Gepubliceerd: 26 maart 2012
Indiener(s): Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32402-10.html
ID: 32402-10
Origineel: 32402-2

Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 maart 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid wordt «die zorg verlenen» vervangen door: die hij zorg doet verlenen.

2. Er wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. De zorgaanbieder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, 2°, is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, afgegeven op een tijdstip dat niet langer dan drie jaar is verstreken.

B

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «22, 27 en 32» vervangen door «22, 24, 27 en 32» en wordt «voor zover het artikel 22 betreft» vervangen door: voor zover het de artikelen 22 en 24 betreft.

2. Onderdeel d komt te luiden:

d. indien een meerderjarige cliënt die onder curatele staat of ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld, niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, de verplichtingen nagekomen jegens de curator of de mentor;.

C

In artikel 11, vierde lid, wordt «kan worden» vervangen door: wordt.

D

In artikel 12, tweede lid, wordt «die voor hem werkzaam zijn» vervangen door: die zorg verlenen aan zijn cliënten.

E

In artikel 13, eerste lid wordt voor «teneinde» en voor «op zijn verzoek» telkens een komma geplaatst.

F

In artikel 24, tweede lid, wordt «de zorgverlener die rechtstreeks betrokken is» vervangen door: degenen die rechtstreeks betrokken zijn.

G

In artikel 26, tweede lid, wordt «de zorgverlener die rechtstreeks betrokken is» vervangen door: degenen die rechtstreeks betrokken zijn.

H

In artikel 36, eerste en tweede lid, wordt telkens de puntkomma na het laatste onderdeel vervangen door een punt.

I

In artikel 58a, tweede lid, wordt «kunnen regels worden gesteld» vervangen door: worden regels gesteld.

J

Artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen, 28, 29, 33, 38, 40, 41, eerste lid, 44 en 45 dan wel met een krachtens artikel 60 gegeven aanwijzing of bevel» vervangen door: bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 28, 29, 33, 38, 40, 41, eerste lid, 44 en 45 dan wel een krachtens artikel 60 gegeven aanwijzing of bevel.

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: die voor hem werkzaam is,.

K

Artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid, wordt na «vijfde» ingevoegd «en zesde».

2. In het derde lid, wordt «eerste» vervangen door: tweede.

L

Artikel 66 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel E wordt na «tweede lid» een komma ingevoegd.

2. Onderdeel O komt te luiden:

O

In de artikelen 107, eerste lid, en 107a wordt de zinsnede «de artikelen 34, vierde lid, en 96» vervangen door: artikel 34, vierde lid,.

M

In artikel 70, onderdeel A, wordt de zinsnede «een instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen» vervangen door: een instelling in de zin van de Zorgverzekeringswet.

N

Artikel 70a vervalt.

O

In artikel 74 wordt na «komt te luiden:» ingevoegd:

Artikel 90sexies.

P

Artikel 78 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel A wordt in het voorgestelde artikel 1.57c de zinsnede «aan de ingevolge artikel 1.61 met het toezicht op de naleving van deze wet belaste ambtenaren» vervangen door: aan de toezichthouder, genoemd in artikel 1.61, eerste lid.

2. In onderdeel C wordt in het voorgestelde artikel 2.14, tweede lid, «zevende lid» vervangen door: achtste lid.

Q

In artikel 80, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikel 12a, onderdeel b, 1°, geschrapt: (door een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen).

R

Artikel 81 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel F wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel e» en wordt de letteraanduiding voor het toe te voegen onderdeel gewijzigd in: f.

2. In onderdeel I wordt na «artikel 76» ingevoegd: , eerste lid,.

3. Onderdeel J komt te luiden:

J

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. «61» wordt vervangen door: 56c, 61.

2. na «of 79, tweede lid,» wordt ingevoegd: of de artikelen 46 en 47, alsmede 67, vierde lid, van de Wet cliëntenrechten zorg.

S

Aan artikel 81a wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Artikel 12a van de Wet ambulancevervoer, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip waarop dat artikel is vervallen, blijft van toepassing op de afwikkeling van aanvragen om een subsidie als in dat artikel bedoeld, ingediend voor het bedoelde tijdstip. De zorgautoriteit is belast met het nemen van besluiten over de bedoelde aanvragen.

T

Artikel 89e vervalt.

U

Artikel 91 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidende:

3. Artikel 2, zesde lid, geldt voor zorgaanbieders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet werkzaam zijn, met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na het tijdstip van inwerkingtreding.

Toelichting

Onderdeel A

De wijziging in het vijfde lid van artikel 2 is een zuiver redactionele aanpassing; deze maakt duidelijk dat het gaat om zorgverleners die in opdracht van de zorgaanbieder zorg verlenen.

Voor een zorgaanbieder die solistisch werkzaam is (een zelfstandige zonder personeel, zzp-er) in opdracht van een cliënt (die dus niet als «onderaannemer» voor een zorgaanbieder werkt), geldt niet het vijfde lid, dat bepaalt dat een zorgaanbieder in het bezit moet zijn van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor zorgverleners die hij zorg doet verlenen. Toch is het gewenst dat ook deze zorgverleners over een VOG beschikken en zonodig aan hun cliënt kunnen laten zien dat zij «veilig» met hen in zee kunnen gaan. Aan artikel 2 is daarom een zesde lid toegevoegd dat duidelijk maakt dat ook deze zzp-ers moeten beschikken over een VOG voor zichzelf. De toevoeging van het zesde lid betreft uitsluitend een verheldering van wat al bedoeld was. Bij de berekening van de administratieve lasten voor burgers die voortvloeien het aanvragen van een VOG is al uitgegaan van het aantal werkenden in de zorg, inclusief zzp-ers.

Het lijkt niet nodig om voor te schrijven dat deze zzp-ers de VOG steeds ongevraagd aan elke cliënt moeten verstrekken; de cliënt kan uiteraard bij zijn keuze voor een zzp-er wel naar de VOG vragen en dan zal de zzp’er hem uiteraard een VOG moeten kunnen tonen.

Het zou te ver gaan van de zzp-er te verlangen dat hij bij iedere nieuwe opdracht die hij aanneemt, een nieuwe VOG aanvraagt en anderzijds moet worden voorkomen dat de VOG veroudert, zonder dat er iemand is die zich vergewist van de geschiktheid van de zzp-er voor zijn werk. Om die reden wordt in het zesde lid een termijn van drie jaar genoemd voor de VOG.

Onderdeel B

Artikel 4 wordt een tweetal omissies hersteld.

In de aanhef van het eerste lid ontbrak ten onrechte de vermelding van artikel 24. Ook in dat artikel is immers een toestemmingsbevoegdheid voor de cliënt (bij het eventueel verstrekken van inlichtingen of inzage aan derden) vervat; daarom dient ook te worden geregeld dat in bepaalde gevallen een vertegenwoordiger naast of in plaats van de cliënt bij de nakoming van de verplichtingen moet zijn betrokken.

Op grond van artikel 5 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), is indien de cliënt de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, in plaats van zijn toestemming de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist. In de Wcz en de WGBO is voor 12- tot 16-jarigen gekozen voor een regime waarbij de minderjarige reeds een zekere mate van zelfstandigheid toekomt en is bepaald dat (tenzij deze niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake) dat betekent dat de cliënt zelf kan verlangen dat de verplichtingen jegens hem worden nagekomen, maar dat ook de wettelijke vertegenwoordigers dat kunnen doen (vgl. het woord «tevens» in artikel 4, eerste lid, onderdeel b). Nu met betrekking tot de verplichtingen van de zorgaanbieder inzake het dossier (artikel 22) is vastgelegd dat bij de regels van artikel 4 in zoverre sprake is van een afwijking van artikel 5 van de Wbp, ligt het voor de hand dat ook te doen met betrekking tot artikel 24 (dat betrekking kan hebben op het verstrekken van een afschrift uit het dossier). Daarom is artikel 24 toegevoegd aan de zinsnede die daarop betrekking heeft.

Voorts is bij de beantwoording van een vraag van de leden van de CDA-fractie gebleken dat bij de vormgeving van artikel 4 van dit wetsvoorstel en van artikel 3 van het voorstel voor de Beginselenwet AWBZ-zorg (Baz) een ongewenste afwijking ten opzichte van artikel 7:465 Burgerlijk Wetboek (BW) is ontstaan.

Het BW houdt rekening met de mogelijkheid dat een patiënt ten aanzien van sommige zaken wel en ten aanzien van andere zaken niet de reikwijdte van een te nemen beslissing inzake een verrichting kan overzien. De genuanceerde regeling van artikel 7:465 BW houdt in verband daarmee in dat de zorgaanbieder bij patiënten vanaf 16 jaar slechts dan gehouden is zijn verplichtingen na te komen jegens een ander dan de patiënt zelf, als de patiënt ter zake van de verplichting waar het in concreto over gaat, niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen. In zo’n geval is er dus op grond van artikel 7:465, tweede lid, van het BW, voor 16- tot 18-jarigen, geen vertegenwoordigingsrol weggelegd voor de ouders of voogd en evenmin, voor meerderjarige patiënten, voor de curator of mentor dan wel een van de andere aangewezen vertegenwoordigers. De toelichting bij artikel 1653u BW (het huidige artikel 7:465 BW) zegt daarover expliciet dat het feit dat een patiënt onder curatele staat, nog niet hoeft te betekenen dat hij elk inzicht in zijn eigen situatie mist en vervolgt met «Indien de betrokkene in een concreet geval, bij voorbeeld ten aanzien van de vraag of een bepaalde verrichting dient plaats te vinden, wel tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat kan worden geacht, zal hij zelf kunnen optreden».

In artikel 4, eerste lid, onder c en e, van onderhavig wetsvoorstel en artikel 3, eerste lid, onder c en e, van het wetsvoorstel voor de Baz is deze genuanceerde regeling met betrekking tot minderjarigen en meerderjarigen zonder curator of mentor op de juiste wijze verwerkt. Die bepalingen maken duidelijk dat de vertegenwoordiging slechts geldt voor zover betrokkene ter zake niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen. In de onderdelen d van de aangehaalde bepalingen, waar het gaat om meerderjarige cliënten met een curator of mentor, is de nuancering evenwel abusievelijk niet opgenomen. Met de wijziging onder B wordt die omissie hersteld.

Onderdeel C

Met het oog op nadere afstemming van het wetsvoorstel op het wetsvoorstel Baz (artikel 7, vierde lid) en het wetsvoorstel inzake een verplichte meldcode (o.a. het voorgestelde artikel 3a, vijfde lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen), is artikel 11, vierde lid, de facultatieve bepaling met betrekking tot het bij algemene maatregel van bestuur (amvb) vaststellen van elementen waaruit de interne procedure (in het wetsvoorstel meldcode: de meldcode) moet bestaan, vervangen door een verplichting om deze elementen bij amvb vast te stellen.

Onderdelen D, E en H

In deze onderdelen zijn enkele redactionele verbeteringen opgenomen.

Onderdelen F en G

Met de eerste nota van wijziging is in de artikelen 24 en 26 (die overeenkomen met de artikelen 7:457 en 7:459 BW) bij de aanduiding van de personen die zonder expliciete toestemming van de cliënt toegang hebben tot zijn dossier of aanwezig kunnen zijn bij de behandeling, de formulering «degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de zorgverlening» vervangen door: de zorgverlener die rechtstreeks betrokken is bij de zorgverlening. Naar inmiddels is gebleken zou daarmee een beperking worden aangebracht welke niet wenselijk is en tot niet werkbare situaties zou leiden, en blijkens de wetgeschiedenis ook niet bedoeld is.

Blijkens de wetsgeschiedenis van de artikelen 7:457 en 7:459 BW, vallen onder de daarin bedoelde rechtstreeks betrokkenen ook degenen die «onder toezicht en verantwoordelijkheid van de betrokken beroepsbeoefenaars zijn belast met het feitelijk beheer van de patiëntendossiers». Ten slotte zal «ook de financiële afwikkeling van een behandeling of verblijf in een ziekenhuis met zich meebrengen, dat bepaalde informatie over de betrokken patiënt ter kennis komt van anderen. Al de genoemde voorbeelden hebben gemeen, dat zij betrekking hebben op personen die op enigerlei wijze rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van een behandelingsovereenkomst en die in dat kader bepaalde informatie over de patiënt – hoe summier ook – nodig hebben. De aard en de omvang van de benodigde informatie vloeit hier direct voort uit de taak die deze personen (...)». In verband daarmee wordt thans de aangebrachte wijziging ongedaan gemaakt.

Onderdeel I

Artikel 58a van dit wetsvoorstel is vergelijkbaar met artikel 10 van het voorstel voor de Baz. Dit laatste, meer recente wetsvoorstel bevatte, net als het tweede lid van artikel 58a van de Wcz een bepaling waarin stond dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over meldingen bij de IGZ. Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) heeft erop aangedrongen deze bepaling niet facultatief, maar dwingend te laten zijn . Aan deze aanbeveling is in het voorstel voor de Baz gehoor gegeven. Met de wijziging onder I, wordt dezelfde aanpassing ook in de Wcz aangebracht.

Onderdeel J

De wijzigingen in artikel 61 betreffen slechts redactionele verbeteringen. Daarmee wordt de bepaling in overeenstemming gebracht met de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar, nr. 142).

In het vergelijkbare artikel van het wetsvoorstel Baz (artikel 13) was daarmee overigens wel reeds rekening gehouden.

Onderdeel K

Met de aanpassing onder 1 wordt bereikt dat ook de zzp-ers die niet in opdracht van een andere zorgaanbieder werken (het met onderdeel A toegevoegde artikel 2, zesde lid), een bestuurlijke boete kunnen krijgen als zij geen VOG voor zichzelf kunnen overleggen.

De aanpassing onder 2 is een correctie van een foute verwijzing.

Onderdeel L

In dit onderdeel zijn enkele redactionele aanpassingen opgenomen.

Onderdelen M en N

Omdat het wetsvoorstel dat in onderdeel N wordt bedoeld, inmiddels tot wet is verheven (Stb. 2011, 572) en in werking is getreden, kan de wijziging van onderdeel N vervallen en kan de wijziging in onderdeel M zodanig worden aangepast dat de – puur technische – wijziging van het inmiddels gewijzigde artikel 18, zevende lid, van de Geneesmiddelenwet op de juiste manier wordt geformuleerd.

Onderdeel O

Deze wijziging betreft een correctie van een misslag welke door de eerste nota van wijziging is ontstaan.

Onderdeel P

Dit onderdeel bevat een tweetal wijzigingen in de voorgestelde aanpassingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De eerste wijziging betreft slechts het redactioneel op gelijke wijze formuleren van het voorgestelde artikel 1.57c met artikel 1.57b, achtste lid (verwijzing naar toezichthouder). De andere wijziging strekt ertoe zeker te stellen, dat net als dat onder de werking van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector het geval is, ook bij peuterspeelzalen ernstige klachten aan de toezichthouder moeten worden gemeld.

Onderdeel Q

Dit betreft het corrigeren van een redactionele misslag; een passage tussen haakjes, welke niet tot de tekst behoort, wordt geschrapt.

Onderdeel R

In artikel 81 worden met de eerste twee wijzigingen kleine redactionele aanpassingen aangebracht in verband met een inmiddels in het Staatsblad verschenen wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Stb. 2011, 596; Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG).

De wijziging van onderdeel J is van redactionele aard en strekt er louter toe om komende andere wijzigingen in artikel 82 van de Wet marktordening gezondheidszorg, welke onderdeel uitmaken van onderhanden zijnde wetsvoorstellen, technisch probleemloos te kunnen verwerken.

Onderdeel S

In artikel 81a is geregeld dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de taken, rechten en plichten van het College sanering zorginstellingen overneemt. Met het toegevoegde vierde lid wordt erin voorzien dat de aanvragen om een saneringssubsidie van ambulancevervoerders welke bij de inwerkingtreding van de Wcz reeds zijn ingediend, maar nog niet zijn afgewikkeld, volgens het «oude» recht worden afgehandeld door de NZa.

In artikel 18 van het voorstel van wet houdende tijdelijke bepalingen over ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg) , dat geen saneringsregeling kent, wordt bepaald dat artikel 12a van de Wet ambulancevervoer op ingediende aanvragen om subsidie van toepassing blijft.

Indien de Tijdelijke wet ambulancezorg in werking mocht treden voor de Wcz, is op deze wijze gewaarborgd dat lopende aanvragen overeenkomstig de oude regels worden afgewikkeld; de uitvoering geschiedt dan na inwerkingtreding van de Wcz door de NZa. Indien de Wcz eerder in werking treedt, is artikel 18 van de Tijdelijke wet ambulancezorg eigenlijk overbodig; dat levert evenwel geen probleem op doordat zij inhoudelijk gelijkluidend is met het voorgestelde artikel 81a, vierde lid, Wcz, dat alsdan regelt dat de uitvoering van die taak geschiedt door de NZa.

Onderdeel T

In het wetsvoorstel voor een Wet forensische zorg is inmiddels met een nota van wijziging voorzien in enige aanpassingen in dat wetsvoorstel die nodig zijn ter afstemming op de Wcz. Daarmee kan artikel 89e vervallen.

Onderdeel U

De eerste aanpassing is een correctie van een foute verwijzing. De tweede aanpassing hangt samen met het toegevoegde artikel 2, zesde lid, (zie onderdeel A) en geeft zzp-ers de tijd om binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een VOG te verkrijgen.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers