Kamerstuk 32752-45

Reactie op advies Ctfpp inzake de mogelijkheden om de administratieve lasten voor politieke partijen te verminderen

Dossier: Regels inzake de subsidiƫring en het toezicht op de financiƫn van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen)

Gepubliceerd: 7 juli 2016
Indiener(s): Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD)
Onderwerpen: recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32752-45.html
ID: 32752-45

Nr. 45 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2016

Op 16 december 2015 heb ik de Commissie van toezicht financiën politieke partijen (verder de Ctfpp) verzocht om advies uit te brengen over de mogelijkheden om de administratieve lasten voor politieke partijen binnen de kaders van de Wet financiering politieke partijen (verder de Wfpp) te verminderen. De reden daarvoor is dat enkele politieke partijen hebben opgemerkt dat de invoering van de Wfpp tot veel aanvullende administratieve lasten heeft geleid en mij daarom hebben gevraagd om de mogelijkheden om deze lasten te verminderen te bezien. Ik heb de desbetreffende politieke partijen laten weten begrip te hebben voor deze zorg en heb daarom toegezegd te gaan bezien of er binnen de kaders van de wet mogelijkheden zijn om de administratieve lasten voor de politieke partijen te verminderen. Voorwaarde hierbij is wel dat dit op generlei wijze ten koste mag gaan van het doel van de Wfpp, te weten de openbaarmaking van mogelijke financiële beïnvloedingsrelaties. Gelet op de ervaring die de Ctfpp heeft opgedaan met de beoordeling van de door de politieke partijen aangeleverde documenten heb ik de commissie gevraagd hier advies over uit te brengen, dat ik kan benutten ten behoeve van de besluitvorming hierover. De adviesaanvraag treft u bijgaand aan1.

De Ctfpp heeft op 15 april 2016 advies uitgebracht (zie bijlage2). Alvorens advies uit te brengen heeft de Ctfpp de politieke partijen verzocht om zo specifiek mogelijk te duiden om welke problemen het gaat en om concrete suggesties voor een vermindering van de administratieve lasten te doen. Hierbij hanteert de Ctfpp het uitgangspunt dat de Wfpp beoogt de transparantie rond giften aan – en schulden van politieke partijen te vergroten en dat dit onontkoombaar tot meer administratieve lasten leidt. Evenwel heeft de Ctfpp enkele suggesties gedaan over de toepassing van de Wfpp, die de administratieve lastendruk voor politieke partijen kunnen verminderen, zonder dat dit ten koste gaat van de doelstelling van de wet.

Dit gaat allereerst om het voorstel van de Ctfpp om belastingschulden niet langer op te voeren. Ik ga er vanuit dat de Ctfpp hier concreet voorstelt de belastingschulden uit te zonderen van de verplichting voor politieke partijen om jaarlijks de schulden van ten minste 25.000 euro openbaar te maken, en niet om de belastingschulden uit te zonderen van de verplichting om schulden in de financiële administratie op te nemen. De Ctfpp motiveert dit voorstel door te stellen dat er bij een dergelijke schuld aan de overheid geen enkel risico van beïnvloeding is. Ik kan mij vinden in de gedachtelijn van de Ctfpp, die ik daarom graag nader bezie op zijn uitwerking, te meer daar die lijkt aan te sluiten bij de wetsgeschiedenis daar reeds in de memorie van toelichting werd opgemerkt dat de openbaarmaking van schulden ten doel heeft om mogelijke belangenrelaties te openbaren. Het eventueel uitzonderen op de openbaarmakingsverplichting van de belastingschulden is derhalve niet onverenigbaar met de bedoeling van de wetgever. Ik ben daarom voornemens om dit punt nader te bezien bij de evaluatie van de wet, waarbij het uitgangspunt is om de Wfpp op dit punt aan te passen, tenzij uit de evaluatie sterke argumenten naar voren komen om dit niet te doen.

Het tweede advies van de Ctfpp betreft het voorstel om een peildatum voor de schulden te introduceren. Het gaat hier om een peildatum. Dit zou voorkomen dat de politieke partijen gedurende het hele jaar moeten monitoren of er sprake is van een schuld die op enig moment gedurende het jaar het totaal van 25.000 euro te boven gaat, hetgeen de Ctfpp een in verhouding tot de risico’s onredelijk zware last acht. Bovendien stelt de Ctfpp op basis van de in 2013 en in 2014 opgedane ervaringen dat het hanteren van een peildatum in deze jaren niet tot risico’s in het kader van de Wfpp zou hebben geleid, daar eventuele langjarige schulden op de voorgestelde wijze ook naar voren komen. Dit kan voor de politieke partijen een vermindering van de administratieve lasten betekenen. Ik onderschrijf de conclusie van de Ctfpp dat de introductie van een peildatum voor de schulden een bijdrage aan de vermindering van de administratieve lasten voor politieke partijen kan leveren. De introductie van een peildatum zou evenwel een wijziging van de Wfpp vergen en kan daarom niet direct worden ingevoerd. Ik ben daarom voornemens om na de voor 2017 herziene evaluatie een wetsvoorstel in procedure te brengen om dit punt aan te passen. Door de introductie van de peildatum worden bovendien de administratieve lasten die de verplichting om de belastingschulden openbaar te maken met zich meebrengt, verminderd. Hiermee wordt in belangrijke mate tegemoet gekomen aan het verzoek van een aantal politieke partijen in dezen.

Het derde advies van de Ctfpp betreft het advies om voor de registratie van een gift vast te blijven houden aan de ontvangstdatum van de gift en de suggestie van een politieke partij om uit te gaan van het boekjaar waarin de afspraak om de gift te verstrekken niet over te nemen. De Ctfpp motiveert dit advies door te wijzen op het punt dat voor de registratie op grond van de Wfpp niet de toezegging, maar de daadwerkelijke gift van belang is. Ik ben het eens met deze conclusie van de Ctfpp en zie dan ook geen aanleiding om de Wfpp op dit punt aan te passen. Hier teken ik bovendien bij aan dat een registratiesysteem dat niet op daadwerkelijke giften maar op toezeggingen gebaseerd is, tot onduidelijkheid leidt en het ligt daarom in de lijn der verwachting dat er juist meer discussie over de publicatie van de giften zal ontstaan. Dit acht ik onwenselijk.

Ten slotte merkt de Ctfpp op dat het voor politieke partijen lastig is om te voldoen aan artikel 29, tweede lid, van de Wfpp. Op grond van dit artikel moet de politieke partij van elke kandidaat die zij ten behoeve van een verkiezing van de Tweede Kamer op een kandidatenlijst plaatst, een overzicht aanleveren van de bijdragen die betrokkene heeft ontvangen in de twee jaar voorafgaand aan die verkiezing. Hoewel ik begrip heb voor deze conclusie van de Ctfpp hecht ik er evenals de commissie belang aan dat er gelet op het doel van de Wfpp inzicht wordt verkregen in de bijdragen die aan kandidaten zijn gedaan. Bovendien is er gelet op het feit dat de Wfpp pas in 2013, na de laatste Tweede Kamerverkiezingen, in werking is getreden nog geen ervaring opgedaan met dit onderdeel van de wet. Ik zie daarom geen aanleiding om de Wfpp op dit moment op dit punt aan te passen. Bij de evaluatie van de Wfpp, die mede vanuit het oogpunt dat de registratie van giften aan kandidaten in verkiezingstijd moet worden meegenomen bij de evaluatie na de volgende Tweede Kamerverkiezingen is gepland, zal dit punt nadrukkelijk worden meegenomen. Voorafgaand aan deze verkiezing zal ik de politieke partijen die deelnemen aan deze verkiezing nader informeren over de verplichtingen waar zij op basis van de Wfpp aan moeten voldoen. Alle politieke partijen die op dit moment geregistreerd staan in het register voor de Tweede Kamerverkiezingen heb ik reeds schriftelijk geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, S.A. Blok