Kamerstuk 32500-VIII-176

Actieplannen Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en Leraren

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 23 mei 2011
Indiener(s): Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VIII-176.html
ID: 32500-VIII-176

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2011

Dit kabinet ziet scholen als vitale maatschappelijke organisaties die een eigen missie en ambitie formuleren, die ingebed zijn in hun maatschappelijke omgeving en die aanspreekbaar zijn op de resultaten die van hen worden verwacht. Daarbij is het nodig dat leraren en schoolleiders werken vanuit de overtuiging verschil te kunnen maken in de ontwikkeling van hun leerlingen. Leraren en schoolleiders die optimisme en ambitie uitstralen, inspireren jongeren. Jongeren van wie veel wordt verwacht, raken immers meer gemotiveerd en leveren hoge prestaties. Een cultuur van hoge verwachtingen en hoge ambities staat aan de basis van verbetering van en succes in het onderwijs.

Onderwijsstelsels die goed presteren onderscheiden zich verder door de combinatie van ruimte voor de scholen om eigen keuzes te maken en heldere landelijke kaders (zoals referentieniveaus taal en rekenen; centrale toetsing en examinering in het funderend onderwijs). Ruimte ontstaat onder meer doordat we een einde maken aan onnodige bureaucratische lasten en het primaire proces op scholen centraal stellen.

Schoolbesturen zijn primair verantwoordelijk voor een goede onderwijskwaliteit op hun scholen. De taak van de overheid is om heldere deugdelijkheideisen te formuleren die aangeven wat hieronder in ieder geval moet worden verstaan. De basiskwaliteit moet zijn verzekerd. Maar daarmee zijn we er niet. Vanuit het publieke belang van onderwijs voor de ontwikkeling van onze samenleving is het noodzakelijk om als overheid de centrale kaders te versterken. Goede prestaties van alle leerlingen zijn gebaat bij ambitieuze streefdoelen (zie de box) en bij een systematiek van leerlingvolgsystemen en landelijke toetsen die inzichtelijk maken of scholen op weg zijn om die doelen te halen. Om hoge prestaties en excellentie te stimuleren, zet dit kabinet in vergelijking met zijn voorgangers nieuwe stappen in het beleid om de kwaliteit van onderwijs te versterken. In deze fase is onze inzet gericht op het zichtbaar maken van de resultaten die scholen en leraren boeken, op het waarderen en belonen van kwaliteit en op het aanspreken van scholen en leraren die achterblijven in prestaties.

Vanuit dit perspectief bieden we u hierbij drie actieplannen aan1: Basis voor presteren voor het primair onderwijs, Beter presteren voor het voortgezet onderwijs en Leraar 2020 – een krachtig beroep! voor het lerarenbeleid in alle onderwijssectoren.

Met de uitwerkingen per sector doen we recht aan de verschillen tussen primair en voortgezet onderwijs en leggen we sectorspecifieke accenten. Verder maken we op die manier duidelijk hoe de maatregelen in een sector samenhangen. Dat vergroot de herkenbaarheid voor leraren, schoolleiders en besturen in het primair respectievelijk voortgezet onderwijs. Het actieplan voor leraren maakt juist de bovensectorale samenhang inzichtelijk in de maatregelen voor leraren.

In deze begeleidende brief geven we aan wat de samenhang is tussen de doelen en maatregelen in de actieplannen.

Hoge prestaties en excellentie

Onze belangrijkste ambitie is: de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs en daarmee de prestaties van leerlingen moeten in de komende jaren over de hele linie omhoog. Daarbij leggen we bijzondere nadruk op de prestaties van excellente leerlingen.

Box streefdoelen

Eindopbrengsten

  • Gemiddelde score CITO-toets PO in 2015: 537 (2010: 535,4)

  • Grensscore 20% beste leerlingen CITO-toets PO in 2015: 545 (2010: 543/544)

  • Gemiddelde PISA-score wiskunde VO in 2015: 536 (2009: 526)

  • Gemiddelde PISA-score lezen VO in 2015: 516 (2009: 508)

  • Gemiddelde PISA-score science VO in 2018: 531 (2009: 522)

(Zeer) zwakke scholen (oordeel Inspectie)

  • Aantal zeer zwakke PO-scholen in 2015: 35 (2010: 57).

  • Aantal taal- en rekenzwakke PO-scholen in 2015: 119 (2010: 238)

Opbrengstgericht werken (oordeel Inspectie)

  • Percentage scholen PO dat opbrengstgericht werkt in 2015: 60%, in 2018: 90% (2010: 30%)

  • Percentage scholen VO dat opbrengstgericht werkt in 2015: 50%, in 2018: 90% (2010: ±20%)

Kwaliteit Leraren en Schoolleiders

  • De lerarenopleidingen voeren uiterlijk voor het instroomcohort 2012–2013 de kennisbases en de landelijke, extern gelegitimeerde toetsen in.

  • In de periode 2012–2015 werken zittende leraren in het PO, VO en MBO hun eventuele tekorten weg in het omgaan met verschillen tussen leerlingen, in het bieden van onderwijs op maat en in het opbrengstgericht werken. In 2016 voldoen zittende leraren (onder meer naar het oordeel van de inspectie) aan de bekwaamheidseisen op die gebieden.

  • In de periode 2012–2015 vindt verdere professionalisering van schoolleiders PO en VO en het middenmanagement MBO plaats, zodat schoolleiders in 2016 voldoen aan de dan geldende (bekwaamheids)eisen.

  • In 2016 hebben de HBO-instellingen voor hun personeel het systeem van basis- en seniorkwalificaties onderwijs ingevoerd.

  • In 2016 voeren alle scholen goed en effectief HRM-beleid.

  • In 2014 is 40% van alle leraren in PO, VO en MBO die voldoen aan de bekwaamheidseisen opgenomen in register voor leraren. In 2018 is dat 100% en heeft het register civiel effect.

Om onze ambities te realiseren, zetten we in op de volgende speerpunten:

  • Scholen kunnen beschikken over goed geschoolde en professionele leraren en worden geleid door opbrengst gerichte schoolleiders en besturen.

  • Scholen werken opbrengstgericht en creëren een ambitieus leerklimaat.

  • Scholen en docenten maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties.

Goed geschoolde en professionele leraren, schoolleiders en bestuurders

Leraren zijn cruciaal voor hoge prestaties van leerlingen. Leraren die hun vak grondig beheersen, die goed inspelen op de verschillende behoeften van leerlingen en die hoge resultaten nastreven, stimuleren en inspireren hun leerlingen. We streven daarom naar een verhoging van het opleidingsniveau van leraren én stimuleren dat leraren zich continu ontwikkelen.

De lerarenopleidingen voeren uiterlijk voor het instroomcohort 2012–2013 kennisbases (een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis waarover de beginnende leraar aan het eind van zijn opleiding moet beschikken) en landelijke, extern gelegitimeerde toetsen in. Zittende leraren zullen in 2016 – voor zover van toepassing – hun deficiënties in het omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken en beroepsgerichte voorbereiding hebben weggewerkt. Daarnaast zullen in 2018 alle leraren zijn opgenomen in een beroepsregister en heeft het register civiel effect. Om hun registratie te behouden zijn leraren verplicht hun bekwaamheid te onderhouden met behulp van gecertificeerde nascholingsactiviteiten. Bovendien willen wij, na overleg met partijen in het veld, bereiken dat het aantal masteropgeleide leraren substantieel wordt verhoogd.

De omslag naar een ambitieuze, resultaatgerichte werksituatie vereist een sterk HRM-beleid op schoolniveau. De schoolleider speelt hierin een belangrijke rol en zal hiervoor waar nodig door verdere professionalisering worden toegerust. Goed HRM-beleid gaat onder meer over het aannemen van bekwame leraren, over bekwaamheidsonderhoud en over het bevorderen en ontslaan van leraren wanneer daar (bijvoorbeeld gezien bekwaamheid en prestaties) aanleiding toe is. De functiemix, prestatiebeloning en een civiel effect van het register maken hier onderdeel van uit. Om de cultuur van een lerende organisatie te versterken wordt in 2012 gestart met interscolaire peer review van leraren en schoolleiders. Voor het realiseren van de doelen op het gebied van professionalisering en HRM-beleid maken wij prestatieafspraken met werkgevers.

Scholen werken opbrengstgericht en creëren een ambitieus leerklimaat

Leerlingen en leraren gedijen in een omgeving die in het teken staat van hoge verwachtingen en hoge ambities, en waarin doelgericht en stelselmatig wordt gewerkt aan het bereiken daarvan. In de internationale literatuur wordt dat «data driven education» genoemd, in Nederland noemen we dat opbrengstgericht werken. We zien dat scholen die hun ambities en hun opbrengsten duidelijk in beeld hebben en daar naar handelen hogere prestaties behalen dan scholen die daarin achterblijven. Daarom streven we ernaar dat aan het einde van deze kabinetsperiode (2015) zowel in het primair als voortgezet onderwijs het aantal scholen dat opbrengstgericht werkt, is verdubbeld. De scholen zijn daarbij vooral zelf aan zet maar wij zullen hen daarbij ondersteunen. De Inspectie volgt de voortgang van het opbrengstgericht werken.

Opbrengstgericht werken is geen doel in zichzelf maar een effectief middel om de prestaties naar een hoger plan te brengen. En daaraan geeft de overheid richting.

Scholen en docenten maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

De overheid wil de prestaties verbeteren door het zichtbaar maken van resultaten zodat docenten en scholen zich met elkaar kunnen vergelijken, leren van elkaar en zich verbeteren. Zodat ouders, leerlingen, de samenleving en de overheid zich een oordeel kunnen vormen over de kwaliteit van scholen en deze kunnen vergelijken. De ontwikkeling van de leerling staat daarbij centraal.

Hiervoor stellen we het gebruik van leerlingvolgsystemen op alle scholen in het funderend onderwijs verplicht: in het PO met ingang van het schooljaar 2012/2013 en in het VO vanaf het schooljaar 2014/2015.

Daarnaast komt er een centrale eindtoets in het basisonderwijs in het voorjaar van 2013. Het speciaal (basis)onderwijs volgt in het voorjaar van 2015. In het VO voeren we met ingang van 2014/2015 een verplichte landelijke tussentijdse toets in voor de vakken Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde.

Verder werken we gericht toe naar het realiseren van een methode om de toegevoegde waarde (leerwinst) van scholen systematisch in kaart te brengen. In pilots wordt dit vanaf het komend schooljaar beproefd, zodat die zwaarder kan meewegen bij de beoordeling van scholen en zo mogelijk van leraren. Daarin is ook de rol en de vormgeving van een begintoets PO aan de orde. In 2014/2015 willen we duidelijkheid bieden hoe dit ingevuld gaat worden.

Voor het voortgezet onderwijs komen tussendoelen voor de vakken Nederlands, wiskunde/rekenen en Engels. Deze tussendoelen vloeien voort uit de exameneisen en zijn gebaseerd op de referentieniveaus taal en rekenen en het Europees Referentiekader. De exameneisen worden vanaf 2012 aangescherpt.

Het kabinet zet voorts in op het nog verder terugdringen van het aantal zeer zwakke scholen. Uitblinkende scholen gaan we expliciet waarderen door ze het predicaat «excellent» toe te kennen.

Verder zullen we stimuleren dat scholen ouders actief betrekken bij het leerproces van hun kind, bijvoorbeeld in de vorm van overeenkomsten met ouders.

Ruimte voor de brede missie van de school

Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het stelsel formuleert de overheid ambitieuze streefdoelen en creëert randvoorwaarden voor scholen en leraren om die doelen te kunnen bereiken. Het echte werk aan kwaliteitsverbetering vindt dagelijks plaats op school en in de klas. Opbrengstgericht werken vraagt om de intrinsieke motivatie van professionals. Een ambitieus leerklimaat drijft op geïnspireerde en inspirerende leraren, schoolleiders, besturen en ouders. Ons perspectief is een stelsel dat gedragen wordt door een sterke beroepsgroep en door besturen en schoolleiders die gericht zijn op de onderwijsprestaties van hun school of instelling. Die zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteitszorg, en die door te leren van elkaar voortdurend streven naar verbetering. Daarbij gaat het om meer dan cognitieve vakken. Op school worden leerlingen veel breder gevormd. Juist ook in deze brede vormende opdracht krijgt de vrijheid van onderwijs gestalte. Besturen hebben de verantwoordelijkheid en de ruimte om aan deze bredere vorming een eigen invulling te geven en een missie en profiel te kiezen dat leerlingen, leraren en andere betrokkenen inspireert en in beweging zet. Het kabinet kiest hier voor een terughoudende opstelling die ruimte laat aan scholen. Besturen versterken de legitimiteit van de school als ze hun missie formuleren en realiseren in samenspraak met ouders en andere betrokkenen in en rond de school.

Van het onderwijs bestaan hoge verwachtingen. Alleen met een gezamenlijke inspanning kunnen die in de komende jaren worden waar gemaakt.

Mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra