Kamerstuk 32401-8

Tweede nota van wijziging inzake

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

Gepubliceerd: 18 oktober 2010
Indiener(s): Frans Weekers (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32401-8.html
ID: 32401-8
Origineel: 32401-2

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 oktober 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In het in artikel I, onderdeel H, opgenomen artikel 3.98c, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt: de echtgenoot binnenlands belastingplichtig is en.

2

Artikel III, onderdeel F, komt te luiden:

F. Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid, onderdeel c, (nieuw) wordt «uitkeringen, verstrekkingen en vergoedingen» vervangen door: uitkeringen en verstrekkingen.

3. In het eerste lid, onderdeel f, (nieuw) vervalt «bij ministeriële regeling te bepalen».

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel f, (nieuw) door een puntkomma, wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. mededeling aan de inspecteur te doen omtrent het einde van zijn inhoudingsplicht.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van de werknemer die niet in Nederland woont en die werkzaamheden verricht of heeft verricht in een in artikel 2, derde lid, genoemde dienstbetrekking, indien het heffingrecht over het loon uit die dienstbetrekking op grond van een belastingverdrag niet aan Nederland is toegewezen en de werknemer niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

3

Artikel XB, onderdeel C, komt te luiden:

C. In artikel 30, eerste lid, wordt «een motorrijtuig» vervangen door «een personenauto, een bestelauto of een vrachtauto«. Voorts wordt «24b, 25 of 25a» vervangen door: 24b of 25a.

TOELICHTING

I. Algemeen

Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel bevat de nieuwe doorschuiffaciliteit voor boedelmenging een overkill in de situatie dat Nederland na een boedelmenging heffingsbevoegd blijft met betrekking tot het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het een in Nederland gelegen ter beschikking gestelde onroerende zaak betreft. De overkill wordt in die situaties veroorzaakt door de voorwaarde dat de echtgenoot naar wie de helft van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel overgaat binnenlands belastingplichtig is. Gelet op het vorenstaande vervalt de genoemde voorwaarde.

Voorts is in deze nota van wijziging een technische wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) opgenomen in verband met de motie Jurgens c.s.1 en worden enkele redactionele wijzigingen aangebracht.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1

Artikel I, onderdeel H (artikel 3.98c van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Artikel 3.98c van de Wet inkomstenbelasting 2001 bevat een doorschuiffaciliteit bij een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht. Op grond van het eerste lid hoeft de belastingplichtige in die situatie niet af te rekenen over een eventuele meerwaarde van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel waarvan de helft overgaat naar de echtgenoot. De startwaarde bij die echtgenoot wordt gesteld op de helft van de boekwaarde van het vermogensbestanddeel bij de belastingplichtige aan de vooravond van het huwelijk. Ook eventueel aanwezige reserves en voorzieningen schuiven voor de helft door naar de echtgenoot. Veelal gaat het in een terbeschikkingstellingssituatie om in Nederland gelegen onroerende zaken waarbij volgens internationaal gebruik het heffingsrecht is toegewezen aan de bronstaat Nederland. Indien Nederland na een boedelmenging heffingsbevoegd blijft ten aanzien van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel, bevat de nieuwe doorschuiffaciliteit een overkill ten gevolge van de voorwaarde dat de echtgenoot naar wie de helft van het ter beschikking gestelde vermogenbestanddeel overgaat een binnenlandse belastingplichtige moet zijn. Door het laten vervallen van de voorwaarde van binnenlandse belastingplichtig, zal de hiervoor genoemde overkill zich niet voordoen.

Onderdeel 2

Artikel III, onderdeel F (artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964)

Naar aanleiding van de hiervoor genoemde motie Jurgens c.s. wordt in artikel III, onderdeel F, onder 5, aan artikel 28 van de Wet LB 1964 een lid toegevoegd. In dat lid wordt ten aanzien van werknemers die niet in Nederland wonen, niet premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen en die werkzaamheden verrichten of hebben verricht waarover het heffingsrecht niet aan Nederland is toegewezen, een uitzondering gemaakt op de plicht voor de inhoudingsplichtige om aan de in artikel 28, eerste lid (nieuw), opgenomen verplichtingen te voldoen. Deze bepaling komt – tezamen met de wijziging van artikel 29 van de Wet LB 1964 die reeds in het wetsvoorstel is opgenomen – in de plaats van artikel 11a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Omdat een tweede lid aan artikel 28 van de Wet LB 1964 wordt toegevoegd, wordt de bestaande tekst van dat artikel aangeduid als eerste lid. De overige wijzigingen van dat lid waren reeds in het wetsvoorstel opgenomen.

Onderdeel 3

Artikel XB, onderdeel C (artikel 30 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)

Deze wijziging betreft twee redactionele verbeteringen in het bij de eerste nota van wijziging opgenomen artikel XB, onderdeel C.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers