Kamerstuk 32512-22

Gewijzigd amendement van het lid Schouw ter vervanging van nr. 19 over enkele algemene beginselen van goed bezoldigingsbeleid

Dossier: Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Gepubliceerd: 17 december 2012
Indiener(s): Gerard Schouw (D66)
Onderwerpen: economie markttoezicht ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32512-22.html
ID: 32512-22
Origineel: 32512-19

46,0 %
54,0 %

SP

GL

CDA

PvdA

PvdD

D66

50PLUS

SGP

VVD

CU

PVV


Nr. 22 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SCHOUW TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 19

Ontvangen 17 december 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt onderdeel B als volgt gewijzigd:

1. Na de onderdeelaanduiding B wordt ingevoegd:

Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De bezoldiging dient in een passende verhouding te staan tot de verplichtingen en prestaties van de desbetreffende bestuurder, tot de aard van de vennootschap en tot de beloningsverhoudingen binnen de aan de vennootschap verbonden onderneming.

2. De zinsnede «Aan artikel 135 worden» wordt vervangen door:

  • 2. Er worden.

Toelichting

De brief van de minister d.d. 17 december 2012 is aanleiding geweest om een onderdeel uit amendement nr. 19 te schrappen, te weten het voorstel tot wijziging van art. 2:135 lid 3 BW.1 De daarbij behorende overgangsbepaling is eveneens komen te vervallen.

Volgens principe II.2 van de Corporate Governance Code dient de bezoldiging zodanig te zijn dat gekwalificeerde en deskundige bestuurders kunnen worden aangetrokken en behouden. Dit vanzelfsprekende uitgangspunt mag echter niet het onbedoelde neveneffect krijgen dat vennootschappen telkens in reactie op elkaar de bezoldiging verhogen. Om dit «haasje over-effect» te voorkomen wordt in de wet benadrukt dat de beloning ook in een passende verhouding dient te staan tot de beloningsverhoudingen binnen de onderneming (zie ook principe II.2). Ook de Monitoring Commissie Corporate Governance hecht hieraan, zo blijkt uit haar recente aanbeveling dat vennootschappen vermelden op welke wijze zij de interne beloningsverhoudingen meewegen bij de vaststelling van de totale bezoldiging.2 Indien de beloning van bestuurders mede wordt vastgesteld aan de hand van een benchmark, spoort dit amendement aan tot terughoudendheid, zowel bij het vaststellen welke ondernemingen tot de benchmark worden gerekend, als bij de vaststelling van de beloning aan de hand van een reeds bestaande benchmark. Voorkomen moet worden dat het gebruik van een benchmark, leidt tot het «haasje over-effect».

Dit amendement is mede ontleend aan §87 Aktiengesetz waarin een vergelijkbare bepaling is opgenomen.3 Daarnaast vormt het een uitwerking van de algemene gedragsregels die zijn neergelegd in art. 2:8, 2:9, 2:140 lid 2 BW en (per 1 januari 2013) art. 2:129 lid 5 BW.4

Schouw