignaleerde problemen in de voorjaarsrapportage met stip op nummer één wordt gemeld dat de vrije uitkering te laag is, terwijl de begrotingen niet worden behandeld. Er moet dus meer geld naartoe.

Hoe komt het dat we deze zaken niet kunnen terugvinden in de voorjaarsrapportage, terwijl deze problemen al maanden spelen, zoals de Rijksvertegenwoordiger in zijn brief duidelijk aangeeft? Eigenlijk spelen ze al sinds oktober vorig jaar. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat de WolBES wordt nageleefd? De Rijksvertegenwoordiger geeft duidelijk aan dat dit nu niet het geval is. Hoe gaat de minister zijn Rijksvertegenwoordiger te hulp schieten, aangezien de Rijksvertegenwoordiger zelf aangeeft dat hij kan signaleren, maar dat hij te weinig bevoegdheden heeft?

In het rapport van de Rijksvertegenwoordiger wordt trots vermeld dat de verbouwing en de uitbreiding van de gevangenis op Bonaire zijn afgerond. Kort geleden bleek dat Nederland gedetineerden uit Curaçao moet importeren, omdat ze niet in de gevangenis van Bonaire terecht schijnen te kunnen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik hoor de heer Lucassen zeggen dat de wet volgens de Rijksvertegenwoordiger niet wordt nageleefd. Waarover gaat het? Wordt de WolBES niet nageleefd?

De heer Lucassen (PVV): De Rijksvertegenwoordiger heeft in zijn brief aangegeven dat een groot deel van de aanbevelingen en van de afspraken die in de WolBES zijn opgenomen, niet wordt nageleefd. We hebben het dan onder andere over de waarborgen van democratische processen. We hebben het dan over verslaglegging, transparantie en nog een heel aantal andere zaken. Die worden niet nageleefd. Dit zijn de woorden van de Rijksvertegenwoordiger.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dan weet ik dat de heer Lucassen verwijst naar de brief van afgelopen maandag. Wat vindt de heer Lucassen überhaupt van de manier waarop de wetten zijn geïmplementeerd op de eilanden? Daar hebben we het eigenlijk over in dit overleg.

De heer Lucassen (PVV): Dat is een heel goede vraag. Ik vind dat de wetten niet goed genoeg zijn geïmplementeerd. De Rijksvertegenwoordiger is dat roerend met mij eens, want hij luidt de noodklok, niet alleen in de richting van de mensen en het bestuur op Bonaire, maar ook in de richting van de minister.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

De heer Lucassen (PVV): Dan ga ik vaart maken, want ik heb zoveel moois op mijn programma staan.

Wij moesten gevangenen importeren vanuit Curaçao, omdat deze gevangenen niet terecht konden op Bonaire, terwijl de faciliteiten daar klaar zijn. Waarom? De manier waarop het is gebeurd, was voor mij ook een bron van grote vraagtekens. We hebben kunnen lezen en kunnen horen dat de minister van Justitie van Curaçao, de heer Wilsoe, dreigde gevangenen met een enkeltje op het vliegtuig te zetten, onder wie verkrachter en moordenaar Ryan Pietersz. Wij zijn een beetje gechanteerd en bedreigd om die mensen op te vangen. Is de minister gediend van die dreigende taal uit Curaçao? Klopt het dat de faciliteiten op Bonaire onvoldoende zijn om de gevangenen daar op te vangen? We hebben het immers over de BES-eilanden. Gaat het dan om capaciteit van plaats en ruimte, om de aard van de vergrijpen die gepleegd zijn of zelfs om de dreiging van uitbraak? Ik heb begrepen dat dit risico bestaat voor een aantal van deze gevangen.

Ik rond af met mijn laatste vraag. Ik heb op tv en in de media kunnen zien dat een politicus op Sint-Eustatius heeft opgeroepen tot het beroven van Nederlandse toeristen. Kon deze man wel terecht in de gevangenis? Zit hij inmiddels wel in een comfortabele, door Nederland opgeknapte cel? Zo niet, waarom is dit nog niet gebeurd?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Het bevreemdt mij dat de heer Lucassen met vragen komt over Bonaire. Hij heeft hier eerder Kamervragen over gesteld, die de minister beantwoord heeft. Wat wil hij concreet van de minister horen? Ook heb ik een vraag aan de heer Lucassen over die politicus. Hij weet volgens mij als volksvertegenwoordiger drommels goed dat je eerst moet uitzoeken wat mensen precies hebben gezegd voordat je er melding van maakt.

De heer Lucassen (PVV): Waarom stel ik vragen over gevangenen die worden geëxporteerd vanuit Curaçao omdat ze niet terecht kunnen op Bonaire? We hebben het hier over Bonaire als onderdeel van de BES-eilanden. Ook hebben we het onder andere over de faciliteiten waarvan de Rijksvertegenwoordiger in zijn rapportage zegt dat deze voltooid zijn. De faciliteiten zijn goed; de gevangenis is klaar. Waarom moeten er dan gevangen vanuit Curaçao naar Nederland en gaan ze niet naar Bonaire? Dit was mijn vraag. Ik stel die aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder andere vanwege de manier waarop dit is gebeurd en vanwege de toon die de minister van Justitie van Curaçao, de heer Wilsoe, heeft gebruikt. Hij heeft gedreigd om een moordenaar en een verkrachter los te laten en op een vliegtuig te zetten naar Nederland, als hij er maar van af is. Ik vraag dus aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor wie – zo weet ik uit ervaring – de relaties binnen het Koninkrijk gelukkig heel belangrijk zijn, hoe hij die bedreigende taal beoordeelt.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Bonaire, Saba en Statia zijn onderdeel van Nederland. De bestuurders op de eilanden hebben daar veel moeite mee. Heel veel voorzieningen zijn namelijk niet goed geregeld. De bestuurders weten niet waarvoor zij precies verantwoordelijk zijn en waarvoor Nederland verantwoordelijk is. Vooral vanuit Bonaire, Saba en Statia is het onmogelijk om de weg te weten in het web hier in Den Haag bij alle ministeries. Bij de Rijksvertegenwoordigers vinden ze soms een gesloten deur. Die zeggen namelijk dat ze niet hun loopjongen zijn. Is het niet mogelijk om de Rijksvertegenwoordiger een meer centrale functie te geven, namelijk als aanspreekpunt voor de lokale bestuurders, zodat de Rijksvertegenwoordiger de weg in het netwerk in Den Haag vindt? Dit kunnen bestuurders vanuit Saba, Statia en Bonaire niet. We hebben te maken met kleine eilanden met grote problemen en grote projecten.

Op Statia is dit bijvoorbeeld het geval met NuStar. Statia is een heel klein eiland, terwijl NuStar heel groot is. Dit is het tweede grootste olieopslagbedrijf van de Verenigde Staten met een omzet van 4 403 mln. en 300 mln. winst. Het is een heel groot bedrijf. 25% van de opgeslagen olie van dit bedrijf ligt op Statia. Men wil dit bedrijf gaan uitbreiden en de capaciteit verdubbelen. Hierover is op Statia ongelooflijk veel onrust. Men is bang dat Sint-Eustatius Sint-NuStar wordt.

Dit oliebedrijf zal misschien wel de helft van het eiland in beslag nemen. Er zal waarschijnlijk een pier worden aangelegd van 1,2 km en een grote uitbreiding van de haven plaatsvinden. Nu komen er 800 schepen, maar dit zullen er veel meer worden. In het gebied waar de uitbreiding moet plaatsvinden, is ook archeologisch onderzoek gedaan. Hier liggen graven van slaven en van kolonisten. Dit is archeologisch waardevol gebied. Het is ook waardevol natuurlijk gebied. SNP Natuurreizen waarschuwt dat we ecotoerisme naar Statia op onze buik kunnen schrijven, als deze projecten doorgaan.

Een aantal organisaties en mensen op Statia heeft een verzoek bij UNESCO ingediend om te bekijken of dit allemaal wel klopt en goed gaat. Ik heb de minister hier vragen over gesteld. De antwoorden vond ik verbijsterend. De minister zegt dat hij daar niet over gaat. Ik kan me dit niet voorstellen. Statia is een soort openbaar lichaam, een soort gemeente van Nederland, geworden. Als zo'n reusachtige multinational als NuStar in een willekeurige Nederlandse gemeente zulke grote uitbreidingsplannen zou hebben, dan zou dit nooit een aangelegenheid kunnen zijn van de gemeente. Dan is er altijd betrokkenheid van de provincie en van het Rijk, in casu de regering. Welke ministeries zijn hierbij betrokken? Welke verantwoordelijkheid hebben die ministeries? Wie gaat de vergunning verlenen?

Het bestuur van Statia is ongelooflijk klein. Dit zullen de bestuurders als eerste toegeven. Er wonen daar een paar duizend mensen. NuStar is een grote multinational. Die zit niet voor niets op Statia. Dit is namelijk het kruispunt van grote transporten van olie. Er zijn grote internationale belangen mee gemoeid dat daar zo verschrikkelijk veel olie wordt opgeslagen. De Verenigde Staten en de Arabische wereld hebben daar belangen. Het kan toch niet dat dit heel kleine bestuur van Statia daar geen enkel tegenwicht aan kan bieden, op bestuurlijk niveau, qua informatie en qua onderhandelingen?

NuStar hoeft daar bovendien nauwelijks belasting te betalen. NuStar moet in de toekomst misschien wel de elektriciteitsvoorziening gaan regelen. Je ziet aan de wegen en havens dat Sint-Eustatius steeds meer Sint-NuStar wordt. De lokale bevolking en het lokale bestuur zijn er niet voldoende op voorbereid om hierover op een eerlijke en goede manier te onderhandelen. Is de minister bereid tot bemoeienis, zoals hij die met elke gemeente in Nederland zou hebben? De eilanden Saba, Statia en Bonaire en hun bestuurders gaan meer bij elkaar zitten om een vuist te kunnen maken. Laat dat niet nodig zijn!

Er is ook een goede ontwikkeling. De veranderingen op Statia zijn zo groot dat de bevolking in opstand komt. Op Statia is onder de bevolking de bewustwording aan het ontstaan dat men het lot in eigen handen wil nemen. Er zijn petities en acties, zaken die er nog nooit zijn geweest.

Als Sint-Eustatius Sint-NuStar wordt, als er grote veranderingen op het eiland gaan plaatsvinden die het eiland voor eeuwig een ander aanzien zullen geven, lijkt het mij niet meer dan normaal dat de bevolking daar een directe stem in heeft. Is de minister het met mij eens dat een dergelijke uitbreiding en karakterverandering van dit prachtige eiland alleen kan plaatsvinden als de bevolking zich daarover heeft uitgesproken?

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. We bespreken vandaag de situatie op de BES-eilanden. Ik hoor twee verschillende verhalen. Aan de ene kant hoor ik de Rijksvertegenwoordiger en de minister, die gematigd positief zijn. Zij wijzen op de schuldsanering en op de toegenomen rechtszekerheid. Aan de andere kant zijn de signalen van de eilanden negatiever. Zij wijzen op concrete problemen, zoals de teruggelopen koopkracht van de inwoners en het achterblijven van verbeteringen in de zorg. De Rijksvertegenwoordiger stelt ook dat het vertrouwen in de verhouding met Nederland pril en kwetsbaar is. Het sentiment op de eilanden wordt omschreven als een veenbrand. Ik heb begrepen dat mensen op Bonaire gisteren de straat op zijn gegaan om te protesteren tegen de huidige situatie. Er is frustratie omdat niet alle toezeggingen zijn uitgevoerd. Dit gevoel moeten wij niet bagatelliseren. Ik hoor graag de reactie van de minister hierop.

Mensen voelen de transitie vooral in hun portemonnee. Dat komt onder andere door de invoering van de nieuwe belastingwetten, de snel stijgende prijzen van energie en voedsel en de invoering van de dollar. Staatssecretaris Weekers lijkt in beweging te komen, maar het gevoel van urgentie lijkt te ontbreken. Wat doen de minister en zijn collega om koopkrachtverlies te voorkomen en te repareren?

De Rijksvertegenwoordiger maakt zich zorgen om het gebrek aan democratie op Bonaire. De eilandsraad komt te weinig bijeen en wordt belemmerd bij het uitvoeren van zijn controlerende taak, verslagen van bijeenkomsten ontbreken of worden niet openbaar gemaakt en er lijkt sprake van belangenverstrengeling. Wat is de reactie van de minister hierop? Wat is de stand van zaken op de andere eilanden? Is de minister het met mij eens dat goed bestuur een voorwaarde is voor het welslagen van de transitie? Ik weet dat lokale capaciteitsopbouw moeilijk blijkt, maar welke concrete oplossingen ziet de minister hiervoor? Zo heb ik tijdens het vorige debat de minister gevraagd naar mogelijkheden om bijvoorbeeld studenten afkomstig van Bonaire te motiveren om na hun studie aan de slag te gaan op het eiland. Het kan een manier zijn om capaciteit op alle eilanden binnen het Koninkrijk vanaf de kern op te bouwen met de nieuwe generatie.

Verder wijst de Rijksvertegenwoordiger erop dat er een serieuze invulling moet worden gegeven aan overleg met de openbare lichamen. Dit sluit aan bij het geluid van de eilanden dat hun invloed op besluitvorming een wassen neus is. We moeten voorkomen dat Saba en Statia uit noodzaak zaken doen met Bonaire in plaats van met het Rijk, want dan wordt Bonaire binnen de BES tot wat Curaçao was binnen de Antillen. Hoe gaat de minister dit voorkomen? Voor de eilanden is continuïteit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland ook van belang. Hoe wordt deze continuïteit geborgd? Zo heb ik begrepen dat het zorgkantoor op Bonaire zijn leidinggevenden al drie keer heeft gewisseld.

Ik heb nog enkele korte vragen. De toegezegde politiesterkte van 165 agenten wordt op Bonaire niet gehaald. Wat doet de minister hieraan? En wat is de stand van zaken op Saba en Statia? De minister stelt dat het tijd kost om de zorg op de eilanden op het gewenste niveau te brengen. Daar kan ik inkomen, maar hoe kan het dat op sommige terreinen de zorg zelfs slechter is geworden dan hij was? Ik denk daarbij aan de wachttijden voor medische evaluaties, die zijn toegenomen door de bureaucratie. Wat doen de minister en de vakminister hieraan?

Als we er niet voor zorgen dat de concrete en structurele problemen op de eilanden adequaat worden aangepakt, zal de relatie tussen de openbare lichamen en het Nederlandse deel alleen maar moeizamer worden. Ik ga ervan uit dat de minister dit gevoel van urgentie met mij deelt en waar nodig actie zal ondernemen, al dan niet met de vakministers.

De heer Van Raak (SP): De zorg baart mij ook grote zorgen. Op Statia staat nu een helikopter voor € 18 000 in de maand, betaald door de Nederlandse zorgverzekeraar. Die helikopter heeft onvoldoende apparatuur aan boord en vliegt alleen naar Sint-Maarten en niet naar Guadeloupe. Is de D66-fractie het met mij eens dat we die € 18 000 per maand gewoon aan het bestuur van Statia zouden moeten geven, zodat het maatwerk kan leveren en ervoor kan zorgen dat er op een juist moment een juiste helikopter is die wel de goede kant op vliegt?

Mevrouw Hachchi (D66): Ook de D66-fractie is voor maatwerk, maar of dat in dit specifieke geval een oplossing is, weet ik niet. Ik zou graag van de minister, en misschien zelfs van de vakminister, willen horen wat daarvoor de beste oplossing is. Ik ben het echter met de heer Van Raak eens dat we moeten bekijken wat voor dit eiland qua maatwerk het beste is. Daarover moeten we kunnen praten, maar of de oplossing die de heer Van Raak aandraagt de beste is, weet ik niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Bij dit soort overleggen denk ik altijd: was sich liebt, das neckt sich. Wij lezen in allerlei media dat de staatkundige verhoudingen in het Koninkrijk der Nederlanden pas een jaar oud zijn, maar wel onder druk staan. Mevrouw Hachchi zei al dat je een beetje een dubbel gevoel krijgt door de twee verschillende verhalen die elkaar nog niet voldoende kruisen.

Ik noem een voorbeeld. Op 19 augustus publiceerde de Wereldomroep een interview met gedeputeerde Michiel Bijkerk van Bonaire. Bonaire lijkt de eis van een sluitende begroting niet te kunnen waarmaken. Voor 2012 worstelt het bestuurscollege met een begrotingstekort van tussen $2,1 mln. en $2,8 mln. Het gevolg is dat de door Nederland geschonken rioolzuiveringsinstallatie, waar ik in het verleden zelf werk van heb gemaakt, er wel staat maar niet operationeel gehouden kan worden. Wegherstel, reorganisaties van het ambtenarenapparaat en het nieuwe gebouw van de Scholengemeenschap Bonaire dreigen eveneens geschrapt te worden. Bonaire moet daarom onder het wurgcontract uit, zo stelt gedeputeerde Bijkerk.

De financiële problemen nemen dus toe, ook op de BES-eilanden. Minister Donner laat een onafhankelijk bureau onderzoeken of extra begrotingsruimte aangewezen is. Tegelijkertijd lijken BES-burgers een zekere vorm van ontevredenheid te vertonen, al is de sfeer volgens de gezaghebber op Bonaire, Glenn Thodé, niet explosief. De invoering van de Amerikaanse dollar, de gestegen prijzen en de gevolgen van de wereldwijde economische crisis gaan niet aan de BES-eilanden voorbij. Thodé verwacht veel van de aanwezige vermogens om problemen op te lossen. Het is echter nog maar de vraag of de optimistische verwachtingen van gezaghebber Thodé bewaarheid worden. De inflatie op de BES-eilanden is enorm. Het CBS heeft berekend dat de inflatie in het tweede kwartaal van 2010 op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius met respectievelijk 5%, 6,9% en maar liefst 10% is toegenomen. Dat is een voortzetting van de verontrustende trend die ook al begin 2010 te constateren viel. Voor gewone BES-burgers betekent dit een substantiële prijsstijging op alledaagse goederen. Water een energie zijn nu al 9,4% duurder dan een jaar geleden. Ik kan me heel goed voorstellen dat voor veel mensen onder deze omstandigheden de door de staatkundige vernieuwingen veronderstelde vooruitgang, die voor GroenLinks ook altijd het primaire punt van deze operatie was, nauwelijks te constateren valt. Het wordt de hoogste tijd voor maatregelen en voor een praktische blik en een gevoel voor urgentie, om de levensomstandigheden voor de bewoners van de eilanden te verbeteren.

Mijn volgende punt is de voorjaarsrapportage van de Rijksvertegenwoordiger. Door tussenkomst van minister Donner hebben we die voorjaarsrapportage nu ontvangen. Dank daarvoor, ook aan de Rijksvertegenwoordiger natuurlijk. Het is jammer dat een toelichting van de minister ontbreekt. Daarom krijg ik van de minister graag een appreciatie. Is hij blij of verdrietig, tevreden of ontevreden over de voortgang op de BES-eilanden, en waarom? Er is veel gebeurd op de eilanden. De veranderingen zijn substantieel. Het is dan ook niet zo gek dat de Rijksvertegenwoordiger constateert dat het vertrouwen in een nieuwe toekomst als onderdeel van Nederland pril en kwetsbaar is. Het feit dat de nieuwe regels een fikse administratieve belasting betekenen, het feit dat regels niet altijd zijn gebaseerd op lokale omstandigheden en de door de nieuwe fiscale wetten opgedreven kosten van levensonderhoud helpen daarbij niet. Voor medische behandelingen waren veel mensen aangewezen op andere eilanden, en pensioengerechtigde BES-burgers merken hun achteruitgang in hun uitkering. Velen voelen dus de pijn in hun portemonnee door de staatkundige vernieuwingen, terwijl 10-10-10 toch de belofte in zich had van een stijgend voorzieningenniveau voor de BES-eilanden.

Wat is er waar van de klacht dat de vrije uitkering te laag is vastgesteld? In hoeverre wijkt deze uitkering gemiddeld af van die van gewone Nederlandse gemeenten en in hoeverre wordt rekening gehouden met bijzondere lokale omstandigheden? Maar bovenal: hoe wordt dit prangende probleem opgelost?

Ik heb nog een vraag over de energievoorziening op Bonaire, die keer op keer tot problemen leidt. Ik denk dat de minister wel weet waar ik op doel. Waarom wordt niet veel meer gekeken naar het opwekken van duurzame energie? Sowieso ontbreekt in de voortgangsrapportage het onderwerp milieu en duurzaamheid, terwijl dat wel was afgesproken toen we spraken over de nieuwe staatkundige verhoudingen. Ik sluit me aan bij de indringende maar zeer terechte vragen hierover van de heer Van Raak.

Per 10-10-11 zou ook de nieuwe abortuswetgeving worden ingevoerd op de BES-eilanden. Ik heb begrepen dat daar grote problemen mee zijn. Ik wil weten hoe het daarmee staat, en ook of de invoering van euthanasie en homohuwelijk wel op schema ligt.

De heer Lucassen (PVV): Het voorbeeld van de waterzuiveringsinstallatie is natuurlijk tekenend. Nederland heeft voor miljarden aan schulden overgenomen van de Antillen. Daarna heeft onder andere de GroenLinks-fractie zich er sterk voor moeten maken dat er een rioolzuiveringsinstallatie werd gegeven door Nederland aan de eilanden. Nu blijkt dat er te weinig geld is en dat men het budget niet rond krijgt om dat ding in bedrijf te houden. Mijn vraag aan de GroenLinks-fractie is dan ook: wat moet er gebeuren? Moeten die mensen gaan vergaderen? Moeten ze gaan besturen? Moeten ze met de budgetten aan de slag? Of vindt de GroenLinks-fractie dat er eigenlijk wat geld vanuit Nederland bij moet?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het zou allebei kunnen. Minister Donner is nu ook bezig om eens heel reëel te bekijken of de budgetten ruim genoeg zijn. Ik ben er ook voor dat die adequaat worden besteed; daar is niets nieuws aan. En ik denk dat we ook te maken hebben met een aantal overgangsproblemen. Wij waren altijd voor de schuldsanering en wij staan daar nog steeds volledig achter. Wij zijn echter wel teleurgesteld dat de bewoners van de BES-eilanden met de nieuwe staatkundige verhoudingen nog steeds grote problemen hebben en dat die problemen zelfs toenemen. Onze bedoeling was juist dat de levensomstandigheden zouden verbeteren.

De heer Van Raak (SP): De bewoners van de eilanden hebben ontzettend veel over zich heen gekregen. Het lijkt wel of ze op een heel ander eiland terecht zijn gekomen. Dat geldt bij uitstek voor onderwerpen als euthanasie, abortus en homohuwelijk. Voor de bewoners is dat misschien wel een van de grootste verschillen tussen het Caraïbische gebied en het Europese gebied van het Koninkrijk. Het is daar echt anders. De bestuurders willen het. Zij hebben gezegd: wij committeren ons eraan. Vanuit de Tweede Kamer is echter voortdurend gezegd dat het snel, snel, snel, snel moet. Durven wij de bewoners de tijd te gunnen om de emancipatieslag te maken waarvan zij hebben gezegd dat ze die willen maken? Gaan we nu duwen, trekken en schuren of geven we ze enige ruimte?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wat mij betreft gaan we duwen, trekken en schuren, want op het gebied van abortus zitten veel vrouwen op de BES-eilanden, maar ook op de andere eilanden, in grote problemen. Onder verschrikkelijke omstandigheden vinden daar nu abortussen plaats. Men zegt wel dat dit niet mag, maar het gebeurt wel; dat kan ik de heer Van Raak verzekeren. Daar krijg ik keer op keer informatie over en ik vind het onaanvaardbaar binnen het Koninkrijk. Dat is niet omdat ik mijn wil aan anderen wil opleggen, maar omdat vrouwen in Nederland, binnen het Koninkrijk, niet onder abominabele omstandigheden abortus moeten ondergaan met alle gezondheidsrisico's van dien. Die zijn soms heel ernstig. Voor mij is het en-en. Er is een amendement over aangenomen en we gaan het invoeren. Ik zeg al jarenlang dat het een emancipatieproces is, waar goede voorlichting bij hoort. Het is de hoogste tijd dat deze zaken worden ingevoerd, te beginnen bij nieuwe abortuswetgeving om een en ander op een goede, medisch verantwoorde manier te regelen. Ik vind het afschuwelijk wat daar af en toe gebeurt.

De heer Van Raak (SP): Bij misstanden moeten we ingrijpen en ervoor zorgen dat er voorzieningen zijn. We moeten investeren in zorg en in voorlichting. Dat wil ik allemaal. Ik wil dat de wetten daar zo snel mogelijk gaan gelden. Maar dan is het de vraag waar je mee begint. Begin je met de morele discussie of begin je met het wegnemen van misstanden? Als we de morele discussie te snel te hoog opvoeren, ben ik bang dat het doel van het wegnemen van misstanden verder uit het zicht verdwijnt. Mevrouw Van Gent wil ook dat vrouwen daar veilig kunnen leven en dat er geen onverantwoorde abortussen plaatsvinden. Laten we hier dus niet te ideologisch en te gestaald in staan. Laten we praktisch bekijken hoe we dit het beste zo snel mogelijk kunnen doen – de bestuurders en de mensen willen dat ook – zonder onszelf voorbij te lopen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik ben uitermate praktisch. We voeren dit debat vandaag niet voor het eerst. We hebben het vorig jaar gevoerd in het kader van de wetgeving en jaren daarvoor ook al. Ik heb hier al diverse keren aandacht voor gevraagd. Het is nu wel mooi geweest. Ik weet dat het moeilijk is – dat ontken ik niet – maar soms moet je moeilijke dingen doen. Daar moet je dan ook voor staan als bestuurder. Ik sta daarvoor. We doen dat om vrouwen te beschermen. Ondanks de mooie voornemens die ook de heer Van Raak formuleert, vinden namelijk nog steeds illegale abortussen plaats, lopen vrouwen risico en wordt de invoering van een aangenomen amendement getraineerd. En dat accepteer ik niet langer.

De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. Ik zit hier met een zeker ongemak. Luisterend naar de collega's die hiervoor spraken, neemt dat ongemak toe. Ik wil namelijk een aantal agendapunten aan de orde stellen, waarvan ik nu al weet dat de minister ze bij zijn collega zal onderbrengen. Ik weet dat in commissies allerlei onderwerpen aan de orde moeten komen die onze collega's wellicht zouden moeten inbrengen. Tegelijkertijd zitten wij in Nederland in een ontwikkelingsfase, waarin we bekijken hoe we in onze koninkrijksrelaties precies met de BES-eilanden om moeten gaan. Ik vind de vragen dus legitiem. We zouden als commissie binnenkort een dag moeten organiseren waarop we de zes à zeven bewindslieden – ik heb het even geturfd in mijn eigen vragen en die van de collega's – ieder anderhalf uur laten komen om ze eens over de dossiers te bevragen. Het is langzamerhand mijn overtuiging dat zij en wellicht hun medewerkers er veel van zouden leren.

Het beeld dat uit de eerste bladzijde van de rapportage van de Rijksvertegenwoordiger naar voren komt, stemt overeen met eigen bevindingen op basis van waarnemingen, bezoeken aan de eilanden, gesprekken met de bewoners en dergelijke, en het vele dat je kunt lezen in de lokale bladen. De transitie op zich is goed verlopen. Dit is vooral te danken aan de inzet van bestuurders en ambtenaren op de eilanden. De nieuwe staatkundige structuur leeft echter nog lang niet bij de bewoners. Bij hen is sprake van teleurstelling en onzekerheid. Het staat precies goed in de rapportage: «Er is te veel veranderd, in een te kort tijdsbestek.» Uit de vele reacties blijkt dat het verwachtingspatroon bij veel bewoners niet overeenstemde met wat er geboden wordt. Dat is de teleurstelling. Verder bestaat er grote onduidelijkheid over wat er gaat komen. Dat is de onzekerheid. De departementen spelen hier onvoldoende op in.

Ik heb een citaat uit The Daily Herald van 6 september jongstleden over een bijeenkomst van de eilandsraden van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. De heer Reginald Zaandam, die wij allemaal kennen, zegt hierin: high ranking Dutch employees are behaving as if they are the ones deciding what is good enough for the islands. Dit geeft een beeld van hoe men erover denkt. De heer Zaandam vat samen wat de vertegenwoordigers van de eilandsraden hebben vastgesteld. Ook zegt hij: all that is coming from Holland are promises after promises, without concrete follow-up. Eenderde citaat is: in the deliberations with the respective executive councils, civil servants are taking the position as if they decide what is good for the islands. The only department that is doing so far what is needed to bring relief to the people of the islands is the Department of Finance, with State Secretary Frans Weekers in the lead, Zaandam said. Dit zeg ik ook tegen mevrouw Hachchi. The general consensus during the three-day meeting was that the islands are having the feeling that it is very difficult to get the necessary understanding from the Dutch entities that are dealing directly with the islands. Een negatiever beeld kun je je niet voorstellen. Het is een samenvatting van wat de vertegenwoordigers op de eilanden zelf ervaren. Het sluit aan bij mijn eigen bevindingen toen ik deze zomer in de regio was.

Ik ben op zich onder de indruk van de betrokkenheid bij de eilanden en van de professionaliteit van de medewerkers van de Rijksdienst Caribisch Nederland. We moeten er echter rekening mee houden dat we leven op eilanden met een eigen identiteit en een cultuur die anders is dan die in Nederland en die bij de eilanden past. Die cultuur is anders. Na de geschiedenis van vele jaren in het land de Nederlandse Antillen waarbij men als het ware vanuit het machtscentrum Curaçao opgelegd kreeg wat men moest doen, ervaart men nu dat er sprake is van een nieuw machtscentrum in Nederland met een enorme stroom aan missives, nieuwe wetten, en dergelijke. Alles moet in één keer op hetzelfde niveau worden geïmplementeerd als in Nederland. Het wordt als te veel ervaren en zo komt het ook over in de rapportage. De Rijksvertegenwoordiger zegt terecht dat de uitvoeringslast van nieuwe regelgeving in Den Haag in een aantal gevallen is onderschat. Mijn vraag is dan wat de regering doet en wat de minister als coördinatiepunt doet om hierin snel verbeteringen tot stand te brengen.

Op een heleboel beleidsterreinen zijn er dus onderdelen en ontwikkelingen gaande die tot zorg leiden. Ze zijn hier al samengevat. Ik kan de voorbeelden die de collega's hebben genoemd herhalen, zoals de zorg, het onderwijs, de sociale zekerheid, het welzijn van de mensen en beloften die niet zijn waargemaakt op die terreinen. Tegelijkertijd hebben we afgesproken dat er enerzijds ineens heel veel moet veranderen, en dat de eilanden anderzijds vijf jaar rust krijgen en dat we over vijf jaar gaan evalueren. Ik heb de indruk dat we op een aantal terreinen geen vijf jaar kunnen wachten, luisterend naar hoe het daar leeft. We zullen eerder moeten bekijken wat er leeft en wat we moeten bijstellen. Ik wil hier graag de visie van de minister op horen. Is hij bereid om in overleg met zijn collega's te bezien op welke terreinen we misschien eerder tot bijstellingen moeten komen in het belang van de bewoners van de eilanden? Mijn tweede vraag aan de minister is hoe hij zijn collega's gaat duidelijk maken dat – ik citeer opnieuw de Rijksvertegenwoordiger – de kleine samenlevingen de nieuwe ontwikkelingen minder snel absorberen dan die op het Europese vasteland en dat de culturele verschillen aanzienlijk zijn. Hoe gaan wij dat duidelijk maken?

De Rijksvertegenwoordiger wijst er in zijn rapportage op dat artikel 209 van de WolBES de consultatie regelt van de eilandbesturen als onderdeel van de voorbereiding op nieuwe wetgeving. Daarnaast geeft hij aan dat serieus moet worden nagedacht over een uitvoeringstoets waarbij zowel de eilandsbesturen als de Rijksvertegenwoordiger hun mening geven over de praktische consequenties van nieuwe regelgeving. De Eerste Kamer sprak in dat geval van een BES-effectrapportage. Graag hoor ik hierover ook een opmerking van de minister.

Kan de minister de Kamer informeren over de stand van zaken rondom de vrije uitkering?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De heer Van Bochove constateert een heleboel zaken. Hij stelt de interessante vraag of je niet prioriteiten moet stellen en eerder tot bijstellingen moet komen. Hij vraagt de visie van de minister daarop, maar ik wil graag ook de visie van het CDA weten. GroenLinks vindt het van belang dat de sociaal-economische omstandigheden, de levensomstandigheden van mensen, van onderwijs tot zorg en tot de ouderenuitkering, en niet bureaucratische maatregelen prioriteit krijgen. Kiest de heer Van Bochove ook voor die invalshoek? Dit is mij namelijk nog niet helemaal helder.

De heer Van Bochove (CDA): Ik heb de voorbeelden zorg, welzijn, sociale zekerheid en onderwijs letterlijk genoemd als punten waarvan ik vind dat daar op korte termijn verbeteringen moeten plaatsvinden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Betekent dit dan dus ook dat dit absolute prioriteit heeft voor de heer Van Bochove en dat we daar andere keuzes in moeten gaan maken?

De heer Van Bochove (CDA): Ik weet niet of we andere keuzes moeten maken. Ik heb soms het gevoel dat we nog helemaal geen keuzes hebben gemaakt, als mevrouw Van Gent zegt dat het een andere keuze is als we er wat aan gaan doen. Wij hebben gezegd dat wij de eilanden moeten ontwikkelen naar de maat der dingen en naar de omstandigheden. Wij hebben heldere afspraken gemaakt over de staatkundige veranderingen. Ik heb het gevoel dat er op een heleboel van die terreinen nog geen stappen zijn gezet. Ik moedig het aan om stappen te zetten.

De heer Van Raak (SP): Op het vlak van staatkundige verhoudingen hebben we heel veel besluiten genomen en heel veel regels gemaakt. Na een jaar zien we dat het toch overal rammelt. Ik ben ontzettend blij met het verzoek van het CDA om de visie van de minister en om snel te bekijken of dit is wat goed is, maar ik heb ook een principiëlere vraag. We hebben er nu voor gekozen om alle Nederlandse wetten en regels voor Bonaire, Saba en Statia voor zover van toepassing geldig te verklaren voor een looptijd van vijf jaar. Moeten we er niet over nadenken of we in plaats van de Nederlandse regels daar te implementeren, beter regels kunnen maken voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba die daar passen? Moeten we niet af van het idee dat de eilanden binnen vijf jaar zo'n beetje hetzelfde zullen zijn als wij? Moeten we niet accepteren dat de eilanden anders zijn en dat zij ook andere regels en wetten vragen?

De voorzitter: Wilt u kortere vragen stellen? We hebben beperkt de tijd. Dit hebt u zelf zo afgesproken.

De heer Van Bochove (CDA): Het merendeel van de wetten van de Nederlandse Antillen hebben we overgenomen en is gehandhaafd juist om te voldoen aan hetgeen de heer Van Raak vraagt. Op een aantal terreinen vonden we dat er een stap verder moest worden gezet, bijvoorbeeld milieu en natuurbeheer. We vonden namelijk dat de wetgeving op deze terreinen onvoldoende was. We hebben geprobeerd naar een goede mix te zoeken, maar we stellen meteen eisen aan wat we hebben aangeboden die misschien in Nederland wel kunnen worden geïmplementeerd, maar daar meer tijd, ruimte en inzet vragen. Mensen moeten daar mee leren leven. Dit is ook voor die mensen nieuw. Ik stel vast dat we nu bijna een jaar bezig zijn. Ik heb in een eerder debat al eens gezegd dat wij soms verwachten dat iedereen in een jaar volwassen is. Dit kost echter tijd. Daar moeten we enig begrip voor hebben. Dit laat onverlet dat waar wij verantwoordelijk zijn en de zaak kunnen beïnvloeden, wij al het mogelijke moeten doen om het te verbeteren.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Mijn verhaal zal andere accenten hebben, maar is in lijn met wat veel voorgaande sprekers ook al naar voren hebben gebracht. Het is een klein jaar na 10 oktober 2010, en nog een stukje langer nadat huidig minister Kamp de eerste voorbereidingen heeft getroffen. Het is tijd om te bekijken waar we staan.

Dat is geen positief plaatje. Er is onvrede en onrust. Die moeten naar mijn mening niet worden onderschat. Veelgehoorde klachten gaan over het verlies van de eigen identiteit, de toestroom van Nederlanders uit West-Europa en de vrees steeds minder te zeggen te hebben over het reilen en zeilen op het eigen eiland. Samengevat: er is te veel veranderd in een te korte tijd. Het is al eerder gezegd. Er zijn weinig lusten, maar veel lasten. Het lijkt anders uit te pakken dan is bedoeld. De bedoeling was om het welvaartsniveau en het niveau van de voorzieningen te verhogen. Mevrouw Van Gent heeft daar ook op gewezen. Dit is ook altijd ons uitgangspunt geweest. Te verwachten was dat de transitie niet geheel zonder problemen zou verlopen, helemaal gezien de enorme tijdsdruk waaronder dit allemaal heeft plaatsgevonden. De vraag is hoe we dit oplossen en hoe we dit analyseren. De gedachte van die nieuwe regels was dat we het probleem zouden analyseren en dat we een oplossing zouden zoeken die lokaal past. De vraag is of we dit nu zien.

Ik heb bijvoorbeeld gezien dat er over mediawetgeving wordt gesproken, terwijl er geen nierdialyse mogelijk is. Op welke wijze wordt er prioritering aangebracht? We zagen het ook al in het voorjaarsrapport. Als je moet concluderen dat het vermogen om te veranderen beperkt is, dan is de daaropvolgende conclusie dat je prioriteiten moet stellen. Al die verschillende vakministeries kunnen dan niet hun ambtenaren invliegen en tegelijkertijd hun veranderingen doorvoeren. Nee, dan is het aan de coördinerende minister om te zeggen wat eerst moet. Wat eerst gaat, moet goed worden afgesproken. Er moet goed worden geluisterd naar de actuele zorgen van de mensen op de eilanden.

Een ander punt dat ik wil maken betreft de belasting. De belastingmoraal is omhooggegaan. Dat is goed en daar valt niets tegen in te brengen. De belofte was echter dat de belastingdruk gelijk zou blijven. Nu is er 20% meer opgehaald dan voorheen, namelijk 10 mln. extra. Gaat deze opbrengst terug om de noden te verlichten, al dan niet in de vrije uitkering? De vraag is of de minister nu gaat zeggen dat staatssecretaris Weekers daarover gaat. We blijven voortdurend aanlopen tegen die vraag.

Een ander punt dat speelt, is de gevoeligheid van de kwartiermakers. Uit eigen onderzoek heb ik begrepen dat een aantal kwartiermakers oor en oog heeft voor wat er lokaal speelt, maar dat een aantal anderen vooral oor en oog heeft voor wat hier in de Haagse realiteit van belang is. Moet de minister of de Rijksvertegenwoordiger niet de doorzettingsmacht hebben om daarop te sturen en de lokale situatie voorop te stellen?

Ik heb overigens ook kritiek op het bestuurscollege en de eilandsraad. De situatie is heel zorgelijk. We hebben de brief van de Rijksvertegenwoordiger van 1 september gezien. Deze organen functioneren uiterst beroerd op Bonaire. Welke rol kan Nederland spelen om dit te verbeteren? Dit is natuurlijk lastig, helemaal omdat dat mensen boos zijn dat Nederland het overneemt. Uiteraard moeten we niet de lokale vertegenwoordiging overnemen. Dit kan ook niet. De lokale vertegenwoordigers zijn wel de spreekbuis die het Nederlandse bestuur moet aanspreken, organiseren en coördineren. Ook lezen we in Amigoe dat de gezaghebber kritiek heeft op een zeer specifieke gedeputeerde. Moet je dan naar een andere coalitie? Twee eilandraadsleden van de partij die nu niet in de coalitie zit, zijn onderwerp zijn van strafrechtelijk onderzoek. Integriteit is een heel zorgelijk onderwerp. Ik heb niet direct het antwoord, maar ik hoop dat de minister, gezien zijn grote wijsheid, zelf ideeën heeft over hoe we de integriteit steviger kunnen verankeren.

Ik heb nog een paar praktische punten. Wat betreft NuStar sluit ik me aan bij de heer Van Raak en verwijs ik naar wat de minister zelf heeft gezegd in het vergaderjaar 2010–2011 in Kamerstuk 32 504, nr. 4134. Hier zegt de minister, anders dan in de beantwoording op schriftelijke vragen, dat de Rijksoverheid betrokken zal zijn bij vergunningverlening op terreinen van milieu, scheepvaart, luchtvaart en crisisbeheersing. Ik vraag me af of binnen de betrokkenheid van de Rijksoverheid steun kan zijn voor het lokale bestuur in de strijd tegen de grote multinational.

Ik wil het amendement-Remkes/Leerdam (31 957, nr. 12) nog aanhalen. In dit amendement is een zware voorhang opgenomen voor een Algemene Maatregel van Bestuur op het gebied van zorg en sociale zekerheid. Gebeurt dit wel overal? Ik heb de indruk dat dit bijvoorbeeld niet gebeurt bij het Besluit zorgverzekering BES. Klopt dit? Zo ja, waarom gebeurt dit niet?

Mijn laatste punt is dat er angst is voor vernederlandsing. Hier zit een irrationele kant aan, maar misschien ook wel een rationele. Heeft de minister cijfers van het aantal Europese Nederlanders dat zich op Bonaire en de andere twee eilanden vestigt?

Laten we de ambitie koesteren de huidige problemen overgangsproblemen te laten zijn en nu te bekijken wat er voor concrete problemen zijn en deze op te lossen. Laten we er geen structureel probleem van maken.

De heer Bosman (VVD): De heer Recourt noemde het bestuur en hij vroeg zich af of we het nu moeten overnemen of niet. Ik hoor niet van de Partij van de Arbeid wat zij precies wil met het bestuur. Aan de ene kant zegt de PvdA dat het niet goed is, maar aan de andere kant weet de heer Recourt ook niet of het bestuur in Nederland het over moet nemen. Ik hoor graag van de Partij van de Arbeid hoe zij dit ziet.

De heer Recourt (PvdA): Wij willen het lokale bestuur op geen enkele wijze overnemen. Dat is een zeer onwenselijke gedachte, want de mensen hebben juist lokale aanspreekpunten nodig. Er zijn integriteitsproblemen en problemen met het functioneren überhaupt. De vraag is hoe je integriteit kunt ondersteunen met behoud van de eigenheid. Ik moet de heer Bosman eerlijk zeggen dat ik daar geen pasklaar stappenplan voor heb, maar ik vraag het wel aan de minister. Dit is namelijk zijn werk.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Het is alweer bijna een jaar geleden dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba conform het statuut onderdeel zijn geworden van het grondgebied van Nederland. Enkele afspraken uit de besluitenlijst BES van het bestuurlijk overleg van 31 januari 2008 wil ik graag even citeren: «Uitgangspunt is dat normen worden opgesteld voor een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba op met name de terreinen onderwijs, volksgezondheid, sociale zekerheid en veiligheid.» En: «Uitgangspunt is tevens dat voorkomen moet worden dat maatregelen van statuswijziging onvoldoende rekening houden met de specifieke omstandigheden van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en daarom sociaal en economisch de samenleving ontwrichten.»

Dit is precies wat is gebeurd. Daar draait alle onvrede namelijk om. De situatie is zorgelijk en alarmerend. Ik had de minister vandaag graag een fractienotitie willen overhandigen waarin ik mijn conclusies onderbouw en met voorstellen kom, zodat de afspraken wel worden nagekomen. Gezien het korte tijdsbestek sinds mijn terugkeer is dit echter niet gelukt. Ik wil recht doen aan de mensen die de tijd hebben genomen om mij zowel mondeling als schriftelijk te voorzien van informatie. De presentatie van de notitie zal dus op een later tijdstip plaatsvinden. Misschien is het ook een idee, aansluitend op het voorstel van de heer Van Bochove, om dit gelijk mee te nemen in een groot debat met alle ministers.

Ik kom al jaren op deze eilanden. Voor het eerst word ik geconfronteerd met bewoners die er niet voor terugdeinzen hun mening op een dreigende en agressieve toon te verkondigen. De emoties lopen soms hoog op. Ze uiten zich soms in verbaal en fysiek geweld. Mensen zijn teleurgesteld, boos en gefrustreerd. De weerstand tegen de huidige status is groeiende, en terecht. Er zijn namelijk gouden bergen beloofd. Daar zien de mensen echter nog niets van terug. Sterker nog, ze zijn er in hun beleving slechter van afgekomen. Graag hoor ik hoe de minister dit waarneemt en wanneer de bewoners kunnen rekenen op een beter leven.

Mensen leven van dag tot dag. De prijzen zijn de pan uit gerezen. Ik ben er zelf ook van geschrokken. Het water staat de mensen tot de lippen. De inwoners van alle eilanden voelen zich ongelijk behandeld, als tweederangs burgers. Ze zeggen dat er geen respect is voor hun cultuur, identiteit en traditie. De gemoederen raken verhit. Ook politici en bestuurders zeggen dat Nederland zijn afspraken niet nakomt. Het legaliseren van abortus en euthanasie en de introductie van het huwelijk tussen gelijke seksen op korte termijn is een doorn in het oog van zowel politici als burgers. Ik heb begrepen dat ze dit niet zomaar zullen accepteren. Zij willen vasthouden aan de afspraken die tussen de toenmalige staatssecretaris en de lokale bestuurders zijn gemaakt. De manifestatie gisteren op Bonaire laat zien dat de onvrede groot is. Wie had kunnen verwachten dat anno 2011 honderden Bonairianen de straat op zouden gaan om uiting te geven aan hun onvrede? Het is mooi dat alles netjes en zonder incidenten is verlopen. Dit laat zien dat de bevolking van goede wil is. Maar hoe lang is dit nog het geval? Er is een signaal afgegeven aan zowel de Haagse als de Bonairiaanse politiek.

Juist afgelopen maandag is het bestuurscollege van Bonaire gevallen. Graag hoor ik hierover de stand van zaken van de minister, ofschoon ik net voordat ik hiernaartoe kwam, heb begrepen dat er weer een nieuw bestuurscollege is. Dit hoor ik dan van de minister. Daarnaast verzoek ik in dit kader om een reactie op het ambtsbericht van de gezaghebber en de brief van de Rijksvertegenwoordiger aan de eilandsraad en het bestuurscollege, die gezien worden als de mogelijke aanleiding van de val van het bestuurscollege.

Ik zal het vandaag niet hebben over het kwaliteitsniveau van de gezondheidszorg en over het feit dat bepaalde sterfgevallen hier volgens politici direct mee te maken hebben. Ik zal het niet hebben over het fiscaal stelsel, dat de economie heeft ontwricht. Ik zal het niet hebben over de invoer van de dollar, die ervoor heeft gezorgd dat de prijzen de pan uit zijn gerezen, sommige mensen niet meer weten hoe te overleven en dat de eilanden nu het fenomeen van voedselpakketten kennen. Ik zal het niet hebben over de armoede die ik ben tegengekomen, terwijl er onvoldoende maatregelen worden genomen om deze te bestrijden, met als gevolg dat de kinderen met een lege maag naar school moeten. Ik zal het niet hebben over het gevoel van onveiligheid, dat toeneemt door gestage groei van de criminaliteit. Bij de minister krijg ik geheid het antwoord dat hij er niet over gaat. Welke acties gaat de minister ondernemen om ervoor zorgen dat de boel niet escaleert en dat er een emotionele band ontstaat tussen het Caraïbische en Europese deel van Nederland? Ook de Rijksvertegenwoordiger rept hiervan.

De voorzitter: Mevrouw Ortega, uw tijd is om. Gaat u afronden?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik zal mij concentreren op datgene waar de minister wel over gaat. Een aantal mensen heeft het er al over gehad, namelijk over de wet- en regelgeving. Er was inderdaad sprake van vijf jaar. De Tweede Kamer heeft besloten dat een algemene bestuursopdracht voor de drie eilanden zo snel mogelijk grondwettelijk moet worden gewaarborgd. Komt er een tussenevaluatie van het bestuursmodel openbare lichamen alvorens we tot grondwetswijziging zullen overgaan, mede gezien het hoge aantal uitvoeringsproblemen? Ook sluit ik me aan bij de vraag wat de minister vindt van de effectrapportage.

Ik wil me ook aansluiten bij het punt van de heer Recourt over artikel 209. Inderdaad blijkt dat de bestuurders niet betrokken zijn bij het Besluit zorgverzekeringswet BES.

Ook wil ik aansluiten op wat mevrouw Hachchi heeft gezegd over een eventueel re-integratieplan. De rest van mijn punten zal ik in tweede termijn inbrengen.

De heer Lucassen (PVV): De ChristenUnie-fractie spreekt over teleurstelling en over emoties. Er wordt op de eilanden veel gewezen naar de blanke Nederlanders. Men vindt dat er te veel Nederlanders op de eilanden komen. Dat zijn heftige reacties. Door sommigen die daar wonen wordt zelfs gesproken over toenemende Makamba-haat. Dat gaat dus best wel ver. Vindt mevrouw Ortega de ontwikkeling van zulke emoties begrijpelijk?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik vind het niet goed dat er vormen van racisme aan het toenemen zijn op de eilanden. Dat kan en mag echt niet. Ik vind dat we actie moeten ondernemen om ervoor te zorgen dat er een emotionele band ontstaat tussen het Caraïbische en het Europese deel van Nederland. In principe is de onvrede niet gericht tegen Europese Nederlanders, maar op het idee dat de situatie waarin de mensen zich nu bevinden te maken heeft met Nederland.

De heer Van Bochove (CDA): Mevrouw Ortega zei dat er gouden bergen waren beloofd. Is dat in overdrachtelijke zin bedoeld en in de beleving van de eilandbewoners of is dat in het Nederlandse parlement gebeurd? Dat laatste is namelijk volgens mij niet het geval.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Nee, dat is absoluut niet door het parlement beloofd, maar als wij het hebben over een in Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau roept dat een bepaalde beeldvorming op van gouden bergen. Daar refereerde ik aan.

De heer Recourt (PvdA): Heb ik goed begrepen dat mijn buurvrouw het eens is met de voorjaarsrapportage en de analyse van de Rijksvertegenwoordiger?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik ben het daar helemaal mee eens en kan het helemaal onderschrijven. Ik vind wel dat het iets genuanceerder is over de situatie op de eilanden dan ik zelf ervaren heb toen ik er was. Verder kan ik me er helemaal in vinden.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik ben even weggeweest, waarvoor mijn excuses. We zijn nu een jaar verder. Er is een hoop gebeurd. Er is veel werk verzet aan beide zijden van de oceaan. Er is eigenlijk sprake van wederzijdse teleurstelling. Ik denk dat dit komt door de hooggespannen verwachtingen. Vanuit Nederland waren die verwachtingen te groot omtrent de invoering van allerlei wet- en regelgeving. Op de eilanden dacht men ook dat het schip met appelen was gearriveerd, maar dat is niet zo. Dat schip zit nog ergens op de oceaan. Verwachtingenmanagement is essentieel. Je moet nu dus ook niet te snel allerlei regelgeving gaan aanpassen omdat het niet binnen een jaar gelukt is. Je moet er zorgvuldig over nadenken. Als we vinden dat we iets moeten veranderen, dan wil ik graag weten wat het verschil is met het uitgangspunt van één of twee jaar geleden en tot welke verbetering het leidt. Je moet er wel voor zorgen dat mensen op een goede manier hun plek vinden op de eilanden.

Mijn aanvliegroute voor dit AO is een beetje anders. Ik sluit me daarvoor enigszins aan bij de heer Van Bochove. Ik voorzie dat de minister op alle punten zal reageren met de opmerking: dat is voor de vakminister. Ik ben daarom zo vrij geweest om het rapport door te sturen naar alle collega-woordvoerders met de mededeling: doe er wat mee. Het is een leerproces om ervoor te zorgen dat wij, de ministeries en de collega's beseffen wat er gaat gebeuren.

Er zijn natuurlijk teleurstellingen, maar er is ook een succesverhaal. Ik ben blij dat staatssecretaris Weekers op de eilanden met een serieus verhaal komt. Misschien is dat ook wel een goed voorbeeld voor de andere departementen. Zij moeten serieus het gesprek aangaan en de mogelijkheden en onmogelijkheden bespreken voor passende oplossingen. Ik deel de zorg van de Rijksvertegenwoordiger omtrent het bestuur en de benaderbaarheid van de departementen. Zijn de departementen benaderbaar? Staan ze open? De heer Van Bochove vroeg ook al of het gaat om een soort dictatoriaal bewind. Of wordt er geluisterd? Is er uitwisseling van gedachten? Omdat de heer Donner coördinerend minister is, moet hij dit punt van zorg overbrengen naar de andere departementen.

Bestuur is essentieel. Mensen moeten zich kunnen herkennen in het bestuur, zowel lokaal als nationaal. Het moet bovendien een betrouwbaar bestuur zijn. In dat kader wil ik toch een punt benoemen dat eigenlijk bij een ander departement hoort, namelijk de energievoorziening. Bestuurlijk ligt er namelijk een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de energievoorziening op niveau is.

De heer Van Raak (SP): Ik heb iets wat misschien zelfs wel een punt van orde is. Ik hoor heel veel woordvoerders zeggen dat de minister er niet over gaat. Is de heer Bosman het met mij eens dat dit straks niet het antwoord van de minister mag zijn? De minister mag niet zeggen: u hebt allemaal interessante vragen gesteld, maar ik ga er niet over. Ik ken deze minister namelijk al langer dan vandaag. Zullen we met elkaar afspreken dat we dat antwoord in ieder geval niet zullen accepteren? We bespreken hier de algemene rapportage waaronder alle onderwerpen vallen die wij hebben benoemd. Al die punten staan op de agenda. De minister wordt geacht die vragen te beantwoorden. De regering heeft besloten om deze minister te sturen in plaats van al die andere ministers. Is de heer Bosman dat met mij eens?

De heer Bosman (VVD): Nee. Sterker nog, ik denk dat het essentieel is dat de vakministers met antwoorden komen. De vakministers moeten inhoudelijk antwoorden. Dat mag ook schriftelijk. Ik zit niet te wachten op een minister van BZK die niet de beschikking of de doorzettingsmacht heeft op de onderwerpen die van belang zijn en waarover wij specifieke vragen en wensen hebben. We kunnen honderdduizend keer aan de minister van BZK vragen of hij wat aan de zorg gaat doen, maar dat kan hij gewoon niet. De heer Van Raak kan wel zeggen dat hij dat hier wil besluiten, maar dat kan gewoon niet. Ik heb veel liever dat deze minister op zijn terrein de goede antwoorden geeft en dat we over alle andere onderwerpen de vakministers horen.

De heer Van Raak (SP): Dan heb ik toch echt een probleem. We hebben de voorjaarsrapportage 2011. Die gaat over alles, bijvoorbeeld over de olieterminals. Daarover heb ik algemene vragen gesteld. Wat doen wij hier als we over de voorjaarsrapportage willen discussiëren, maar de minister daarover geen antwoorden kan geven? Dan zitten we hier toch voor niets?

De heer Bosman (VVD): Daar ben ik het niet mee eens. We hebben duidelijke afspraken gemaakt, ook in deze commissie. Er is duidelijk afgesproken dat er een scheiding is tussen de rol van de minister van BZK en de vakministers. We hebben wel een belang als vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. We moeten zorgvuldig blijven kijken naar wat er gebeurt op de eilanden. Sterker nog, we hebben een eigen verantwoordelijkheid – en daar houd ik van – om de woordvoerders van onze eigen fracties te attenderen op de zaken die spelen. Ik heb geen behoefte de discussie aan te gaan met een minister die geen besluiten kan nemen over onderwerpen waarover hij geen zeggenschap heeft.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wat wij hier doen is inderdaad geen bezigheidstherapie. De suggestie van de SP-fractie over de coördinerende functie van de Rijksvertegenwoordiger is wel interessant. Dan moet die wel gezag hebben bij de departementen. Daarom zou ik aan de heer Bosman willen vragen hoe hij zoiets concreet wil regelen. Minister Donner heeft namelijk een soort informele coördinerende functie die nog onvoldoende uit de verf komt. Wat vindt de heer Bosman van het idee om alle ministers bij elkaar te halen omdat de doorzettingsmacht bij departementen te minimaal of zelfs afwezig is?

De heer Bosman (VVD): Ik ben erg voorzichtig met het toetrekken van dingen naar de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Ik ben van mening dat we in een leerproces zijn gestapt. Het gaat over verwachtingenmanagement. Je moet voorzichtig zijn en niet binnen een jaar de zaken veranderen omdat het even niet loopt. Een landsbestuur is een supertanker. Daarmee kun je niet iedere minuut van koers veranderen. Je moet de tijd nemen. Ik steun het voorstel van de heer Van Bochove om eens met alle betrokken ministers van gedachten te wisselen van harte.

De voorzitter: Dat lijkt mij een punt voor de procedurevergadering.

De heer Bosman (VVD): Ik bespreek de onderwerpen zelf in ieder geval al met mijn collega-woordvoerders binnen de fractie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat doe ik natuurlijk ook, maar ik hou het wel scherp in de gaten in de overgangsfase. Ik mag hopen dat de heer Bosman dat ook doet. Nu hebben we een situatie waarin iedereen erover gaat, maar niemand er echt over gaat. Daar moeten we van af. Dat is nu toch niet goed geregeld?

De voorzitter: U moet uw vragen korter formuleren. U wilt toch ook nog tijd overhouden voor de antwoorden van de minister?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ja, maar hij kan dat heel kort houden. Hoewel, hij moet het ook weer niet té kort houden, want dan krijgt hij met mij een probleem.

De heer Bosman (VVD): Scherpe controle is essentieel. Die moeten we bijhouden, maar we moeten oppassen met dingen naar ons toe te trekken. Ik ben het er niet mee eens dat niemand erover zou gaan. Juist die betrokken ministers moeten we aan hun jas trekken. Frans Weekers heeft bijvoorbeeld een heel goed signaal gegeven aan de eilandbewoners door ernaartoe te gaan, goed te luisteren en er wat mee te doen.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de minister want dan hoor ik vanzelf wel waar hij over gaat. Ik ben het ook eens met de verstandige woorden van de VVD-fractie dat we pas een jaar bezig zijn. We moeten inderdaad niet zo maar wetten gaan aanpassen. Ik ben het ook eens met het punt wat betreft staatssecretaris Weekers. Hij heeft een goede start gemaakt door in beweging te komen. Dat had van mij eerder gemogen, maar ik ben blij dat hij in beweging is gekomen. Ik zou willen weten of de heer Bosman ook de urgentie ziet van de geluiden over de daling van de koopkracht en het duurder worden van het levensonderhoud. Om die reden zouden we misschien toch wel eerder in actie moeten komen. Graag krijg ik daar een reactie op.

De heer Bosman (VVD): De staatssecretaris heeft inderdaad een goede zet gedaan. Je moet niet zo maar gaan draaien aan knoppen zonder dat je weet waar je terecht gaat komen. Urgentie? Ja. Zorgvuldigheid? Zeker.

De voorzitter: Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Donner: Voorzitter. We zitten inderdaad met de situatie dat de transitie inmiddels bijna een jaar achter ons ligt. Op tal van punten wijkt de werkelijkheid onmiskenbaar af van de verwachtingen. Dat moet je gewoon constateren. Er gebeuren dingen en regelgeving leidt tot situaties waar niet onmiddellijk aan gedacht is toen die regelgeving werd opgesteld. Van sommige zaken hebben we onvoldoende de consequenties doorzien. Zo hadden we tot nu toe één eenheidsgebied, namelijk de Nederlandse Antillen plus Aruba. De operatie van 10 oktober heeft ertoe geleid dat we te maken hebben met vijf afzonderlijke eilanden. Weliswaar liggen Statia en Saba dicht bij elkaar, maar zij zijn voor het grootste deel van hun inkopen en dienstverlening op Sint-Maarten aangewezen. Zij worden geconfronteerd met de problematiek van dubbele belastingen. Er wordt omzetbelasting betaald op Sint-Maarten en vervolgens moeten ze invoerrechten of omzetbelasting op het eiland betalen. Dat zijn consequenties die vermoedelijk in het algemeen wel in het achterhoofd gespeeld hebben, maar de gevolgen waren toch niet duidelijk genoeg. Op Saba en Statia moet iedere burger die spullen koopt buiten zijn eiland die zelf gaan inklaren bij de douane. Daartoe moeten zij naar de haven. Dat geeft buitengewoon hinderlijke administratieve lasten. Als je de formulieren bekijkt die men daarvoor moet invullen, zie je dat die zijn gebaseerd op het gegeven dat in Nederland alle import door bedrijven plaatsvindt. Bovendien heeft men het liefst dat dit geautomatiseerd plaatsvindt. Dat is op dit moment ook wat kwestieus, maar dat is een ander onderwerp. Tegen dit soort zaken lopen we inderdaad op. Ik bespeur dat ook en ben al een tijd bezig om te bekijken wat eraan gedaan kan worden.

Ik wil echter niet alleen de negatieve toon laten klinken. Er is namelijk ook zonder meer veel goeds op de eilanden. Dat wordt daar ook zo gezien. In het onderwijs, omtrent de investeringen in de infrastructuur en in de zorg gebeurt veel goeds. Ik weet dat er ook veel klachten over zijn, maar toch is de toegang beter geworden. Dat blijkt alleen al uit het feit dat de uitgaven en de zendingen die op basis daarvan plaatsvinden inmiddels de verwachtingen overstijgen. De zorgtoegang is dus niet zo heel erg veel slechter geworden. Dat blijkt in ieder geval niet uit het aantal keren dat er gebruik van is gemaakt.

Toch komen er nog fricties met bizarre gevolgen voor. Toen ik in juni op het eiland was ben ik geconfronteerd met de situatie van iemand met een gebroken schouderblad. Hij moest daar volgens alle toepassingen drie dagen mee blijven liggen omdat hij dan pas kon worden afgevoerd naar Colombia, terwijl hij diezelfde dag nog naar Curaçao gevlogen kon worden. Toen heb ik toch maar gesuggereerd dat het rechtstreeks moet. Zo af en toe heeft dat voordelen. Dat is reden om in Nederland te bekijken hoe we dat drastisch kunnen verbeteren. Er spelen overgangsproblemen omdat wij voor onze zorgsystemen afhankelijk zijn van allerlei afspraken die gemaakt moeten worden. Die waren er niet op 10 oktober. Die zijn pas naderhand gemaakt. We nemen dit ter hand.

Een ander praktisch voorbeeld gaat over de signalen die mij bereikten over de problematiek rond de belastingen en het systeem van omzetbelasting. Die signalen waren de aanleiding dat ik met staatssecretaris Weekers alle drie de eilanden heb aangedaan. Dat heeft geresulteerd in de voorstellen die de staatssecretaris inmiddels heeft gedaan. Er is terecht opgemerkt dat die positief zijn ontvangen op de eilanden. Ik hoop eind deze maand weer naar de eilanden te gaan, in het bijzonder vanwege de zorg, maar ook voor andere punten. Daar ga ik nu niet op vooruitlopen, maar het is niet zo dat er geen aandacht voor is. Die is er wel degelijk, maar er zit 9000 km tussen hier en daar.

Sommigen oriënteren zich meer op Den Haag, terwijl anderen zich meer oriënteren op de situatie op de eilanden. Zij hebben hier dan weer te maken met mensen die zich meer oriënteren op Den Haag. Ik hoop dat we dit soort communicatieproblemen zo snel mogelijk kunnen wegnemen, maar ik ben ook bang dat ze niet geheel te voorkomen zijn.

Ik ga nu niet uitvoerig in op alle punten die wel goed lopen. Enkele daarvan zijn overigens wel aan de orde gekomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de investeringen in huisvesting en materieel van de politie. De brandweertrainingen verlopen heel wel. Mevrouw Hachchi vroeg daar bijvoorbeeld naar. Een jaar geleden, aan het begin van de transitie, bedroeg de politiesterkte 100 man. Inmiddels is die gestegen naar 125 en die zal doorgroeien naar 150. We zitten nog niet op het aantal waar we moeten komen, maar de uitbreiding is toch vrij substantieel geweest de afgelopen periode. Zo zijn er tal van dingen.

De heer Lucassen vroeg naar de gedetineerden. Het heeft niet te maken met het feit dat de faciliteit nog niet klaar was, want er vindt gewoon een gefaseerde overdracht plaats van gedetineerden van Curaçao naar Bonaire. De verantwoordelijke staatssecretaris, de heer Teeven, heeft echter geoordeeld dat het niet verantwoord was sommige gedetineerden op Bonaire te huisvesten vanwege de risico's. Daarom worden zij overgebracht naar Nederland. Ik weet dat de staatssecretaris de daarover gestelde vragen heeft beantwoord. Ik kan op dit punt niet zeggen dat ik er niet over ga, want ik ga uiteraard over alles, maar over dit onderwerp kan ik niet spreken. Dat zullen de woordvoerders toch echt met de betrokken staatssecretaris moeten bespreken.

Ik kan niet zeggen dat ik alle gevoelens van zorg deel, maar ik ben mij wel bewust van die gevoelens. Ik heb daar zeker begrip voor. Ze zijn het gevolg van het feit dat er regelgeving ingevoerd is en men plotseling geconfronteerd wordt met de effecten daarvan. Dat dit nog niet in die omvang in de rapportage van de Rijksvertegenwoordiger naar voren komt, vindt zijn oorzaak in het feit dat met de invoering van het fiscale regime gewacht is tot maart. Dat rapport is geschreven toen die veranderingen nog nauwelijks waren ingevoerd. Ook de zorg was toen nog volop in ontwikkeling. Op een aantal punten was er overduidelijk sprake van verbeteringen die toen nog niet tot irritatie leidden, maar nu zijn er zonder meer punten waarover ik in overleg ben met minister Schippers. We hebben het over de vraag hoe we dat kunnen aanpakken. Zij zit met het probleem dat het beroep op de middelen snel stijgt. Toch zijn er ook klachten over de situatie. Ik probeer te realiseren dat er goed bekeken wordt of er lokale oplossingen zijn om tegemoet te komen aan de kritiek, zonder dat dit onmiddellijk betekent dat de middelen de pan uitrijzen. Dit zijn discussies die met de minister van VWS gevoerd moeten worden, ook wat betreft de maatregelen. Ik weet bijvoorbeeld ook dat er een AO geagendeerd stond met staatssecretaris Weekers waarin de fiscale maatregelen aan de orde zouden komen. Zoals we al eerder hebben besproken, ben ik van mening dat de concrete verantwoording door collega's moet worden gedaan. Als de Kamer dat wil, kan zij de vragen van tevoren indienen en kan ik ze bij de collega's verspreiden en hier met een antwoord komen. Dat is wel een wat moeizame communicatie, maar ik probeer zo goed mogelijk in beeld te houden wat er gebeurt. Ook probeer ik zo veel mogelijk te stimuleren dat de betrokken bewindslieden zelf een keer naar de eilanden gaan. Je moet er geweest zijn om enig beeld te hebben. Daarom is de heer Atsma vorige week op het eiland naar de waterzuiveringsinstallatie geweest.

Die waterzuiveringsinstallatie is overigens een voorbeeld van hoe we oplopen tegen onze eigen goede bedoelingen. Het was prachtig om daar een waterzuiveringsinstallatie neer te zetten. Dat is op kosten van Nederland gebeurd. Maar niemand heeft eraan gedacht dat het runnen van zo'n installatie handenvol geld kost. In Nederland leggen we de kosten daarvan via een waterheffing bij de burgers. Er is niet aan gedacht om die lokale lasten bij de eilanden te leggen. Tegen dat soort vraagstukken lopen we nu op.

Bij de vergunning aan NuStar zijn de ministers van I en M en van EL&I betrokken, die laatste voor wat betreft de energievoorziening. Die bevoegdheden zijn in de WolBES vastgelegd, net als de wijze waarop het bestuur erbij betrokken wordt. Ik kan de vragen die er zijn noteren, meenemen en beantwoorden. Er moet een oplossing gevonden worden voor de vraag hoe we dit soort directe vragen bij de bewindslieden krijgen. De leden kunnen mij van tevoren aangeven welke vragen er zijn en dan zal ik mij oriënteren. De regering probeert de Kamer namelijk zo goed mogelijk te bedienen op dit terrein. Als de vragen hier gesteld worden, kan ik ze alleen maar meenemen en zorgen dat er antwoord op komt.

De voorzitter: Betekent dit dat die vragen schriftelijk beantwoord worden?

Minister Donner: Voor een deel. Vragen kunnen ook gewoon beter schriftelijk gesteld worden. Ik wijs erop dat ik een afspraak had met de Kamer dat vragen aan de betrokken bewindslieden gesteld zouden worden en pas in tweede instantie en om enige coördinatie mogelijk te maken aan de minister van BZK. Tot dusver worden de vragen systematisch aan de minister van BZK gesteld en pas in tweede instantie aan de verantwoordelijke minister. Daarom zal ik op een aantal vragen de Kamer moeten rapporteren dat die worden overgedragen aan de betrokken minister. De afspraak was dat men zich zou richten tot de betrokken minister en pas in tweede of laatste instantie tot de minister van BZK. Het duurt inderdaad langer als de leden de vragen eerst aan de verkeerde bewindspersoon richten. Zo werkt dat in Den Haag. Het systeem is dat ze bij de eerst aangeschrevene terechtkomen. Meestal is de ervaring dat pas na verloop van tijd ontdekt wordt dat het helemaal niet op dat ministerie thuishoort. Ik geef toe dat we dat ook proberen te veranderen, maar de afspraak met de Kamer was heel eenvoudig. De Kamer zou de vragen richten aan de verantwoordelijke minister.

De heer Van Raak (SP): Ik heb dan wel een punt van orde. Hoe kunnen wij dan over de rapportage van de Rijksvertegenwoordiger debatteren? Dat staat hier toch op de agenda? Dat is allemaal inhoud waarover wij vragen hebben. Als het over NuStar gaat, gaat het over I en M, EL&I, OCW en V en J. Dat zijn vier ministers! Ik durf hier te zeggen dat ze op al die ministeries de ballen verstand hebben van Sint-Eustatius. Dat is het grote probleem waarmee de mensen op Sint-Eustatius te maken hebben. Op de ministeries weten ze er de ballen van en daarom vraag ik het aan deze minister omdat ik hoop dat hij er wel enigszins verstand van heeft. Ik kan het aan niemand vragen. Dit soort rapportages kunnen we de volgende keer dan beter niet op de agenda zetten, want het is puur inhoud en de minister zegt steeds dat hij daar niet over gaat. Zo zitten we hier voor gek.

De voorzitter: Er is een voorstel gedaan door de heer Van Bochove. Dat lijkt me iets om in de procedurevergadering te bespreken. Ik begrijp uw frustratie, maar laten we dit in de procedurevergadering aanhangig maken en dan bekijken hoe we dit kunnen oplossen.

Minister Donner: De positie van de Rijksvertegenwoordiger brengt met zich mee dat hij, anders dan in de landen van het Koninkrijk, optreedt als verbindingspunt tussen de Nederlandse ministers en het eilandbestuur. De heer Van Raak weet precies aan wie hij zijn vragen moet stellen. Hij heeft de ministers net opgesomd. Hij zegt alleen: zij weten er niets van dus stel ik ze aan een minister die misschien wel meer weet over Bonaire, maar niet over de materie. Dat is het punt. De wetgever, u dus, heeft het zo geregeld.

De heer Van Raak (SP): Maar ik heb tegengestemd!

Minister Donner: Maar de Kamer heeft het zo geregeld en ik praat nu met de Kamer. U kunt zich niet verschuilen achter uw collega's.

De voorzitter: Ik heb net voorgesteld om dit te regelen in de procedurevergadering. Dat lijkt me daarvoor de juiste plaats. We moeten nu op de tijd letten. Ik kan eigenlijk geen interrupties meer toestaan. Ik denk dat we naar de antwoorden van de minister moeten gaan luisteren. Dan beslissen we straks of er nog tijd is voor een tweede termijn of voor de vragen, al dan niet procedureel van aard.

Minister Donner: Ik denk dat ik de punten nu in het algemeen heb toegelicht. Ik beroep me dus niet op het feit dat ik er niet over ga. Ik heb juist aangegeven dat ik zo veel mogelijk probeer oplossingen te vinden voor de knelpunten. Daar zitten echter bepaalde beperkingen aan.

Dan kom ik op de concrete vragen die ik wel kan beoordelen. De heer Lucassen verwees naar de brief van de Rijksvertegenwoordiger van 1 september. Die brief is gericht aan de leden van de eilandsraad en het bestuurscollege in het openbaar lichaam. Het is dus niet een rapportage aan de minister. Vanuit de verantwoordelijkheid van de Rijksvertegenwoordiger voor het bestuur aldaar is de brief gericht aan het bestuur. Daaruit kan de heer Lucassen afleiden dat er dus wordt opgetreden als er wordt geconstateerd dat het misgaat. Daar is ook al door de gezaghebber op gewezen. Dit is een punt waarvan ik vind dat ik eerst zal moeten afwachten wat de reactie is. De eerste reactie op deze brief was het vallen van het bestuurscollege. Ik heb net ook te horen gekregen dat om 13.00 uur plaatselijke tijd een nieuw bestuurscollege gepresenteerd zal worden. Dat heb ik echter niet via officiële kanalen. Ik ben net zo afhankelijk van de berichtgeving. Dat zullen we moeten zien. De zorgelijke elementen waarop de Rijksvertegenwoordiger wijst, blijven bestaan. Daarom heeft hij die brief ook geschreven. We moeten nu eerst de respons van het bestuurscollege afwachten. Ik neem afstand van aanduidingen van een deel van wat gewoon Nederlandse burgers zijn. Ik vind dat we dat in de Kamer niet zo moeten kwalificeren. Temeer daar we ons dan ook niet kunnen beklagen over politici daar die zich wat ruw uitlaten over de Nederlandse politiek.

Aan de discussie met de heer Wilsoe is gevolg gegeven. Als gevolg van de arrangementen binnen de Nederlandse Antillen worden enkele gevangenen die op Bonaire gedetineerd zouden moeten worden op Curaçao gedetineerd. Daaruit is de afspraak met de staatssecretaris voortgevloeid.

De heer Lucassen verwees naar de oproep van een politicus op Statia. Bij mijn weten – maar bij politici weet je het nooit – is hij geen politicus. Hij zit niet in de eilandsraad of in het eilandbestuur. Hij is radiopresentator. Ik ben ook niet gediend van dit soort oproepen – dat ben ik met de heer Lucassen eens – maar ik heb dat wel vaker bij radio-uitzendingen.

Dan kom ik op NuStar en de vragen van de heer Van Raak daarover. Over de concrete ins en outs van de discussie, de pier en de consequenties van de vergunningverlening moet de heer Van Raak toch echt rechtstreeks met de betrokken minister overleggen. Datzelfde geldt voor de energiediscussie op Bonaire. Ik heb dat punt zelf ook bij mijn collega van EL&I aan de orde gesteld. Het ging daar niet om een tekortkoming in de aanvoer, maar om een conflict tussen het energiebedrijf en een van de leveranciers. Daar is ingegrepen door de gezaghebber. Inmiddels is door de minister van EL&I een bemiddelaar naar het eiland gestuurd om te bekijken of het conflict kan worden opgelost. Ik verwijs de heer Van Raak inzake NuStar dus heel concreet naar de betrokken ministers.

Dan kom ik op de meer algemene discussie over de veranderingen. We hebben het nu steeds over veranderingen die allemaal zitten in de wetgeving zoals die tot nu toe is vastgesteld. Er is een beginsel in die wetgeving dat Nederlandse wetgeving niet van toepassing is op de eilanden, tenzij dat uitdrukkelijk wordt bepaald. Dat geldt dus ook voor alle nieuwe wetgeving. Er komt dus geen voortdurende stroom nieuwe regels op de eilanden af waarover geconsulteerd zou moeten worden omdat er tot dusver geen nieuwe regels zijn naast de wetgeving die al is aanvaard en die op die eilanden is toegepast. Ik heb niet precies voor de geest wanneer de AMvB over de zorg op de eilanden is vastgesteld en of die is voorgehangen. Dat moet ik nagaan bij de betrokken minister. Dat is wel wetgeving die onderdeel vormde van het totale pakket dat besproken is met de eilanden. Ik zal me oriënteren op de concrete situatie.

De heer Van Bochove vroeg hoe we omgaan met het uitgangspunt van de WolBES en andere wetgeving dat de transitie plaatsvond op basis van aansluiting bij het niveau dat bestond op de Nederlandse Antillen met een aantal aanpassingen en dat pas na vijf jaar gekeken zal worden hoe er verder gegaan moet worden. Dat is de bedoeling van die bepalingen. Dat laat onverlet dat ik me ervan bewust ben – en dat heb ik ook met de eilandbesturen besproken – dat dit niet moet betekenen dat de mensen daar vijf jaar lang met alle irritaties moeten leven omdat we pas over vijf jaar naar oplossingen gaan kijken. Dat is natuurlijk niet het geval. Een bewijs daarvan zijn de voorstellen van staatssecretaris Weekers. Ik hoop dat we ook op andere terreinen dergelijke mogelijkheden zullen hebben binnen afzienbare tijd. Meer in het algemeen denk ik dat het zaak is om die vijf jaar te gebruiken om te zoeken naar oplossingen voor zaken waar we tegenaan lopen op het gebied van de geldende regelgeving, de lokale situatie en de ambitie om tot verbetering van de voorzieningen te komen. Ik heb niet de intentie om vijf jaar niks te doen. Die discussie hebben we dus nog te gaan.

Op de vraag van mevrouw Hachchi over de politiekorpsen en -sterkte ben ik al ingegaan. Ik ben me bewust van haar zorg dat Bonaire het nieuwe centrum van alle besluitvorming wordt. Die geluiden zijn inderdaad te horen op Statia en Saba; daar ben ik me bewust van. Dat is een onderdeel van de aspecten waarin ik verbetering probeer te brengen. Slechts als de verbeteringen zijn vastgesteld ga ik mededelingen doen over wat de verbeteringen inhouden. Er werd tenslotte naar management van de verwachtingen gevraagd.

Dan kom ik op het stimuleren van studenten om terug te gaan. Ik deel dat standpunt geheel. Ik weet ook dat een van de grote problemen is dat de studenten een studieschuld hebben opgebouwd in Nederland. Daar is niet zo maar een oplossing voor. Men zoekt dan hier een baan en blijft vervolgens hangen. Dat geldt niet alleen voor de BES-eilanden, maar ook voor andere landen. Het is een breder probleem en het probleem op zich is mij bekend. Ik doe nu geen uitspraak over de oplossing. Ik kan daar ook geen toezeggingen over doen. Daarvoor moeten de leden rechtstreeks bij de minister van OCW zijn omdat dit over de studieschuld gaat van ingezetenen van de eilanden die hier studeren.

Ik ben ingegaan op de vraag wat volgens mij goed bestuur is naar aanleiding van de vragen van de heer Lucassen.

Het beeld dat het hoofd van het zorgverzekeringskantoor al drie keer gewijzigd is, moet ik corrigeren. Er heeft één verandering plaatsgevonden.

Inmiddels is ook de helikopter geïnstalleerd. Dat heeft enige voeten in de aarde gehad omdat er verlichting op de landingsbaan op Saba moest worden aangebracht omdat de helikopter anders 's nachts niet zou kunnen landen. Dat heeft inderdaad tijd gevergd. Het betreft overigens een uitvoering van een private zorgverzekeraar. De suggestie van de heer Van Raak om de helikopter weer af te schaffen en het geld ervan over te dragen aan de eilandbesturen, lijkt mij niet verstandig. Ook van onze zijde moet er een zekere continuïteit en consistentie zijn in de uitvoering van de afspraken.

Mevrouw Van Gent vroeg naar de vrije uitkering. Die is begin dit jaar in het bestuurlijk overleg over de financiële verhoudingen aan de orde geweest in het college van bestuur. Ik heb naar aanleiding daarvan nog een keer na laten gaan of de afspraken zijn nagekomen dat de vrije uitkering van gelijke omvang zou zijn aan de mate waarin dat gold op het moment voor de transitie. Ik moet vaststellen dat daaraan voldaan is. Er is dit voorjaar een afspraak gemaakt over de indexering van de bedragen. Ik weet ook dat daarnaast de besturen van de openbare lichamen stellen dat ze taken hebben die zij voorheen niet hadden en die zij moeten betalen uit de vrije uitkering. Dat is voor mij de aanleiding geweest om met hen af te spreken dat we nu werken aan een referentiekader en dat onderzoeken. Dat referentiekader zal in het voorjaar van 2012 tot besluitvorming kunnen leiden, maar niet eerder. Nu wordt er conform de afspraken die er waren gewerkt. Mevrouw Van Gent gaat er volgens mij van uit dat dit onmiddellijk leidt tot verhoging van de uitkering, maar dat kunnen we pas op termijn constateren. Het zou ook tot een andere taakverdeling tussen de eilanden en Nederland kunnen leiden. Het kan zijn dat de aparte vakministers daar meer in het bijzonder naar zullen gaan kijken.

Mevrouw Van Gent stelde op indringende wijze vragen over de abortus- en euthanasiewetgeving en over de wetgeving voor het huwelijk tussen personen van gelijke kunne. Die wetgeving wordt conform de bepalingen die daarover opgenomen zijn ingevoerd. Er is dus geen sprake van een andere datum, want die data zijn vastgesteld in de wetgeving die de Kamer heeft aanvaard. Dat laat onverlet dat er voor de toepassing van onder andere de bepalingen over abortus op de eilanden wel een infrastructuur moet zijn. Ik weet dat de minister van VWS bezig is met de discussie daarover. Wat de stand van zaken daarvan is, kan ik op dit moment niet zeggen. Dat lijkt mij een van de onderwerpen die met de direct betrokkene besproken moeten worden.

Op de vragen over energie ben ik ingegaan. Ik weet dat er op Aruba gekeken wordt naar duurzame energie en naar experimenten daarmee. De ervaringen die daarmee worden opgedaan kunnen ook op Bonaire toegepast worden. Ik weet dat er vanuit EL&I aandacht is voor het bevorderen hiervan. Dat is mijn beeld. Als mevrouw Van Gent er een ander beeld van heeft, moet zij dat met de betrokken minister bespreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Mijn vraag richtte zich op het feit dat dit ontbreekt in de voorjaarsrapportage. Wat zijn nu de belangrijkste milieuvragen?

De voorzitter: Mevrouw Van Gent, dit is niet de afspraak. Ik sta geen interrupties meer toe. We hebben nog maar zeven minuten. We kunnen dus sowieso geen tweede termijn houden. Ik wil dat de minister nog zo veel mogelijk vragen beantwoord. Daarna beslissen we in de procedurevergadering hoe we verder gaan.

Minister Donner: Op de vraag van de heer Van Bochove over artikel 209 ben ik ingegaan. Dan kom ik op de uitvoeringstoets. Op dit moment hebben we nog geen enkele ervaring met de consultatie omdat er nog geen specifieke nieuwe wetgeving is. We hebben het vooral over de uitvoering van wetgeving die de Kamer heeft vastgesteld in het kader van de transitieperiode. Op een aantal punten wordt er te veel met beelden vanuit Nederland gewerkt die niet corresponderen met de werkelijkheid op de eilanden. Op dit moment wordt bekeken wat we daaraan kunnen doen en of dit binnen de wetgeving kan of op andere wijze moet.

Bij de specifieke onderwerpen ben ik algemeen betrokken. Ik heb een algemene betrokkenheid bij de delen van Caraïbisch Nederland. In die rol ben ik in overleg met de betrokken bewindslieden. Het is wenselijk dat de Kamer rechtstreeks met de betrokkenen spreekt. Dat verrijkt hun ervaring wellicht.

Ik zal naar de BES-zorgverzekering kijken, zoals ik net al aangaf.

De heer Recourt sprak over de belastingen en over de brief van de heer Weekers. Daar zal een AO over plaatsvinden. Het lijkt me beter dat de discussie dan wordt gevoerd. De maatregelen zijn mede de uitkomst van het feit dat ik samen met de heer Weekers op de eilanden ben geweest en rechtstreeks met de mensen heb gesproken. We hebben gekeken naar de pijnpunten en naar wat we daaraan kunnen doen. Ook over de dubbele belasting is overleg met andere landen. Ik ben me ervan bewust dat we met twee werkelijkheden spelen. Wat wij in Haagse termen heel snel vinden, vindt men op de eilanden erg traag. Omgekeerd geldt soms hetzelfde; dat zal ik ook niet verhelen. Daar ben ik me van bewust. Ik probeer daar zo goed mogelijk een antwoord op te vinden.

De heer Recourt maakte een aantal opmerkingen over integriteit. Ik wijs erop dat de brief van de Rijksvertegenwoordiger geschreven is in het kader van de zorg over de integriteit. Daarvoor geldt wat ik ook tegen de heer Lucassen zei: we zullen eerst het antwoord van het college van bestuur af moeten wachten en het niet meteen voorwerp maken van discussie hier. Dat hoort bij de procedures die we hebben afgesproken.

Dan is de vraag gesteld of de Rijksvertegenwoordiger meer doorzettingsmacht moet krijgen wat betreft de diensten die werken onder de verantwoordelijkheid van de Rijksdienst Caribisch Nederland. Ik verwijs naar de voorjaarsrapportage waarin voor een deel wordt ingegaan op de rol van de Rijksvertegenwoordiger. De woordvoerders moeten zich realiseren dat de diensten die daar zitten rechtstreeks ressorteren onder Nederlandse ministers. De Rijksvertegenwoordiger doet op de eilanden wat hij kan aan de coördinatie daartussen, ook wat betreft de prioriteiten. De beslissing daarover is echter een keuze van de ministers in Nederland. Het is vreemd om het daar te leggen. Daarom zal de Rijksvertegenwoordiger niet nalaten de ministers rechtstreeks aan te spreken en de minister van BZK daarover op de hoogte te stellen. Zo heb ik ook een beeld van waar de knelpunten zitten. Er zijn allerlei punten waarvan ik hoop dat we er snel een vinger achter kunnen krijgen, bijvoorbeeld de verschillende uitvoeringculturen en houdingen. We hebben te maken met wetgeving waarvan gezegd wordt dat die uitgevoerd moet worden omdat dat afgesproken is met de Kamer. Ambtenaren kunnen niet zeggen: dat heeft de wetgever misschien wel zo bepaald, maar wij vinden het geen prioriteit hebben dus we wachten even met de uitvoering.

Ik ben ingegaan op de verschillende vragen van mevrouw Ortega. Ik houd me zeer aanbevolen voor de door haar aangekondigde notitie. Graag ontvang ik die voordat ik eind deze maand naar de eilanden ga, want dan kan ik dat beeld meenemen.

Kortom, ik ben dankbaar voor de zorg die in de Kamer wordt uitgesproken. We moeten inderdaad niet het beeld oproepen dat de pijnpunten op de eilanden hier geen respons oproepen. Daarom heb ik al langer op deze punten gewezen. We zitten in een structuur die we zelf hebben gekozen.

Ik wijs de leden er ten slotte op dat ik tijdens mijn hele interventie niet heb gezegd dat ik er niet over ga.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De minister ontdooit voor het Caraïbische deel van Nederland, zou je kunnen zeggen.

De voorzitter: Ik dank de minister. We hebben helaas geen tijd meer voor een tweede termijn. Ik wijs erop dat de leden zelf het AO hebben ingekort van drie naar twee uur. Ik vind dit onbevredigend. Met acht woordvoerders is het zo niet te doen. Daar moeten we het in de procedurevergadering eens serieus over hebben. Het is niet de bedoeling dat we geen tweede termijn kunnen houden en dat ik iedereen zo kort moet houden. Dit is echter wel de consequentie van de eigen keuze van de commissie. We moeten daar in de volgende procedurevergadering goed over doorspreken. Dan besluiten we of we nog een tweede termijn houden, hoe we verder gaan en ook hoe we het voorstel van de heer Van Bochove kunnen agenderen.