Kamerstuk 32317-221

Verslag van een algemeen overleg

JBZ-Raad

Gepubliceerd: 17 maart 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA), Raymond Knops (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-221.html
ID: 32317-221

Nr. 221 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 maart 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 22 januari 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 januari 2014 ter aanbieding van de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 23 en 24 januari 2014 in Athene (Kamerstuk 32 317, nr. 205);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 december 2013 ter aanbieding van het verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 5 en 6 december 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 204);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 januari 2014 met Fiche: Mededeling Taskforce voor het Middellandse Zeegebied (Kamerstuk 22 112, nr. 1782);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 december 2013 met Fiche: Wijziging Verordening afschaffing visumplicht Moldavië (Kamerstuk 22 112, nr. 1762).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Elias

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Azmani, Berndsen, Elias, Fritsma, Gesthuizen, Van Hijum en Maij,

en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn Ministerie.

Aanvang 12.00 uur.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de Informele JBZ-Raad van 23 en 24 januari 2014, in het bijzonder over de JBZ-onderwerpen op het terrein van asiel- en vreemdelingenbeleid. Ik heet de Staatssecretaris en zijn ambtenaren van harte welkom, net als de leden, de aanwezigen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op afstand volgen.

De spreektijd is bepaald op vier minuten.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met een korte terugblik op het verslag van de JBZ-Raad van 5 en 6 december van vorig jaar. De PvdA deelt de visie van VluchtelingenWerk Nederland en Amnesty International dat de taskforce zich niet alleen zou moeten richten op de toenemende grensbewaking maar vooral ook op het organiseren van het zoeken en redden van mensen, op het maken van afspraken met Noord-Afrikaanse landen en op het waarborgen van de mensenrechten. De taskforce voor de Méditerranée die nu is opgezet, lijkt zich toch vooral te richten op die grensbewaking en dat vinden wij onvoldoende. Kan de Staatssecretaris zich hier hard voor maken op de volgende JBZ-Raad?

Ook lezen we dat er extra middelen, te weten 50 miljoen euro, beschikbaar zijn voor lidstaten die massale migratiedruk ervaren, ook als onderdeel van het pakket van die taskforce. Kan de Staatssecretaris aangeven welke lidstaten dat zijn? Ook wordt er gesproken over een pilot over gezamenlijke behandeling van asielverzoeken. Kan de Staatssecretaris daar meer informatie over geven? Waar heeft die pilot plaats en welke landen nemen daaraan deel?

In het verlengde hiervan wil ik graag nogmaals aandacht vragen voor de situatie van familieleden van Syrische vluchtelingen die al in Nederland verblijven. Bij het vorige algemeen overleg gaf de Staatssecretaris aan niet duidelijk in beeld te hebben om hoeveel mensen het zou gaan die familieleden hebben die in benarde omstandigheden nog in Syrië zijn achtergebleven. Hij gaf, mondjesmaat, te kennen dat hij dit nog zou willen uitzoeken. Hij wilde uitzoeken of er bijvoorbeeld bij de Syrische gemeenschap behoefte bestond om ouders over te laten komen. De PvdA heeft geconstateerd dat die behoefte bestaat. Ik heb van een aantal mensen brieven ontvangen over de vreselijke situatie waarin hun ouders zich bevinden met het verzoek om hun ouders tijdelijk over te laten komen. Het gaat hier om, volgens mij, een beperkte groep. Ik lees in die brieven wanhoop en ik wil die brieven ook graag met de Staatssecretaris delen. Ik weet overigens dat hij zelf ook een aantal brieven heeft gekregen omdat ze zowel aan hem als aan mij zijn gericht. We moeten als Kamer en als regering toch kijken wat we op grond van een ruimhartiger en flexibeler invulling van ons beleid, ook voor deze mensen kunnen doen. Ik zal de brieven na de eerste termijn van de commissie aan de Staatssecretaris overhandigen. Ik zal de brieven zelf beantwoorden maar ik hoop dat hij ze ook wil lezen en wil bezien welke mogelijkheden er voor deze groep zijn.

De voorzitter: Laten we het dan maar meteen even afhandelen. Dat gaat dan via de griffier.

Mevrouw Maij (PvdA): Dan overhandig ik de brieven bij dezen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Excuus overigens voor mijn iets latere binnenkomst. Ik zou de woordvoerder van de PvdA-fractie een vraag willen stellen over wat zij precies bedoelt met «we moeten kijken wat we kunnen doen». Ik behoef mevrouw Maij absoluut niet duidelijk te maken dat de situatie in Syrië voor heel veel mensen urgent is. Ook weet zij dat we al een hele tijd aan het kijken zijn. Ik ben erg benieuwd of we na afloop van dit algemeen overleg kunnen verwachten dat de PvdA mogelijk bij een VAO kenbaar zal maken wat zij zelf precies wil; we hebben nu namelijk lang genoeg gekeken en gewacht.

Mevrouw Maij (PvdA): Als mevrouw Gesthuizen iets eerder aanwezig was geweest, had zij al een deel van die verduidelijking kunnen horen, maar ik ben bereid om de vraag ook in haar richting volledig te beantwoorden. Zoals ook de Staatssecretaris eerder heeft aangegeven, is er al beleid voor het over laten komen van familieleden, bijvoorbeeld beleid om kinderen of ouders in het kader van gezinshereniging over te laten komen. Ik wil de Staatssecretaris echter vragen om te kijken wat hij in deze specifieke gevallen kan doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat is in uw ogen het bijzondere aan het beleid dat wij nu voeren met betrekking tot Syrië?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik begrijp de vraag niet. Ik heb niet gezegd dat er op dit moment iets bijzonders aan is; ik vraag de Staatssecretaris juist om een extra inspanning te leveren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat betekent dus dat het niet zo is dat er, gezien de noodsituatie in Syrië, nu extra mogelijkheden zijn voor mensen? Het gezinsherenigingsbeleid geldt natuurlijk altijd voor mensen die hier in Nederland wonen. Klopt het dan dat er geen extra inspanningen worden geleverd waar het gaat om mogelijkheden voor mensen om gezinsleden naar Nederland te laten komen?

Mevrouw Maij (PvdA): Dat is een vraag die aan de regering moet worden gesteld. De regering is degene die de extra inspanning levert. Ik geef deze brieven aan de regering. Ik heb de Staatssecretaris inmiddels drie keer gevraagd om naar deze brieven te kijken en daar ruimhartig en flexibel mee om te gaan.

Voorzitter. De situatie in Bulgarije blijft zorgelijk voor veel asielzoekers, waaronder die uit Syrië. Het moet een Europese verantwoordelijkheid zijn om Bulgarije zo snel mogelijk en zo goed mogelijk te helpen. Hoe staat het daar nu mee? Lukt het met Europees geld via EASO of via UNHCR om daar snel noodvoorzieningen te realiseren waardoor de vluchtelingen snel opgevangen kunnen worden en ze een goede procedure kunnen doorlopen? Werkt de Bulgaarse overheid ook voldoende mee om dit voor elkaar te krijgen? De PvdA maakt zich echt zorgen, ook omdat het maatschappelijke en politieke draagvlak voor de vele vluchtelingen in Bulgarije niet optimaal lijkt te zijn. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan? Wij zijn in elk geval blij dat Nederland terughoudend is met het overdragen van asielzoekers aan Bulgarije op grond van de Dublinverordening en dat het in individuele gevallen ruimhartig kijkt of het zich de desbetreffende asielverzoeken aan zou kunnen trekken. Ik denk dat wij als Nederland de oproep hierover van UNHCR, Amnesty International en VluchtelingenWerk Nederland moeten volgen. De prioriteit moet liggen bij het beschermen van de asielzoeker, maar we moeten als Europa niet schromen om door te pakken, want overdrachten opschorten of zelfs langdurig opschorten zoals we dat in het Griekenland zien, mag in geen geval de situatie worden in Bulgarije.

De heer Van Hijum (CDA): Mevrouw Maij vraagt terecht aandacht voor de situatie in Syrië en de humanitaire drama's die zich daar afspelen, maar ik blijf toch een beetje zitten met een wat ongemakkelijk gevoel over haar inbreng. Het kabinet heeft in dezen een duidelijke beleidslijn: opvang in de regio heeft prioriteit, een ruimhartige beoordeling van individuele asielverzoeken en voor de rest terughoudendheid met generieke toelatingen. Mevrouw Maij probeert er nu echter iedere keer via de achterdeur iets aan te veranderen. Wil zij nu het beleid veranderen of niet? Als dat wel zo is, dan vind ik dat zij dat een keer hardop moet zeggen in plaats van ieder keer via de achterdeur de Staatssecretaris met een opdracht op te zadelen die hij op grond van het beleid dat ook de PvdA heeft geaccordeerd, moeilijk kan waarmaken.

Mevrouw Maij (PvdA): Mijn vraag gaat specifiek over Bulgarije. Zoals de heer Van Hijum ook weet, zou ik zelf graag met deze commissie naar Bulgarije willen gaan om te zien wat de situatie daar is. De vorige keer hebben we er ook al over gesproken. Ik denk dat het belangrijk is dat de opvang en de procedure overal in Europa en in alle andere landen die meedoen van goed niveau zijn. Op dit moment lijken vanuit verschillende hoeken de signalen te zijn dat dit niet het geval is in Bulgarije. Ik heb daar grote zorgen over. Mijn specifieke vraag is dan ook hoe we ervoor kunnen zorgen dat in Bulgarije niet dezelfde situatie ontstaat als in Griekenland.

De heer Van Hijum (CDA): Mijn vraag ging ook over het eerste deel van het betoog van mevrouw Maij. Ik heb niet echt een antwoord gehoord op de vraag of het beleid ter zake nu volmondig door haar wordt gesteund of niet. Ik vind dat toch een vrij wezenlijke politieke vraag. Als mevrouw Maij dat beleid steunt, moet zij niet voortdurend proberen om via de achterdeur er nog dingetjes in te veranderen.

Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij ben ik heel helder geweest in mijn vragen over de situatie in Bulgarije. Dat geldt ook voor onze voorstellen en vragen over de opvang van vluchtelingen uit Syrië. We hebben daarvan inderdaad gezegd: zo goed mogelijke opvang in de regio, zo goed mogelijk inspelen op de hervestigingsvragen die worden gesteld door de UNHCR en ruimhartige ondersteuning van mensen als ze hier in Nederland asiel aanvragen. Daarbij heb ik specifiek eerder aandacht gevraagd voor mensen die familieleden hebben in Syrië, bijvoorbeeld ouders die in een benarde situatie verkeren in Syrië. Daarvan heeft de Staatssecretaris gezegd niet te weten om hoeveel mensen het gaat. In een vorig algemeen overleg zei hij: misschien zijn het er wel 5.000. Ik heb hem toen gevraagd om samen met vluchtelingenorganisaties en dergelijke na te gaan om hoeveel mensen het dan zou gaan. Bovendien heb ik een aantal brieven gekregen van mensen die specifiek een verzoek hebben omtrent hun eigen familieleden. Die brieven heb ik overhandigd en ik heb gevraagd of de Staatssecretaris daarnaar wil kijken. Dat is geen nieuwe inzet van mij maar een inzet die ik al enige maanden pleeg.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Gerard Schouw. Mijn fractie heeft de rechtsstaat hoog in het vaandel. Juist ook in EU-verband moeten ieders rechten gewaarborgd zijn. Helaas moeten wij vaststellen dat de rechten van asielzoekers in Bulgarije niet gewaarborgd zijn. Het land loopt over met Syrische vluchtelingen en volgens de UNHCR en Artsen zonder Grenzen zijn de omstandigheden deplorabel. Er is sprake van een schending van de mensenrechten in onze eigen Europese Unie. Er wordt gewerkt aan verbetering van de situatie door EASO en UNHCR maar totdat zij resultaten boeken is de situatie gewoon slecht. Daarom vindt mijn fractie dat Nederland voorlopig geen asielzoekers moet terugsturen naar Bulgarije. Schort de Dublinverordening op! Is de Staatssecretaris bereid om dit in de JBZ-Raad aan de orde te stellen? In december schreef hij de Kamer ruimhartig invulling te zullen geven aan de soevereiniteitsclausule van de Dublinverordening. Hier is zijn kans. Graag een reactie van de Staatssecretaris.

Dan de bewaking van de Europese buitengrenzen. Mijn fractie heeft eerder al ernstige zorgen geuit hieromtrent. Duizenden mensen verloren hun leven in een poging Europa te bereiken. Het drama van Lampedusa staat nog gebrand op het netvlies. Daarom ben ik verontrust over de huidige toon van de discussie. Het Grieks voorzitterschap agendeert terrorisme en grensbewaking als onderwerp voor deze JBZ-Raad. Onze Minister van Buitenlandse Zaken sprak in een interview met Vrij Nederland over bootvluchtelingen met – ik citeer hem – «een schrikbarend hoog percentage dat van plan is om kwade dingen uit te spoken als crimineel of terrorist». Is dit de toon die dit kabinet wil aanslaan tegen asielzoekers die huis en haard hebben verlaten op de vlucht voor oorlog en ellende en die dan hun leven verliezen op zee in handen van mensensmokkelaars? Ik vraag de Staatssecretaris met welke toon het kabinet zal spreken over terrorisme en grensbewaking. Juist het debat over asielzoekers en vluchtelingen vraagt om het kaf van het koren te scheiden. Distantieert het kabinet zich expliciet van de indruk dat bootvluchtelingen criminelen en terroristen zijn?

Dan het Europees staatsburgerschap dat te koop is. Ik bespeur een dubbele moraal. Berooide Syrische vluchtelingen die aankloppen aan onze buitengrenzen worden bestempeld als terroristen, maar mensen met een grote zak geld hebben allerlei manieren om het Europees staatsburgerschap te bemachtigen. Allerlei lidstaten bieden het Europees paspoort namelijk gewoon te koop aan. Laat ik benadrukken dat mijn fractie openstaat voor buitenlandse investeerders en voor innovatie en handel, maar handel in burgerschap gaat alle grenzen te buiten. Dit heeft niets meer te maken met de burgerschapswaarde van de Unie of van individuele lidstaten. Dit lijkt verdacht veel op het spekken van staatskassen. Hoeveel gaat er om in deze handel en hoe garanderen lidstaten zoals Malta dat er niet allerlei louche types met zwart geld en criminele antecedenten een EU-paspoort kopen?

Ook begreep ik dat deze paspoortdeals niet eens in het land zelf aangevraagd behoeven te worden maar dat dit gewoon vanuit een penthouse in Peking, Riyad of Moskou wordt beslecht. Rijke criminelen kunnen vanuit hun luie stoel een Europees paspoort kopen, terwijl oorlogsvluchtelingen hun leven moeten wagen in gammele bootjes voordat ze asiel kunnen aanvragen in Europa. Dit getuigt van een schrijnend gebrek aan ethiek. Ik vraag de Staatssecretaris of hierover wordt gesproken tijdens de komende JBZ-Raad en wat het kabinet hierover te zeggen heeft.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ook ik wil aandacht vragen voor de bewaking van de Europese buitengrenzen. Hierover is namelijk onjuiste informatie verstrekt door ofwel de Minister van Buitenlandse Zaken ofwel deze Staatssecretaris. Op de vraag wat er gebeurt als op zee, tussen Europa en Noord-Afrika door Frontex een boot met asielzoekers wordt gezien, niet zijnde een boot in nood, werd door het kabinet een compleet tegenstrijdig antwoord gegeven. De Staatssecretaris zei tijdens het vorige AO over de JBZ-raad dat zo'n boot naar een Europese haven wordt geleid. De Minister van Buitenlandse Zaken zei echter dat de asielzoekers terug worden gebracht naar de Noord-Afrikaanse havens van herkomst. Daarbij citeer ik hem als volgt: «Dat is het hele plan van Frontex natuurlijk, namelijk voorkomen dat die boten in Europa aan wal gaan en voorkomen dat mensen verdrinken in een poging Europa te bereiken. Het is de bedoeling dat doordat ze vroegtijdig worden ontdekt, ze ook teruggebracht worden naar waar ze vandaan komen.» Dit citaat is letterlijk afkomstig uit het verslag van 17 oktober jongstleden van het AO over de Europese Raad. Nu wil ik natuurlijk weten wie er gelijk heeft: de Staatssecretaris of de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik merk daarbij wel op dat het uiterst slordig is dat vanuit het kabinet onjuiste c.q. tegenstrijdige informatie is verstrekt. Hoe kijkt het kabinet hiernaar en hoe wordt hiermee omgegaan? Verder hoopt de PVV-fractie natuurlijk dat niet de Staatssecretaris maar de Minister gelijk heeft, want als boten met asielzoekers standaard naar Europese havens worden geleid, hebben we een groot probleem. Dan zien illegalen immers dat het loont om de oversteek naar Europa te maken en winnen de mensensmokkelaars omdat de Europese buitengrenzen dan gewoon zijn verdwenen. Ik wil daaraan toevoegen dat dan beter een voorbeeld aan Australië kan worden genomen. Daar worden grenzen wel bewaakt en worden boten tegengehouden in plaats van dat zij naar Australische havens worden geleid. Door dat succesvolle beleid is wekenlang geen boot met migranten meer in dat land aangekomen. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat hier een voorbeeld aan kan worden genomen?

Op het punt van de terrorismebestrijding heeft Minister Timmermans in de pers gezegd dat heel veel criminelen en terroristen Europa binnenkomen via die boten vanuit Noord-Afrika. Hij heeft dat volgens mij in Vrij Nederland gezegd. Die kwaadwillenden kunnen natuurlijk doorreizen naar Nederland. Dus wat doet het kabinet precies om dit tegen te gaan?

Dan het belangrijke punt van de mogelijke toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied. Zoals bekend is de PVV-fractie daar fel op tegen. Vandaag is een belangrijke dag in dat kader omdat er een nieuw CVM-rapport is verschenen. We weten dat is aangegeven dat Bulgarije en Roemenië na twee positieve CVM-rapporten tot Schengen toe kunnen treden. Overigens heeft het kabinet vreemd genoeg in het midden gelaten of het vorige rapport als positief kan worden opgevat. De nu prangende vraag is of het kabinet al bekend is met de inhoud van het rapport van vandaag en, zo ja, welke waardering het hieraan geeft. Hoe gaat het verder? De PVV blijft het kabinet in ieder geval oproepen om toetreding tot Schengen van beide landen actief tegen te gaan, want nog meer lekke buitengrenzen en nog meer grensoverschrijdende criminaliteit kunnen we immers missen als kiespijn. Bovendien is meer dan duidelijk dat problemen als corruptie in beide landen nog lang niet onder controle zijn. Ik ontvang hierop graag een reactie.

Ik sluit af met het punt van de asielzoekers in Bulgarije. Het is duidelijk dat Bulgarije de zaak niet onder controle heeft wat betreft het toelaten van asielzoekers, het managen van procedures et cetera. Met andere woorden, Bulgarije kan de zaak niet aan en daar dreigt Nederland de rekening voor te betalen doordat asielzoekers moeten worden overgenomen die anders naar Bulgarije zouden kunnen worden teruggestuurd. Om hoeveel personen gaat dit? Wat zijn de extra kosten met het oog op bijvoorbeeld de opvang van deze groep?

Dezelfde vraag – en dan sluit ik echt af – heb ik rond de asielzoekers die anders teruggestuurd konden worden gestuurd naar Griekenland. Wat is de stand van zaken rond dat land?

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Terrorismebestrijding en grensbewaking staan in ieder geval op de agenda. Het betreft tevens een van de belangrijkste speerpunten vanuit het Griekse voorzitterschap. Ik vroeg me af of al bekend is welke de voornemens hierin zijn. Kan de Staatssecretaris al aangeven wat hij zelf bijvoorbeeld verwacht? Daar zal de Informele JBZ-Raad namelijk deels over gaan.

Een ander punt betreft de kritische situatie in Bulgarije rondom de toename van asielzoekers vanuit Syrië. Ik zou van de Staatssecretaris willen weten wat daar nu de actuele situatie is. Wat is de inzet van de EU? Ik ga ervan uit dat we hierin samenwerken om ervoor te zorgen dat dit zo spoedig mogelijk weer op niveau is. Ik zou daar graag een appreciatie bij willen hebben. Het kan namelijk toch niet zo zijn dat Bulgarije, zijnde en EU-lidstaat en een Dublinland, waar het gaat om het vertrouwensbeginsel en de claims die in het kader van de Dublinverordening worden gelegd, niet verwittigd zou kunnen worden? Ik wil dan ook graag weten op welke termijn er daar een ontwikkeling is waardoor het daar weer op orde is.

Vandaag is het CVM-rapport over Bulgarije en Roemenië uitgebracht. Wat ik zoal hoor en lees is dat er vanuit de Europese Commissie in principe kritisch op die rapporten is gereageerd. Ten aanzien van Bulgarije betekent het dat er weliswaar stappen vooruit zijn gezet, maar dat de ontwikkeling als geheel nog onvoldoende en fragiel is. Wat betreft Roemenië is zichtbaar dat er nog steeds vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de onafhankelijkheid van de rechtsstaat, de integriteit en het tegengaan van corruptie. Ik kan me voorstellen dat de Staatssecretaris daar nu nog geen reactie op kan geven, maar ik vraag hem wel wanneer we de formele kabinetsreactie ter zake kunnen verwachten.

Dan de taskforce Middellandse Zee. Laat duidelijk zijn dat de VVD in dezen altijd pleit voor oorzaakbestrijding in plaats van symptoombestrijding. De VVD is ook tegen nieuwe vormen om reguliere toelating te faciliteren, wat de Europese Commissie heeft voorgesteld. Het is dan ook goed te lezen in het verslag dat het ook de inzet is van het kabinet om niet tot die facilitering over te gaan. Libië wordt als cruciaal beschouwd. Ik vraag mij af wat de gemeenschappelijke inzet van de EU is ten aanzien van Libië. Verder ben ik benieuwd welke juridische kwalificatie wordt gegeven. Refoulement wordt als argumentatie gehanteerd waarom je boten eventueel niet meer zou kunnen terugbrengen naar de wateren van de desbetreffende landen rondom de buitengrenzen. Zou verkend kunnen worden welke mogelijkheden er zijn om tot wijzigingen op dit vlak te komen? Het kan toch niet zo zijn dat de ligging aan de Middellandse Zee juist een aanzuigende werking heeft en het eigenlijk een soort shuttleservice richting Europa gaat worden op het moment dat men daar aanwezig is?

Ik ben verder blij in het verslag te lezen over het geluid van Nederland ten aanzien van de vijf actiepunten vanuit de Europese Commissie in het kader van het misbruik van vrij verkeer van werknemers en arbeidsmigratie. Ik ben de Staatssecretaris ook dankbaar voor de steen die hij wat dit betreft in de vijver van Europa heeft geworpen. Het is vervolgens de Minister van Sociale Zaken geweest die bij deze Staatssecretaris op de tandem is gesprongen om de discussie hierover ook los te maken in Europa. De arrogantie die vanuit de Europese Commissie ten aanzien van dit onderwerp tentoongespreid wordt, wekt bij mij grote verbazing. Gisteren was er berichtgeving over de uitspraak van Eurocommissaris Viviane Reding dat het eraan ligt dat de sociale voorzieningen in de westerse landen te goed zouden zijn en dat die aangepast zouden moeten worden om het oneigenlijk gebruik van sociale voorzieningen tegen te gaan. Ik vind dat onbestaanbaar. In dat kader hoop ik dan ook dat de Europese Commissie de inmiddels aangenomen motie van mijn hand om de WW-uitkeringen in te perken, als vruchtbaar ziet. Ik hoop ook dat de Staatssecretaris het debat daarover warm houdt. Het gaat mij namelijk af en toe wat te gemakkelijk waar het gaat om de weerstand die door de Europese Commissie wordt geuit.

De heer Van Hijum (CDA): Ik ben het wel eens met die laatste hartenkreet van de heer Azmani maar ik vind het toch ook wel een beetje ketelmuziek. Zou hij nou niet eens het kabinet, de Minister van Sociale Zaken voorop, moeten aansporen om in plaats van alleen maar stenen in vijvers te gooien, echt iets te agenderen en te proberen om wet- en regelgeving te veranderen? Ik moet het eerste initiatief namelijk nog tegenkomen. Kan de heer Azmani mij een voorbeeld noemen van wat dit kabinet nu concreet heeft neergelegd op het terrein van sociale zaken om er meerderheden voor te krijgen?

De heer Azmani (VVD): Volgens mij is het niet aan mij om verantwoording af te leggen

over wat de Minister van Sociale Zaken in Europa op dat punt heeft gedaan. Ik constateer zelf dat wat betreft de oplossingen die tot nu toe door mij zijn aangedragen, de nodige wetgeving in voorbereiding is, dat die steen in de vijver is gegooid, dat die discussie plaatsvindt en dat die opdrachten er liggen. Dus ik kan niet zeggen dat er op dit dossier helemaal niets gebeurt, maar, zoals gezegd, behoef ik hier geen verantwoording af te leggen over iets wat de Minister van Sociale Zaken zou moeten doen.

De heer Van Hijum (CDA): Als je een bepaalde opvatting ergens over hebt, is er alle aanleiding om het kabinet aan te sporen om er iets mee te doen in plaats van alleen ketelmuziek te maken. Is de heer Azmani het met mij eens dat in het bijzonder de Minister van Sociale Zaken er heel goed in is om op het moment dat anderen discussies opwerpen – of dat nu premier Cameron is of mevrouw Reding – er iets van te vinden, maar dat er vervolgens gewoon niets verandert en men naar elkaar staat te kijken? Deelt de heer Azmani die analyse?

De heer Azmani (VVD): In die zin is dit vanuit mijn hart gekomen. Het gaat in de politiek niet alleen om woorden, het gaat uiteindelijk toch vooral om daden. Daar zal ik dit kabinet ook op afrekenen. Ik zie dat er wat betreft de Minister van Sociale Zaken bepaalde punten geagendeerd worden. Ik heb ook aangegeven wat een goed moment zou zijn om de kwestie rondom de WW ter discussie te stellen in het kader van een ingroeimodel en de betaalde premies. Ik doel dan op het feit dat de Europese Commissie heeft bepaald om de coördinatieverordening dit jaar op de agenda te zetten. Dat is bij uitstek een mooie mogelijkheid om tot veranderingen te komen. Ik zal de Minister van Sociale Zaken nauwlettend volgen of dat daadwerkelijk gebeurt.

De voorzitter: Dan is nu het woord aan de volgende spreker voor zijn inbreng in eerste termijn, en dat is de heer Van Hijum van het CDA.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Laat ik dat laatste punt maar als eerste oppakken.

Mijn fractie stoort het wel dat er heel veel geroepen wordt en dat er maar weinig geagendeerd wordt. Ik ben het overigens wel met de heer Azmani eens dat de coördinatieverordening kansen biedt en dat Nederland op dat punt dan ook een inzet moet plegen. Hoewel die verordening meer op het terrein van de sociale zekerheid ligt, heeft deze ook een grote relatie met de aanpak van fraude in de sociale zekerheid. We hebben hier herhaaldelijk ook gesproken over het ongewenst verklaren van mensen die frauderen in de Nederlandse sociale zekerheid en over het beperken van de export van kinderbijslag waar ook enorm veel mee gefraudeerd wordt. Dus ik hoop dat we op dat soort terreinen echt resultaten kunnen boeken, hoewel ik het allemaal nog wel moet zien.

Dan kom ik op de noodsituatie aan de oostgrens. Veel collega's hebben al gesproken over de situatie in Bulgarije. Ik kan mij zeer goed voorstellen dat gelet op de omstandigheden daar, men terughoudender wordt met het terugsturen, maar het hoofdprobleem is natuurlijk dat een EU-lidstaat zich op geen enkele manier wenst te houden of kan houden aan normen die we met elkaar redelijk vinden voor een fatsoenlijke opvang. Wanneer denkt de Staatssecretaris dat Bulgarije op dat punt het lek boven heeft? Is hij niet tevens van mening dat desnoods met dwang vanuit de Europese Commissie iets aan deze situatie moet gebeuren? Ik vind namelijk dat uiteindelijk daar de verantwoordelijkheid ligt en dat daar ook de problemen opgelost moeten worden.

Ik sluit mij verder aan bij de vragen die de heer Fritsma en de heer Azmani hebben gesteld over de CVM-rapportage over Roemenië en Bulgarije. Het inhoudelijke oordeel van het kabinet over die rapportage en de aanpak van fraude en corruptie zal zeer bepalend zijn voor de opstelling wat betreft de Schengentoelating. Ik zeg erbij dat mijn fractie er niet veel fiducie in heeft dat op korte termijn die toelating een feit zal zijn, gelet op de bestendigheid van de aanpak.

Dan kom ik op de uitspraak van de heer Timmermans dat mensen die met de boot overkomen allemaal slechte dingen van plan zijn, zoals criminaliteit en terrorisme. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook of hij het eens is met die uitspraak en, zo ja, wat dit dan betekent voor het beleid. De vragen die de heer Fritsma opwerpt, zijn natuurlijk wel heel reëel. Hoe ga je om met de mensen die eenmaal op zee zijn en in een bepaalde gevaarlijke situatie terechtkomen? Je kunt dan natuurlijk niet tegen ze zeggen: we nemen op de koop toe de kans dat u verdrinkt en omkomt. Dat is een aanpak die wij zeker niet voorstaan, maar je kunt natuurlijk wel proberen te voorkomen dát die boten van wal steken. In dat kader heb ik de vraag waarom de discussie met Turkije over de visumliberalisatie wel wordt aangegrepen om asielzoekers terug te nemen maar bijvoorbeeld niet om boten die vanuit Turkije van wal steken scherper te controleren teneinde te voorkomen dat op die illegale manier immigratie wordt bevorderd. Is dat ook een voorwaarde die in de discussie kan worden gebracht?

De heer Fritsma (PVV): Ik heb een vraag over de bewaking van de buitengrenzen. Natuurlijk wil niemand dat mensen in gevaar worden gebracht en natuurlijk wil iedereen dat de problemen aan het begin worden opgelost, namelijk door te voorkomen dat die mensen in die boten stappen. Aannemende dat de huidige werkwijze is dat elke boot die gezien wordt door Frontex naar Europese havens worden geleid, is mijn vraag of de heer Van Hijum het met mij eens is dat dit niet de bedoeling kan zijn omdat dan juist aangetoond wordt dat het loont om in die boten te stappen en dat mensensmokkelaars succes hebben met hun operaties om zo veel mogelijk mensen naar Europa te krijgen.

De heer Van Hijum (CDA): Ik zie dat dilemma ook. Ik ben het ook met de heer Fritsma eens dat het niet gewenst is dat we dat aanmoedigen en dat je die ruimte creëert. Tegelijkertijd kan ik mij heel goed voorstellen dat wanneer de bemanning van zo'n kustwachtboot op een gegeven moment zo'n bootje dat uitpuilt van de mensen, tegenkomt zal denken: als ik die mensen terugstuur veroorzaak ik mede een humanitair drama en dat mag ik niet laten gebeuren. Dat is het spanningsveld waar je dan mee te maken hebt. Ik ben het met de heer Fritsma eens dat het uiteindelijk natuurlijk niet de oplossing kan zijn om iedereen dan maar binnen te halen. Je zult met de landen waarvanaf de afvaarten plaatsvinden, dus Noord-Afrika en Turkije, afspraken moeten maken om dat zo veel mogelijk te beperken.

Ik kom op het Europees staatsburgerschap. Er is sprake van een selectief beperkend immigratiebeleid in Europa maar tegelijkertijd kun je aan de achterdeur je paspoort kopen in steeds meer landen. Mevrouw Gesthuizen heeft er net als mijn fractie al herhaaldelijk op gewezen. Het is naar onze mening toch echt ongewenst dat iedere lidstaat op een totaal verschillende manier de toegang tot de Europese Unie invult. Is de Staatssecretaris bereid dit probleem op de Europese agenda te zetten om te kijken of er wat meer eenheid in kan komen? Wat ons betreft zouden er ook hogere drempels moeten komen, want de kans dat die route wordt gebruikt om paspoorten te kopen en om geld wit te wassen is natuurlijk ook reëel.

De heer Azmani (VVD): Pleit het CDA voor harmonisatie van het toelatingsbeleid op reguliere gronden in Europa? Wil het toe naar één migratiesysteem?

De heer Van Hijum (CDA): Ten aanzien van kennismigranten voeren wij een beleid dat erop gericht is om kennis, innovatie en talent aan ons te binden. Ik zie dat deze regels over het onder financiële voorwaarden verstrekken van paspoorten of het aanschaffen van onroerend goed, geen enkele relatie hebben met die doelstelling van het realiseren van een hoogwaardige kenniseconomie. Ik zie dat landen dat op hun eigen manier invullen. Wat we proberen aan de voorkant te regelen, namelijk een restrictief toelatingsbeleid, wordt aan de achterdeur weggegeven doordat iedere lidstaat zijn eigen voorwaarden stelt ten aanzien van toegang tot die lidstaat. Dat vind ik niet gewenst. Ik denk dat het voor de hand ligt om daar scherpere eisen aan te stellen. We gaan met elkaar toch de richting op van een meer Europees migratiebeleid. Dit zou daarvan een onderdeel moeten zijn.

De heer Azmani (VVD): Ik hoor het CDA dan toch zeggen dat we de richting opgaan van een meer Europees migratiebeleid. Dat betekent dus dat het niet meer aan de lidstaten is om te bepalen wat het niveau van de kennismigrant zou moeten zijn of welke kwalificaties meegegeven zouden moeten worden aan arbeid in loondienst en aan gezinshereniging. Ik proef uit uw woorden dat het CDA eigenlijk toewil naar één Europees beleid op dit punt. Welnu, de VVD is daar tegen.

De heer Van Hijum (CDA): Dat mag de heer Azmani dan wel eens vastleggen in een motie, want volgens mij is deze Staatssecretaris hard bezig om het gemeenschappelijk Europees asielbeleid mede vorm te geven, voor zover ik weet ook gesteund door de VVD. Het gaat mij in dit geval om een heel ongewenste praktijk, namelijk dat lidstaten op basis van eigen afwegingen de achterdeur voor immigranten uit allerlei andere landen wijd openzetten. Dan moet de heer Azmani mij maar eens uitleggen waarom hij dat een verdedigbare praktijk vindt.

De heer Azmani (VVD): Wat betreft de toelatingsgrond moet je een onderscheid maken tussen een verblijfsvergunning en het verkrijgen van een paspoort. Wat Malta doet is dat laatste en dat heeft natuurlijk ook effecten voor Nederland. Het feit dat er in een lidstaat een bepaalde toelatingsgrond is ten aanzien van een reguliere verblijfsvergunning maakt nog niet dat zo iemand in Nederland zou kunnen werken, een uitkering zou kunnen krijgen et cetera. Dus die remmen moeten er wat de VVD betreft op blijven zitten. Ik meen dan ook dat heer Van Hijum een onderscheid zou moeten maken tussen enerzijds het asielbeleid en de harmonisatie op dat punt waar Nederland ook een belang heeft en anderzijds het reguliere beleid waarbij wij als lidstaat zelf moeten kunnen bepalen wie we hier zouden willen toelaten.

De heer Van Hijum (CDA): Volgens mij slaat de heer Azmani de plank volledig mis. Als een immigrant een Europees paspoort krijgt in een van de lidstaten dan kan deze overal in de Europese Unie wonen en werken. Dat is de achterdeur die de heer Azmani kennelijk prima vindt, terwijl we aan de voorkant juist proberen een en ander te reguleren. Dat slaat toch nergens op, met alle respect?

De voorzitter: Ik denk dat u daar in de tweede termijn wellicht nog even op terug kunt komen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik heb een lijstje met wat gegevens die ik zo meteen gedeeltelijk zal delen met de collega's zodat we iets meer weten over hoe het zit met paspoorten en verblijfsvergunningen en hoe landen daarmee omgaan. Het is ook mijn eerste punt dat ik aan de orde wil stellen, namelijk de verkoop van vergunningen of liever gezegd de uitverkoop van Nederland en misschien wel Europa en het contrast dat hiermee steeds duidelijker wordt. Ik sluit mij dan ook van harte aan bij de woorden van mevrouw Berndsen van de D66-fractie. Lidstaten als Nederland lijken mensen in een noodsituatie, zoals in Syrië, minder belangrijk te vinden dan mensen met een hele zak met geld. Ik vind dat je reinste klassenjustitie en dat vind ik ook het ergste aan dit hele vraagstuk. Ik vraag mij niet alleen af of Nederland de screening van investeerders op orde heeft maar ook of andere landen die op orde hebben, want datgene wat de heer Van Hijum zegt klopt: overal gelden andere regels. Zo zijn er overheden waar nog steeds problemen spelen rond corruptie. Ik noem bijvoorbeeld Griekenland en Malta. Wie zegt ons dat straks criminelen geen ticket tot Europa kunnen krijgen met hun oneerlijk verdiende geld? Onderzoek heeft uitgewezen dat Cyprus, Oostenrijk en Montenegro steken hebben laten vallen bij de controle op criminelen, met name door corrupte overheden en politici. Niet voor niets heb ik voor het reces gevraagd om een overzicht van elk Schengenland waar een buitenlandse investeerder een verblijfsvergunning kan krijgen. We wisten namelijk vrijwel niets over de eisen en voorwaarden die andere landen aan zulke investeerders stellen, bijvoorbeeld of iemand een visum of een paspoort krijgt, of dat voor bepaalde of onbepaalde tijd is en of en hoe onderzoek wordt gedaan naar witwaspraktijken dan wel naar de mogelijke criminele antecedenten van de investeerder. Ik heb dat overzicht nog niet mogen ontvangen van de Staatssecretaris, maar ik ben intussen wel wat meer op de hoogte. Ik weet dat in Cyprus, Malta en Oostenrijk een paspoort te koop is en dat het bedrag waarvoor je dat krijgt varieert van € 300.000 tot 2 miljoen euro. Verblijfsvergunningen kun je kopen in België, Bulgarije, Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Monaco, Nederland, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje en het Verenigd Koninkrijk en de prijzen variëren in dit lijstje – een aantal landen noemt geen bedrag – van € 65.000 in Estland tot 10 miljoen pond in Groot-Brittannië en 10 miljoen euro in Frankrijk. Ik vind dat schokkend. Ik deel de mening van de heer Van Hijum dat het niet wenselijk is dat dit allemaal zo ver uit elkaar loopt, maar ik vind het überhaupt een onwenselijke situatie omdat het neerkomt op klassenjustitie Ik wil niet in zo'n wereld leven. Ik verbaas mij er echt enorm over dat er maar zo weinig politiek geluid is waaruit blijkt dat men zich zorgen maakt over deze ontwikkeling, namelijk dat je in alle landen in de wereld welkom bent als je maar genoeg geld hebt en dat wanneer je arm bent, ze je laten stikken. Ik schrik daar echt enorm van. Ik verneem graag de reactie van de staatsecretaris op mijn inbreng op dit punt. Ik kan mij voorstellen dat hij zelf nog met nadere informatie zal komen richting de Kamer, zoals hij heeft toegezegd. Ik ga zelf in ieder geval ook nog verder op onderzoek uit. Er zijn genoeg bureaus die wat meer kunnen vertellen over welke voorwaarden landen verbinden aan de verblijfsvergunning of het paspoort.

De heer Azmani (VVD): Geldt dat wat betreft de SP ook voor kennismigranten, dus dat het ook verwerpelijk zou zijn in het geval iemands IQ hoger is?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Met Minister Leers heb ik daarover de nodige appeltjes geschild. Ik vind heel erg schrijnend om te zien, zelfs tot en met het uitnodigen van vluchtelingen aan toe, hoe selectief en hoezeer gericht landen kunnen zijn op hun eigen belang als het gaat om het opnemen van vreemdelingen. We weten allemaal dat er in vluchtelingenkampen wordt geshopt om te kijken waar de brains zitten en welke mensen technisch goed zijn opgeleid en dus een aanvulling voor de eigen economie kunnen zijn. Daar zit iets heel pervers in. Dat er aan de andere kant heel veel waarde zit in het uitwisselen van kennismigranten, erken ik. Het zou ook heel erg mooi zijn als dat gelijk op zou gaan, maar mijn ervaring is wel dat we heel veel voorbeelden hebben gezien waarbij artsen vanuit een bepaald land in de EU aan de slag gaan terwijl dat land zelf daardoor zonder artsen komt te zitten, waarbij er dus geen sprake is van reciprociteit. Ik vind dat iets heel pervers hebben.

De voorzitter: Bent u tevens aan het eind van uw inbreng gekomen?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Nee.

De voorzitter: Dan vraag ik u om af te ronden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Als ik al moet afronden, kan ik nog maar enkele opmerkingen maken en die gaan over Syrië. Ik heb het echt gehad met het afschuiven van de verantwoordelijkheid door de PvdA-fractie, zowel wat betreft de strategie van de woordvoerder die geen duidelijkheid geeft over waar de PvdA-fractie en de partij zelf nu eigenlijk voor staan als ook wat betreft het principiële punt; is de PvdA nog wel de partij van Hans Spekman die hierover op emotionele wijze kon debatteren of laat zij zich gijzelen door die verschrikkelijke visie op migratie van de VVD? Op initiatief van de SP ligt er namens deze commissie inmiddels een brief bij Eurocommissaris Malmström met de vraag naar de rol van de Europese Commissie bij de eventuele coördinatie van de hervestiging van Syrische vluchtelingen. In het verslag van de afgelopen JBZ-Raad lees ik gelukkig dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat hervestiging heel belangrijk is. Dat is stap één, maar kan de Staatssecretaris aangeven welke concrete stappen hierop zullen gaan volgen? In hoeverre wordt er eigenlijk gesproken over de manier waarop we samen met alle andere Europese landen het beste gehoor kunnen geven aan de vele noodkreten van de UNHCR? Het behoeft volgens mij geen toelichting dat ik mij blijvend grote zorgen maak over Syrië en dat ik vind dat Nederland wat betreft de hervestiging tot dusverre onvoldoende zijn best heeft gedaan.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 12.55 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank aan de leden voor het feit dat we nu kunnen overleggen over dit belangrijke onderwerp. Ik heb gemerkt dat alle leden van de commissie met hernieuwde energie uit het reces zijn gekomen, dus dat stemt tevreden. Die energie heb ik zelf overigens ook, dus dat betekent dat we weer heel intensief met elkaar van gedachten kunnen wisselen.

Er zijn heel veel onderwerpen door de leden aangekaart die in ieder geval niet worden besproken op de komende Informele Raad. Er wordt wel gesproken over terrorisme en grensbewaking, een onderwerp dat door het Grieks voorzitterschap is geagendeerd. Overigens wat we daaronder specifiek moeten vatten, is noch de Minister noch mijzelf geheel duidelijk. Dus ook de Minister en ik verkeren nog in onzekerheid over wie de bespreking van dit onderwerp gaat bijwonen, maar dit even terzijde, want dat is een kwestie van interne taakverdeling binnen het kabinet. We hebben dus geen idee wat het Grieks voorzitterschap hierover wil gaan zeggen. De agenda is buitengewoon marginaal.

Wel staat op de agenda de situatie in Bulgarije rondom de opvang en alles wat daarmee samenhangt. Het schijnt dat de CVM-rapportages een kwartier geleden op het internet zijn verschenen. Ik heb er nog geen kennis van kunnen nemen, maar het kabinet gaat die CVM-rapportages lezen en beoordelen en zal op basis daarvan met een kabinetsreactie richting de Kamer komen. Ik verwacht overigens dat er sowieso geen besluitvorming hierover op de JBZ-Raad van morgen en overmorgen zal plaatsvinden. Bovendien verwacht ik niet dat op de JBZ-Raad van 5 maart besluitvorming zal plaatsvinden over Bulgarije en Roemenië.

Ik dank mevrouw Maij voor de stukken en de brieven die zij mij heeft overhandigd; sommige ervan had ik nog niet in mijn bezit, zodat ik nu een wat completer beeld kan krijgen. Het standpunt van het kabinet is dat in eerste instantie opvang in de regio dient plaats te vinden. Wij denken dat het heel belangrijk is dat die opvang in de regio goed gebeurt. Tot nu toe is door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in totaal 74 miljoen euro ter beschikking gesteld voor opvang in de regio. Daarnaast is hervestiging een optie, waarvoor mevrouw Gesthuizen terecht aandacht heeft gevraagd. Bovendien is er het opbouwprogramma voor de regio dat Nederland ook steunt. Mevrouw Maij heeft bij herhaling gevraagd om de mogelijkheid te onderzoeken van familiehereniging met Syriërs die al in Nederland wonen. Dat is een onderwerp dat zeker de aandacht heeft, maar het is niet het uitgangspunt van het kabinet. Ik zal zelf aanstaand weekend Jordanië bezoeken en ook het daar gelegen kamp; ik reis vanuit Athene door naar Jordanië om zelf de situatie in het kamp aldaar in ogenschouw te nemen. Als er een oplossing moet worden gezocht en als er moet worden gekeken naar het lenigen van menselijke nood, moet dat binnen de beleidsuitgangspunten van het kabinet gebeuren. Dan moet dat gebeuren door ofwel de regionale opvang te versterken, wat we dus ook al hebben gedaan, ook in geldelijke zin; het bedrag is aanzienlijk toegenomen ten opzichte van dat waarvan sprake was toen we de vorige keer hierover hebben vergaderd. Ofwel moet dat gebeuren langs het instrument van de hervestiging, omdat dat met name bij uitstek mogelijkheden schept om mensen te horen en om goed te kijken naar hun geschiedenis, zodat we binnen de grenzen van Nederland geen mensen krijgen die een verleden hebben op het terrein van 1F. Ik roep in herinnering dat we dat met Afghanistan, Irak en Rwanda niet altijd hebben gedaan. Daar zijn wat mij betreft de ervaringen dan ook buitengewoon slecht mee.

De heer Fritsma (PVV): De Staatssecretaris doet al mee aan die hervestigingsprogramma's voor Syriërs. De PVV is daar natuurlijk ongelukkig mee, omdat de opvang in de regio plaats moet vinden, maar nu geeft de Staatssecretaris aan dat dit instrument van hervestiging nog steeds relevant is. Zegt hij nu dat in het kader van die hervestiging meer mensen zullen worden toegelaten dan tot nu toe is afgesproken, te weten 250? Gaat het kabinet meer Syriërs toelaten in het kader van hervestigingsprogramma's?

Staatssecretaris Teeven: Op dit moment worden er al Syriërs toegelaten in het kader van het hervestigingsprogramma. We hebben dat al met de Kamer gedeeld. Binnen het totaalaantal van 500 hervestigingen op jaarbasis zijn er 250 plaatsen voor Syriërs. Daarnaast refereer ik aan de aangenomen motie-Voordewind met betrekking tot het toelaten van 250 Syriërs extra. Daarvan heb ik al gezegd dat we eerst kijken hoe we met hervestigingsmissies binnen het bestaande aantal van 500 die 250 plaatsen voor Syriërs kunnen realiseren en dat pas daarna de uitvoering van de motie-Voordewind in beeld komt. Daar zal ik de Kamer in de loop van 2014 over berichten.

Mevrouw Maij heeft tijdens het vorige AO gevraagd naar andere mogelijkheden, zoals in het kader van humanitaire actieprogramma's, om hereniging te laten plaatsvinden tussen Syriërs die hier al wonen en hun familieleden die nog in Syrië verblijven. Ik heb al aangegeven dat ik het instrument van hervestiging een begaanbare weg vind, maar dan niet op de wijze waarop Duitsland en Oostenrijk daaraan invulling geven, omdat we dan niet in staat zijn om ook de achtergronden van mensen op een juiste wijze te toetsen.

Mevrouw Maij (PvdA): Dank voor de beantwoording op dit punt. Zegt de Staatssecretaris nu dat in het kader van bijvoorbeeld concrete verzoeken, zoals hij die zelf heeft ontvangen en waarvan hij er een aantal via mij heeft gekregen, hij zal kijken of het instrument hervestiging daarop kan worden losgelaten?

Staatssecretaris Teeven: Het zal buitengewoon ingewikkeld zijn om tijdens hervestigingsmissies het verband te leggen tussen enerzijds mensen die zich in kampen bevinden in bijvoorbeeld Jordanië of Libanon, en anderzijds hun familieleden in Nederland hebben. Het zal dus ingewikkeld zijn maar niet onmogelijk. Er zullen ongetwijfeld voorbeelden zijn van mensen die al familieleden in Nederland hebben en in een kamp buiten de grenzen van Syrië verblijven. Als dat mogelijk is, zou het de voorkeur verdienen om in het kader van hervestigingsmissies te bezien of die combinatie gemaakt kan worden, maar ik denk niet dat dit in alle gevallen zal lukken. Er zullen ook situaties zijn waarin dat niet kan en er zullen ook mensen zijn die hun familieleden in Syrië op een andere wijze willen laten overkomen. Het gebeurt nu ook al dat mensen asiel aanvragen en tevens familie in Nederland hebben. Daar zijn we op dit moment ook ruimhartig in; dat is ook het beleid van de Nederlandse regering. Nagenoeg alle asielaanvragen die zijn gedaan, hebben we ook ingewilligd. Er zijn bijna geen weigeringen op dit moment. Dus ik zoek naar mogelijkheden om hetzij via asiel hetzij via hervestiging de combinatie te maken met de brieven die mevrouw Maij mij heeft overhandigd.

Mevrouw Maij (PvdA): Kan de Staatssecretaris ons over enige tijd informeren over wat hij met deze specifieke gevallen gedaan heeft?

Staatssecretaris Teeven: Dat is prima. Ik zal dat zeker doen. Ik vind dat een gerechtvaardigd verzoek. Het is ook niet een uitputtende lijst van brieven; het is een overzichtelijke lijst.

De voorzitter: Laten we er dan ook maar meteen een datum aan verbinden.

Staatssecretaris Teeven: Nee, dat vind ik wat ingewikkeld, voorzitter, want het heeft ook te maken met wat je doet tijdens hervestigingsmissies. Dus hier hang ik geen datum aan.

De voorzitter: Als de commissie daarmee akkoord is, hebt u mij bij dezen overruled. Gaat u verder.

Staatssecretaris Teeven: De situatie in Bulgarije staat concreet op de agenda. Vanwege de hoge druk van illegale migratie is het Frontex die de gezamenlijke operaties coördineert in Bulgarije. Door Frontex wordt ook personeel en materieel ingezet. Die zijn afkomstig van diverse lidstaten, Nederland en Zweden voorop. Ik heb de commissie de vorige keer daarover ook geïnformeerd en het is ook terug te vinden in de verslaglegging van de laatste JBZ-Raad dat de Zweedse Minister en ik het aanbod hebben gedaan om te assisteren.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst levert tolken die de Bulgaarse overheid bijstaan in de communicatie met migranten als er een asielprocedure wordt begonnen in Bulgarije of in de opvangcentra. De Bulgaarse overheid heeft samen met EASO een operationeel plan ondertekend. Daarin is uitgewerkt hoe EASO Bulgarije gaat ondersteunen. Dan moet men denken aan de registratie van asielzoekers, het geven van trainingen aan nieuw personeel, het samenstellen van informatie over herkomstlanden, het aanvragen en beheren van EU-fondsen – dat is ook vrij ingewikkeld geweest – en het opbouwen van een flexibel opvangsysteem dat voldoet aan de Unienormen. Dat laatste is een belangrijk punt, zoals blijkt uit de bijdragen. Ondersteuning vindt op dit moment plaats via de inzet in Bulgarije van zogenaamde asielondersteuningsteams. Daarin zitten experts uit EU-landen. Nederland heeft ook een aantal experts aangeboden. Ngo's en de UNHCR bieden ook ondersteuning. De vertegenwoordiger van de UNHCR in Bulgarije heeft de media laten weten dat de eerste verbeteringen in de opvangvoorzieningen zichtbaar zijn. Dit is een agendapunt dat morgen uitgebreid aan de orde zal komen. Ik zal de Bulgaarse collega vragen naar de vorderingen. Ik zal vragen waaraan tekort is en waaraan behoefte is. Ik ga ervan uit dat de collega's uit andere lidstaten hetzelfde zullen doen. Wij hebben er allemaal belang bij om de Bulgaarse overheid te versterken.

Op 2 januari heeft de UNHCR een rapport uitgebracht over de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Bulgarije. De opvangvoorzieningen staan stevig onder druk. Naar mijn opvatting kun je op dit moment nog niet zeggen dat de overdracht aan Bulgarije in alle gevallen per definitie in strijd is met artikel 3 van de Dublinverordening. Wel is de opvangsituatie nog steeds heel kwetsbaar. De zorgen die bestaan bij de commissieleden, deel ik. Dat geldt ook voor de andere lidstaten. Eigenlijk doe ik nog steeds hetzelfde als wat ik heb toegezegd in het algemeen overleg van 4 december, namelijk dat ik ruimhartig omga met de soevereiniteitsclausule als de individuele omstandigheden van vreemdelingen daartoe aanleiding geven. Er is gevraagd naar cijfers. Ik kan wat cijfers noemen. Eén vreemdeling is door ons overgedragen aan Bulgarije. Op dit moment hebben wij dertien zaken die op zich claimwaardig zijn, maar die ik nog niet heb geclaimd aangezien wij ons nog beraden over de vraag of wij deze zaken zelf moeten houden of niet. In twee concrete gevallen hebben wij de zaak aan onszelf gehouden en hebben wij niet geclaimd, alhoewel dat wel had gekund.

De heer Van Hijum heeft gevraagd wanneer Bulgarije de zaken concreet op orde heeft. Zelf kon hij de vraag niet beantwoorden en ik ben bang dat ik hem ook niet kan beantwoorden. Ik hoop daarover iets meer te kunnen meedelen in de verslaglegging van de Informele JBZ-Raad. Ik begrijp dat de commissie van plan is om zelf de situatie in Bulgarije te bezien. De vertegenwoordiger van de UNHCR zegt dat de eerste verbeteringen zichtbaar zijn. Zo is er extra personeel aangenomen. Er zijn meer opvangplekken gecreëerd en ook de voorzieningen zijn beter. Maar nogmaals, de situatie geeft onverminderd reden tot zorg. Op 1 april zal de UNHCR de situatie opnieuw beoordelen. Dan krijgen wij een nieuw rapport.

In de Informele Raad zal een aantal landen, waaronder Nederland, de Commissie en de EASO vragen om de situatie op korte termijn te beschrijven en een duidelijke prioritering aan te brengen in de noodzakelijke verbeteringen. Dan weten de lidstaten waaraan concreet behoefte is: aan welk gespecialiseerd personeel en aan welke middelen. Is er behoefte aan trainingen? Dan kunnen de lidstaten ook een taakverdeling maken.

De heer Van Hijum (CDA): Als harmonisatie op Europees niveau ergens goed voor is, dan wel voor zaken op dit terrein. Je kunt lidstaten dan aanspreken op de kwaliteit, waarvan iedereen vindt dat daaraan minimaal moet worden voldaan, ook om te voorkomen dat er tussen landen geschoven wordt. Is er geen juridische manier om Bulgarije aan te spreken op het ontbreken van deze minimale kwaliteit? Ik dacht dat de verordeningen minimale kwaliteitseisen voorschrijven.

Staatssecretaris Teeven: Die zijn er wel. De Commissie kan een inbreukprocedure starten om Bulgarije aan te spreken op het feit dat het niet voldoet aan de opvangrichtlijn. Wij kunnen daarop worden aangesproken, dus Bulgarije ook. De Commissie heeft dat tot op heden niet gedaan. Sinds begin december is het alle hens aan dek. We moeten deze lidstaat op zo'n niveau brengen dat de opvang goed is geregeld en ook voldoet aan de richtlijn. Er zijn echter wel degelijk mogelijkheden voor de Commissie om een inbreukprocedure te starten tegen Bulgarije, dat klopt.

De heer Van Hijum (CDA): Dan is de vervolgvraag wanneer voor de Staatssecretaris het moment is aangebroken – hij kan het instrument niet zelf in stelling brengen – om actie te ondernemen.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb ervoor gekozen om in eerste instantie mee te gaan in het voorstel en de oproep van de Commissie om de situatie in Bulgarije te versterken, dus om mensen en middelen ter beschikking te stellen. Op 1 april brengt de UNHCR opnieuw rapport uit. Dan zullen wij bezien of wij op een andere wijze moeten reageren ten opzichte van Bulgarije. Dit zijn de stappen die ik op dit moment voorsta.

Mevrouw Maij stond stil bij het verslag van de vorige JBZ-Raad en de verslaglegging over de werkzaamheden van de taskforce voor de Middellandse Zee, de «Lampedusa-taskforce». De taskforce doet nog wel iets meer. Op dit moment geeft men invulling aan 38 operationele acties op het gebied van regionale bescherming, de bestrijding van mensenhandel en -smokkel en de versterking van de grensbewaking. Met het alleen halen van mensen uit zee zijn wij er niet. Straks kom ik nog op het vermeende misverstand tussen mij en de Minister van Buitenlandse Zaken waar de heer Fritsma naar verwees. Wij moeten ook het rechtssysteem versterken. Tijdens het AO van 4 december hebben wij hierover van gedachten gewisseld met elkaar. Ik heb toen gezegd dat er in Tunesië en Egypte wordt gesproken over het opzetten van regionale beschermingsprogramma's. De controle op de afvaarten vanuit deze landen naar Europa kunnen wij intensiveren. Er zijn ook EMPACT-projecten op dit terrein. Dat zijn belangrijke instrumenten. Voor 2014 zijn er concrete plannen benoemd om mensenhandel en -smokkel tegen te gaan. De situatie in Libië en de Libische rechtsstaat is niet verbeterd ten opzichte van 4 december. U leest ook allemaal de krant. Wij krijgen ook berichten van Buitenlandse Zaken. Het is op dit moment een buitengewoon kwetsbaar land. De centrale regering in Tripoli heeft niet het gezag over de hele kuststrook en ook niet altijd over de rest van het land. Het blijft dus een kwetsbaar land.

Ik kom op de uitlatingen. Wat is waar? Waar is dat je mensen die je uit zee redt, terugbrengt naar een haven. Dat kan de haven van vertrek zijn, maar dat kan ook een Europese haven zijn. In ieder geval is het een haven waar deze mensen veilig zijn. Je stuurt ze niet terug om ze alsnog te laten verdrinken. Het kan een Noord-Afrikaanse haven zijn, maar als dat onmogelijk is, worden de vluchtelingen uiteraard naar een Europese haven gebracht. Dat heb ik ook tijdens het AO van 4 december gezegd en bedoeld te zeggen. Ik ken de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken niet exact. Ik zal bekijken of er discrepantie bestaat tussen wat hij hierover heeft gezegd of zou hebben gezegd en wat ik erover heb gezegd. Dit is de uitleg die het kabinet eraan geeft, precies zoals ik het nu zeg.

De heer Fritsma (PVV): De Staatssecretaris probeerde tijdens het vorige AO de vraag ook al te vernauwen tot drenkelingen. Dat bedoel ik dus niet, zoals ik de vorige keer ook duidelijk heb gezegd. Ik heb gevraagd: wat gebeurt er als Frontex een boot met vluchtelingen ziet, wordt de boot dan teruggebracht naar de haven van herkomst of niet? Ik constateer een grote tegenstrijdigheid tussen wat de Minister van Buitenlandse Zaken zegt en wat de Staatssecretaris zegt. De vorige keer heeft de Staatssecretaris gezegd: ze worden in Europa aan wal gebracht. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft letterlijk gezegd – ik heb het citaat voor mij en ik wil het graag herhalen ...

De voorzitter: Laten wij dat dan maar even doen.

De heer Fritsma (PVV): «Dat is het hele plan van Frontex natuurlijk, namelijk voorkomen dat die bootjes in Europa aan wal gaan en voorkomen dat mensen verdrinken in een poging Europa te bereiken. Het is de bedoeling dat doordat ze vroegtijdig worden ontdekt, ze teruggebracht worden naar waar ze vandaan komen.» In hetzelfde AO zegt hij dat hoe eerder je op de Middellandse Zee kunt patrouilleren en ervoor kunt zorgen dat bootjes op tijd worden ontdekt, hoe sneller ze kunnen worden teruggebracht naar waar ze vandaan komen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft herhaaldelijk gezegd dat door Frontex gedetecteerde boten worden teruggebracht naar de Noord-Afrikaanse havens van vertrek. Dat is iets anders dan wat de Staatssecretaris nu zegt en ook de vorige keer heeft gezegd. De simpele vraag is: wie heeft gelijk? Wat gebeurt er nu feitelijk met deze boten? Wat zijn de afspraken, wat is de realiteit?

De voorzitter: U citeerde de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens een algemeen overleg. Van welke datum?

De heer Fritsma (PVV): 17 oktober jongstleden. De citaten komen uit het verslag van dat AO, dat over de Europese Raad en de Raad Algemene Zaken ging.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat er geen sprake is van discrepantie maar dat wij allebei gelijk hebben. Precies zoals de Minister van Buitenlandse Zaken zegt, probeer je mensen die uit zee worden gevist in veiligheid te brengen en terug te brengen naar de havens van herkomst. Dat proberen wij met betrekking tot Turkije, Tunesië, Libië en Egypte. Met betrekking tot Libië en Turkije kan ik opmerken dat deze landen niet accepteren dat schepen onder begeleiding van Frontex terugvaren naar Turkije of Libië als Frontex niet kan aantonen dat de boten vertrokken zijn uit een haven in Libië of Turkije. Dat is de feitelijke situatie. Dat leidt er vervolgens toe – zo is het echt gegaan en dat is precies wat ik tijdens het overleg op 4 december heb gezegd – dat mensen naar een Europese haven worden gebracht. Wat de Minister van Buitenlandse Zaken zegt is echter ook waar. Naarmate je dichter op de territoriale wateren in Noord-Afrika patrouilleert, ben je sneller in staat om boten te onderscheppen en wellicht ook beter in staat om deze terug te brengen naar de haven van herkomst. De meeste vluchtelingen zijn feitelijk afgezet in een Europese haven, en niet in de Noord-Afrikaanse haven van herkomst. Ik zie de discrepantie dan ook niet. Ik denk dat wij allebei gelijk hebben. Ik heb de feitelijke situatie beschreven in het AO van 4 december, zoals die mij toen bekend was. Het zou wenselijk zijn als mensen worden teruggebracht naar de havens van herkomst, maar feit is dat dit bijna nooit gebeurt.

De heer Fritsma (PVV): Ik wil de Staatssecretaris even helpen. Bij mijn weten is er nog niet één boot met illegale migranten teruggebracht naar een Noord-Afrikaanse haven. Dat is de huidige situatie. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dus gewoon een onzinverhaal opgehangen. De Staatssecretaris zegt dat er helemaal geen licht zit tussen beide uitspraken. Ik wil hem wijzen op het feit dat de Europese Commissie in de onderliggende stukken over Frontex aangeeft dat het de bedoeling is dat mensen die worden opgepikt of worden waargenomen door een Frontex-schip, naar het land worden overgebracht waar het desbetreffende kustwacht- of marineschip vandaan komt. Dat is de huidige situatie. Als de Staatssecretaris gewoon erkent dat er tegenstrijdige informatie is verstrekt, dan komen wij een heel eind. Proberen de boel glad te strijken is volgens mij echter niet de voor de hand liggende weg.

Staatssecretaris Teeven: De heer Fritsma mag tegenstellingen zoeken die er niet zijn tussen de Minister van Buitenlandse Zaken en mij. Het uitgangspunt van het kabinet, van Europa en van Frontex is het terugsturen naar de haven van herkomst. Ik heb in het AO van 4 december gezegd – ik ben blij dat de heer Fritsma dit ook heeft gezien – dat mensen tot nu toe in Europese havens worden afgezet. Waarom? Een aantal landen wil absoluut bewijs hebben dat de bootjes zijn vertrokken vanuit bepaalde havens. Dat bewijs is er soms niet. De schepen die in Frontex-verband varen, kunnen dus niet naar Noord-Afrikaanse havens varen. Ik zie echt geen tegenstelling tussen onze uitspraken. Ik zou ook graag zien dat de boten worden teruggestuurd naar de havens van herkomst, maar de feitelijke situatie is dat Frontex deze mensen heel vaak afzet in Europese havens. Ik ben blij dat de heer Fritsma met mij constateert dat ik de commissie goed heb voorgelicht op 4 december. Ik heb niks gezegd wat niet klopt.

De voorzitter: Conclusies en kwalificaties komen in tweede termijn. Als u vragen hebt, kunt u ze nu stellen.

De heer Fritsma (PVV): Dan wacht ik tot de tweede termijn, maar ik wil nog wel vragen wat het kabinet precies doet en heeft gedaan om ervoor te zorgen dat Frontex geen veredelde loodsdienst is – nu is men dat klaarblijkelijk wel – maar ook echt iets doet aan grensbewaking. Op deze manier schiet het natuurlijk niet op, op deze manier winnen de mensensmokkelaars. Immers, iedereen die ze op hun boten zetten tussen Noord-Afrika en Europa, wordt naar Europa geleid. Dat is de rare situatie van dit moment. Erkent de Staatssecretaris dat dit raar is? Wat doet hij eraan om dit te veranderen? Mijn conclusie over die informatiekwestie bewaar ik wel voor de tweede termijn.

Staatssecretaris Teeven: Ik erken niet dat het raar is. De Minister-president heeft kort na de Lampedusa-bijeenkomst van regeringsleiders een extra schip toegezegd om te assisteren bij de werkzaamheden. Dichter patrouilleren op de territoriale wateren van Noord-Afrika is een lijn die het kabinet voorstaat. Nogmaals, ik zie echt geen discrepantie. De lijn die het kabinet en Frontex voorstaan, is helder. De uitvoering is buitengewoon ingewikkeld vanwege objectieve en feitelijke belemmeringen. Hierdoor kan het niet plaatsvinden zoals je dat het liefste wel zou willen.

De heer Van Hijum (CDA): De Staatssecretaris noemde ook Turkije als een van de landen die belemmeringen opwerpen. Biedt de terug- en overnameovereenkomst met Turkije in het kader van visumliberalisatie geen mogelijkheid om dit land te bewegen tot medewerking?

Staatssecretaris Teeven: Dat is een punt waarover voortdurend wordt overlegd met Eurocommissaris Malmström. Wij vragen om dit mee te nemen in de overeenkomsten tussen de Unie en Turkije. Een aantal landen, waaronder Nederland, dringt daar op aan. Men moet zich houden aan alle regels. Dat geldt ook voor het op volle zee onderscheppen en terugnemen van vluchtelingen die vanaf een Turkse haven zijn vertrokken naar de Unie.

De heer Van Hijum (CDA): Het antwoord klinkt een beetje als «het is wel een goed idee, maar ik weet niet of het goed is geregeld». Wil de Staatssecretaris nagaan of dit goed is geregeld en wat de mogelijkheden zijn?

Staatssecretaris Teeven: Het is wel goed geregeld en wij hebben er ook aandacht voor gevraagd. In de overeenkomst met Turkije over de visumliberalisatie staat het wel, maar de paragraaf waaraan de heer Van Hijum refereert, treedt over drie jaar in werking. Dat is de feitelijke situatie.

De heer Van Hijum (CDA): Is het niet mogelijk om dat nog wat te bespoedigen?

Staatssecretaris Teeven: Nee, wij hebben dat geprobeerd, maar het was niet mogelijk om het te bespoedigen, aangezien daarvoor geen meerderheid was in de Unie.

De heer Van Hijum (CDA): Een gemiste kans.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat wij blij moeten zijn dat het in de overeenkomst terecht is gekomen. Ik vond dat al een hele prestatie. De Eurocommissaris had daar in eerste instantie geen oren naar. Het is belangrijk dat dit wel is gerealiseerd. De prijs die wij daarvoor hebben betaald, is dat het wat langer duurt.

Mevrouw Maij heeft gevraagd naar de gezamenlijke behandeling van asielverzoeken. Nederland steunt het opzetten van een pilot joint processing en wacht het voorstel van de Europese Commissie af. Wij hebben daar geen overspannen verwachtingen van, zo moet ik eerlijk zeggen. Uit de pilot zal moeten blijken waar de problemen in de uitvoering zitten om echt tot een gezamenlijke afdoening van asielverzoeken te komen. Juist daarom kan de pilot misschien ook wel nuttig zijn. Hij kan immers een vervolgagenda opleveren voor alles wat daarna nog moet worden uitgewerkt om joint processing een stevige basis te geven. Nogmaals, onze verwachtingen zijn niet hoog gespannen, maar misschien is dat onterecht. Wij kunnen waarschijnlijk wel vervolgstappen zetten.

Mevrouw Maij vroeg naar de 50 miljoen voor de taskforce. Er gaat 30 miljoen naar Italië, specifiek voor Lampedusa, en er gaat 20 miljoen naar landen die op dit moment onder grote druk staan, zoals Griekenland, Malta en Spanje. Ook in Spanje zijn de problemen groot.

De heer Azmani vroeg naar de gemeenschappelijke inzet met betrekking tot Libië. In de reeds gaande EU-missie wordt de ontwikkeling van een grensbewakingssysteem gesteund. Ook geeft de Europese Unie steun voor het opzetten van een asiel- en migratiesysteem, voor zover de situatie dit toelaat. Een en ander hangt samen met de fragiliteit van de Libische staat. In hoeverre is de centrale regering in Tripoli in staat om de veiligheid te garanderen?

Mevrouw Maij (PvdA): Er wordt een EASO-pilot ingezet in verband met een gezamenlijke behandeling van asielverzoeken. Ik wil graag meer informatie hebben. Hoe ziet dat er precies uit? Welke landen doen mee? Waar gebeurt het? Op welke manier worden de verzoeken behandeld? Ik wil iets meer beeld en geluid.

Staatssecretaris Teeven: Het staat niet op de agenda van vandaag. Mevrouw Maij verrast mij dus wel. Zodra daarover duidelijkheid is, zal ik de Kamer informeren.

Mevrouw Maij (PvdA): Het staat in het verslag.

Staatssecretaris Teeven: Ja, dat begrijp ik. De vraag is wanneer het vastomlijnde plan er is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het is mij onvoldoende duidelijk wat de Staatssecretaris precies wil met Bulgarije. Ik herinner mij zijn toezegging om de Kamer op de hoogte te houden van uitzettingen door Bulgarije. Ik ga ervan uit dat die toezegging nog steeds geldt. Ik kan mij toch niet voorstellen dat de Staatssecretaris voor het overige op hetzelfde standpunt blijft dat hij een paar maanden geleden verkondigde in de Kamer. Er ligt nu immers een heel kritisch rapport.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb het net gezegd. Wij hebben dertien zaken aan ons gehouden. Die hebben wij niet geclaimd. In twee zaken hebben wij beslist dat wij ze in Nederland afdoen. Ik heb gezegd dat ik de situatie in Bulgarije zorgelijk vind. Naar aanleiding van concrete vragen van commissieleden heb ik gezegd dat wij daar ondersteuning bieden met mensen en materieel. Op 1 april brengt de UNHCR opnieuw rapport uit over Bulgarije. Morgen gaan wij tijdens de Informele JBZ-Raad spreken over de vraag wat prioriteit moet krijgen volgens Bulgarije: de ondersteuning bij asielprocedures of de invulling van opvangfaciliteiten. Ik denk dat ik het maximale heb gedaan. Op 1 april moeten wij op basis van de UNHCR-rapportage bezien wat dan de situatie is. Het laatste rapport is van 2 januari. Wij zetten er alles op in om de situatie in Bulgarije te verbeteren, samen met een aantal andere lidstaten.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Als dit betekent dat de beleidslijn van de Staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije niet is veranderd en ik dus niet zeker weet hoe er in diverse gevallen met mensen zal worden omgegaan en er sprake is van een beleidslijn waarvan ik niet weet of mensen daardoor in een situatie van willekeur terecht zullen komen, weet ik bij dezen al dat ik een hierover een VAO aanvraag.

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij zoekt mevrouw Gesthuizen naar een tegenstelling die er niet is. Mijn beleidslijn is sinds het afgelopen algemeen overleg van 4 december niet veranderd. Ik heb gezegd dat ik de soevereiniteitsclausule ruimhartig zal toepassen. Dat heb ik ook gedaan. Dertien zaken zijn nog niet uitgevoerd. Het komt ook voor dat asielzoekers erin slagen om zelfstandig onderdak te vinden in Bulgarije. Het inwilligingspercentage voor Syrische asielzoekers ligt hoog in Bulgarije. Je kunt niet zeggen dat de overdracht aan Bulgarije in alle gevallen in strijd is met artikel 3. Wij moeten echter wel voorzichtig zijn met betrekking tot Bulgarije. Dat is precies wat wij op dit moment doen.

Ik kom op de paspoorten die op allerlei plaatsen te koop zouden zijn. De Kamer heeft mij enige tijd geleden verzocht om na te gaan onder welke voorwaarden een paspoort of een verblijfsvergunning kan worden verkregen. Ik verwacht medio februari de volledige informatie te hebben. Dan zal ik een brief sturen aan de Kamer waarin ik een overzicht geef van de manier waarop je aan een paspoort of een verblijfsvergunning kunt komen in andere landen.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd of de koop van paspoorten ter sprake komt in de JBZ-Raad. Nee, dit punt is niet geagendeerd voor de JBZ-Raad. Het komt dus niet aan de orde. Enkele leden hebben specifiek gevraagd naar Malta. Eind februari reis ik naar Malta. Daar zal ik het onderwerp ter sprake brengen in het gesprek met mijn collega van Justitie. Ik zal goed meenemen wat de heer Van Hijum hierover heeft gezegd. Ik voel wel met hem mee, maar lidstaten – dat geldt ook voor Nederland – hebben natuurlijk wel enige vrijheid. Neem kennismigratie, waar de heer Azmani op wees, of economische investeringen in werkgelegenheid, waardoor de werkloosheid wordt teruggedrongen. Op deze migranten ziet de regeling vermogende vreemdelingen, die nu van kracht is. Waarom zou je het niet doen als mensen duurzame investeringen doen die ook gecheckt worden? Ik heb geen Kamermeerderheid horen zeggen dat ik dat niet zou moeten doen. De regeling is dan ook van kracht geworden.

Ik ben al uitgebreid ingegaan op immigranten die op zee worden opgepikt. Je moet altijd rekening houden met het verbod op push-back. De Europese jurisprudentie staat het terugduwen van vreemdelingen, de grens over, niet toe. Wellicht ten overvloede wijs ik de heer Fritsma erop dat er in de jurisprudentie voorbeelden zijn waarin wij zijn teruggefloten door de Europese hoogste rechter.

De heer Fritsma en de heer Azmani hebben gewezen op het feit dat terroristen per boot Europa binnen kunnen komen om vervolgens door te reizen. Wij doen er alles aan om terrorisme te bestrijden. Wij willen dan ook een goede check. Mensen die asiel aanvragen moeten wij goed horen. De IND moet de mogelijkheid hebben om de herkomst en de geschiedenis van asielzoekers na te gaan. Tijdens het algemeen overleg over 1F zal ongetwijfeld nog aan de orde komen dat het heel belangrijk is om zeker in het geval van regelingen waardoor grote groepen worden toegelaten, in staat te zijn om de geschiedenis van vluchtelingen te bekijken in de individuele sfeer. Het kabinet hecht daar wel aan. Anders krijgen wij over tien jaar soortgelijke problemen met Syriërs als wij nu hebben met Rwandezen, Afghanen en Irakezen. Dat moeten wij niet willen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De Staatssecretaris legt de zaak van de Minister van Buitenlandse Zaken wel heel snel naast zich neer. De heer Fritsma heeft een vraag gesteld, maar andere leden hebben ook een vraag gesteld. Die heeft te maken met de uitlatingen van de Minister van Buitenlandse Zaken over criminelen of terroristen in de bootjes. Ik heb gevraagd wat de toon van het kabinet in dezen is.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben het volstrekt met mevrouw Berndsen eens dat een vluchteling niet meteen een terrorist is. Dat is het standpunt van het kabinet. Wij vinden niet dat iedereen die in een bootje zit dat afkomstig is uit Noord-Afrika ogenblikkelijk terrorist is. Dat leek mij echter zo voor de hand liggend dat ik dacht dat ik dit niet meer hoefde uit te spreken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat is wat al te gemakkelijk. Het kabinet spreekt met één mond. Als de Minister van Buitenlandse Zaken terminologie gebruikt waarmee de Staatssecretaris het niet eens is, dan verwacht ik dat hij daarvan afstand neemt.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb die uitspraak van mijn collega niet voor mij liggen. Ik ga ervan uit dat de Minister van Buitenlandse Zaken niet heeft bedoeld dat iedereen die in een bootje zit dat afkomstig is uit Noord-Afrika – soms is men om een ongerechtvaardigde reden vluchteling – gelijkgesteld moet worden met iemand die Europa wil opblazen. Dat is mijns inziens niet de feitelijke situatie. Dat is ook niet het standpunt van het kabinet. Het standpunt van het kabinet is dat wij serieus moeten kijken naar mensen die vluchteling zijn, die recht hebben op onze bescherming. Wij moeten echter niet de ogen sluiten voor het feit dat er tussen vluchtelingen die hierheen komen, soms ook mensen zitten die wij achteraf gezien nooit hadden moeten binnenlaten. Je kunt niet direct zien of iemand een grote crimineel of terrorist is. In ieder geval moeten wij de situatie voorkomen dat mensen die in het herkomstland de mensenrechten hebben geschonden of misdrijven tegen de menselijkheid hebben gepleegd – ik noem Afghanistan, Irak en Rwanda – een verblijfsvergunning in Nederland krijgen en dat wij vijf of tien jaar later tot de conclusie moeten komen dat deze mensen betrokken zijn geweest bij mensenrechtenschendingen. Als ze dan al Nederlander zijn, krijg je ze het land niet meer uit. Die situatie wil het kabinet voorkomen in het geval van Syrië. Ik denk dat de Minister van Buitenlandse Zaken dat ook bedoelde. Je moet kritisch kijken naar de mensen die per boot in Europa arriveren, maar dat betekent niet dat iedereen die zijn leven probeert te redden of een beroep doet op het Vluchtelingenverdrag, een terrorist is. Dat heeft niemand gezegd. Het kabinet zal dat ook nooit voor zijn rekening nemen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dan trek ik toch maar de conclusie dat de Staatssecretaris het niet eens is met de Minister van Buitenlandse Zaken, die sprak over een schrikbarend hoog percentage.

Staatssecretaris Teeven: Op die bootjes kunnen altijd mensen zitten die je niet in je land of in Europa wilt hebben. De geschiedenis leert ons – kijk naar Afghanistan, Rwanda en Irak – dat mensen een verblijfsvergunning hebben gekregen in Nederland en ook Nederlander zijn geworden, hoewel wij, kabinet en commissie, dat nooit hadden moeten willen. In sommige gevallen gaat het om personen die zich schuldig hebben gemaakt aan grove mensenrechtenschendingen. Je zou deze mensen zo snel mogelijk het land uit willen hebben, maar soms zijn ze inmiddels Nederlander. Die situatie wil het kabinet niet. Wij zullen er alles aan doen om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gaat gebeuren met Syrië en andere landen waar vluchtelingen vandaan komen. Daar letten wij goed op. Welk model sta je dan voor in het geval van Syrië: een humanitair actieprogramma, zoals Duitsland dat heeft – daarbij kun je de achtergronden van mensen niet goed toetsen – of hervestiging? In dat laatste geval zijn diepgaandere interviews wel mogelijk. Ik sta de laatste optie voor, laat dat helder zijn.

De voorzitter: Ik vraag de Staatssecretaris om zijn betoog af te ronden.

Staatssecretaris Teeven: Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd wat ik heb gedaan met betrekking tot hervestiging. Ik denk dat ik hierover duidelijk ben geweest. Wij hebben een aantal stappen gezet. Als ik terug ben uit Jordanië, zullen wij bezien of wij vervolgstappen moeten zetten.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. Ik stel vast dat er behoefte is aan een tweede termijn.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor zijn toezegging om te kijken naar de brieven die ik hem heb gegeven en naar de brieven die hij zelf heeft ontvangen van Syriërs die familieleden hebben die in Syrië of in een van de buurlanden zijn achtergebleven.

De Staatssecretaris geeft aan dat hij zich voelt overvallen door mijn vraag over de taskforce. Ik heb gewoon de stukken doorgenomen die bij deze vergadering horen. Op de agenda staat toch echt een verslag van de JBZ-Raad waarin onder andere de pilot in het kader van een gezamenlijke behandeling van asielverzoeken wordt vermeld. Ik wacht de informatie van de Staatssecretaris af. Ik zou het wel prettig vinden om deze informatie te ontvangen voordat de pilot helemaal is afgerond. Dan weten wij ook waar het naartoe gaat. Ik stelde al wat specifiekere vragen. Waar vindt het plaats? Voor welke landen geldt het? Ik zou die informatie graag ontvangen om wat beter te kunnen beoordelen waar EASO, de Commissie en misschien ook de Staatssecretaris zelf naartoe willen met deze pilot.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Deze JBZ-Raad wordt belangrijk voor de positie van Bulgarije en de opvang van asielzoekers en vluchtelingen in Bulgarije. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris zich hiervoor in ieder geval wil inzetten. Wij zullen zien wat dat gaat opleveren. Ik heb het dan niet alleen over de inzet van de Staatssecretaris maar ook over überhaupt de discussie in de JBZ-Raad.

De Staatssecretaris heeft gezegd wat hij heeft gezegd over de uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken, maar ik wil wel aangeven dat mijn fractie een dergelijke toon van de zijde van het kabinet absoluut niet gepast vindt.

Kan de Staatssecretaris achteraf de Kamer informeren over de vraag wat zijn reis naar Malta heeft opgeleverd in verband met de verkoop van paspoorten?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Ik sta nog even stil bij de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken over de bedoeling van Frontex om asielzoekers die op zee worden aangetroffen tussen Afrika en Europa, terug te brengen naar Noord-Afrika. Die uitspraak is in strijd met de realiteit, dat is duidelijk. De Staatssecretaris heeft daarin gelijk. Ik ga nog even na of het ook in strijd is met het beleid van Frontex en de werkrichtlijnen van Frontex. Immers, als dat het geval is, dan spreekt de PVV-fractie de genoemde Minister hier natuurlijk nog flink op aan in de toekomst.

Het volgende punt betreft Bulgarije. Nederland stuurt geen asielzoekers terug naar Bulgarije, hoewel dat normaliter wel had gekund op basis van Dublinclaims. Ik heb hier geen vragen over, maar het bewijst dat een gemeenschappelijk asielbeleid, dat door vrijwel alle partijen is bepleit, gewoon niet werkt. De realiteit is dat landen als Bulgarije en Griekenland de zaak niet op orde hebben en dat Nederland daarvoor gewoon de rekening krijgt gepresenteerd. Het failliet van het Europees asielbeleid is hiermee aangetoond.

De Staatssecretaris houdt nadrukkelijk de mogelijkheid open om meer Syriërs naar Nederland te halen in het kader van hervestigingsprogramma's. De PVV-fractie hoopt dat dit niet gebeurt. Blijf inzetten op opvang in de regio.

Ten slotte het punt van de verkoop van verblijfsvergunningen en paspoorten. De PVV is daar op tegen. Wij willen hierover later graag verder van gedachten wisselen met het kabinet.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden. Daaruit maak ik onder andere op dat het CVM-rapport over Roemenië en Bulgarije niet aan de orde zal komen tijdens de eerstkomende Raad en waarschijnlijk ook niet in maart. Ik ga ervan uit dat wij eerst de kabinetsappreciatie krijgen alvorens er besluitvorming plaatsvindt en dat in die zin de inzet van Nederland vooraf bekend is.

Wat Bulgarije betreft moeten wij de voortgangsrapportage in april afwachten. Ik hoop wel dat de Staatssecretaris – daar ga ik ook wel van uit – zijn ambtsgenoot in Bulgarije oproept om maximaal in te zetten en eventuele hulpvragen kenbaar te maken, opdat dit proces niet jaren hoeft te duren. Je mag dossiers niet aan elkaar koppelen, maar een land dat wil toetreden tot Schengen, moet de opvang van asielzoekers wel op orde hebben.

Ik kom op de taskorce Middellandse Zee. Het blijft misschien een herhaling van zetten: oorzaakbestrijding in plaats van symptoombestrijding. De inzet moet erop gericht zijn om de buitengrenzen, met name de grenzen bij Noord-Afrika, goed te bewaken en te voorkomen dat mensen via zee gaan. Je wilt immers geen aanzuigende werking doordat mensen uit Noord-Afrika via een boot – ik heb het niet over noodsituaties – aanmeren in een Europese haven. Dat laatste moet ook niet de inzet van de EU zijn. Wat mij betreft moet er überhaupt gekeken worden naar het huidige asielmodel.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Mij resteren drie vragen, te beginnen bij de opvang in Bulgarije. Ik vind dat de Staatssecretaris erg coulant is wat de verbeteringen betreft. Dit is geen nieuw probleem, het is zeker al een halfjaar bekend. De Staatssecretaris geeft aan dat er in strijd met de normen voor opvang wordt gehandeld. Ingebrekestelling behoort dus tot de mogelijkheden. Ik vind eerlijk gezegd dat dit moment wel heel dichtbij komt. Ik vraag de Staatssecretaris om hierover maar eens duidelijk te zijn, ook in het overleg. Als dat onredelijk is vanwege de grote toestroom, dan is er altijd nog een medeverantwoordelijkheid van de Europese Commissie om een bijdrage te leveren aan het bewaken van de buitengrenzen. Het mag wat mij betreft dus echt iets steviger.

Dat geldt ook voor de terugname van asielzoekersbootjes door Turkije. Ik ben verrast door de mededeling dat kennelijk pas over drie jaar harde afspraken gelden, terwijl de weg naar visumliberalisatie nu al wordt ingeslagen. Ik geef de Staatssecretaris het volgende mee: geen afschaffing van de visumverplichting voordat dit goed is geregeld. Kan hij aangeven wat de stand van zaken is?

De Staatssecretaris wil geen punt maken van de verschillen tussen lidstaten ten aanzien van het verstrekken van paspoorten en verblijfsdocumenten. Ik heb een beetje de indruk dat hij bang is dat dan ook de Nederlandse regeling ter discussie wordt gesteld. Ik vind dat wij die angst niet moeten hebben. Wij hebben er belang bij om het Europese migratiebeleid voorop te stellen en landen die hun nationaliteit in de uitverkoop doen, daarop aan te spreken. Is de Staatssecretaris op zijn minst bereid om dit onderwerp te agenderen en de verschillende voorwaarden in beeld te brengen, net als de wijze waarop een en ander interfereert met de afspraken over een modern Europees migratiebeleid? Is hij dus bereid om in ieder geval een eerste stap daartoe te zetten?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. De Staatssecretaris zegt over Bulgarije en het terugsturen van mensen naar dat land: ik wil het bericht van 1 april afwachten. Op 3 januari heeft de UNHCR al gezegd dat de situatie dusdanig slecht is dat wij niet moeten terugsturen. Wij zijn nog geen drie weken verder. Wij kunnen toch niemand in het land uitleggen dat de Staatssecretaris nu geen beslissing kan nemen omdat hij moet wachten op informatie die op 1 april komt, terwijl er een bericht van de UNHCR ligt van 3 januari? De situatie is dusdanig slecht dat ik vraag om de conventie in de kast te zetten. Wij kunnen immers niet terugsturen. Het excuus dat het «niet altijd zal leiden tot een schending van artikel 3» vind ik kolderiek. Zo moet je die artikelen volgens mij niet lezen, dus dat wij het overboord gooien als er misschien ergens een piepklein muizengaatje is dat iemand niet in een mensonwaardige situatie terechtkomt. Ik wil niet dat er sprake is van willekeur. Bij dezen vraag ik dan ook een VAO aan. Ik vind namelijk dat de Staatssecretaris zijn beleid ten aanzien van Bulgarije moet veranderen en niet iedere zaak op zich moet beoordelen.

De voorzitter: Het probleem is het volgende. U kunt uiteraard een VAO op de plenaire agenda laten plaatsen. Dat kan, maar daarover zou dan vandaag nog moeten worden gestemd, voordat de Staatssecretaris vertrekt. Dat zou dan voor 18.00 uur moeten. Als u dat echt wilt, is volgens mij de enige mogelijkheid dat u een extra regeling van werkzaamheden aanvraagt waarin u een meerderheid vindt om hierover vandaag nog te stemmen. Dat kan allemaal, maar het is wel vrij drastisch, zo geef ik u in alle eerlijkheid mee.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben geschokt. U bent hier de voorzitter, ik ben een Kamerlid. U weet precies hoe de regels werken. Er is vandaag een algemeen overleg. Ik ben niet degene die de agenda in zijn eentje bepaalt, ik ben ook niet degene die zegt wanneer de Staatssecretaris naar Brussel moet of naar een andere plaats waar een bijeenkomst is. Ik heb het volste recht om een VAO aan te vragen, dat weet u goed. Ik kan de regels niet naar mijn hand zetten. Ik vind het een beetje ongepast om te doen alsof ik hemel en aarde wil bewegen. Dit is gewoon een goed recht van een Kamerlid. Volgens mij is het zelfs mijn dure plicht om dit te doen.

De voorzitter: U spreekt mij persoonlijk als voorzitter aan. Ik heb u gezegd dat u dit kunt doen en ik heb u gewezen op de praktische complicaties, niet meer en niet minder. De kwalificaties zijn voor uw rekening.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank u, voorzitter. Ik wil ook inhoudelijk op uw punt ingaan. Ik kan mij voorstellen dat er andere onderwerpen zijn waarvan collega's vinden dat die mogelijk in een VAO aan de orde moeten komen, maar wat het punt van het niet-terugsturen naar Bulgarije betreft, kan ik mij voorstellen dat dit een onderwerp is waarover een motie wordt ingediend die niet per se van belang is voor de inbreng van de Staatssecretaris in Brussel. Dit is namelijk een beslissing die Nederland zelf kan nemen. Ik kan mij dan ook voorstellen dat dit VAO ook na de JBZ-Raad kan plaatsvinden.

De voorzitter: Uw concrete voorstel is dat er een VAO wordt aangemeld en dat wij vervolgens zien hoe het loopt. Zie ik dat juist?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat ziet u juist.

De voorzitter: Heel fijn. Was u klaar met uw betoog?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben bijna aan het einde van mijn betoog. Mijn laatste punt betreft de verkoop van vergunningen. Er is vrij Kamerbreed kritiek, van de PVV, het CDA, D66 en de SP, om verschillende redenen. Kijk naar het lijstje van landen die maar wat doen. Overigens gaat Nederland daar ook bij horen. Bij de afspraken die er zijn gemaakt in het kader van Schengen, was dit niet voorzien. Het is dan ook tijd voor een goede discussie over de vraag of ten aanzien van dit punt de afspraken niet op de schop moeten. Net als mijn collega van het CDA vraag ik de Staatssecretaris om dit aan de orde stellen in de JBZ-Raad.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik heb goede nota genomen van de mogelijkheid dat een VAO, waarin mogelijk een motie wordt ingediend, pas plaatsvindt na de JBZ-Raad. Dat is een feitelijke constatering die ik moet doen.

Ik heb toegezegd dat ik de Kamer nader zal informeren over de pilot, niet te laat maar zodra ik beschik over de volledige informatie. Die toezegging doe ik.

Ik kan mevrouw Berndsen zeggen dat ik het punt van de paspoorten zal bespreken met mijn Maltese collega.

Wat het kopen van paspoorten en vergunningen betreft: dit is een nationale bevoegdheid. Dit is bij uitstek iets waar Europa niet over gaat maar de landen zelf.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De Staatssecretaris heeft in de eerste termijn gezegd dat hij het aan de orde zou stellen. Mijn vraag was of hij de Kamer wil informeren over de uitkomsten.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal de Kamer informeren over het gesprek met mijn Maltese collega. Dat wordt maart, niet eerder.

Ik dank de heer Azmani voor zijn opmerkingen. Hij had verder geen vragen.

De heer Van Hijum maakte een aantal opmerkingen die om een reactie vragen. De overeenkomst tussen de Unie en Turkije treedt pas over drie jaar in werking. Dat geldt voor zowel de visumliberalisatie als annexe zaken die wij met Turkije overeen zijn gekomen. Die zijn aan elkaar gekoppeld.

Wanneer worden er verbeteringen gerealiseerd? Ik vind niet dat ik opmerkelijk soepel ben tegenover Bulgarije. Wij hebben concrete verbeteringen voorgesteld. Lidstaten gaan hiertoe inspanningen verrichten. Ik vind 1 april een goed moment om te bezien waar wij staan.

Dat is ook mijn antwoord op de vraag van mevrouw Gesthuizen. Ik ben terughoudend met terugsturen, zoals ik ook tijdens het AO van 4 december heb gezegd. Er wordt individueel beoordeeld. Ik heb aangegeven dat er nog zo'n vijftien zaken liggen die wij aan ons gehouden hebben, hoewel wij die op zich hadden kunnen claimen. Ik neem dus voorzichtigheid in acht als het gaat om Bulgarije.

Volgens mij heb ik alle punten besproken.

De heer Van Hijum (CDA): Aangezien een VAO praktisch kennelijk niet tot de mogelijkheden behoort, wil ik duidelijk weten wat de toezeggingen zijn. Begrijp ik het goed dat de Staatssecretaris zegt dat na 1 april een ingebrekestelling tot de mogelijkheden behoort met betrekking tot Bulgarije? Een lidstaat behoort zich aan zijn verplichtingen te houden. Bulgarije doet dat nu al niet, maar kennelijk is er geen aanleiding om aan de slag te gaan met naleving.

De Staatssecretaris heeft een toezegging gedaan over de paspoorten. Mij is die toezegging niet helemaal helder. Gaat het alleen over Malta of over de bredere discussie waarin je de verschillen tussen lidstaten in beeld brengt en nagaat hoe een en ander interfereert met het beleid ten aanzien van vrij verkeer van personen en het migratiebeleid?

Staatssecretaris Teeven: Dat is echt een nationale kwestie. In dit geval spreek ik de nationale Minister van Malta aan. Ik vind dit niet een onderwerp dat ik in Europees verband op de kaart zou moeten zetten. Nogmaals, dit is een zaak waar lidstaten zelf over gaan. Dit raakt de nationaliteit. De vraag is: past het binnen de kennismigratie of binnen de bevordering van werkgelegenheid? Dat zijn de criteria waaraan Nederland toetst. Wij hebben dat gedaan met de regeling vermogende vreemdelingen. Ik vind een vergelijking van deze regeling met het kopen van paspoorten hetzelfde als het vergelijken van appels en peren; dat snijdt geen hout.

Over de inbreukprocedure gaat de Europese Commissie, niet de lidstaten. Je kunt daar bij de Commissaris op aandringen, maar dat moment is nog niet gekomen, vind ik. Wij zitten nu nog in een fase dat lidstaten Bulgarije assisteren bij het verbeteren van de asielprocedures en de opvangfaciliteiten. De Commissie gaat over de vraag of er een inbreukprocedure wordt gestart.

De heer Van Hijum (CDA): Een lidstaat die zich benadeeld voelt door de wijze waarop een andere lidstaat met zijn verantwoordelijkheden omgaat, kan daarin wel een rol spelen. Bij een aantal andere dossiers hebben wij dat ook meegemaakt.

Staatssecretaris Teeven: Dat zou kunnen. Mijn voorganger heeft dat een aantal keren gedaan, met zeer weinig succes.

De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn. Stelt men er prijs op dat ik de toezeggingen voorlees? Dat is niet het geval. Dan sluit ik de vergadering.

Sluiting 14.00 uur.