Kamerstuk 32323-4

Advies Raad van State en nader rapport

Dossier: Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen

Gepubliceerd: 20 februari 2010
Indiener(s): Tjeenk Willink
Onderwerpen: bestuur natuur en milieu organisatie en beleid stoffen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32323-4.html
ID: 32323-4

32 323
Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 10 februari 2009 en het nader rapport d.d. 16 februari 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 27 januari 2009, no. 09000158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet houdende regels tot intrekking van de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel voorziet in de opheffing van de Adviesraad gevaarlijke stoffen (hierna: de AGS). De Raad van State maakt een aantal opmerkingen over de motivering van de opheffing van de AGS en de voortgezette uitvoering van de aan de AGS toevertrouwde taken, in het bijzonder de operationele taken.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 27 januari 2009, nr. 09000158, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 februari 2009, nr. W08.090017/IV, bied ik U hierbij aan.

1. In het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp2 en de memorie van toelichting bij de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen3 is de doelstelling van de AGS als volgt omschreven: de ministers onafhankelijk te adviseren over het treffen van technische en technisch-organisatorische maatregelen ter voorkoming van ongevallen veroorzaakt door het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van gevaarlijke stoffen en ter beperking van de gevolgen van die ongevallen en rampen.

Volgens de memorie van toelichting bij de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen zijn de adviezen van de AGS van belang voor de beleidsterreinen milieubeheer, transportveiligheid, arbeidsveiligheid, rampenpreventie enbestrijding en volksgezondheid. Als afgeleide van de taak van de AGS zal bij adviesaanvragen het integrale veiligheidsaspect uitgangspunt zijn. Dat betekent dat adviezen zoveel mogelijk zijn gericht op de veiligheid van de gehele keten van het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De vraagstukken waarover wordt geadviseerd, worden volgens de memorie van toelichting bij de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen gekenmerkt door een hoge mate van technische complexiteit. De AGS brengt openbare technisch-wetenschappelijke adviezen uit aan de ministers over beleid en algemeen verbindende voorschriften van het rijk. De adviezen van de AGS betreffen specifieke technische vereisten ter voorkoming van ongevallen en rampen.1

In het vorengenoemde kabinetsstandpunt wordt vermeld dat de AGS onafhankelijk in zijn oordeel is, en technisch-wetenschappelijk advies geeft over te formuleren richtlijnen en risicomodellen. Ook wordt in het kabinetsstandpunt gesteld dat de AGS een netwerk van nationale en internationale contacten onderhoudt, zodanig dat hij een totaalbeeld van het werkterrein heeft. Tevens voert hij een structureel gebruikersonderzoek uit.2

In het voorliggende wetsvoorstel wordt vermeld dat er redenen bestaan de AGS op te heffen. De toedeling van de adviestaken op operationeel niveau verdient heroverweging; de toekomstige behoefte aan adviezen op tactisch en strategisch niveau is naar verwachting gering en kan worden belegd bij de nieuw te vormen Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.

Genoemde motivering overtuigt de Raad niet zonder meer van de ratio van de opheffing van de AGS. Zij geeft onvoldoende blijk van wat er sinds het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp en de instelling van de AGS aan voortgang is geboekt en maakt niet duidelijk dat hetgeen destijds redengevend was voor de instelling van de AGS, nu zijn betekenis heeft verloren. Bovendien mist de Raad in de toelichting een uiteenzetting waaruit blijkt dat de taken van de AGS op een verantwoord niveau elders kunnen worden belegd, dat de nieuwe structuren daartoe gereed staan en dat mogelijke negatieve effecten van het opsplitsen van wat nu in één hand is, worden weggenomen. In dat verband wijst de Raad op de grote mate van complexiteit van de vraagstukken waarover moet worden geadviseerd, het technisch-wetenschappelijke karakter van de adviesbehoefte en de noodzaak van een totaalbeeld van het internationale werkterrein. Daarbij verdient bijzondere vermelding dat de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (hierna: PGS) van grote betekenis is voor de praktijk van het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen en daarbij de hiervoor aangeduide aspecten te betrekken.

1. Aan de opmerking van de Raad om de toelichting aan te vullen inzake de ratio van de opheffing van de Adviesraad gevaarlijke stoffen (AGS) is gehoor gegeven. Dit heeft ertoe geleid dat in de toelichting uitgebreid is ingegaan op de redenen die ertoe hebben geleid dat hoewel het destijds redengevend was om de AGS in te stellen nu geoordeeld is dat als gevolg van de goede vooruitgang die op dit gebied is geboekt de AGS opgeheven kan worden.

Tevens is in de toelichting aangegeven hoe de taken van de AGS op een verantwoorde wijze elders kunnen worden. Ook is in de toelichting uitvoerig ingegaan op het beheer en actualisatie PGS-richtlijnen waarbij is aangegeven dat sinds begin 2009 het NEN (Nderlands Normalisatie Instituut) optreedt als beheersorganisatie voor de PGS-richtlijnen.

2. Volgens de toelichting zullen de operationele taken van de AGS, te weten de actualisatie en het beheer van de PGS, worden opgedragen aan een hiertoe geëquipeerde beheersorganisatie, aangestuurd door vergunningverleners, handhavers en bedrijfsleven. Uit de toelichting blijkt echter niet dat de voortzetting van de actualisatie en het beheer van de PGS verzekerd zal zijn op 1 juni 2009 per welke datum de AGS wordt opgeheven. Reeds gelet op het grote belang van actuele richtlijnen voor gevaarlijke stoffen, kan de enkele omstandigheid dat op 1 juni 2009 de in 2008 met één jaar verlengde benoemingstermijn van de leden van de AGS afloopt, niet rechtvaardigen dat het beheer en de actualisatie van de PGS wordt onderbroken. De Raad acht het noodzakelijk dat in elk geval de continuïteit van de zorg voor de PGS gewaarborgd is. Hij adviseert in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze in die continuïteit wordt voorzien en het voorstel zo nodig aan te passen, onder het treffen van de benodigde voorzieningen ten aanzien van de zorg voor de PGS.

2. Aan de opmerking van de Raad om in de toelichting uiteen te zetten op welke wijze in de continuïteit wordt voorzien is gehoor gegeven. Naar verwachting zal in de eerste helft van 2010 de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur van start gaan. Om een vloeiende overgang tussen de Adviesraad en de nieuwe Raad voor de leefomgeving en infrastructuur mogelijk te maken zal de Adviesraad pas opgeheven worden als de nieuwe Raad operationeel is.

Deze uitgebreidere toelichting heeft niet hoeven leiden tot wijziging van het wetsvoorstel.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge u verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2000/01, 27 157, nr. 20, blz. 36.

XNoot
3

Kamerstukken II, 2001/02, 28 387, nr. 3, blz. 1.

XNoot
1

Idem, blz. 1–2.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2000/01, 27 157, nr. 20, blz. 36.