Gepubliceerd: 9 september 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32806-5.html
ID: 32806-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 9 september 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

1. Algemeen

1

2. Leveringszekerheid

2

3. Beschermde afnemers

3

4. Bevoegde instantie

3

5. Handhaving en toezicht

3

6. Europese Aspecten

3

7. Administratieve lasten

4

8. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

4

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende wijziging van de Gaswet. De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een versterkte leveringszekerheid in de Europese Unie. Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen en opmerkingen bij het voorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel en kunnen dit in algemene zin zeker steunen maar hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Gaswet (uitvoering van een verordening op het gebied van leveringszekerheid gas). Zij zien op dit moment geen aanleiding tot het stellen van vragen.

2. Leveringszekerheid

Nederland neemt als grote gasproducent en enige grote netto-exporteur van gas een aparte positie in binnen de Europese Unie. In 2025 zal de omslag voor Nederland van netto- gasexporteur naar netto-gasimporteur plaatsvinden. Wat betekent dit voor de leveringszekerheid van gas in Nederland? Hoe speelt het beleid hier op in?

Nederland neemt als enige grote netto-exporteur van gas een aparte positie in binnen de Europese Unie. Dit betekent dat de Nederlandse situatie betreffende de leveringszekerheid van gas fundamenteel anders is dan die van andere landen in de EU, omdat Nederland voor zijn gaslevering momenteel niet of nauwelijks afhankelijk is van andere landen. Naar verwachting zal de omslag voor Nederland van netto-gasexporteur naar netto-gasimporteur echter rond 2025 plaatsvinden. Nederland heeft dan een zogenaamde gasrotondestrategie ontwikkeld waarin Nederland een belangrijke rol moet gaan vervullen in het gastransport van Noord-West Europa. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in welke mate deze strategie meegenomen of verankerd kan worden in de Gaswet. Gezien het feit dat Nederland in de toekomst meer afhankelijk zal worden van gas uit het buitenland en derhalve leveringszekerheid minder zelf in de hand zal hebben lijkt het de leden van de CDA-fractie van groot belang deze strategie goed uit te werken en stevig te verankeren. Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de regering zicht heeft in welke mate de gasrotonde strategie bij kan dragen aan de toekomstige leveringszekerheid van gas in Nederland?

Met betrekking tot de gasinfrastructuur is er een minimumeis dat elke lidstaat uitval van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur moet kunnen opvangen. Voor Nederland lijkt dat op dit moment geen probleem. Onder afzonderlijke gasinfrastructuur kan onder andere verstaan worden een «pijpleiding die gas importeert». De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarom een reactie te geven op de volgende twee vragen. Als in andere lidstaten de hier genoemde pijpleiding de voornaamste bron is en zij deze veilig willen stellen, kan dat dan betekenen dat onder de verordening op voorhand door andere lidstaten levering van Nederlands gas wordt vastgelegd? Zo ja, kan Nederland een dergelijk verzoek aan?

Ook relevant voor de leveringszekerheid is artikel 35a van de Gaswet, waarin is bepaald dat netbeheerders (zowel de landelijke als de regionale) een registratie dienen bij te houden van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van gas. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoeveel en welke kwaliteitsindicatoren dit exact zijn en of deze expliciet in de wet genoemd moeten worden? Ook geeft deze regeling invulling aan artikel 8 van de Gaswet, dat bepaalt dat netbeheerders elke twee jaar een zogenoemd kwaliteits- en capaciteitsdocument dienen op te stellen. In dit document wordt onder meer ingegaan op de capaciteitsbehoefte, de vastgestelde risico’s voor het in stand houden van de kwaliteit van de transportdienst en de voorgenomen investeringen. Het document moet worden ingediend bij de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). De leden van de CDA-fractie vinden goede controle noodzakelijk maar willen opstapeling van lasten en regels voorkomen.

3. Beschermde afnemers

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering ervoor gekozen heeft om alleen de kleinverbruikers als beschermde afnemers aan te wijzen. Grootverbruikers moeten zelfstandig op de gasmarkt handelen om in hun gasaanvoer te voorzien. Deze grootverbruikers (zoals gasgestookte energiecentrales) zijn echter een belangrijk onderdeel van de Nederlandse economie. Uitval hiervan brengt mogelijk grote maatschappelijke gevolgen met zich mee. Beschikken deze grootverbruikers ook over soortgelijke actieplannen voor leveringszekerheid? Ook sociale instellingen zijn niet specifiek aangewezen als beschermde afnemer omdat zij als kleinverbruiker automatisch in deze beschermde categorie vallen. Zijn er echter ook sociale instellingen die niet in deze kleinverbruikerscategorie vallen? Zo ja, welke zijn dit?

Het huidige voorstel is om de bijzondere bescherming van kleinverbruikers ingevolge de Gaswet niet uit te breiden naar zogenaamde grootverbruikers, voor zover zij onder de groep van beschermde afnemers zouden vallen. Grootverbruikers kunnen en mogen immers zelfstandig handelen op de gasmarkt en hebben daarmee voldoende mogelijkheden om hun eigen portefeuille samen te stellen teneinde hun eigen leveringszekerheid te borgen. De leden van de CDA-fractie zijn het hier mee eens. Bescherming vanuit de overheid moet daar zijn voor diegenen die zichzelf niet kunnen beschermen. Grootverbruikers kunnen dit wel zelf en dienen derhalve niet onder de bijzondere bescherming van de Gaswet te vallen. Verder valt te lezen dat het de lidstaten vrij staat om deze beschermde groep uit te breiden naar kleine en middelgrote ondernemingen, (niet nader omschreven) essentiële sociale diensten en stadsverwarmingsinstallaties voor zover deze verwarming leveren aan huishoudens en deze installaties niet kunnen omschakelen op een andere brandstof. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe het met deze vrijheid om zal gaan in Nederland? Is de regering van plan deze beschermde groep uit te breiden? Graag een reactie.

4. Bevoegde instantie

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de passage in de memorie van toelichting opgevat mag worden waarin gesteld wordt dat de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) louter ondersteunende werkzaamheden mag opdragen aan de netbeheerder. Waar houden ondersteunende taken op en beginnen de «hoofdtaken»?

5. Handhaving en toezicht

De NMa adviseert om de Nederlandse leveringsnorm door middel van een kosten-batenanalyse opnieuw tegen het licht te houden. De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering in het kader van de uit te voeren risico-evaluatie zal bezien of daartoe aanleiding is. Wanneer en hoe verwacht de regering de uitkomst van de eerste risico-evaluatie aan de Kamer terug te kunnen koppelen?

6. Europese Aspecten

De wijziging van de Gaswet is het gevolg van de gascrisis in 2009 toen een aantal Oost-Europese lidstaten te maken kreeg met een ernstig tekort aan gas. Betere samenwerking en afstemming tussen de lidstaten moet deze problemen in de toekomst voorkomen. De leden van de VVD-fractie stellen daarbij de volgende vragen: welke rol speelt Nederland bij het oplossen van dit pan-Europese probleem? Welke maatregelen worden hierbij genomen?

Dit wetsvoorstel strekt ter uitvoering van een Europese verordening. Er is geen sprake van nationale, aanvullende bepalingen. Dit moet volgens de leden van de CDA-fractie ook zeker zo blijven. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er wel op enkele punten frictie ontstaat tussen de verordening en de dienstenrichtlijn en vragen de regering in welke mate dit problemen gaat opleveren. De leden van de CDA-fractie vragen de regering om helder uiteen te zetten waar deze punten zitten en wat hier de gevolgen van zijn. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie de regering in hoeverre de EU invloed kan uitoefenen. Zijn er situaties denkbaar waarin een EU-besluit het nationaal bevoegd gezag overruled? Verder wordt er gesproken over een zogenaamde reverse flow en de eventuele vrijstellingen die daarop te krijgen zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de regering een concreet voorbeeld te geven van een situatie waarin vrijstelling van de reverse flow wordt gevraagd dan wel gegeven.

7. Administratieve lasten

Er wordt gesteld dat de administratieve lasten van dit wetsvoorstel ten opzichte van de huidige lasten die reeds voortvloeien uit de Gaswet marginaal zijn. De leden van de CDA-fractie zijn hier content mee. Wel blijven de leden van de CDA-fractie bij de regering benadrukken dat administratieve lastenverlaging niet ten koste mag gaan van leveringszekerheid of effectieve controle.

8. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de passage in de memorie van toelichting (dat aanpassing van het Besluit niet nodig is) zich verhoudt tot een andere opmerking in de memorie van toelichting (voorstel tot wijziging van het Besluit, mocht de risico-evaluatie aantonen dat aanpassing wenselijk is). Dit omdat de leveringsnorm in Nederland de minimumleveringsnormen in de verordening te boven gaan. De NMa wijst er ook op dat de Nederlandse leveringsnorm strenger is dan de minimale norm die de verordening voorschrijft. De NMa adviseert daarom de Nederlandse leveringsnorm door middel van een kosten-batenanalyse opnieuw tegen het licht te houden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de kosten-batenanalyse. Acht de regering het een optie om onze eigen leveringsnorm te verlagen? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie de regering wat de verhoogde Nederlandse norm ons extra kost ten opzichte van de minimale norm die de verordening voorschrijft.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economisch Zaken, Landbouw en Innovatie,

Blacquière