Kamerstuk 32802-22

Verslag van een algemeen overleg

Toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur

Gepubliceerd: 18 februari 2016
Indiener(s): Pia Dijkstra (D66)
Onderwerpen: bestuursrecht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32802-22.html
ID: 32802-22

Nr. 22 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 februari 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 8 december 2015 overleg gevoerd met Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 26 juni 2015 met de kabinetsreactie op de motie van het lid Oosenbrug c.s. over het verstrekken van overheidsinformatie (Kamerstuk 32 802, nr. 13);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 juli 2015 over de resultaten inventarisatie open data (Kamerstuk 32 802, nr. 16);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juli 2015 Afschrift van de brief aan het College voor de Rechten van de Mens over toegankelijkheid gemeentelijke websites;

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 24 augustus 2015 met het verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het eerste en tweede «Trendrapport Open Data» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 32 802, nr. 17);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 oktober 2015 over de actieve beschikbaarstelling van overheidsinformatie (Kamerstuk 32 802, nr. 18);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 november 2015 over de Nationale open data agenda 2016 (Kamerstuk 32 802, nr. 20).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Voorzitter: Pia Dijkstra

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Pia Dijkstra, Oosenbrug, Veldman en Voortman,

en Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 18.00 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over open data. Ik heet de Minister welkom, evenals de Kamerleden, van wie ik er nog een paar verwacht, en alle mensen die dit overleg op een andere manier volgen. De spreektijd is vier minuten. Vanwege het beperkte aantal leden is er geen beperking aan het aantal interrupties.

De heer Veldman (VVD): Voorzitter. Bij de bespreking van de Wet hergebruik van overheidsinformatie hebben we er volgens mij al nadrukkelijk bij stilgestaan: open data kunnen zowel economisch als maatschappelijk van grote betekenis zijn. Onderzoeken laten zien dat er in Europa 27 tot 140 miljard euro valt te verdienen. Voor Nederland lopen de schattingen uiteen van 200 tot 900 miljoen euro. Er zijn al mooie voorbeelden van het gebruik van beschikbare informatie van de overheid. Buienradar is volgens mij voor iedereen het bekendst. Er bestaat ook zoiets als de site 10000scholen.nl, voor ouders die een geschikte school voor hun kind willen vinden. En wat te denken van de drempelvrij-app? Studenten mediatechnologie ontwikkelden een mobiele webapp die rolstoelgebruikers in staat stelt om via open data een drempelvrije route te plannen. Kortom, er kunnen al heel veel producten worden gemaakt met door de overheid verzamelde en in principe beschikbare informatie. Maar informatie, en zeker open data in de vorm van metadata, kan alleen goed worden hergebruikt als ze bekend, bereikbaar en bruikbaar is. «Bekend» gaat over: waar kan ik de informatie krijgen of halen? «Bereikbaar» gaat over: kan er over de informatie worden beschikt en zo ja, onder welke voorwaarden? Bij «bruikbaar» gaat het bijvoorbeeld over het aggregatieniveau, de gebruikte standaard, de juistheid en de volledigheid van de informatie. Alleen als aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal een gebruiker de informatie kunnen hergebruiken, bijvoorbeeld als onderdeel van een toegevoegdewaardedienst die hij op de markt wil brengen.

Bij de bespreking van het wetsvoorstel over het hergebruik van overheidsinformatie kondigde de Minister aan dat hij kort na de zomer met een Nationale Open Data Agenda (NODA) zou komen. Nu zit ik niet zo strak in de seizoensbegrippen, dus of de zomer nu eindigt op 20 september zoals de astrologen zeggen of op 31 augustus zoals de meteorologen zeggen, maar 30 november vind ik wel een eind van de zomer vandaan. Ik had hoge verwachtingen van die Nationale Open Data Agenda, want als er zo lang aan is gewerkt, mag die toch wel wat wezen. Maar eerlijk gezegd valt het resultaat me een beetje tegen. Ja, er staat niks verkeerds in. En ja, er staat ook in wat er moet gebeuren, maar na twee kritische rapporten van de Algemene Rekenkamer zou er toch wat meer urgentie en voortvarendheid van zo'n agenda mogen afspatten.

De drie thema's uit de agenda zijn: de inventarisatie en ontsluiting van datasets, de monitoring van voortgang en kwaliteit en het ondersteunen van ontsluiten, techniek en gebruikers. Het deugt allemaal en het moet allemaal gebeuren, maar veel overheidsinstellingen zien het ontsluiten van open data niet als prioriteit. Degenen die daar wel mee bezig zijn, zijn vaak op eigen houtje het wiel aan het uitvinden. Er is dus meer nodig om het echte potentieel dat open data biedt, daadwerkelijk te benutten. Dat vraagt om een nationale informatie-infrastructuur, waarin alle data en metadata op één plek via eenzelfde format beschikbaar worden gesteld. In de agenda van de Minister wordt omschreven dat de data beschikbaar wordt gemaakt via data.overheid.nl. Via dat medium wordt ook de voortgang gemonitord. Diverse experts stellen echter dat dit een slecht bruikbaar en onoverzichtelijk medium is. De open data zijn hierop misschien wel vindbaar, maar lang niet altijd beschikbaar of ook echt bruikbaar. We moeten dus bekijken wat er wel nodig is. Hoe kan er een goede nationale opendata-infrastructuur komen, die wel goed werkt?

Het bijzondere is dat die opendata-infrastructuur er eigenlijk al is. Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) is een organisatie die nu al over een enorme hoeveelheid data beschikt, en contacten en contracten heeft met overheden en derden voor de uitwisseling van data. Het CBS kan dus heel goed het nationale opendataknooppunt worden. Door het inrichten van één opendataverzamelpunt bij het CBS kunnen data van alle overheidsinstellingen en medeoverheden eenvoudig kunnen worden gefilterd en ontsloten. Dit levert grote schaalvoordelen op en brengt structuur en wellicht ook vaart in het proces. Ook qua privacy kan het CBS leveren wat er nodig is; als het gaat om allerlei gegevens, is het CBS immers een bekende, stabiele en betrouwbare partner. Ik wil de Minister daarom vragen hoe hij aankijkt tegen het aanwijzen van het CBS als nationaal opendataknooppunt. Is de Minister bereid om hierover met het CBS in gesprek te gaan en te onderzoeken wat er nodig is om van het CBS zo'n nationaal opendataknooppunt te maken? En als dat een goede weg is, is de Minister dan bereid om hierover afspraken te maken met de medeoverheden, dan wel waar nodig wetgeving op te stellen die het aanleveren van open data regelt? In het leveren van data zit namelijk ook nog een knelpunt. Dat vraagt niet alleen iets van de informatiehuishouding van overheden, die lang niet altijd en overal op orde is. Het vraagt ook iets op het gebied van een goede cultuur van werken en van weet hebben van de regelgeving. Dat is in principe de Wet hergebruik van overheidsinformatie. Dan kan het niet zo zijn dat informatievragers, of dat nu particulieren of bedrijven zijn, bepaalde informatie niet krijgen omdat de overheid op informatie blijft zitten. Hoe gaat de Minister overheden aan de Wet hergebruik van overheidsinformatie houden? Welke instrumenten heeft hij om ervoor te zorgen dat bedrijven of particulieren openbare informatie ook afdwingbaar kunnen gaan gebruiken? Hoe zorgt hij ervoor dat bedrijven die zich nu melden voor hergebruik, ook op een goede manier zullen worden bediend? Het kan toch niet zo zijn dat onbekendheid en onwetendheid bij de overheid zelf maken dat die wet niet functioneert, terwijl er heel veel mee te winnen is, zowel economisch als maatschappelijk?

De voorzitter: Ik heet de leden Voortman en Oosenbrug inmiddels ook welkom. Zij hebben allebei vragen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Een knooppunt waar cijfermatig materiaal beschikbaar is, is op zich natuurlijk prima, maar waar het volgens mij vooral om gaat is dat die informatie ook beschikbaar komt. Nu gaat het CBS langs alle overheden om die informatie op te halen. Het zou daarbij ook moeten vragen of die openbaar moet worden. Zouden overheden en bestuursorganen niet juist die informatie actief, dus uit zichzelf, openbaar moeten maken?

De heer Veldman (VVD): Daar heeft mevrouw Voortman helemaal gelijk in. Daar hebben we die wet ook voor. Elk overheidsorgaan heeft die verplichting. Alleen is bij actief openbaar maken de volgende stap dat die informatie ook op een goede manier bruikbaar is. Als je iets wilt als die studenten die zo'n webapp hebben ontwikkeld om drempelvrij door je gemeente te kunnen gaan, is het toch mooi als je die informatie op één punt kunt vinden, in plaats van dat je bij 393 gemeenten moet gaan zoeken naar de interessante informatie? Dat is dus wat ik beoog: één opendataknooppunt zodat bedrijven en organisaties die iets willen met die informatie op een goede manier kunnen worden bediend, terwijl wij er vaak niet eens weet van hebben dat daar iets nuttigs mee kan worden gedaan. Ja, bij overheden ligt de verplichting om informatie die zij hebben, ook openbaar te maken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Kijk eens naar de WOB (Wet openbaarheid van bestuur); die informatie van overheden krijgen we maar in zeer beperkte mate. Het principe van «openbaar, tenzij» zou volgens mij nog veel sterker in de wet terecht moeten komen. Ik zou daarom graag van de VVD horen of zij er ook voor is dat er een wettelijke verplichting komt om die data actief openbaar te maken. En dan gaat het mij niet alleen om cijfermatig materiaal, want daar is het CBS inderdaad wel goed in, maar juist ook om andere informatie.

De heer Veldman (VVD): Ik denk dat het goed is om in de discussie die mevrouw Voortman aanroert, de dingen wel uit elkaar te houden. De Wet hergebruik van overheidsinformatie gaat over het op een goede manier vindbaar en bruikbaar maken van openbare informatie die de overheid heeft. Overheden hebben dus de verplichting om dat te doen. Of informatie openbaar is op basis van de Wet openbaarheid van bestuur is een ander vraagstuk, waar we op een ander moment maar verder over moeten spreken. Nu gaat het om informatie die al openbaar is, maar alleen niet op een goede manier is ontsloten.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Het gaat inderdaad niet zozeer om de data zelf, want die zijn er wel, maar om de vraag of er gebruik wordt gemaakt van open standaarden. Ik weet niet of het CBS daarvoor de direct aangewezen partij is, maar goed, dat hoor ik graag van de VVD. Een ander punt is dat er nu wordt gezegd dat het niet relevant is, maar ik denk dat het wel heel relevant is. Een aantal departementen zijn erg gesloten en houden hun data heel erg bij zichzelf. Wij kunnen dan heel hard roepen dat er meer data vrij moeten komen, maar dat ligt dan echt bij die departementen. Ik hoor graag hoe het CBS dat moet gaan organiseren.

De heer Veldman (VVD): Juist daarom stel ik ook mijn vragen. Ik zal op het laatste punt ingaan. Ik stelde ook de vraag aan de Minister wat hij gaat doen met overheden die nu op hun informatie blijven zitten. Wat gaat hij eraan doen om ervoor te zorgen dat particulieren of bedrijven van bepaalde overheidsinformatie, die gewoon al openbaar is, echt gebruik kunnen gaan maken? Ergo, hoe gaat de Minister de Wet hergebruik van overheidsinformatie handhaven? Daar komt het natuurlijk gewoon op aan.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik vind dat mooi om te horen, want inderdaad zit het grootste knelpunt niet in waar die data op dit moment beschikbaar zijn, maar in de vraag welke data er beschikbaar komen. Ik ga daar graag nog eens een mooi debat over aan, bijvoorbeeld bij de behandeling van een mooie wet over de open overheid.

De voorzitter: Ik hoorde geen vraag.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik werd verwezen naar de Minister, dus ik hoor dit graag zo van de Minister.

De heer Veldman (VVD): Ik wil daar toch even op reageren. Mevrouw Oosenbrug doet hetzelfde als mevrouw Voortman, namelijk twee dingen door elkaar halen. De discussie of overheidsinformatie openbaar is, is een andere discussie dan openbare informatie van de overheid vindbaar en bruikbaar maken. Inderdaad kunnen we met elkaar van gedachten wisselen over de openbaarheid van informatie. Volgens mij gaan we dat op een later moment ook nog wel doen. En we zullen daarbij misschien wel van mening verschillen, want inderdaad is er informatie bij de overheid aanwezig die niet openbaar is. Neem allerlei inkomensgegevens van mensen; dat is geen openbare informatie. De inkomens van onszelf zijn toevallig wel openbaar, die kan iedereen op websites nalezen, maar wat de andere mensen in deze zaal aan inkomen hebben, is geen openbare informatie. Ik vind dat dat zo moet blijven. Ik denk dat het land te klein zou zijn als we allemaal van elkaar zouden weten wat we verdienen. Volgens mij zitten heel veel Nederlanders daar niet op te wachten. Vaak is dat al een heel lastig onderwerp tussen buren. Wat we verdienen, is geen openbare informatie, dus dat is ook een andere discussie. Nu gaat het over openbare informatie: hoe ontsluiten we die op een goede manier en hoe zorgen we ervoor dat we de openbare informatie, dus allerlei data die overheden gewoon verzamelen, zo goed mogelijk kunnen gebruiken? Als bedrijven daarmee aan de slag kunnen gaan, ontstaat er weer nieuwe werkgelegenheid en daar gaat het mij uiteindelijk om. Als de overheid allerlei informatie al heeft, laten we die dan beschikbaar stellen en ontsluitbaar maken, zodat er ook weer nieuwe werkgelegenheid kan ontstaan.

De voorzitter: Dank u wel, meneer Veldman. Volgens mij hebt u uw punt duidelijk gemaakt. Voor uw eigen informatie: u hebt bijna zes minuten gesproken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Wat GroenLinks betreft is een transparante overheid een absolute grondvoorwaarde voor een goed functionerende democratie. De overheid is van ons allemaal, dus de informatie van die overheid zou ook zo veel mogelijk openbaar moeten zijn. In het digitale tijdperk zijn de mogelijkheden om burgers te betrekken bij informatie die overheidsorganen al hebben, omvangrijk. Onzes inziens moet er daarom veel meer vaart worden gemaakt bij het actief beschikbaar stellen van open data. Op dit moment is er een kans van 14% dat je een foutmelding krijgt als je lukraak een van de datasets op data.overheid.nl probeert te openen. Dat moet beter.

Wij hebben onze zorgen over de uitvoering van het principe «openbaar, tenzij», gezien de zeer karige verantwoording over het feit dat een veelvoud aan geïnventariseerde open datasets niet openbaar zijn gemaakt. Als de «open, tenzij»-standaard wordt gehanteerd, hoeft er op ministeries weinig geld en tijd te worden besteed, omdat er dan ruwe datasets kunnen worden opengesteld en zo weinig mogelijk nieuwe. Een realtime koppeling en actualisatie hoort de norm te zijn, maar dat is vaak nog de uitzondering. Het proces van inventarisatie verloopt met name op de departementen van Veiligheid en Justitie, van Algemene zaken en van Defensie tergend traag. GroenLinks wil dat de Minister zorgt voor een betere motivatie van het gesloten houden van datasets. Hij dient zeker bij de genoemde ministeries aan te dringen op het inzichtelijk maken van overheidsdata. Graag een reactie van de Minister.

Bij de behandeling van de Economische Zakenbegroting is de motie-Verhoeven (32 637, nr. 210) over een onderzoek naar het openstellen van het Handelsregister als open data aangenomen. Het gaat daarbij om data die, mits ontsloten, transparantie en innovatie ten goede zullen komen, net als in de ons omringende landen. In de Nationale Open Data Agenda van 2016 schrijft de Minister dat hij de kernwaarden van de democratie coördineert en de departementen daarbij ondersteunt. GroenLinks vindt hem de aangewezen persoon om erop toe te zien dat het onderzoek naar een open Handelsregister gedegen gebeurt. De toegang tot het Handelsregister wordt voor gemeenten namelijk bekostigd uit het Gemeentefonds. Het kan toch niet zo zijn dat de coördinerend Minister voor open data niet betrokken is bij zo'n belangrijk onderzoek? Ziet de Minister dit ook zo?

Verder willen wij graag weten waarom ervoor is gekozen om alleen inkoopdata en niet de aanbestedingen te ontsluiten. Europese aanbestedingen zijn al wel als open data ontsloten. Waarom worden er op data.overheid.nl alleen gestaffelde en speciaal bewerkte cijfers gepubliceerd en niet de echte bedragen? Nu overheden per 1 juli 2017 worden verplicht tot elektronisch aanbesteden, lijkt het ons een goed streven om aanbestedingen te ontsluiten als open data. Voor het tegengaan van nepotisme en het bevorderen van een open, democratisch proces moeten aanbestedingen en gunningen zo transparant en breed mogelijk worden uitgezet. Zo heeft iedereen de kans om opdrachten uit te voeren die worden bekostigd uit publieke middelen, voor de beste prijs en de beste kwaliteit, en kunnen burgers de daadwerkelijke uitgaven van de overheid democratisch controleren.

Onze fractie is positief over de creatieve producten die al zijn ontstaan door het openstellen van overheidsdata. Toepassingen als OmgevingsAlert, Openspending.nl, ov-apps en marktpartijen als TomTom hebben handig gebruikgemaakt van open data. Het initiatief van de Zonatlas, die in één oogopslag laat zien welke daken in gemeenten geschikt zijn voor het plaatsen van zonnepanelen, is ook een voorbeeld waar GroenLinks blij van wordt. We weten echter weinig over het hergebruik van open data door overheden zelf. Wij herinneren de Minister er graag aan dat transparantie bijdraagt aan de kwaliteit en legitimiteit van het openbaar bestuur. Niettemin kunnen juist medeoverheden enorm profiteren van het hergebruik van ontsloten data, zeker als zij daarbij kunnen rekenen op technische ondersteuning. Hoe vaak wordt data.overheid.nl gebruikt door ministeries, provincies en gemeenten? Kan de Minister het gebruik gaan inventariseren?

Tot slot de besteding van de middelen voor open data. Natuurlijk zijn er op verschillende ministeries middelen voor open data, maar voor ons is volstrekt niet inzichtelijk hoeveel er daadwerkelijk aan open data wordt besteed. Bij de gemeente Utrecht kan ik zo in de gemeentebegroting vinden dat zij 2 miljoen per jaar besteedt aan open data. Volgens mij besteedt het Rijk maar iets van € 800.000 aan open data; nota bene een lager bedrag dan één gemeente. Waar dat allemaal precies staat, is voor mij niet inzichtelijk. Ik denk dat juist een bundeling heel belangrijk zou zijn. Graag een reactie van de Minister op mijn voorstel om een en ander te bundelen, zodat het onder zijn regie zou komen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Voorzitter. Voor ik start over open data, wil ik een ander belangrijk agendapunt bespreken: de toegankelijkheid van gemeentelijke websites. Ik krijg namelijk zorgelijke signalen binnen over de rol van het toepassingskader. In dat beleidsstuk staat onder andere dat bepaalde typen content niet toegankelijk hoeven te worden gemaakt, omdat dat lastig zou zijn voor organisaties. Wat ikzelf echt lastig vind – en ik druk me nu echt heel mild uit – is het versoepelen van toegankelijkheidseisen, waardoor het gemak van gemeenten boven de mensenrechten wordt gesteld. Zo wordt mensen het recht op toegang tot publieke informatie ontnomen. Voor de PvdA is dat echt onacceptabel. Toegankelijkheid gaat over inclusiviteit. Buitensluiting lijkt nu te worden geformaliseerd. Gaat de Minister dit actief monitoren en vervolgens, waar nodig, ingrijpen? En hoe gaat hij dat doen? Het is namelijk heel simpel. De webrichtlijnen betreffen open standaarden, dus daar moet men aan voldoen. Het toepassingskader speelt een grote rol bij het afwijken van deze internationale toegankelijkheidsrichtlijnen en de webrichtlijnen. Een eerder voorstel voor een reguliere website voor gemeenten, een website die voldoet aan alle eisen van deze tijd, inclusief de webrichtlijnen, lijkt onhaalbaar, maar tot nog toe heb ik geen acceptabel nieuw voorstel gezien. Wat gaat de Minister doen om dit onderwerp voor eens en voor altijd goed op en aan te pakken? Dit gaat namelijk niet om mij of om mijn voorstel; dit gaat om een grote groep mensen die echt buitenspel wordt gezet. Ik begin mijn geduld een beetje kwijt te raken. Gaat de Minister dit via wetgeving afdwingen?

Nu de open data. De PvdA vindt dat de focus veel meer moet liggen op het gebruik van open standaarden en uitwisselbaarheid. Er zijn al grote slagen gemaakt, maar het venijn lijkt toch vooral in de staart te zitten. Zo lijken nog steeds niet alle departementen het nut en de noodzaak van het beschikbaar stellen van datasets te onderkennen. De PvdA wil weten waarom sommige ministeries achterblijven: Algemene Zaken, Defensie, Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken. Ik denk hierbij aan de open data van NL-Alert, maar ook die van het UWV. Open data zouden kunnen helpen bij het beter in kaart brengen van bijvoorbeeld onze Wajongers, werk maken van werk, noem maar op. Gaat de Minister zijn collega's actief aanspreken en concrete doelen stellen? Gaat hij de uitkomst van de afwegingen over het al dan niet openbaar maken per ministerie transparant maken? Dat is hoe dan ook in het belang van gebruikers, en daar gaat deze hele operatie tenslotte om. De PvdA vindt dat in die procedure een klanttevredenheidsonderzoek thuishoort. Kan de Kamer van de uitkomsten van dergelijke metingen en de daaropvolgende acties op de hoogte blijven?

Ik kom nu op de open data van gemeenten. Hoe worden gemeenten geactiveerd en ondersteund om datasets te openbaren? Welke gemeenten zijn al zo ver en welke niet? Kan de Kamer daarover worden gerapporteerd? De publieke dienstverlening en democratie zijn daarbij gebaat. De maatschappelijke baten, zowel sociaal als economisch, staan buiten kijf.

Mijn laatste punt betreft het openbaar maken van het Handelsregister. De discussie hierover is nu gaande in diverse commissies. Het lijkt vooral een politiek besluit om die data te ontsluiten. In het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België is men ervan overtuigd geraakt dat een openbaar Handelsregister geld opbrengt in plaats van dat het geld kost. Kan de Minister, eventueel samen met zijn collega van Economische Zaken, gezien de duidelijk positieve effecten, het goede voorbeeld van deze landen volgen? Tijdens een hackathon had de Kamer van Koophandel een API (application programming interface) beschikbaar, dus volgens de open standaard voor open data, die technisch prima te gebruiken was. Aan de techniek ligt het dus niet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Bij de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken van vorig jaar is er volgens mij een motie van de leden Oosenbrug en Voortman aangenomen; misschien waren er meer ondertekenaars, maar daar wil ik vanaf zijn. Die motie ging over het openbaar maken van onderzoeksrapporten. Vindt mevrouw Oosenbrug dat die motie naar tevredenheid is uitgevoerd?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Daar moet ik even heel hard over nadenken. Volgens mij zijn er daarop onderzoeksrapporten verschenen. Ik heb dit niet heel helder op mijn netvlies. Volgens mij hebben wij in de motie motie-Oosenbrug c.s. (34 000-VII, nr. 14) ook iets gevraagd over inkoopdata. Ik heb inmiddels een heel mooie website daarover onder ogen gekregen, waarop inderdaad al die inkoopgegevens staan. Op zich ben ik nu dus redelijk tevreden over de uitkomst van die motie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): In die motie werd om verschillende soorten informatie gevraagd, en volgens mij ook over wetgeving- en uitvoeringstoetsen. Die blijken vooralsnog niet leverbaar, terwijl het kabinet dat wel had beloofd. De inkomsteninformatie is geaggregeerd tot hoofdcategorieën, maar biedt eigenlijk nauwelijks inzicht in aanbestedingen en gunningen, laat staan in opvallende patronen. En met betrekking tot die onderzoeksrapporten wordt er eigenlijk vooral verwezen naar de zoekfunctie op rijksoverheid.nl. Zo lijkt het een beetje op: die informatie is er wel, maar u moet het allemaal zelf uitzoeken. Dat is toch juist niet het idee van open data? We willen toch juist dat het zo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Volgens mij hebben wij in de motie daartoe opgeroepen. Het begint me weer langzaam helder te worden wat ik in mijn motie heb gevraagd. Als dat inderdaad nog niet goed beschikbaar is... Volgens mij had ik zonet dezelfde discussie. Het is wel belangrijk dat open data in een open standaard worden aangeleverd, zodat slimme of minder slimme mensen die datasets vervolgens tot zich kunnen nemen en daar eventueel een app of mooie website omheen kunnen bouwen. Ik vind niet dat de overheid dat allemaal in hapklare brokjes aan moet leveren. Misschien zit daar voor mij ook het verschil tussen open datasets en het echt aanbieden van kant-en-klare data. Als die datasets nog steeds niet beschikbaar zijn, zou dat inderdaad betekenen dat die motie nog niet volledig is uitgevoerd. Uiteraard kunnen we de Minister daarnaar vragen.

De voorzitter: De Minister heeft gezegd meteen te kunnen antwoorden, dus hij heeft geen behoefte aan een schorsing. Sterker nog, hij zat te trappelen om te interrumperen, maar zo werkt het hier nu eenmaal niet. Nu is het woord aan de Minister.

Minister Plasterk: Voorzitter. Ik was wat nostalgisch; in mijn periode als Kamerlid kon ik me in eerste termijn namelijk wel in de discussies mengen. Maar het is niet anders...

Bij wijze van inleiding het volgende. Zo'n 25 jaar geleden werd ik me voor het eerst bewust van die hele discussie over open data, toen ik als bioloog betrokken was bij het Humane Genoom Project. Er speelde hierover een discussie tussen Amerika, waar men dit meer in de commerciële sector wilde doen, en Europa, waar men koos voor de publieke variant. Ik ben heel blij – en ik denk dat iedereen daar blij mee is – dat er destijds is gekozen voor het totaal open beschikbaar maken van de gegevens uit het Humane Genoom Project. Ook in andere varianten waren er best mogelijkheden voor inzage, bijvoorbeeld met een beperkt tarief, een password of in stukjes en bij beetjes. Het is echter heel verstandig gebleken om dat soort informatie, die grote bestanden, als precompetitieve informatie beschikbaar te maken. Daarna kan de volle creativiteit namelijk altijd nog op die open datasets worden losgelaten, beschermd door het intellectueel eigendomsrecht en patenten. Er zijn voorbeelden te over van publieke data die worden gebruikt en waarbij iedereen, bedrijfsmatig maar ook academisch en met wat voor creativiteit ook, die data kan gebruiken en daar mooie apps en sites van kan maken of boeken van kan drukken. Als uitvloeisel van dat Humane Genoom Project ben ikzelf een van de eerste redacteuren geweest van een tijdschrift, The Public Library of Science, dat dit vanuit dezelfde gedachte ook probeerde te doen. Ik wil daarmee maar zeggen dat deze gedachte mij zeer aanspreekt. Ik vind het ook mooi dat ik dit onderdeel van mijn portefeuille mag doen.

Natuurlijk kom ik zo op alle onderwerpen die aan de orde zijn gesteld, maar laat ik eerst proberen om de drie stappen zichtbaar te maken. Stap 1 is het zo veel mogelijk beschikbaar maken van de data die er zijn, zoals ze er zijn. Ik heb ervoor gekozen om dat in de eerste periode zo veel mogelijk «as-is» te doen, dus zoals de gegevens zijn, juist om te voorkomen dat iedereen zou gaan zeggen: ja, we hebben ze wel, maar ze zijn nog niet zo geschikt, ze zijn nog niet goed geordend en ze moeten eigenlijk nog worden herschikt, dus laten we er nog maar even op blijven zitten. De getallen zijn volgens mij al met de Kamer gedeeld. In het afgelopen jaar is het aantal open datasets verdubbeld. Om precies te zijn: in februari van dit jaar waren het er 3.250, in oktober 6.970, nu 7.156. Dat aantal stijgt dus heel snel. Ik noem een paar voorbeelden. Op 4 december zijn de gegevens van de Kiesraad publiek gemaakt. De inkoopdata van het Rijk, waarnaar net werd gevraagd, zijn per 30 november beschikbaar gemaakt. We zijn bezig te bekijken of we de heel belangrijke dataset met de WOZ-waarden op diezelfde manier publiek kunnen maken. Dit geeft me meteen de ruimte om een voetnootje te plaatsen bij mijn eigen opmerking. Ik tel nu namelijk aantallen, maar u weet dat dat maar een beperkte maat is van de waarde van dingen; de ene dataset is immers veel waardevoller dan de andere. Soms ben je dus appels en frambozen aan het optellen.

Stap 2 is ervoor zorgen dat ze goed vindbaar zijn. De heer Veldman verwees daarnaar. Mevrouw Voortman zei dat je nogal eens foutmeldingen krijgt, en dat is natuurlijk helemaal verkeerd. Maar hoe weet je hoe je kunt vinden wat je zoekt? Dit gaat over metadata en vindbaarheid. Stap 3 is ervoor zorgen dat de data ook gebruikt gaan worden. Aan die tweede en derde stap zou ik de komende tijd veel aandacht willen geven. Dat staat ook in de opendata-agenda. We willen met de ingestelde gebruikersgroep bekijken of we formats kunnen verzinnen waarin mensen bij elkaar worden gebracht en worden geconfronteerd met de beschikbare data en met voorbeelden van wat je daarmee zou kunnen doen. Uiteindelijk is dat allemaal natuurlijk niet aan ons. Terecht zei de heer Veldman dat de private sector en individuen dat maar moeten doen. We kunnen natuurlijk wel zeggen dat men een voorbeeld zou kunnen nemen aan wat anderen ermee doen, om zo te laten zien in wat voor schatkamer aan gegevens we zitten. Wij willen op dat gebied dus ook wel iets proberen te doen. Uiteindelijk gaan we zo naar een situatie waarin we niet meer denken vanuit gegevens die we eerst hebben en daarna openbaar gaan maken, maar waarbij we ons vanaf het vergaren ervan realiseren dat de gegevens op het moment van vergaren al open zijn. Dan ga je ook heel anders met die gegevens om.

Ik geef zo mijn indeling van de beantwoording, maar ik maak nog een paar korte opmerkingen vooraf. Wij worden terecht kritisch gevolgd door de Kamer; daarom zit ik hier nu ook. In de wereldranking van landen zijn we op het punt van openbaarheid en openheid onlangs op de vijfde plaats gezet, na andere fatsoenlijke landen als Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nieuw-Zeeland. Voor open data bezet Nederland in 2015 de zesde plaats in de internationale barometer. Daarbij zijn we gestegen van de tiende plaats in 2013. Dit is geen reden om achterover te gaan leunen. Andere landen gaan ook snel vooruit; vandaar die opendata-agenda die net, op 30 november, is uitgekomen. Dat was inderdaad wat later dan we ons hadden voorgenomen. Het heeft iets meer tijd gekost.

Even iets over de volgorde van de beantwoording. Ik zal eerst ingaan op het specifieke punt waaraan de heer Veldman veel aandacht heeft besteed, namelijk de vraag hoe we dit organiseren, wat het knooppunt zou moeten zijn en wat de rol van het CBS is. Dan kom ik te spreken over de overige vragen over open data. Daarna zal ik het hebben over de onderwerpen waarvoor mevrouw Oosenbrug aandacht heeft gevraagd: de toegankelijkheid van websites en het toepassingskader.

Laat ik beginnen met het CBS. Allereerst wil ik zeggen dat we op dit moment alle data presenteren op de website data.overheid.nl. Dat is op dit moment hét centrale knooppunt. In een tijd van webben is denken in termen van knooppunten vreemd; een web zit immers vol knooppunten, dus je hoeft niet meer per se één knooppunt te hebben. Laten we er dus voor zorgen dat we zo snel mogelijk afkomen van het idee dat er per se één knooppunt is. Alle data zijn nu naar hun aard en wijze publiek, dus iedereen kan die volledig downloaden, kopiëren of linken en er desgewenst een nieuwe bovenlaag op aanbrengen en er eigen dingen aan toevoegen, dingen weglaten of een eigen formaat kiezen. Ik ben het met de heer Veldman eens dat het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de overheid het traditionele instituut is om grote datasets te vergaren, beheren, presenteren en visualiseren. Daar hebben we het helemaal niet over gehad, maar als je ervoor moet zorgen dat mensen er iets mee kunnen, is visualisatie natuurlijk ook een belangrijk onderdeel. Ik zeg graag toe dat ik dat gesprek wil aangaan. Ik zal de Kamer in het voorjaar rapporteren over de uitkomsten daarvan. Ik ben heel geïnteresseerd in de meerwaarde die het CBS kan leveren, al ben ik er eigenlijk wel van overtuigd dat die meerwaarde er zal zijn. Voor nu wil ik het hierbij laten, want ik vind dat we niet via een Kamerdebat aan acquisitie moeten doen. Ik hoor graag van het CBS wat het kan bijdragen en of het de capaciteit heeft om daaraan bij te dragen, ook in personele zin, en wat voor rol het denkt te kunnen spelen. Ik zal de Kamer dus daarover rapporteren. Nogmaals, de essentie van open data is dat de overheid of Binnenlandse Zaken niet de eigenaar is van al die data. Ik heb dat gevoel sowieso niet. Het delen daarvan zou dus bij wijze van spreken al vandaag kunnen gebeuren. Als ik het zou mogen laten bij deze toezegging, ga ik door naar de vragen over open data.

Alle drie de leden hadden vragen over de departementen die in open data aan het grasduinen waren. Misschien moet ik nog even in herinnering roepen dat ik het top-downproces, waarin er binnen departementen naar werd geïnformeerd of men nog wat had, te traag vond gaan. Met collega Dijsselbloem heb ik daarom vorig jaar het initiatief genomen om trainees bij de overheid in te zetten en die bottom-up te laten werken, met de vraag: ga in je eigen omgeving kijken of daar nog iets ligt en of dat valt te delen. Dat bleek een vruchtbare benadering, dus dat gaan we dit jaar opnieuw doen. Het leverde een paar honderd datasets op. Kennelijk kijk je zo op een heel andere manier naar een organisatie en wat daarin aanwezig is, dan wanneer je zoiets via de directeur-generaal en de directeuren laat doordruppelen. Het past dus wel in het beeld van de open overheid om het op die manier te doen.

Verder werd gezegd dat een aantal departementen zou achterblijven. Ze werden ook met naam genoemd: AZ, BuZa en V en J. Laat ik eerst zeggen dat je dit puur aan de aantallen niet kunt afmeten. Ik zei al dat het afhangt van de aard van de datasets. Bij de genoemde departementen zou soms natuurlijk de overweging van veiligheid of een ander staatsbelang een rol kunnen spelen, maar dat moet wel per keer beargumenteerd worden. Het uitgangspunt is immers: open, tenzij er een goede reden is om dat niet zo te doen. Ik zeg toe dat ik daarvoor ook in de komende tijd weer mijn best zal doen. Maar ik wil het wel scherp houden, ook omdat mevrouw Voortman erop doorvroeg. Ik coördineer dit vanuit BZK. Ik entameer het en jaag het aan, maar het uiteindelijke besluit om een dataset openbaar te maken of niet, is niet mijn besluit; dat is het besluit van degene die die data onder zijn hoede heeft. Als de Minister van Buitenlandse Zaken, V en J of Defensie iets niet openbaar wil maken, kan het debat daarover in de desbetreffende Kamercommissie met de desbetreffende bewindspersoon worden gevoerd. Ik zeg dat niet omdat ik daar niet zelf ook achteraan zou willen gaan, maar ik wil hiermee op die andere weg wijzen, die ook openstaat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De Minister is bij dit thema natuurlijk wel de coördinerend Minister. Als een collega van hem weigerachtig is om bepaalde datasets openbaar te maken, zou ik daarom verwachten dat hij die collega aanspreekt en deze erop wijst dat dit kabinet van plan is om data wél openbaar te maken. Dat zou ik een logischere stap van de Minister vinden dan mij naar een andere commissie toe sturen.

Minister Plasterk: Die coördinerende rol heb ik zeker, maar als een Minister zegt dat iets de veiligheid van ons leger in gevaar zou brengen, ben ik niet de uiteindelijke scheidsrechter. Dat ga ik als Minister van Binnenlandse Zaken dan niet beoordelen. Die weging is dus in principe aan die betreffende Minister zelf. En als er een reden is om daarover een debat te voeren, wijs ik er slechts op dat dit debat natuurlijk ook in de commissie van Defensie zou kunnen plaatsvinden, die een dergelijke weging beter kan maken dan een eenvoudige Minister van Binnenlandse Zaken. Maar nogmaals, die coördinerende rol heb ik zeker.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Zou die coördinerende rol er niet uit moeten bestaan dat de Minister zijn collega's erop wijst dat zaken «openbaar, tenzij» zijn, en dat hij ook aangeeft om welke reden ze eventueel niet openbaar zouden kunnen worden gemaakt? Zo bestaat daar een limitatief rijtje van, waardoor openbaarheid echt het uitgangspunt wordt. En zo krijg je niet dat andere departementen om wat voor reden ook informatie weigeren die helemaal niet hoeft te worden geweigerd.

Minister Plasterk: Dat klopt, het uitganspunt is inderdaad «openbaar, tenzij». Ik doe precies wat mevrouw Voortman zegt. Dit hoeft overigens niet per se altijd van Minister naar Minister te gaan: mijn medewerkers spreken de medewerkers van mijn collega's daarop aan en vragen waarom iets niet openbaar kan worden gemaakt. Ik zeg slechts dat wanneer er een weging nodig is of iets de handelsbelangen raakt, dit onderwerp bijvoorbeeld ook in de commissie voor Economische Zaken aan de orde zou kunnen komen.

De heer Veldman (VVD): Volgens mij hebben we al zo'n lijstje van wat wel en niet openbaar is: dat staat namelijk gewoon geformuleerd in de Wet openbaarheid van bestuur. Die moet gewoon worden uitgevoerd. Ik vraag deze Minister, die verantwoordelijk is voor de Wet openbaarheid van bestuur maar ook voor de uitvoering van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, of hij zijn rol niet wat zwaarder zou kunnen inkleden om de cultuur te kunnen veranderen waar ik net over sprak, namelijk die van «het zijn onze data, dus wij blijven erop zitten». Inderdaad heeft de Minister daar anderen voor nodig, maar ik ga ervan uit dat deze Minister op de troepen vooruitloopt om ervoor te zorgen dat zo'n cultuur verandert.

Minister Plasterk: Zo is dat. Inderdaad staan in de Wet openbaarheid van bestuur criteria, maar dat zijn algemene criteria. Die moeten door de collega's worden toegepast. Precies zoals de heer Veldman zegt mag dat geen excuus zijn om op de eigen data te blijven zitten. Hij vatte dat dus correct samen.

De heer Veldman (VVD): Daarmee ga ik ervan uit dat de Minister, als er ergens, door onszelf of anderen, wordt geconstateerd dat departementen, gemeenten of provincies op hun informatie blijven zitten, er actief werk van maakt om de verantwoordelijken op die plek daarop aan te spreken of aan te laten spreken, zodat dit probleem wordt opgelost. Zo hoeven particulieren en bedrijven dus niet zelf bij wijze van spreken de gang naar de rechter te maken als het gaat om publieke, openbare informatie, die de overheid gewoon heeft.

Minister Plasterk: De heer Veldman gaat daar terecht van uit. Het gaat overigens niet om wobben; BZK gaat niet voortaan alle WOB-verzoeken overnemen. Ik zie de heer Veldman knikken, dus dat was zijn bedoeling niet. Maar zijn uitgangspunt is juist. Als hij misschien daarmee impliciet zegt dat hij een aantal databestanden weet die zich voor openbaarheid zouden lenen maar die nog niet openbaar zijn, houd ik me aanbevolen. BZK zal dat dan aan de orde stellen.

Mevrouw Voortman vroeg naar de aangenomen motie-Verhoeven. De commissie van Economische Zaken heeft dit inmiddels besproken met mijn collega van Economische Zaken. Hij zal in het voorjaar laten weten hoe hij deze aangenomen motie gaat uitvoeren.

Ik verwijs hiervoor dus naar de uitvoering die de collega van EZ daaraan zal geven.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Mijn vraag ging over de betrokkenheid van déze Minister, dus de Minister van open data, bij dat onderzoek.

Minister Plasterk: Wij spreken met één mond. De Tweede Kamer heeft een motie hierover aangenomen. Zij heeft de regering verzocht om met een onderzoek te komen om het Handelsregister als open data te ontsluiten. U weet dat de inkomsten uit het Handelsregister op dit moment zo'n 50 miljoen per jaar zijn. Natuurlijk heeft de Minister van EZ om die reden tegen de Tweede Kamer gezegd dat hij de aangenomen motie heeft gezien en dat hij er in het voorjaar op zal terugkomen en dan zal zeggen hoe de regering daarmee zal omgaan. Dat doet hij altijd namens het kabinet. Over hoe de discussies binnen het kabinet gaan, spreken wij hier niet. Hij zal dat doen namens het kabinet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het komt regelmatig voor dat wij brieven krijgen van meerdere bewindspersonen omdat er sprake is van een gedeelde betrokkenheid. Ik zou het heel logisch vinden als de Minister van Binnenlandse Zaken hierin zijn verantwoordelijkheid neemt en een actieve rol opeist in dit onderzoek.

Minister Plasterk: We hebben hier vaak eindeloze discussies over het coördinerend ministerschap. Dit is een mooi voorbeeld om dat nog eens uit te benen. Het coördinerend ministerschap brengt met zich mee dat een onderwerp nooit onbesproken, onaangeroerd of door niemand opgepakt kan zijn. Voor open data ben ik de coördinerend Minister. De heer Veldman vroeg daar ook naar. Als er ergens iets ligt en de indruk bestaat dat niemand er aandacht aan besteedt, dan kan ik daar op aangesproken worden om het op te pakken. Dat is hier gebeurd. Sterker nog, er is door de Tweede Kamer een motie aangenomen over het Handelsregister. Dat is in sommige andere landen openbaar, dus waarom kan dat niet in Nederland? Alles wat er te coördineren viel, is gecoördineerd. Het is nu heel helder wat de wens van de Tweede Kamer is. Het is ook helder dat het Handelsregister berust bij de portefeuillehouder, de Minister van Economische Zaken. Hij zal hier in het voorjaar namens het kabinet op reageren. Daar valt verder niets meer aan te coördineren. Daar ligt de beoordeling van de vraag wat het beschikbaar stellen van het Handelsregister als open data betekent voor het verdienmodel van dat register. De Minister van Economische Zaken moet dat onderzoeken en zal daarover rapporteren aan de Tweede Kamer.

Ik kom op de vraag van mevrouw Voortman over de aanbesteding en waarom aanbestedingen niet openbaar zijn. Het Ministerie van Economische Zaken gaat daarover en staat positief ten opzichte van het beschikbaar stellen van aankondigingen uit TenderNed door middel van open data. Momenteel wordt er bij Economische Zaken bekeken op welke manier en welke termijn dat gerealiseerd kan worden.

Mevrouw Voortman vroeg ook hoeveel de overheid besteedt aan open data. Ik heb daar even over zitten nadenken. In de ideale wereld waar we naartoe willen, is dat eigenlijk niet meer te zeggen, omdat het vergaren van data een integraal onderdeel van de functie van overheden wordt. Dat moet op zo'n manier gebeuren dat ze eigenlijk automatisch en onmiddellijk openbaar zijn. Dan kun je niet zeggen hoeveel die openbaarheid kost, want het vergaren van de data voor het weer door het KNMI, of welke gegevensset dan ook, is geen onderdeel van de kosten voor openbaarheid, maar onderdeel van kosten voor het primaire proces. Ik heb nog nooit het verlangen gehad om overal in beeld te brengen wat openbaarheid van open data kost. Sommige gemeenten maken het kennelijk wel inzichtelijk, maar ik denk dat we uiteindelijk naar implicietheid toegaan. Ik heb dus geen voornemen om dat er apart uit te halen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De heer Veldman en ik hadden net een klein onderonsje over mijn vraag. Hij wees mij erop dat er een motie van hem was aangenomen over middelen voor de Digitale Agenda. Hij zei: dat zit daar dan toch ook in? Kan de Minister bevestigen dat dit het geval is? Als de motie-Veldman wordt uitgevoerd, wordt daarmee ook helder hoe het zit met open data. Als het daar al in zit, hoef ik er niet apart om te vragen.

Minister Plasterk: Ik denk dat er twee dingen door elkaar heen lopen. We hebben budget beschikbaar voor het opendatabeleid. Dat is relatief bescheiden, maar daar doen we ontzettend ons best mee. Daarnaast heb je de vraag wat de kosten zijn voor het genereren van al die opendatasets. Dat laatste heb ik niet beschikbaar. Dat is dus ook geen nieuw geld. Ik vraag de departementen, precies zoals mij net werd gevraagd, de gegevens waarop zij zitten, over gezondheid of de hoogte van dijken, open beschikbaar te maken. Ik ga er dan van uit dat dit gebeurt zonder dat het meerkosten oplevert en dat men het uiteindelijk in de werkprocessen integreert.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dan heb ik mijn vraag misschien niet duidelijk genoeg gesteld. Het ging mij inderdaad over het opendatabeleid.

Minister Plasterk: Ik kijk even naar mijn ambtenaren. Er wordt € 620.000 besteed aan het knooppunt data.overheid.nl en € 200.000 aan de uitvoering van het actieprogramma open data, de NODA.

De heer Veldman (VVD): Mevrouw Voortman haalde de motie aan die ik heb ingediend bij de begrotingsbehandeling. Volgens mij was de motie zodanig geformuleerd dat zij sprak over de digitale infrastructuur. Ik heb toen twee blokken benoemd: de Digitale Agenda, waar de nodige vertraging op zat, en het opendataverhaal. Met de motie vroeg ik om het inzichtelijk maken en bundelen van alle middelen die er bij de rijksoverheid bij verschillende departementen worden uitgegeven en met de digitale infrastructuur te maken hebben. Daar hoort wat mij betreft het ontsluiten van data via open data ook bij, want ook daar heb je een digitale infrastructuur voor nodig. Hoe heeft de Minister die motie geïnterpreteerd? Als hij haar verkeerd interpreteert, zou ik hem bij dezen willen meegeven dat het wel om het volledige plaatje gaat.

Minister Plasterk: Als mijn informatie klopt, is die motie verworpen.

De voorzitter: Misschien is er verwarring over de motie zelf?

De heer Veldman (VVD): De motie is volgens mij met algemene stemmen aangenomen.

Minister Plasterk: Er zijn zo veel moties van de heer Veldman dat we even moeten zoeken.

De voorzitter: Laten we er zo nog even op terugkomen in tweede termijn.

Minister Plasterk: Ik laat mij graag de motie aanreiken en laat in tweede termijn weten hoe wij ermee omgaan.

Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat een belangrijke stap die we nu moeten zetten het entameren is van het gebruik van open data. Daar gaan we ook met de gebruikersgroep mee aan de gang.

Mevrouw Oosenbrug vroeg of de dataportal zelf open source gemaakt kan worden. Dat kan. Inmiddels is het zelfs gebeurd. De broncode van data.overheid.nl is te downloaden voor hergebruik via de openbare site GitHub. Dat biedt de mogelijkheid om aan de code te werken en die verder te verbeteren. Die suggestie van mevrouw Oosenbrug is dus opgepakt.

Ik kom op de gemeenten. Tot nu toe spraken we over het Rijk. De gemeenten zijn in meer of mindere mate op weg met open data. Er zijn mooie voorbeelden: opendatamobiliteit bij de gemeente Amsterdam en het programma datagedreven sturing bij de gemeente Utrecht. De VNG werkt samen met ons ministerie, de Open State Foundation en verschillende gemeenten aan de ontsluiting van raadsinformatie als open data. Financiële informatie van alle Nederlandse gemeenten is beschikbaar op de site van het CBS, zoals al eerder in dit debat genoemd is. Ik ondersteun de gemeenten met leerkringen en ondersteunende activiteiten. Ik zal binnenkort in het bestuurlijk overleg met de VNG het onderwerp open data agenderen om daarmee de ontsluiting van open data bij gemeenten verder te stimuleren. Ik zal de Kamer bij een volgende gelegenheid op de hoogte stellen van de stand hiervan. Ik wil geen nieuwe monitoring bij de gemeenten neerleggen, maar dat vraagt mevrouw Oosenbrug ook niet. Wel wil ik er bij hen op aandringen en terugrapporteren over de stand van zaken bij de gemeenten in het voorjaar bij de eerste gelegenheid die zich voordoet. Als ik het zo zou mogen doen, moet het zijn plek kunnen vinden.

Daarmee kan ik overgaan naar mijn laatste onderwerp, namelijk de webrichtlijnen. Ik zal met de bottomline beginnen. Mevrouw Oosenbrug drong aan op een wettelijke grondslag en die komt er ook. We gaan dit oppakken in de Wet GDI die volgend jaar naar de Kamer komt. Ik ben het met haar eens dat dit er moet komen. Ik zou wel een indruk willen wegnemen die misschien zou kunnen zijn ontstaan. Ik heb eerder het toepassingskader voor de webrichtlijnen aan de Kamer gestuurd. Dat is een heel dik pak met per webrichtlijn adviezen over hoe je dat op de werkvloer zou moeten toepassen. Daar krijg ik trouwens veel positieve reacties op. Dat wordt dus echt goed begrepen en goed opgepakt. Het beschrijft slechts een paar uitzonderingen. Man kan niet zeggen dat men het onhandig of lastig vindt of er geen zin in heeft. Dat doen we niet. Er kan alleen bij zwaarwegende redenen van worden afgeweken. Dan moet men op de website publiceren waarom men dat doet. Ik heb twee voorbeelden daarvan. Het is soms ondoenlijk om oude archieven met terugwerkende kracht allemaal onder de webrichtlijn te brengen. Hetzelfde geldt soms voor content van derden. Dat is informatie waarvan de betreffende overheid geen eigenaar is, en dan gaat zij er niet over. Het gaat dus echt om dat soort categorieën uitzonderingen. Je kunt niet zeggen: het is lastig dus we doen het niet.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): De Minister brengt het heel positief en daar ben ik ook blij mee, maar uit de praktijk hoor ik heel andere voorbeelden. Natuurlijk gaat het over «pas toe of leg uit». Het is vaak echter heel veel «leg uit» en weinig «pas toe». Gemeenten zeggen met het toepassingskader in de hand dat ze dat eigenlijk niet hoeven toe te passen, omdat het heel lastig is om uit te voeren. Ik snap wel dat het lastig is, maar wij willen dat alle burgers mee gaan doen, zowel digitaal als in het echte leven, waarin we wel zorgen voor toegankelijkheid voor iedereen. In de nieuwe wetgeving zou ik dat graag benoemd zien. Ik neem aan dat wij de tekst daarvan nog te zien krijgen. Kunnen we nu al input leveren voor die wetgeving? Dan kunnen we er echt voor zorgen dat digitale toegankelijkheid voor iedereen geborgd kan worden.

Minister Plasterk: Voor de Wet GDI komt er eerst een uitgangspuntenbrief. Dat biedt de gelegenheid om input voor die wet te leveren. Ik kom zo nog specifieker op wat ik op dit punt gedaan heb en zal doen. Bij een recent werkbezoek in Zeist heb ik zelf ook kunnen zien hoe mensen met bijvoorbeeld een visuele beperking werken met websites. Niet iedereen kan zich daar meteen iets bij voorstellen misschien, want het klinkt wat abstract. Als je blind bent en over een website surft waar een foto van het gemeentehuis op staat, dan helpt het al heel erg als de tekst daarvan niet «foto1.jpg» maar «fotogemeentehuis.jpg» is. Dan heb je natuurlijk nog steeds geen beeld van het gemeentehuis, maar je weet in ieder geval wat er staat. Dat geldt ook voor knoppen op websites in de vorm van figuurtjes. Je kunt niet ruiken wat de werking van een knop is, dus dan helpt het voor mensen die bijvoorbeeld met braille de website tot zich moeten nemen, als die knop beschreven is. Dat is de aard van de richtlijnen. Het is 100 pagina's tekst over hoe je websites moet maken. Een eenvoudige websitemaker staat er niet altijd bij stil, want iets kan er heel gelikt uitzien, totdat je als visueel gehandicapte die site tot je wilt nemen. Dan loopt het opeens heel anders. Het zijn echt dat soort praktische dingen waaraan hard gewerkt moet worden. Vaak blijkt dat websites er niet volledig aan voldoen. Ik monitor dat. Er is een eigen monitor op gewoontoegankelijk.nl. Veel van die dingen worden ook gewoon automatisch gecheckt. We benaderen alle departementen en medeoverheden ook individueel. Ik breng de voortgang in beeld. Organisaties die achterblijven, blijf ik benaderen. De Kamer kan erop rekenen dat ik in het eerste kwartaal van 2016 weer op de stoep sta bij organisaties die achterblijven. We zijn een convenant aan het sluiten met leveranciers, want websites worden natuurlijk vaak door leveranciers gemaakt, dus het is het beste om daar te beginnen. Zo'n 30 leveranciers hebben ervoor getekend om alleen nog toegankelijke websites te leveren. Er komt een marktplaatstoegankelijkheid waarop de leveranciers staan die het convenant getekend hebben. Dan weet je dat een website aan de eisen voldoet als je hem door een van die leveranciers laat maken. Op die manier zijn we heel actief. Naar de wetgeving die in voorbereiding is, heb ik al verwezen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): De Minister is dus op werkbezoek geweest. Dat is heel prettig, want dan kun je zien wat er gebeurt als je een visuele of andere handicap hebt. Worden de stakeholders ook echt betrokken bij dat onderzoek? Het is misschien wel handig om partijen met veel ervaring te vragen om mee te kijken en mee te denken bij die websites. Vervolgens sprak de Minister over de marktplaats. Ik heb zelf begrepen dat er op dit moment nog geen toelatingseisen aan verbonden zijn. Komen die eisen nog? De automatische check kijkt inderdaad naar een aantal zaken, maar checkt ook een aantal zaken niet. Die moeten nog steeds handmatig gecheckt worden, en dat wordt nu overgeslagen. Hoe gaan we dat laatste stukje – daar heb ik het steeds over, de dingen die nog misgaan – goed aanpakken, zodat uiteindelijk iedereen mee kan doen?

Minister Plasterk: Dat zijn een paar vragen tegelijk. Ik zal met de laatste beginnen. Er wordt inderdaad ook handmatig gecheckt. Gemeenten worden ook gebeld als we fouten vinden. We zijn vrij streng in wat we als correct beschouwen. Wij zijn daar dus actief in. Je kunt automatisch heel wat dingen zien, maar inderdaad niet altijd alles. De vraag die daarvoor zat, is me even ontschoten.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Worden de stakeholders, de mensen om wie het gaat en die er ervaring mee hebben, er ook bij betrokken?

Minister Plasterk: Die zijn sowieso betrokken geweest bij het opstellen van het toepassingskader voor de webrichtlijnen, want dat is eigenlijk de basis voor het werk. De voorbeelden die ik noemde, zijn daaraan ontleend. Nogmaals, als je zelf die beperking niet hebt, sta je er niet bij stil dat dit voor mensen lastig zou kunnen zijn. We blijven ook openstaan voor input van mensen die daarbij betrokken zijn. Ik sprak net over visueel gehandicapten, maar voor auditief gehandicapten kan dat ook gelden. Op nieuwswebsites kun je soms een item aanklikken en dan krijg je een radiofragmentje te horen. Dat kan, maar als de overheid op die manier wil communiceren, is het wel nuttig als het ook in tekst op de site te vinden is. Het geldt verschillende kanten op. Zowel visueel als auditief moet het gepresenteerd worden. Dat is ook onderdeel van de richtlijnen. We komen er in de uitgangspuntenbrief over de Wet GDI nog op terug. Dan kunnen we dit nog nader invullen.

De voorzitter: Wanneer is die brief te verwachten?

Minister Plasterk: Ik kijk even naar mijn ambtenaren: in de eerste helft van 2016. Ik kan het nu niet specifieker maken.

Ik kom nog even terug op de motie van de heer Veldman. We hebben die inmiddels gevonden. Mijn excuses, want ik verwarde haar even met een andere motie. Bijna alle moties van de heer Veldman worden aangenomen natuurlijk, en er was er een waarvoor dat niet gold. Deze is wel aangenomen. De Digicommissaris heeft als opdracht om een financieringsarrangement voor de GDI op te stellen. Daar werkt hij nu hard aan. Ik zal dit met hem opnemen en de Kamer daarover rapporteren. Dat was eigenlijk de uitwerking van de aangenomen motie. Dat gaat waarschijnlijk ook in het eerste kwartaal van volgend jaar gebeuren.

De heer Veldman (VVD): Dat past binnen het dictum van de motie om de Kamer daarover binnen zes maanden te informeren. Het eerste kwartaal lijkt me dus heel geschikt. Toch even voor de scherpte: in de motie is sprake van de digitale infrastructuur. Dat is dus wel het bredere palet. Dat gaat niet alleen over de Digitale Agenda met alle bijbehorende zaken, maar ook het opendataverhaal. Ook daar maak je gebruik van de digitale infrastructuur en dat is een vorm van digitale dienstverlening. Ik ga er dus van uit dat de Minister naar het brede palet kijkt. Hoe kunnen we alle middelen bij de rijksoverheid bundelen, zodat we het inzichtelijk hebben? Een stap verder dan alleen bundelen zou kunnen zijn dat het vanuit één plek wordt aangestuurd, zodat er een concentratie van middelen en efficiency optreedt en daadkracht getoond kan worden.

Minister Plasterk: Zo heb ik de motie inderdaad begrepen. Het zal over die volle breedte gebeuren.

De voorzitter: Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik geef de leden twee minuten spreektijd.

De heer Veldman (VVD): Voorzitter. Over de motie hebben we het al gehad, dus over de middelen hoef ik het nu niet meer te hebben.

Dank voor de beantwoording en voor de toezegging dat de Minister met het CBS in gesprek wil gaan om te bekijken of er van het CBS een nationaal opendataknooppunt gemaakt kan worden. Dat vraagt wel dat hij in die gesprekken verkent hoe we dat kunnen organiseren. Dat vraagt dus ook iets van andere overheden dan het departement van deze Minister. Dat brengt mij bij mijn vraag over de cultuur. We hebben daar bij interruptie al wat over gewisseld, maar daarmee zijn we er nog niet, want het vraagt nog wel wat meer om ervoor te zorgen dat overheden – departementen, gemeenten of provincies – echt handen en voeten geven aan de Wet hergebruik van overheidsinformatie. Ik kan mij voorstellen dat de Minister in een volgend bestuursakkoord dat hij met medeoverheden sluit, of misschien wel in een specifiek akkoord, afspraken maakt over de manier waarop elk orgaan zijn verplichtingen nakomt. Een wet is immers een verplichting en daar moet je je aan houden. Daar moet ook de overheid zich aan houden. Dat gebeurt nu nog niet goed genoeg. We moeten daar meters in maken. Ik kan me voorstellen dat deze Minister de stap zet om het voortouw te nemen en middels een bestuursakkoord met andere overheden afspraken maakt. Waar dat niet lukt, kan hij zelfs overwegen om aanvullende wet- en regelgeving op te stellen om ervoor te zorgen dat het afdwingbaar wordt. Daar moeten we namelijk wel naartoe. We moeten ervoor zorgen dat elke overheid doet wat zij moet doen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Daar kan ik me alleen maar bij aansluiten. Het openbaar maken van overheidsinformatie is namelijk ook een kwestie van cultuur. Vaak zijn overheidsorganen weerbarstig en zie je dat ze zaken eigenlijk liever niet openbaar willen maken. Dan is het cruciaal dat er een coördinerend Minister is die daarbovenop zit. Ik heb, de antwoorden langslopend, niet het gevoel dat deze Minister erbovenop zit. Hij wil zijn best doen om andere ministeries te manen tot het actief openbaar maken van open data. Als ik vervolgens doorvraag, krijg ik het antwoord dat de Kamercommissie maar door moet vragen als een ministerie weigert. Ik vraag deze Minister ernaar, omdat ik wil dat hij erbovenop zit. Het moet niet zo zijn dat wij elke commissie afzonderlijk moeten langslopen om ervoor te zorgen dat de doelen van dit kabinet over openheid worden uitgevoerd.

Hetzelfde zie ik bij het onderzoek naar het beschikbaar stellen van het Handelsregister als open data. Ik verwacht daarbij betrokkenheid van de Minister van open data. Het Ministerie van EZ doet nu het onderzoek, maar ik vind dat je dat onderzoek gezamenlijk moet doen.

Wat betreft het ontsluiten van aanbestedingen vraag ik me af of ik goed gehoord heb dat alle aanbestedingen openbaar gemaakt worden. Dan heb ik het dus ook over de gunningen en de historische data. Heb ik dat goed begrepen? Zo ja, per wanneer zal dat dan zijn?

Er is ook nog een vraag blijven liggen. Is de Minister bereid om te inventariseren hoe vaak open data gebruikt worden door andere overheden? Dat vind ik een interessante vraag.

Het is goed dat de trainees gezocht hebben naar datasets die openbaar gemaakt kunnen worden. Tegelijkertijd laat dit wel zien dat er ook nog een ander probleem is, namelijk dat die informatie niet dusdanig goed bijgehouden wordt dat je automatisch al zo'n overzicht hebt. Ik denk dat dat een belangrijke voorwaarde is: als je zaken openbaar wilt maken, moet ook de informatiehuishouding veel beter.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Voorzitter. Ik zocht nog even naar de brief over de GDI. Die hebben we op 4 december inderdaad gekregen. Alle informatie die ik nu heb over de webrichtlijnen, haal ik onder andere ook uit de monitor van het College voor de Rechten van de Mens, dat onderzoek heeft laten doen. Dat is ontzettend sympathiek van het college, maar ik vraag me af of het niet meer een taak van de overheid of zelfs van deze Minister is om jaarlijks een monitor daarop los te laten en de Kamer op de hoogte te houden van de toegankelijkheid van websites. Ik zou de Minister dus willen vragen om daar beter op te letten, ook om er zelf beter toezicht op te kunnen houden. Ik vind dat namelijk een heel belangrijk punt. Ik moet dit kunnen controleren, en niet via allerlei andere wegen, want ik denk dat deze Minister daar verantwoordelijk voor is en zich daar ook heel erg verantwoordelijk voor voelt. Ik vraag hem dus of daar een jaarlijkse monitor op losgelaten kan worden.

Minister Plasterk: Voorzitter. De toezegging om het gesprek met het CBS te voeren heb ik aan de heer Veldman gedaan. Ik zal dat doen vanuit een open houding, die ook bij de open data hoort. Ik ben oprecht geïnteresseerd om te bekijken wat er kan worden bijgedragen en of we daar meerwaarde in kunnen vinden. Ik verwacht eerlijk gezegd van wel, gezien de statuur van dat instituut. Ik zal de Kamer daarover rapporteren.

Ik ben het met de Minister eens dat het een kwestie van cultuur is, ook bij andere overheden. Ik wil wel opmerken dat dit allemaal vrij recent is. Het is nog maar een paar jaar geleden dat dit proces werkelijk op gang kwam. Ik heb net de getallen genoemd. De datasets zijn binnen een jaar meer dan verdubbeld bij het Rijk. Bij de ene gemeente is het enthousiasme groter dan bij de andere, maar uiteindelijk mag het daar niet op hangen. Men zal het moeten doen. De Wet hergebruik van overheidsinformatie is kort geleden aangenomen, per 18 juli. Dat is nog maar een paar maanden geleden. Die wet geeft recht op hergebruik op verzoek. Volgend jaar gaan we de Wet GDI vaststellen. Ik denk dat er dus meer dan genoeg wettelijke instrumenten zijn.

Met mijn binnenlandsbestuurpet op maak ik de kanttekening dat wij in het enthousiasme dat we delen voor open data nog wel in de gaten moeten houden dat er andere autonome bestuurslagen zijn die zich ook horizontaal moeten verantwoorden naar hun gemeenteraden. Als er informatie wordt gebruikt op basis van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, staan beroep en bezwaar open bij de publieke instelling die een weigering heeft geleverd. Zo heeft de wetgever dat geregeld. Stel dat de gemeente Amsterdam dat zou doen, dan kan men daar bezwaar maken tegen het niet delen van de informatie. Dat laat onverlet dat ik in de coördinerende en enthousiasmerende rol ervoor wil zorgen dat we als BZK de gemeenten bereiken. Daar heb ik in eerste termijn al over gesproken.

Mevrouw Voortman noemde het Handelsregister. Ik heb geprobeerd dat toe te lichten. Ik vind dat ik in mijn coördinerende rol echt heb gedaan wat ik kon, tot en met het signaleren dat het Handelsregister zich ten principale zou kunnen lenen voor open data. Het verdienmodel ervan en de vraag hoe daarmee om te gaan, zijn nog wel punten van aandacht. Daarvoor ligt het voortouw echt bij de portefeuille houdende collega van EZ. Verder is het aan ons onderling hoe wij tot een kabinetsstandpunt komen. De collega heeft toegezegd daarmee in het voorjaar te komen. Dat is niet bij gebrek aan enthousiasme bij BZK voor dit mooie onderwerp.

Mevrouw Oosenbrug sprak over het College voor de Rechten van de Mens. Zij vroeg of het niet mijn taak was. Dat is het en ik doe dat ook. Ik monitor dat. Ik heb de Universiteit Twente gevraagd om hier onderzoek naar te doen. Zij komt in het eerste kwartaal van 2016 met een voorstel voor een jaarlijkse monitoring. Mevrouw Oosenbrug wordt dus op haar wenken bediend. Op basis van dat onderzoek zal ik mijn monitoring aanpassen. Ik informeer de Kamer daarover in het voorjaar.

Ik denk dat ik hiermee naar beste vermogen de vragen heb beantwoord.

De voorzitter: Vast, maar mevrouw Voortman heeft nog wel een vraag.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik heb een vraag herhaald die in eerste termijn was blijven liggen. Hoe vaak komt het voor dat andere overheden open data gebruiken en wil de Minister dat inventariseren? Mijn tweede vraag ging over het ontsluiten van aanbestedingen. Worden die met gunningen en historische data ontsloten?

Minister Plasterk: Excuus. Naar het ontsluiten van aanbestedingen doet EZ een onderzoek. Hoever men daarmee komt en wat daarvan kan, zal moeten blijken. Daar kan ik op dit moment niets nader over zeggen.

Over het inventariseren van hoe vaak open data worden gebruikt door overheden kan ik wel wat zeggen, namelijk dat ik daar niets over kan zeggen. Wij hebben geen monitor waaruit blijkt hoe vaak zoiets gebeurt. Ik probeer me voor te stellen hoe we dat zonder nadere regeldruk in beeld zouden kunnen krijgen. Daar heb ik niet direct een antwoord op. Ik kan dit entameren zodat het gebeurt, maar er is geen teller. Ik weet ook niet wat je dan helemaal als gebeurtenis moet tellen. Hoe vaak het gebeurt? Ik denk niet dat dit methodologisch uit te voeren is. Dat voornemen heb ik dus niet. Wel wil ik erop aandringen dat zij zo veel mogelijk datasets delen, maar daar hebben we zojuist al over gesproken. Ik heb op BZK echter geen teller om te registreren hoe vaak men dat doet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Over het ontsluiten van aanbestedingen zegt de Minister dat er onderzoek gedaan wordt door de Minister van Economische Zaken. Het kan gewoon openbaar gemaakt worden, want op Europees niveau kan het ook. Ik snap eigenlijk niet waarom daar nog een onderzoek naar gedaan moet worden. Hij geeft aan dat dit onderzoek nu gedaan wordt. Wanneer horen wij daar meer over?

Minister Plasterk: Dat is door de Minister van EZ afgesproken met de corresponderende Kamercommissie. Ik zou echt even moeten informeren wat daar de toezegging is geweest. Die heb ik nu niet paraat. Het is wel met de Kamer besproken. Het is dus niet geheim. Het is door hem aan de Kamer toegezegd. Ik weet nu niet welke datum daaraan is gehangen. Ik moet dit aan mijn collega laten.

De voorzitter: Kunt u dit met de Minister van EZ opnemen en aan deze commissie laten weten?

Minister Plasterk: Ik aarzel even omdat we het dan dubbel gaan doen. Volgens mij heeft hij die toezegging aan de Kamer gedaan, weliswaar in een andere commissie. We moeten onszelf behoeden voor dubbele boekhoudingen. Maar ik zal het met hem opnemen en hem vragen of hij met de Kamer kan delen wanneer hij daarmee klaar denkt te zijn.

De voorzitter: Mevrouw Voortman knikt instemmend.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik zit nog te kauwen op dat Handelsregister. Het zit me niet helemaal lekker. Ik zou daar een motie over kunnen indienen, maar eigenlijk is het handiger als we een VAO kunnen voorkomen. Is de Minister bereid om, als hij toch in conclaaf gaat met de Minister van EZ, te vragen of die bereid is dat onderzoeksvoorstel naar de Tweede Kamer te sturen?

Minister Plasterk: Het indienen van een motie is over het algemeen een groot dreigement, maar hierover is al een motie aangenomen. Er is een aangenomen motie om het Handelsregister openbaar te maken. Mijn collega van EZ heeft gezegd hoe hij met die aangenomen motie zal omgaan. Daarover zal hij de Kamer in het voorjaar van 2016 informeren. Dat is alles wat ik op dit punt kan doen. Ik kan dit wel met hem opnemen, maar dan zal hij opnieuw zeggen dat hij de Kamer hierover in het voorjaar informeert.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dan komt de Minister met de bevindingen die voortvloeien uit zijn onderzoek. Mijn vraag zit daarvóór. Kan dat onderzoeksvoorstel naar de Kamer worden gestuurd? Dat lijkt mij een heel simpele, praktische vraag. Dat is toch niet zo ingewikkeld?

Minister Plasterk: Nu gaan de begrippen «onderzoek» en «onderzoek» wat door elkaar lopen. Ik geloof niet dat de Minister van EZ er een proefschrift over gaat schrijven. Er is gewoon een motie aangenomen over iets wat financiële consequenties heeft. Hij brengt dat in kaart en beraadt zich daarop. In het voorjaar informeert hij de Kamer over de manier waarop hij met de aangenomen motie denkt om te gaan. Dat is toch een gebruikelijk traject?

De voorzitter: Ik stel voor dat mevrouw Voortman even met de commissie voor EZ van gedachten wisselt om daar meer informatie over te krijgen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dan meld ik wel vast een VAO aan. Daar ben ik dan wel toe genoodzaakt.

Minister Plasterk: Mag ik het nog één keer proberen? De plenaire tijd is immers schaars. Die motie is aangenomen. De vraag aan de Minister van EZ is wat hij met die aangenomen motie gaat doen. Hij heeft gezegd in het voorjaar met een reactie te komen. Dat duurt niet zo heel lang meer. Hij zal onderzoeken hoe hij daarmee om zal gaan. Die motie kan nog een keer worden aangenomen, maar dat schiet dan niet op.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het lijkt een beetje alsof de Minister niet goed naar mij luistert. De motie spreekt uit dat onderzocht moet worden of het Handelsregister ontsloten kan worden als open data. Ik ga ervan uit dat de Minister die motie gaat uitvoeren, en niet zal zeggen: ik ga de motie niet uitvoeren. Ik vraag om het onderzoeksvoorstel – ik ga er namelijk van uit dat de Minister van EZ dat onderzoek gaat doen – voordat het onderzoek begint ook naar de Kamer te sturen, zodat dit voor ons inzichtelijk is. Ik vind dat echt geen rare vraag.

Minister Plasterk: Ik heb de vraag goed gehoord. Dit is echter geen onderzoek met een hypothese en een hele empirische cyclus. De Kamer heeft gevraagd: kijk eens of je dat openbaar kunt maken, want dat zouden we graag willen. Daarop heeft de Minister gezegd: ik ga dat onderzoeken en kom er in het voorjaar op terug. Dat betekent niets anders dan de consequenties daarvan in beeld brengen en bekijken of dit binnen de kaders, onder andere de financiële kaders, uit te voeren is. Daar komt hij op terug.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik neem het even op met de indiener van de motie.

De voorzitter: Dat lijkt me goed. Ik denk dat we anders in cirkels met elkaar blijven praten. Er is altijd nog de mogelijkheid om een VAO aan te vragen als u dat later alsnog wilt. Het is inderdaad goed om het eerst even met uw collega in de commissie van EZ op te nemen.

De Minister heeft een aantal toezeggingen gedaan.

  • In het voorjaar van 2016 ontvangt de Tweede Kamer bericht over het overleg met het CBS als mogelijk nationaal opendataknooppunt. De Minister zal ook rapporteren over de mogelijke meerwaarde daarvan.

  • In het voorjaar van 2016 komt er bericht van de Minister over het overleg met de VNG om open data te stimuleren.

  • De monitor komt in het voorjaar van 2016.

  • De Minister heeft toegezegd dat de uitgangspuntenbrief voor de Wet GDI in de eerste helft van 2016 komt.

Minister Plasterk: Die blijkt op 4 december al in de schoen te zijn gelegd.

De voorzitter: Die is er dus inmiddels. Dan hoeft deze toezegging verder niet meer uitgewerkt te worden.

  • De Minister reageert op de motie over de uitvoering van de digitale infrastructuur in de eerste helft van 2016.

Ik dank de aanwezigen voor dit overleg. Een VAO is op dit moment niet aan de orde. Ik dank de Minister en zijn ambtelijke ondersteuning, de leden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit overleg op een andere wijze gevolgd hebben.

Sluiting 19.18 uur.