Kamerstuk 32500-VIII-115

Reactie op diverse amendementen m.b.t. de ontwerpbegroting 2011 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Gepubliceerd: 13 december 2010
Indiener(s): Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-VIII-115.html
ID: 32500-VIII-115

Nr. 115 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2010

Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geef ik u onze reacties op de amendementen die zijn ingediend in het kader van het wetgevingsoverleg van 29 november en 9 december 2010 over Hoger Onderwijs en Wetenschap.

Amendement 32 500 VIII, nummer 56 Van der Ham Rubicon-programma

Amendement 32 500 VIII, nummer 56 Van der Ham beoogt het Rubicon-programma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in stand te houden. De dekking voor het voorstel (€ 9 miljoen) komt ten laste van het Besluit subsidies regionale investeringsprojecten (BSRI) door middel van amendement 32 500 XIII, nummer 140.

Reactie:

Het amendement is overbodig, want de NWO dekt het Rubicon-programma uit Europese onderzoeksgelden. Bovendien is het amendement dat de dekking voor het voorstel regelt niet uitvoerbaar. Want verlaging met € 9 miljoen van het BSRI-budget 2011 is niet mogelijk, omdat dat budget vanwege de lange looptijd van de projecten in 2011 geen vrije ruimte bevat (de budgetflexibiliteit is nihil).

Amendement 32 500 VIII, nummer 81 (vervangt nummer 53) Van der Ham meerjarige masters

Amendement 32 500 VIII, nummer 81 Van der Ham beoogt in het wetenschappelijk onderwijs meerjarige masters te creëren volgens optie 20 in bijlage 3 van de brede heroverweging hoger onderwijs. De dekking voor het voorstel (€ 5 miljoen) komt ten laste van de samenwerking tussen de drie technische universiteiten.

Reactie:

Een substantieel deel van de masteropeidingen is al 2-jarig, ruim 35% van de studenten volgt een 2-jarige master. Daaronder vallen naast de masters in de sectoren techniek, natuur en landbouw ook de onderzoeksmasters.

Omdat uit de evaluatie van de ba-ma structuur in 2008 naar voren kwam dat vooral bij internationale samenwerking de duur van de master een knelpunt kan zijn, is instellingen die samenwerken met buitenlandse universiteiten in een joint-degree, de mogelijkheid geboden om masteropleidingen van 90 studiepunten te starten.

In het traject gericht op de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek, die in juni 2011 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, zal zorgvuldig gekeken worden naar de eventuele noodzaak van nog verdere uitbreiding van meerjarige masters in een internationaal perspectief.

De voorgestelde dekking van het amendement acht ik onwenselijk. Een korting op de middelen van de technische universiteiten past niet in het beleid van het kabinet dat samenwerking tussen de drie technische universiteiten op onderwijs- en onderzoeksterrein nastreeft.

Samenvattend ontraad ik dit amendement.

Amendement 32 500 VIII, nummer 82 (vervangt nummer 57) Van der Ham collegegeld tweede opleidingen

Amendement 32 500 VIII, nummer 82 Van der Ham beoogt de verhoging van het collegegeld voor tweede opleidingen ongedaan te maken voor studenten die een tweede master van een bèta-opleiding willen halen. De dekking voor het voorstel (€ 20 miljoen) komt ten laste van de subsidies:

  • 1. Vaccinatie stageplaatsen zorg (€ 3,5 miljoen door middel van amendement 32 500 XVI, nummer 91 Van der Ham),

  • 2. Stichting Kennisnet (€ 5 miljoen),

  • 3. Beroepsonderwijs (€ 4 miljoen),

  • 4. Regeling voor nieuwe HBO Masteropleidingen (€ 1,5 miljoen), en

  • 5. Nieuwe sectorplan in het Hoger onderwijs (€ 6 miljoen)

Reactie:

Het kabinet ontraadt het amendement om inhoudelijke redenen en omdat de dekking niet solide is. Dit licht ik als volgt toe. Vanwege de bijzondere verantwoordelijkheid van de overheid voor het onderwijs en de zorg, zijn de leraren- en gezondheidszorgopleidingen als tweede studie uitgezonderd van het verhoogd collegegeld. Voor de sector bèta/techniek draagt de overheid deze verantwoordelijk niet, zodat geen reden bestaat ook deze sector uit te zonderen.

Wat betreft de dekking wil ik graag in het algemeen erop wijzen dat het kabinet binnen afzienbare termijn de Tweede Kamer een samenhangend pakket aan maatregelen zal voorleggen waarin invulling wordt gegeven aan de subsidietaakstelling.

Wat betreft de dekking van dit amendement breng ik heel specifiek het volgende onder uw aandacht.

Ad 1. Vaccinatie stageplaatsen zorg

De subsidieregeling «Vaccinatie stageplaatsen zorg» is onderdeel van het arbeidsmarktbeleid van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met het oog op dreigende personeelstekorten ondersteunt zij daarmee de zorginstellingen in het behouden en opleiden van zorgpersoneel. Werkgevers in de zorg zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van Hepatitis B vaccinaties aan hun personeel, waaronder stagiairs. Maar vanwege de relatief korte stageperiode in combinatie met de relatief lange vaccinatieperiode kunnen deze werkgevers bij stagiairs niet aan deze verplichting voldoen. Hierdoor ontstonden in het verleden problemen bij studenten met het volgen van stages in de zorg, mede omdat studenten de vaccinatie zelf moesten betalen, met uitval of vertraging van studie tot gevolg. De subsidie beoogt dit ongunstige effect tegen te gaan, dus moet deze worden behouden voor het noodzakelijke arbeidsmarktbeleid in de zorg.

Ad 3 en 5. Beroepsonderwijs/Sectorplan in het Hoger onderwijs

Het amendement heeft als doel meer studenten te trekken voor bèta-opleidingen. Het Sectorplan techniek mbo-hbo heeft een vergelijkbaar doel, namelijk meer bèta-/techniekstudenten te trekken. Naast de middelen die hiervoor in 2010 beschikbaar zijn gesteld, is voor dit sectorplan op artikel 6 incidenteel € 6 miljoen geraamd voor de jaren 2014 en 2015 en op artikel 4 incidenteel € 5 miljoen voor de jaren 2011 tot en met 2015. Deze middelen hebben betrekking op de uitgaven in latere jaren van de verplichting die in 2010 is aangegaan.

De dekking is dus om twee redenen niet adequaat: de ene bètapost wordt met de andere gedekt en voor het Sectorplan techniek mbo-hbo is op artikel 4 in 2011 slechts € 0,4 miljoen geraamd, die bovendien verplicht is.

Tevens kan ik u informeren dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageert op de amendementen met betrekking tot kinderopvang en recapituleer ik de reacties van de staatssecretaris en mij op de vier amendementen die zijn besproken in het kader van het plenaire debat van 10 en 11 november over de begroting 2011 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Wij hebben deze in onze tweede termijn ontraden:

  • Amendement 32 500 VIII, nummer 11 (herdruk) Van der Ham over de maatschappelijke stage heb ik ontraden omdat ik te veel waarde hecht aan de maatschappelijke stage om verdere concessies te doen. Afschaffen leidt tot vernietiging van al het werk dat daarin is gestoken.

  • Amendement 32 500 VIII, nummer 12 Klaver over het Steunpunt Studerende moeders heeft de staatssecretaris ontraden omdat het Steunpunt met de tot en met augustus 2011 lopende subsidie de mogelijkheid heeft de doelstelling waar te maken.

  • Amendement 32 500 VIII, nummer 13 Çelik over ambulante begeleiding voor cluster 3 en 4 heb ik ontraden omdat een extra taakstelling om ambulante begeleiding voor cluster 3 en 4 te ontzien bovenop de al heel forse taakstelling op het onderwijs zou komen. Dat zou ik niet graag doen.

  • Amendement Digitale Topschool Van der Ham (32 500 VIII, nummer 54) heb ik om een aantal redenen ontraden. Hoewel de Digitale Topschool is gebaseerd op een sympathiek idee en ik dit project een aantal jaren financieel heb ondersteund, zijn er meerdere redenen om de financiering niet voort te zetten. Zo vind ik de didactische kwaliteit van de leerinhouden van de Digitale Topschool onvoldoende. Ook na herhaalde aanwijzingen en begeleidingstrajecten door didactische experts is deze niet verbeterd. Voorts is het toezegde aantal leeractiviteiten de afgelopen jaren niet gerealiseerd en komt de voorgestelde samenwerking met andere excellentieprojecten niet van de grond. Ten slotte zijn andere projecten kwalitatief beter en sluiten beter aan bij de behoefte in de onderwijspraktijk, zoals Acadin van de Stichting Kennisnet en de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart