Kamerstuk 32852-56

Verslag van een algemeen overleg

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Gepubliceerd: 18 april 2018
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32852-56.html
ID: 32852-56

Nr. 56 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 april 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 15 maart 2018 overleg gevoerd met mevrouw Van Veldhoven, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van het lid Cegerek d.d. 16 februari 2017 ter aanbieding van het eindverslag rapporteur EU-pakket Circulaire Economie;

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 22 maart 2017 met een reactie op het verzoek commissie over handhaving van ILT bij producenten en importeurs van elektronica (Kamerstuk 30 872, nr. 210);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 17 mei 2017 inzake duurzaamheidsverslag van het Ministerie van I en M (Kamerstuk 30 196, nr. 545);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 23 mei 2017 over de uitvoering «petitiemotie» Plastic Soup Surfer (Kamerstuk 28 694, nr. 134);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 6 juli 2017 over de stand van zaken uitvoering Grondstoffenakkoord (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 48);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 6 juli 2017 over de laatste ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) (Kamerstuk 26 485, nr. 249);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 4 juli 2017 met een reactie op de consultatie van de Europese Commissie over het grensvlak tussen de wetgevingskaders voor stoffen, producten en afval (Kamerstuk 22 112, nr. 2366);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 31 augustus 2017 over het onderzoek statiegeld kleine flesjes en blikjes (Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 211);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 25 september 2017 over de voortgang van de inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparaten en de evaluatie van het Monitoringsberaad WEEE (Waste Electric and Electronic Equipment) (Kamerstuk 30 872, nr. 212);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 19 oktober 2017 over de ketenaanpak medicijnresten uit water (Kamerstuk 27 625, nr. 408);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 17 oktober 2017 over de uitvoering motie van het lid Van Brenk over de inzet van waterschappen op circulaire economie (Kamerstuk 27 625, nr. 392) (Kamerstuk 33 043, nr. 73);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 11 oktober 2017 over de uitvoering van de motie van de leden Van Eijs en Van Veldhoven over alle gemeenten deel laten nemen aan de Benchmark Huishoudelijk Afval (Kamerstuk 34 725 XII, nr. 11) (Kamerstuk 30 872, nr. 213);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 24 oktober 2017 over het rapport van CE Delft over bioplastics en proces rond transitieagenda's circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 49);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 november 2017 over het derde Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP3) (Kamerstuk 30 872, nr. 215);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 november 2017 over de resultaten Pilot Schoon Belonen (Kamerstuk 30 872, nr. 216);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 december 2017 met een reactie op het verzoek commissie op bericht over aanbesteding kantoormeubilair Rijkswaterstaat (Kamerstuk 31 490, nr. 233);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 december 2017 met een reactie op het verzoek van het lid Moorlag, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 21 november 2017, over het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over fiscale vergroening (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 51);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 november 2017 inzake het afschrift brief van de initiatiefnemers van de pilot Schoon Belonen (Kamerstuk 30 872, nr. 217);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 december 2017 ter aanbieding van antwoorden op vragen commissie over de laatste ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) (Kamerstuk 26 485, nr. 254);

  • de brief van vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 januari 2018 inzake totstandkoming van de transitieagenda's uit het Grondstoffenakkoord (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 53);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2017 over de uitvoering van moties en toezeggingen binnen het programma Circulaire Economie (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 52);

  • het voorstel van de Europese Commissie d.d. 30 januari 2018 inzake Mededeling strategie over plastics COM (2018) 16;

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 februari 2018 met het fiche: Mededeling Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie (Kamerstuk 22 112, nr. 2492);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 februari 2018 met het fiche: Mededeling: Monitoringraamwerk voor de Circulaire Economie (Kamerstuk 22 112, nr. 2493);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 februari 2018 inzake fiche: Mededeling – Circulaire Economie: opties om te werken aan het snijvlak van chemicaliën-, product- en afvalwetgeving (Kamerstuk 22 112, nr. 2494);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 februari 2018 over het RIVM-rapport «Het effect van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen» (Kamerstuk 26 485, nr. 256);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 maart 2018 over naar een circulaire verpakkingsketen (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 135).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Israel

Voorzitter: Von Martels

Griffier: Koerselman

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Gijs van Dijk, Dik-Faber, Van Eijs, Kröger, Laçin, Von Martels, Agnes Mulder, Wassenberg en Ziengs,

en mevrouw Van Veldhoven, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 13.30 uur.

De voorzitter:

Dames en heren. Heel graag open ik het algemeen overleg Circulaire economie. Ik heet iedereen van harte welkom, de mensen op de tribune, de mensen die thuis meekijken en de mensen hier aan tafel: Staatssecretaris mevrouw Van Veldhoven en haar beleidsmedewerker, de mensen van de Griffie en natuurlijk de Kamerleden die vanmiddag een belangrijk onderwerp hebben te bespreken.

Er zijn wel wat spelregels. Iedere fractie heeft zeven minuten spreektijd. Er zijn twee interrupties mogelijk per Tweede Kamerlid. Ik zal even de Tweede Kamerleden aan u voorstellen: mijnheer Wassenberg van de Partij voor de Dieren, mevrouw Kröger van GroenLinks, meneer Van Dijk van de PvdA en mevrouw Van Brenk van 50PLUS, meneer Laçin van de SP, mevrouw Van Eijs van D66 en de heer Ziengs van de VVD. Ik verwacht eigenlijk dat mevrouw Mulder van het CDA nog aanschuift. Mijn naam is Maurits von Martels, ik ben vandaag de voorzitter.

Volgens mij is voor de opening alles gezegd. Ik geef als eerste mijnheer Wassenberg het woord, zoals gezegd met zeven minuten spreektijd voor hem en zijn partij.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ik begin met een citaat dat we vorige week in een flesje kregen van kinderen die zwerfafval hadden verzameld, met de wens van Tim W.: «Geen zwerfafval meer op aarde, dan kunnen dieren beter leven».

Daar sluit ik me helemaal bij aan. Zwerfafval is namelijk een steeds grotere bedreiging. Statiegeld is de enige echte manier om zwerfafval effectief te kunnen bestrijden. Dat staat vast. Statiegeld helpt, dat weten we, aldus de Staatssecretaris. Statiegeld op blikjes en kleine flesjes reduceert de aanwezigheid daarvan op straat en in de natuur met 70% tot 90% en om die reden is uitbreiding van statiegeld zeer gewenst. Meer dan 400 organisaties, waaronder 230 gemeenten, sloten zich aan bij de Statiegeldalliantie, met de vraag om statiegeld dit jaar nog uit te breiden. 23 hoogleraren hielden vorige week een warm pleidooi in de krant voor uitbreiding van statiegeld op blikjes en flesjes. En uit een steekproef van marktonderzoekbureau GfK bleek dat 80% van de Nederlanders voor statiegeld op blikjes en flesjes is.

Voorzitter. Het leek een uitgemaakte zaak toen in december afgelopen jaar ondubbelzinnig werd aangetoond dat de laatste strohalm van het bedrijfsleven, het laatste uitstelproject Schoon Belonen, onvoldoende succes had geboekt in de strijd tegen zwerfafval. Vol verwachting keken we daarom naar de brief van de Staatssecretaris over haar besluit omtrent statiegeld. Die brief kwam afgelopen zaterdag.

Maar tot onze verbazing wordt de uitbreiding van statiegeld opnieuw drie jaar uitgesteld. Opnieuw vraagt en krijgt het bedrijfsleven uitstel van de invoering van statiegeld.

Voorzitter. Dat gebeurt nu al achttien jaar! In het jaar 2000 stelde toenmalig Minister Pronk voor om statiegeld op kleine flesjes in te voeren als de hoeveelheid kleine flesjes in 2004 niet met twee derde zou zijn verminderd. Vanaf dat moment gaat de industrie meestribbelen, allerlei initiatieven bedenken die als doel hebben om uitstel te kopen. En dat uitstel komt er keer op keer, telkens opnieuw, en nu dus opnieuw.

Terwijl het bedrijfsleven juist in de aanpak van zwerfafval heeft laten zien dat zelfregulering kansloos is. Jarenlange beloftes zijn loze beloftes gebleven. Al in 2002 beloofde het bedrijfsleven flesjes en blikjes in het zwerfafval met 80% te verminderen in drie jaar. Dat is niet gelukt.

De voorzitter:

Mijnheer Wassenberg, er is een interruptie van mevrouw Mulder, die inderdaad is aangesloten. Mevrouw Mulder, gaat u gang.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik hoor de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren spreken over uitstel. Alleen, zoals ik de brief van de Staatssecretaris heb gelezen, gaat zij het allemaal zo snel mogelijk klaarmaken. Dat wil zij natuurlijk zorgvuldig doen. Vervolgens, als het bedrijfsleven binnen die tijd nog met een prachtig alternatief komt om het wel te halen, zonder statiegeld, dan staat zij daarvoor open. En is dat niet zo, dan wordt onmiddellijk statiegeld ingevoerd. Dus ik begrijp eigenlijk niet zo heel erg goed dit negatieve verhaal van de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan kijk ik even naar het verleden. Ik zei dat medio 2000 toenmalig Minister Pronk voorstelde om statiegeld in te voeren. Dat zou gebeuren in 2004, anders zou er wetgeving komen. Tenminste, het moest geregeld worden, anders zou er wetgeving komen. Dat werd uitgesteld. Keer op keer op keer wordt dit uitgesteld. Sterker nog, statiegeld staat al in het Verpakkingenbesluit. Alleen, dat artikel is niet actief. Dus het zou al lang moeten zijn ingevoerd maar elke keer wordt er uitstel gekocht en wordt er uitstel verkregen. Waar ik bang voor ben, is dat nu hetzelfde gebeurt. De Staatssecretaris zegt inderdaad: we gaan eind 2020 statiegeld invoeren, maar het bedrijfsleven krijgt een aantal jaren de kans om te laten zien dat het probleem wel kan worden opgelost. Dat is dus precies wat er al achttien jaar gebeurt, en het helpt niet. Want nog steeds zijn we even ver als achttien jaar geleden, misschien nog wel verder van huis, want het aantal blikjes en flesjes neemt toe. Bovendien – dat is waar de rest van mijn betoog ook over zal gaan – gaat de brief alleen over statiegeld op flesjes, terwijl het grootste probleem de blikjes zijn. Een schatting is dat er ongeveer 900 miljoen flesjes per jaar het vrije veld, de natuur in gaan.

De voorzitter:

Mijnheer Wassenberg, mag ik u wel verzoeken om kort en bondig uw antwoorden te formuleren? Dat geldt ook voor de vragenstellers. Kunt u uw betoog afronden? Mevrouw Mulder heeft waarschijnlijk nog een vervolgvraag.

De heer Wassenberg (PvdD):

Het probleem is ook dat het alleen maar gaat om flesjes. Ik zei: 900 miljoen flesjes elk jaar in de omgeving, in de natuur, in het water, en 1,8 miljard blikjes. Blikjes zijn helemaal buiten beschouwing gelaten, dus daar zou ook statiegeld op moeten komen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Volgens mij hebben we in deze Kamer met elkaar de Plastic Soup Surfermotie omarmd. Zoals ik de brief lees van de Staatssecretaris, voert zij die eigenlijk gewoon ruimhartig uit. Ze zegt nog één ding: stel nou dat het bedrijfsleven tussendoor de best mogelijke andere oplossing heeft, waardoor we dezelfde percentages gaan halen, zowel qua recycling als qua zwerfafvalvermindering. Dat is nog goedkoper ook, want je moet altijd met elkaar kijken naar de kosten, die linksom of rechtsom altijd bij de consument, bij u en mij dus, terechtkomen. Dan vind ik dat eigenlijk wel een mooie optie. Heel veel natuurorganisaties zijn best wel zuur geweest en hebben gezegd: het is echt onmogelijk om dat te halen. Als dat zo is, dan hebben we dus over twee jaar gewoon statiegeld. Dus ik snap eigenlijk de problemen niet zo. Ik ben heel erg blij dat deze stap is gezet. Ik vind dat echt een doorbraak. Vindt de heer Wassenberg dat dan niet?

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Mulder?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Vindt de heer Wassenberg het dan niet een doorbraak dat dat er nu eindelijk komt?

De voorzitter:

Meneer Wassenberg. Graag kort en puntig formuleren, want anders komen we echt niet op tijd klaar, hoewel het lijkt alsof 17.30 uur nog ver weg is. Gezien het aantal onderwerpen valt er veel te bespreken, dus het moet echt kordaat geformuleerd worden.

De heer Wassenberg (PvdD):

U kunt ook wat korter zijn, voorzitter.

Een reactie op mevrouw Mulder. Die Plastic Soup Surfermotie is al meer dan een jaar geleden, dertien maanden min een dag geleden, namelijk op 16 februari 2017 aangenomen. Toen is afgesproken dat het allemaal binnen drie jaar geregeld zou zijn. Dat zou dus nu over één jaar en elf maanden zijn, terwijl het hier alweer over een termijn van drie jaar gaat. Dus wordt er meer tijd gekocht. Bovendien gaat dit, zoals ik al zei, alleen maar over flesjes en niet over blikjes, terwijl blikjes eigenlijk altijd ook onderdeel van de discussie waren maar daar op een onverklaarbare manier uit zijn geraakt.

De voorzitter:

De heer Laçin maakt geen aanstalten voor een opmerking?

De heer Laçin (SP):

Ik kan alleen maar zeggen dat ik het betoog van de heer Wassenberg tot nu toe volledig ondersteun.

De voorzitter:

Tweeënhalve minuut van uw betoog zitten erop, meneer Wassenberg, gaat u verder.

De heer Wassenberg (PvdD):

Goed, voorzitter. Terwijl, en daar was ik ongeveer, het bedrijfsleven bij de aanpak van zwerfafval heeft laten zien dat zelfregulering kansloos is. Jarenlange beloften zijn loze beloften gebleven. Al die beloften om het aandeel flesjes en blikjes in het zwerfafval te reduceren zijn niet nagekomen.

De inzet van de Partij voor de Dieren is duidelijk. We willen geen uitstel, we willen uitbreiding van statiegeld. We hebben gezamenlijk, dus inderdaad met CDA, VVD, PvdA, GroenLinks, SP, 50PLUS en D66, een jaar geleden beloofd om binnen drie jaar de hoeveelheid zwervende plastic flesjes met 90% te verminderen. 90%, geen 70%. Dat was inderdaad op 16 februari vorig jaar. Dat betekent dat we minder dan twee jaar de tijd hebben en dat we al een jaar verspild hebben.

Met zo'n harde afspraak kunnen we het ons gewoon niet permitteren om opnieuw te vertrouwen op loze beloften. Er is nog niet één concreet voorstel van het bedrijfsleven, ze hebben nog niet één effectieve maatregel kunnen bedenken. Dan vraag ik me af waarom de Staatssecretaris toch van een doorbraak spreekt. Waarom zegt ze – ik citeer – «Je kunt zeggen dat ik de regie naar me toe heb getrokken»? Sorry, voorzitter, maar ik zie opnieuw een bewindspersoon die zich toch voor het karretje van de supermarkten laat spannen. We voeren dit debat in de commissie IenW en niet in de commissie Ahold.

Voorzitter. Naast uitstel ...

De voorzitter:

Meneer Wassenberg, er is een interruptie van mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik hoor de heer Wassenberg zeggen dat hij dit ziet als iets waarbij de Staatssecretaris niet de regie naar zich toe heeft getrokken, maar de Staatssecretaris zit nu vijf maanden op haar plek. Na die vijf maanden ligt er nu meer dan er in de afgelopen tien, vijftien jaar – of hoe lang de discussie dan ook precies loopt – heeft gelegen. Er ligt een overeenkomst met het bedrijfsleven dat er gewoon resultaten zullen zijn. Dat is dus juist iets waarvan ik zeg dat de Staatssecretaris daar de regie naar zich toe heeft getrokken. Er is meer bereikt dan voorheen. Bent u dat met mij eens?

De heer Wassenberg (PvdD):

In het Verpakkingenbesluit staat al sinds 2010 dacht ik de mogelijkheid om statiegeld in te voeren op alle verpakkingen. Alleen, dat artikel is nog niet van kracht geworden. Het enige wat de Staatssecretaris hoeft te doen – dat is volgens mij regie nemen – is dat artikel van kracht te laten worden. Nu is het toch weer opnieuw zeggen: we zullen dat allemaal wel doen, dat statiegeld, maar eerst krijgt het bedrijfsleven opnieuw na achttien jaar uitstel een aantal jaren uitstel om zelf met iets te komen. Ik ben gewoon doodsbang dat we dadelijk, over drie jaar, opnieuw zeggen: jongens, het is niet gelukt, laten we weer opnieuw beginnen, weer een paar jaar uitstel. Het gaat van uitstel naar uitstel naar uitstel naar uitstel. Daar zou een einde aan moeten komen. Dat vind ik regie.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik heb nog een vervolgvraag. U heeft het over angst voor uitstel. Als we kijken naar de historie, snap ik dat wel. Maar de Staatssecretaris heeft ook gewoon aangekondigd dat ze meteen met die wetgeving aan de slag gaat. U heeft het over een niet actief artikel, maar we weten ook allemaal dat als we dit zorgvuldig willen regelen – er is wel een raamoverkomst van kracht op dit moment – er gewoon tijd nodig is voor wetgeving. Dus bent u het niet met mij eens dat als de Staatssecretaris aangeeft dat ze meteen start met het zorgen voor die wetgeving, dat geen uitstel is?

De heer Wassenberg (PvdD):

Daar ben ik het niet mee eens, want die raamovereenkomst wordt niet uitgevoerd. Die is niet officieel geëvalueerd. De signalen die wij krijgen, zijn dat dat allemaal toch erg te wensen overlaat. Bovendien, je wordt toch een heel klein beetje cynisch als je ziet dat er jaar na jaar na jaar allemaal keurige ideeën zijn en gezegd wordt «we gaan het allemaal invoeren», en dan toch onder druk van het bedrijfsleven weer wordt afgezien van uitvoering. Dan zie ik eigenlijk opnieuw hetzelfde weer gebeuren. Ik hoop echt dat de Staatssecretaris zegt: in deze kabinetsperiode komt er nog statiegeld. Dat sluit ik niet uit, daar zal ik zo dadelijk het antwoord op afwachten, maar voorlopig zie ik eigenlijk dezelfde beweging als in de afgelopen achttien jaar: uitstel, uitstel en nog een keer uitstel. Het is toch moeilijk om daar niet cynisch van te worden.

Naast dat uitstel, dat mogelijk tot afstel leidt, zijn er meer punten waarop het milieu het verliest van de lobby van het bedrijfsleven. Zo is die afgesproken reductie van 90% bijgesteld naar 70% tot 90%.

Voorzitter, als ik dit heel even mag afmaken, ik weet wat dat betekent, u weet wat dat betekent. Als iets wordt teruggebracht van 90% naar 70%, wordt dat in de praktijk 70%. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook op welke gronden dat percentage is teruggebracht van 90% naar – dadelijk in de praktijk – 70%?

De voorzitter:

Dank u wel. De enige aan tafel die ik nog niet had voorgesteld is mevrouw Carla Dik-Faber. Fijn dat u ook in ons midden bent. U heeft een interruptie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil toch ook even interrumperen bij de Partij voor de Dieren, de heer Wassenberg. Ik hoor iedere keer: uitstel, uitstel, uitstel, en op een gegeven moment zelfs afstel. Mijn vraag aan de heer Wassenberg is waar hij dat leest in de brief. Waar leest hij het woord «uitstel», laat staan «afstel»? We gaan het doel halen met elkaar, 70% tot 90% reductie van zwerfafval wordt gehaald, linksom of rechtsom. Waar is dat uitstel? Dit is gewoon framing.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik lees dat niet in de brief, ik lees dat in de geschiedenis. In juli 2000 werd al gezegd: «Er wordt statiegeld ingevoerd, het bedrijfsleven krijgt tijd». In 2004 zou het worden ingevoerd maar werd het uitgesteld tot 2005. Uitstel, uitstel, uitstel, uitstel, uitstel, en dat zie ik nu dus weer gebeuren.

De voorzitter:

Meneer Wassenberg, uw antwoord leidt tot een vervolgvraag van mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Zeker, voorzitter, want wat de heer Wassenberg hier onder woorden brengt, kan hij gewoon niet onderbouwen. Dit zijn angsten van de Partij voor de Dieren op basis van informatie uit het verleden, waar nu een totaal andere situatie aan de orde is. Hier zit een Staatssecretaris, nog maar vijf maanden, die aan de slag is gegaan met dit dossier en die ervoor gaat zorgen dat wij 70% tot 90% zwerfafval gaan reduceren, linksom of rechtsom. Ofwel door de aanpak van het bedrijfsleven, en als dat niet lukt, dan staat gewoon wetgeving klaar. Daar gaan we de komende twee jaar aan werken, daar gaat deze Staatssecretaris wellicht al morgen mee aan de slag. Dus ik zou tegen de Partij voor de Dieren willen zeggen: omarm dat, volg deze Staatssecretaris en zeg: ik wil kritisch weten hoe het gaat met dat wetstraject. Als inderdaad blijkt dat het zwerfafval niet gereduceerd is, ga dan aan de slag met de ChristenUnie, met andere partijen hier in de Kamer en met de Staatssecretaris om die wetgeving in te voeren. Dat is het eerlijke verhaal.

De heer Wassenberg (PvdD):

De Staatssecretaris zit er nu inderdaad vijf maanden. Dat is nog niet zo lang, maar ik zie nu dezelfde beweging die je de afgelopen achttien jaar zag. Dat is druk vanuit het bedrijfsleven, meestribbelen zoals het wordt genoemd: zogenaamd meewerken, maar dat meewerken alleen maar gebruiken om te traineren, om tijd te rekken, om tijd te kopen. Ik hoop dat het in deze kabinetsperiode inderdaad tot de invoering van statiegeld komt. Tot nu toe zijn alle initiatieven, alle zelfregulering om het zwerfafval – blikjes en flesjes – te reduceren, mislukt. Ik merk ook op dat de blikjes zijn weggelaten uit de afspraken. Het gaat dus alleen nog maar om plastic flesjes, terwijl het grootste probleem, zowel in omvang als wat betreft verwondingen van dieren, veroorzaakt wordt door blikjes. Het gaat om 1,8 miljard blikjes en om 900 miljoen flesjes. Dat is krankzinnig veel. Je kunt die blikjes hier niet uit weglaten, maar daar zal ik dadelijk nog op terugkomen.

De voorzitter:

U heeft nog tweeënhalve minuut om uw betoog af te ronden. Dat gaat lukken, hoop ik.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, voorzitter. Ik vroeg al waar de blikjes zijn gebleven. Die veroorzaken heel veel dierenleed doordat landbouwdieren die blikjes eten met het voer, wat tot inwendige bloedingen en geperforeerde darmen kan leiden. Dat is niet prettig. De Staatssecretaris heeft zelf in Trouw gezegd, ik citeer: «De discussie loopt al tientallen jaren. Dat is eigenlijk ongelooflijk. Het is niet zo dat we iemand op de maan moeten zetten». Helaas is het nodig dat we met zijn allen weer een groot deel van dit AO overleggen over statiegeld. Dat zal niet de laatste keer zijn. In een andere context, namelijk die van giftige lozingen door giftige bedrijven, schreef de Staatssecretaris in haar brief van 8 maart, een paar dagen geleden, dat we veelal achteraf constateren dat we het vooraf beter hadden kunnen doen. Met andere woorden: vaak weten we van tevoren eigenlijk al dat we achteraf gaan concluderen dat we het niet goed hebben gedaan. Zo lees ik dat. Ik geef u op een briefje dat dit ook in het geval van zwerfafval kan gaan gelden.

Voorzitter. De evaluatie van de raamovereenkomst kwam zaterdag binnen, onder andere gericht op verduurzaming van verpakkingen en recyclingdoelstellingen. De Staatssecretaris merkt in de begeleidende brief op dat de circulaire economie in volle gang is, maar ik zie juist dat veel producten steeds ingewikkelder en minder circulair worden. De vorige keer, in het AO Milieuraad, hebben we het daarover gehad. Dat is toch zorgelijk. Uit omvangrijk en onafhankelijk evaluatieonderzoek blijkt, niet verrassend, dat zowel de raamovereenkomst als het Verpakkingenbesluit hebben gefaald. Afspraken gericht op afvalpreventie en hergebruik blijken onvoldoende werkbaar en onvoldoende bindend. Er zijn op grote schaal wanprestaties en er is amper handhaving. Dat zijn de conclusies in een notendop. De voorzitter van een branchevereniging uitte onlangs zijn zorgen dat betrokken partijen vooral bezig zijn met hoe ze zo min mogelijk kunnen betalen ofwel hoe ze zo veel mogelijk kunnen ontvangen.

Voorzitter. Ik vraag de Staatssecretaris om een fundamentele herziening van het verpakkingenbeleid, met echt bindende regels voor beperkt gebruik van verpakkingsmateriaal, echte kunststofrecycling tot plastics van goede kwaliteit en, heel belangrijk, statiegeld op zowel blikjes als flesjes.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu heel graag het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En ik geef het woord door aan mijn collega Van Dijk. Die mag eerst, omdat hij heel snel naar iets anders moet.

De voorzitter:

Inderdaad, daar was ik ook van op de hoogte. Hartelijk dank dat u meneer Van Dijk de mogelijkheid geeft om in ieder geval het eerste gedeelte van de vergadering aanwezig te kunnen zijn. Hij zal in een later stadium weer aansluiten, heb ik begrepen. Meneer Van Dijk van de PvdA, gaat u uw gang.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan mijn collega's om mij voor te laten gaan. Het is de luxe van kleine fracties dat je meerdere portefeuilles mag doen en op meerdere plekken tegelijk mag zijn. Zo zie ik dat. Dit is een belangrijk onderwerp, dus ik ben erbij en ik kom ook gewoon weer terug. Dit is mijn eerste inbreng.

Voorzitter. Circulaire economie is ongelooflijk belangrijk voor onze toekomst, voor de toekomst van Nederland maar ook van onze wereld. We zien dat al in de praktijk. Ik woon zelf op Texel en je ziet dat mensen op Texel voortdurend bezig zijn om het strand schoon te maken. Dat zie je meer in Nederland, dat de stranden worden schoongehouden door de mensen zelf, want het werkt als we er aandacht voor vragen en als we met elkaar ervoor zorgen dat we het afval netjes opruimen. Maar de helft van het afval op de stranden, eigenlijk iets meer dan de helft, komt niet van mensen. Het komt vanuit de zee, van schepen, en vanuit de industrie. Dat schetst maar weer het voorbeeld dat wij als mensen en als samenleving er klaar voor zijn om onze verantwoordelijkheid te nemen om afval te scheiden, om ons zwerfvuil op te ruimen, maar dat wij de industrie nu ook echt moeten gaan aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Uiteindelijk moet de vervuiler ook betalen en verantwoordelijkheid nemen.

Mijn tweede algemene opmerking is dat de Staatssecretaris – dat heeft ze in het verleden bewezen – absoluut een groene politicus is en ook de ambitie heeft dat in deze periode te laten zien. Alleen heb ik geen geld gezien als het gaat over circulaire economie. Ik heb geen budget gezien. Het lijkt me toch lastig als je Staatssecretaris bent met een enorme ambitie, maar geen geld om het bedrijfsleven te stimuleren. Dat kan natuurlijk met afspraken en wettelijke verplichtingen, maar geld helpt ook. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij ergens op de begroting wel geld heeft of dat er wellicht andere potjes zijn? Ik krijg daarover graag wat meer duidelijkheid.

Dan de statiegelddiscussie. Het is duidelijk: de motie is ondertekend, we willen het allemaal. De samenleving wil het, de Tweede Kamer wil het. De brief van de Staatssecretaris wekt echter wel enige verbazing bij mij en mijn fractie, want het is echt achterhaald om het bedrijfsleven twee jaar de tijd te geven om het zelf te organiseren. Het werd al gezegd: Minister Pronk stelde in 2005 het bedrijfsleven een vergelijkbaar ultimatum. Twee jaar later waren de doelstellingen bij lange na niet gehaald maar werd statiegeld toch niet ingevoerd, omdat de politieke wind toen weer was gedraaid. Als dit kabinet het groenste wil zijn, is het uitvoeren van een al overgenomen motie toch het minste. Waarom die vertraging? Ik ben wel benieuwd naar de achtergrond. Is het een politieke deal? Is het wellicht de VVD die zegt «hoho, laten we het bedrijfsleven nog even de ruimte geven»? Ik ken dat uit de coalitie; misschien moet je daar gewoon duidelijkheid over geven, ook hier in de Kamer. Of is het wellicht het bedrijfsleven met een stevige lobby vanuit de Malietoren? Ook daarover krijg ik graag meer duidelijkheid.

Voorzitter. Er staan verschillende onderwerpen op de agenda ...

De voorzitter:

Meneer Van Dijk, er is een interruptie van mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, ik heb even een vraag aan de heer Van Dijk. Hij heeft nu heel grote woorden over de stappen die dit kabinet gaat zetten, maar ik meen me te herinneren dat het vorige kabinet onder aanvoering van de Partij van de Arbeid-Staatssecretaris van plan was het statiegeld af te schaffen. Ik vraag me dus af waar deze grote woorden van de Partij van de Arbeid vandaan komen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Die zijn er, want Staatssecretaris Dijksma heeft met de breed aangenomen motie gezegd: wij gaan het zwerfaanval aanpakken. Ze heeft die motie overgenomen. Deze Staatssecretaris moet dat werk logischerwijs afmaken. Ze zit er nog maar vijf maanden, maar geeft vervolgens het bedrijfsleven alsnog de ruimte om het zelf te organiseren. We kennen de ervaringen uit het verleden. Ik geloof daar niet meer in. Mijn fractie gelooft daar niet meer in.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Inderdaad is de motie over de Plastic Soup Surfer door de Kamer aangenomen via Staatssecretaris Dijksma. Dat herinner ik mij, dat was nog niet al te lang geleden, maar ik ga nog ietsje verder terug in de tijd. Volgens mij was het in 2014 Staatssecretaris Mansveld, ook een Staatssecretaris namens de Partij van de Arbeid, die van plan was statiegeld af te schaffen, ook op de grote flessen. Dat was de situatie, meneer Van Dijk. Ik vind wel dat u eerlijk moet zijn door die te schetsen. Dat was de situatie. De Kamer heeft corrigerend opgetreden en heeft gezegd: nee, we willen het niet afschaffen, we willen het behouden. Sterker nog, waar het vorige kabinet statiegeld uiteindelijk door een corrigerende beweging van de Kamer heeft behouden, gaat dit kabinet aan de slag met een verdere aanpak van het zwerfafval en heeft de uitbreiding als statiegeld als optie daarvoor ...

De voorzitter:

En uw vraag is ...?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn vraag is: waarom zo hoog van de toren blazen als we kijken naar de recente geschiedenis?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik denk dat mevrouw Dik-Faber de Kamer veel te veel eer geeft, want het was de samenleving die de Kamer erop aansprak. Het was de Plastic Soup Surfer die zei dat het uit de hand liep. Hij gaf met indrukwekkende beelden aan wat er aan de hand is in de wereld. Dat heeft ons allen, de politieke partijen, weten te overtuigen dat wij echt iets moeten doen. Wij kunnen met elkaar een enorme evaluatie gaan doen van de afgelopen twintig jaar. De afgelopen jaren is er te weinig gedaan. Ja, daar zat de Partij van de Arbeid ook bij, maar de Partij van de Arbeid heeft zich ook mede laten overtuigen, niet door de Kamer, niet door andere partijen maar door mensen in de samenleving die opstonden en zeiden: het is klaar, het gaat hier hartstikke fout en daar moeten we wat aan doen. Vervolgens heeft Staatssecretaris Sharon Dijksma met de Kamer gezegd: dan gaan we dat doen. We gaan het dan ook verplichten, want we weten inmiddels dat het bedrijfsleven ... Dat kunnen we wel terugzien: als we het bedrijfsleven weer de ruimte geven, komt er uiteindelijk niets van. De vrijwilligheid is wat mij betreft echt klaar.

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber, u kwam iets later binnen. Ik heb van tevoren gezegd dat er twee interruptiemogelijkheden zijn. Die heeft u inmiddels gebruikt, dus van uw kant kunnen we geen interruptie meer verwachten. Meneer Van Dijk, gaat u rustig verder.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Dan kom ik bij de verantwoordelijkheid van producenten in de industrie. Producentenverantwoordelijkheid is essentieel om beweging in gang te zetten. Het is goed dat het aantal sectoren waarvoor producentenverantwoordelijkheid gaat gelden, toeneemt. Op dit moment bestaat producentenverantwoordelijkheid in Nederland vooral uit een afgesproken percentage in te zamelen producten. Dit doet weinig ten aanzien van een wenselijk milieurendement. Elke prikkel die bedrijven aanzet tot het produceren van hoogwaardige recyclebare verpakkingen is daarom welkom. Begrijp ik het goed dat de tariefdifferentiatie – bedrijven gaan meer betalen voor slecht te recyclen producten ten opzichte van goed te recyclen producten – in het afvalbeleid hieraan een bijdrage gaat leveren? Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat dit in werking treedt en effect gaat hebben? Hoe verhoudt zich dit tot de huidige producentenverantwoordelijkheid? Wordt die integraal opgenomen in de producentenverantwoordelijkheid?

Voorzitter. De overheid geeft het goede voorbeeld. Het is geweldig dat elf multinationals zich inzetten voor 100% recyclebare verpakkingen in 2025. Op zichzelf is dat ook bijzonder verstandig, gezien de wereldwijde grondstoffencrisis. Het probleem blijft de lage vraag naar gerecyclede producten. Wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen? Is zij het met ons eens dat de overheid als geen ander die vraag kan opstuwen en daarmee het goede voorbeeld kan geven? Een motie van mijn oud-collega Çegerek en de Staatssecretaris in haar vorige leven riep de overheid in 2015 op om over te gaan tot 10% circulaire inkoop. Hierop volgde een manifest. Kan de Staatssecretaris aangeven of er inmiddels daadwerkelijk 10% circulair wordt ingekocht of aanbesteed? De voortgangsbrief maatschappelijk verantwoord inkopen stemt niet direct gerust. Er wordt goed aangestuurd op klimaatdoelstellingen, met name CO2-reductie, maar op sociale internationale voorwaarden scoren de aanbestedingen slechts 0% tot 50%. Ik krijg graag een reactie ten aanzien van dit punt, alsook ten aanzien van de achterblijvende scores op de bredere voorwaarden voor verantwoord inkopen. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris voor de overheid en semipublieke organisaties om product-as-a-service een duwtje in de rug te geven?

Voorzitter. In verschillende sectoren en ketens worden afspraken gemaakt. Graag zoom ik vandaag in op twee specifieke ketens: die van de matrassen en die van het beton. Bij 70% vrijwillige medewerking vanuit de matrassenketen kan de producentenverantwoordelijkheid verplicht worden gesteld. Hoe schat de Staatssecretaris de kans dat dit percentage wordt gehaald? Is zij het ermee eens dat het dreigen met een verplichtende producentenverantwoordelijkheid, ook als de 70% niet vrijwillig wordt gehaald, kan helpen om de nu nog terughoudende bedrijven over de streep te trekken? Wat is haar alternatief als de 70% niet wordt gehaald en daarmee de producentenverantwoordelijkheid achterblijft? Is zij in gesprek met partijen als Ikea en Beter Bed? Ik krijg hierop graag een antwoord van de Staatssecretaris. In de betonketen is inmiddels een betonakkoord overeengekomen met als ambitie om de CO2-uitstoot met 49% te verminderen. Hoe staat het met de ondertekening van het betonakkoord? Staat de Staatssecretaris achter het akkoord? Kan zij uitleggen waarom het inmiddels vijf maanden duurt voordat de overheid tekent? Kan zij vandaag toezeggen dat voor 1 april ondertekening kan plaatsvinden?

Tot slot de bioplastics. De term biodegradable plastics werkt misleidend. Het suggereert biologisch afbreekbaar te zijn, maar dat is het niet. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat dit type plastic enkel te composteren is in speciale apparaten en dat het, waar het in zee zal belanden, net als gewoon plastic zal voortbestaan? Klopt het dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland het gebruik van bioplastics, waaronder biodegradable plastics, stevig promoot? Is de Staatssecretaris bereid dit met haar collega van Economische Zaken te bespreken en het stimuleren van biodegradable plastics te heroverwegen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk, mijn complimenten. U bent binnen de zeven minuten gebleven en u bent nog op tijd om om 14.00 uur op een andere afspraak te verschijnen. We hopen u hier in een later stadium weer aan te treffen.

Mevrouw Kröger, het woord is nu wel aan u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst van mijn kant het statiegeld. Laat ik positief beginnen: door de ongelooflijke inzet van een aantal mensen, individuen als de Plastic Soup Surfer, kinderen die ons flesjes brachten in de Kamer, milieuorganisaties en een paar partijen in de Kamer staat statiegeld weer hoog op de agenda. Waar het een aantal jaren geleden bijna werd afgeschaft, praten we nu over uitbreiding. Het is een milieumaatregel waar zo veel draagvlak voor is. Daarom is het voorstel dat hier voorligt misschien wel zo teleurstellend voor mijn partij. Als de aaibare en breed gedragen milieumaatregels al zo door de industrie kunnen worden afgezwakt, hoe moet het dan met al die onderwerpen die veel minder aandacht krijgen?

98 miljoen blikjes per jaar belanden in de natuur. Uit grootschalig praktijkonderzoek bleken er drie keer meer blikjes dan kleine flesjes in het zwerfafval te zitten. Waarom blijft blik nu buiten beschouwing? Hoe reageert de Staatssecretaris op de conclusie van CE Delft dat statiegeld op alleen flesjes een verschuiving zal betekenen naar blik? Dan zijn we dus eigenlijk verder van huis. Net als voorgaande sprekers ben ik teleurgesteld dat de Staatssecretaris na al die jaren en jaren van uitstel op het statiegelddossier nu toch niet echt een knoop durft door te hakken. In 2001 gaf toenmalig milieuminister Pronk de industrie al een laatste kans. Nu, in 2018, zeventien jaar later, krijgt de industrie weer een laatste kans. Er is geen enkele indicatie dat die doelstelling zal worden gehaald met de plannen die nu vanuit de industrie voorliggen. Er ligt geen concreet plan van aanpak. Het betekent in wezen gewoon jaren uitstel. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is wat de kortst mogelijke termijn is waarop statiegeld zou kunnen worden ingevoerd. Wij hebben begrepen dat de wet ...

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, er is een interruptie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zal ik dit blokje afmaken? Dat vindt de vragensteller vast prettig.

De voorzitter:

Als het twee zinnen behelst, is dat prima.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Wij hebben begrepen dat de wet helemaal niet hoeft te worden gewijzigd, maar slechts in werking hoeft te worden gesteld. Wij begrijpen natuurlijk dat er afspraken moeten worden gemaakt over systemen en kosten. Mijn vraag is om een eerlijk antwoord: hoe snel zou het kunnen als we het echt willen?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Mijn vraag ligt een beetje in lijn met de vragen die net werden gesteld. Waar leest u afstel? Zoals ik het lees, gaat de Staatssecretaris meteen hiermee aan de slag. Dat zou dus geen uitstel betekenen, maar gewoon het klaarmaken van wetgeving voor invoering.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Wij snappen eigenlijk niet waarom het klaarmaken van de wet drie jaar zou moeten duren. Het gaat over invoering rond deze tijd in 2021. Wij snappen niet waarom het zo lang moet duren. Ik vraag me dan ook af of het kabinet van plan is drie jaar te doen over de inwerkingtreding van alle wetgeving die het voorstelt. Volgens ons kan dat echt een stuk sneller. Wij horen graag van de Staatssecretaris wat het snelst mogelijke traject is. Laten we daar dan op gaan sturen met die ambitie, want dat vergt dit onderwerp wel.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Maar de woorden «uitstel» en «afstel» leest u dus niet in de brief zelf. Het is een vraag die u heeft.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Wat wij in de brief lezen is dat er geen knoop wordt doorgehakt, dat er geen definitief besluit is dat er statiegeld komt. Het definitieve besluit wordt eigenlijk uitgesteld, namelijk tot eind 2020, want dan wordt gemonitord of de industrie het zelf heeft kunnen oplossen. Er ligt dus geen definitief besluit. Wat ons betreft nemen we dat besluit vandaag of bij de eerstvolgende stemming en zeggen we als Kamer heel helder dat er sowieso statiegeld komt. Vervolgens vraag ik de Staatssecretaris wat het snelst mogelijke traject is waarmee we het kunnen invoeren. Laten we daar dan met z'n allen voor gaan, want volgens mij vraagt de samenleving daarom.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger, voor deze beantwoording. Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja. Dat was wat ik wilde zeggen over de snelheid van het traject.

Ten slotte is het wat ons betreft teleurstellend dat waar de motie over de Plastic Soup Surfer spreekt over 90% reductie van plastic flesjes in het zwerfafval, dit nu naar 70% tot 90% lijkt afgezwakt. Waarom is dit? Hoe zal dit worden gemeten? Wordt hierbij zowel stedelijk zwerfafval als zwerfafval op stranden, in water en in de natuur meegenomen? En hoe zit het met de dopjes van plastic flesjes? Dat is een van de meest voorkomende vormen van vervuiling op onze stranden. Gaat het om een target van 70% tot 90% plastic flesjes met dopjes? Hoe reageert de Staatssecretaris richting de vrijwillige zwerfafvalrapers die nu willen stoppen met hun activiteiten omdat ze de industrie niet willen helpen met het voorkómen van statiegeld? Wat zegt de Staatssecretaris tegen hen?

Dan de andere punten op onze overvolle agenda van vandaag. Ik zal maar kort tijd besteden aan LAP3 en de transitieagenda, omdat ik verwacht dat we op basis van de kabinetsreacties die we nog krijgen of die we gisteravond nog zeer laat hebben gekregen, op een ander moment een dieper debat zullen voeren. Eerder heeft mijn fractie haar zorgen geuit over LAP3, de afvalwetgeving, en de totstandkoming daarvan. Bedrijven die zijn veroordeeld voor milieucriminaliteit zouden hebben meegeschreven aan onze nieuwe afvalwetgeving, zo bleek uit de documentaire Beerput Nederland. Wij begrijpen dat er grote lastminutewijzigingen zijn geweest in het sectorplan kwik. Milieuregels zijn afgezwakt en zwaar vervuilde grond hoeft niet meer te worden gesaneerd als dat te duur blijkt te zijn. Klopt dit, vraag ik de Staatssecretaris. Van allerlei bedrijven die actief zijn in de circulaire economie horen wij dat LAP3, onze nieuwe afvalwetgeving, onvoldoende geschikt is als instrument om de circulaire economie verder te brengen. Nu de transitieagenda's er liggen, vragen we de Staatssecretaris om een analyse van waar LAP3 tekortschiet in het licht van de doelstellingen rond circulaire economie.

Een belangrijk issue in ons afvalbeleid is dat er op dit moment wordt gestuurd op percentage «gescheiden ingezameld» in plaats van op percentage «daadwerkelijk hoogwaardig gerecycled». Wat zijn de mogelijkheden om te sturen op percentage gerecycled materiaal en is het mogelijk om dat mee te nemen in onze criteria en ons beleid rond MVI?

Hoe gaan we om met gevaarlijke, persistente en hormoonverstorende stoffen? Wat GroenLinks betreft is dat een cruciale schakel in een circulaire economie. Als we afval weer gaan gebruiken als grondstof, moeten we bepaalde stoffen niet in ons afval en dus niet in onze producten willen. Een voorbeeld is bisfenol A, waarover we het vaker hebben gehad. Het beleid is nu gericht op het voorkomen van contact met deze hormoonverstorende stof, terwijl andere landen echt hebben gekozen voor een verbod. Graag zou ik een strategie zien voor een uitfasering van persistente en hormoonverstorende stoffen, zoals de Zweedse toxic-free strategy, als onderdeel van de kabinetsreactie op de transitieagenda's en in lijn met de aangenomen motie van mijn man ... van mijn hand hierover. Mijn man heeft hier niets mee te maken gelukkig! Welke stappen kan de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat persistente en hormoonverstorende stoffen worden uitgefaseerd uit de productieprocessen? Het stimuleren van innovatief onderzoek naar vervangers is hierbij wat ons betreft echt heel belangrijk. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris hiervoor, bijvoorbeeld om een kennisplatform in het leven te roepen dat bedrijven kan adviseren over alternatieven? Kan de lijst met potentieel zorgwekkende stoffen ook gaan gelden voor stoffen in producten in plaats van alleen voor emissies?

Dan de transitieagenda's. Er liggen vijf sterke agenda's en de grote vraag wat ons betreft is hoe die worden omgezet in concreet beleid. Er zitten veel mooie aanbevelingen in de transitieagenda's en ik kijk echt uit naar de reactie van het kabinet. De transitie naar een circulaire economie vergt aanpassing in wet- en regelgeving, het stimuleren van onderzoek en aanpassingen in de fiscaliteit. Ook is het van groot belang dat de transitie naar een circulaire economie hand in hand gaat met die andere grote transitie die we inzetten: de transitie naar klimaatneutraal. Allebei hebben ze dat magische einddoel van 2050.

De voorzitter:

Voor de goede orde: u heeft nog een halve minuut, mevrouw Kröger. Dat gaat u lukken, hoop ik.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat gaat me helemaal lukken.

Allebei hebben ze dat magische einddoel van 2050. Graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe we ervoor zorgen dat deze twee transities niet parallel, maar juist geïntegreerd plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris ook heldere tussendoelen en indicatoren formuleren waaraan het beleid kan worden getoetst? Ook op de korte termijn kan er van alles gebeuren, met name rond het in gang zetten van de concrete aanbevelingen uit de transitieagenda's. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of er een bescheiden procesbudget kan worden vrijgemaakt, zodat op korte termijn met de doelstellingen aan de slag kan worden gegaan.

Tot slot ...

De voorzitter:

Hoeveel regels is dat nog? Uw tijd zit er echt op.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Nog één regel. Voor de transitie naar de circulaire economie is draagvlak cruciaal. Daarom is het juist van zo'n groot belang om de maatregelen waar vanuit de samenleving, door boeren, vissers en bedrijven, zo veel roep om is, snel te nemen. Wat ons betreft is dat: statiegeld op blikjes en flesjes.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Kröger. Ik weet niet hoe uw man hier voortaan op zal reageren, maar hartelijk dank voor uw inbreng! Het woord is nu aan mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, voorzitter, waar het hart vol van is ...!

Voorzitter. Er is een steeds breder wordend maatschappelijk draagvlak voor statiegeld. We hebben dat van de week gezien. Ik heb mijn flesje niet meegenomen, maar heb het wel in goede harmonie ontvangen, net als de Staatssecretaris zelf. Dat is heel mooi. De Staatssecretaris komt met een optimistische brief, maar toen wij de inhoud goed op ons in lieten werken waren wij toch wat teleurgesteld. Wij willen dus graag een verduidelijking, want de Staatssecretaris gaat voor een recyclingdoelstelling waarvan het kennelijk niet zeker is of ze wordt gehaald. Ook wordt niet duidelijk hoe dit zal worden geregeld. Als die doelstelling niet wordt gerealiseerd, is er de achtervang van het statiegeldsysteem. Maar dat is pas in 2021 en dan zijn we al heel veel flesjes in het milieu verder. Waarom dan zo lang gewacht? En wat gaat de Staatssecretaris doen met de blikjes? Er wordt nu al gewaarschuwd dat de aluminiumflesjes straks in aantal zullen toenemen als blik niet wordt meegenomen. Waarom dus niet voortvarend doorgepakt? Dat hadden wij echt verwacht van deze Staatssecretaris.

Misschien kan ze ons straks overtuigen dat het zo wel gaat, want – ik zeg het toch maar even – we zijn nu met de verkiezingen bezig en er is ontzettend groot draagvlak bij alle kiezers van alle partijen, zelfs van VVD en CDA, voor statiegeld. Ze zijn ervan overtuigd dat dat goed is. Waarom duurt het dan zo lang? Is dat omdat het wetstraject zo lang in beslag moet nemen? Ligt de sector dwars voor een snellere invoering? Waarom dan dit vertrouwen in de sector, die ook zijn geld wil verdienen met de verkoop van flesjes, en niet meteen inzet op statiegeld? En waarom blijven de blikjes buiten schot? Als we naar het verleden kijken, kun je niet ontkennen dat er al heel vaak en heel lang is geprobeerd om afspraken te maken. Is het met de partijen die erbij betrokken zijn, niet een kwestie van «veel beloven, weinig geven doet de gek in vreugde leven»? Is dat geen groot risico? Ik krijg heel graag duidelijkheid van de Staatssecretaris.

50PLUS is zeer verheugd over de transitieagenda's. Nederland in 2050 volledig circulair: fantastisch! We kijken uit naar de kabinetsreactie, maar verwachten zeker een groot enthousiasme en grote ambitie, zeker gezien de achtergrond van deze Staatssecretaris. We hebben wel vragen. We vragen ons af of dit enthousiasme en die prioritering ook leven bij al die andere departementen waarover de Staatssecretaris niet gaat. Zou het dan toch niet slimmer zijn – het is een open vraag – om een projectorganisatie te hebben waar de Staatssecretaris, als groot voorvechter en trekker hiervan, de regie over heeft? Graag duidelijkheid hierover.

We zijn ook benieuwd hoe we omgaan met publiekscommunicatie. Net als bij de energietransitie zijn draagvlak en begrip bij het grote publiek van groot belang voor het slagen hiervan. Kan de Staatssecretaris aangeven waar zij de grootste knelpunten ziet?

Dan de green deal Grondstoffen. 50PLUS heeft bij het wetgevingsoverleg Water twee moties ingediend over de green deal Grondstoffen. Een ervan vroeg om het verlengen van de green deal, want die was immers in 2017 verlopen. Er werd aangegeven dat er eerst moest worden overlegd met alle betrokken partijen; hartstikke logisch. Daarom hebben we de motie ook aangehouden. We zouden graag horen hoe het er nu voorstaat. Kan de Staatssecretaris wat vertellen over de voorgang? Anders kunnen we de motie misschien in stemming brengen.

Op de agenda van vandaag staat een brief inzake de uitvoering van onze motie over het wegnemen van belemmeringen bij het terugwinnen van grondstoffen uit afvalwater. Dank daarvoor, maar wij hebben nog een aanvullende vraag. In het voorstel van de Unie van Waterschappen staat dat er een taskforce herijking afvalstoffen komt. Deze taskforce gaat alle knelpunten in wet- en regelgeving wegnemen. Dat is hartstikke belangrijk en heel erg nodig. Het is goed dat dit in kaart wordt gebracht, want het is heel belangrijk, maar de vraag is dan even wat dit betekent voor de Staatssecretaris. Gaat zij deze taskforce ondersteunen en zo ja, op welke wijze?

Dan het drinkwater en de ketenaanpak medicijnresten uit water. De vorige keer hebben wij gepleit voor het starten van pilots bij drinkwaterbronnen. Kan de Staatssecretaris misschien vertellen hoe het hiermee staat? Hoe actief is de Staatssecretaris in Europees verband, waar dit ook op de agenda staat? Weten we zeker dat de farmaceutische stoffen en andere microverontreinigingen die van belang zijn voor ons drinkwater, ook op de lijst van prioritaire stoffen staan?

Voorzitter. Bij de NS, meer specifiek bij de kiosken op al onze stations, loopt sinds 2016 een proef met het meenemen van je eigen koffiebeker. Je krijgt je koffie dan € 0,25 goedkoper. Dat lijkt ons een wereldidee, maar wij merken dat heel weinig mensen ervan weten. Dat is volgens mij van belang, gezien al die bekertjes die iedere dag worden weggegooid. De NS zegt pas in 2019 ruchtbaarheid hieraan te geven. Wij denken dat dat een gemiste kans is. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Is zij bereid om de NS over te halen dit iets sneller te doen? Is het misschien een kans om dit rijksbreed, bij de rijksoverheid, te doen? Als we alleen al naar onszelf kijken: hoeveel van die bekertjes gaan erdoor? Ik krijg hierop graag een reactie.

Voorzitter. Wij werden heel blij van ...

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, u hebt nog 20 seconden spreektijd.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Jeetje! Ik wil nog even wat zeggen over de plasticvrije supermarkt. Wij waren heel blij met dat initiatief. Wij vragen ons af of dat niet wat meer navolging kan krijgen. Kan de Staatssecretaris hier iets over zeggen en dit aanjagen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De plastic flesjes zijn inmiddels van tafel verdwenen. Die mochten blijkbaar geen blik waardig gekeurd worden; dat zijn de spelregels hier. Dat even voor de goede orde. Meneer Laçin, het woord is aan u.

De heer Laçin (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dat toont maar weer de bureaucratie in onze Kamer aan; onnodige bureaucratie, denk ik, maar goed. Het is een volle agenda. Ik zal mijn spreektijd gebruiken om het te hebben over uitbreiding van het statiegeldsysteem en voor een klein deel over Beerput Nederland.

Uitbreiding van het statiegeld is voor de SP al jaren een heel belangrijk onderwerp. Mijn voorgangers, onder wie Remi Poppe en Eric Smaling, hebben altijd gepleit voor uitbreiding. De eerste gemeente die zich aansloot bij de Statiegeldalliantie was de gemeente Weert. Dat gebeurde op initiatief van SP-raadslid Karin Duijsters. Haar motie werd aangenomen, waarna de gemeente zich aansloot. De afgelopen weken sloten steeds meer organisaties zich aan bij de alliantie. Inmiddels hebben ruim 500 organisaties, verenigingen, overheden, lokale overheden en bedrijven zich aangesloten. De VNG steunt het voorstel om het statiegeldsysteem uit te breiden. Ongeveer 200 gemeenten hebben zich aangesloten, wat gelijkstaat aan ongeveer 12 miljoen inwoners. Laat dat aantal even bezinken: 12 miljoen. Het toont het belang van dit onderwerp aan. Zwerfafval moeten we bestrijden. Het is slecht voor mens, milieu, natuur en dier.

Het is dan ook terecht dat we in ons parlement petities aangeboden krijgen om zo snel mogelijk actie te ondernemen tegen zwerfafval. In februari 2017 tekenden alle fracties de motie van de Plastic Soup Surfer, Merijn Tinga. Hij zit vandaag in het publiek. Ook deze Staatssecretaris tekende mee, toen nog als Kamerlid. Haar voorganger nam de motie met volle overtuiging over. Die motie was kraakhelder: 90% minder zwerfafval binnen drie jaar. Die 90% wil ik benadrukken richting de Staatssecretaris. Het was dus niet 70% tot 90%. Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor de tekst van de motie eigenhandig aan te passen en af te zwakken? Graag een reactie.

Vorige week dinsdag boden Linde, Mirte, Quinty, Tjerk en Ingmar namens hun schoolgenoten en stichting Go Clean 1.000 kleine flesjes en blikjes aan deze commissie aan. Mijn flesje is afgepakt, maar het boekje niet; dat heb ik nog steeds bij de hand hier. Nog mooier was hun boodschap. Mirte zei dat ze het niet normaal vindt dat er zo veel afval in de natuur ligt, dat ze een dierenliefhebber is en dat ze wil dat dierenleed voorkomen wordt. «Als dat kan veranderen met statiegeld, dan zeg ik: Go! Doe het, want we hebben geen tweede wereld.» Zo eindigde zij haar betoog. Iedereen ging lachend op de foto en de high fives vlogen over en weer. Ik had gehoopt dat ik de Staatssecretaris vandaag ook een high five had kunnen geven, maar haar brief stelt mij teleur. Die high five gaat er vandaag dus niet komen.

Voorzitter. Al bijna twintig jaar spreekt deze Kamer over het statiegeldsysteem. Het besluit van de Staatssecretaris getuigt van weinig daadkracht. Dat concludeert de SP omdat ook deze Staatssecretaris haar oren laat hangen naar de industrie. Wij hebben onze buik vol van intenties en beloften van de industrie. Die heeft haar kans gehad. Het heeft geen enkele zin om nog drie jaar te wachten. Waarom kiest de Staatssecretaris niet voor uitbreiding van statiegeld als enige optie? Zo weet ook de industrie waar zij aan toe is en kan zij zich voorbereiden op uitbreiding van het statiegeld in plaats van investeringen te doen die geen verschil maken. Het rapport van CE Delft van september 2017 toont aan dat uitbreiding van statiegeld ook enorme maatschappelijke opbrengsten heeft. Landen als Noorwegen en Duitsland zijn het bewijs dat het werkt. Als de Staatssecretaris blijft bij haar plan om de industrie een kans te geven om op een andere manier tot 90% vermindering te komen, willen wij weten hoe de industrie dit gaat doen en hoe dit gemonitord gaat worden. We kunnen niet een jaar wachten op de plannen van de industrie. Daarom willen wij dat er binnen drie maanden een plan van aanpak ligt, met concrete acties en doelen. Is de Staatssecretaris dat met de SP eens?

Tegelijkertijd moeten we concluderen dat het plan van de Staatssecretaris nu al onuitvoerbaar is. Er liggen nu namelijk geen sluitende tellingen van aantallen flesjes en blikjes. Belangrijke gebieden van Nederland worden bovendien helemaal nooit gemonitord. Er is geen nulmeting en er is geen nuljaar, maar die zullen we wel nodig hebben. Gaan we daar een jaar over discussiëren met z'n allen? En dan vier kwartalen meten? Dan is het straks eind 2019 en is er nog niks gebeurd. Of gaat de industrie vandaag al extra veel opruimen? Hoe meten we dan of die 70% tot 90% is gehaald? Ook zullen er tellingen moeten plaatsvinden in natuurgebieden, op bedrijventerreinen en langs rijkswegen, rivieren, kanalen en havens. Gaat de Staatssecretaris dat regelen? Hoe vindt uiteindelijk de monitoring plaats? Hoe vaak wordt de Kamer hierover ingelicht?

Voorzitter. Het afgelopen jaar heeft de discussie zich toegespitst op kleine flessen én blikjes. In haar brief van 10 maart spreekt de Staatssecretaris alleen over kleine flessen en lezen we nergens iets terug over statiegeld op blikjes. En dat terwijl er veel meer blikjes dan kleine flessen in het milieu terechtkomen. Door blikjes uit te sluiten, creëren we juist het risico dat er straks nog meer blikjes in ons milieu terechtkomen en zijn we nog verder van huis. Hoe kan dit? Wie verzint dit? Is de Staatssecretaris van plan om deze fout zo snel mogelijk te herstellen?

Voorzitter. De motie-Dik-Faber/Van Eijs, leden die hier links van mij zitten, riep op om tot een breed gedragen oplossing te komen met het bedrijfsleven, lokale overheden, milieuorganisaties en consumentenorganisaties. De reacties op het plan van de Staatssecretaris tonen aan dat dit geenszins het geval is. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen hoe vaak zij met het bedrijfsleven heeft gezeten en hoe vaak met bijvoorbeeld milieuorganisaties, want milieuorganisaties voelen zich door dit besluit niet serieus genomen.

Om dit punt af te sluiten: de SP kan helaas niet anders concluderen dan dat de Staatssecretaris niet doorpakt en met plannen komt die er vijftien jaar geleden ook al waren maar die keihard zijn gefaald. Zij zegt stellig, bijvoorbeeld bij EenVandaag, dat zij het probleem gaat oplossen en niet aan uitstel doet. Waarom dan niet keihard kiezen voor de uitbreiding van statiegeld op korte termijn, zonder andere alternatieven die niets gaan opleveren en geld gaan kosten? Na de vertoning in de Tweede Kamer van de film From source to sea, de film van de Plastic Soup Surfer, zei ik al dat voor ons de tijd van pilots, alternatieve routes en vrij baan voor de industrie voorbij is. Uitbreiding van het statiegeld is noodzakelijk en de enige oplossing. Dat moet er wat de SP betreft zo snel mogelijk komen.

Tot slot heb ik nog een punt over Beerput Nederland. In de brief van 14 maart en in antwoord op schriftelijke vragen van de heer Gijs van Dijk, die net weg is, zegt de Staatssecretaris dat het kabinet geen beleidslijn kent voor het omgaan met veroordeelde bestuurders en bedrijven bij consultaties voor beleid en wetgeving. Na overleg met haar collega van Justitie en Veiligheid noemt zij allerlei bezwaren op om geen actie te ondernemen tegen milieucriminelen die meedenken over toekomstige wetgeving. Onacceptabel voor de SP. Bestuurders en bedrijven die meerdere malen veroordeeld zijn, frauderen en ons milieu verpesten, horen niet aan tafel te zitten en mee te denken over toekomstige wetgeving. Wat gaat de Staatssecretaris doen om deze bedrijven in de toekomst alsnog uit te sluiten en geen plek te geven aan die tafels?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Laçin. U hebt uw tijd iets overschreden, maar niet dusdanig dat ik daar moeite mee heb. Mevrouw Van Eijs, aan u is het woord.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Voorzitter, dank u wel. Er staat enorm veel op de agenda, dus het gaat mij niet lukken om overal aandacht aan te geven. Ik hoop toch dat ik een aantal zaken recht kan doen. Laat ik maar meteen beginnen met het statiegeld op kleine plastic flesjes. Ik wil de Staatssecretaris complimenteren met haar doorbraak. Over dit onderwerp wordt al jaren en jaren gepraat. De Staatssecretaris zit nu vijf maanden in het zadel en heeft een doorbraak bereikt op dit dossier. De plasticsoep wordt aangepakt en het zwerfafval op straat zal verminderen. Daar ben ik als D66'er trots op.

Naast veel complimenten horen we ook andere geluiden, die illustratief zijn voor het wantrouwen dat er op dit dossier bestaat. Daarom is het wat D66 betreft belangrijk dat er nu helderheid is over de plannen; over de plannen nu, maar ook in het verloop van het dossier in de komende jaren. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we goed de vinger aan de pols houden? De Staatssecretaris noemt in haar brief een jaarlijkse monitoring, maar is dit wel voldoende als we over twee jaar een eindmeting doen? Hoe zorgen we ervoor dat over die eindmeting geen gesteggel ontstaat? Voor alle partijen moet klip-en-klaar zijn of die 70% tot 90% reductie van flesjes in het zwerfafval en het recyclingpercentage van 90% is gehaald. D66 wil zeker weten dat er geen ontsnappingsroute is en dat het resultaat ook daadwerkelijk gehaald gaat worden, welke van de twee sporen uiteindelijk ook naar dat doel zal leiden. Kan de Staatssecretaris mij toezeggen dat de wet naar de Kamer gaat en aangenomen is vóór het laatste meetmoment en dat niet pas dan de wet aangenomen moet worden?

D66 is blij met de aanpak van plastic flesjes, maar een ander deel van het zwerfafval dat tot ergernis leidt, is blik. Ondanks dat het een goede zaak is dat blik wel wordt meegenomen in de landelijke aanpak zwerfafval, zijn er ook zorgen of de plannen van de Staatssecretaris niet leiden tot een verschuiving van plastic flesjes naar blik. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe we dit kunnen voorkomen en hoe we blijven inzetten op het aanpakken van al het andere zwerfafval?

Voorzitter. Ik kom op de evaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik deel de zorgen van D66 over blik. Wij zijn verbaasd en verontrust dat blik niet gewoon in het voorstel zit. Zou mijn collega van D66 er niet ook groot voorstander van zijn om blik nu meteen mee te nemen in de besluiten over statiegeld?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Er wordt nu net gedaan alsof we het totale zwerfafval hebben aangepakt als we blik ook meenemen, maar dat is niet zo. Het is veel breder. Er is voor gekozen om in navolging van de Plastic Soup Surfermotie te focussen op plastic, want dat zorgt voor de plasticsoep en voor microplastics in het milieu. Ik denk dat dit een goede aanpak is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijn collega van D66 geeft zelf heel duidelijk aan dat het rapport van CE Delft en andere studies laten zien dat statiegeld op alleen flesjes ervoor zorgt dat het risico heel groot is dat er een verschuiving naar blik komt, dus dat we meer problemen met blik zullen krijgen. Ik krijg dus toch geen eenduidig antwoord op de vraag waarom we niet meteen in één keer flesjes en blik zouden aanpakken.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Zoals ik aangaf heeft de Staatssecretaris heel goed heronderhandeld en heeft zij de motie die er lag over plastic uitgevoerd. Dan doel ik op de Plastic Soup Surfermotie die zo breed door de Kamer onthaald is en met gejuich is aangenomen. Die wordt nu gewoon netjes uitgevoerd. Dus daar ligt de prioriteit.

De voorzitter:

De heer Wassenberg heeft ook een vraag.

De heer Wassenberg (PvdD):

Mevrouw Van Eijs zegt in het begin van haar betoog dat ze blij is dat het zwerfafval op straat zal verminderen. Ze heeft het ook over blikjes. Ze zegt dat minder plastic niet mag leiden tot meer blik. Maar als je nu gaat kijken naar de verhouding tussen plastic en blik, dan blijkt uit onderzoek van CE Delft dat het gaat om 1,8 miljard blikjes per jaar en 900 miljoen flesjes. Dat is twee keer zo veel blik. Dus ook al gaat het niet verschuiven, het blikprobleem – laat ik het zo maar even noemen – is ongelooflijk groot, nog groter dan het plasticprobleem. Waarom wil D66 dat niet meteen aanpakken, behalve voorkomen dat het verschuift? Waarom pakt D66 niet ook meteen blik aan met statiegeld?

Mevrouw Van Eijs (D66):

We hebben de Raamovereenkomst Verpakkingen; daar wilde ik net over gaan spreken. Daarin staan afspraken tot 2022. Eigenlijk heeft de Staatssecretaris deze overeenkomst opengebroken en is ze gaan heronderhandelen. Zij heeft daar een heel mooi resultaat uit gehaald, meer dan wat er lag. Daar zijn wij als D66 heel blij.

De heer Wassenberg (PvdD):

Daarmee is mijn vraag niet beantwoord. Blik blijft nu gewoon helemaal onbesproken als het gaat om mogelijk statiegeld. Bovendien is de reductie van de doelstelling voor plastic in het zwerfafval teruggebracht van 90% naar 70% tot 90%. In de praktijk kun je daarvoor dus 70% lezen. Is mevrouw Van Eijs wel gelukkig met de reductie van die doelstellingen?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Uit het rapport van CE Delft blijkt dat statiegeld op plastic flesjes zal leiden tot een reductie van 70% tot 90%. Ik vermoed dus dat het aantal daarvandaan komt. Het doel dat je van de industrie vraagt is eigenlijk 70% tot 90%. Dat is ook wat je met statiegeld zou kunnen bereiken, dus dat is het doel dat je jezelf stelt.

De voorzitter:

Uw inleiding heeft ook de interesse gewekt van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Zeker weten. Mevrouw Van Eijs begon haar betoog met woorden als «een doorbraak», «helderheid» en «vernieuwend». Wat ons betreft is dit plan een copy-paste van een plan dat er vijftien jaar geleden al lag en dat keihard heeft gefaald. Het is iets aangescherpt wellicht, maar het is totaal geen doorbraak en geeft ook geen helderheid.

Mijn vraag gaat over een ander punt. Mevrouw Van Eijs zegt dat de Plastic Soup Surfermotie goed wordt uitgevoerd op deze manier. In die motie staat heel duidelijk: 90% reductie van zwerfafval, dus plastic flessen én blikjes. Die 90% staat er heel duidelijk in. Nu heeft de Staatssecretaris het over 70% tot 90%. Wordt die motie daarmee volgens u goed uitgevoerd of is zij gewoon afgezwakt door de Staatssecretaris?

Mevrouw Van Eijs (D66):

De motie vroeg inderdaad om een reductie van 90% van plastic blikjes, pardon, plastic flesjes, want het ging om de Plastic Soup Surfer, de plasticsoep en de microplastics. Uit het onderzoek van CE Delft blijkt dat de invoering van statiegeld kan leiden tot een reductie van 70% tot 90%. Dat is een bandbreedte. We weten het niet precies, want heel veel is nog onbekend. Daarom vraag ik ook om helderheid in de monitoring. Ik denk dat het goed is om daar meer duidelijkheid over te krijgen en daar niet pas aan het einde om te soebatten. Uit het rapport van CE Delft blijkt dat je, ook als je nu statiegeld zou heffen, die 90% misschien niet haalt. Op basis van het rapport van CE Delft denk ik dus dat 70% tot 90% een duidelijke doelstelling is.

De heer Laçin (SP):

Ik heb het rapport van CE Delft ook gelezen, maar mevrouw Van Eijs heeft het in haar betoog over de uitvoering van de motie. In die motie staat gewoon 90%. Is mevrouw Van Eijs het met mij eens dat we de doelstelling van de Staatssecretaris niet op 70% tot 90% moeten laten, maar dat we samen moeten gaan voor 90% en dat zwart-op-wit moeten vastleggen?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik zou de Staatssecretaris graag realistische doelen zien stellen. Als het rapport van CE Delft aangeeft dat 70% tot 90% een realistisch doel is, lijkt me dat dat het doel is dat we moeten vaststellen. We moeten niet een soort papieren werkelijkheid creëren, maar gewoon een doel vaststellen dat we daadwerkelijk kunnen halen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs, u mag uw betoog vervolgen. U heeft daarvoor nog een kleine vijf minuten.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dat moet wel lukken, lijkt me.

Ik wil het graag hebben over de evaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen. De governancestructuur van het KIDV is herzien: het Rijk en de VNG, de gemeenten, zijn eruit gestapt. In het nieuwe instituut gaat het alleen nog maar over het verpakkende bedrijfsleven. Kleven hier geen nadelen aan? Blijft er voldoende objectieve kennis beschikbaar, ook bij de overheid?

Partijen bij de raamovereenkomst zetten naar aanleiding van de evaluatie niet in op nieuwe recycledoelstellingen. Wij vragen de Staatssecretaris waarom niet. De VNG heeft aangegeven haar ambitieniveau te willen verhogen. Wil het Rijk dat ook? Zo nee, waarom niet? Wat D66 betreft, zetten we daar wel op in.

Voorzitter. Ik ben blij te horen dat er in het extra budget voor klimaat 12 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld voor onder andere proeven met circulair inkopen door de overheid. De overheid koopt al deels circulair in, dus wij vragen ons af waar deze proeven precies op gericht zijn. Aan wat voor soort proeven moet ik hierbij denken? Kunt u toelichten waar deze 12 miljoen euro nog meer aan besteed wordt?

De rijksoverheid wil in 2020 minimaal 10% circulair inkopen, dankzij een motie van onder anderen de Staatssecretaris zelf, toen zij nog Kamerlid was. Dat is net al genoemd. Wat D66 betreft is dit echter een vrij lage ambitie. Is de Staatssecretaris dit met D66 eens? Is zij bereid om, eventueel in samenhang met de transitieagenda's, dit ambitieniveau aan te scherpen? Alleen als we als overheid een scherpe ambitie stellen, kunnen we de markt een impuls geven wat betreft het inkoopvolume.

In het interbestuurlijk programma zijn ook afspraken gemaakt over circulair inkopen en aanbesteden bij lokale overheden. Dat gebeurt nu nog te weinig, vaak omdat lokale overheden niet beschikken over voldoende kennis en capaciteit. Ziet u mogelijkheden om vanuit het IBP hiervoor geld in te zetten, aangezien circulair inkopen ook een van de doelstellingen uit het IBP is?

Voorzitter. D66 is blij te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met tariefdifferentiatie voor de afvalbeheerbijdrage. Wanneer verwacht zij hiervoor met een voorstel te komen?

Naast tariefdifferentiatie vindt D66 het interessant om te kijken naar uitbreiding van de producentenverantwoordelijkheid naar andere productgroepen, bijvoorbeeld wegwerpproducten, meubels en textiel. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar? Welke mogelijkheden ziet zij hiervoor?

Dan het landelijk afvalbeheerplan, ook wel LAP3 geheten; het werd net al genoemd. Het was in ieder geval een hele lap tekst. Het is de derde herziening van ons afvalbeleid. Ik heb daar een aantal concrete vragen over. Die zijn deels al door GroenLinks gesteld. Voor de consultatie stond in het ontwerp-LAP3 dat vervuilde kwikgrond eerst gezuiverd moest worden voordat die gestort kon worden. Na de consultatie is dit gewijzigd, waarbij het storten van met kwik vervuilde grond toch mogelijk wordt gemaakt, omdat de kosten voor een afvalproducerend bedrijf beperkt moeten worden. Kwik is echter een zeer zorgwekkende stof, die niet thuishoort in ons milieu, want hij kan mens en milieu schade toebrengen. Waarom is deze passage gewijzigd? Is de Staatssecretaris het met D66 eens dat de risico's van zeer zorgwekkende stoffen voor mens en milieu zo veel mogelijk voorkomen moeten worden? Is zij het daarom met D66 eens dat het argument van de kosten hier niet op zou moeten gaan? Is de Staatssecretaris bereid deze passage te wijzigen?

In het ontwerp-LAP3 mag de fijne fractie van houtstof niet meer verbrand, maar alleen gecomposteerd of vergist worden. Na inspraak is dit echter teruggetrokken omdat het oneerlijk zou zijn voor bepaalde bedrijven. Het is niet helemaal duidelijk of vergisten en composteren hoogwaardiger worden beoordeeld dan verbranden, terwijl dit in LAP3 wel zo was. Hoe zit dit nu precies? Gaat het hier om een gebrek aan ambitie of is er een valide reden voor deze keuze?

Het laatste punt, voorzitter. In LAP3 zijn een aantal strategische doelen voor de sector kunststoffen opgesteld. Uit onderzoek van Wageningen University blijkt dat maar 56% van de kunststofverpakkingen goed recyclebaar is en dat 28% helemaal niet recyclebaar is. De recycledoelstelling voor plastic verpakkingen in 2022 staat op 52%. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan? In LAP3 staat dat kunststof zo ontworpen moet worden, dat het hoogwaardig te recyclen is. Het maken van niet-recyclebare producten wordt ontmoedigd. Kan de Staatssecretaris concreet toelichten welke maatregelen zij neemt om het maken van niet-recyclebare producten te ontmoedigen?

Voorzitter. Het feit dat ik niet alle punten heb kunnen behandelen onderstreept hoe breed en uitgebreid de transitie naar een circulaire economie is: van het aanpakken van zwerfvuil, waarvoor de Staatssecretaris nu een mooi resultaat heeft behaald, tot de grote vraag hoe we ons afval zo goed mogelijk als grondstof inzetten.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Eijs. Mijn complimenten, dat was precies binnen de tijd. Het woord is aan de heer Ziengs van de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Het is toch bijzonder dat je een discussie kunt hebben over zwerfafval, die vervolgens helemaal ontaardt in een focus op statiegeld. Als we de cijfers bekijken, zien we dat het zwerfafval voor ongeveer 3% bestaat uit plastic flesjes en voor ongeveer 6% uit blikjes. Het overige is ander afval. Ik werd vorige week of twee weken geleden nog benaderd door de VVD-afdeling in Ommen. Zij hadden de statiegeldalliantie niet willen ondertekenen omdat zij vonden dat het gezond boerenverstand moest prevaleren. Zij hebben tweeënhalve kilometer berm opgeruimd en mij een lijstje opgestuurd van wat daarbij tevoorschijn kwam. Dat varieerde inderdaad van een aantal flesjes en blikjes tot kentekenplaten, tankdoppen, spuitbussen, condooms, plastic emmers, noem maar op. Het was in ieder geval heel erg breed. Dat staaft de cijfers die bij ons bekend zijn. De vraag is dan of je met statiegeld het probleem van het zwerfafval gaat oplossen.

Ik kom allereerst op de betrouwbare overheid. Daar heb ik nog geen enkele partij hier aan tafel over gehoord. Er is een raamovereenkomst met de branche gemaakt. Als je in die branche zit, mag je, denk ik, verwachten dat er sprake is van een betrouwbare overheid en dat de spelregels niet tussentijds veranderen. In dit geval vind ik het voorstel van de Staatssecretaris dan ook een keurig voorstel, want het doet recht aan de commotie die in de maatschappij is opgetreden over zwerfafval. Daarbij meld ik overigens wel altijd dat dat zwerfafval niet zomaar uit de lucht is komen vallen en dat de miljoenen mensen die nu zo voor het statiegeld zijn, daar misschien wel een andere rol in hadden kunnen vervullen. Maar ik zie dat er een interruptie is.

De voorzitter:

Dat heeft u goed gezien, meneer Ziengs. Die komt dit keer van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

De heer Ziengs zegt dat het wel meevalt met het zwerfafval, omdat het voor slechts 3% flesjes en voor slechts 6% blikjes zijn. Weet de heer Ziengs dat volgens die telling – er zijn natuurlijk ook heel andere tellingen – één sigarettenpeuk gelijkstaat aan één plastic flesje of blikje? Als je bij wijze van spreken 24 sigarettenpeuken op straat gooit en één blikje, bestaat slechts 4% van het afval uit blik en 96% uit iets anders, namelijk die sigarettenpeuken, die niet in de natuur en niet op straat horen, maar natuurlijk wel veel minder schadelijk zijn dan flesjes of blikjes.

De heer Ziengs (VVD):

Allereerst maak ik bezwaar tegen de uitspraak dat ik gezegd zou hebben dat het wel meevalt met het zwerfafval. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het percentage flesjes en blikjes in relatie tot de totale hoeveelheid zwerfafval een discussie op een andere manier wel zou rechtvaardigen. Als het gaat om de hoeveelheid: ja, dat is correct. Ik weet dat er een telmethode is vastgesteld, maar volgens mij zijn we er ook allemaal mee akkoord gegaan dat die telmethode gehanteerd zou worden. Ik gaf net het voorbeeld van een grote plastic emmer die gevonden was in de natuur. Die telt ook gewoon voor een. Als je dat dan weer vergelijkt met peuken of flesjes, zie je dat er misschien toch wel een bepaalde verhouding is vast te stellen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Het gaat er natuurlijk om dat je ook naar de gevolgen kijkt. Er zijn duizenden dieren, ook landbouwdieren, die er last van hebben. Ook boeren hebben er dus last van. Door per ongeluk zwerfafval als blikjes te eten, krijgen dieren maagperforaties, darmperforaties en inwendige bloedingen en sterven daaraan. Die percentages van 3% en 6%, die de heer Ziengs noemt, komen dan toch wel in een heel ander daglicht te staan, want de gevolgen kunnen echt immens zijn.

De heer Ziengs (VVD):

Welnee. Ik probeerde alleen duidelijk te maken dat je met statiegeld het probleem niet oplost. Ik heb net even het lijstje genoemd en als meneer Wassenberg goed opgelet had, had hij mij horen zeggen dat er bijvoorbeeld ook spuitbussen, kentekenplaten, auto-onderdelen, doppen et cetera werden gevonden in dat afval. U moet zich voorstellen: als je boer bent en het gras maait met een cyclomaaier, maakt het niet uit dat je de blikjes uit de natuur hebt gehaald als je vervolgens wel een kentekenplaat door je voer heen krijgt, want daardoor zou het effect uiteindelijk hetzelfde zijn. Ik probeer dus aan te geven dat we met statiegeld het probleem niet oplossen. Dat probleem is er en dat heet «zwerfafval». We hebben – dat was mijn tweede stelling – een overeenkomst, een raamovereenkomst met de branche waarmee die het zwerfafvalprobleem in zijn totaliteit wil aanpakken. Het gaat in dit geval om zo'n klein percentage, dat het met een kanon op een mug schieten is om ...

De voorzitter:

Bent u weer bezig met uw betoog, of is dit nog het antwoord op de tweede vraag van de heer Wassenberg?

De heer Ziengs (VVD):

Ik vond het een heel mooie gelegenheid om dat zo gelijk even te vervatten in m'n antwoord.

De voorzitter:

Dat vermoeden had ik al. Wilt u dan uw antwoord afronden? Dan kunt u verdergaan met uw betoog.

De heer Ziengs (VVD):

U trapt er niet in. Mijn antwoord op de vraag van de heer Wassenberg komt er in ieder geval op neer dat het mij volstrekt helder is dat het zwerfafval een heel groot probleem is.

De voorzitter:

Dat is genoteerd. Dan kunt u nu verdergaan met uw betoog.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben in de stukken kunnen lezen dat je positieve en negatieve prikkels hebt. Een positieve prikkel is de subsidie. Daar hebben we het Afvalfonds voor. We zien nog steeds dat de middelen die aan het Afvalfonds ter beschikking zijn gesteld vaak niet eens opgevraagd worden door gemeenten. Negatieve prikkels noemen we statiegeld. Het woord zegt het al: negatief. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de burger: die zal moeten zorgen dat hij zijn rotzooi gewoon niet in de natuur gooit. Ook ligt er een verantwoordelijkheid bij de gemeenten, die zich nu wel heel makkelijk achter statiegeld gaan verschuilen. Want gemeenten kunnen natuurlijk zelf ook een aantal zaken organiseren. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Amsterdam. Als de vuilnisbakken daar vol zitten, kunnen de ondernemers bellen en worden de bakken binnen een halfuur geleegd. Ik ben benieuwd of er bij de Staatssecretaris handhavingscijfers van gemeenten bekend zijn. Handhaving is een instrument dat gemeenten kunnen hanteren om zwerfvuil aan te pakken. Ik vraag mij af of de gemeenten dat eigenlijk wel doen. Een andere rol van de gemeenten kan gelegen zijn in het plaatsen van toegankelijke afvalbakken en dergelijke. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris bereid is om een rapportage toe te voegen aan de voortgangsrapportage van de raamovereenkomst, die volgens mij jaarlijks zal gaan plaatsvinden.

In het kader van zwerfafval werden hier net even peuken genoemd. Tijdens een technische briefing begreep ik dat we daar eigenlijk heel weinig aan kunnen doen, omdat de overheid over productaansprakelijkheid wel in gesprek gaat met alle branches, maar dat niet doet met de tabaksbranche, in verband met artikel 5.3. Ik heb zelf op dat dossier gezeten. Artikel 5.3 probeert te voorkomen dat lobbyisten vanuit de tabaksindustrie poot aan de grond krijgen, maar volgens mij is er best een mogelijkheid voor het Ministerie van IenW om met die branche in contact te treden om te kijken hoe ze wellicht iets kunnen gaan doen met filters, want juist die filters zijn in feite heel belastend voor het milieu. Is de Staatssecretaris bereid om in samenspraak met VWS te onderzoeken of die contacten gelegd kunnen worden om dit probleem effectief aan te kaarten?

Dan de transitieagenda's. De VVD steunt de motie van D66 om ook de textielsector op te nemen in de transitieagenda consumptiegoederen. Ik wil dat de transitieagenda's gebaseerd zijn op feiten en best practices. De oplevering van de definitieve transitieagenda's wordt eind dit jaar verwacht. Is de Staatssecretaris bereid de bijdrage van een circulaire economie aan het klimaatbeleid wetenschappelijk te laten onderzoeken? Zo ja, is dit nog voor de zomer mogelijk, zodat aanbevelingen meegenomen kunnen worden in de nieuwe begrotingen van IenW en EZK?

De Staatssecretaris heeft verder aangegeven dat er ingezet wordt op bronscheiding. Dat steunen wij, maar ik wil wel aangeven dat nascheiding ook mogelijk moet blijven, omdat dat in de grote steden vaak efficiënter en goedkoper is dan bronscheiding. Het scheiden van afval is daar ook vaak erg moeilijk te organiseren.

Dan nog een focus op kunststof. Ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb, voorzitter? Misschien kunt u dat even aangeven?

De voorzitter:

U heeft nog 1 minuut en 40 seconden.

De heer Ziengs (VVD):

Kijk eens aan, dan red ik het. Voor het tot stand brengen van de circulaire economie is het essentieel dat de kwaliteit van de in te zamelen recyclingstromen centraal staat en dat het niet slechts gaat om de ingezamelde hoeveelheden. Want de kwaliteit van het ingezamelde kunststof bepaalt welk percentage recyclebaar is. Hoe wil de Staatssecretaris de kwaliteit en de kwantiteit van het gerecyclede materiaal vergroten? Is de Staatssecretaris bereid het hergebruik van kunststoffen en plastics centraal te stellen in plaats van inzamelingspercentages? Het is belangrijk dat er een markt ontstaat voor recyclebare producten, zodat afval weer echt een grondstof wordt en dus marktwaarde heeft. Is het mogelijk dat in het actieplan MVI Rijksinkoopstelsel maatregelen worden opgenomen om de vraag naar gerecycled materiaal te stimuleren? Zou dit bijvoorbeeld via een bepaald percentage kunnen? Hierdoor ontstaat namelijk de broodnodige vraag naar gerecycled materiaal.

Verder heb ik nog een puntje over ecodesign. Het is een vaakgehoorde term die milieuvriendelijk aandoet. In de praktijk blijkt echter dat producten die ecodesigned zijn voornamelijk een efficiënter energieverbruik hebben, maar dat het materiaalgebruik achterblijft. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om ecodesign in de zin van producten gemaakt van gerecycled materiaal te bevorderen? Want de manier waarop verpakkingsproducenten bijdragen aan de kosten voor de inzameling en verwerking van verpakkingsafval is nu op nationaal niveau geregeld. In Nederland wordt de Raamovereenkomst Verpakkingen in het tweede kwartaal van dit jaar geëvalueerd. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijke herziening van de tarieven. De Staatssecretaris heeft aangegeven in het BNC-fiche dat zij gedifferentieerde tarieven van harte toejuicht. Is de Staatssecretaris bereid zich hier verder voor in te zetten en haar bevindingen over gedifferentieerde tarieven met de Kamer te delen?

Tot slot, voorzitter, de ketenaanpak medicijnresten uit water. Ik heb daar een hele bijdrage staan. Het kabinet zet 70 miljoen extra in voor bronmaatregelen en extra zuivering bij rioolzuiveringsinstallaties. Daar hebben we meer dan 300 stuks van, dus het is een vrij karig bedrag. Ziet de Staatssecretaris in het kader van de circulaire economie wellicht kansen voor een verdienmodel door het hergebruik van juist die grondstoffen die bijvoorbeeld uit medicijnresten gewonnen kunnen worden?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ziengs. U begon steeds sneller te praten en u heeft het volgens mij binnen de tijd gered. Dan is nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, bedankt. Een jaar geleden hebben we in deze Kamer de zorgen van de Plastic Soup Surfer besproken. Ik heb mezelf er het afgelopen jaar voor ingezet om de plasticsoep aan te pakken, juist vanwege de problemen met microplastics. Op Europees niveau worden daar nu gelukkig stappen in gezet. Ook in Nederland heeft de industrie inmiddels haar verantwoordelijkheid genomen. Maar voor het aanpakken van de plasticsoep is het goed dat de Staatssecretaris een doorbraak heeft weten te bereiken op het gebied van het inzamelen en recyclen van kleine plastic flesjes. Volgens ons heeft ze dat heel slim gedaan, want de periode die nodig is voor wetgeving voor statiegeld op kleine flesjes gebruikt zij nu om het verpakkende bedrijfsleven een laatste kans te geven om te laten zien dat het anders en goedkoper kan. Lukt dat niet, dan is statiegeld heel terecht de stok achter de deur. Het verpakkende bedrijfsleven wil dat inmiddels ook, zo vernamen wij, want het wil een eerlijk speelveld voor iedereen. De knop is dus om en daarvoor heeft onze fractie heel veel waardering.

Inwoners, gemeenten en het verpakkende bedrijfsleven moeten met elkaar zwerfafval nog beter gaan aanpakken. Het CDA steunt de doelen die de Staatssecretaris daarin heeft gesteld, namelijk een reductie van 70% tot 90% voor kleine plastic flesjes in het zwerfafval en hergebruik van 90% van de kleine plastic flesjes in het najaar van 2020. We gaan ervan uit dat, op het moment dat die doelen niet worden gehaald, direct het statiegeld wordt ingevoerd. Volgens mij is er een interruptie.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Mulder, en die komt van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijn vraag aan mijn collega van het CDA is waar zij op baseert dat er tweeënhalf jaar nodig is om de wetgeving, dus het artikel dat al bestaat, in werking te laten treden, om een AMvB te schrijven en om afspraken te maken met de industrie. Waarom is daar tweeënhalf jaar voor nodig?

De voorzitter:

Heldere vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat lees ik in de brief van de Staatssecretaris. Ik denk dat zij daar goede argumenten voor heeft en die zullen we zo horen. Er wordt wat gelachen op de tribune, maar ik neem aan dat de Staatssecretaris echt wel goed heeft gekeken hoe dat ingevoerd zou moeten worden. Kennelijk acht zij die tijd daarvoor nodig.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij weet mijn collega net zo goed als ik dat het aan ons huis, aan de Tweede Kamer, is om te bepalen hoe snel wetgeving behandeld wordt. De vraag is dus of er inderdaad tweeënhalf jaar nodig is voor wetgeving. Denkt mevrouw Mulder dat het kabinet voor alle wetgeving die nog gaat komen steeds tweeënhalf jaar nodig heeft? Dan gaat er een hoop gebeuren in deze kabinetsperiode.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, hoe kijkt u aan tegen de vraag van mevrouw Kröger?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb zelf twee initiatiefwetsvoorstellen mogen indienen. Dan krijg je een beetje idee van hoe dat werkt. Ik had één heel simpele aanpassing en die hebben we erdoorheen geramd in werkelijk een recordperiode van een halfjaar. Maar dat andere voorstel heeft twee jaar geduurd en zo heel erg ingewikkeld was dat niet. Het kost dus gewoon tijd om dat zorgvuldig te doen. Als mevrouw Kröger zelf misschien ooit een initiatiefwetsvoorstel indient, komt ze er denk ik wel achter hoeveel werk dat toch nog is. Ik weet niet wat de gemiddelde termijn is voor het maken van een wet, maar als je dat zorgvuldig wilt doen – en dat wil de Staatssecretaris – dan kost dat tijd. Zij schat nu in dat dat twee tot tweeënhalf jaar duurt. Dan is dat kennelijk de termijn die nodig is. Het hangt ervan af wat je allemaal moet aanpassen in die wet. Zo werkt ons wetssysteem en ik denk dat mevrouw Kröger dat wat tekortdoet.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, hartelijk dank. U kunt verdergaan met uw inleiding.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik ga verder met de kosten van het zwerfafval. Laten we het beestje even bij de naam noemen: dat zijn dus de kosten die ontstaan door inwoners die hun afval niet netjes opruimen. Die kosten komen uiteindelijk toch altijd bij ons als consument terecht. Dan rijst wel de vraag hoe het zit met de kostenverdeling in de keten. Daar krijgen we graag een antwoord op van de Staatssecretaris. Want transparantie over geldstromen, zoals in Noorwegen, spreekt onze fractie aan. Juist omdat er in de maatschappij zulke grote zorgen zijn over ons zwerfafval, vraag ik mij af hoe het komt dat middelen van 20 miljoen euro per jaar, die de afgelopen jaren beschikbaar waren voor de gemeenten, niet volledig gebruikt zijn. Er is gewoon 15 miljoen euro op de plank blijven liggen, terwijl dat geld ingezet had kunnen worden om zwerfafval te voorkomen dan wel op te ruimen. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom dat zo is en waarom nog niet alle gemeenten meedoen? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat gemeenten extra gaan inzetten op het aanpakken van zwerfafval? Komt daar extra geld voor beschikbaar van het verpakkend bedrijfsleven, uit het akkoord? Doen gemeenten er dan ook echt alles aan om het doel in 2020 te halen?

Stel dat we statiegeld gaan heffen. Eigenlijk ga ik daar wel van uit. Wat betekent dat dan voor iemand die op een station een flesje koopt? Waar kan dat dan worden ingeleverd? Wat zijn de kosten voor de horeca en de supermarkten? Moeten die allemaal extra vierkante meters ter beschikking stellen? Hoe worden zij tegemoetgekomen? In hoeverre zijn, naast de supermarkten, andere bedrijven bereid om kleine plastic flesjes in te nemen? Hoe groot is de kans dat bij het invoeren van een statiegeldsysteem voor kleine plastic flesjes verpakkingen van andere materialen zoals blik zullen worden gemaakt? Ook de collega van D66 had het daarover. Heeft de Staatssecretaris daarover gesproken met het verpakkend bedrijfsleven en heeft zij daarover ook afspraken gemaakt, of komt dat nog? De Staatssecretaris schrijft namelijk dat ze nieuwe afspraken gaat maken over de drankenkartons in de eerste helft van 2018. Neemt ze een verschuiving naar andere materialen daarbij mee? Wat is haar inzet? Hoe zorgen we ervoor dat het statiegeldsysteem rechtvaardig is en dat niet bepaalde plastic flesjes er weer buiten gaan vallen? Want we zien ook bij bierflesjes van glas steeds meer uitzonderingen op het statiegeldsysteem. Is zij daarover in gesprek met de industrie? Hoe gaan we dit monitoren?

Voorzitter. Uit de tussenevaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen blijkt dat we het in Nederland eigenlijk hartstikke goed doen. Een pluim voor het verpakkende bedrijfsleven en de gemeenten. Alleen de nationale doelstelling voor glas wordt niet gehaald, maar alle andere nationale en Europese doelstellingen, voor kunststof, hout, papier en metaal, worden gehaald. De raamovereenkomst draagt daaraan bij, dus het is goed dat we daarmee doorgaan.

Voorzitter. Een andere vraag die we onszelf moeten stellen, is wat we vervolgens doen met de ingezamelde plastics. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat we in Nederland 73% van alle verpakkingen recyclen en 51% van de kunststofverpakkingen. Gemeenten zijn er samen met het bedrijfsleven in geslaagd om steeds meer kunststof te verzamelen, maar toch hebben wij een aantal vragen. In de tussenevaluatie van de raamovereenkomst lezen we over de tien grote knelpunten. Het CDA heeft zorgen over de sorteercapaciteit in Nederland, nu de ingezamelde plastics niet meer naar China gaan. De nog grotere zorg is dat er eigenlijk geen vraag is naar het gerecyclede plastic. In hoeverre is duurzaam inkopen met ons overheidsgeld een mogelijkheid om hergebruik van kunststof te stimuleren? Heeft het verpakkend bedrijfsleven toegezegd om gerecyclede grondstoffen te hergebruiken? Een hogere bijdrage voor moeilijk recyclebare kunststofverpakkingen zou effect kunnen hebben. Maar een ontwerp hoort natuurlijk gewoon zo te zijn, dat het product recyclebaar is. Welke rol spelen de life cycle-analyses daarbij? Hoe kunnen die daaraan bijdragen?

In het LAP3, het Landelijk afvalbeheerplan, is in de afvalhiërarchie de stap C3 erbij gekomen. Dat is chemische recycling. Zou chemische recycling een betere recycling zijn dan andere vormen van recycling, zoals verbranding? Vindt de Staatssecretaris dat? Kan zij aangeven wat zij vindt van het consortium dat zich heeft gevormd in de haven van Rotterdam met onder andere Akzo? Is dat dan zo'n voorbeeld van effectiever, hoger hergebruik van je materialen?

Voorzitter, ik denk dat ik bijna aan het einde van mijn spreektijd ben, hè?

De voorzitter:

Dat valt nog reuze mee. U heeft nog 55 seconden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dan hoop ik dat ik het red.

Tot slot de transitieagenda's. Hiervoor is prachtig werk verricht en hiermee is een nieuwe stap gezet in de richting van de circulaire economie. Nu is het wel zaak om werk te maken van de uitvoering. Welke rol ziet de Staatssecretaris hierin voor de centrale rijksoverheid en haar collega-ministeries? Neemt zij hierin ook de CO2-reductie integraal mee? Hoe moet ik dat dan zien in relatie tot de Nationale Energieverkenning en de gelden die ter beschikking zijn gesteld? Gaat zij ook gewoon gebruikmaken van die pot? Want dat lijkt mij wel terecht. Hoe gaat de Staatssecretaris de inkoopmacht bij de overheid gebruiken om hergebruik van bijvoorbeeld plastics te stimuleren?

Voorzitter, een laatste punt: de medicijnresten in het water. Nu komt door de systematiek de rekening in het kader van medicijnresten misschien wel eenzijdig bij de boeren terecht. Ik zou dat niet terecht vinden. Ik wil hier dus toch de oproep doen om daar anders naar te kijken als samenleving.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, hartelijk dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Dik-Faber. Van mijn kant en misschien namens heel veel mensen hier achter de tafel wil ik u nog van harte feliciteren met uw verkiezing tot groenste politicus of in ieder geval groenste politica. We zijn benieuwd naar uw inbreng.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter, ook voor de felicitatie.

Zwerfafval is een groot probleem. Het levert veel ergernis op en leidt ook tot hoge kosten voor gemeenten om het op te ruimen, maar belangrijker nog: het bedreigt onze natuur en de ecosystemen op deze aarde. De plasticsoep, al vaak genoemd, is een groot probleem. Het is goed dat de Staatssecretaris, mede naar aanleiding van de motie van ChristenUnie en D66, nu met wetgeving aan de slag gaat om statiegeld uit te breiden naar kleine flesjes, maar ik heb daarbij nog wel een aantal vragen. Als we nu een wetstraject starten, kan statiegeld over twee jaar worden ingevoerd. Op welke manier houdt de Staatssecretaris de Kamer op de hoogte van het verloop van het wetstraject? Er is een recyclingdoelstelling van 90% voor kleine flesjes. Is dit wel hoogwaardige recycling, of zo veel mogelijk hoogwaardige recycling, waarbij een fles weer een fles wordt? Hoe wordt de monitoring door de ILT vormgegeven?

Voorzitter. Een reductie van het zwerfafval met 70% tot 90% is het doel en de ChristenUnie ziet natuurlijk liever nog die 90%. Linksom of rechtsom gaan we dat halen. Ik zie op dit moment geen andere mogelijkheid dan statiegeld, maar kennelijk heeft het bedrijfsleven andere slimme ideeën daarvoor. Ik zou graag zien dat deze informatie met de Kamer wordt gedeeld en dat we tussentijds monitoringsrapportages van Rijkswaterstaat te zien krijgen. Wil de Staatssecretaris dat meenemen in haar gesprekken?

Voorzitter. Juist vanwege de gevolgen van blik voor dieren heeft de LTO zich aangesloten bij de statiegeldalliantie. Wil de Staatssecretaris het tegengaan van blik in het zwerfafval blijven agenderen bij het bedrijfsleven en wil zij hierover ook afspraken met het bedrijfsleven maken? Wil zij – dat hebben anderen ook al gevraagd – monitoren dat er geen verschuiving plaatsvindt in de productie van flesjes naar blikjes of aluminium flesjes?

Tot slot de doppen van plastic flesjes. Dat punt is volgens mij ook al door iemand anders genoemd. Juist deze komen veel in zee terecht. Is hiervoor niet iets heel slims te bedenken?

Voorzitter, dan kom ik bij de raamovereenkomst. Veel gemeenten zetten succesvol in op het recyclen van plastic, metaal- en drankverpakkingen, pmd.

De voorzitter:

Mevrouw Dik, er is een interruptie. Meneer Gijs van Dijk is weer in ons midden en hij heeft waarschijnlijk een vraag voor u.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ja, ik heb een vraag aan mevrouw Faber van de ChristenUnie. Waar baseert mevrouw Faber haar vertrouwen in het bedrijfsleven op? Ik heb een stukje van het debat gemist, maar we proberen al jarenlang met het bedrijfsleven te komen tot een goed systeem. Nu is alsnog ruimte gegeven aan het bedrijfsleven. Waar is dat enorme vertrouwen op gebaseerd?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het woord «vertrouwen» heb ik niet uitgesproken. Wat ik wel heb uitgesproken is dat het doel helder is: 70% tot 90% reductie van zwerfafval. Dat gaan we met elkaar bereiken, linksom of rechtsom. Ook heb ik gezegd dat ik daar nu één maatregel voor zie die werkt en dat is statiegeld. Ook heb ik gezegd dat het bedrijfsleven kennelijk andere slimme oplossingen heeft. Laat het dan maar zien, is ook mijn vraag via de Staatssecretaris aan het bedrijfsleven. Laat aan de Kamer zien welke slimme ideeën er zijn. Het besluit dat vandaag in ieder geval genomen wordt, is dat we over een aantal jaren 70% tot 90% minder zwerfafval hebben. Dat is gewoon een besluit dat staat.

De voorzitter:

U hebt nog een tweede kans.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Is het niet veel platter dan dit? Is het niet gewoon – het hoort er af en toe bij in de politiek – een plat politiek compromis tussen vier partijen? De een wil het heel snel. De ander zegt: ho, het bedrijfsleven. Ik kan me zo voorstellen dat dat bijvoorbeeld de VVD zou kunnen zijn. Is het niet duidelijk voor hier en iedereen in de samenleving als je gewoon zegt: er is gewoon een compromis gesloten in de coalitie; we moeten die twee jaar gewoon even nemen en het bedrijfsleven tegen beter weten in toch wat ruimte geven? Is het niet gewoon een plat politiek compromis?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb in de brief gelezen dat deze Staatssecretaris aan de slag gaat met de uitwerking van een wetsvoorstel. Daar zit geen vertraging in. Dat wetsvoorstel gaan we gewoon met elkaar verder uitwerken. Ik heb gevraagd: houd ons, de Tweede Kamer, op de hoogte van hoe dat traject verder loopt. Bij mijn weten kan dat niet sneller dan twee jaar. In de tussentijd krijgt het bedrijfsleven de gelegenheid om slimme ideeën naar voren te brengen die hetzelfde doel bereiken. Ik zie ze nog niet, maar goed, «stel dat». Het gaat erom dat we het doel gaan bereiken. De vragen die de Partij van de Arbeid nu stelt, zijn volgens mij niet aan de orde. We gaan het gewoon doen met elkaar.

De heer Laçin (SP):

Volgens mij hoeven we hier geen wet of wat dan ook voor te maken. Het is al geregeld in het Verpakkingenbesluit. We moeten het activeren en met een jaar kunnen we statiegeld hebben. Laat dat helder zijn.

Maar mijn vraag gaat over uitspraken van mevrouw Dik-Faber in het verleden. Op 25 juni 2015 heeft zij in deze Kamer gezegd dat zij het statiegeld het liefst wilde uitbreiden naar blikjes en vooral kleine flesjes. Ik ben benieuwd of de ChristenUnie nu minder hard stelling neemt in deze discussie door genoegen te nemen met een uitbreiding van statiegeld naar alleen kleine flesjes en met het links laten liggen van blikjes.

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De ChristenUnie wil de blikjes niet links laten liggen en al helemaal niet tussen het zwerfafval laten liggen. Ik vind het ontzettend belangrijk dat er een oplossing komt. Daarom heb ik aan de Staatssecretaris gevraagd om daarover in gesprek te blijven met het bedrijfsleven: kom met afspraken, zodat we ook daar tot een aanpak komen. Het is iedereen immers een doorn in het oog. We moeten daar ook gewoon mee aan de slag gaan.

De heer Laçin (SP):

Door in gesprek te blijven verdwijnen die blikjes niet uit het milieu. Laat dat helder zijn. Gesprekken lossen niks op. We moeten kordaat optreden. Die blikjes zouden wat de SP betreft ook direct meegenomen moeten worden.

Maar ik heb een tweede vraag voor mevrouw Dik-Faber. In de Plastic Soup Surfermotie staat helder: 90% reductie. Ik hoor mevrouw Dik-Faber in haar betoog zeggen: 70% tot 90%. Het liefst zouden wij ook die 90% willen. Vind ik mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie straks aan mijn zijde als wij een motie indienen om vast te houden aan die 90%?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voor mij is van belang dat wij zwerfafval gaan reduceren. Er zijn nu door hard werk van deze Staatssecretaris afspraken gemaakt: 70% tot 90% reductie. Ik vind dat een majeure prestatie. Natuurlijk heb ik liever 90%, maar laten we nou niet gaan bakkeleien over 70%, 80% of 90%. Ik herinner mij ook de petitie van de Plastic Soup Surfer. Het spijt me dat we nu praten over zijn petitie, maar daar stond een percentage van 80% in. Voor mij gaat het erom dat we aan de slag gaan. We moeten het gewoon nu met elkaar gaan fiksen. Als wij dan die 90% bereiken, zou dat fantastisch zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik. Mevrouw Van Brenk heeft een vraag.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik was even benieuwd naar het in gesprek zijn. Ik noemde niet voor niets het spreekwoord: veel beloven en weinig geven. Ik twijfel niet aan het harde werk van de Staatssecretaris waarmee ze dit dossier probeert voort te trekken, maar ik heb wel twijfels over de andere partners, die tot nu toe niet zo veel hebben laten zien. Ik zou graag willen weten hoe de ChristenUnie daarin staat en waar dat vertrouwen vandaan komt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Nu wordt weer het woord «vertrouwen» genoemd, terwijl ik dat niet heb uitgesproken. Voor mij is van belang dat deze Staatssecretaris in gesprek blijft met het bedrijfsleven en dat ze kijkt of ze ook tot afspraken kan komen over de vermindering van blik in het zwerfafval en over het voorkomen van verschuiving van plastic naar blikjes. Die punten geef ik graag mee aan deze Staatssecretaris, omdat blik ook een grote ergernis is en heel milieuvervuilend is. Maar ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik leg de vraag neer bij de Staatssecretaris. Volgens mij heeft ze al via de media laten weten met het bedrijfsleven daarover in gesprek te blijven. Ik wacht de uitkomsten daarvan met belangstelling af.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

«Vertrouwen» was inderdaad mijn woord, want het moet ook wel bewezen worden. Ze hebben ook wel wat te laten zien, namelijk dat het al heel lang heeft geduurd. Dus ik vraag nog een keertje aan de ChristenUnie: hebben wij u aan onze zijde om ervoor te zorgen dat we ook stappen gaan maken in dat blik, aangezien we nog geen keiharde toezeggingen vanuit de industrie horen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voor mij zijn twee zaken van belang. We zetten met het akkoord dat de Staatssecretaris heeft bereikt een heel grote stap: we gaan aan de slag met de kleine plastic flesjes, linksom of rechtsom. Of de bedrijfsleven komt met een aanpak, of we introduceren statiegeld; het doel wordt in ieder geval bereikt. Vervolgens is het ook van belang om te kijken naar het blik. Ik vraag aan de Staatssecretaris om daarover in gesprek te blijven met het bedrijfsleven, om te kijken of we tot afspraken kunnen komen en om ervoor te zorgen dat we geen verschuiving krijgen van productie van plastic naar blik. Dat geef ik aan de Staatssecretaris mee. Ik ben heel erg benieuwd naar haar reactie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik. Zie ik de heer Ziengs een armbeweging maken? Uw vraag.

De heer Ziengs (VVD):

Voorzitter, u zag mij inderdaad een armbeweging maken voor een interruptie richting mevrouw Dik-Faber. Ze zegt dat de Staatssecretaris contact moet houden en gesprekken moet aangaan met het bedrijfsleven. Maar de raamovereenkomst spreekt over veel meer partijen, onder andere de gemeentes. Die noem ik hier specifiek. Ik ben eigenlijk benieuwd welke rol mevrouw Dik-Faber voor de gemeentes ziet, ook de komende jaren. Vindt zij ook, zoals ik net inbracht, dat de gemeentes wel degelijk ook een verantwoordelijkheid hebben om extra afvalbakken te plaatsen en om te handhaven, wat ze vaak niet doen? Want het wordt nu heel eenzijdig iedere keer geprojecteerd op het bedrijfsleven, maar die rotzooi komt niet in de natuur terecht door het bedrijfsleven. Mensen gooien het erin. En we hebben regels zodat er gehandhaafd kan worden.

De voorzitter:

Mevrouw Dik, hoe ziet u de rol van de gemeenten?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij is het aanpakken van zwerfafval een zaak die door heel veel partijen moet worden opgepakt. Dat begint bij de burger, de consument, maar het gaat ook om het bedrijfsleven, de natuur- en milieuorganisaties met hun ideeën, en de gemeenten. Alle partijen zijn nodig om tot goede resultaten te komen.

De voorzitter:

Mevrouw Dik, u kunt verdergaan met uw inbreng. U heeft nog vijf minuten daarvoor.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Fantastisch! Veel gemeenten zetten succesvol in op recycling van plastic, metaal- en drankverpakkingen (pmd). Toch staat succesvolle bronscheiding door gemeenten onder druk terwijl de infrastructuur juist goed is ingericht. Stichting Afvalfonds Verpakkingen en een aantal grote afvalverbranders melden zelfs dat pmd-scheiding door huishoudens overbodig zou zijn omdat nascheiding een goed alternatief zou zijn. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat bronscheiding betere kwaliteit oplevert dan nascheiding? Is zij het met mij eens dat we alleen nascheiding in moeten zetten in bijvoorbeeld verstedelijkte gebieden waar bronscheiding lastig is? Is zij het met mij eens dat bronscheiding meer prikkels voor het verpakkende bedrijfsleven biedt om het aandeel hergebruik te vergroten? In de raamovereenkomst zijn de knelpunten op een rij gezet. Wat gaat de Staatssecretaris met de aanbevelingen doen? Is zij bereid om te kijken of de wettelijke doelstelling voor recycling van kunststof verpakkingen per 2022 verhoogd kan worden? Ik geloof dat die doelstelling 52% is maar we zitten nu al op 51%, dus de ambities mogen wel wat hoger.

Ook anderen hebben het al gezegd: 28% van de verpakkingen op de markt is niet recyclebaar. Vervolgens doen huishoudens deze verpakkingen wel bij het pmd, waarna ze weer gescheiden moeten worden voor de verbrandingsoven. De huidige situatie is onwerkbaar. We kunnen moeilijk van huishoudens vragen om verschillende soorten plastic afval van elkaar te onderscheiden. Bovendien worden nu 250 verschillende soorten plastics in verpakkingen gebruikt, terwijl slechts een op de vier soorten plastic wordt gescheiden. Het is goed dat de Staatssecretaris kiest voor tariefdifferentiatie, maar ziet zij ook mogelijkheden om via regelgeving of afspraken niet-recyclebare verpakkingen volledig te weren? Is zij bereid om hiervoor ook een deadline te stellen?

Voorzitter. Na de olie-industrie is de kledingindustrie het meest vervuilend. De greendeal voor textiel is mislukt. Laten we dat maar gewoon een keer hardop zeggen. Er ligt nu een transitieagenda naar een circulaire textielketen. Die ziet er echt veelbelovend uit. Mijn complimenten daarvoor, maar ik zie nog wel heel veel beschrijvingen en mooie woorden. Ik denk dat het tijd is om de vrijblijvendheid achter ons te laten. Gisteren mocht ik de nieuwe fibersortmachine starten, die hoogwaardige recycling van textiel mogelijk maakt. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris binnenkort zelf een kijkje gaat nemen. De situatie in kledinginzameling en -recycling is nu nog dramatisch. Slechts een derde van de kleding wordt ingezameld. Jaarlijks verdwijnt 135 miljoen kleding en textiel in het restafval. Van het ingezamelde textiel wordt maar de helft opnieuw gebruikt. De rest wordt poetslap. Dat moet beter. Met de fibersortmachine kan dat ook. Wil de Staatssecretaris hierover in gesprek gaan met de kledingindustrie en -inzamelaars? Wil de Staatssecretaris met de kledingindustrie afspraken maken over design voor recycling en een oplopend percentage hergebruik in nieuwe kleding?

Voorzitter. In 2015 werd mijn motie aangenomen om hindernissen voor de circulaire economie in wet- en regelgeving weg te nemen, in het bijzonder voor bedrijven die elkaars afval willen gebruiken als grondstof. Nog steeds is dit een knelpunt. Denk aan struviet, een waardevolle fosfaatmeststof, en gemaaid bermgras, dat in de papierindustrie kan worden ingezet. In het veld is de Taskforce Herijking Afvalstoffen met onder meer de waterschappen en 40 andere organisaties gestart om dit probleem op te lossen. Is de Staatssecretaris bereid om deze taskforce formeel in te stellen en te ondersteunen? En waarom maakt Nederland geen gebruik van de einde-afvalregeling, een EU-bepaling die in andere lidstaten vaker wordt toegepast?

Voorzitter, vanwege de tijd heel kort nog een paar laatste punten. Doordat China een importverbod heeft op onder meer plastics groeit de verwerkingscapaciteit in Europa. Tegelijkertijd zijn er Chinese bedrijven die zich nu verplaatsen naar andere landen in die regio. Is er voldoende toezicht op de verwerking? Worden inderdaad alleen grondstoffen van de groene lijsten uit de EVOA-richtlijn geëxporteerd? Mijn fractie vindt het goed als de verwerking ook in Europa op gang komt en als hier een markt ontstaat voor gerecycled plastic.

Voorzitter. Voor elektrische apparaten zijn er lekstromen via het grijze circuit in het buitenland. Is de Staatssecretaris bereid om te kijken naar mogelijkheden om verwerking alleen te laten plaatsvinden via gecertificeerde bedrijven met een hoge mate van grondstoffenterugwinning? Is zij bereid in kaart te brengen hoeveel apparaten naar het buitenland verdwijnen en waar nodig hierop te handhaven?

Het Repair Café is een heel mooi initiatief. Wil de Staatssecretaris met het Repair Café in gesprek gaan over uitbreiding van de succesvolle Reparatiemonitor zodat bedrijven aangespoord kunnen worden de repareerbaarheid van hun producten te verbeteren?

Nog steeds gaat recyclebaar grof huishoudelijk afval van de milieustraat naar de afvalverbrandingsinstallatie. Een tussenstap via sorteerbedrijven lost dit op. Deze commissie heeft daar al vaker over gesproken. Zou de Staatssecretaris daar ook nog eens naar willen kijken?

Tot slot. Over medicijnresten in water is een motie van collega Sienot en mij aangenomen. Wij vragen om meer pilots voor bronscheiding. Daar wordt nu ook geld voor beschikbaar gesteld. Mijn grote dank daarvoor.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook dank, mevrouw Dik-Faber. Ik dank iedereen voor de inbreng in eerste termijn. Ik gun u nu de gelegenheid tot 15.40 uur om te pauzeren en de Staatssecretaris om de vele vragen te scheiden. Dan kunnen we om 15.40 uur overgaan tot een tweede ronde.

De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, hartelijk welkom bij het tweede gedeelte van dit algemeen overleg circulaire economie. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat ze alle vragen verzameld heeft. Ze heeft zes blokjes. Ik stel voor dat ik de Kamerleden na ieder blokje de gelegenheid geef om te interrumperen, maar met een maximum van twee interrupties in totaliteit. We hebben nog steeds de intentie dat deze bijeenkomst om 17.30 uur eindigt. Dat is het doel van deze middag. Ik hoop dat alle onderwerpen die in eerste termijn aan bod zijn gekomen, dan behandeld zijn. Maar ik zie meteen een vraag van de heer Van Dijk en mevrouw Van Brenk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter, ik begrijp het, want we zijn met veel woordvoerders en de Staatssecretaris moet uitgebreid de ruimte krijgen om te antwoorden, maar wellicht kunnen we bijvoorbeeld drie interrupties doen en ons dan beknotten in de tweede termijn. Vaak worden dingen immers duidelijk in eerste termijn als je een debat erover kunt hebben. Misschien kunnen we een interruptie extra doen, want twee is wel heel weinig, gezien het aantal onderwerpen.

De voorzitter:

Het is sowieso een gegeven dat u voor de tweede termijn slechts twee minuten heeft. Uw pleidooi is om in ieder geval drie mogelijkheden te krijgen. Ik kan dat op zich billijken, maar uiteindelijk moet u zelf de discipline opbrengen om heel zorgvuldig met de tijd om te gaan. Dan stel ik voor om drie interrupties toe te staan bij het totale verhaal van de Staatssecretaris. In tweede termijn heeft u dan nog twee minuten om uw inbreng naar voren te brengen.

Ik geef de Staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn inderdaad heel veel vragen gesteld, dus ik heb een heel aantal mapjes met veel detailvragen. Maar ik wilde eerst even beginnen met het algemene verhaal.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, misschien toch eventjes eerst een soort van ordevraag. Kan de Staatssecretaris zeggen welke blokjes zij gaat behandelen voordat zij van start gaat met het meer algemene verhaal? Dan weten we wanneer we onze interruptie moeten plaatsen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het was geheel mijn intentie geweest om daarmee te starten. Voordat ik zomaar het belangrijkste pièce de résistance van vandaag inga, zal ik de blokjes even voor u opnoemen; mevrouw Mulder heeft helemaal gelijk.

Ik heb de volgende blokjes.

  • verpakkingenbeleid, statiegeld en zwerfafval;

  • kunststoffen;

  • afvalbeleid, LAP en persistente stoffen;

  • grondstoffenakkoord en de transitieagenda's;

  • maatschappelijk verantwoord inkopen en duurzaamheid;

  • overige onderwerpen.

Alle mapjes zijn goed gevuld, kan ik u vertellen.

Voorzitter. Plasticsoep, uiteindelijk is dat waarom wij hier vandaag een heel belangrijk debat met elkaar hebben. Dat is een groot milieuprobleem. Ik zie de betrokkenheid van de Kamerleden daarbij. Ik ken ook de betrokkenheid van een aantal mensen die op de publieke tribune zitten. Die betrokkenheid heb ik zelf ook. We kennen allemaal de beelden van bermen vol met plastic. En laatst was er een reportage op RTL over zo'n duiker die letterlijk zwemt in de plasticsoep. Ik heb gewoon voor mijzelf gezegd: dat wil ik echt aanpakken. Want dit is een oplosbaar probleem. We moeten met elkaar de schouders eronder zetten om dit aan te pakken.

Dit dossier heeft zo'n vijftien jaar vastgezeten. Vijftien jaar lang gingen er flesjes die plasticsoep in. Al die vijftien jaar hebben wij hier met elkaar gesproken over die ene vraag: is statiegeld nou onmisbaar, ja of nee? In feite was dat steeds de kern van de discussie in de Kamer. Ik heb daar zelf ook jaren bij gezeten. Dan zag ik stapels rapporten aan de ene kant. Ik zag stapels rapporten aan de andere kant. Eigenlijk werden de loopgraven alleen maar dieper. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dat niet de manier was om die plasticsoep op korte termijn effectief aan te kunnen pakken. We hadden die discussie nog jaren kunnen verlengen, want er zijn altijd weer meer rapporten die zeggen: je moet niet op stuks maar op percentage of niet op aantal maar op gewicht gaan bekijken of statiegeld wel of niet een onmisbaar instrument is. Ik heb ervoor gekozen om die discussie niet te verlengen.

Eigenlijk was de eerste die heeft ingezien dat we dit op een andere manier zouden moeten aanpakken als we tot resultaten willen komen, de Plastic Soup Surfer. Ik heb het nog even nagekeken. Er zijn in de Kamer jaar na jaar moties ingediend, ook nog in 2012 en 2014, om statiegeld in te voeren op plastic flesjes of op plastic flesjes en blikjes. Keer op keer zijn die moties verworpen. Die route is dus niet via een normale meerderheid in de Kamer tot stand gekomen. Dan kun je wel zeggen dat je het liever zo had gehad, maar zo was het niet. Dan is aan mij de vraag op deze plek: wat doe je wel? De motie van de Plastic Soup Surfer schetst een andere weg. Die zegt eigenlijk: ga nou eens praten over het doel in plaats van over het middel. Dat ben ik gaan doen. Dat doel staat voor mij voorop. We willen die plastic flesjes uit het milieu halen. Daarnaast hebben we met elkaar ook een heel ambitieuze doelstelling op het gebied van circulaire economie, dus willen we ook dat kleine flesjes gerecycled worden.

Over die twee punten ben ik met alle partijen in gesprek geweest. Ik heb met de VNG gesproken. Ik heb met een heel aantal milieubewegingen gesproken. Ik heb met de Plastic Soup Surfer gesproken. Ik heb met het bedrijfsleven gesproken, want uiteindelijk moet ik daarmee afspraken maken. We hebben een heel heldere afspraak gemaakt: we gaan dit oplossen. Via statiegeld of niet, we gaan hetzelfde resultaat bereiken. Linksom of rechtsom, die oplossing komt er! Ik wil namelijk niet in de situatie terechtkomen dat we over twee jaar constateren dat er onvoldoende voortgang is geboekt en dat we dan nog aan een wetgevingstraject moeten beginnen. Want zo zat het bij eerdere oplossingen in elkaar: we bekijken dan of we wetgeving gaan maken. Dat doen we niet. Ik begin nu, inderdaad vandaag of morgen, met het wetgevingstraject. Dat is waar ik mee aan het starten ben.

In de motie werd ook een termijn geschetst van drie jaar. Ik weet nog heel goed dat wij met elkaar in de hal stonden, al die partijen die nu aan tafel zitten, en zeiden: wat een ambitie, binnen drie jaar 90% gerealiseerd! U kunt mij verwijten dat ik niks heb gedaan in de periode dat ik nog niet op deze stoel zat, maar misschien is dat ook niet helemaal terecht. Vanaf de dag dat ik op deze stoel zat, ben ik hiermee aan de slag gegaan. Voor mij zijn de doelstellingen uit die motie leidend geweest: 90% binnen drie jaar. Dat zijn de termijnen waar we toen allemaal juichend over waren en die ik nu, in deze oplossing, omzet in concrete, harde afspraken. Dat is wat dit is.

Ik begin morgen met de wetgeving, zodat we statiegeld laten ingaan als we over twee jaar tot de conclusie komen dat een alternatieve aanpak onvoldoende heeft opgeleverd. Daar zit ook echt een automatisme in. Het is letterlijk aan tafel gewisseld: als het recyclingpercentage niet 90% maar 89,5% is, dan wordt het statiegeld. Zo hard is dat gewisseld, omdat ik af wil van de eindeloze discussie, omdat ik vind dat we niet moeten blijven zitten in een discussie of statiegeld nou wel of niet het juiste middel is. Daar wordt gewoon verschillend over gedacht. Mij gaat het erom dat we zo snel mogelijk dat resultaat voor het milieu bereiken. Dat doel heeft voor mij altijd vooropgestaan.

Omdat ik ook niet over twee jaar opnieuw de discussie wil krijgen met het bedrijfsleven over hoe zo'n statiegeldsysteem er dan uit moet zien, heb ik ook al met hen gesproken over de zorgen die aan die kant leven, namelijk: wat doe je met een kleine kioskhouder, die zich dan afvraagt waar hij dat inzamelapparaat kwijt moet? We hebben ook al gesproken over wat de hoogte van het statiegeld dan ongeveer zou zijn. We hebben er ook al over gesproken dat eventuele vervangingsinvesteringen meteen kleineflesjesready zullen worden gemaakt.

Al dat soort afspraken heb ik al gemaakt met het bedrijfsleven, zodat we nu allebei al kunnen beginnen. Dus over twee jaar, het najaar van 2020 – ik heb ook veel in de pers gelezen dat het weer over het kabinet heen gaat; geen sprake van – binnen deze kabinetsperiode valt dat besluit. Dat laten we vallen op basis van een onafhankelijke monitoring, die ook nog onafhankelijk gevalideerd wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Die is niet afhankelijk van het bedrijfsleven of de milieubeweging zelfs niet van mij. De Inspectie Leefomgeving en Transport valideert uiteindelijk de meting.

Daarmee vind ik dat ik alle waarborgen in dit pakket heb zitten om te zorgen dat we resultaat bereiken, want dat heeft voor mij echt vooropgestaan in deze discussie. Ik begrijp dat er een heel verleden is in dit dossier, maar dat verleden heeft er mede toe geleid dat er niks gebeurde. Voor mij was het van belang dat we nu wel aan de slag gaan en dat we ervoor zorgen dat die flesjes niet meer het milieu in gaan.

Voorzitter. Dat was mijn algemene verhaal. Dan kom ik nu bij de meer specifieke vragen over dit onderwerp. De heer Wassenberg vroeg: waarom is het doel voor zwerfafval 70% en niet 90%? Eigenlijk gaf hij in zijn eigen inbreng al het antwoord daarop, namelijk dat uit het rapport van CE Delft blijkt dat je met statiegeld – het middel dat door één kant van de discussie wordt gepropageerd als dé enige manier om dit te bereiken – ook niet de garantie hebt van 90%, maar dat daar een bandbreedte in zit van 70% tot 90%. Als je zegt dat het even goed moet zijn als statiegeld, dan moet je dat ook hard maken, dan moet je dat kwantificeren. De enige onafhankelijke manier die ik heb om dat te doen, is om diezelfde bandbreedte aan te houden. Natuurlijk snap ik heel erg goed dat we met elkaar hopen dat het dichter bij de 90% dan bij de 70% zit. Maar ik moest kwantificeren wat even goed is. Dat heb ik gewoon gebaseerd op een onafhankelijk rapport van CE Delft. Daar komt het vandaan. Ik ben blij dat de heer Wassenberg in zijn eigen inbreng aangaf dat je dat met statiegeld kunt realiseren.

Voorzitter. Het wettelijk traject. Ik ben net al even ingegaan op de vraag waarom ik dit in een periode van drie jaar voor elkaar wil krijgen. Op het moment dat wij bepalen dat er statiegeld komt, heb je ook nog een implementatietermijn nodig voor het bedrijfsleven. Aan elke wet zit altijd een implementatietermijn. Er zitten bijvoorbeeld ook consultatietermijnen in. Daar zijn we ook toe verplicht als we zo'n AMvB gaan opstellen. Daarnaast heb je inderdaad voorhang in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Vaak is er ook nog een nahang. Daar zitten ook bepaalde termijnen aan vast. U kunt zelf iets aan de snelheid doen van wat hier in de Kamer gebeurt. Dat is ook helemaal waar, maar er zit bijvoorbeeld ook een Europese notificatie in. Die kost ook drie maanden. Dan heb je het ook nog over de fraudetoets, de administratievelastentoets, mkb ... Dus er zijn allerlei stappen die je zorgvuldig moet doorlopen. Nogmaals, die ambitieuze termijn van drie jaar, waar we allemaal met elkaar voor geapplaudisseerd hebben toen die werd aangenomen, is voor mij de termijn geweest die ik als kader heb genomen. We gaan het daarbinnen allemaal regelen.

Dan was de vraag van meneer Wassenberg maar ook van anderen: er zijn al artikelen voor statiegeld, waarom kunnen die niet gewoon in werking treden? Ik heb net het politieke slagveld van de afgelopen vijftien jaar geschetst op dit terrein. Het bestaande artikel gaat bijvoorbeeld ook over blikjes, maar daar is in de Kamer gewoon geen meerderheid voor. Alle moties over blikjes zijn verworpen. De enige motie die is overgenomen, is de motie van de Plastic Soup Surfer. Die sprak alleen over flesjes.

Blik is natuurlijk een groot zwerfafvalprobleem – ik ben de eerste om dat te erkennen en daar moeten we ook echt mee aan de slag – maar voor de plasticsoep zijn die flesjes de kern waar het om gaat. Dat is het grootste probleem, dat voor mij topprioriteit nummer 1 is geweest. Nogmaals, daarbij doe ik niks af aan de hoeveelheid flesjes, noch aan blikjes, noch aan het feit dat die inderdaad veelvuldig voorkomen in het zwerfafval. Maar de bestaande artikelen passen dus niet bij de oplossing, de doorbraak die we hebben weten te bereiken. Daarom kun je het daar niet voor hanteren. Bovendien is ook nog belangrijk dat die doelstelling van 90% recycling een van de twee sloten is op de deur die ik in dit pakket heb afgesproken. Er moet dus 90% gerecycled worden én het moet even goed zijn als die 70% tot 90% bij statiegeld. Ik wil die 90% ook gewoon opnemen in de regelgeving. Die staat nu niet in de AMvB. Daarmee mis je ook een slot op de deur. Er is dus ook een kwalitatieve reden waarom een andere wettelijke basis belangrijk is.

De heer Laçin vroeg met wie ik heb gesproken. Dat heb ik net al gezegd. Ik heb echt met alle partijen gesproken, zoals de motie mij ook vroeg.

Waar zijn de blikjes gebleven? Nogmaals, ik besef heel goed dat we met deze oplossing voor de plasticsoep niet het hele, brede zwerfafvalprobleem hebben opgelost. Dat is waar. Daarom hebben we naast deze oplossing ook de brede aanpak zwerfafval, want ook de dopjes kwamen voorbij. Het is waar: ook die dopjes komen we tegen. Dus is die brede aanpak zwerfafval, die we ook doorzetten, natuurlijk heel belangrijk voor het resterende afval – de heer Ziengs had het over emmers en kentekenplaten – dat ook allemaal niet goed is voor het milieu, net als de Marswikkels. Op allerlei andere manieren belandt er zwerfafval in het milieu. Dat zijn stromen die we in een brede aanpak ook met elkaar moeten aanpakken. De Plastic Soup Surfer-motie vroeg alleen om flesjes. Daarom gaat dit specifieke voorstel over de flesjes en hebben we daarna de Landelijke Aanpak Zwerfafval in de breedte.

Ik ga natuurlijk wel met alle partijen na welke extra impulsen er nog kunnen worden gegeven aan blikjes binnen de Landelijke Aanpak Zwerfafval. Er werd gesproken over een verplaatsing van flesjes naar blikjes. Ik proef heel duidelijk bij uw Kamer een soort bottomline, dat dit niet mag leiden tot extra blikafval. Dat lijkt me common sense. Laten we dat met elkaar neerzetten als heldere bottomline. We gaan één probleem oplossen, maar dat doen we niet door het probleem naar iets anders te verplaatsen. Dus als dat uit de monitoring – we gaan natuurlijk ook monitoren voor blikjes – blijkt, dan moeten we ook extra maatregelen met elkaar gaan afspreken. Ik proef bij uw Kamer heel duidelijk dat u zegt: die blikjes nemen wij heel serieus en dat is voor ons de bottomline.

Mevrouw Mulder stelde een detailvraag over het statiegeldsysteem als het er komt: stel, ik sta als consument bij een station, waar kan ik dan mijn flesje kwijt? Ik vind het heel belangrijk dat het voor consumenten helder is waar ze die flesjes dan kwijt kunnen. Dat moet een breed vertakt netwerk zijn, want anders komen ze alsnog in het milieu terecht. Tegelijkertijd kun je niet elke kleine kiosk vragen om zo'n heel inzamelapparaat neer te zetten. Dat is de andere kant van de medaille. Dus daar zullen we met elkaar een balans in moeten vinden.

In ieder geval zal de inzameling dus bij de grote supermarkten komen. Daarnaast wordt nog met bijvoorbeeld de fastfoodketens of de tankstations, die beide heel veel flesjes verkopen, verkend of ook met hen afspraken kunnen worden gemaakt over inzamelpunten. Maar de kern is eigenlijk waar nu ook de inzamelapparaten staan, bij de grote supermarkten. Daar komen we dus nog verder over te spreken.

Over de dopjes heb ik net iets gezegd.

Wat zeg ik tegen de zwerfafvalrapers, vroeg mevrouw Kröger. Voorzitter, ik hoop dat de leden en u ook merken aan de manier waarop we hierover spreken dat mijn betrokkenheid bij de plasticsoep echt groot is en dat ik echt mijn best heb gedaan om hier een concreet resultaat te bereiken in plaats van de discussie te verlengen. Ik weet zeker dat al die mensen die zich inzetten om op dit moment zwerfafval op te rapen diezelfde betrokkenheid voelen. Ik vind het heel mooi dat ze dat doen en ik hoop van harte dat iedereen door zal gaan met dat schoonhouden van zijn eigen omgeving, want dat is uiteindelijk toch het doel waarom we het allemaal doen? Als we dan nu een afspraak kunnen maken die linksom of rechtsom bijdraagt aan dat doel, maken we met elkaar uiteindelijk Nederland schoner. Dat is volgens mij het gedeelde doel. Ik waardeer dus ook heel erg al die inspanningen van iedereen die daar al mee bezig is.

Het CDA vroeg waarom er nog geld op de plank ligt. Het CDA heeft gelijk, en ook anderen stelden die vraag, volgens mij de heer Ziengs, mevrouw Dik-Faber en mevrouw Van Eijs. Er is een afspraak dat het bedrijfsleven per jaar 20 miljoen ter beschikking stelt voor de brede zwerfafvalaanpak, om daarmee ook voor gemeenten allerlei acties mogelijk te maken. Niet alle gemeenten wisten van deze middelen. Gemeenten weten het wel steeds beter. We hebben in de evaluatie van de raamovereenkomst afgesproken dat de niet-bestede middelen ook beschikbaar komen voor de brede aanpak. Dus die middelen zullen ook nog worden ingezet en voor de komende jaren blijft die 20 miljoen eveneens beschikbaar voor gemeenten om extra acties te ondernemen.

Dit is misschien ook meteen een antwoord op een deel van de vraag van de heer Ziengs. Het is natuurlijk heel belangrijk dat gemeenten hun uiterste best doen om de openbare ruimte schoon te houden voor hun inwoners en daarbij in de Landelijke Aanpak Zwerfafval ook samenwerken met het bedrijfsleven, dat uiteindelijk die 20 miljoen beschikbaar stelt. Ze hebben elkaar nodig. Het moet uiteindelijk een gezamenlijke inzet zijn om de openbare ruimte schoon te houden. Het kwaliteitsniveau van die openbare ruimte is natuurlijk altijd aan de gemeenten, maar die zien zelf natuurlijk ook de plekken waar het afval zich vooral ophoopt, dus waar ze vooral extra gaan vegen. Dus gemeenten zijn ook belangrijk omdat die het beste inzicht hebben. Ik heb het begrip «snoeproutes» in de voorbereiding van deze hele discussie voor het eerst genoemd. Gemeenten weten natuurlijk waar de snoeproutes liggen, de routes tussen een supermarkt en een school waar veel kinderen wellicht af en toe eens wat halen, dat ze niet allemaal kwijt kunnen in de prullenbakken. Zo kun je ook heel gericht zorgen dat dit afval niet in het milieu komt.

De handhaving is ook nog een punt. Net werd inderdaad het voorbeeld van Amsterdam genoemd als best practice. Daarvan denk ik: de gemeente Amsterdam heeft een goede manier gevonden om winkeliers in staat te stellen om te zeggen: de prullenbakken zijn vol, laten we voorkomen dat het op straat komt, en om daar een verdere aanpak op te zetten. Binnen de Landelijke Aanpak Zwerfafval komt ook handhaving aan de orde. Bekeken wordt hoe goede voorbeelden kunnen worden omgezet in een handreiking voor alle gemeenten.

Een van de belangrijke borgingsinstrumenten van dat hele pakket aan afspraken is ook dat ik van plan ben een bestuurlijk overleg te gaan voeren met de VNG en het verpakkende bedrijfsleven maar om daarvoor ook de milieubeweging uit te nodigen. Gedurende de looptijd van dit proces – zeg twee keer per jaar – zullen wij met elkaar even de vinger aan de pols houden: loopt het nou allemaal zoals we hadden gepland? Zodat we niet vandaag, of na een eventueel vervolgdebat, een besluit nemen en elkaar dan pas over twee jaar weer zien, maar echt lopenderwijs met elkaar bekijken of alles gaat zoals we het hadden afgesproken en gepland.

Mevrouw Van Eijs stelde een vraag over het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken, het KIDV, en de raamovereenkomst. Eigenlijk vroeg zij waarom wij als rijksoverheid niet langer in het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken zitten. Met dat kennisinstituut is een beweging op gang gekomen om verpakkingen te verduurzamen, en die kennis wordt opgebouwd. De afgelopen vijf jaar hebben alle partijen bij de raamwerkovereenkomst dit gezamenlijk van de grond gekregen. Producenten zijn verantwoordelijk voor de verpakkingen op de markt. Zij moeten er ook voor zorgen dat die duurzaam en beter recyclebaar worden. Het KIDV is dus het kennisinstituut voor dat bedrijfsleven. Dat past ook bij de producentenverantwoordelijkheid. Dan moet je misschien juist wel oppassen dat je niet zelf in het bestuur van dat kennisinstituut gaat zitten. We moeten er wel voor zorgen dat we ook de kennisbasis op het departement op peil houden. Dat was voor mij de kern van de vraag. Maar we maken met het verpakkende bedrijfsleven vervolgens natuurlijk wel weer allerlei afspraken over voortgang in de verduurzaming van hun verpakkingen. Maar je kunt die kennisbasis beter toch op een iets onafhankelijker manier organiseren dan door zelf nog in het bestuur te zitten van het kennisinstituut, dat in dienst staat van het bedrijfsleven.

Mevrouw Dik-Faber en de heer Van Dijk stelden een vraag over de producentenverantwoordelijkheid en de mogelijkheden voor tariefdifferentiatie. Je kunt daarmee inderdaad een heel interessante prikkel geven om te zorgen dat bedrijven die echt actief inzetten op het verduurzamen van hun verpakkingen daarin ook gestimuleerd worden. We hebben inmiddels de wettelijke grondslag hiervoor geregeld. Die is ingegaan per 1 januari 2018. Dat is onderdeel van de producentenverantwoordelijkheid. Ik bespreek met het verpakkende bedrijfsleven hoe we gebruik zouden kunnen maken van zo'n tariefdifferentiatie om inderdaad een verdere impuls te geven aan al die bedrijven die graag met een verdere verduurzaming van hun verpakkingen aan de gang willen, ook om het, in de context van de circulaire economie, makkelijker te maken om hoogwaardige stromen weer hoogwaardig te hergebruiken. Dus er zit ook voor bedrijfsleven zelf ook een belangrijke prikkel in om die verduurzaming rond te krijgen, want die grondstoffen zijn ook gewoon geld waard, dus daar kan zo'n instrument bij helpen.

De heer Ziengs zei over de recycling dat de percentages gaan over de hoeveelheid gerecycled materiaal en vroeg of we dus niet meten wat er wordt ingezameld. Ik zou tegen hem willen zeggen dat de methode van berekening verder wordt aangescherpt met het EU-afvalpakket. Maar de percentages die we afspreken gaan over de aantallen flesjes die zijn gerecycled.

De heer Wassenberg vroeg om een fundamentele herziening van het verpakkingenbeleid. Volgens mij zitten daar nu heel belangrijke elementen in van wat we moeten doen met elkaar, zoals producentenverantwoordelijkheid. Producenten zijn verantwoordelijk voor verpakkingen die zij op de markt brengen en verantwoordelijk voor verpakkingen die afval zijn geworden. Die verplichtingen liggen vast in het Verpakkingenbesluit. In de raamovereenkomst maken we daarnaast in aanvulling op het wettelijke kader afspraken over verduurzaming van verpakkingen, waarvoor we – ik zeg het nogmaals – inmiddels ook de wettelijke grondslag hebben geregeld, de rol van gemeenten en het aanpakken van zwerfafval. Op al deze punten ben ik ingegaan. Dus die raamovereenkomst is een belangrijk onderdeel van beleid, maar is niet het enige. Daarnaast hebben we ook nog een aantal andere zaken, die volgens mij ook de basis vormen voor een aantal punten die de heer Wassenberg ook duidelijk van belang vindt.

Mevrouw Mulder vroeg in hoeverre de LCA, de levenscyclusanalyse om het maar in het Nederlands te vertalen, een rol speelt bij recyclebare verpakkingen. De LCA meet de totale milieudruk, die we natuurlijk omlaag willen brengen. Maar een goede LCA is nog niet per definitie een goede recyclebare verpakking. Daar zit hem dan altijd even de afweging in. Dus eigenlijk wil je en-en. Je wilt én een lage milieudruk van het product zelf, maar je wilt óók een goede recycling. Want anders moet je toch weer heel veel nieuw lage-milieudrukmateriaal toevoegen, terwijl je anders een materiaal met een misschien initieel hoge milieudruk blijft recyclen en je dus in totaliteit, inclusief de recycling, voor het milieu beter uit bent. Dat is juist het gesprek dat we met elkaar zullen moeten blijven voeren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, ik zie dat u wilt interrumperen, maar aan het eind van dit blokje graag interrupties.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voorzitter. Ik heb echt nog een aantal vragen, dus ik hoop dat u nu beseft waarom ik even tijd nodig had om alle antwoorden in ieder geval één keer goed te lezen.

In hoeverre heeft het verpakkende bedrijfsleven toegezegd recyclaat toe te passen? In de evaluatie hebben we afgesproken dat alle raampartijen de vraag naar recyclaat gaan stimuleren. Zoals een aantal van u duidelijk heeft gezegd, we kunnen wel blijven inzamelen, maar als er geen vraag is naar gerecycled materiaal, wat voor milieueffect heeft dat dan, heel kort door de bocht? Dus is het inderdaad van belang dat we zowel inzetten op hoge inzameling als, vooral, op effectiever recyclen. Daarbij is het aanjagen van de vraag cruciaal. Als wij de vraag gaan stellen naar gerecycled materiaal, kun je aan die vraag ook een kwaliteitsaspect koppelen. Dan zorg je dus ook voor hoogwaardige recycling en dan gaat het zo verder de keten in. Daarom is die vraag ontzettend belangrijk.

Een aspect waar we natuurlijk altijd rekening mee moeten houden is dat recyclaat voor de voedselveiligheid ook altijd geschikt moet zijn. Het is dus altijd een toets die je moet toepassen of het ook voldoet aan de eisen die we stellen aan voedselveiligheid wanneer je recyclaat toepast in bepaalde productstromen.

Mevrouw Van Eijs en mevrouw Dik-Faber vroegen naar de ambitie in recyclingdoelstellingen. In het EU-afvalpakket zijn EU-breed nieuwe doelstellingen aangekondigd. Ik ben blij met die ambitie omdat de situatie daarmee overal in Europa gelijk is. Alle landen van Europa gaan meedoen. Dat heeft gevolgen voor de percentages. Nederland is koploper, en dat willen we ook met elkaar blijven.

Specifiek in de context van statiegeld heb ik wel een aparte recyclingdoelstelling afgesproken met kleine flessen zoals ik net heb aangegeven, van 90%. Een aantal van u noemde China. De situatie die zich nu heeft voorgedaan dat China zegt dat het bepaalde afvalstromen niet meer wil, zet natuurlijk ook een extra druk op Europa om dat zelf te gaan verwerken. Daar kom ik later nog op terug.

Verder vroeg een aantal van u naar tussentijdse resultaten van de monitoring. Rijkswaterstaat zegt dat er per halfjaar kan worden gerapporteerd. Rijkswaterstaat gaat die tellingen uitvoeren. Het is belangrijk dat dit een onafhankelijke partij is. Er kan dus per halfjaar worden gerapporteerd. Ook andere zaken dan flesjes, zoals blikjes, peuken, kauwgom en dopjes, worden allemaal geteld en gerapporteerd. Nogmaals, ik heb al gezegd dat ik één keer per jaar bestuurlijk overleg wil voeren. Ik kan me voorstellen dat ik het verslag daarvan en ook de rapportage over een halfjaar dan ook aan de Kamer stuur, zodat we in alle transparantie met elkaar kunnen volgen wat er gebeurt in de context van deze afspraken.

Mevrouw Dik-Faber vroeg hoe de ILT vorm geeft aan de monitoring van het recycledoel van flesjes. De ILT heeft de raamovereenkomst gemonitord en houdt toezicht op de doelstellingen van het Besluit beheer verpakkingen. Daaraan wordt dit doel ook toegevoegd. Zo zal ook de ILT kunnen monitoren op het doel van 90% recycling. Het is natuurlijk van groot belang dat we echt goede afspraken hebben over de methodiek en de handhaafbaarheid.

Een vraag die niemand heeft gesteld maar die in deze context toch ook relevant is, is hoe we dan de doelstelling van 90% recycling van de plastic flesjes meten. Het bedrijfsleven rapporteert jaarlijks over het halen van de recycledoelstellingen en die rapportages worden gecheckt door de ILT. De Inspectie Leefomgeving checkt dus die rapportages en een EU-richtlijn schrijft de methodiek voor. Een EU-richtlijn zegt dus: deze methode moeten jullie hanteren. Het bedrijfsleven hanteert die methode en de ILT valideert of die methode op een goede manier is gehanteerd.

Wat gaan we doen met de aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie van de raamovereenkomst? Die raamovereenkomst geldt inderdaad voor tien jaar. Dat is voor mij een van de kaders waar ik mee te maken kreeg toen ik ging nadenken over hoe we hiermee omgaan. We hebben nu een tussenevaluatie van deze raamovereenkomst uitgevoerd, meneer Wassenberg. Die is inmiddels ook naar de Kamer gestuurd, dus wat dat betreft is uw vraag hopelijk beantwoord. Daar zijn knelpunten bij geïdentificeerd. De kwaliteit van kunststoffenrecycling was er daar een van. Daarvan zeggen we met elkaar in de context van de circulaire economie dat de ambitie omhoog moet. Met name de ketenstappen moeten beter op elkaar aansluiten. Ik was maandag nog bij een plasticrecyclingbedrijf. Daar heb ik in de praktijk gezien wat er nodig is om dat plastic te recyclen. We hebben toen ook gesproken over hoe belangrijk het is voor een bedrijf om vraagzekerheid te hebben om een bepaalde investering te doen die nodig is om de kwaliteit te kunnen leveren die een bepaalde klant nodig heeft. We zitten daar dus echt met een padafhankelijkheid of kip-of-eisituatie en we moeten goed met elkaar nadenken hoe we dat soort dingen kunnen lostrekken. Dat is precies het soort gesprek dat ik aan het voeren ben. Verder is de rolverdeling aangescherpt. Onderdeel daarvan is dat wij niet meer in het KIDV zitten. Verder gaan wij brede afspraken over het terugdringen van het zwerfafval met elkaar maken.

Dan waren er nog vragen over bron- en nascheiding. Voor de stromen papier, textiel en gft blijft bronscheiding de enige route om vervuiling te voorkomen. Veel gemeenten zamelen kunststof, pmd, ook via bronscheiding in, maar voor kunststofverpakkingen is afgesproken dat ook nascheiding mogelijk is. Waar bronscheiding lastig is, kan nascheiding dus een oplossing zijn. We realiseren ons ook wel – gemeenten hebben een bepaalde vrijheid om te kiezen – dat het echt een andere situatie is of je ergens in Brabant in een dorp woont, in een mooi vrijstaand huis, waar je ruimte hebt voor een aantal afvalbakken, of dat je midden in de stad zit en al die bakken op je balkon moet neerzetten, wat toch gewoon complexer is. Gemeenten maken daarin de afwegingen. De mogelijkheden zijn er, maar voor de stromen papier, textiel en gft is gewoon afgesproken dat bronscheiding de enige route is om vervuiling te voorkomen. Gemeenten krijgen de kosten die zij maken vergoed van het bedrijfsleven.

Dan de vraag of een verbod op bepaalde vormen of toepassingen van niet-recyclebaar materiaal mogelijk is. Daarbij is de vraag: wat is een niet-recyclebare of recyclebare verpakking? Het is best lastig om daar een eenduidig antwoord op te geven, omdat dat soms bijvoorbeeld ook afhangt van de toepassing waarvoor je het wilt gebruiken. Ik zei net al: als je het in de context van voedsel opnieuw wilt toepassen, zitten daar andere voorwaarden aan dan wanneer je het in een bermpaaltje wilt toepassen. Maar we willen met elkaar naar steeds hoogwaardigere recycling, dus we moeten steeds kijken hoe we dat mogelijk kunnen maken. Ik zet me in EU-verband ook in voor het ontwikkelen van concretere en steeds ambitieuzere eisen. Het is belangrijk voor de interne markt dat we een aantal van dat soort afspraken ook op Europees niveau maken.

Dan vroeg de heer Laçin nog hoe de monitoringsaanpak wordt geborgd en hoe het zit met de nulmeting. Dat is natuurlijk een heel belangrijke vraag, want als we over twee jaar met elkaar willen vaststellen of het wel of niet gelukt is, moeten we meteen vanaf het begin helder hebben hoe het zit met de monitoring. Het tellen van kleine plastic flessen in het zwerfafval wordt uitgevoerd volgens het monitoringsprotocol zwerfafval van Rijkswaterstaat. Dit wordt al sinds 2015 gehanteerd. In een brief van 23 mei 2017 heeft mijn voorganger toegezegd om overleg te voeren over verbeteringsvoorstellen voor die monitoringsaanpak. Dat ligt dus bij RWS en RWS heeft geoordeeld dat bepaalde ingebrachte voorstellen een technische aanvulling op de telmethodiek kunnen zijn. Nogmaals, de ILT zal de bevindingen uit de monitor valideren. De heer Laçin vroeg of we binnen drie maanden met iets kunnen komen. Rijkswaterstaat verwerkt het nu, dus ik wacht op de aanpassingen die Rijkswaterstaat voorstaat. Ik zal het ook bespreken met de VNG en met het vak- en bedrijfsleven in het eerste bestuurlijke overleg. Ik hoop eigenlijk dat dat geen drie maanden gaat duren, maar dat ik binnen een maand naar de Kamer kan komen met het voorstel dat Rijkswaterstaat aan ons gepresenteerd heeft. Dat is zo'n beetje de termijn die we daarvoor willen hanteren.

Voorzitter, ik denk dat ik daarmee de belangrijkste vragen beantwoord heb, maar gezien het aantal interrupties dat ik voorbij heb zien komen, is het misschien nuttig om nu een aantal vragen te beantwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel, Staatssecretaris. Dank voor de uitvoerige beantwoording. U hebt zelfs antwoord gegeven op niet-gestelde vragen. Ik heb de Kamerleden maximaal drie interrupties per persoon toegezegd, maar dan wil ik wel dat zij binnen drie zinnen tot de vraagstelling komen. Ik hoop ook dat de Staatssecretaris compact kan antwoorden, want anders gaan we het gestelde doel van 17.30 uur echt niet redden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik doe mijn best, maar ik weet niet of het in drie zinnen lukt. Allereerst: aan de persoonlijke motivatie van de Staatssecretaris twijfel ik absoluut niet; dat weet zij ook. Een jaar geleden zat zij nog aan deze kant van de tafel en toen hebben we samen opgetrokken met een aantal partijen, dus daar twijfel ik niet aan, maar ik heb toch wat vragen over haar antwoorden. De Staatssecretaris zei over de motie van de Plastic Soup Surfer ...

De voorzitter:

Het is wel de bedoeling dat u één vraag stelt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Oké, dan stel ik nu de vraag. In de motie van de Plastic Soup Surfer wordt gepleit voor een reductie van het aantal plastic flesjes in het zwerfafval met 90%. De Staatssecretaris zegt dat CE Delft het heeft over een reductie van 70% tot 90%, maar daarmee wordt die motie niet uitgevoerd. Je zou ook kunnen zeggen: dat betekent dus dat er statiegeld nodig is plus aanvullende maatregelen. Want het is niet een-op-een; het gaat over statiegeld en over zwerfafval. Ik zou zeggen: waarom doe je dan niet statiegeld met aanvullende maatregelen? Want dan voer je die motie uit en kom je tot die 90%. Het is niet of-of, maar en-en. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De motie van de Plastic Soup Surfer sprak van 90%. Door heel veel partijen is die motie gelijkgesteld aan statiegeld. Ik constateer dat voor de effectiviteit van statiegeld een percentage van 70 tot 90 wordt neergezet door CE Delft; dat gaf de heer Wassenberg net zelf ook aan. Daarom heb ik dat als equivalentie gebruikt, maar ik heb ook aangegeven dat we daarnaast met een brede aanpak van zwerfafval bezig blijven, omdat we naast het aantal plastic flesjes nog een aantal andere probleemproducten hebben in het zwerfafval, niet in de laatste plaats de blikjes. Dus ja, die brede aanpak zwerfafval blijft daarnaast bestaan.

De voorzitter:

Wilt u daarop doorvragen, meneer Wassenberg?

De heer Wassenberg (PvdD):

Nou, ik hoef er niet op door te vragen, ik wil hier graag mijn tweede interruptie aan besteden. Ik heb nog twee interrupties, als het goed is. Dit is mijn belangrijke onderwerp, voorzitter, dus ik ga hier nog een interruptie aan besteden.

De voorzitter:

Dat is inderdaad uw tweede interruptie; dat klopt. Ik hoor naast me dat het een vervolgvraag is bij de eerste interruptie.

De heer Wassenberg (PvdD):

Nou, een vervolgvraag dan. We zullen later wel zien hoe het allemaal in de boeken komt.

Mijn vraag is de volgende. De Staatssecretaris zei dat er geen draagvlak was voor blikjes, maar alleen voor flesjes. Daarom heeft zij het zo ingevuld. Wij zijn hier als Kamer natuurlijk om de Staatssecretaris te helpen. Er is nog geen VAO aangevraagd – dat kan pas in de tweede termijn – maar dat zou er zomaar kunnen komen; het zou zelfs zomaar kunnen gebeuren dat ik dat aanvraag. Stel dat er een VAO komt en dat er een motie wordt ingediend om ook blikjes mee te nemen. Die motie zou bij de stemmingen kunnen worden aangenomen, want de Kamer is er om de Staatssecretaris te helpen. Zou dat kunnen betekenen dat in de afspraken het woord «flesjes» met «zoeken en vervangen» wordt vervangen door «flesjes en blikjes»?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Als Staatssecretaris voer ik moties van de Kamer zorgvuldig uit. Daarom ben ik ook zorgvuldig aan de slag gegaan met de motie van de Plastic Soup Surfer. Ik heb wel geconstateerd dat de Kamer dergelijke moties in het verleden echt heeft afgewezen. Daaruit heb ik afgeleid dat daarvoor geen steun was. Ik zie graag de resultaten van het VAO.

De heer Wassenberg (PvdD):

We zullen zien of er een VAO wordt aangevraagd en, zo ja, of hiervoor een motie wordt ingediend. We gaan het afwachten. Maar die is dan inderdaad bedoeld als steun voor het beleid van de Staatssecretaris.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dit is een betrokken en bevlogen Staatssecretaris, dus er is inderdaad geen twijfel wie hier hard aan zal trekken. Ik heb een punt over het onderdeel «nooit een meerderheid in de Kamer». U zit nu in het kabinet en ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat D66 er toch een warm voorstander van is om ook die blikjes uit het zwerfafval te halen. U kunt op de Kamer wachten, maar u kunt ook het voortouw nemen met die blikjes. Kunt u aangeven waarom dat niet door u als Staatssecretaris geïnitieerd wordt?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De vertegenwoordiger van D66 zit enige stoelen links van u. Ik zit hier namens het kabinet. Bij een dossier waarin de boel al vijftien jaar vastzit, moet je echt heel erg oppassen, als je de boel niet nog langer vast wilt zetten, om iets in de Kamer neer te leggen waarvan je weet dat het in het verleden steeds is afgewezen. Dan wordt het perfecte vijand van het goede. Dat moet je niet doen. Ik wilde met een voorstel komen dat past bij de motie die wel breed is aangenomen. Dat is de motie van de Plastic Soup Surfer. Die heeft ondersteuning gehad vanuit de hele Kamer. Daarmee hoop ik het dossier voortgang te laten krijgen in plaats van de discussie weer voor jaren op slot te zetten, want dan blijft het zwerfafval jaar na jaar bestaan op deze manier. En dat wil ik niet. Daarom heb ik daar niet voor gekozen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Een kleine vervolgvraag. Stel dat er toch een VAO gaat komen en dat er dan groot enthousiasme is om de blikjes toe te voegen. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan? Zou ze dat dan omarmen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik voer in dit dossier uit wat de Kamer mij vraagt, zeker op zo'n punt. In het verleden heeft de discussie steeds vastgezeten op vragen als wel of geen statiegeld en wel of geen flesjes en blikjes. Ik zal echt af moeten wachten waar de Kamer mee komt: wat vraagt zij mij in meerderheid? Wat de Kamer mij in meerderheid vraagt, zal ik loyaal uitvoeren, maar ik heb geconstateerd dat er voor mij geen grond was om nu een voorstel voor flesjes en blikjes neer te leggen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, ik zag uw vinger ook.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

U ziet mij moeilijk kijken omdat de Staatssecretaris aangeeft dat ze uit gaat voeren wat de Kamer wil, maar kennelijk niet met een eigen visie komt dat blikjes er best bij zouden horen, maar goed. Mijn vraag gaat over de termijnen, want dat punt blijft toch een beetje hangen bij mij. De motie van de Plastic Soup Surfer zei een jaar geleden: binnen drie jaar een reductie van 90% van het aantal plastic flesjes in het zwerfafval. Nu zegt de Staatssecretaris dat zij die motie aan het uitvoeren is, maar er is opeens wel een vol jaar bij gekomen. Kunnen we dat jaar er nu dan ook weer af krijgen? Wat is de termijn waarop zij het snelst wetgeving naar de Kamer verwacht te sturen? Wanneer krijgen wij die wetgeving en die ministeriële regeling, het pakket dat nodig is? Wanneer kan ik dat in de Kamer verwachten?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Nogmaals, we hebben zeven maanden gedaan over de formatie. In die periode heb ik in ieder geval niets kunnen doen. Ik begrijp de gedrevenheid van mevrouw Kröger, maar in alle realisme moeten we die termijn er wel even van aftrekken. Dan zie je dat ik echt heel erg keurig binnen alle termijnen blijf. Een wetgevingsproces moet met inspraak gebeuren, zoals ik net al heb gezegd. Het voorstel moet aan de Kamer worden aangeboden, er moet advisering door de Raad van State plaatsvinden, Brussel moet worden genotificeerd. We willen ook geen inspraak organiseren midden in de zomervakantie. Als je al dat soort dingen bij elkaar optelt, ben je voor een zorgvuldig proces ongeveer twee jaar bezig. Nogmaals, voor mij is dat binnen de kaders; ik heb de toets daarop gedaan. Daarna moet je ook het bedrijfsleven nog een bepaalde termijn geven. Als in het najaar van 2020 – dat is ongeveer twee jaar vanaf nu – uit de toets blijkt dat het statiegeld wordt, dan heeft het bedrijfsleven nog een inwerkingtredingstermijn, een implementatietermijn. Zo kom je dan op die termijn van binnen drie jaar. Nogmaals, dat was de ambitie in de motie die we met elkaar als zeer ambitieus en zeer vooruitstrevend zagen, waar we heel blij mee waren. Ik snap dus, vanuit een inhoudelijke gedrevenheid, het aandringen van mevrouw Kröger, maar deze termijn hebben we met elkaar neergezet als ambitieus en ik blijf binnen die termijn. Daarom heb ik die gehanteerd.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb een vervolgvraag. Het tijdpad rammelt volgens mij. De Staatssecretaris heeft het over een wetstraject van twee jaar, waarbij ze allemaal dingen noemt die daar onderdeel van zijn. Vervolgens noemt ze het najaar van 2020. Dat is tweeënhalf jaar van nu, dus het lijkt mij dat we daar al een halfjaar kunnen winnen. Daarbij ben ik echt zeer verbaasd dat de formatieperiode wordt afgetrokken van de uitvoeringstermijn van de motie, want als het aan de industrie ligt, is wat ze op dit moment doet al genoeg om die doelstellingen te halen. Eigenlijk is het dus heel gek om die hele formatie er af te trekken en pas te gaan tellen op het moment dat het nieuwe kabinet er zat, voor een motie die daarvoor is aangenomen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat kan een reden zijn voor mevrouw Kröger om te zeggen: ik ben het hier niet mee eens. Dat proef ik uit haar inbreng. Voor mij geldt dat ik de opdracht in deze motie heb gezien vanaf het moment dat ik ben gestart op deze plek. Ik heb dus gezien dat er in die motie een termijn stond van drie jaar. Ik zorg dus dat ik binnen die termijn, waarin ook een implementatie- of overgangstermijn voor het bedrijfsleven zit, de wetgeving klaar heb om ervoor te zorgen dat we linksom of rechtsom het doel bereiken. Dan kan mevrouw Kröger misschien zeggen: alles overwegende zou ik eerder of anders tellen. Dat laat ik voor haar rekening. Ik neem de termijn, die we met elkaar ambitieus vinden en waarvoor we willen gaan, serieus en blijf daarbinnen. Als we binnen de termijn die ik denk nodig te hebben voor de wetgeving hetzelfde doel eerder kunnen halen, hebben we volgens mij een win-winsituatie. Dus ik snap dat mevrouw Kröger dat liever sneller zou willen, maar je moet op een gegeven moment ook een afspraak met elkaar maken en dit is de afspraak die ik heb gemaakt.

De voorzitter:

De heer Van Dijk, u wilt graag een vraag stellen? Ik geef u daar graag de gelegenheid voor.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ook ik moet onderstrepen, en dat wist ik al, dat de Staatssecretaris dit onderwerp vol aanpakt en ook die ambitie uitstraalt en heeft. Daar heb ik dus geen enkele twijfel over.

Ik heb wel een vraag over de ruimte die aan het bedrijfsleven wordt gegeven. Het bedrijfsleven zal moeten innoveren en zal moeten kijken hoe ze dit probleem gaan aanpakken, terwijl we in the end toch richting statiegeld gaan. Is dat niet zonde van het geld en de tijd die de komende twee jaar worden geïnvesteerd, terwijl we dat zo hard nodig hebben om die hele implementatie echt waar te maken?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat vind ik aan het bedrijfsleven, want zij betalen die kosten. We hebben afgesproken dat we dat doel gaan halen, linksom of rechtsom. Daarom bereid ik de wetgeving voor die ervoor nodig is om dat gewoon in te laten gaan. We hebben ook concrete afspraken gemaakt over hoe hard de doelstellingen zijn. Als we merken dat die doelstellingen niet gehaald worden, dan is de consequentie statiegeld. Als ik de inbrengen zo proef, zegt nu een meerderheid van de partijen volgens mij, tenzij u straks in het VAO anders beslist: oké, dan gaan we dat zo doen. Bedrijven zeggen: wij willen graag de kans krijgen om te laten zien dat we het ook anders kunnen doen. De extra kosten die ze met die tussentijdse aanpak maken, zijn voor hen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik denk dat de Staatssecretaris bij meerdere partijen heeft geproefd dat er een gemis is aan vertrouwen in het doen en kunnen van het bedrijfsleven. De Staatssecretaris heeft daar zelf ook naar verwezen: er is in die zin al vijftien jaar stilstand. Waar haalt de Staatssecretaris, behalve uit een dreigende wettelijke verplichting, het vertrouwen vandaan dat het bedrijfsleven het nu, na al die jaren, wel gaat doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het is geen dreigende wettelijke verplichting. Het is een afspraak: als het doel niet wordt gehaald, dan is statiegeld de consequentie. Dat is de afspraak. We zorgen er ook voor dat de wetgeving daar klaar voor is. Het bedrijfsleven ziet natuurlijk wel de maatschappelijke ontwikkelingen. We realiseren ons allemaal ook dat de hele discussie over klimaat en over de plasticsoep in de afgelopen jaren echt veranderd is. Ook het bedrijfsleven is daar natuurlijk niet blind voor. Op allerlei fora zie je grote bedrijven ook pledges maken dat ze hun aandeel plastic willen terugbrengen. Je ziet daar ook, en dat heb ik ook gezien, een breder besef dat die plasticsoep wel iets is waar we met elkaar gewoon een verantwoordelijkheid voor hebben om dat aan te pakken.

We hebben dus afgesproken dat we die plasticsoep linksom of rechtsom aanpakken. Daarom is het geen dreiging, maar een afspraak. Daarom hebben we er ook al bepaalde afspraken over gemaakt hoe het eruit gaat zien als het statiegeld wordt. Concreet bijvoorbeeld dat het gaat om 10 cent tot 15 cent, het soort inzamelpunten en hoe we dan rekening houden met de kleine kiosk. Dat soort heel concrete afspraken hebben we al gemaakt, dus ook het bedrijfsleven weet hoe dat statiegeldsysteem eruit gaat zien op het moment dat ze de doelstelling niet halen. Dat laat ook iets zien over de manier waarop ze daarin staan. Ik denk dat we met elkaar mogen zeggen dat we die kentering ook noteren. Nogmaals, ik besef dat deze discussie niet voor niks vijftien jaar lang heeft geduurd. De loopgraven waren echt heel diep. Dat is absoluut waar. Maar ik vind het ook reëel om nu te zeggen: ze zijn nu ook akkoord gegaan met de outline van hoe dat statiegeldsysteem er dan uit gaat zien. Een belangrijke wijziging is bijvoorbeeld dat supermarkten die in het verleden geen kosten vergoed kregen, die in dat toekomstige statiegeldsysteem wel vergoed krijgen. Dat maakt natuurlijk, ook voor die supermarkten, de casus of dat er wel of niet komt anders. Dat soort concrete afspraken hebben we dus met elkaar kunnen maken.

De voorzitter:

Dank voor de uitvoerige beantwoording. Ik moet u toch verzoeken om iets compacter te antwoorden, want anders gaat het omwille van de tijd niet lukken. Meneer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik wil terug naar die 90%, die hard is, uit de Plastic Soup Surfer-motie. De Staatssecretaris heeft aangegeven waarom ze nu voor 70% tot 90% kiest. Met een aanvullende aanpak naast statiegeld moeten we tot die 90% komen. Wat die afzwakking naar «70% tot 90%» doet, is een signaal afgeven richting het bedrijfsleven. Zij hebben nu twee jaar de tijd om aan de slag te gaan. Ik weet al wat daaruit gaat komen, maar dat is voor mijn rekening. Zeggen wij nu in de richting van het bedrijfsleven en de industrie dat zij met 70% ook voldoen aan de verwachtingen?

De voorzitter:

De vraag is duidelijk.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De afspraak die ik met de industrie heb gemaakt, is: linksom of rechtsom gaan we dat doel halen. Statiegeld of geen statiegeld: zelfde resultaat. Wat is het resultaat van statiegeld? 70% tot 90%. Bij statiegeld heb je niet de garantie dat je 90% haalt. Ik heb exact dezelfde afspraak gemaakt met het bedrijfsleven.

De heer Laçin (SP):

Ik proef hieruit dat de Staatssecretaris eigenlijk bevestigend antwoordt op mijn vraag, namelijk dat 70% reductie in de komende twee jaar voor het bedrijfsleven voldoende is. Dat is niet de strekking van de Plastic Soup Surfer-motie. CE Delft constateert dat met statiegeld 70% tot 90% haalbaar is. Dat hangt af van de hoogte van het statiegeld, die we later gaan bepalen. Alleen willen wij richting het bedrijfsleven wel vasthouden aan die 90% uit de motie. Die 90% moet de norm zijn in hoeverre zij in de komende twee jaar de reductie voor elkaar gaan krijgen. Wellicht hebben partijen hier vertrouwen in het bedrijfsleven. Dat hebben wij niet, dus ik vraag de Staatssecretaris nogmaals om een duidelijk antwoord: is 90% de norm voor het bedrijfsleven waarop we straks gaan monitoren en beoordelen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik zou bijna de vraag terug willen stellen aan de heer Laçin: zou hij statiegeld afschaffen op het moment dat er met statiegeld maar 70% wordt gerealiseerd? Even in alle realiteit het volgende. Met statiegeld heb je een bandbreedte van 70% tot 90%. Dat is de bandbreedte die ik ook hanteer voor het bedrijfsleven. Dus ja: als ze 70% halen, dan halen ze het. Als ze 69,5% halen, dan halen ze het niet. Dan komt er statiegeld. Dan hebben we straks statiegeld en daarmee haal je dan 70% tot 90%. Dat is de meest precieze manier waarop ik de equivalentie van die twee oplossingen kan aangeven. Het moet hetzelfde resultaat hebben en daarnaast hebben we de brede aanpak van zwerfafval.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft uw retorische vraag zelf beantwoord. Vervolgens mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

In het kader van het vertrouwen en het vertrouwen hebben in elkaar heb ik een vraag. Heb ik de Staatssecretaris goed verstaan dat we inderdaad halfjaarlijks gaan monitoren, dat volledig transparant en helder is hoe die monitoring plaatsvindt en wat de resultaten daarvan zijn, en dat die resultaten worden gecommuniceerd met alle partijen, inclusief de Kamer? Dat was mijn vraag.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja.

De voorzitter:

Zo compact kunt u het dus. Dank u wel daarvoor.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb een aanvullende vraag hierop. Ik had naar aanleiding van een voorbeeld uit Noorwegen, waar ze heel transparant zijn over de kosten, gevraagd om niet alleen maar over het aantal flesjes en dat soort dingen te communiceren, maar ook over hoe die kostenverdeling in de keten zit. Want stel dat het toch nog ergens scheef zit, dan mag ook wel voor iedereen helder worden waar dan die kosten belanden. Dus ik zou daar wel graag een toezegging van de Staatssecretaris over willen hebben.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Even een verhelderende vraag. Heeft mevrouw Mulder het dan over de situatie dat als statiegeld wordt ingevoerd, we dan transparant moeten zijn over de kosten? Of heeft zij het er in de breedte over op welke manier op dit moment en in de komende jaren überhaupt de kosten al worden gedragen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat laatste.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Qua intentie ben ik er graag toe bereid om dat te bespreken, maar als het om bedrijfsvertrouwelijke informatie zou gaan, moeten we natuurlijk even kijken hoe dat zit. Ik snap echter dat mevrouw Mulder vraagt om transparantie over welke kosten er worden gemaakt. Ik zal dat graag bespreken met ze. Ik heb absoluut de intentie om zo transparant mogelijk te zijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik merk dat zij ook heel erg op de lijn zit van transparantie en monitoring, en ik hoop dat dat leidt tot vertrouwen in het traject dat we nu met elkaar ingaan. In dat kader heb ik twee vragen. Kan de Kamer wellicht nog een tijdpad krijgen van het wetstraject? Er wordt veel over gesproken, maar zo'n tijdpad zou gewoon even helpen om te zien wat nu precies de stappen zijn die gezet moeten worden. Daarnaast is er een paar keer gesproken over de recyclingdoelen...

De voorzitter:

Eén vraag graag, mevrouw Dik-Faber. U heeft er volgens mij één gesteld over het tijdpad.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Oké. U bent heel streng, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zal helaas wel moeten. Ik ben misschien in het eerste deel iets te gemakkelijk geweest, maar nu moet het iets sneller en adequater gebeuren.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

En nog maar vijf blokjes te gaan, voorzitter.

Ik ben er graag toe bereid om zo'n tijdpad uit te werken. Ik kan me voorstellen dat ik dat in april meestuur, als ik ook kom met de monitoring en het verslag van het bestuurlijk overleg.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn tweede vraag gaat over de wettelijke doelstelling voor de recycling van kunststofverpakkingen. Volgens mij is die 52% voor 2021. We zitten nu, in 2018, al op 51%. Ik begreep van de Staatssecretaris dat het EU-afvalpakket zo is vormgegeven dat wij eigenlijk niet omhoog hoeven, want we voldoen al aan de doelstellingen, maar het zou jammer zijn als we een paar jaar stilstaan. Als het niet in de wettelijke sfeer kan, kan het dan misschien toch in de vrijblijvende sfeer? Zijn er mogelijkheden om hierin toch nog stappen te zetten?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ben graag bereid om dat in te brengen bij het bestuurlijk overleg. Ik snap het punt van mevrouw Dik-Faber. Tegelijkertijd hebben we zowel aan de kwaliteits- als aan de kwantiteitskant natuurlijk een uitdaging. Het CPB heeft daar laatst ook op gewezen. Dus ook dat moet ik daarin meenemen, maar ik ben graag bereid om te kijken hoe ver we kunnen komen.

De voorzitter:

De heer Wassenberg wil zijn tweede interruptie van dit blokje gebruiken.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb toch nog wat zorgen over het tijdpad. De Staatssecretaris zegt dat de industrie tot eind 2020 de tijd krijgt om de doelstellingen te halen. Dat wordt allemaal gemonitord en in het voorjaar van 2021 wordt dan bekend of dat zo is. Mijn angst is dat het dadelijk over de verkiezingen heen wordt getild en dat er dan dadelijk een nieuw kabinet is dat hier korte metten mee kan maken.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

U hoorde mij buiten de microfoon al zeggen: nee, nee, nee, nee, nee! Het is heel duidelijk. In het najaar van 2020 valt de beslissing over wel of geen statiegeld. Dan gaat het dus nog deze kabinetsperiode in.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik denk dat de Staatssecretaris het goed verwoordt als ze zegt dat er op dit moment uitermate weinig vertrouwen is bij een heleboel maatschappelijke organisaties en bij een heleboel mensen in wat het bedrijfsleven doet om zwerfvuil te reduceren. De aanpak die tot nu toe is gebruikt, heeft onvoldoende gedaan. Om dat vertrouwen enigszins te herstellen: wanneer komt dat concrete plan van aanpak er, op basis waarvan u eigenlijk heeft gezegd het bedrijfsleven nog twee jaar te geven? Kunnen we dat concrete plan van aanpak ook in april verwachten, samen met dat tijdpad?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb afgesproken dat ik de wetgeving voor statiegeld ga voorbereiden, en in de tussentijd heeft het bedrijfsleven de kans om te laten zien dat zij het met andere middelen sneller bereiken dan ik dat met statiegeld zou doen. Dan ga ik even uit van wat ik zo ongeveer voor die wetgeving denk nodig te hebben. Dus we hebben afspraken gemaakt over wanneer we dat meten en wanneer het omslagpunt is over wat we nou gaan doen. Ik ben graag bereid om aan het bedrijfsleven meer in detail te vragen of zij kunnen aangeven met welke maatregelen zij in de tussentijd aan de slag gaan. Zij hebben mij op hoofdlijnen een aantal punten genoemd, maar voor mij is het van belang dat we linksom of rechtsom het doel halen. Als zij het doel niet met een alternatieve aanpak halen, dan wordt het statiegeld. Maar ik ben graag bereid om na dat bestuurlijk overleg te kijken of we wat meer inzicht kunnen geven in wat het voorstel van het bedrijfsleven voor de tussentijd dan is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De vraag blijft dan toch: waarom zou het twee jaar moeten duren voordat het duidelijk is dat het niet gehaald gaat worden? Daarnaast is de vraag of er, als je dat pakket hebt, toch al een uitspraak gedaan kan worden als: met deze maatregelen is het in de afgelopen X jaren niet gelukt, dus gaat het nu ook niet lukken. Dus kan er dan toch een tussenijkmoment komen? Als begin neem je dan dat het bedrijfsleven zegt dat ze bijvoorbeeld extra bakken gaan neerzetten en wat ze verder maar bedenken wat zou kunnen werken, waarna je vervolgens een tussenijkmoment hebt om helder te hebben of het reëel is dat die maatregelen iets gaan doen, of dat het heel duidelijk is dat die 70% tot 90% echt nooit gehaald gaat worden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Mevrouw Kröger, dit dossier heeft in de afgelopen vijftien jaar over en weer voor loopgraven gezorgd. Daarom moet je op een gegeven moment gewoon heldere afspraken met elkaar maken. Een heldere afspraak die ik heb gemaakt, is: we meten in het najaar van 2020 wat het is en in de tussentijd maak ik de wetgeving. Ik ben graag bereid om elk halfjaar te laten zien wat de voortgang is, maar we hebben afgesproken welke tijd het bedrijfsleven heeft. In de tussentijd maken wij de wetgeving. Als die wetgeving klaar is, dan heb je voor het ingaan daarvan nog een implementatietermijn nodig. We zouden kunnen bereiken dat we al voordat we aan de implementatietermijn toekomen, met elkaar zeggen: we hebben het al bereikt. Dan zijn we voor het milieu eerder beter uit. Mevrouw Kröger gelooft daar niet in. Het bedrijfsleven gelooft daar wel in. We gaan gewoon zien wie er gelijk heeft in plaats van dat we er jaren over praten.

De voorzitter:

Even kijken of dit antwoord weer tot nieuwe vragen leidt. Ik zie de heer Van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voor mij is dit echt wel een cruciaal punt. Het lijkt erop – misschien kan de Staatssecretaris dat verduidelijken – dat we het bedrijfsleven twee jaar lang de ruimte geven en zeggen: dit is uw doelstelling, succes ermee. Maar de Staatssecretaris moet uiteindelijk sturen in haar rol. Ik kan me voorstellen dat het noodzakelijk is – het is een soort basis – dat je tegen het bedrijfsleven zegt: «Wat zijn de plannen? Wat is de inzet? Wat voor budget hebben jullie daarvoor? Ik roep jullie om de maand naar het ministerie en dan wil ik weten hoe het ervoor staat.» Dat leidt tot een aanpak waarmee de Staatssecretaris weet of het wel of niet gaat lukken met haar ambitie.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb de afspraak gemaakt: het gaat lukken, linksom of rechtsom. In 2020 weten we of we dat via statiegeld of op een andere manier doen. Als ik niet met het bedrijfsleven de afspraak zou hebben gemaakt dat het met een versterkte aanpak aan de slag zou gaan, dan hadden we in de tussentijd alleen maar de Landelijke Aanpak Zwerfafval gehad. Die continueren we ook gewoon, maar daarbovenop zal het bedrijfsleven zeggen: we gaan extra dingen doen om ervoor te zorgen dat we die ambitieuze doelstelling halen en statiegeld niet nodig is. Ik ga niet elke maand maar wel twee keer per jaar bestuurlijk overleg voeren. Ik heb de Kamer ook al gezegd dat ik echt bereid ben om de resultaten daarvan aan de Kamer te sturen. Die monitoring komt naar de Kamer. Dan kunt u allemaal zien wat er gebeurt. Het alternatief is: als ik die afspraak niet zou hebben gemaakt, dan hadden we de brede landelijke zwerfafvalaanpak en waren we bezig met wetgeving, maar dan gebeurde er niks extra's in de tussentijd. Het is dus winst dat er in de tussentijd in ieder geval wat extra's gebeurt. Onafhankelijk van wat onze conclusie in 2020 is, halen we daarmee extra flesjes uit het milieu.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Volgens mij klopt dat niet. In de brief van de Staatssecretaris wordt namelijk gesteld: we geven het bedrijfsleven twee jaar de tijd en als dat niet lukt, dan voeren we statiegeld in. Ik merk nu dat het bedrijfsleven een soort vrijbrief heeft – ik bedoel dat niet verkeerd, echt niet – om die intentie waar te maken, terwijl we na vijftien jaar stilstand weten dat dat geen basis is voor succes. Ik roep de Staatssecretaris dus op om vaker dan twee keer per jaar met het bedrijfsleven te spreken, en vanaf het begin op basis van een plan van aanpak. Laat haar zeggen: oké, u krijgt de ruimte, laat het maar zien.

De voorzitter:

Staatssecretaris, wat gaat u met die oproep doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Natuurlijk ga ik aan het bedrijfsleven vragen om met een plan van aanpak te komen. Dat is helemaal geen probleem. Maar het is een parallel traject. We maken wetgeving. Ook bij het voorstel om statiegeld in te voeren, waar de heer Van Dijk voorstander van is, ben je bezig met een wetgevingstraject. Parallel daaraan, dus tegelijkertijd, gaat het bedrijfsleven aan de slag met extra maatregelen. Tegelijkertijd dus. Niet na elkaar, maar tegelijkertijd. We monitoren of ze voldoende extra maatregelen nemen. Het effect, dus of ze genoeg hebben gedaan of niet, meten we in 2020. Als het bedrijfsleven aangeeft, zoals het in de afgelopen jaren steeds heeft gezegd, liever geen statiegeld te willen, dan is het aan hen om te laten zien dat ze voldoende extra maatregelen nemen om de doelstelling in 2020 te halen. Als ze dat niet hebben gehaald, dan komt er statiegeld. Dat is volgens mij de beste waarborg om de komende tijd actieve maatregelen te zien te krijgen. Ik ben graag bereid om die te communiceren, maar het is een parallel traject; we starten tegelijkertijd.

De heer Laçin (SP):

Ik ga nog even door op het monitoren. Het is ontzettend belangrijk. Ik benoemde dat ook in mijn bijdrage. Volgens mij heeft de Staatssecretaris mij wellicht verkeerd begrepen. Ik doelde met die termijn van drie maanden die ik noemde, op een plan van aanpak van het bedrijfsleven. De afspraak is: het bedrijfsleven heeft twee jaar de tijd, dan gaan we kijken of het wel of niet gehaald is en als dat niet zo is, dan komt er statiegeld. Ik wil graag weten wat het bedrijfsleven gaat doen om in die twee jaar die 90% reductie – in mijn beleving is het 90%, in die van de Staatssecretaris is het 70% – voor elkaar te krijgen. Het verleden heeft aangetoond dat een vrijblijvende afspraak zonder monitoring altijd tot falen leidt. Dat willen we nu voorkomen. Het is goed dat er parallel aan de wetgeving extra dingen gaan gebeuren, maar ik wil graag weten wat er dan gaat gebeuren. Ik wil van de Staatssecretaris horen of zij dat met ons eens is en of zij dat plan van aanpak ook met ons gaat delen.

De voorzitter:

Wat gaat het bedrijfsleven doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het is niet vrijblijvend, want we hebben gewoon de afspraak: als je het niet haalt, komt er statiegeld. En er is monitoring, twee keer per jaar. Maar nogmaals, zoals ik net ook heb aangegeven: ik ben graag bereid om het plan van aanpak van het bedrijfsleven met de Kamer te delen.

De heer Laçin (SP):

Het is wel vrijblijvend. De afspraak dat er statiegeld komt als het niet gebeurt, is één ding. Maar wat gaat het bedrijfsleven in die twee jaar doen? Dat wordt niet ingevuld door afspraken met de Staatssecretaris. Dat wordt aan het bedrijfsleven overgelaten. Pas over twee, tweeënhalf jaar wordt dat beoordeeld. Dan pas weten we of er statiegeld komt, ja of nee. Ik heb het over die twee jaar. Wat gaat het bedrijfsleven in die twee jaar doen?

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

De heer Laçin (SP):

Daar wil ik de vrijblijvendheid vanaf hebben.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Maar dan zijn we terug waar we begonnen zijn. Deze discussie heeft vijftien jaar lang vastgezeten doordat een deel van de Kamer zei «we willen nu het besluit over statiegeld nemen en niks anders doen, want dat is de enige manier», terwijl andere partijen zeiden «nee, wij denken niet dat dat de enige manier is». De heer Laçin gaat precies terug naar de kern van waarom het vijftien jaar lang heeft vastgezeten. Nu hebben we een parallelle aanpak. We starten met het maken van wetgeving. Parallel daaraan gaat het bedrijfsleven niet alleen in een plan maar in de praktijk laten zien dat zijn aanpak effect heeft. Dat gaan we in de monitoringsrapportages zien. Of we zien het niet, en dan krijgen we statiegeld. Dat doen we dus parallel. Dus in plaats van een wetgevingstraject starten en daarnaast niks doen, hebben we straks een wetgevingstraject en daarnaast een verscherpte aanpak. Of dat voldoende is, gaan we zien in 2020.

De voorzitter:

Meneer Laçin, u wilt een derde interruptie. Ik had toegezegd dat dat kon. U kunt die nu gebruiken.

De heer Laçin (SP):

Dat ga ik doen. Dank, voorzitter. Ik denk dat wij het op dit punt niet eens worden. Dat hoeft ook niet. Ik wil nog een ander punt aanhalen wat betreft het monitoren. Wat gaan we nou monitoren? In mijn bijdrage vroeg ik het ook al, maar in uw beantwoording ging u daar heel snel overheen. Wat gaan we nou monitoren? Wat is de nulmeting? Wat is het nuljaar?

De voorzitter:

Meneer Laçin, ik zie dit wel als een vraag, namelijk: wat gaan we monitoren? Dat is toch de vraag?

De heer Laçin (SP):

Ik moet mijn vraag wel helemaal stellen, zodat ik ook een heel antwoord krijg, voorzitter.

De voorzitter:

Wat is de nulmeting?

De heer Laçin (SP):

Heel kort. Wat is de nulmeting? Wat is het nuljaar? Rijkswaterstaat monitort alleen op het eigen gebied. Gaan we ook monitoren langs zeeën, rivieren, snelwegen en provinciale wegen?

De voorzitter:

Meneer Laçin. Dank u wel.

De heer Laçin (SP):

Want dat zorgt ervoor dat we een goed beeld krijgen en dat het niet gaat om een heel klein gebied als nulmeting, als nuljaar ...

De voorzitter:

Meneer Laçin, ik moet u nu even afkappen. De vraag is: wat gaan we monitoren? De Staatssecretaris kan daar een helder antwoord op geven, denk ik.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik zal het graag in detail aan de Kamer melden. Maar het is absoluut niet waar dat Rijkswaterstaat alleen op eigen grondgebied zou monitoren. Sterker nog, er zijn afspraken en aanvullingen op het protocol gemaakt over het type gebieden waar geteld wordt. Ook worden de OSPAR-tellingen meegenomen. Mijn voorganger heeft het al in gang gezet. Er is een consultatie geweest over de methodiek. Er is een aantal suggesties gedaan. Rijkswaterstaat heeft geoordeeld dat het inderdaad nuttig en noodzakelijk is om aanscherpingen door te voeren om tot een echt goede monitoring te komen. Dat heb ik ook in mijn brief aan u al gemeld. Daar zitten dus ook de OSPAR-tellingen bij. Ik ben graag bereid om het nog wat meer in detail aan de Kamer te laten weten. Dan kan de Kamer het gewoon ook zien. Het is terecht dat de heer Laçin hiervoor aandacht vraagt, want de basis helder hebben – waar hebben we het over en waar rekenen we op af? – is onderdeel van het hele pakket dat we moeten hebben. Ik begrijp de vraag dus heel goed. Ik ben graag bereid om de Kamer er meer in detail over te informeren. Een onafhankelijke partij, Rijkswaterstaat, gaat het doen. Ik laat het vervolgens ook nog valideren door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Er moet gewoon geen misverstand over zijn. Het tellen moet ook volgens een methodiek waarvan die partijen, onafhankelijk van enig belang, zeggen: dit is de manier om te kunnen meten of de doelstellingen gehaald zijn. Dat gaan we met elkaar doen.

De voorzitter:

Meneer Laçin, uw laatste mogelijkheid.

De heer Laçin (SP):

De onafhankelijkheid is ontzettend belangrijk. Daarover zijn we het allemaal eens. Die moet niet in het geding zijn. Daar gaat de discussie ook niet over. Ik pleit ervoor dat de monitoring, de nulmeting die we gaan doen om uiteindelijk over twee, tweeënhalf jaar te kijken of we het gehaald hebben, representatief is. Er moet niet, zoals in de afgelopen jaren is gebeurd, op een veel te klein gebied gefocust worden, want juist langs de zeeën, de rivieren en de kanalen hoopt het zich op. Ik ben blij met deze toezegging van de Minister, althans zo interpreteer ik het. Mijn vraag is vervolgens wanneer dat plan van aanpak naar de Kamer komt.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat heb ik volgens mij al gezegd. Dat was waar het misverstand met de heer Laçin over ging. Ik hoop binnen een maand. Maar ik wil ook aan Rijkswaterstaat vragen om in het bestuurlijk overleg aan de VNG, de milieubeweging en het verpakkende bedrijfsleven te presenteren wat zijn methodiek is voor het tellen en dergelijke. Daarna stuur ik de resultaten daarvan aan de Kamer. Het is heel belangrijk dat alle partijen het helder hebben – dit is wat het is en zo gaan we het meten – zodat we daar later in het proces geen onduidelijkheid over krijgen. Dat is cruciaal voor dit proces. Dat gaan we dus zeker doen. En uiteraard zal ik ook de Kamer daarover informeren.

De voorzitter:

Ik hoop dat we hiermee aan het einde zijn gekomen van het eerste blok. Ik zie geen vragende blikken meer, dus dan kunnen we doorgaan naar onderdeel 2, waarbij u «kunststoffen» hebt staan.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voorzitter, ik zal proberen om ...

De voorzitter:

Excuses, er is een vraag van de heer Van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ter verduidelijking. Er is een aantal toezeggingen gedaan. Ik vroeg wat de bedrijven gaan doen. En het ging over het plan van aanpak van de bedrijven zelf. Hebben we het nu over hetzelfde? En wanneer komt het naar de Kamer? Het is namelijk cruciaal om te kijken hoe het gaat. We moeten het kunnen volgen.

De voorzitter:

Dat is echt cruciaal.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ga een bestuurlijk overleg plannen met het bedrijfsleven en de VNG. Ook de milieubeweging wordt daarvoor uitgenodigd. Dan vraag ik aan Rijkswaterstaat om daar de methodiek te komen presenteren. Ik zal over dat bestuurlijk overleg rapporteren. Dan zal ik het bedrijfsleven ook vragen om daar hun plan van aanpak voor wat ze in de komende twee jaar willen doen, te presenteren. Dan zorgen we dat er een verslag naar de Kamer komt, met een aantal bijlagen.

De voorzitter:

Dit is voldoende wat mij betreft. We gaan door naar blok 2, «kunststoffen». Als u nog een vraag hebt, dan kunt u die in tweede termijn altijd nog inbrengen en komt het dan aan de orde. Meneer Van Dijk, u wilt uw derde interruptie? Als u dat ten koste van andere onderwerpen wilt laten gaan, dan is dat uw goed recht.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Nou, voor mij is het wel een cruciaal punt: wel of niet vertrouwen hebben in het bedrijfsleven. Een aantal partijen hier vraagt wat de plannen van het bedrijfsleven zijn en of we die in de Kamer kunnen zien. Ik neem aan dat de Staatssecretaris aan de Kamer zal melden wat de plannen van het bedrijfsleven zijn. Dat is voor ons cruciale informatie om te zien hoe het gaat. Wat zijn de plannen? En op welke termijn?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb al aangegeven dat het bedrijfsleven mij op hoofdlijnen heeft geschetst waar het ongeveer aan denkt. Ik zal hun vragen om dat in een wat uitgebreider plan van aanpak te zetten, zodat ik dat kan delen met de Kamer. Zij moeten dat opstellen; het zijn hun plannen. Ik kan die niet gaan opschrijven, want het zijn hun plannen. Ik zal zeker vragen om dat op papier te zetten. Natuurlijk kunnen we dat dan vervolgens met de Kamer delen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Mijn allerlaatste dan. Twee jaar is zo voorbij. Dan is het dus cruciaal dat er druk op het bedrijfsleven wordt gelegd: als u wilt leveren, dan moet u ook zo snel mogelijk dat plan kunnen leveren. Het is handig voor ons om enigszins een termijn te hebben.

De voorzitter:

Dat was inderdaad uw allerlaatste voor deze ronde.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik probeer dat te betrekken bij het eerste bestuurlijke overleg en dan krijgt u het verslag daarvan met bijlagen. Ik probeer dat binnen een maand te organiseren. Dat zal ik dan naar u toesturen. En nogmaals: als het bedrijfsleven aangeeft een alternatieve aanpak in plaats van statiegeld te willen, dan moeten ze voor 2020 hebben laten zien dat ze het hebben bereikt, niet alleen in een plan van aanpak maar ook in concreto, in de natuur. Dat is een dubbel slot op de deur, zowel op die 90% recycling als op die 70% tot 90% flesjes in het zwerfafval. Dat is de afspraak die we met elkaar hebben gemaakt. Daar zit het slot. Overigens wil ik nogmaals echt nog een keer gezegd hebben dat ik in vergelijking met de gesprekken met het bedrijfsleven die ik ook als Kamerlid eerder weleens voorbij zag komen, in de huidige gesprekken merk dat het besef dat we de plasticsoep moeten aanpakken echt landt. Er is echt een andere discussie dan een aantal jaren geleden.

De voorzitter:

Dan gaan we nu echt over naar blok 2, «kunststoffen».

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja, voorzitter. Ik zal gezien de tijd proberen om dat heel kort te doen en toch de vragen te beantwoorden.

Een verplicht percentage gerecycled plastic in verpakkingen of toepassingen. Voorzitter, een algemene doelstelling voor x% recyclaten in nieuwe kunststofproducten is niet haalbaar. Bij het ene product kunnen we al komen tot 100% en bij andere halen we nog geen 10%. Daarom wil ik de sectoren vragen met eigen doelstellingen en sectorplannen te komen. Ik ga tevens onderzoeken of voor specifieke productgroepen Europese afspraken kunnen worden gemaakt. Nogmaals, kleine flesjes gaan natuurlijk door heel Europa en als je dan in Europa een afspraak kunt maken over een bepaald percentage, is dat best een garantie. De vraag kan daarbij een stimulans krijgen door circulair ontwerpen, circulair inkopen en de introductie en versterking van EPR.

Product-as-a-service is hartstikke mooi, zeg ik even tegen de heer Van Dijk. Het komt terug in de transitieagenda's.

Biodegradables zijn inderdaad niet altijd het ei van Columbus. We hadden tijdens de voorbereiding van de Milieuraad al een discussie over oxodegradeerbare plastics, ook iets waar je van denkt: is dat nou een oplossing of niet? We moeten er heel voorzichtig mee zijn. Bij oxodegradeerbaar stuur ik op een Europees verbod. Biodegradable kunnen alleen specifieke toepassingen zijn, bijvoorbeeld plastic zakken voor de gft-inzameling, maar je moet er echt mee oppassen. Die voorzichtige aanpak deel ik met de heer Van Dijk. Ik werk hierbij samen met het Ministerie van EZK.

Mevrouw Van Brenk vroeg of ik de plasticvrije supermarkt kan aanmoedigen. Ik vind het een heel mooi initiatief vanuit de markt, maar het is lastig om het via beleid te bevorderen, zo zeg ik tegen mevrouw Van Brenk.

Voorzitter, dat was het pakje kunststoffen. Zal ik meteen afvalbeleid, het LAP en persistente stoffen meenemen?

De voorzitter:

Heel graag.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Kan de Staatssecretaris aangeven welke bedrijven hebben meegesproken in de inspraak op ontwerp-LAP3 en welke gevolgen heeft dat gehad? De inspraak op LAP3 was een openbare consultatie die tot 7 november 2016 liep. De start van de inspraakperiode is op 23 september 2016 aangekondigd in verschillende kranten. Tevens is het ontwerp-LAP3 bij openbare inspraak naar beide Kamers gestuurd en die procedure ligt op deze wijze ook vast in de Wet milieubeheer. 105 partijen hebben tijdens de inspraakperiode een reactie ingediend op het ontwerp-LAP3. De reacties van deze partijen en het gevolg dat daaraan is gegeven, zijn allemaal opgenomen in de nota van antwoord. Hij is wel 253 pagina's dik! Die is inmiddels naar uw Kamer gegaan en daarin is precies te zien welke partij wat heeft gevraagd en wat ermee is gedaan. Daarover is in alle transparantie gerapporteerd in een heel uitgebreide brief.

Potentieel zeer zorgwekkende stoffen en het stoppen of uitfaseren van persistente stoffen en hormoonverstorende stoffen. Nederland volgt het Europese beleid bij het weren van stoffen in producten die op de markt kunnen worden gebracht. Vanzelfsprekend wordt bij de beoordeling gekeken of recycling veilig is en er wordt ook gekeken naar zeer zorgwekkende stoffen. Mevrouw Kröger en ik hebben die discussie al eerder gehad. Als je naar een circulaire economie wilt, moet je echt oppassen met de stoffen die je in de kringloop brengt. Het is dus belangrijk om innovatie te stimuleren. Nederland organiseert binnenkort een internationale bijeenkomst over de Safe Chemicals Innovation Agenda. Het is een onderwerp dat echt nadrukkelijk op de agenda staat, omdat we proberen om zo veel mogelijk stoffen die we niet in de kringloop willen hebben, er weer uit te krijgen.

Waarom wordt in LAP3 niet meer geregeld om de transitie naar een circulaire economie te bevorderen? Daar is, kort gezegd, het LAP niet altijd het juiste instrument voor, maar ik snap de intentie van mevrouw Kröger. We willen in ieder geval dat er geen belemmeringen zijn. We blijven daarom met elkaar kijken hoe we die kwaliteitsslag met elkaar goed kunnen maken. De Wet milieubeheer beperkt de reikwijdte van het LAP tot beleid over afvalstoffen. Over grondstoffen en productontwerp kan in het LAP niks geregeld worden. Je loopt gewoon tegen de grens aan van wat je kunt met de wetgeving. Om meer te regelen is een aanpassing van de wetgeving nodig en daar gaan we de komende tijd naar kijken.

Dan de vraag over kwik. Even heel kort, op de pagina's 162 tot 164 van die hele lange nota van antwoord die ik u net al meldde, kunt u tot in detail nalezen welke wijzigingsvoorstellen er voor kwik zijn gedaan en wat daarmee gebeurd is. De aangebrachte wijzigingen zijn niet doorgevoerd in het belang van specifieke partijen maar om het huidige LAP in lijn te brengen met het Besluit bodemkwaliteit. Dat is de aanpassing die is gedaan en de reden waarom dat is gedaan. Dat was ook de vraag van mevrouw Van Eijs. De wijzigingen die zijn aangebracht, zijn dus bedoeld om het LAP in lijn te houden met andere wet- en regelgeving. Daarbij gaat het specifiek om het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. Beide besluiten kennen milieuhygiënische eisen om nuttige toepassingen, respectievelijk storten mogelijk te maken zonder dat dit tot onaanvaardbare milieuproblemen leidt. Hetgeen op basis van deze besluiten is toegestaan, is nu in lijn gebracht met het LAP.

Mevrouw Van Eijs vroeg waarom verbranding van de fijne houtfractie van groenafval is toegestaan als ook composteren mogelijk is. Alleen als ik zeker weet dat composteren beter is voor het milieu dan verbranden met energieterugwinning wordt het voorgeschreven in het LAP. Uit eerdere uitgevoerde analyses is gebleken dat composteren geen significant beter resultaat geeft dan verbranden met energieterugwinning. Daarom blijft het toegestaan om de fijne houtfractie van groenafval te verbranden. Tijdens de looptijd van het LAP zullen we hier natuurlijk wel naar blijven kijken en bekijken of het volgens de meest recente inzichten ook op de langere termijn wenselijk blijft.

Dan vroeg mevrouw Van Brenk naar de verlenging van de green deal Grondstoffen. De einddatum is inderdaad inmiddels verstreken. Verlenging is mogelijk als de waterschappen aangeven dat ze dat willen, maar dat is nu nog onduidelijk. Overigens ben ik ook graag bereid om de samenwerking met de waterschappen zonder green deal voort te zetten. We hebben zelfs een heel interbestuurlijk programma met de waterschappen en we werken dus op allerlei manieren samen, zelfs al zou het niet in de specifieke vorm van een green deal zijn. Maar nogmaals, we zijn daartoe bereid als ze aangeven dat ze dat willen.

Meneer Laçin vroeg waarom ik veroordeelde bedrijven uitnodig. Hij stelt de vraag scherp en dat is terecht, want dat geeft ons allemaal een ongemakkelijk gevoel. Dat is waar, maar aan de andere kant ligt er echt een principiële vraag, namelijk of het gerechtvaardigd is om een bedrijf dat een boete of een straf heeft uitgezeten, voor eeuwig uit te sluiten van gesprekken met de overheid. Dat is dan de andere kant ervan. Ik vond dat ook echt een vraag die te maken heeft met onze rechtsstaat en daarom heb ik die ook bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid neergelegd. Die zeggen: er is geen algemene beleidslijn. Ik heb u dat ook in de brief geschreven. De afweging om een bedrijf voor een stakeholderbijeenkomst uit te nodigen moet je dus eigenlijk van geval tot geval maken op basis van de relevantie van het bedrijf voor het beleidsvraagstuk dat aan de orde is. Maar je wilt natuurlijk ook de reputatie van het bedrijf bij deskundigen meenemen. Er zit dus altijd een soort afwegingsmoment in. Je moet ook niet naïef zijn en volgens mij is dat de alertheid die de heer Laçin vraagt.

Wat ook belangrijk is, is dat de uitgenodigde bedrijven allemaal milieuvergunningen hadden. Uiteindelijk kun je heel ingewikkelde toetsen gaan doen. Ik heb daar iets over geschreven in de brief, een brief die overigens echt op uw verzoek heel snel is gestuurd. Een paar uur na uw verzoek of deze brief kon komen, hebben wij gezorgd dat die brief er lag. Een bedrijf dat stelselmatig in de fout gaat ... Nee eerst dit: ik had ook tijd nodig voor die afstemming met het Ministerie van Justitie. Dat is waar, hè? Mevrouw Kröger maakte de opmerking dat de beantwoording al even op zich liet wachten. Dat is helemaal terecht, maar nogmaals: ik vond dit een belangrijk punt en ik wilde het gewoon ook echt even sonderen bij de collega's. Maar toen er werd gezegd «kan de brief toch nu komen?» dachten we: oké, we doen er nog snel de laatste slag overheen. Ik deed dat, omdat ik begreep dat u die brief graag voor het AO wilde hebben. Ik heb daar ook mijn best voor gedaan.

Als een bedrijf stelselmatig in de fout gaat, verliest het zijn milieuvergunning. Daarom kunnen we wel een toets doen door te vragen of het allemaal bedrijven zijn met een milieuvergunning en dat doen we ook. Ik snap het ongemak waar de heer Laçin mee zit en ik denk dat dat breed gevoeld wordt, maar de vraag is ook hoe je dat ongemak pragmatisch oppakt en wat je ermee doet. Als we overigens de inbreng van een bedrijf krijgen, moeten we dat ook heel goed wegen tegen de achtergrond en de belangen van zo'n bedrijf. Dat doen we niet alleen, want waar nodig maken we daarbij ook gebruik van onafhankelijke deskundigheid als die van het RIVM of de ILT. Ik heb, geloof ik, toen we het hadden over die stookoliehoudende producten in een brief aangegeven welke kennisinstellingen daarbij allemaal aan tafel zaten om te kunnen beoordelen wat die bedrijven inbrachten. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de conclusie dat we niks gingen aanpassen. Alertheid op wie er aan tafel zit, dat snap ik, maar daarnaast zetten we er ook nog kennis tegenover om de inbreng van die bedrijven onafhankelijk te kunnen beoordelen.

Mevrouw Faber vroeg waarom we in Nederland weinig gebruikmaken van einde-afval. In LAP3 stimuleer ik juist het gebruik van het einde-afvalcriterium. Ik heb geen aanwijzingen dat het in Nederland structureel minder gebeurt dan in andere landen. Juist door mijn inbreng in Brussel gaat de Commissie aan de slag met een good practice-uitwisseling tussen verschillende landen. Wat wij doen, wordt dus in ieder geval in Europa gewaardeerd. Het is wel iets om scherp op te blijven. Als we het idee hebben dat we een kans missen, dan gaan we dat natuurlijk graag bekijken.

Wat gaat de Staatssecretaris doen tegen de lekstromen bij de inzameling van afgedankte elektrische apparaten? Die lekstromen willen we tegengaan. Het is al heel lang een taai onderwerp. We hebben de producenten nu gevraagd om een plan van aanpak te maken om het te verbeteren. Op hoofdlijnen worden door de producenten de volgende actiepunten aangedragen: meer afgedankte apparaten inzamelen die nu nog in het restafval terechtkomen. De lekstromen wil men dus aanpakken via afgedankte apparaten die nu nog buiten de formele inzamelstructuur worden ingezameld en verwerkt. We zijn natuurlijk extra scherp op stromen die naar het buitenland gaan. Dat was volgens mij ook een vraag van mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Dik-Faber vroeg nog of ik bereid ben een verplichting in te stellen om de restbak op milieustraten te laten nascheiden. Daar hebben we het ook al meerdere keren over gehad. Het blijkt dat bij goed presterende milieustraten niet meer dan 13% van het grof huishoudelijke afval in de restbak terechtkomt. Het sorteren van die restbak leidt wel tot extra kosten maar niet tot echt veel extra recycling, zo blijkt uit de resultaten. Maar ik vind een betere implementatie op het gescheiden houden aan de bron wel iets waar we natuurlijk gewoon echt op moeten inzetten, zodat er gewoon minder in die restbak terechtkomt. Ik wil dit heel graag nogmaals onder de aandacht van de bevoegde gezagen brengen, want ik deel met mevrouw Faber dat het gewoon zonde is dat er iets in de algemene bak wordt gegooid wat beter had kunnen worden gescheiden. Laten we daar met elkaar scherp op blijven.

De voorzitter:

Dat was volgens mij de laatste vraag. Ik kijk nog even om mij heen. Geeft dit aanleiding tot een vraag? Bij mevrouw Kröger wel, zo te zien. Aan u het woord.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dit was het derde mapje? Klopt het dat er nog twee volgen?

De voorzitter:

Nog drie. Er volgen er nog drie, ook nog een mapje «overige».

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan misschien nu alvast mijn punt van orde, want ik denk niet dat we 17.30 uur gaan halen. Mijn punt van orde is dat de tweede termijn van dit algemeen overleg wellicht op een later moment ingepland moet worden.

De voorzitter:

Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is. Zo niet, dan gaan we dat niet doen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan zullen we hier langer zitten. Maar goed, dat was niet mijn vraag maar een punt van orde. Mijn vraag gaat over LAP3. LAP3 met daaronder – als ik het goed zeg – 84 sectorplannen is natuurlijk onze nieuwe afvalwetgeving. De Staatssecretaris zegt nu dat het doel van LAP3 niet noodzakelijkerwijs de circulaire economie is, omdat het om het afval gaat. Op de website van LAP3 staat letterlijk: LAP als instrument voor de circulaire economie. Al onze afvalwetgeving zou nu dus wel degelijk moeten bijdragen aan dat ambitieuze doel van 2050. Waar zit het gat of de gap tussen LAP3 en wat er nodig is voor de circulaire economie? Zouden we die analyse kunnen ontvangen samen met de kabinetsappreciatie van de transitieagenda's, zodat we het in die volledigheid nog een keer kunnen bespreken?

De voorzitter:

Dat zijn alweer twee vragen: «kan het?» en «zou het kunnen?». Dank u wel. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Wat ik probeerde aan te geven is dat we op dit moment tegen een paar beperkingen aanlopen. Maar mevrouw Kröger heeft gelijk: waar het kan, willen we het natuurlijk inzetten. Ik ben graag bereid om te doen wat zij vraagt. Ik ben bereid om daarop te reageren in de kabinetsreactie op de transitieagenda's.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Kan ze daar dan heel specifiek die situatie met dat kwik bij betrekken? Het gaat nu allemaal vrij snel omdat we een hele volle agenda hebben. Maar we hebben dus de situatie dat zwaar met kwik vervuilde grond niet meer gesaneerd hoeft te worden als die te vervuild is! Die grond moet dan gestort worden omdat het anders te duur wordt. Dat kan toch niet wenselijk zijn? Zou de Staatssecretaris ook aandacht kunnen besteden aan die specifieke situatie van de kwikvervuiling? Want die is echt heel erg zorgelijk.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb aangegeven dat het een kwestie was van het in lijn brengen van de bestaande regelgeving met het LAP. Het vergt dus geen zelfstandig besluit in het LAP, maar ik ben graag bereid om dit voor mevrouw Kröger nog wat meer in detail mee te nemen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het antwoord over E-Ways en de elektrische apparaten ging echt heel erg snel. Ik snap dat gezien de tijd, maar ik heb toch één vraag, voorzitter. Er komt natuurlijk zo ook een tweede. Zei de Staatssecretaris nou dat de recycling of de verwerking alleen maar plaatsvindt via gecertificeerde bedrijven? Ik vraag dat omdat het zo'n groot grijs circuit is. Het ging echt heel snel, maar volgens mij is dat de oplossing. Ik weet niet welke instrumenten er nodig zijn om dat grijze gebied uit te sluiten. Misschien moet je daar zo'n certificaat wel verplicht voor stellen. Is dat de oplossingsrichting waar de Staatssecretaris aan denkt?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb nu niet het specifieke antwoord paraat of het alleen maar via gecertificeerde bedrijven gaat. Ik snap wel het punt waarom mevrouw Faber dit vraagt en ik kan me voorstellen dat ik op dit punt nog even terugkom bij mevrouw Faber. Als we op enig moment nog een tweede termijn hebben, biedt dat misschien de mogelijkheid om dat antwoord alsnog te geven. Ik snap haar vraag.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Er is niet alleen een grijs circuit binnen Nederland, maar er is ook nog een lekstroom naar het buitenland. De Staatssecretaris gaf dat ook aan. Volgens mij hebben we ook totaal niet in beeld hoeveel er naar het buitenland gaat. Misschien kan zij daar ook nog op terugkomen? Is dat wellicht het onderzoeken waard?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Zeker die lekstroom naar het buitenland is een issue. We nemen dat graag mee in de beantwoording.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het ging ook over LAP3 en ik heb in dat verband een vraag gesteld over chemische recycling en een initiatief van AkzoNobel en een consortium in de Rotterdamse haven. Ik was even benieuwd of dat bekend is bij de Staatssecretaris en of ze bereid is om daar in ieder geval naar te kijken. Ik sluit me aan bij het voorstel dat mevrouw Kröger van GroenLinks net deed om de resterende tijd te gebruiken om deze termijn af te ronden. Dan moeten we later maar een tweede termijn inplannen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik weet even niet of Akzo in het stapeltje zit dat voor mij ligt. Mocht dat niet zo zijn, dan is het goed dat mevrouw Mulder het nog een keer onder mijn aandacht heeft gebracht. We zullen daarvoor zorgen. Er zijn veel initiatieven op het gebied van chemische recycling en ik kom daar zo meteen in ieder geval nog op terug. Of Akzo specifiek wordt genoemd, zal ik even checken. Anders komen we daar ook nog op terug.

De voorzitter:

Geen vervolgvraag, mevrouw Mulder. Maar u stelt wel aan de orde of het zinvol is om de tweede termijn vandaag nog te doen als straks alle antwoorden zijn gegeven en alle mapjes van de Staatssecretaris zijn behandeld. Is het misschien beter om die tweede termijn op een ander moment in te plannen? Kan ik iemand het woord daarover geven? Ik wil even proeven of de bereidheid er is om het zo te doen?

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, de hele publieke tribune zit vol. Ik denk dat we best kunnen proberen om het even af te tikken door een halfuur langer door te gaan. Dat valt toch wel mee? Ik zou het nu gewoon af willen maken.

De voorzitter:

Dat kan ik alleen maar doen als een meerderheid dat ook vindt.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik steun het voorstel van mevrouw Kröger. Het is een belangrijk debat en dat moeten we daarom volledig doen, dat wil zeggen met een volledige tweede termijn. Anders moeten we het afraffelen, zeker omdat we straks ook richting stemmingen gaan. We moeten er dan even tussenuit en het lijkt me daarom niet verstandig om het zo te doen. Ik steun het voorstel om de tweede termijn later te doen.

De voorzitter:

Nog meer steun? Er is volgens mij een meerderheid die dat voorstel steunt. Ik stel voor dat we doorgaan met de beantwoording van deze termijn en dat de tweede termijn er vandaag niet komt. Die plannen we dan later in. Dat roept wel weer een vraag op bij de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Dat roept geen vraag op. Het is een belangrijk debat over een belangrijk onderwerp. Ik kijk naar u, voorzitter, en vooral naar de griffier om de tweede termijn dan wel zo snel mogelijk in te plannen.

De voorzitter:

We kijken of dat verzoek gehonoreerd kan worden. Ik geef nu de Staatssecretaris de mogelijkheid om de vragen in de resterende blokjes te beantwoorden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel, voorzitter. Ik ga mijn best doen. Zoals ik al zei, zijn het heel veel vragen. Ik ben daardoor misschien soms wel wat snel, maar ik probeer om op alle vragen in ieder geval een antwoord te geven.

Een vraag van de heer Van Dijk over het geld voor de circulaire economie. Hoe gaan we de uitvoering financieren? In het regeerakkoord wordt duidelijk gesteld dat ook de circulaire economie onderdeel is van de klimaatopgave. Er werd ook een aantal vragen gesteld over de link met CO2. Natuurlijk gaat het niet alleen om extra geld, maar soms is het natuurlijk wel belangrijk dat je ook wat geld hebt. In 2018 wordt uit de klimaatopgave 12 miljoen euro vrijgemaakt voor circulaire-economieprojecten. En ook de volgende jaren zullen we natuurlijk weer meedoen in die enveloppe van 300 miljoen. Daarin is financiering voor het verder drijven van deze transitie beschikbaar, want er is gewoon innovatiegeld nodig om dat soort dingen aan te drijven.

Een aantal van u heeft gerefereerd aan maatschappelijk verantwoord inkopen en het goede voorbeeld dat het Rijk zelf kan geven. Dat vind ik ook een héél belangrijk instrument, want daar zit heel veel geld in. We hadden het al over het stimuleren van de vraag. Nou, daar kunnen we letterlijk de juiste vraag stellen aan de markt. Dus dat is een belangrijke. Mijn ambitie is om samen met de medeoverheden door met name circulair inkopen deze kabinetsperiode al 1 megaton aan CO2 te besparen. Naast het inkoopgeld en naast het geld uit de enveloppe van 300 miljoen zet het kabinet ook Invest-NL in voor investeringen in duurzame economie. Dus op allerlei manieren zorgen we ervoor dat er middelen zijn en daarnaast gaat het ook heel veel om afspraken.

Men wil graag een bescheiden procesbudget. Ik heb net al even aangeven waar eigenlijk gewoon de belangrijkste stromen in zitten. Natuurlijk hebben we ook de inzet van mensen op het departement. In de kabinetsreactie op de transitieagenda's komen we er nog op terug. Het is belangrijk om het proces te kunnen faciliteren en om afspraken te maken met de collega's.

De volgende vraag sluit aan bij die van mevrouw Van Brenk: zijn andere departementen even enthousiast? Het is een rijksbreed programma. Zo staat het ook in het regeerakkoord. Andere departementen dragen vanuit hun eigen verantwoordelijkheden ook bij aan de versnelling van de transitie. Die kabinetsreactie op de transitieagenda's schrijven we dan ook samen met de departementen EZK, BZK en LNV, maar ook andere departementen dragen hieraan bij. Wij zijn de trekker, maar ook andere departementen hebben hun agenda's.

Doelen en indicatoren voor de circulaire economie. Het is belangrijk om de voortgang inzichtelijk te maken en dat vraagt om heldere doelen en goede indicatoren. Er is door het PBL, de Universiteit Utrecht, het CBS en het RIVM een monitoringssystematiek ontwikkeld en een nulmeting verricht. De Kamer heeft die in januari ontvangen. Op basis van die monitoringssystematiek wordt het verder uitgewerkt. De uitwerking naar doelen in 20, 25 en 30 jaar wordt daar ook een onderdeel van.

Waar borgt u de integraliteit van het beleid rondom circulaire economie en klimaat? Dat doen we eigenlijk in de kabinetsreactie op de transitieagenda's. Dat is daarop het korte antwoord.

Een onderdeel van de transitieagenda's is het voorstel een taskforce herijking afvalregelgeving op te richten. Gaat de Staatssecretaris deze taskforce ondersteunen? Het is een initiatief van de partijen bij het grondstoffenakkoord om het Rijk te adviseren vanuit de praktijk. We houden natuurlijk heel goed contact met die taskforce, want alle nuttige aanbevelingen over knelpunten in de regelgeving zijn belangrijk. De Kamer vraagt ook regelmatig of we knelpunten op kunnen lossen. Dat wil ik heel graag doen en we kijken dus heel goed naar waar de taskforce mee gaat komen.

Meneer Ziengs legt nog weer eens een keer heel nadrukkelijk de link met de vraag hoeveel CO2-emissie je kunt besparen via de circulaire economie. Ik zou tegen de heer Ziengs willen zeggen dat dat precies de reden is waarom het gelinkt is aan de klimaatdoelstelling. Het is gelinkt aan de vraag hoe je die klimaatdoelstelling van 49% CO2-reductie effectief en efficiënt kunt bereiken door de circulaire-economieprojecten mee te laten doen aan die pot met geld. We kunnen dat doen omdat we gewoon heel efficiënte projecten hebben. Momenteel laat ik door TNO onderzoek doen naar de precieze bijdrage van de circulaire economie aan de klimaatdoelstellingen en daarover zal ik u nader informeren. Daarnaast weten we natuurlijk dat die circulaire economie een bredere potentie heeft, want het draagt ook bij aan een gezond milieu, een innovatieve economie en de leveringszekerheid van grondstoffen. Maar het kabinet heeft gezegd: we linken het voor de financiële middelen aan de CO2-bijdrage en die is gewoon groot aan de grondstoffenkant.

Hoe gaat het na de transitieagenda nu eigenlijk verder? Dat is een vraag die een aantal van u heeft gesteld. We werken nu dus de kabinetsreactie uit. Daarover gaan we spreken met de verschillende andere departementen. Daar komt dan dus een kabinetsreactie uit en ik organiseer en coördineer dit. Daarna blijft natuurlijk de coördinering voor het rijksbrede programma, ook in de uitvoering.

Voor de zomer komen we met een kabinetsreactie op de transitieagenda's. De rol van het Rijk is dan ervoor te zorgen dat programma's en agenda's worden uitgevoerd. Maar goed, ik ben coördinerend voor het rijksbrede programma. Ook de andere collega's zullen een deel van die uitvoering gaan doen en daarom zijn we dus afspraken met hen aan het maken.

Publiekscommunicatie is absoluut belangrijk. Aandacht voor publiekscommunicatie zal onderdeel uitmaken van de kabinetsreactie. Het zit eigenlijk op heel veel verschillende onderwerpen. Je hebt het over voedselverspilling. Je hebt het over eiwittransitie. Je hebt het over afval scheiden. Dat zijn allemaal elementen die bijdragen aan die circulaire economie, waaraan mensen thuis heel makkelijk kunnen bijdragen. Het is gewoon goed dat mensen dat weten.

Specifiek textiel. Er zijn veel initiatieven. Het is ook een belangrijk onderwerp. Er is ook expliciet aandacht voor gevraagd in een Kamermotie. Daarin wordt gevraagd ervoor te zorgen dat het er een onderdeel van is. Dat gaan we meenemen in het kader van de transitieagenda consumptiegoederen. Er zijn heel veel initiatieven om de textielketen te sluiten, bijvoorbeeld de nieuwe milieustraat in het Upcycle Centrum in Almere. Ik was daar laatst en het is heel mooi om te zien hoe het daar echt de doelstelling is om textiel goed te hergebruiken. Er zijn specifieke icoonprojecten. Voor de rijksoverheid zijn er mogelijkheden om innovatie in de textielketen te vergroten via het European Clothing Action Plan en het mbo-convenant textiel. Ik kom hier ook op terug in de kabinetsreactie op de transitieagenda's.

Een heel mooi voorbeeld van hoe je met circulaire economie grondstoffen, CO2 en ook geld kunt besparen, is Defensie, waar men de rijksinkoop doet voor de uniformen. Vroeger waren ze een hoop geld kwijt aan het jaarlijks gecertificeerd laten verbranden van oude uniformen, want die mogen natuurlijk niet op de markt komen. Nu hebben ze daarvoor een circulaire oplossing gekozen en dat scheelt ze gewoon miljoenen per jaar. Dat is een heel goed voorbeeld van hoe het nu al kan lonen. Dit soort dingen willen we natuurlijk breder en meer zien. We komen er nog op terug, maar textiel staat dus heel nadrukkelijk op de agenda.

Meneer Ziengs had het over kwaliteit centraal zetten en verbeteren. Daar zijn we absoluut mee bezig. Gebruikswaarde is belangrijk bij circulair ontwerp. Criteria voor de kwaliteit van recyclaat zijn in de maak bij de partijen van het grondstoffenakkoord. We willen uiteindelijk met elkaar niet alleen inzamelen maar ook hoogwaardig gebruiken en daar zit dan ook veel van de inspanningen op.

Voorzitter, zou ik mogen voorstellen om de twee andere blokjes meteen mee te nemen of ...?

De voorzitter:

Ik kijk even rond of dit blokje vragen of reacties oproept. Mevrouw Mulder?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Staatssecretaris eindigde met de criteria voor recyclaat. Daarover worden afspraken gemaakt in het grondstoffenakkoord, maar heeft het verpakkend bedrijfsleven al gezegd dat het gerecyclede grondstoffen gaat hergebruiken? Dat vind ik dan wel een wezenlijke toezegging. Het is goed om te horen dat de Staatssecretaris in ieder geval onze inkoopmacht gaat gebruiken om hergebruik van kunststof te stimuleren, maar over de knelpunten lees ik in de tussenevaluatie van de raamovereenkomst onder punt 9 dat het allergrootste probleem is dat er onvoldoende marktvraag is naar de voor recycling aangeboden stromen. Ze zijn vaak zelfs moeilijk afzetbaar tegen een negatieve prijs. We regelen dus aan de voorkant alles goed voor de recycling, maar vervolgens is er niemand die het afneemt. Ik vind dat echt een megaprobleem. Mijn vraag is hoe de Staatssecretaris dat gaat aanpakken.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik deel met mevrouw Mulder dat dat echt een probleem is. Aan de ene kant worden onze ambities steeds hoger en proberen we zo veel mogelijk binnen te halen voor de recycling, maar aan de andere kant moeten we echt aan de slag om de vraagkant los te trekken. Precies op dat punt deel ik de analyse van mevrouw Mulder dat we echt aan de slag moeten. Dan is het mooi om te kijken of je soms een kringloop kunt sluiten van bedrijven die zeggen: oké, we hebben ook weer plastic nodig. Overigens is over de plastic flesjes al afgesproken in de raamovereenkomst dat gerecycled materiaal wordt gebruikt in nieuwe flesjes. Zo proberen we afspraken te maken, maar ik vind dat we tegelijkertijd ook zelf moeten kijken hoe wij met ons inkoopbeleid de vraag naar gerecyclede circulaire grondstoffen kunnen stimuleren. Dan ga je meteen sturen op kwaliteit, want als ik een vraag stel, heb ik een bepaald kwaliteitsbeeld voor ogen. De markt moet dan die kwaliteit leveren en daarmee zorg je er meteen voor dat het recyclen zo gebeurt dat het kwaliteit levert door een hoogwaardige toepassing van grondstoffen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wat voor ons belangrijk is, is dat je op zo'n manier de LCA's doet dat je echt in de hele keten ziet wat er wel of niet uit kan. Anders gaan we misschien subideaal wat dingen lopen doen. Als we niet uitkijken, gaan we een beetje lopen hobbyen in plaats van kiezen voor hele logische manieren om afval weer als grondstof te gebruiken. Als iemand een LCA maakt, bijvoorbeeld een bedrijf, dan kan het ook zijn dat je naar jezelf toe rekent. Daarom is mijn vraag hoe onafhankelijk het is, want je wilt wel dat het bedrijfsleven zelf zijn LCA's gaat financieren. Hoe gaat de Staatssecretaris dat aanpakken?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Op zich een vrij gedetailleerde vraag, maar ik deel helemaal met mevrouw Mulder de noodzaak dat er een heldere systematiek en een heldere monitoring moeten zijn. Ik weet dat er voor bepaalde sectoren al bepaalde afspraken zijn gemaakt over hoe in zo'n sector welk certificaat wordt gebruikt en welke systematiek daarachter zit. Je hebt natuurlijk wel gezamenlijke afspraken nodig over hoe je dat gaat meten om het te kunnen vergelijken. Dat zal per sector verschillen. Er is dus niet één antwoord op te geven, maar ik deel heel erg met mevrouw Mulder dat we dat goed moeten borgen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is goed om te zien dat textiel onderdeel is van de transitiepaden voor het deel consumptiegoederen. Ik heb dat allemaal bekeken en ik vind het nog behoorlijk beschrijvend. We moeten nu echt dingen in gang gaan zetten. Mevrouw Mulder zei net: we gaan van start met recycling, bijvoorbeeld met de fibersorteermachine in Wormerveer die ik gisteren heb bezocht en waar de Staatssecretaris ook nog naartoe gaat. Die machine gaat dat perfect doen, maar er is geen afzetmarkt. Er zal vraag moeten komen naar die recyclingproducten. Ik vind daarom de analogie met zo'n raamovereenkomst voor de plastic flesjes, waarbij de fabrikanten van die flesjes weer een deel van het recyclaat opnemen in hun flesjes, een heel mooi voorbeeld. Eigenlijk zou je dat ook willen voor de kledingindustrie. Plus «design for recycling»! Ik zeg dat zo nadrukkelijk, want ook daar is de kledingindustrie totaal niet mee bezig. Ze zetten allemaal producten op de markt via fast fashion. Het wordt snel weggegooid.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn vraag is of de Staatssecretaris deze noties wil meenemen in haar verdere reactie op de transitiepaden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ben graag bereid om die noties mee te nemen.

De voorzitter:

Dan gaan we verder met blok 5 en daarna komt er tot slot nog een blok overig. Blok 5 is toch duurzaamheid?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Inderdaad, maatschappelijk verantwoord inkopen en duurzaamheid.

Hoe ga ik de marktvraag voor recyclaat bevorderen? Dat is eigenlijk de vraag: hoe zet u de inkoopmacht van de overheid in? Aanbesteden is een belangrijk instrument, want door de vraag te stellen dagen we de markt uit. Daar hebben we het net al over gehad. De overheid hanteert daarbij criteriadocumenten. In diverse criteriadocumenten zitten al gunningscriteria of minimumeisen, waarbij uitgegaan wordt van een bepaald percentage secundaire grondstoffen, bijvoorbeeld gerecycled plastic in straatmeubilair en verpakkingen. Samen met mijn collega van BZK laat ik circulair toevoegen in alle criteriadocumenten met meerdere ambitieniveaus, bijvoorbeeld vlot toegankelijk en dergelijke. We proberen dat dus echt gewoon ook in onze uitvraag structureel te verankeren.

Daarnaast moet de markt natuurlijk het aanbod verder ontwikkelen. Nogmaals, dat is een beetje het dilemma dat ik schetste. Ik was bij die ondernemer die zei: als ik wil gaan investeren, moet ik ook wel weten dat ik die vraag over enige tijd heb, want ik kan niet voor één keer zo'n grote investering doen. Dat is een kip-eisituatie waar we met elkaar een oplossing voor moeten vinden. Mijn ambitie is om dit verder te ontwikkelen met de sectoren. Ik wil per sector kijken waar je ketens kunt sluiten.

Eigenlijk ging de vraag van de heer Van Dijk over de doelstelling om minimaal 10% circulair in te kopen hier ook een beetje over. De rijksoverheid zal zowel het product-as-a-serviceconcept stimuleren alsook werken aan het circulair maken van zes rijksinkoopcategorieën. Dat is 20% van alle categorieën. Er zijn recent grote circulaire aanbestedingen gedaan en daar gaan we mee door. Ik heb ook, zoals ik al vertelde, 5 miljoen uit de klimaatenveloppe van mijn collega Wiebes beschikbaar voor de rijksinkoop. Dus er is 5 miljoen om op dit terrein voortgang te maken.

Hoe staat het met de Green Deal Circulair Inkopen? Die is bijna rond en ik wil die met de partijen voor de zomer tekenen.

De MVI blijft achter. Ik zet dit jaar samen met mijn collega's van SZW en BuZa extra in op de verspreiding van kennis over de toepassingen van social return on investment en ISV, internationale sociale voorwaarden. We hebben dit op ons netvlies staan en we gaan het extra onder de aandacht brengen.

De mogelijkheden tot het verruimen van producentenverantwoordelijkheid zorgen ervoor dat maatschappelijke kosten van producten en verpakkingen ook worden gedekt. Dat kan aanzetten tot meer circulair ontwerpen. Volgens mij hebben we het hier eigenlijk al in een eerder blokje over gehad. Eigenlijk is EPR meer een soort collectief innovatiesysteem. In de transitieagenda zijn voorstellen gedaan voor de uitbreiding van EPR naar sectoren als gevelbouw, meubels, textiel en matrassen. Die kunnen of op vrijwillige basis worden georganiseerd of door regelgeving tot stand worden gebracht. Maar er zijn ook heel succesvolle voorbeelden van een vrijwillige aanpak, alhoewel sommige partijen daar niet altijd vertrouwen in hebben. In Nederland willen we allemaal van die microplastics af en we zijn in Nederland dan ook echt, bijvoorbeeld in de cosmetica, op pad om die microplastics er helemaal uit te halen. Dat doen we met een vrijwillige aanpak door het bedrijfsleven. Die hebben echt met elkaar gezegd: dit gaan we zo niet doen. Dat is een van die voorbeelden waarbij je ziet dat het besef dat we bepaalde punten moeten aanpakken, wordt omgezet in concrete resultaten.

Meneer Ziengs vroeg of we niet minder rigide kunnen omgaan met het verbod in het WHO-verdrag op samenwerking met de tabaksindustrie. Die sigarettenpeuken zijn inderdaad een voorbeeld van plastic zwerfvuil dat hardnekkig en lastig is. De rechter heeft onlangs nog bepaald dat we niet te rigide maar juist te soepel omgaan met het verbod. Dan is het dus eigenlijk de vraag wat we wel kunnen doen. Het transitieteam kunststoffen heeft voorgesteld om in plaats van te zoeken naar samenwerking de tabaksindustrie aan te spreken op de eigen producentenverantwoordelijkheid. Ik ga deze route met VWS nader verkennen.

Kunnen we niet-recyclebare producten ontmoedigen? Door middel van EPR, tariefdifferentiatie en circulair ontwerpen proberen we dat inderdaad te doen.

Over de plasticvrije supermarkt hebben we het al gehad.

Mevrouw Van Eijs had ook een vraag over 10% circulair inkopen. In verband met de tijd denk ik dat ... Ik heb net ook antwoord gegeven op de vraag hoe ik dat ongeveer wil gaan doen.

Hoe ga ik de 12 miljoen van de klimaatenveloppe inzetten? 5 miljoen gaat naar maatschappelijk verantwoord inkopen, omdat we daar volgens mij echt een hoop los kunnen trekken. Daarnaast is er 5 miljoen voor chemische recycling en opschaling van pilot plants. Dus ook die chemische recycling staat heel nadrukkelijk op ons netvlies, want we willen daar echt voortgang mee maken. Dan hebben we ook nog 2 miljoen voor innovaties in de grond-, weg- en waterbouw. Daar hebben we natuurlijk met Rijkswaterstaat en ProRail veel van binnen het ministerie. Als je het hebt over het stellen van andere vragen, is dat natuurlijk een heel interessante categorie. Om een voorbeeld te geven: als je een viaduct met de helft minder cement neerzet, scheelt dat 80% van de CO2-uitstoot. Dus daar is echt heel veel te halen. Daarom is het ook een sector waar we nadrukkelijk aandacht voor hebben in het kader van de CO2-reductie.

Hoe gaan we het interbestuurlijk programma inzetten voor de circulaire economie? Provincies, gemeenten en waterschappen hebben circulaire economie een belangrijk onderdeel gemaakt van hun gezamenlijke investeringsagenda. We gaan voor de kabinetsreactie en de uitwerking van de transitieagenda natuurlijk ook met de provincies, de gemeenten en de waterschapen praten om te zien wat zij kunnen bijdragen vanuit de door hen naar voren gebrachte investeringsagenda's en met de middelen die zij hebben.

Wil ik het geld uit het IBP inzetten voor het versterken van MVI bij lokale overheden? Nogmaals, die 5 miljoen is dus voor maatschappelijk verantwoord inkopen. Het is echt bedoeld om samen met medeoverheden te kijken of we hier gewoon in de breedte een boost aan kunnen geven.

Mevrouw Mulder vroeg in hoeverre duurzaam inkopen een mogelijkheid is om hergebruik van kunststof te stimuleren. Duurzaam inkopen kan hiervoor een geschikt instrument zijn en ik wil dat inderdaad ook benutten.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Mooi. Voordat we doorgaan met het laatste blokje, kijk ik één keer rond. Mevrouw Van Eijs? U heeft zeker nog een mogelijkheid.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik heb er nog één en ik mag dus nog een keer.

De Staatssecretaris gaf aan dat ze hoger wil dan 10%. Er ligt nog een motie voor 10% in 2020, maar ik hoor haar nu net zeggen: bij die categorieën wil het Rijk naar 20%. Kan de Staatssecretaris misschien aangeven waar ze die ambitie op wil vastklikken?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat is 20% van de inkoopcategorieën. Dus dat is niet per se 20% van het geheel. Dat onderscheid moeten we wel maken. Ik link het heel erg aan onze ambitie op de klimaatagenda. De ambitie op de klimaatagenda is dat we 1 megaton moeten halen. Dat is uiteindelijk waar ik naar streef en dat is waar ik het op vast ga klikken.

De voorzitter:

Dank u wel voor dit blokje. De heer Wassenberg krijgt steeds meer gelijk, want hij wilde nog wel een halfuurtje door. Dat gaat zo zeker lukken. De heer Laçin heeft ons inmiddels verlaten, want hij moet bij een andere afspraak zijn. Wij gaan zeker nog het blokje «overige» behandelen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voorzitter, dat ga ik inderdaad snel doen. Ik hoop dat mijn volgende afspraak mij vergeeft dat ik wat later aankom. Maar ik denk ook dat we dit eerst moeten afmaken.

Een vraag over matrassen. Jaarlijks gooien we meer dan 1 miljoen matrassen weg en het is dus een belangrijke keten om te sluiten richting die circulaire economie. Ik ben ook op werkbezoek geweest bij een van de belangrijke spelers op dit terrein. Ik wil de mogelijkheden voor producentenverantwoordelijkheid onderzoeken en ik ben daar ook over in gesprek met de producenten. Als een vrijwillige producentenverantwoordelijkheid niet lukt, dan ga ik ook onderzoeken of ik producentenverantwoordelijkheid kan opleggen. We zien dat er op dit moment nog te weinig recyclingcapaciteit is en we moeten dan ook met de afvalverwerkers parallel daaraan bekijken of hierin op korte termijn geïnvesteerd kan worden. Als het LAP hiervoor moet worden aangepast, dan doen we dat.

Dan de vraag van mevrouw Van Brenk over de herbruikbare bekers. Hartstikke mooi! Ik werk samen met de NS en ProRail om herbruikbare koffiebekers te stimuleren, zodat we deze pilot – dat is het nog – breed onder de aandacht kunnen brengen en kunnen opschalen. Ik heb vernomen dat de NS hiermee in 2018 en 2019 echt aan de slag wil.

Kan net als bij de NS ook bij de rijksoverheid via korting op de koffie het aantal bekertjes worden teruggebracht? Ik zal hierover eens contact opnemen met de collega van BZK, want die gaat daarover.

De stand van zaken rond het betonakkoord. Wordt het akkoord voor 1 april ondertekend? Er ligt een concept dat wordt getoetst op mededingingsrechtelijke risico's. Als je zo'n afspraak maakt met een aantal bedrijven, zijn er altijd een aantal mededingingsrechtelijke risico's. Die worden voorgelegd aan de landsadvocaat. Het is EZK dat hier het voortouw heeft.

Zijn er kansen om medicijnresten na zuivering te hergebruiken? Er vinden pilots plaats om grondstoffen als struviet en cellulose en energie uit het rioolwater te winnen. Vanwege de kwaliteitsborgen die vereist zijn bij de productie van geneesmiddelen, is het niet mogelijk om geneesmiddelenresten opnieuw te gebruiken. Bij sommige elementen in de circulaire economie moet de kwaliteitsborging voorgaan op dit belangrijke streven. Over waterkwaliteit en medicijnresten zult u zeker nog uitgebreider met Minister van Nieuwenhuizen komen te spreken.

Wat doen we in EU-verband aan medicijnresten in water? VWS heeft net input geleverd voor een consultatie van de Europese Commissie. Hierin is ook de Nederlandse ketenaanpak voor medicijnresten opgenomen.

Wat gaan we doen aan de pilots bij drinkwaterbronnen? Er komen pilots met rioolwaterzuivering bij waterschappen, waarbij medicijnresten worden verwijderd. De drinkwaterbedrijven worden hierbij betrokken.

Een terecht zorgpunt van mevrouw Dik-Faber is dat afval naar andere landen gaat. Als het niet naar China kan, moeten we het zelf oplossen en in ieder geval voorkomen dat het naar andere plekken gaat. De ILT houdt op dit punt de vinger aan de pols en heeft dit actief in beeld. Andere landen hebben niet voldoende capaciteit om China te vervangen. Er gaat een klein beetje naar Vietnam. Dat hebben we in beeld en verder is de EVOA-regelgeving van toepassing. En nogmaals, de ILT houdt het in de gaten.

Is de Staatssecretaris bereid om met inzamelaars en de industrie in gesprek te gaan over circulair design en recycling? Ja, ik ga met ze in gesprek. De fibersorteermachine is inderdaad een heel mooi voorbeeld van hoe in elk stapje van de textielketen innovaties kunnen bijdragen aan de circulaire economie.

Chemische recycling en LAP3. Chemische recycling is inderdaad beter dan verbranden. Het is een mooi perspectief voor materiaal dat niet mechanisch gerecycled kan worden. Je moet niet alles chemisch gaan recyclen, maar omdat je niet alle materialen mechanisch kunt recyclen, is chemisch recyclen toch een heel mooi alternatief. Volgens mij is dit het initiatief van AkzoNobel waarover mevrouw Mulder vroeg of we dat op ons netvlies hadden.

Het Repair Café is een heel mooi initiatief. De reparatiemonitor geeft ook een interessant inzicht in de repareerbaarheid van producten en biedt zo een mooie basis om ook weer gesprekken aan te gaan. Daar gaan we zeker mee verder.

Welke farmaceutische stoffen staan er op de prioritaire stoffenlijst? Er staan nu drie geneesmiddelen op de watchlist en dat is het voorportaal van de prioritaire stoffenlijst.

De heer Ziengs vroeg of ecodesign kan bijdragen aan het bevorderen van materiaalefficiency. Ja, ecodesign is een belangrijk instrument. De Europese richtlijn ecodesign geeft een goede basis om nieuwe eisen te stellen, maar vanwege de internationale handel kan dat alleen in Brussel. Ik maak me sterk voor eisen aan producten die leiden tot circulaire producten. Het is dus zeker iets wat we kunnen proberen te benutten.

Voorzitter, dat waren de laatste vragen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb één vraag gemist, maar het wordt dan ook laat. De vorige keer hebben we ervoor gepleit om pilots te starten bij drinkwaterbronnen. Kan de Staatssecretaris daar nog iets over zeggen?

De voorzitter:

Ik zie dat de Staatssecretaris aanstalten maakt om die vraag te beantwoorden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het gaat allemaal zo snel dat ik mij kan voorstellen dat u af en toe denkt een antwoord gemist te hebben. Maar er komen pilots bij rioolwaterzuiveringen bij waterschappen zodat ze ook medicijnresten verwijderen. Ook drinkwaterbedrijven worden hierbij betrokken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Volgens mij had ik nog een halve interruptie, dus ik hoop dat ik die nu mag plaatsen.

De voorzitter:

U wilt het slotwoord hebben, begrijp ik.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is aan de Minister, enfin de Staatssecretaris.

De voorzitter:

De slotvraag dan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb nog de vraag gesteld of de rekening voor medicijnresten in water eigenlijk niet onevenredig bij agrariërs terechtkomt. Het is een maatschappelijk probleem, maar de systematiek bij de waterschappen is natuurlijk zo dat zij wel relatief veel betalen. Dan denk ik: het moet niet zo zijn dat die rekening eenzijdig bij de agrarische ondernemers terechtkomt. Ik wilde mijn zorg daarover hier ook even naar voren brengen.

De voorzitter:

Het is dus meer een zorg dan een vraag, begrijp ik.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Maar ik wil wel graag weten wat de Staatssecretaris eraan doet.

De voorzitter:

Dat dan weer wel.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

In dit geval is het «wat we eraan doen», want dit maakt deel uit van het bestuursakkoord Water, waar de Minister mee bezig is. Maar ik zal zeker checken of de zorg van mevrouw Mulder bij haar helder op het netvlies staat.

De voorzitter:

Vier uur en vijftien minuten later kan ik alleen maar de conclusie trekken dat we nog niet het hele debat hebben kunnen voeren en dat er nog een tweede termijn komt. Dat gaan we op een ander moment doen. Ik dank iedereen heel hartelijk voor de bijdragen aan dit levendige debat. Heel veel dank aan de Staatssecretaris, de Kamerleden en de hier aanwezige mensen. Ik ga nog wel even voorlezen dat een aantal brieven zijn toegezegd. Ik ga dat nu al doen en ik ga u, geachte Kamerleden, ook vertellen dat er in de tweede termijn een spreektijd van twee minuten en één interruptiemogelijkheid wordt gehanteerd. Dan kunt u zich daarop voorbereiden. De volgende drie brieven zijn toegezegd:

  • De Kamer zal vanaf april elk halfjaar de tussentijdse resultaten van de monitoring toegezonden krijgen samen met een verslag van het bestuurlijk overleg inclusief tijdpad voor het wetstraject en het plan van aanpak van het bedrijfsleven.

  • In de kabinetsappreciatie van de transitieagenda's zal ook worden ingegaan op LAP3 en de situatie met kwik.

  • De Kamer zal worden geïnformeerd over de CO2-bijdragen van de circulaire-economiedoelstellingen.

Tot zover. Daarmee sluit ik deze vergadering en dank ik u allen hartelijk.

Sluiting 17.48 uur.