Gepubliceerd: 24 juni 2011
Indiener(s): Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32640-7.html
ID: 32640-7
Origineel: 32640-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 juni 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel III, onderdeel A, wordt in het voorgestelde artikel 6f, vierde lid, «ten hoogste 5» vervangen door: ten hoogste vijf.

B

In artikel III, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, «vakoverstijgende programmonderdelen» vervangen door: vakoverstijgende programmaonderdelen.

C

In artikel IV, onderdeel C, aanhef, wordt «In artikel 12 worden» vervangen door: In artikel 12, eerste lid, worden.

D

Na artikel IV worden zes artikelen ingevoegd, luidend:

ARTIKEL IVA. WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES

Artikel 20, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

ARTIKEL IVB. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 12a. Onderwijstijd

  • 1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, 18, tweede lid, 29, tweede lid, 35, eerste lid, en 38, vijfde lid, tweede volzin, omvat voor iedere leerling in elk leerjaar ten minste 1 000 uren, met dien verstande dat het programma in het laatste leerjaar ten minste 700 uren omvat.

  • 2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van de uren en de in een onderwijsprogramma verzorgde activiteiten.

  • 4. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de data vast van ten hoogste vijf werkdagen onmiddellijk aansluitend voor of na de voor de school op grond van artikel 45, tweede lid, vastgestelde grote vakantie, waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd.

B

In de artikelen 16, 18, en 29 vervalt in het tweede lid de tweede volzin.

C

In artikel 31, vierde lid, wordt «In afwijking van artikel 35, eerste lid, onder b,» vervangen door «In afwijking van artikel 12a, eerste lid,» en wordt «schooljaar» vervangen door: leerjaar.

D

Artikel 35, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: en.

2. Onderdeel b vervalt.

3. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.

E

In artikel 37, onderdeel b, wordt «onderdelen a en c» vervangen door: tweede volzin.

F

In artikel 38, vijfde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Het bevoegd gezag richt daarbij een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma in.

G

Artikel 45, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd. Bij ministeriële regeling kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

H

In artikel 46 vervalt, onder het vervallen van de aanduiding «1.» voor het eerste lid, het tweede lid.

I

In artikel 51, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

  • c. 1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

    • 2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,.

J

In artikel 61 wordt «van de artikelen 8 en 13 tot en met 41,» vervangen door:

van de artikelen 8 en 12a tot en met 41,.

K

In artikel 114, eerste lid, wordt «gegeven bij of krachtens de artikelen 16,» vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen 12a, 16,.

ARTIKEL IVC. EERDERE INWERKINGTREDING MAATSCHAPPELIJKE STAGE

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 oktober 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 531, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, de artikelen III en IV van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel III, onderdeel A, wordt in de aanhef «artikel 6e» vervangen door: artikel 6f.

B

In artikel III, onderdelen A, C, I en J, en artikel IV, onderdeel A, wordt «6f» telkens vervangen door: 6g.

C

Artikel III, onderdeel H, komt te luiden:

H

In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

c.1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,

3°. de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f.

ARTIKEL IVD. LATERE INWERKINGTREDING MAATSCHAPPELIJKE STAGE

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 oktober 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 531, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan de artikelen III en IV van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel B, wordt in de aanhef «artikel 6e» vervangen door: artikel 6f.

B

In artikel I, onderdelen B, C, D en F, en artikel II, wordt «6f» telkens vervangen door: 6g.

C

Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

c.1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,

3°. de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6g.

ARTIKEL IVE. EERDERE INWERKINGTREDING VERSTERKING POSITIE LERAREN

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 396, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel VI van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel IV, onderdeel C, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel C, van deze wet te luiden:

C

Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel r wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel r wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

s. vaststelling of wijziging van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de dagen, bedoeld in artikel 10, onderdeel i.

ARTIKEL IVF. LATERE INWERKINGTREDING VERSTERKING POSITIE LERAREN

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 396, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel VI van die wet later in werking treedt dan artikel IV, onderdeel C, van deze wet, komt artikel VI van die wet te luiden:

ARTIKEL VI

Artikel 12, eerste lid, van de Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel r wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel r wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

s. vaststelling of wijziging van een regeling voor het werkoverleg als bedoeld in artikel 29a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 29a, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 32b2, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Toelichting

Deze nota van wijziging wordt ingediend mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Onderdelen A en B

Dit betreft de correctie van een tweetal redactionele onjuistheden in het voorgestelde artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, respectievelijk het voorgestelde artikel 6f, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Onderdeel C

Dit betreft een technische aanvulling van de wijzigingsopdracht in artikel IV, onderdeel C, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het eerste lid van artikel 12 van de Wet op de medezeggenschap scholen wordt gewijzigd.

Onderdeel D

ARTIKEL IVA. WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES

ARTIKEL IVB. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

Met onderdeel D worden de in het onderhavige voorstel van wet opgenomen maatregelen tevens voorgesteld ten aanzien van de Wet voortgezet onderwijs BES (WVO BES). Het gaat daarbij om het stellen van de norm (1000 uur per leerjaar, 700 uur in het laatste leerjaar), het bijhouden van geordende gegevens hierover en het vaststellen van de data van de maximaal vijf dagen rondom de zomervakantie of grote vakantie waarop geen onderwijs wordt verzorgd. Deze elementen worden, met enkele aanpassingen van redactionele aard (bijvoorbeeld nummering van artikelen), in de WVO BES integraal overgenomen. Omdat op de BES niet wordt gesproken over zomervakantie maar over grote vakantie, wordt die laatste term in de WVO BES gebruikt.

Een belangrijk element van het onderhavige voorstel van wet is het beter in positie brengen van ouders en leerlingen bij de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de onderwijstijd. Het gaat daarbij om de planning en invulling van de vijf voor leerlingen collectief vast te stellen roostervrije dagen, het beleid ten aanzien van lesuitval en de wijze waarop leraren, ouders en leerlingen via de medezeggenschapsraad betrokken worden bij de kwalitatieve en kwantitatieve invulling van de onderwijstijd. Dit wordt geregeld door de voorgestelde aanpassing van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS).

Omdat de WMS niet op de BES van toepassing is, is in artikel 58 van de WVO BES voorzien in een eenvoudige medezeggenschapsstructuur waarin ouders, leerlingen en personeel ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid worden gesteld overleg te voeren met het bevoegd gezag over de algemene gang van zaken in de school. De hierboven genoemde planning en invulling van de vijf voor leerlingen collectief vast te stellen roostervrije dagen, het beleid ten aanzien van lesuitval en de kwalitatieve en kwantitatieve invulling van de onderwijstijd zullen onderdeel uitmaken van deze algemene gang van zaken. Dit is een «lichtere» uitwerking van medezeggenschap dan in de WMS wordt geregeld. Er is niet, zoals in Europees Nederland, sprake van een medezeggenschapsraad die moet instemmen met voorstellen van het bevoegd gezag ter zake. De medezeggenschap op de BES is hiervoor nog onvoldoende toegerust.

Met het onderhavige voorstel van wet worden ruimte én waarborgen geboden om de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van het onderwijsprogramma en de betrokkenheid van ouders en leerlingen daarbij op schoolniveau vorm te geven. De WMS biedt daarbij, door het goed in positie brengen van ouders en leerlingen (en leraren) bij besluitvorming over (onder meer) de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de onderwijstijd steviger «checks and balances» voor Europees Nederland dan voor Caribisch Nederland via de WVO BES geboden kan worden. Daardoor kan scholen in Europees Nederland ook meer ruimte geboden worden om onderwijstijd naar eigen inzicht in te vullen.

Omdat die waarborgen van instemming via de medezeggenschap in de WVO BES zullen ontbreken, zal er de facto op de scholen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba minder ruimte zijn om vooruitlopend op (en eventueel bijdragend aan) een nieuw Beoordelingskader onderwijstijd «nieuwe onderwijsactiviteiten» op te voeren als onderwijstijd. Voor de werking van dit Beoordelingskader onderwijstijd en de ruimte die dit biedt om «nieuwe onderwijsactiviteiten» op te voeren, zij verwezen naar de subparagraaf Gesprek over de kwaliteit: goed onderwijs van paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting. De verwachting is evenwel dat eventuele «nieuwe onderwijsactiviteiten» die op de BES-eilanden gewenst worden (bijvoorbeeld e-learning) zich ook in Europees Nederland zullen voordoen. Als dit leidt tot aanpassing van het Beoordelingskader onderwijstijd, kan er – zij het vanwege het in de WVO BES ontbreken van de checks and balances die de WMS biedt – één jaar later – ook op de BES-eilanden met die nieuwe activiteiten gewerkt worden.

Voorts wordt met onderdeel D artikel 20, tweede lid, van de WPO BES gewijzigd zodat die bepaling redactioneel gelijkluidend wordt aan artikel 15, tweede lid, van de WPO. Inhoudelijk is geen wijziging beoogd.

ARTIKELEN IVC tot en met IVF

Dit betreffen bepalingen die de samenloop met andere voorstellen van wet regelen. Zowel voor het geval de desbetreffende voorstellen van wet eerder als voor het geval deze voorstellen van wet later in werking treden dan het onderhavige voorstel van wet wordt voorzien in de technische consequenties daarvan, zoals bijvoorbeeld de nummering van artikelen en de verwijzing naar andere artikelen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart