Kamerstuk 32893-2

Verslag van een algemeen overleg

Fiscaal stelsel voor Caribisch Nederland


Nr. 2 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 oktober 2011

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 hebben op 14 september 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over:

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 17 mei 2011 met het antwoord op het verzoek van de commissie inzake belasting- en premiewetgeving BES en andere problemen ten gevolge van de transitie (2011Z10251);

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 1 september 2011 over het nieuwe fiscaal stelsel voor Caraïbisch Nederland (32 893, nr. 1).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck

Voorzitter: Van Vliet

Griffier: Giezen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bashir, Braakhuis, Groot, Koolmees, Neppérus, Omtzigt, Ortega-Martijn en Van Vliet,

en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de gasten op de tribune, de Kamerleden, de staatssecretaris en zijn ambtenaren welkom. Er zijn twee agendapunten. Ik stel vijf minuten spreektijd en twee interrupties per fractie voor. Na beantwoording door de staatssecretaris zullen we bekijken of er behoefte is aan een tweede termijn. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Ortega-Martijn, die heeft aangegeven dat ze iets eerder weggaat; dat is niet uit desinteresse, maar omdat ze andere plannen heeft. Het lijkt mij overigens een interessant AO, voorafgaand aan ons werkbezoek aan de Antillen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Bij de behandeling van het fiscaal stelsel vorig jaar in de Kamer was al bekend dat wij met een uniek stelstel aan de slag zouden gaan. Daarom heb ik er toen op aangedrongen dat het stelsel na twee jaar zou moeten worden geëvalueerd. Is de staatssecretaris nog steeds van plan om dat te doen? Alles wat uniek is, moet zich ook bewijzen. Het is dan ook geen wonder dat wij er na bijna een jaar achterkomen dat wij een aantal zaken over het hoofd hebben gezien, met alle gevolgen van dien. De inflatie is gestegen, gepensioneerden zijn er in netto-inkomen op achteruitgegaan en investeerders maken een pas op de plaats. De burgers dachten dat zij meer te besteden zouden hebben maar komen van een koude kermis thuis. Geen wonder dat er veel onvrede en onrust is, zowel bij de burgers als bij ondernemers.

Ik complimenteer de staatssecretaris met de manier waarop hij gehoor heeft gegeven aan de problemen. Hij is snel gekomen met voorstellen, die hij ook heeft besproken met de verschillende betrokkenen. Op de eilanden is men te spreken over de daadkracht van deze staatssecretaris; dat mocht ik ook aan hem overbrengen.

Wij juichen een interdepartementaal onderzoek toe. Graag hoor ik van de staatssecretaris of er op basis van dit onderzoek ook koopkrachtplaatjes komen voor de verschillende groepen, zoals wij die kennen in het Europese deel van Nederland. Is het daarnaast ook de bedoeling om met stimulerende maatregelen te komen om de economie een impuls te geven? Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de 18,4% werkgeversbijdrage. Wanneer kan de Kamer de resultaten van het interdepartementaal onderzoek tegemoet zien?

Mijn fractie kan zich redelijk goed vinden in de voorstellen en de quick wins, maar wij hebben wel een aantal vragen. Ik heb begrepen dat door de maatregelen de horeca nog niet helemaal geholpen is. Heeft de staatssecretaris dit ook gehoord? Waarom komen er geen eensluidende maatregelen zoals die voor de bouwsector gaan gelden? Deze sector is namelijk heel erg belangrijk voor het toerisme. Nu kan men zich amper bedruipen. Er wordt uitgegaan van de gemiddelde inflatie. Wat de ChristenUnie betreft ontstaat hierdoor een ongelijke behandeling. Waarom wordt er niet uitgegaan van de inflatie per eiland?

Zal het inkomen van gepensioneerden met de voorgestelde maatregelen netto gelijk blijven aan het inkomen voorafgaande aan 1 januari 2011? Zullen de gepensioneerden er in ieder geval op vooruitgaan? Immers, de bedoeling was dat mensen erop vooruit zouden gaan ter compensatie van de indirecte belasting. Graag een reactie daarop. Ik heb namelijk begrepen dat de gepensioneerden er slechts met $25 op vooruitgaan, terwijl ik van gevallen heb gehoord waarbij men er netto ongeveer $200 op achteruit is gegaan. Ik heb casuïstiek voorgelegd gekregen waarbij mensen er bijvoorbeeld $100 op vooruit zijn gegaan maar er in hun besteedbaar inkomen ongeveer $200 op achteruit zijn gegaan. Kan de staatssecretaris garanderen dat door de maatregelen het beschikbaar inkomen van deze mensen op het niveau van 1 januari 2011 blijft?

Er is op dit moment geen systeem van voorlopige teruggaaf. Vooral mensen die een inkomen hebben onder de belastingvrije voet kunnen de maandelijkse inhoudingen niet missen. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om deze mensen hierin tegemoet te komen? Hetzelfde geldt voor de kindkorting. Mensen met een inkomen onder de belastingvrije voet hebben hier geen profijt van. Is deze groep ook onderdeel van dit interdepartementaal onderzoek? Het besteedbaar inkomen van deze groep moet namelijk ook hersteld worden.

Wordt de meeropbrengst van circa $6 000 000 besteed voor een aanvullend pakket aan maatregelen? Kan de staatssecretaris garanderen dat de meeropbrengst op den duur terugstroomt naar de eilanden? Ook wil mijn fractie bij de behandeling van het Belastingplan 2012 een overzicht hebben van de belastingopbrengsten per eiland. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?

De vastgoedbelasting wordt voorlopig niet ingevoerd. Is de staatssecretaris er nog steeds van overtuigd dat deze belasting ingevoerd moet worden? Investeerders wachten nu af, doordat zij niet weten wat er gaat gebeuren. Gezien alle problemen, ook met de invoering van deze vorm van belasting, vraagt mijn fractie zich af of het niet beter is om een systeem van winstbelasting te introduceren waarbij rekening wordt gehouden met het investeringsklimaat. Graag een reactie hierop.

De staatssecretaris zegt dat hij met Curaçao gaat praten over de opbrengstbelasting op geïmporteerde goederen door Bonaire, en met Sint-Maarten over de turnover tax op geïmporteerde goederen door Sint-Eustatius en Saba. Ik krijg signalen dat Sint-Maarten best wil praten maar dat het niet ten koste mag gaan van de opbrengsten. Indien daar geen winst mee valt te behalen, heeft de staatssecretaris dan al een plan-B?

Over het inklaren van goederen heb ik signalen gekregen dat het douanepersoneel niet altijd aanwezig is. Ik wil graag dat de staatssecretaris daarnaar kijkt, zodat alles inderdaad soepeler gaat verlopen.

Met betrekking tot de algemene bestedingsbelasting – daarvoor geldt nu een vrijstelling van $500 – pleit ik voor een vrijstelling ongeacht of de artikelen met de reiziger worden meegevoerd. Graag een reactie daarop. Van de burgers aldaar heb ik ook gehoord dat er weliswaar $500 is vrijgesteld, maar dat ze als ze $600 hebben, toch belasting moeten betalen over de gehele $600 en niet slechts over $100.

Tot slot overhandig ik de staatssecretaris de casuïstiek van een groep gepensioneerden. Deze groep staat echt met de rug tegen de muur. Ik vraag de staatssecretaris en zijn ambtenaren om dit stuk te bekijken en mij daar schriftelijk over te informeren.

De voorzitter: Ik constateer dat u dit stuk op persoonlijke titel uitbrengt. Het is dus geen commissieaangelegenheid.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij dat de staatssecretaris en zijn ambtenaren gezond zijn teruggekeerd van hun werkbezoek. Ik heb er bewondering voor dat zij die overtocht hebben aangedurfd zonder een begeleidend peloton ME. Ik zeg dat omdat belastingverhogingen nogal eens een bron zijn voor volksopstanden. We weten allemaal uit de geschiedenisboeken dat de invoering in Nederland van een tiende penning door hertog Alva tot de Tachtigjarige Oorlog heeft geleid. Als ik de stukken goed lees, leidt het nieuwe fiscale systeem op de BES-eilanden tot een stijging van de belastingopbrengst met $10 000 000. Bij een totale belastingopbrengst op de BES-eilanden van $50 000 000 gaat het om een verhoging van 20%. Dat is dus twee maal zo veel als destijds aan Nederland werd opgelegd. Daarmee komt de opmerking van minister De Jager dat het nieuwe belastingsysteem een Caraïbische parel zou worden die Nederland cadeau doet aan de BES-eilanden, in een heel vreemd daglicht te staan.

Ten eerste. Had het ministerie niet kunnen zien aankomen dat de belastingschroef veel te hard is aangedraaid op die eilanden? Ik bedoel met name de diverse cumulaties bij de algemene bestedingsbelasting, de invoerrechten en de omzetbelasting; ook bedoel ik de veel te zware belasting van de gepensioneerden in die landen. Graag wat nadere uitleg daarover. Hoe is het mogelijk dat de belastingdruk veel hoger is uitgevallen dan aanvankelijk geraamd?

Ten tweede, ik constateer dat de staatssecretaris tien bladzijden nodig heeft om alle verzachtende belastingmaatregelen op te sommen die hij wil doorvoeren. Ik steun dit, maar daaruit spreekt naar mijn idee een soort schuldbesef. Moet de staatssecretaris dan niet ook formeel excuses aanbieden aan de BES-eilanden voor het feit dat de belastingdruk zo hoog is opgevoerd?

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Groot spreekt over het aanbieden van excuses. Is hij zich ervan bewust dat vorig jaar en afgelopen jaar in enorm ruime mate overleg heeft plaatsgevonden met alle verantwoordelijke bestuurders op die eilanden? Er was min of meer overeenstemming bereikt. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Ik vind het namelijk heel vergaand wat hij nu vraagt.

De heer Groot (PvdA): Ik heb goed begrepen dat er veel overleg heeft plaatsgevonden, maar het gaat om kleine eilanden waar niet veel fiscale deskundigheid is. Het lijkt mij juist dat de Nederlandse Belastingdienst door zijn expertise inzicht zou moeten hebben in de manier waarop maatregelen op elkaar inwerken en waarin zij cumuleren. Ik kan mij voorstellen dat de bewoners van de BES-eilanden zich er minder goed een beeld van kunnen vormen hoe zoiets uitpakt dan de deskundigen op het ministerie van Financiën.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb altijd het gevoel dat op de Antillen heel veel belastingdeskundigen wonen. Ik begrijp best de zorg van de heer Groot, maar dit gaat mij toch te ver. Is hij het daarmee eens?

De heer Groot (PvdA): Ik begrijp dat het belastingsysteem op de BES-eilanden nu juist zo is ingericht dat voor het soort belastingdeskundigen waar mevrouw Neppérus over spreekt, geen plaats is op de BES-eilanden. Die deskundigen zijn er nooit geweest. Ik denk dat die zich eerder op Curaçao en de andere eilanden van de Antillen bevinden.

Ten derde. Als ik de brief goed begrijp, gaan die verzachtende maatregelen ongeveer $6 000 000 kosten. Dat is dus $4 000 000 minder dan de $10 000 000 die dit jaar extra wordt verwacht. De staatssecretaris geeft als reden dat hij die $4 000 000 achter de hand wil houden voor het geval dat de belastingopbrengsten in de rest van het jaar toch nog blijken tegen te vallen. Waarom doet de staatssecretaris het niet andersom? Hij weet toch dat je als je een nieuw fiscaal stelsel invoert, wat smeergeld moet geven om het geheel aanvaardbaar te maken. Zo doen we dat tenminste in Nederland. Het mag dus eerst wat kosten en als de opbrengsten dan tegenvallen trek je de teugels desnoods wat aan. Ik zou zeggen: geef die $10 000 000 eerst helemaal terug. Als zich vervolgens tegenvallers blijken voor te doen, kun je alsnog de teugels aantrekken. Waarom kiest de staatssecretaris niet voor deze optie?

Tot slot. Wij weten dat het niveau van de voorzieningen in Caraïbisch Nederland veel lager is dan in Europees Nederland. In het voorbereidende proces van wetgeving zijn er begrijpelijke redenen voor aangevoerd. De eerste reden is dat bij voorzieningen op hoog niveau een hoge belastingdruk past. Dat kan ontwrichtend werken op de concurrentiepositie van de BES-eilanden. De tweede reden is dat voorzieningen op hoog niveau ook leiden tot immigratiedruk vanuit elders in het Caraïbisch gebied. Dat mag zo zijn, en dat begrijp ik ook wel, maar het kan toch niet de bedoeling zijn dat voorzieningen op de BES-eilanden om die reden tot in de eeuwigheid zullen achterblijven bij Nederland? De BES-eilanden horen bij Nederland of ze horen er niet bij. Op de lange termijn zou het toch de ambitie moeten zijn om in de richting van het welvaartsniveau van Nederland te gaan? Graag een reactie van de staatssecretaris hierop, ook in het licht van de belastingdruk die aan de BES-eilanden wordt opgelegd.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Het is bijzonder dat de commissie van Financiën nu praat over delen van de Antillen die min of meer een gemeente zijn geworden. Dat hadden wij ons tien jaar geleden niet kunnen voorstellen. Het geeft ook aan dat wij ons daarbij betrokken moeten voelen. Wat dat betreft ben ik blij dat de staatssecretaris actie heeft ondernomen toen er signalen kwamen dat het nog niet allemaal even goed liep. Daar spreek ik dan ook mijn waardering voor uit. Als commissie mogen wij ons daar ook verantwoordelijk voor voelen.

In een andere commissie is vorig jaar al gezegd dat het van groot belang is dat we ter plekke bekijken hoe het werkt; mevrouw Ortega-Martijn sprak daar al over. Je kunt wel iets denken, maar het werkt daar heel anders dan in de gemeenten in ons deel van Nederland. Je moet uiteindelijk wel uitkomen bij wat de bedoeling was en daarvoor zul je na een paar jaar moeten evalueren hoe het werkt. Dat er in de tussentijd wat gebeurt, kan de VVD zich voorstellen. Als er iets moet gebeuren voor AOW'ers en ouderen die zich daar in een moeilijke situatie bevinden, is dat voor ons bespreekbaar. Wij steunen dat, want ik ga ervan uit dat de staatssecretaris dat goed heeft bekeken. De zorg voor de ouderen is er dus ook bij ons.

Graag wil ik weten hoe het is gegaan met de invoering van het invoerrecht. Ik hoor namelijk verhalen dat het pas later is ingevoerd dan afgesproken. Als iets later gebeurt omdat het niet uitvoerbaar is, is dat voor ons best bespreekbaar. Je moet echter wel weten of het uiteindelijk gebeurt.

Het belang van de evaluatie na een paar jaar, waarom destijds is gevraagd, is wezenlijk. Als er heel gekke effecten lijken te zijn, moet je maatregelen nemen. De lijst met voorlopige maatregelen is erg lang; het aantal bladzijden kan ik gewoon aanvaarden. Je moet uiteindelijk wel een systeem hebben.

Kan de staatssecretaris zeggen hoe de samenwerking met andere eilanden verloopt? Dat is immers een heel ingewikkelde zaak. Wij proberen een min of meer normaal belastingstelsel in te voeren. Hoe zit het daarmee op andere eilanden? Ook de concurrentiepositie is daarbij van belang.

Ik heb begrepen dat Nederlanders die op Bonaire wonen en AOW krijgen, zowel met de Belastingdienst op Bonaire als met de Belastingdienst in Heerlen te maken hebben. Theoretisch is dat wellicht te begrijpen, maar ik vond de teksten uit de wetboeken niet erg helder. Niemand is erbij gebaat dat wij een soort van bureaucratie oprichten als een en ander gewoon uit Nederlandse wetgeving voortvloeit en men daar recht op heeft. Het is altijd te vermijden dat men met twee belastingdiensten te maken heeft. Dat geldt zeker in dit geval waarbij het gemeenten van Nederland betreft.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Sinds de invoering van het nieuwe belastingsysteem op de BES-eilanden zijn de prijzen fors gestegen. Op Sint-Eustatius bijvoorbeeld zijn de prijzen in cafés, restaurants en hotels ruim 21% hoger dan een jaar eerder. Een kaartje voor het openbaar vervoer is in een jaar tijd zelfs 17% duurder geworden. Dit is niet direct te verklaren uit de gestegen voedselprijzen. Ook op Saba en Bonaire zien we een flinke inflatie. Op Bonaire zijn de prijzen voor kleding met maar liefst 13% gestegen.

Waar komen die prijsstijgingen vandaan? Hoe je het ook wendt of keert, de algemene bestedingsbelasting heeft er in ieder geval aan bijgedragen. Is de staatssecretaris dit met mij eens?

Minister Donner heeft in antwoord op Kamervragen aangegeven dat hij nog zal uitzoeken of de belastingdruk is gestegen als gevolg van de overgang van directe naar indirecte belastingen. Wanneer kunnen we dat onderzoek tegemoetzien? Kan de minister aangeven bij wie de gestegen belastingdruk vooral neerslaat, in hoeverre bij bedrijven en in hoeverre bij burgers? Wat zijn de effecten voor verschillende inkomensgroepen? Komen er koopkrachtcijfers die de koopkrachteffecten laten zien van het nieuwe belastingstelsel voor de verschillende inkomensgroepen? Ik vraag dit ook omdat de SP-fractie groot bezwaar heeft gemaakt tegen het nieuwe belastingstelsel. Het verder vergroten van de verschillen tussen rijk en arm wordt ingezet als je van directe op indirecte belastingen overstapt.

Ook vraag ik of de invoering van een vlaktaks heeft bijgedragen aan dit effect. Er is op het eiland weliswaar een toptarief ingevoerd maar dat geldt alleen voor inkomens boven de $250 000 en heeft dus een hoog symbolisch gehalte. Krijgen we statistieken waaruit blijkt dat het toptarief ook daadwerkelijk iets oplevert? Indien dat niet het geval is, is het pure symboliek. Het toptarief zou verruimd worden naar inkomens boven de $100 000, maar dat wordt nu uitgesteld. In de brief staat letterlijk: «gelet op de vanuit Caraïbisch Nederland ontvangen reacties op de quick wins, wordt deze maatregel niet ingevoerd». Dat vind ik zeer opmerkelijk. Van wie komen die reacties en wat waren de argumenten om dat toptarief niet toch flink naar beneden bij te stellen naar $100 000?

In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012 komt de staatssecretaris met aanpassingen van het belastingstelsel van de BES-eilanden. Dat maakt dit debat een beetje voorbarig, want wij weten momenteel niet waar de staatssecretaris mee gaat komen. Ik verwacht dan ook dat hij zo meteen steeds zal moeten zeggen: wacht maar af waar ik overmorgen mee kom. Kan de staatssecretaris alvast aangeven of de belastingmaatregelen in een aparte wet worden opgenomen, voorzien van de effecten van de belastingdruk op de BES-eilanden en voorzien van consequenties voor de begroting? Aangezien het hierbij om een apart belastingstelsel gaat, zou een aparte behandeling wel zo overzichtelijk zijn.

Het kabinet wil de totale belastinginkomens op de BES-eilanden gelijk houden, maar tegelijkertijd ervaren veel mensen gestegen lasten. Kan dat erop duiden dat er een categorie is die ineens veel minder belasting betaalt? Dat bepaalde bedrijven heel veel verdienen, bijvoorbeeld door het ontbreken van de winstbelasting? Kan de staatssecretaris al zeggen hoeveel bedrijven naar een van de BES-eilanden zijn verhuisd naar aanleiding van het nieuwe belastingstelsel? Zo ja, om wat voor bedrijven gaat het?

Tot slot. De Amerikaanse multinational NuStar, een van de grootste olieopslagbedrijven, maakt het heel erg gortig. Dit bedrijf heeft een kwart van zijn olie opgeslagen op Sint-Eustatius. Terwijl dit reusachtige olieopslagbedrijf nu al bijna een derde van het eiland bestrijkt, wil NuStar zijn opslag op het eiland zelfs verdubbelen. Eind 2006 kregen wij het contract in handen van dit bedrijf dat toen nog Valero heette. Daaruit bleek dat het voor een lange periode vrijwel geen belasting zou hoeven te betalen. In hoeverre moet dit bedrijf in het nieuwe stelsel nog enige vorm van belasting betalen? Betaalt men bijvoorbeeld wel de opbrengstbelasting en de vastgoedbelasting? Behoort het openbreken van het contract over de belastingen ook tot de mogelijkheden in het kader van nieuwe onderhandelingen?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de brief en voor de verschrikkelijk goede expertise, waardoor in plaats van $50 000 0000, $60 000 0000 aan belastingen geheven wordt. Daarmee staat ook zijn aanbod voor Griekenland. Degenen die dit stelsel bedacht hebben, mag hij per direct overplaatsen naar Griekenland en een aantal andere staten, om ze serieus te helpen enig overschot te creëren bij het innen van belastingen. Er zijn problemen die opgelost kunnen worden door deze belastingambtenaren.

Voor het Caraïbisch gebied was dit een wat minder fijne ervaring. Nu de koopkrachteffecten optreden, is het van belang om rechtvaardig te handelen. Wij hebben immers afspraken gemaakt en vinden het niet gek dat de inwoners van de BES-eilanden teleurgesteld hebben gereageerd op de manier waarop het is gegaan. In aansluiting op onze collega's vragen wij om een toelichting. Aangezien er nu zoveel te veel wordt geheven, waarom wordt er dan iets meer dan de helft teruggegeven en niet meer? Welke budgettaire verwachtingen worden hiervoor gebruikt? Wij zouden graag weten hoe het onderzoek plaatsvindt. Ook ben ik zeer benieuwd naar de kosten van het ibo-onderzoek en het aanvullend onderzoek. Hoe verhoudt zich dat tot de totale opbrengst van de BES-eilanden?

Kan de staatssecretaris aangeven waar die $10 000 0000 vandaan komt? Komt dat doordat de belastingtarieven in het algemeen hoger zijn geworden of doordat er een efficiëntere invordering plaatsvindt, doordat een gedeelte van de zwarte economie boven de grond is getild? Dat lijkt ons een belangrijk onderscheid, omdat het eerste ongewenst is en het tweede juist buitengewoon gewenst. Mocht het aan het tweede liggen, dan zijn de bedenkers van dit stelsel nog meer welkom in Griekenland dan ze al waren.

Er resteert nog enige onduidelijkheid over de voorgestelde maatregelen. Wat mij betreft had de brief een paar tabelletjes mogen bevatten waarin staat wat met welke belasting wordt gedaan. Alle belastingtarieven veranderen namelijk, behalve de overdrachtsbelasting, die we alleen in Nederland veranderen. Het mag dus iets overzichtelijker. Hoe hoog wordt namelijk de belastingvrije som van de inkomsten- en loonbelasting, de kindertoeslag en de ouderentoeslag? Er wordt over percentages gesproken, over een extra verhoging, enzovoorts. In dat soort gevallen zijn tabellen toch wel wenselijk om een idee te krijgen.

Waarom moeten we wachten tot er overeenstemming is bereikt met Sint-Maarten en Curaçao over de samenloop van indirecte belastingen? Is het mogelijk om geen algemene bestedingsbelasting te heffen op goederen die voor privégebruik worden ingevoerd uit Sint-Maarten en Curaçao? Daarmee kan wellicht het cumulatieprobleem worden opgeheven.

De staatssecretaris schrijft in zijn brief dat inwoners en bedrijven van het Caraïbische deel van Nederland bij het uitblijven van een oplossing voor de samenloop van indirecte belastingen ervoor kunnen kiezen om elders goederen te kopen of om handelsstromen te verleggen. Welke opties hebben de inwoners van Caraïbisch Nederland dan? De geografische afstanden lijken mij hiervoor toch een zeer belangrijke beperking. Of gaan ze met zijn allen in Venezuela boodschappen doen?

Wat zegt het feit dat de staatssecretaris ondernemers op Sint-Maarten en Curaçao adviseert om goederen in te kopen voor douane-entrepots op Aruba, over de werking van deze douane- en handelsdepots in Caraïbisch Nederland? Zijn er aanwijzingen dat deze depots ook voor een dergelijke doorvoer wordt gebruikt? En waarom kan de invoerheffing voor auto's niet wat verder worden verlaagd? De inflatie van zulke percentages is namelijk al vrij hoog. 25% lijkt wat aan de hoge kant; dat is 18%. De staatssecretaris heeft een uitgebreid vergroeningsmechanisme voor Nederland bedacht, maar in dit geval houdt hij het wel heel simpel. Wat is daar precies de reden voor? Houdt hij van het Nederlandse stelsel met een tabel die wij niet kunnen volgen, of van het Antilliaanse stelsel waarin je 0% of 25% betaalt?

Tot slot. Hoe komt het dat de Belastingdienst voor het Caraïbisch gebied nu wel invorderingsrente in rekening brengt maar geen heffingsrente vergoedt als te laat betaalde belasting wordt terugbetaald? Ik ben het er helemaal mee eens dat er wordt geheven, maar hoe heeft het überhaupt kunnen gebeuren? Had de staatssecretaris ze ervan overtuigd dat er nooit een vertraging optreedt bij de Nederlandse Belastingdienst?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Is de heer Omtzigt het met mij eens dat de invoerrechten op milieuvriendelijke auto's in de praktijk onrechtvaardig zijn, omdat het niet eens mogelijk is om deze auto's in te voeren?

De heer Omtzigt (CDA): Mevrouw Ortega-Martijn heeft na een werkbezoek van zes weken aan Caraïbisch Nederland mijn kennis hiervan overschat. Ik heb op dit moment geen systematische kennis hiervan. Ik was ook blij dat dit een week werd uitgesteld, want zij verwacht van mij als woordvoerder dat ik binnen een paar dagen begrijp hoe de belastingsystematiek voor het gehele Caraïbische gebied werkt. Dat is nog niet helemaal het geval. Ik moet het antwoord dus schuldig blijven, maar ik kan mij voorstellen dat er zich op Saba, met 1 000 inwoners, geen dealer bevindt die alle merken verkoopt en een groot assortiment heeft.

De voorzitter: Het antwoord is dat u het niet weet.

De heer Omtzigt (CDA): Dat hebt u goed opgemerkt, voorzitter.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Sterker nog, er zit nergens een dealer. De auto's komen van Sint-Maarten, dat dit soort auto's ook niet levert.

De heer Bashir (SP): Ik heb een vraag die je ook kunt beantwoorden als je geen werkbezoek aan de BES-eilanden hebt gebracht. We hebben afgesproken om het toptarief van $250 000 te verlagen naar $100 000, maar die maatregel wordt uitgesteld. Aangezien de gewone man op de eilanden met gigantische prijsstijgingen te maken heeft, is het dan niet eerlijk om dat toptarief in te voeren ter bevordering van de solidariteit?

De voorzitter: Eens kijken of de heer Omtzigt dat weet.

De heer Omtzigt (CDA): Hierop weet ik het antwoord wel. Het toptarief is mede op initiatief van de VVD ingevoerd. De Tweede Kamer, speciaal mevrouw Neppérus, heeft dat dus gedaan. Ik zie echter dat de staatssecretaris erop studeert om het toptarief eerder te laten ingaan, net zoals bij ons in Nederland het toptarief van 52% iets eerder lijkt in te gaan; dat schijnt uitgelekt te zijn uit de stukken van Prinsjesdag. Gaat de staatssecretaris ook hierop studeren? Ik zou graag weten wanneer dat gebeurt en wanneer hij tot de conclusie komt om dat zo snel mogelijk te doen.

De voorzitter: De vraag was echter gesteld door de heer Bashir aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA): Ik vraag het aan de staatssecretaris, omdat ik de brief op dit punt onduidelijk vindt. Hij zegt dat hij het vooralsnog niet doet, en ik ben benieuwd of hij nu wel overweegt om dit te doen. In tweede termijn kom ik erop terug, om aan te geven of ik het antwoord afdoende vind.

Aangezien al deze maatregelen op 1 oktober ingaan en met terugwerkende kracht worden ingevoerd, geef ik de staatssecretaris mee dat het wat makkelijker is om belastingverlagingen door te voeren dan belastingverhogingen. Als het iets later ingaat heb ik daar enig begrip voor, omdat je anders heel rare situaties krijgt. Ik ben wel benieuwd of het dan ook ingaat.

De voorzitter: Dat bezien wij straks met de staatssecretaris. Heeft de heer Bashir een vervolgvraag?

De heer Bashir (SP): Het is eigenlijk geen goed antwoord op mijn vraag. Je kunt het ook met ja of nee beantwoorden. Ik zal het anders formuleren. Moet ik het zo opvatten dat de heer Omtzigt voor het eerder ingaan van het toptarief is en dat het hem eigenlijk niet zo veel uitmaakt wanneer dat ingaat, bijvoorbeeld een jaar of twee jaar later, maar dat het toptarief wel zoals afgesproken vanaf $100 000 ingaat?

De heer Omtzigt (CDA): Ja, wij houden ons aan onze afspraken. Je kunt echter niet binnen een week een hoger tarief invoeren. Wat dat betreft zie ik nog wel wat beren op de weg. Daarom vraag ik de staatssecretaris wanneer hij van plan is om het wel te doen.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de brief. Goed dat zo veel fiscale woordvoerders aanwezig zijn om over dit onderwerp te praten. Het is goed dat hier zo veel aandacht voor is. Op 1 januari 2011 is een nieuw belastingsysteem ingevoerd op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. De aanpassingen waren groot en niet alles is meteen goed gegaan. Dat is ook niet zo gek bij zulke grote stelselherzieningen, maar des te belangrijker dat wij goed de vinger aan de pols houden. Samen met fractiegenoot Wassila Hachchi heb ik twee keer gevraagd om de gevolgen van de overgang onder de aandacht te brengen. Ik ben blij dat de staatssecretaris de gevolgen van de invoering van het nieuwe stelsel nu serieus oppakt en met aanvullende maatregelen komt.

Ik heb drie punten. Allereerst de door de inwoners als hoger ervaren belasting en ten tweede de maatregelen die het kabinet neemt. Ten derde ben ik zeer geïnteresseerd in het interdepartementale onderzoek naar de economische effecten.

Ik begin met de hogere belastingopbrengsten. Negen maanden na invoering van het nieuwe belastingsysteem leeft het gevoel op de BES-eilanden dat de belastingen enorm zijn verhoogd. Dat gevoel kan deels verklaard worden. De belastinginkomsten komen het eerste halfjaar $5 000 000 hoger uit. Als deze trend zich voortzet, komt er 20% meer aan belastingen binnen; dat is enorm. Daar kan zelfs dit kabinet niet aan tippen, alhoewel ik heb begrepen dat het kabinet gaat nivelleren. Het is dus heel begrijpelijk dat de mensen daar gevolgen van ondervinden. Ook de inflatie is fors gestegen, onder andere door de verhoging van de algemene bestedingsbelasting, maar dit kan ook andere oorzaken hebben, zoals stijgende voedsel- en brandstofprijzen. We herinneren ons allemaal de discussies over de invoering van de euro in Nederland, toen ook allerlei cijfers door elkaar liepen.

De staatssecretaris maakt voor zijn beleidsmaatregelen een vergelijking met de inflatie in Europees Nederland. De vraag is waarom hij hiervan is uitgegaan. Wellicht zijn er andere landen in het gebied die beter vergelijkbaar zijn. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Het feit dat de belastinginkomens en inflatie hoger zijn, neemt niet weg dat er nog weinig bekend is over de daadwerkelijke effecten van de belastingherziening zelf. De twee sets schriftelijke vragen die wij hebben ingediend, hadden juist als doel om hier meer inzicht in te krijgen. Wanneer kunnen wij de antwoorden op deze sets vragen verwachten? Ze zijn ingezonden op 4 april 2011.

Het ontbreken van feitelijke informatie over de ontwikkeling van de belastingdruk, de koopkrachtcijfers en de oorzaak van de inflatie maakt het lastig om te beoordelen wat de juiste maatregelen zijn. Ik begrijp de urgentie waarmee de staatssecretaris maatregelen neemt, ook gegeven de ervaren belastingdruk in het gebied. Kan hij toelichten op basis waarvan hij zijn keuze heeft gemaakt, aangezien uit de brief blijkt dat veel feitelijke informatie op het moment nog ontbreekt?

Dan kom ik bij mijn tweede punt, de maatregelen zelf. Het kabinet kondigt verschillende maatregelen aan. De details krijgen we vrijdag met de Prinsjesdagstukken. Ik wil nu alvast ingaan op de belangrijkste punten. Mijn fractie is blij met de aandacht voor de samenloop van de belastingheffing met die van Sint-Maarten en Curaçao. De in- en uitvoer is voor de kleine eilanden van groot belang. Het is dus goed dat de staatssecretaris daar aandacht voor heeft. De inflatiecorrectie wordt naar voren gehaald om tegemoet te komen aan het ervaren koopkrachtverlies. Daarbovenop worden de belastingvrije som, de kindertoeslag en de ouderentoeslag verhoogd. Waarom wordt er gekozen voor een extra verhoging bovenop de inflatiecorrectie? Dat is een feitelijke vraag. In hoeverre zijn de maatregelen gebaseerd op werkelijk koopkrachtverlies en in hoeverre alleen op het gevoel en de perceptie? Waarom wordt er gekozen voor de verhoging van de specifieke belastingtoeslagen en niet voor een generieke belastingverlaging? De maatregelen die het kabinet neemt, hebben een budgettair beslag van $6 000 000. Hoe is de verdeling tussen deze maatregelen? Dat kan ik niet afleiden uit de brief. Welke maatregelen zijn lastenneutraal en in welke gevallen worden de tarieven verlaagd? Kan de staatssecretaris voor een overzicht zorgen?

Tot slot kom ik bij het interdepartementaal onderzoek. Zoals uit mijn inbreng blijkt, zijn er nog veel vragen over de feitelijke ontwikkeling op de BES-eilanden. Ik ben blij met het door de staatssecretaris aangekondigde onderzoek naar de economische ontwikkeling. Kan hij specifieker toelichten waar het onderzoek op ingaat en op welke termijn dit wordt uitgevoerd? En is het op tijd klaar om eventuele aanbevelingen voor 1 januari 2012 door te kunnen voeren?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De heer Koolmees vraagt waarom niet gekozen wordt voor een generieke in plaats van een specifieke maatregel. Is hij het met mij eens dat er ook wordt uitgegaan van een gemiddelde inflatie? Dat heeft te maken met de uniciteit van elk eiland en dat is ook afgesproken in de onderhandelingen over de hervormingen van de staatkundige structuur. Is de heer Koolmees het met mij eens dat wij moeten uitgaan van een inflatiecorrectie per eiland?

De heer Koolmees (D66): Ik moet eerlijk zeggen dat ik de achtergrond niet ken. Ik kan mij voorstellen dat het, als is afgesproken om van aparte inflatiecijfers uit te gaan, voor de hand ligt om daarnaar te differentiëren. Dat ben ik met u eens. Ik moet echter toegeven dat ik het verleden van dit dossier niet zo goed ken.

De heer Omtzigt (CDA): Als wij gaan differentiëren tussen eilanden die naast elkaar liggen, is D66 dan ook voorstander van het differentiëren van de belastingheffing tussen Limburg en Friesland?

De heer Koolmees (D66): Dat is een interessante vraag, maar mijn antwoord is: nee. Ik heb een vraag gesteld aan de staatssecretaris. Uit de brief blijkt dat er verschillende inflatiecijfers zijn, die fors uiteenlopen tussen de eilanden. Ik heb ook gevraagd waarom een vergelijking wordt gemaakt met Europa en niet met het gebied zelf. Bovendien vraag ik mij af wat die verschillen verklaart en of je er iets aan kunt doen. Ik ben niet principieel tegen zo'n differentiatie, omdat er verschillende oorzaken kunnen zijn. Tussen de Randstad en Limburg zie ik dat soort verschillen niet, maar in dat gebied zouden er verschillen kunnen zijn die dat rechtvaardigen. Ik sta daar heel open in.

De voorzitter: Het antwoord was dus nee.

Wij nemen afscheid van mevrouw Ortega-Martijn en bedanken haar voor haar inbreng.

Het woord is aan de heer Braakhuis.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Het voordeel van de laatste zijn is dat je het vaak kort kunt houden omdat de meeste vragen al zijn gesteld.

«Belastingheffing» en «Antillen» lijken een beetje tegenstrijdige begrippen te zijn. Eerder is al een vergelijking gemaakt met Griekenland. Als ik lees dat de Seychellen, de Kaaimaneilanden en Bermuda als benchmark zijn genomen voor de Antillen, wordt het mij angstig te moede, in ieder geval wat de belastingdruk voor bedrijven betreft. Het is natuurlijk goed dat er nu werk wordt gemaakt van het goed regelen hiervan. Voor GroenLinks is het echter van groot belang dat de sterkste schouders de grootste lasten dragen. Ik vraag mij af of dat hierbij zo is. Is de belastingdruk daadwerkelijk groter geworden of wordt dat alleen zo gepercipieerd? Hoe is die druk verspreid over de verschillende groepen op het eiland, vooral de verschillende inkomensgroepen? Ik zoek naar de rechtvaardigheid ervan. De heer Bashir heeft gezegd dat het toptarief een rechtvaardigheidsingreep is en dat dit eerder zou kunnen worden ingevoerd. Daar kan ik mij zeer in vinden. Het is nu van belang om het draagvlak onder de burgers van de eilanden zo groot mogelijk te maken, zodat zij het gevoel krijgen dat het beginsel van «gelijke monniken, gelijke kappen» wordt gehanteerd.

Wat het vestigingsklimaat betreft gaat het natuurlijk niet alleen om belastingen. Wat de belastingontwijking betreft, die in het Caraïbisch gebied vaak plaatsvindt, heb ik een paar vragen aan de staatssecretaris. Het Financieele Dagblad bericht deze week dat er allerlei routes blijken te bestaan voor belastingontwijking. Wij hebben een toelichting gekregen van de Belastingdienst en daaruit blijkt dat er toch van alles aan transfer pricing mogelijk is, alleen al door begripsdefinities die tussen landen verschillen en belastingverdragen. We weten ook dat in Nederland vaak coöperaties worden gevestigd waarvan het geld wordt doorgesluisd naar het Caraïbisch gebied. Mij wordt het moreel angstig te moede, om te ervaren dat het in Nederland is toegestaan om coöperaties te vestigen en dat het geld vervolgens naar onze eigen eilanden wordt gesluisd om het weg te krijgen. Kan de staatssecretaris daar meer over vertellen, temeer daar het vestigingsklimaat niet alleen gaat over brievenbusmaatschappijen maar ook over infrastructuur, stabiliteit van bestuur en een arbeidsaanbod dat matcht?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk dat wij met de opmerkingen van de heer Braakhuis langzaam maar zeker in een ander AO terechtkomen. Dat zou dan moeten gaan over Curaçao, Sint-Maarten en Aruba. Prima om daar eens over te debatteren, maar ik zou het voor de zuiverheid willen houden bij Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Ik adviseer de heer Braakhuis om daar eens te gaan kijken. De zaken waar hij het over heeft, spelen op andere eilanden.

De voorzitter: Dat was meer een punt van orde. De heer Braakhuis heeft vijf minuten spreektijd en is vrij om zijn spreektijd zelf in te vullen. Als het onderwerp enigszins gelinkt is aan het AO, zou het ook moeten kunnen. Ik geef de heer Braakhuis echter in overweging om de opmerkingen van mevrouw Neppérus ter harte te nemen.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Dat doe ik dan maar; ik stop met dit onderwerp. Maar nogmaals, de benchmark ligt er wel aan ten grondslag en dat roept vragen bij mij op waar ik een antwoord op wil krijgen.

Dan kom ik bij de effecten van de inflatie. Inflatiecorrectie is één ding, maar kan de staatssecretaris aangeven wat er wordt gedaan om de inflatie te bestrijden? Uiteindelijk is inflatiecorrectie, gedifferentieerd naar zulke kleine gebiedjes met zo weinig inwoners, niet lang vol te houden. Bovendien is het ook niet wenselijk om dit soort inflatiehoogtes lang vol te houden.

Dan heb ik nog een vraag over de koopkracht. Is het verlies daarvan perceptie of realiteit? Als het perceptie is, zijn wij heel snel klaar. Stel dat het koopkrachtverlies realiteit is. Welke maatregelen is de staatssecretaris voornemens te nemen om de koopkracht te herstellen? Is hij ook van plan om daarbij te kijken naar de spreiding over alle groepen?

Tot slot heb ik nog een heel kleine opmerking. Onder andere GroenLinks spant zich in om het belastingstelsel te vergroenen. Tot mijn verbazing zie ik dat de autobelasting op de eilanden weer braaf op cataloguswaarden is gebaseerd, terwijl wij dat in Nederland naar rato van de CO2-uitstoot doen. Herkennen we die eilanden straks aan het kleine wolkje dat erboven hangt? Of proberen we het milieubewustzijn ook daar te laten groeien?

Voorzitter: Koolmees

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Er is al heel veel gezegd, mede omdat de opkomst voor dit overleg riant is. Een van de belangrijkste redenen waarom het in Griekenland zo slecht gaat, is de belastinginning in dat land. Die rammelt aan alle kanten. Op de Antillen was het wat dat betreft ook niet altijd halleluja. Kan de staatssecretaris de stand van zaken beschrijven bij de inning van belastingen op de BES-eilanden? Verloopt de inning naar verwachting? Zo ja, is de geraamde belastingopbrengst daarmee in het gerede?

De Nederlandse Belastingdienst heeft taakstellingen opgelegd gekregen en moet aardig afslanken. Kan men daar nog ondersteuning verlenen bij de inning van belastingen op de BES-eilanden? Zo ja, in welke vorm vindt die ondersteuning plaats en wat kost dat? Krijgt Nederland een vergoeding voor de eventueel gemaakte kosten? Duurt die ondersteuning nog lang?

Voorzitter: Van Vliet

De voorzitter: Staatssecretaris Weekers heeft beloofd kort en bondig te antwoorden. Ik stel één interruptie per fractie voor. Vervolgens bekijken we of een tweede termijn nodig is.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Die belofte heb ik inderdaad gedaan, maar tegelijk constateer ik dat er heel veel zaken zijn opgeworpen en heel veel vragen zijn gesteld die allemaal een antwoord verdienen. Ik doe mijn best om binnen de tijd te blijven. Ik dank de Kamer voor het overleg van vandaag. In de brief heb ik mijn bevindingen naar aanleiding van mijn bezoek aan de eilanden geschetst. Ik heb een aantal quick wins voorgesteld die per 1 oktober aanstaande moeten ingaan en ik proef dat daar in de Kamer draagvlak voor is. Het is van belang om duidelijkheid te verschaffen aan de inwoners van de eilanden, zodat zij weten wat zij kunnen verwachten. Zij wisten al wat ik voornemens ben om te doen, maar het is belangrijk dat de Kamer daar ook haar steun aan geeft.

Allereerst maak ik een paar inleidende opmerkingen. Nadat vorig jaar uitvoerig overleg is gevoerd met de eilandsbesturen en allerlei andere betrokkenen op de eilanden, is een nieuw belastingstelsel voor de BES-eilanden voorgesteld aan de Tweede Kamer. Dat plan is eind vorig jaar behandeld en betekent een ingrijpende systeemwijziging. Het moest met stoom en kokend water worden ingevoerd en mag dus enige naam hebben. Ik kan mij niet herinneren dat wij in Europees Nederland ooit een dergelijke drastische systeemwijziging hebben doorgevoerd, laat staan op zo'n korte termijn en met een nieuw opgetuigde Belastingdienst. Voorheen was er een Belastingdienst van de Nederlandse Antillen. Kortom, voorheen was er zowel een ander stelsel als een andere dienst. Er is keihard gewerkt en over het algemeen is de uitvoering goed. In het voorjaar heb ik een aantal kritische geluiden gehoord. Niet voor niets heb ik toen een bezoek gebracht aan de eilanden om met iedereen te kunnen spreken. Als er kritische geluiden waren, heb ik doorgevraagd naar wat er aan de hand was en of we er iets aan moesten doen.

Vorig jaar was al duidelijk dat welk nieuw systeem je ook invoert, er altijd kinderziektes zullen zijn. Niet voor niets is in de wet vastgelegd dat er tussentijds aanpassingen gedaan kunnen worden. Dat mandaat is gericht aan de staatssecretaris en daar maak ik dan ook gebruik van. Ik ben blij dat ik die aanpassingen aan de Kamer kan voorleggen voordat ik invulling geef aan het mandaat.

De Belastingdienst Caraïbisch Nederland is goed op orde en functioneert naar mijn volle tevredenheid. Men ervaart op de eilanden een andersoortige belastingdienst. De Belastingdienst Caraïbisch Nederland zit er namelijk op een andere manier in dan de Belastingdienst van de voormalige Nederlandse Antillen. Men heeft veel werk verzet om de organisatie, de administratieve en digitale processen te ontwerpen en te testen, en het nieuwe fiscale stelsel te implementeren. Zoals gezegd, heb ik de eilanden bezocht om mij te verdiepen in de mogelijke knelpunten. Die heb ik vervolgens aangepakt. Ik dank de Kamer voor de woorden van waardering voor het feit dat een aantal zaken concreet wordt aangepakt.

Het pakket van quick wins, dat uiteindelijk zal worden uitgewerkt in het Belastingplan dat de Kamer eind deze week zal ontvangen, is aan de eilanden voorgelegd. Men heeft overwegend positief gereageerd op dit plan. Er bestaan hier en daar nog wensen, maar op dit moment is het te vroeg om daar conclusies uit te trekken. Ik heb het gevoel dat met deze quick wins het draagvlak voor het systeem behoorlijk is toegenomen.

Begin augustus heeft het CBS de inflatiecijfers tot en met het tweede kwartaal bekendgemaakt. De Belastingdienst Caraïbisch Nederland heeft toen de gerealiseerde opbrengst van het nieuwe stelsel tot en met het tweede kwartaal bekendgemaakt. Uit de opbrengstrealisaties bleek dat de algemene bestedingsbelasting en de accijnzen meer opleverden dan geraamd. Voor het eerste halfjaar gaat het om een meeropbrengst van $5 000 000. Als deze tendens zich voortzet, komt dat neer op $10 000 000 op jaarbasis.

De vraag is gesteld of vorig jaar wel goed is geraamd en waar die raming op is gebaseerd. Vorig jaar is naar beste kunnen geraamd. In de Kamerstukken over de behandeling van de BES-wetgeving is na te lezen dat aanvankelijk werd uitgegaan van een belastingopbrengst in Caraïbisch Nederland van ongeveer $42 000 000. Daarbij ging men uit van nogal verouderde cijfers uit 2004. Met name door nieuwe informatie over het jaar 2009 is dat bedrag van $42 000 000 opgehoogd naar $52 000 000. Op basis daarvan zijn de berekeningen gemaakt met betrekking tot het nieuwe systeem.

Uiteindelijk lijkt het nieuwe systeem meer te gaan opleveren dan gedacht. Het ministerie van Financiën raamt altijd conservatief; de heer Koolmees weet dat als geen ander. Je moet jezelf niet rijk rekenen, maar je kunt het ook niet heel precies berekenen. De informatie is niet zo uitgebreid als die in Nederland. Wij moesten dus afgaan op cijfers die door de eilanden naar voren zijn gebracht, namelijk cijfers van de Belastingdienst van de Nederlandse Antillen. Ook heb ik geconstateerd dat er grote achterstanden waren. We hebben dus een «best guess» moeten doen. Ik voeg er nadrukkelijk aan toe dat met het nieuwe systeem niet wordt beoogd om meer op te halen dan met het oude systeem. Dat heb ik ook tegen de mensen op de eilanden gezegd. Als dit nieuwe systeem behoorlijke meeropbrengsten oplevert, moeten we die terugsluizen, opdat de belastingdruk als zodanig door het nieuwe stelsel niet wordt verhoogd. Wel worden de zaken in de wet nu goed geïnd. Een ander aspect is de behoorlijk hoge inflatie. Omdat de bestedingsbelasting een indirecte belasting is, wordt deze berekend over de prijzen van de geïmporteerde producten of geleverde diensten. Een hoge inflatie leidt dus ook tot een hogere belastingopbrengst; dat laatste is logisch, want we praten altijd over de reële belastingopbrengst. Als wij gaan compenseren, moeten wij dus niet kijken naar de nominale bedragen maar naar wat er dit jaar reëel binnen zou moeten komen.

We beschikken nu over de realisatiecijfers van het eerste halfjaar, maar we weten niet wat het tweede halfjaar zal opleveren. We hebben nog helemaal geen indicatie van de hoogte van de te ontvangen inkomstenbelasting. Wat de vastgoedtaks betreft, weten we nog helemaal niets, want we zijn nog bezig met het vaststellen van de grondslag daarvan. Daar kom ik zo meteen nog even op terug.

Met de quick wins, die worden vertaald in het Belastingplan, compenseren we nu al naar beste vermogen. We compenseren bij de zaken die het meeste pijn doen, namelijk als men cumulatie ervaart. Met name bij de diensten is dat het geval, met de bouw en de horeca als de extreemste varianten. Dat is overigens niets nieuws. Dat is vorig jaar door Financiën en de eilanden onderkend. Het is ook onderwerp van debat geweest in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer. Toen is besloten om deze cumulatie te accepteren, omdat er nu eenmaal een bepaalde opbrengst gegenereerd moest worden. Als de belastinghervorming toch meer oplevert dan gedacht, zijn wij beter in staat om bij dit soort knelpunten in te grijpen. Daarbij ben ik verder gegaan dan ik aanvankelijk van plan was toen ik op de eilanden was. Ik had een praktische compensatie voor de bouw en de horeca in gedachten, maar uiteindelijk hebben we besloten om de ABB voor diensten met 2% te verlagen, van 8% naar 6% op Bonaire en van 6% naar 4% op Saba en Statia. Ik denk dat we daarmee een goede balans hebben gevonden.

Mocht straks blijken dat er per saldo toch meer aan belasting wordt geheven dan was afgesproken in de uitgangspunten, zullen we in de Kamer moeten discussiëren over de vraag op welke wijze we het teveel aan belastingen terugsluizen. De keuze is gemaakt om meer indirect en minder direct te heffen. Dat remt mij ook om het terugsluizen nog meer via de algemene bestedingsbelasting te laten verlopen. Het is goed om straks te bekijken wat de inkomstenbelasting oplevert.

Ook zijn er nog vragen gesteld over de afgeschafte winstbelasting. Er is een vastgoedbelasting voor in de plaats gekomen en er is een opbrengstbelasting ingesteld. Wat die belasting uiteindelijk gaat doen, moeten we bezien als we de grondslag hebben vastgesteld. De bedoeling was nu net om de bedrijven en de mensen die over behoorlijk wat vastgoed beschikken op de eilanden, bij een robuuste belastingheffing te betrekken. Het bezwaar van de winstbelasting was dat het uitermate ingewikkeld is. Het ophalen van winstbelasting kost nogal wat. Uit internationale studies blijkt ook dat de winstbelasting een van de meest verstorende belastingen is. Vorig jaar hebben Tweede Kamer en Eerste Kamer er uiteindelijk voor gekozen om de winstbelasting af te schaffen en daar de vastgoedbelasting voor in de plaats te stellen. Die discussie wil ik nu niet overdoen.

Ik sta open voor verbeteringen van het stelsel. Niet voor niets heb ik samen met de collega's in het kabinet besloten tot een interdepartementaal onderzoek naar de economische effecten. Niet alleen van het nieuwe belastingsstelsel maar ook van een aantal andere zaken, zoals de vraag waar de inflatie vandaan komt. Je zult in beeld moeten brengen of het door de dollarisatie komt. We hadden in Nederland immers ook het gevoel dat de eurozone voor een bepaalde inflatie zorgde. Ook zul je moeten bekijken of de belastingen daar een bepaalde rol in spelen of dat het de grondstoffenprijzen zijn. Ook kan het een cumulatie zijn van bepaalde belastingen. Handelsstromen voor Saba en Statia verlopen namelijk traditioneel via Sint-Maarten en voor Bonaire via Curaçao. Dat levert een cumulatie van belastingen op, die er niet was toen de eilanden nog één land vormden. Hiermee hoop ik een algemener beeld te hebben geschetst van de situatie.

Dan zal ik nu de specifiekere vragen doorlopen. Mevrouw Ortega-Martijn heeft aangegeven dat er behoorlijk wat onrust was op de eilanden. Dat klopt en dat heb ik zelf ook ervaren. Tegen de heer Groot zeg ik dat er op Bonaire geen sprake was van een opstand maar wel van demonstraties. Wij hebben ook met de mensen daar gesproken. Als ergens onrust is, kun je het beste met de mensen om tafel gaan zitten. Dan kun je er namelijk het beste over praten en dan kun je laten zien dat je niet naar de eilanden bent gekomen met een vooringenomen instelling van «wij weten het wel beter». Wij zijn gestart met een nieuw systeem waarvan beide partijen dachten dat het een verbetering zou zijn voor de eilanden. We gaan nu met elkaar een open gesprek aan over de vraag hoe we de gevoelde onrechtvaardigheden kunnen wegnemen. Ik denk dat de onrust daarmee weg is. We zullen natuurlijk wel de vinger aan de pols houden. Het inmiddels gestarte onderzoek zal ons daarbij helpen.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft gevraagd om over twee jaar een evaluatie door te voeren. Wij zijn bezig met een permanente evaluatie. Dat onderzoek gaat veel dieper en vindt op veel kortere termijn plaats. Die evaluatie vindt dus niet pas over twee jaar plaats, laat staan over vijf jaar, wanneer de vorig jaar toegezegde evaluatie zou plaatsvinden. Het is een permanente evaluatie. Het is een nieuw systeem dat we steeds verder willen verbeteren. We moeten ervoor waken een terugkeer naar het oude systeem te bepleiten, nog voor het nieuwe systeem zich heeft kunnen bewijzen. Winstbelasting in plaats van een vastgoedtaks lijkt mij bijvoorbeeld niet zo'n goed idee. We zullen echter goed de vinger aan de pols moeten houden. In het onderzoek zullen we een beeld geven van de koopkracht. Ook in het kader van het Belastingplan en de overige fiscale maatregelen zullen we daar enig inzicht in geven.

De commissie moet niet verwachten dat hierbij gebruik wordt gemaakt van de uit de begroting van Sociale Zaken bekende koopkrachtplaatjes en puntenwolken. Dat kan niet, simpelweg vanwege de buitengewoon kleine aantallen. Wanneer deze commissie op werkbezoek gaat, kan ze zelf ervaren hoe het daar is. Het is goed om voortdurend scherp op het netvlies te hebben dat de eilanden volstrekt niet te vergelijken zijn met Europees Nederland. Dat komt door het insulaire karakter van deze bijzondere gemeenten, doordat ze in een totaal andere regio liggen en doordat de klimatologische en economische omstandigheden er totaal anders zijn. Je kunt de gebieden dus totaal niet vergelijken. Wat je wel kunt doen, zo zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Groot, is op de eilanden naar het beste inzicht een systeem neerzetten en handhaven om de eilanden toch een welvaartsontwikkeling te laten doormaken. We gunnen iedereen een welvaartsontwikkeling als die in Nederland. Je zult daar wel de lokale omstandigheden bij moeten betrekken.

We moeten wel het volgende beseffen. Volgens de stukken van vorig jaar was het de bedoeling om $52 000 000 aan belastingopbrengsten te genereren. Via de begrotingen wordt meer dan het dubbele uitgegeven. Daarover heb ik ook gesprekken gevoerd met de mensen op het eiland. Dat zij zoals ergens op een bord geschreven stond als een citroen worden uitgeperst, is niet het geval. Er gaat veel meer geld naar de eilanden dan dat er daar aan belastingen wordt opgehaald. Dat is ook niet erg. Dat is een bewuste keuze geweest – in Europees Nederland bekijken we ook niet of een gebied meer kost dan oplevert – maar het geeft wel aan dat er grenzen zijn aan wat je kunt doen.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft in verband met de economische stimulering naar voren gebracht dat er geklaagd wordt over de werkgeversbijdrage van 18,4%. Dat punt zal ook in het onderzoek naar voren komen. Het is niet voor niets een interdepartementaal onderzoek. Als staatssecretaris van Financiën heb ik niets van doen met de werkgeversbijdrage. De collega's van VWS en van Sociale Zaken zijn verantwoordelijk voor de sociale uitkeringen en de daaraan gekoppelde premies. Het enige wat de Belastingdienst Caraïbisch Nederland doet, is dit meenemen in de heffing.

De heer Omtzigt heeft gevraagd wat het onderzoek kost. Dat weet ik niet, maar ik kan dat uitzoeken. De heer Omtzigt vraagt zich af of een interdepartementaal onderzoek niet te zwaar is. Als in Europees Nederland bepaalde zaken moeten worden onderzocht waarbij meerdere departementen betrokken zijn, laten we dat ook interdepartementaal onderzoeken. Wij tuigen dat zo licht mogelijk op, maar de feiten moeten wel op tafel komen. De BES-eilanden zijn een onderdeel van Nederland. Als daarvoor zaken moeten worden uitgezocht, doen we dat gewoon. Elk departement zal daar zijn expertise voor moeten aanleveren. Het gaat inderdaad om kleine getallen, maar uiteindelijk ervaren burgers en bedrijven narigheid op microniveau. Het gaat dus om kleine getallen, maar daar moet je net zo serieus aandacht aan schenken als aan grote getallen.

Ook is gevraagd wanneer het onderzoek klaar is. Kan dit nog gebruikt worden voor maatregelen die per 1 januari aanstaande ingaan? Ik verwacht niet dat het onderzoek op 1 januari klaar is. Als er echter delen klaar zijn die relevant zijn om mee te nemen in het Belastingplan en de fiscale maatregelen, kunnen we op basis van de meest recente informatie handelen. Zodra ik informatie heb die ik met de Kamer kan delen en waarmee we de situatie op de eilanden kunnen verbeteren, zal ik daarnaar handelen.

Het is heel simpel. Van de inkomstenbelasting weten we pas na ommekomst van het jaar wat zij gaat opbrengen. We weten ook pas over een paar maanden hoe het zit met de vastgoedbelasting. In dat verband zit ik zelf met de volgende vraag. Als de grondslag pas tegen het eind van het jaar wordt vastgesteld – dan gaan de beschikkingen de deur uit – moet je dan in 2012 twee aanslagen op de mat laten vallen? Wellicht moeten we bekijken of het mogelijk is om de vastgoedbelasting over een aantal jaren dezelfde opbrengst te laten genereren, zodat we niet in één jaar dubbel gaan heffen. Ik zal daar nog op terugkomen. Daarmee samen hangt de vraag hoe snel wij de basisadministraties gereed hebben. De basisadministraties maken wij niet zelf; wij zijn daarvoor afhankelijk van de basisadministraties die door de eilandsbesturen verzorgd zullen worden. Men is druk bezig met het opzetten van een kadastraal systeem. Daar horen ook kinderziektes bij. Het nieuwe systeem moet snel worden ingevoerd en is op 1 januari nog niet helemaal gereed. Ik zoek daarin dus naar een goede balans. Dat zal ik verder met de Kamer communiceren. In het kader van het Belastingplan kunnen we dan uitgebreid met elkaar spreken over elke maatregel.

Ook zijn er vragen gesteld over de gepensioneerden. Hoe zit het daarmee? Mevrouw Ortega-Martijn heeft enkele specifieke casussen aangereikt. Ik kan niet ingaan op specifieke gevallen ...

De voorzitter: Dat kunt u buiten beschouwing laten. Dat was geen commissieaangelegenheid.

Staatssecretaris Weekers: Dan zal ik mevrouw Ortega-Martijn daarover via een ander kanaal informeren.

Ook is gevraagd of de belastingopbrengst kan worden uitgesplitst naar de afzonderlijke eilanden. Dat is technisch mogelijk maar dat ben ik niet van plan. Dat doe ik ook niet voor Ameland en Texel, Limburg of Zuid-Holland. We zouden dan namelijk een heel vreemde discussie krijgen. We hebben er vorig jaar voor gekozen om niet het Nederlandse belastingstelsel een-op-een te transplanteren naar de drie BES-eilanden, omdat dit gepaard zou gaan met veel te veel perceptiekosten. Het zou de economie van de eilanden niet helpen, en vandaar dat er een apart systeem is opgezet. Dat systeem moet wel zo veel mogelijk hetzelfde zijn voor de drie eilanden. Voor een eiland met een paar duizend inwoners kunnen wij geen geheel nieuw systeem opzetten dat door roulerende belastingambtenaren moet worden uitgevoerd. Het is dus erg lastig om in grote mate rekening te houden met de verschillen tussen de eilanden. Voor een deel doen we het overigens wel. De algemene bestedingsbelasting voor Bonaire is hoger dan die voor Saba en Statia. Als het simpel is in de uitvoering – dan praat ik niet over grondslagen maar over simpel toe te passen tarieven – zal ik bekijken of er een onderscheid moet en kan worden gemaakt. Ik hecht er wel aan te zeggen dat Saba en Statia heel dicht bij elkaar liggen. Het zijn buureilanden die in dezelfde economische regio liggen. Nu zijn ze vooral gelinkt aan Sint-Maarten, maar men zoekt op deze eilanden ook naar alternatieve handelsstromen en naar handelsconnecties met andere eilanden in de buurt of misschien zelfs rechtstreeks met de Verenigde Staten. Deze beide eilanden liggen dicht bij elkaar en ik wil ze dus bij elkaar houden. Bonaire ligt 800 of 1 000 kilometer verderop, in een andere regio. Kortom: ik heb er dus wel oog voor, maar ik zal de balans moeten zoeken tussen enerzijds het oog houden voor de verschillen en anderzijds wat we uitvoeringstechnisch aan verschillen aankunnen.

Tegen de heer Van Vliet zeg ik dat de Belastingdienst Caraïbisch Nederland een onderdeel is van de Belastingdienst, die één directeur-generaal kent en waar één staatssecretaris verantwoordelijk voor is. De belastingregio's hebben weliswaar allemaal hun eigen directeuren – dat geldt ook voor de Belastingdienst Caraïbisch Nederland – maar samen vormen ze één Belastingdienst, waar ook de Douane deel van uitmaakt. Gezien de belastingen die worden opgehaald in Caraïbisch Nederland is de Belastingdienst Caraïbisch Nederland relatief een stuk duurder dan die in Europees Nederland. Daar zal de Kamer begrip voor hebben, maar het betekent ook dat ik niet de mogelijkheid heb om allerlei toeters en bellen aan het systeem te hangen. Dat zou immers tot een nog duurdere uitvoering leiden. Hierbij sluit de vraag van de heer Van Vliet naar de kosten aan. De geraamde kosten van de Belastingdienst Caraïbisch Nederland zijn 8,2 mln., waarvan 2 mln. is uitgetrokken om de zaak in de eerste jaren goed op poten te zetten; in de aanloop kost het dus meer. De verwachting is dat het structureel 6,4 mln. gaat kosten. Het gaat hierbij overigens om euro's. De kosten maken we in euro's en we halen dollars op.

Of er verder nog sprake is van technische bijstand vanuit andere belastingregio's of vanuit Den Haag, houd ik niet bij. Ik houd immers ook niet bij of iemand vanuit Limburg in Friesland moet meehelpen.

De voorzitter: Denkt u dat het, met het oog op de tijd, lukt om binnen afzienbare tijd door de resterende vragen heen te komen?

Staatssecretaris Weekers: Ik kijk het even door. Ik ga nog in op een paar laatste vragen van mevrouw Ortega-Martijn. Zij heeft gevraagd naar de reizigersvrijstelling. Die heb ik opgetrokken tot $500, wat een forse vermeerdering is. Als men iets invoert wat $600 kost, moet men over de volledige $600 belasting betalen. Zelfs als het $501 is, moet men over het hele bedrag belasting betalen. Zo werk het systeem van de reizigersvrijstelling, en in Europees Nederland en de rest van de Europese Unie is dat niet anders. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen is ertoe besloten dat reizigers zijn vrijgesteld tot dit bedrag. Als de Kamer vindt dat dit bedrag omhoog of omlaag moet, moeten we daarover de discussie aangaan. Je kunt echter geen inbreuk maken op het systeem als zodanig.

Ook is gevraagd of je de vrijstelling niet ook kunt geven, ongeacht het meereizen. De heer Omtzigt heeft bovendien gevraagd of het mogelijk is om particuliere import vrij te stellen. Zelfs als het technisch zou kunnen, vind ik het niet wenselijk omdat je daarmee het midden- en kleinbedrijf op de eilanden de nek omdraait. Wat is namelijk particulier en wat niet? Je loopt dan het risico van parallelimport. Daarmee span je het paard achter de wagen. Veel zinvoller is het om ervoor te zorgen dat de belastingdruk op de eilanden redelijk blijft door cumulatie er zo veel mogelijk uit te halen. Daartoe heb ik voorstellen gedaan.

Verder moet je ervoor zorgen dat cumulaties worden weggenomen die het gevolg zijn van de import van spullen vanaf Sint-Maarten of Curaçao. Daartoe heb ik gesprekken gevoerd met mijn collega op Sint-Maarten en met de hoogste ambtenaar op Curaçao, omdat de collega aldaar mij niet heeft ontvangen. Men was bereid om hierover verder te praten. Ik heb dus een van mijn ambtenaren gevraagd om het bezoek te verlengen en terug te gaan naar Sint-Maarten om hierover besprekingen te voeren. Men gaf toen aan dat het inkomsten betrof die men graag in eigen zak wilde houden. Vervolgens werd het ook nog aan allerlei andere dossiers gekoppeld. De vraag is dus hoe ver we daarmee komen. In het internationale handelsverkeer geldt standaard als uitgangspunt dat in het land van bestemming belasting wordt geheven. Sint-Maarten en Curaçao hanteren in dat verband geen fair uitgangspunt. Deze eilanden willen er hun centjes aan verdienen, ook al zijn zij niet het land van eindbestemming maar het land van doorvoer. Ik blijf in gesprek hierover met de andere Koninkrijksdelen.

Op ambtelijk niveau is er op Curaçao wel gesproken over douane-entrepots; zulke gesprekken vinden ook op Sint-Maarten plaats. Ik heb echter ook de gelegenheid te baat genomen om op Aruba te vragen of het mogelijk is om bepaalde handelsstromen via Aruba te laten verlopen. Zowel collega De Meza als de minister-president van Aruba hebben aangegeven dat zij heel graag meewerken om handelsstromen via Aruba te laten verlopen en douane-entrepots in te richten, teneinde die dubbele belasting te vermijden. Ik hoop dat Curaçao dit signaal oppakt om ook snel met douane-entrepots te komen, omdat het anders misschien wel bepaalde handelsstromen aan zich voorbij ziet gaan. Datzelfde geldt voor Sint-Maarten. Ik heb vorige week nog gesproken met een van de bestuurders van Sint-Eustatius. Ook daar bekijkt men of het mogelijk is om handelsstromen te verleggen, zodat men niet afhankelijk is van twee tussenhandelaren op Sint-Maarten en men wellicht rechtreeks met de Verenigde Staten of met Anguilla of andere eilanden zaken kan doen.

De voorzitter: Dat lijkt mij als toelichting even voldoende. De heer Omtzigt gaat gebruikmaken van zijn interruptie.

De heer Omtzigt (CDA): Ik ben verbaasd. Zegt de staatssecretaris dat zijn collega op Curaçao geen tijd had om hem te ontvangen? Zou hij dat dan officieel willen meedelen? Ik vraag mij namelijk af waarom wij dan alle belastingverdragen voor Curaçao behandelen. Ik vind het echt te zot voor woorden dat er geen tijd zou zijn in een ander gedeelte van het Koninkrijk om elkaars minister te ontvangen. Als dat de manier is waarop wij samenwerken, moeten we hier heel duidelijk een streep trekken. Ik vraag dit met grote klem; mijn andere vragen stel ik in tweede termijn.

Staatssecretaris Weekers: Sint-Maarten was zeer bereid om mij te ontvangen. Ik heb dan ook gesproken met mijn college van Sint-Maarten. Mijn collega van Curaçao heb ik inderdaad niet gesproken en daar heb ik mij ook over verbaasd. Het is niet gebruikelijk dat een staatssecretaris vervolgens het gesprek aangaat met de hoogste ambtenaren. Ik heb gemeend dat er toch een bepaald probleem bestaat voor de bewoners van Bonaire. Daarom heb ik mij eroverheen gezet en ben ik gewoon het gesprek aangegaan met de hoogste ambtenaren, teneinde naar een oplossing te zoeken. Ik hoop dat Curaçao het signaal goed oppakt. Al deze eilanden vallen immers binnen het Koninkrijk; daarom zijn wij erbij gebaat om samen te bekijken hoe we de situatie voor de bewoners zo goed mogelijk kunnen maken.

De heer Omtzigt (CDA): De heer Braakhuis heeft er al op gewezen dat wij hier ons uiterste best doen om allerlei dingen voor Curaçao te regelen. Laat het volstrekt helder zijn, en ik zie al mijn collega's knikken: als Curaçao dat nog één keer weigert, kunnen ze het wel vergeten dat wij hier belastingverdragen behandelen. Het kan niet zo zijn dat een gedeelte van het Koninkrijk weigert om ministers te ontvangen. Dat ze het niet altijd met ons eens zijn, is prima. Op deze manier gaan we echter niet met elkaar om binnen de Europese Unie, en ook niet binnen ons Koninkrijk. Ik hoop dat de staatssecretaris deze boodschap namens het parlement wil overbrengen aan zijn collega. Mijn collega's stemmen ermee in dat u, staatssecretaris, dat per brief doet. Stuurt u dus maar een brief naar uw collega op Curaçao waarin staat dat dit de gevolgen zullen zijn van dit gedrag.

De voorzitter: Dank voor uw opmerking. Ik sluit mij daarbij aan, ook als voorzitter van de commissie. Het is een terecht punt.

Staatssecretaris Weekers: Laat volstrekt helder zijn dat ik eraan hecht – wat dat betreft ervaar ik de volle steun van de Kamer – om problemen op te lossen. Als daarvoor overleg nodig is met de regering van Curaçao, dan is dat van groot belang. Laten we echter geen twee dingen door elkaar halen. Als het gaat om een belastingregeling voor het Koninkrijk, betreft het een Koninkrijksaangelegenheid waarbij dit parlement een bredere verantwoordelijkheid heeft dan louter voor de positie van het land Nederland. Ik houd de Kamer voor om die rollen gescheiden te houden. Als het parlement in bilaterale aangelegenheden vindt dat er een signaal moet worden afgegeven aan Curaçao, zou het op de weg van de Kamer kunnen liggen om dat te doen. Ik weet niet of het helpt als ik daarover morgen een brief schrijf. Ik hoop dat wij de volgende keer gewoon het gesprek aan kunnen gaan. Mijn deur staat altijd open voor mijn collega van Curaçao. Ik hoop dat de volgende keer zijn deur ook voor mij open staat.

De voorzitter: Ik merk even op dat een overweldigende meerderheid van de commissie u verzoekt om een signaal af te geven per brief. Is de commissie het daarover eens?

De heer Koolmees (D66): Ik hoorde de staatssecretaris duidelijk een onderscheid maken tussen twee dingen, enerzijds het Koninkrijk in zijn geheel en anderzijds de «courtesy», beleefdheid, om ontvangen te worden om over dit soort problemen te spreken. Ik begrijp niet helemaal wat de staatssecretaris daar precies mee bedoelt. Voordat we allerlei grote woorden gebruiken, wil ik toch wel precies weten waar we om vragen. Het is heel duidelijk dat het signaal kan worden afgegeven namens de commissie of de staatssecretaris, om onze woordvoerders, minister en staatssecretaris te ontvangen om dit soort problemen op te lossen. Dat is prima, maar ik wil het wel even zeer precies weten.

De voorzitter: Het is een opvallende kwestie en dus maak ik even een rondje. Ik zie dat meer mensen een opmerking willen maken.

De heer Bashir (SP): Voordat wij een brief schrijven, wil ik eerst duidelijk weten hoe de minister de weigering om ontvangen te worden heeft gepercipieerd. Wat was de officiële reden van deze weigering?

De voorzitter: Is het een idee om de staatssecretaris te vragen om ons eerst te informeren over de perceptie en wat er precies is voorgevallen, en dat wij daar in een procedurevergadering eventueel op terugkomen?

De heer Braakhuis (GroenLinks): Het is toch evident dat hier sprake is van een weigering om de staatssecretaris te ontvangen. Ik heb daar geen boodschap aan. Laat het duidelijk zijn dat dit een «courtesy»-verhaal is. Ik geloof dat we er allemaal hetzelfde op reageren. Ik vind dat dus een onnodige vertraging.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik vind het echt te zot voor woorden. Het is wellicht goed dat de staatssecretaris precies op een rijtje zet wat er echt is gebeurd, voordat we allerlei dingen doen. Maar nogmaals: ik vind het te zot voor woorden, vooral omdat ik mij een Belastingregeling voor het Koninkrijk met allemaal mooie dingen erin kan herinneren. Het is goed als de staatssecretaris voor ons op een rijtje zet wat er precies is voorgevallen, maar wat mij betreft gaat er een brief uit namens de commissie.

De heer Bashir (SP): Ik denk dat de staatssecretaris hier heel kort kan aangeven wat er is gebeurd in plaats van dat we dit lange tijd laten hangen. We hoeven als commissie geen brief te ontvangen waarin staat wat precies de oorzaak is en wat er allemaal voorgevallen is.

De voorzitter: In tijdnood zitten we sowieso. Ik vraag de staatssecretaris om een korte reactie. Daarna kijken we verder.

Staatssecretaris Weekers: De gevoeligheid was er volgens mij in gelegen – dat heeft de collega later naar ik meen op de radio verteld – dat niet de Nederlandse minister van Financiën maar de staatssecretaris op bezoek kwam, terwijl hijzelf minister is. Dat was de officiële reden.

Waar het mij om gaat is dat wij verder komen ten behoeve van de bewoners en de ondernemers op de eilanden. Laten we het daarheen leiden dat we zo meteen verdere stappen kunnen zetten in plaats van dat we ons opwinden over iets waar ik mijzelf helemaal niet zo over opwind. Ik zou het vervelend vinden als wij dit probleem niet kunnen oplossen. Mag ik een concreet voorstel doen? Ik stuur een brief om met name in te gaan op de inhoud, op de handel, de douane-entrepots en de dubbele belastingen. Ook zal ik in de brief aangeven dat het de afgelopen zomer helaas niet tot een gesprek is gekomen tussen de politiek verantwoordelijken en dat er wel ambtelijke gesprekken zijn gevoerd, die redelijk constructief waren, maar dat uiteindelijk de politiek verantwoordelijken het probleem moeten oplossen. Zal ik daarop insteken en de collega uitnodigen voor een gesprek wanneer hij hier is dan wel aangeven dat ik daar met de collega ga spreken? Mocht dat positief worden opgepakt, dan verzoek ik om het daarbij te houden en op die route verder te gaan. Mocht dat niet positief worden opgepakt, kan ik mij voorstellen dat de Kamer en ikzelf hier een stevig punt van maken.

De heer Omtzigt (CDA): Ik kan leven met het voorstel. Als u ons binnen een maand of twee bericht dat dit gesprek heeft plaatsgevonden, kunnen wij daarmee akkoord gaan. De CDA-fractie heeft wel een ander punt. Ik schrik van het verhaal over de douane-entrepots. Dat gedeeltes van het Koninkrijk moeten dreigen om goederenstromen buiten het Koninkrijk om te laten lopen in plaats van dat ze elkaars economie helpen. De economieën van deze regio's zijn buitengewoon kwetsbaar. Ik verzoek u dan ook met klem om een miniconferentie met al deze landen te organiseren om te bekijken hoe we elkaar kunnen helpen. Dat is beter dan goederenstromen naar Venezuela of de Verenigde Staten te verleggen om elkaar op die wijze en via belastingheffing dwars te zitten. Daar schieten we met zijn allen geen mallemoer mee op. Bent u bereid om zo'n minigesprek, miniconferentie of weet ik wat te organiseren om de zaak vlot te trekken? Anders wordt het een heel raar verhaal.

Staatssecretaris Weekers: Ik voeg hieraan toe dat de zaak nog wat gecompliceerder wordt, omdat ook private partijen hierbij betrokken zijn. In de doorvoer via Sint-Maarten spelen twee private partijen een rol. Het is in elk geval aangelegen, zowel voor de Kamer als voor mijzelf, om dit goed op te pakken. Wij bekijken even wat de meest geëigende vorm is om snelheid in dit dossier te krijgen. Ik denk dat het goed is om de Kamer vlak voor de behandeling van het Belastingplan de actuele stand van zaken mee te geven; dan kunnen we er verder over praten. Er gaat een brief uit.

De voorzitter: Ik heb een punt van orde. Ik kijk op de klok en zie dat we nog maar weinig tijd overhouden. Ik hoor van meerdere commissieleden dat ze om twaalf uur weg moeten. Ook moeten we dan deze zaal ontruimen. Ofwel we gaan nu in recordtempo de resterende vragen beantwoorden en bekijken of er heel dringend een halve minuut in tweede termijn nodig is; ofwel we besluiten in een procedurevergadering tot een vervolg-AO. Dat geef ik in overweging. Als dat laatste niet het geval is, moeten we nu echt doorgaan met de beantwoording van de vragen. Ik zeg dus met klem tegen de staatssecretaris dat de klok doortikt.

Staatssecretaris Weekers: Ik zal proberen de vragen enigszins staccato af te werken.

Ook zijn er vragen gesteld over het toptarief. Zou het aangrijpingspunt van het toptarief niet moeten worden verlaagd? Bij de quick wins heb ik dat als een van de voorstellen meegenomen, omdat ik een evenwichtig pakket van lastenverlichting wil op die onderdelen die als oneerlijk worden ervaren. Als ik dat budgettair niet rond weet te breien, zal ik elders de lasten moeten verzwaren. Omdat de belastingopbrengsten fors mee lijken te vallen, hebben de eilanden een beroep op mij gedaan om die lastenverzwarende maatregelen niet door te voeren. Die heb ik dan ook achterwege gelaten. Vorig jaar heeft de Kamer gedebatteerd over de vraag waar dat aangrijpingspunt moet liggen. Ik herinner mij een amendement van mevrouw Neppérus, waarin wordt gesteld dat een vlaktaks niet eerlijk is maar een «tweetaks» wel. Als de Kamer het aangrijpingspunt ergens anders wil leggen dan bij de huidige $250 000, moeten we daarover met elkaar discussie voeren in het kader van de behandeling van het Belastingplan en de overige fiscale maatregelen. Je kunt een lastenverzwaring sowieso nooit tussentijds invoeren. Met lastenverlichting kan dat wel. Per 1 oktober gaan alle lastenverlichtende maatregelen in. Eventuele lastenverzwaringen kunnen pas per 1 januari worden ingevoerd.

Ook zijn er enkele vragen gesteld over de autobelasting. Daarvoor verwijs ik naar de brief, want ik weet niet zeker of de heer Omtzigt scherp voor ogen staat wat nu is geregeld en wat er in de toekomst verandert. Nu is het een heel simpel systeem waarbij je 25% over de auto betaalt, tenzij het een schone en zuinige auto is. Dat zijn dezelfde auto's die ook in Nederland zijn vrijgesteld. Daarmee zit er een groen element in de autobelastingen. Aan dat groene element torn ik niet met de aanvullende voorstellen. Sterker nog, ik voeg er met de aanvullende voorstellen een extra groen element aan toe. Over nieuwe auto's die worden ingevoerd tot $20 000 wordt een verlaagd laag tarief van 10% geheven. Dat zijn overwegend de kleine en schone auto's. Ik zeg «nieuw», want als je het voor alle auto's tot $20 000 doet, krijg je ook de heel oude Hummers binnen en daar voel ik niet voor.

Voor de eilanden moet ik een systeem hebben dat goed is uit te voeren door de Belastingdienst. Het gaat om een heel andere economische regio. Men werkt daar niet met de Europese CO2-normen, waarop de Nederlandse autobelastingen zijn gebaseerd. Het Nederlandse systeem kan ik daar dus niet invoeren. In het kader van de quick wins ben ik echter met een staffel gekomen waarbij ik per saldo geen lastenverlichting geef in het kader van het hele autodossier, maar waarbij ik goedkopere en zuinigere auto's goedkoper maak voor de belasting en de dure auto's die meer dan $30 000 kosten zwaarder belast. Het wordt dus groener en er wordt genivelleerd. Dat had de Kamer op voorhand toch niet gedacht van deze staatssecretaris.

Ik denk dat ik genoeg heb gezegd over het interdepartementaal beleidsonderzoek. De elementen koopkracht, economische kracht en dollarisatie zullen daarin allemaal aan de orde komen.

Mevrouw Neppérus heeft een vraag gesteld over de belastingheffing bij de AOW en daarbij een voorbeeld genoemd. Stel, een Nederlander woont in Caraïbisch Nederland en ontvangt Nederlandse AOW. Op basis van welk fiscaal stelsel mag er dan geheven worden? Het stelsel van Europees Nederland of dat van Caraïbisch Nederland? Deze AOW-inkomsten worden belast op basis van het fiscale stelsel dat van toepassing is in Caraïbisch Nederland. Dat staat in artikel 2.9 van de Belastingregeling voor het land Nederland. Deze informatie zal ik in elk geval laten opnemen op de website.

Mevrouw Neppérus (VVD): Het blijkt dat mensen ook brieven ontvangen van de Belastingdienst aldaar. Kan de staatssecretaris toezeggen meer duidelijkheid te geven? Er lijken tegenstrijdige bepalingen te zijn.

Staatssecretaris Weekers: Dat zeg ik graag toe.

De heer Bashir heeft gesproken over het bedrijf NuStar. Ik ga niet in op de fiscale positie van individuele belastingplichtigen. Artikel 67 AWR verhindert mij dat terecht. Ik kan wel zeggen dat NuStar straks in de vastgoedbelasting wordt betrokken. Opbrengsten die dan worden uitgedeeld, zijn onderhevig aan de opbrengstbelasting. Daar valt uiteindelijk dus niet aan te ontkomen. NuStar gaat straks niet de helft van het eiland inpikken. De heer Bashir zou eens moeten kijken waar NuStar nu zit. Er zijn uitbreidingsplannen. Het eilandsbestuur van Statia is uitermate positief over het feit dat NuStar gaat uitbreiden, omdat het bedrijf ongelofelijk belangrijk is voor de economie van het eiland. Er zal het een en ander aan de haven moeten worden veranderd; NuStar investeert daar fors in. Als je de haven van NuStar mede zou kunnen laten gebruiken voor containerschepen dan is het voor zowel Saba als Statia nog eens extra aantrekkelijk om daar nieuwe economische activiteiten te ontwikkelen. We moeten dus geen eenzijdig en negatief beeld van NuStar creëren, maar juist kijken naar de positieve elementen van de investeringen en naar de evenwichtigere benadering in het nieuwe fiscaal stelsel.

Ook zijn er vragen gesteld over de voorlopige teruggaaf. Dat is een technisch majeure aanpassing. Het is wel mogelijk, maar het gaat waarschijnlijk om een heel kleine populatie. Je maakt dus heel veel kosten voor een heel kleine groep. Het alternatief is de beschikking voor de loonbelasting, waardoor minder loonbelasting wordt ingehouden. Daar zullen we nog eens verder naar kijken. Dan kunnen we er bij de behandeling van het Belastingplan of bij het onderzoek op terugkomen.

Mevrouw Neppérus heeft gezegd dat mensen met een AOW die op de BES-eilanden wonen, met twee belastingdiensten te maken kunnen hebben. Die vraag heb ik eigenlijk al beantwoord. Als mensen dus niet op de BES-eilanden wonen maar bijvoorbeeld op Curaçao, hebben ze wel met Heerlen te maken.

Mevrouw Neppérus (VVD): Het voorbeeld komt van Bonaire, waarbij men met twee belastingdiensten heeft te maken en men zowel post krijgt vanuit Bonaire als vanuit Heerlen. De staatssecretaris heeft toegezegd om dat uit te zoeken.

De voorzitter: Dat was al toegezegd en dus kunnen we door.

Staatssecretaris Weekers: De heer Braakhuis heeft vragen gesteld over belastingvermijding via de BES-eilanden. Belastingvermijding is juist niet mogelijk, omdat de BES-eilanden de zogenaamde vestigingsfictie kennen. De BES-belastingwetgeving beoogt reële investeringen op de eilanden te faciliteren. Daarom is er ook geen winstbelasting maar een vastgoedtaks. Als er geen sprake is van een reële investering aldaar maar van een constructie, is niet meer de BES-belastingwetgeving van toepassing maar de belastingwetgeving van Europees Nederland. Als het constructies betreft die hier niet zijn toegestaan en die bestreden moeten worden, zal dit worden aangepakt. Juist de drie BES-eilanden zijn echter niet in staat om dit soort constructies te faciliteren.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Betekent dat dus dat de dochter van een Nederlandse coöperatie of een ander soort rechtspersoon daar niet zomaar een vestiging kan openen, teneinde aan de winstbelasting te ontsnappen? Ik vraag expliciet naar de onmogelijkheid van transfer pricing.

Staatssecretaris Weekers: Als dat een dochter is zonder reële activiteiten, kan dat niet. Als het wel een dochter is met reële activiteiten, worden die reële activiteiten betrokken in de belastingen die voor de BES-eilanden gelden. Voor alle overige activiteiten geldt niet de BES-belastingwetgeving maar de Europees Nederlandse belastingwetgeving.

Ook is gevraagd of er al bedrijven zijn verhuisd naar de BES-eilanden vanwege de afwezigheid van winstbelasting. Ik verwacht van niet, maar nogmaals: het heeft geen zin voor bedrijven om zich daar te vestigen zonder «substance». Door de eilandsbesturen en de Kamers van Koophandel wordt natuurlijk getracht om investeerders naar de eilanden te trekken. Ik heb zojuist over NuStar gesproken; men wil op Statia ook een hotelketen naar zich toe trekken. Er wordt vooral bekeken of we investeerders kunnen trekken. Ik heb daar niet de laatste informatie over, maar dit is ook onderwerp van het genoemde onderzoek. Het is de bedoeling om de eilanden aantrekkelijker te maken voor reële economische activiteiten. Daar komen we dus op terug.

Als er signalen zijn dat zaken in de uitvoering niet goed lopen – mevrouw Ortega-Martijn heeft er zojuist een voorbeeld van gegeven – hoor ik dat graag, zodat we er iets mee kunnen doen. Volgens mij heb ik daarmee alle vragen beantwoord.

De voorzitter: Wij hebben nog twee, drie minuten. Voordat ik de toezeggingen van de staatssecretaris ga samenvatten, kijk ik nog even naar de commissie. De heer Groot heeft nog een onbeantwoorde vraag en de heer Koolmees heeft nog een klein vraagje.

De heer Groot (PvdA): Kunnen die begrote extra belastingontvangsten van $10 000 000 niet meteen in de vorm van verzachtingen worden teruggegeven? Desnoods kan er wellicht extra worden geheven als de belastinginkomsten blijken tegen te vallen. Waarom houdt de staatssecretaris die $4 000 000 à $5 000 000 in zijn zak?

Staatssecretaris Weekers: Wij houden niets in de zak. Tegelijk zeg ik dat wij nu nog geen vastgoedbelasting binnenkrijgen. De opbrengsten daarvan liggen ook rond de $4 000 000. Ik geef nu $6 000 000 terug via de voorgestelde maatregelen. De vastgoedtaks komt nu niet binnen. Je zou dan zeggen dat het wordt gecompenseerd, maar ik zal eerst meer inzicht moeten hebben in wat er de rest van het jaar gaat gebeuren. Ook moet je naar de inflatie kijken. $50 000 000 aan opbrengsten was geprognosticeerd, maar als de inflatie 10% hoger is, zit je al op $55 000 000 reëel. Als je dan de facto $60 000 000 binnenhaalt, heb je eigenlijk maar $5 000 000 extra opbrengsten. Ik neem dit punt mee. Laten we de discussie verder voeren bij de behandeling van het Belastingplan. Dan hebben we meer inzicht in de vastgoedtaks. Dan hebben we misschien ook extra realisaties binnen waardoor we een getrouwer beeld hebben.

De heer Bashir (SP): De staatssecretaris is even ingegaan op het bedrijf NuStar. Dat bedrijf heette vroeger Valero. We kregen in 2006 een contract in handen waaruit bleek dat dit bedrijf vrijwel geen belasting hoeft te betalen voor lange tijd. Zegt de staatssecretaris nu dat NuStar hoe dan ook onder die opbrengstbelasting en vastgoedbelasting gaat vallen?

De voorzitter: Volgens mij was die vraag al beantwoord. Kan de staatssecretaris dat bevestigen?

Staatssecretaris Weekers: De vastgoedtaks en de opbrengstbelasting zijn nieuwe belastingen die straks gewoon geheven worden. Daarvoor zal eerst de grondslag moeten worden vastgesteld en de beschikkingen moeten nog de deur uit. Er is echter geen ontkomen aan.

De voorzitter: Het antwoord is dus ja. De heer Koolmees heeft nog een heel korte nabrander?

De heer Koolmees (D66): Een heel korte. Wij hebben een aantal schriftelijke vragen gesteld. Ik kan mij niet herinneren dat die beantwoord zijn. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris het onderzoek afwacht en dan de vragen kan beantwoorden. Ik vraag het toch even voor de volledigheid.

Staatssecretaris Weekers: Ik meen dat ik in de brief aan de Kamer heb aangegeven dat de vragen van de heer Koolmees dermate gedetailleerd zijn dat wij die nu nog niet kunnen beantwoorden. Voor zover we ze straks in het onderzoek mee kunnen nemen, zal ik de Kamer natuurlijk zo uitgebreid mogelijk bedienen. Ik hoop dat de heer Koolmees dat geduld kan opbrengen en dat hij er verder begrip voor heeft dat we niet alles kunnen beantwoorden.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor zijn bijdrage.

Ik vat de toezeggingen die gedaan zijn in dit debat, als volgt samen:

  • Ten aanzien van Curaçao zal de Kamer een brief ontvangen van de staatssecretaris over de inhoud, met een verwijzing naar het bezoek van afgelopen zomer plus een uitnodiging voor een nader gesprek. Binnen twee maanden wordt dit naar de Kamer teruggekoppeld.

  • de staatssecretaris stuurt de Kamer vlak voor de behandeling van het Belastingplan een brief over de stand van zaken met betrekking tot de douane-entrepots.

  • De staatssecretaris zal ons berichten over onderzoek naar een alternatief voor de voorlopige teruggaaf aldaar.

Als het goed is, heb ik hiermee alle concrete toezeggingen samengevat. Ik dank de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering.