Kamerstuk 32317-184

Verslag van een algemeen overleg

JBZ-Raad

Gepubliceerd: 24 juli 2013
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA), Raymond Knops (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-184.html
ID: 32317-184

Nr. 184 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 juli 2013

De vaste commissies voor Veiligheid en Justitie en voor Europese Zaken hebben op 5 juni 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 mei 2013 over de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6 en 7 juni 2013 in Luxemburg (Kamerstuk 32 317, nr. 173);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 maart 2013 over het verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 7 en 8 maart 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 168);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 5 april 2013 over de uitvoering van de toezeggingen en drie moties (Kamerstuk 32 317, nrs. 158, 159 en 162) over het Eurodac-voorstel (Kamerstuk 32 317, nr. 170);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 5 april 2013 over informatie over de mogelijkheden voor de Koninklijke Marechaussee (KMar) om het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) zo effectief mogelijk uit te voeren (Kamerstuk 19 637, nr. 1647);

  • het EU-voorstel d.d. 8 april 2013 over de Richtlijn toegang en verblijf tot de EU van onderzoekers, studenten, stagiairs, au pairs en vrijwilligers uit derde landen (COM(2013)151);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 17 mei 2013 over het afschrift van de brief aan het Ierse voorzitterschap van de Raad met het verzoek om de thematiek van oneigenlijk gebruik, rechtsmisbruik en fraude van het vrij verkeer van personen op de agenda van de volgende JBZ-Raad op 6 en 7 juni a.s. te plaatsen (Kamerstuk 32 317, nr. 172).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Azmani/Gesthuizen

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Azmani, Fritsma, Gesthuizen, Van Hijum, Maij en Schouw,

en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 12.00 uur

De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris en de leden van de Kamer welkom, alsook de mensen op de publieke tribune en de luisteraars die belangstelling hebben voor dit algemeen overleg. De spreektijd in eerste termijn is vier minuten.

De heer Schouw (D66): Ik heb een procedurele opmerking. Wij bespreken dit onderwerp vandaag. Wordt het morgen behandeld in Brussel? Morgen is de staatssecretaris er niet. Of is het vrijdag?

Staatssecretaris Teeven: Het is in Luxemburg, niet in Brussel. Dat maakt het extra gecompliceerd. De minister is morgen de hele dag in Luxemburg en vrijdag ben ik daar de hele dag. Dat is de verdeling tussen ons. Dit onderwerp staat vrijdag op de agenda. Normaal staat immigratie op de donderdagagenda, maar dat is helemaal gewisseld. De minister spreekt morgen wel over de Verordening gegevensbescherming, die normaal bij mij zit, maar immigratie is op de JBZ-Raad van vrijdagochtend.

De voorzitter: Dan komt het goed uit dat wij met de bewindspersoon spreken die daadwerkelijk acteert op dit onderwerp, ook in Luxemburg.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met het nieuws van vorige week dat Italië wederom verblijfsrecht heeft weggegeven aan duizenden Afrikanen. Hierbij is ook nog eens € 500 gegeven met de mededeling dat men daarmee mooi naar Noord-Europa door kan reizen. Bondskanselier Merkel heeft naar aanleiding van deze actie fel geprotesteerd bij Italië. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is of hij dat ook heeft gedaan. Als dat niet het geval is, kan hij dat dan alsnog doen? Het is immers niet de eerste keer dat Italië zich schuldig maakt aan dit soort wangedrag. Wat de PVV-fractie betreft, is de maat meer dan vol. Graag een reactie.

Hier zien wij overigens ook hoe ver het streven naar een gemeenschappelijk Europees asielsysteem afstaat van de realiteit. Zuid-Europese landen zoals Italië willen de last immers alleen maar afschuiven naar Noord-Europese landen, dus van solidariteit die als basis moet dienen van dat Europese asielsysteem is duidelijk geen sprake. Niet voor niets wil de PVV weer baas zijn over eigen toelatingsbeleid en over eigen grenzen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om juist daarop in te zetten.

In dat kader is het ook triest om te zien hoe Nederland de eigen grenscontroles steeds verder uit handen geeft. Onze Koninklijke Marechaussee mag vrijwel niets meer doen, terwijl wij grote problemen hebben met bijvoorbeeld illegale immigratie en misdaadbendes uit Midden- en Oost-Europese landen. Pas als er heel rare dingen gebeuren, moeten wij aan de Europese Commissie vragen om in te grijpen, maar in zijn algemeenheid kan en mag er niet veel meer en komen er nota bene EU-inspectieteams om te controleren of er toch niet stiekem eigen grenzen worden gecontroleerd. Hoe kan het kabinet dit allemaal prima vinden? Erkent het kabinet dat met de beperkte mogelijkheden die de Koninklijke Marechaussee nu krijgt de genoemde problemen niet voldoende kunnen worden opgelost?

Dat Brussel alleen maar slecht nieuws op het gebied van immigratie en asiel, wordt ook bewezen door het ronduit absurde voorstel om seizoenarbeiders van buiten de EU en hun familieleden natuurlijk toe te laten. Kan de staatssecretaris zich daar alsjeblieft fel tegen verzetten? Dit is aan niemand uit te leggen. In veel Europese landen wordt werkloosheidsrecord na werkloosheidsrecord gebroken. Wij zitten nog tot over onze nek in de problemen met de komst van seizoenarbeiders uit landen zoals Polen. Wij krijgen zo meteen ook nog de Roemenen en Bulgaren erbij. Nu gaat de EU als nieuw dieptepunt de grenzen openen voor seizoenarbeiders uit bijvoorbeeld Noord-Afrika. Het is gekkenwerk van de eerste orde en bewijst de wereldvreemdheid van Brussel. Niet voor niets heeft de PVV zich hier altijd tegen verzet. Dat zou de staatssecretaris ook heel actief moeten doen overmorgen. Graag een reactie.

Ik heb ook een vraag over het voorstel inzake toelating van onderzoekers, studenten, scholieren en dergelijke. Dit voorstel heeft onder meer tot doel meer studenten en onderzoekers uit derde landen naar de EU te krijgen. Wij lazen dat het kabinet hier positief tegenover staat. Mijn vraag is: waarom?

Het vrij verkeer van personen binnen de EU staat ook op de agenda. De PVV is altijd duidelijk geweest over de zogenaamde Europaroute, waarbij mensen van buiten de EU heel eenvoudig verblijf kunnen krijgen via een relatie met een EU-onderdaan. Alle gangbare eisen zoals de inburgeringsplicht vervallen dan. Is de staatssecretaris het met de PVV eens dat die Europaroute zo snel mogelijk gesloten moet worden? Zo ja, hoe gaat hij zich daarvoor inzetten? Alleen al in Nederland krijgen duizenden mensen via deze route verblijfsrecht. Gezien de laatste cijfers lijkt dit aantal weer te stijgen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb het bericht over de Italiaanse autoriteiten en de mensen die naar Duitsland zijn gestuurd even erbij gepakt. Dit is inderdaad niet de manier waarop wij het moeten aanpakken. Het is verkeerd, maar zo worden wij er nog eens mee geconfronteerd dat landen aan de buitengrenzen van Europa een heel groot probleem hebben, met name de zuidelijke lidstaten. Eerst ageert de heer Fritsma heel fel tegen een gezamenlijk Europees asielbeleid, maar vervolgens zegt hij dat Italië het verder maar in zijn eentje moet oplossen. Dat is toch ook geen manier van doen?

De heer Fritsma (PVV): De PVV is van mening dat het de verantwoordelijkheid is van landen zoals Italië om de buitengrenzen te bewaken. Als dat niet goed gaat, is ons antwoord dat wij met Schengen moeten ophouden. Illegale immigratie is nog steeds een probleem. De grens tussen Turkije en Griekenland is ook zo lek als een mandje. Als mensen eenmaal het Schengengebied binnen zijn gekomen, kunnen zij heel makkelijk doorreizen naar Nederland. Dat gebeurt nu en dat is ongewenst. Daarom werkt Schengen niet en daarom moeten wij de eigen grenscontroles terughalen. Zo kijkt de PVV ertegen aan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben op een heleboel punten ook heel kritisch ten aanzien van Europa, zeker als het gaat om de steeds verder uitbreidende macht. Regering zoekt volk; dat verhaal kennen wij allemaal wel een beetje als het om de Europese Commissie gaat. Maar op een heleboel vlakken staan wij toch echt voor een gemeenschappelijk probleem. Hoe je het ook wendt of keert, er zullen een heleboel mensen naar Europa willen komen: vluchtelingen, mensen die denken dat zij hun heil hier moeten zoeken omdat het hier beter is. Ook als wij de Schengenzone helemaal zouden opheffen, zullen die mensen toch eerder proberen om bijvoorbeeld Nederland of Duitsland te bereiken dan neer te strijken in Italië, waar het nu economisch gezien niet al te goed gaat. Het probleem is overduidelijk grensoverschrijdend. Ik vraag de heer Fritsma nogmaals waarom hij meent dat er op dit vlak beter niet op Europees niveau kan worden samengewerkt. Dat snap ik gewoon niet.

De heer Fritsma (PVV): Niet voor niets heeft de PVV geen enkel vertrouwen in de wijze waarop de EU dit aanpakt. Wij hebben nu al een disfunctionerend Schengengebied waarvan de grenzen zo lek zijn als een mandje. Wij hebben Eurocommissaris Malmström, die over immigratie praat alsof je daar geen genoeg van kunt krijgen. Zo'n EU willen wij helemaal niet. Nogmaals, als de EU zich hier verder mee bemoeit, bijvoorbeeld door de mogelijkheden voor grenscontroles verder te beperken en ook door Nederland meer dingen op te leggen waardoor wij eerder asielzoekers moeten toelaten – daar gaat het ook naartoe met het gemeenschappelijk Europees asielsysteem – dan is Nederland alleen maar in het nadeel. Alles wat Europa doet op het gebied van immigratie en asiel is nadelig voor Nederland, of het nu gaat om het beperken van de grenscontroles of om de toelatingseisen die gesteld worden naar aanleiding van Europese richtlijnen die veel te soepel zijn. Om dat tegen te gaan moeten wij juist alles weer naar ons toe trekken, onze eigen toelatingseisen formuleren en onze eigen grenzen controleren. Wat de PVV betreft, is dat de allerbeste oplossing.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik heb een iets ander geluid dan mijn buurman, samengevat in vijf puntjes.

Het eerste punt is Schengen. Wij kregen vorige week te horen dat er in de triloog een akkoord is over Schengen. Ik zou weleens willen weten of en, zo ja, in welke mate de slagboom dadelijk weer terugkomt bij de grens. Kan de staatssecretaris aangeven wat precies de bevoegdheden zijn van de Europese Commissie, die zouden zijn versterkt ten opzichte van de afzonderlijke lidstaten? Kan hij ook uitleggen waarom – zo heb ik het tenminste begrepen – ook de grenzen dicht kunnen gaan in geval van voetbalwedstrijden, demonstraties en stakingen? Dat komt op mij nogal vreemd over. Graag een nadere uitleg en duiding daarover. Daarbij heb ik ook nog een vraag over de rolverdeling tussen de Europese Commissie en de Raad.

Het tweede punt betreft kennismigranten. Op de agenda staat een richtlijn die voorstellen bevat ten aanzien van toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, scholierenuitwisseling, stages, vrijwilligerswerk en au pair-activiteiten. Dat is mooi, want het is natuurlijk fantastisch als er harmonisatie plaatsvindt in het kader van de internationalisering en uitwisseling van kennis. Wij zien echter dat dit kabinet op de rem trapt voor onbetaalde stagiairs, vrijwilligers en uitwisselingsscholieren. Ik vroeg mij af waarom. Ik kan mij nog herinneren dat een vorige staatssecretaris op dit dossier juist gas gaf voor deze groepen. Wat is er precies gebeurd? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom hij er zo op gebrand is om deze groepen uit te sluiten van de bescherming van de richtlijn?

Het derde punt heb ik hier eerder aan de orde gesteld, volgens mij bij deze staatssecretaris, maar zeker ook bij zijn voorganger minister Leers. Dat was een mogelijke inbreukprocedure rondom een gezinsherenigingskwestie, Wempe. Ik heb er eerder naar gevraagd en volgens mij is er een nieuwe ontwikkeling in dat dossier. Als het goed is, is dit in mei besproken met Eurocommissaris Reding. Kan de staatssecretaris er meer over vertellen? De hypothese is dat mevrouw Reding vindt dat onze gezinsherenigingsrichtlijnen op onderdelen strijdig zijn met Europese afspraken. De vorige minister zei dat het niet zo was, maar de casus is nog niet afgerond. Ik ben benieuwd wat de stand van zaken is en of er nog zo'n inbreukprocedure dreigt.

Ik kom bij het vierde punt. Het is goed dat wij gezamenlijk werken aan een Europees asielbeleid. Het is moeilijk, het is complex, maar er is een stip aan de horizon. Wat is de bijzondere inzet van Nederland om dat gemeenschappelijk asielbeleid voor elkaar te boksen? Op welke dossiers heeft Nederland echt een actieve houding? De staatssecretaris heeft in een vorig AO toegezegd dat zijn actieplan om de gezinsmigratierichtlijnen aan te passen voor 1 juli naar de Kamer gaat. Staat die afspraak nog?

Het vijfde punt is Syrië. Ik wil expliciet de aandacht van de staatssecretaris vragen voor de situatie in Libanon. Naar de opvatting van mijn fractie speelt zich hier een stille ramp af. Libanon heeft inmiddels zo veel vluchtelingen opgenomen dat het land gevaarlijk dichtbij een nieuwe burgeroorlog komt. De mantra van regionale opvang, die natuurlijk altijd te verkiezen is, heeft naar de opvatting van mijn fractie wel een beetje zijn grens bereikt. Deelt de staatssecretaris dit en wat gaat hij eraan doen?

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het toezenden van de geannoteerde agenda en het BNC-fiche. De agenda is lang en ik zal op een paar punten ervan ingaan.

Het eerste punt is het Schengenbestuur. Er liggen al een tijdje twee wijzigingsvoorstellen, namelijk inzake het evaluatie- en toezichtmechanisme en de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen. Vorige sprekers stipten het ook al aan. Er ligt eindelijk een compromisresultaat, allereerst over het mechanisme. De PvdA is er positief over. Het is belangrijk dat de landen binnen Schengen voldoen aan onderlinge afspraken en waar nodig verbeteringen doorvoeren. De PvdA heeft een tijd geleden net als de regering aandacht gevraagd voor de zogenaamde rechtsstatelijke aspecten bij die evaluatie. Het is goed als er toezicht komt op zaken als bestrijding van corruptie en onafhankelijkheid van de rechtspraak. In welke mate is dat gerealiseerd? Verder blijft de machtsvraag interessant. De PvdA snapt de middenweg die is gevonden, waarbij de Europese Commissie de rapporten vaststelt en de Raad aanbevelingen die daaruit voortvloeien. De PvdA hoopt dat hiermee de praktijk niet wordt dat elke concrete aanbeveling toch weer afhankelijk wordt van de politieke wil. Hoe kijkt de regering daartegen aan?

Wat de herinvoering van de grenscontroles betreft, blijft de PvdA wel kritisch. Wij willen dat er zeer terughoudend mee wordt omgegaan en dat deze bevoegdheid ook in uitzonderlijke omstandigheden uiteindelijk bij de lidstaten blijft. Zijn er in dit voorstel nog wijzigingen opgenomen? Onze fractie zou graag horen wat in dezen de definitieve rolverdeling tussen de Commissie en de Raad is geworden.

Griekenland zal tijdens de Raad het nationaal actieplan ter hervorming van het asiel- en migratiestelsel presenteren. Het herziene actieplan is in de Informele Raad van januari besproken en positief beoordeeld. Nu wordt echter aangegeven dat er een aanzienlijk deel van de financiën mist om het actieplan uit te voeren. De PvdA wil graag weten wat dat betekent. Kan de staatssecretaris aangeven waar hij denkt dat deze financiële problemen vandaan komen? Waren die bij de totstandkoming van het actieplan niet ook al voorzien? Welke voorziene acties zullen nu niet meer kunnen worden ondernomen. Hoe wordt zeker gesteld dat het actieplan er toch voor zorgt dat het Griekse asiel- en migratiebeleid en de uitvoering daarvan voldoen aan de Europese standaarden? De PvdA blijft onverminderd bezorgd over de situatie voor asielzoekers in Griekenland. Wat de PvdA betreft, moet er echt een einde komen aan de situatie daar en moet Griekenland proberen de zaken op orde te krijgen. Op het gebied van toelating, opvang en bewaring van asielzoekers in Griekenland moet het echt beter. De PvdA wil graag dat de staatssecretaris hiervan een punt maakt in de Raad. Wat de PvdA betreft, moet het nu gewoon klaar zijn en moet Griekenland orde op zaken stellen.

De PvdA is voorstander van een meer geharmoniseerd vreemdelingenbeleid binnen de EU. In het verlengde daarvan stemt de PvdA dan ook in met het voornemen van de regering om voor het GEAS-pakket te stemmen. Wij hopen dat het daadwerkelijk gemeenschappelijk asielbeleid de komende jaren verder vorm krijgt.

Dan kom ik bij de voorstellen voor de richtlijnen voor legale migratie. Mijn buurman heeft ze allemaal al genoemd. Om tijd te sparen, zal ik ze niet helemaal opnoemen. De PvdA juicht harmonisatie toe, maar vraagt zich wel af waarom er een knip is gezet in een deel van die harmonisatie. De regering geeft aan dat zij alleen voor onderzoekers en studenten het lidstaatoverstijgende belang ziet van samenwerking. Kan de staatssecretaris dit toelichten? Wat is erop tegen om bijvoorbeeld ook voor scholieren en au pairs de regels te harmoniseren? Graag krijg ik wat meer inzicht in de bezwaren van de regering op dit punt. Kan de staatssecretaris toelichten wat de verschillen zijn in toelatingseisen tussen de voorgestelde richtlijnen en de bestaande Nederlandse regels voor scholieren, stagiairs, vrijwilligers en au pairs?

Het is goed dat er nu een partnerschap komt met Marokko. Wat is de stand van de partnerschappen met Egypte en Tunesië?

De heer Fritsma (PVV): De PvdA en de VVD hebben een tijdje geleden met veel bombarie in de pers gebracht dat zij ruimere regels willen voor grenscontroles door de marechaussee naar aanleiding van berichten dat die controles ook echt werken. De staatssecretaris heeft bij brief van 5 april jl. daarop gereageerd. Hij benadrukte daarin dat het toezicht aan de buitengrenzen van het Schengengebied plaatsvindt op basis van de Schengengrenscode, welke verordening geen ruimte laat voor een mogelijke verruiming van de regels voor die grenscontroles. Ik had verwacht dat de PvdA-fractie daarover haar onvrede zou uitspreken, maar dat is niet gebeurd. Heeft de PvdA-fractie dit hele punt van die strengere controles nu laten liggen? Hoe moet ik dat zien?

Mevrouw Maij (PvdA): Nee, ik heb mij gericht op datgene wat nu op de agenda staat. Het lijkt mij belangrijk dat wij de controles aan de buitengrens gezamenlijk goed opzetten. Ik heb mij hier gericht op de punten die met name gingen over het toezichtmechanisme.

De heer Fritsma (PVV): De brief die ik aanhaalde van 5 april 2013 staat op de agenda. Daarin zegt de staatssecretaris nogmaals dat er geen ruimte is voor verruiming van de regels voor grenscontroles. De PvdA-fractie heeft eerder gezegd dat die verruiming er juist moet komen. Daarom vind ik het zo vreemd dat mevrouw Maij er niets over zegt. Ik had verwacht dat zij hier haar onvrede daarover zou uitspreken. Heeft zij dit punt nu laten vallen of kan zij haar onvrede uitspreken richting de staatssecretaris? Het is inderdaad een heel slechte zaak dat die controles niet verruimd mogen worden.

Mevrouw Maij (PvdA): Het lijkt mij belangrijk dat de controles zo goed zijn als nodig is en dat de buitengrenzen goed worden gecontroleerd. Dankzij de heer Fritsma kan ik deze vraag nog even bij de staatssecretaris neerleggen.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik wil graag vier punten aan de orde stellen, te beginnen met de buitengrenzen.

Ook mijn fractie maakt zich zorgen over de grensbewaking aan de buitengrens. Griekenland en Italië kwamen net voorbij. Als het voorbeeld van de heer Fritsma klopt, zou ik dat bijzonder kwalijk vinden. Ik hoop dat de staatssecretaris daarop wil reageren. Wij hebben eerder ook al gesproken over de situatie in Griekenland, waar ook geen sprake is van een waterdichte grens en waar het een en ander valt aan te merken op de zorgvuldigheid van de toetsing. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris er deze maand naartoe gaat. Ik hoop dat hij ons erover kan informeren hoe de situatie daar kan worden verbeterd en welke rol Nederland en ook Frontex daarin kunnen spelen, want uiteindelijk zijn wij daar mede van afhankelijk. Mijn fractie is om die reden wel een voorstander van het gemeenschappelijk asielbeleid. Wij denken dat langs die weg de invloed van Nederland kan worden versterkt op de grensbewaking en op de procedures die worden gevolgd. Ik lees dat er beslissende stappen zullen worden gezet in de besluitvorming over het GEAS. Ik vraag de staatssecretaris nadrukkelijk om nog eens in te gaan op de vraag of aan alle voorbehouden en zorgen van Nederland tegemoet is gekomen. Dat is mij uit de geannoteerde agenda niet helemaal duidelijk geworden. Het lijkt mij een heel verstrekkende stap, als wij het eens worden over die vier richtlijnen en voorstellen. Graag krijg ik wat meer duiding.

Mijn fractie is content dat er onder een aantal voorwaarden binnengrenscontroles mogelijk worden. Ze zijn nog wel heel strikt gedefinieerd. Ik verneem graag van de staatssecretaris onder welke voorwaarden dit nu precies kan worden toegepast. Verwacht hij dat ook Nederland daarvan gebruik zal kunnen maken en, zo ja, in welke situaties?

Ik ben wat minder tevreden over de antwoorden op de vragen over het mobiel grenstoezicht. Mijn fractie heeft er al in november vorig jaar op gewezen dat daar in de praktijk absurde beperkingen aan worden gesteld: aantallen treinstellen die doorzocht mogen worden, het aantal uren dat je wegen mag controleren en het aantal uren dat je de binnenkomende vluchten mag controleren. Ik heb toen gevraagd om een vergelijking te maken met Nederland, omdat ik het idee heb dat wij wat dat betreft toch het braafste jongetje van de Europese klas zijn. Ik zie in de brief die vergelijking op dat punt niet terug. De staatssecretaris gaat wel in op het grenstoezicht, maar dat is iets anders dan mobiel vreemdelingentoezicht achter de grens waarmee je illegaliteit en grensoverschrijdende criminaliteit probeert aan te pakken. Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat er niet veel meer rek in die regels te vinden is. Ik vraag de staatssecretaris dan ook nadrukkelijk: bind de marechaussee niet met twee handen op de rug in hun poging om die problemen aan te pakken. Ik kijk dan naar het aantal misstanden dat zij sinds 2010 hebben kunnen aanpakken. In 2011 is het behoorlijk gedaald en nu is het weer een klein beetje gestegen, maar ten opzichte van de oude situatie is de situatie nog allesbehalve geruststellend. Ik heb het gevoel dat er meer rek in zit en dat de staatssecretaris misschien bewogen moet worden om er iets actiever in op te treden.

Tot slot kom ik bij de brief van de staatssecretaris aan het Ierse voorzitterschap samen met drie andere landen, te weten Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Daarin wordt nogal stellig gesignaleerd dat fraude en misbruik als gevolg van het vrij verkeer van werknemers aangepakt moeten worden en dat de instrumenten daartoe ontbreken. Tegelijkertijd wordt er geen enkel concreet instrument genoemd waaraan dan wordt gedacht. Ik heb net ook de brief van de Europese Commissie gezien die naar aanleiding daarvan is verstuurd, al op 24 mei overigens, dus ik vind het jammer dat wij die nu pas krijgen. In die brief wordt gesteld: wij leggen u nog een keer uit wat dat vrij verkeer van werknemers en personen in de praktijk betekent, maar u hoeft verder geen illusies te koesteren over de aanpak daarvan. Wat gaat de staatssecretaris concreet doen om fraude en misbruik tegen te gaan? Is hij bijvoorbeeld bereid om een inreisverbod voor fraudeurs – wij hebben net de Bulgaarse toeslagenfraude gehad – te bepleiten, zodat dat echt handen en voeten krijgt? Wil hij dat op de agenda zetten van het overleg en zich niet laten afschepen met een lunchgesprekje?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik begin met het punt dat wat mij betreft op dit moment de meeste aandacht moet krijgen, te weten de situatie in Syrië en de rol die Nederland kan spelen bij de mogelijke opvang van vluchtelingen. De nood is hoog. Volgens schattingen van de UNHCR zijn er ruim 1,1 miljoen vluchtelingen en volgens de laatste cijfers neemt op dit moment het aantal vluchtelingen met 8.000 mensen per dag toe. Dat is ontzettend veel. Jordanië springt uit zijn voegen wat de opvang betreft en Irak kan het ook allemaal nog maar net aan. In de afgelopen JBZ-Raad gaf de staatssecretaris nog aan dat er in Nederland plek zou zijn voor maar liefst 25 Syrische vluchtelingen: niet 2.500, maar 25. Uiteraard zal Nederland altijd bereid zijn om te kijken naar voordrachten van de UNHCR van Syrische vluchtelingen binnen het quotum van 500, zo zei de staatssecretaris. Hij beloofde positief te reageren als het verzoek om hervestiging zou komen. Volgens de rapportage vreemdelingenketen was er in 2012 nog plaats voor 70 vluchtelingen. Met 2013 erbij is dat in totaal 570. Maar nog geen drie weken later achtte minister Timmermans de kans plotseling erg klein en zei hij dat vluchtelingen per se in de regio moesten worden geholpen. Daar ben ik het in principe mee eens. Als de omstandigheden daarnaar zijn, is het vaak veel beter voor mensen zelf om in de buurt van hun thuisland of regio te worden opgevangen. Daarin moeten wij echter niet doorslaan. Dat is hier dus wel het geval. Als wij nu niet zeggen dat wij hier een helpende hand moeten toesteken, zijn wij wat mij betreft bezig om de afspraken op het gebied van vluchtelingen met voeten te treden. Wat is er gebeurd met die 25 plekken? Wat gaat de staatssecretaris nog meer doen voordat het goed fout gaat met al deze mensen, die ook nog eens te maken hebben met allerlei ziektes en perioden van droogte waardoor het drinkwater zeer schaars is geworden?

Een ander schrijnend punt is de opvang in Polen. Een tijd terug heb ik schriftelijke vragen gesteld over de opvang van vreemdelingen en asielzoekers in Polen. Dat was naar aanleiding van een situatie waarin een Syrische familie zich bevond. De antwoorden waren mij niet helemaal helder. Er werd wel erkend dat Polen niet voldoet aan de normen van de opvangrichtlijn en de asielprocedure en dat er nog verbeteringen moeten worden doorgevoerd. Welke verbeteringen moeten dan nog plaatsvinden volgens de staatssecretaris? Er wordt erg makkelijk gesteld dat wij – daar is hij weer, net als bij het Europees arrestatiebevel – vertrouwen dienen te hebben, het vertrouwensbeginsel. Met andere woorden, wij weten dat Polen op dit terrein onvoldoende deugt, maar toch vertrouwen wij op de eventuele verbetermaatregelen voor de toekomst en sturen wij tot die tijd mensen terug. Begrijp ik dat zo goed? Ik zou het een gekke redenering vinden.

Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel is er eindelijk. De SP staat overwegend positief tegenover de bereikte resultaten. Alleen de Eurodac-richtlijn zal niet onze stem krijgen, maar dat weet de staatssecretaris.

Over Europese asielzoekerscentra heeft de staatssecretaris recentelijk nog gesproken met mijn collega in Brussel Dennis de Jong, die een plan zal schrijven over het oprichten van Europese asielzoekerscentra en het opstellen van een Europees beleid inzake uitzetting. Ik erken de problemen die de staatssecretaris ziet bij de uitwerking van het plan. Er zal een discussie moeten komen over de plaatsing van de opvangcentra zelf, over de aantallen vluchtelingen die kunnen worden opgenomen en over de invulling van gezamenlijke regelgeving op het punt van de behandeling van asielaanvragen en het voeren van een gezamenlijk terugkeerbeleid. Tussen de regels van het kabinet door lees ik evenwel dat wij met een heleboel punten toch op dezelfde lijn zitten. Wij zouden er dus prima uit kunnen komen, maar daar hebben wij wel tijd voor nodig. Wat dat betreft, missen wij de ambitie in de brief van de staatssecretaris. Daarop krijg ik graag nog een reactie.

Nederland heeft altijd een soort voortrekkersrol gespeeld op dit terrein. Ik wil die rol graag behouden en ik neem aan dat de staatssecretaris dat ook wil. Is hij dan ook bereid om de Commissie te vragen dit idee van Europese asielzoekerscentra mee te nemen in de zogenaamde «fitnesscheck» die zij zal uitvoeren met betrekking tot de nieuwe Dublinverordening?

Ik begrijp dat ik moet afronden. Ik laat mijn opmerkingen over Schengen en de koop van vergunningen even voor wat ze zijn.

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de geannoteerde agenda. Een algemeen punt waarvoor ik in ieder geval aandacht vraag, betreft de informatieafspraken die wij hebben gemaakt over de verschillende soorten onderwerpen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over Eurosur en over het Schengengovernancepakket. Wat het Schengenpakket betreft, weten wij al dat er inmiddels een akkoord ligt met het Europees Parlement. Over Eurosur horen wij geluiden dat het in een vergevorderd stadium is. In principe krijgen wij op dat moment graag de appreciatie van het kabinet op dat punt en informatie over de stand van zaken. Dat algemene punt heb ik ook over GEAS. Ik hoorde ook andere collega's spreken over het GEAS-pakket. Eerlijk gezegd weet ik nog niet goed genoeg wat er op ons afkomt. Kan de staatssecretaris ons erover informeren wat wij in principe kunnen verwachten op basis van de vier richtlijnen en de voorstellen daaronder en welke consequenties dat kan hebben voor het Nederlandse vreemdelingenrecht?

Wat Schengen betreft, wordt in de geannoteerde agenda niet echt teruggekomen op een aantal onderwerpen die wij van belang vinden, bijvoorbeeld het ingrijpen wanneer een Schengenlid afspraken niet nakomt. Is hierbij bijvoorbeeld vastgehouden aan het oorspronkelijke voorstel met een milde interventieladder of is dit verzwaard of juist versoepeld? Het is voor ons belangrijk om dit te weten. Hoe is bijvoorbeeld de versterking van de rechtsstatelijke aspecten in de Schengenlidstaten verwerkt in het voorstel? Welke concrete veranderingen liggen nu voor in vergelijking met het oorspronkelijke voorstel?

Er is nog een vraagstuk rondom de evaluaties. Hierover bestaat onduidelijkheid. Liggen ze uiteindelijk ter vaststelling bij de Raad en kan er op dat moment nog iets worden aangepast? Of kan de Raad slechts bevestigen wat de Commissie al heeft uitgebracht?

Bij de onderhandelingen over het voorstel tot tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht is vast ook aan de orde gekomen op welke wijze lidstaten mogen besluiten tot het tijdelijk sluiten van hun grenzen. Het oorspronkelijke voorstel gaf hierbij meer bevoegdheden aan de Commissie om hiervoor toestemming te verlenen. Daarna zou dat in de onderhandelingen weer zijn afgezwakt. Wat is hiervan de stand van zaken?

Collega's hebben gesproken over de MTV-controles en wij hebben de brief daarover gezien. Ik vraag mij af wat de laatste stand van zaken op dat punt is in relatie tot Schengen. Zit er ruimte of beweging in zodat lidstaten meer kunnen doen in het kader van toezicht aan de eigen grenzen en bijvoorbeeld de MTV-controles in Nederland? Hoe zit de staatssecretaris daar zelf in? Ik hoorde de heer Van Hijum ervoor pleiten dat wordt gekeken naar de regels en de mate waarin er ruimte is binnen de huidige regels. Zou de staatssecretaris zo ver willen gaan dat hij de huidige regels op dat punt ter discussie stelt in Europa? Wij vinden het belangrijk dat wij MTV-controles kunnen uitoefenen en dat wij de binnengrenzen goed kunnen handhaven.

De heer Fritsma (PVV): Ik vind het betoog van de heer Azmani over Europa, bijvoorbeeld over het gemeenschappelijk Europees asielsysteem, uitermate mild. Wat is er gebeurd met het standpunt dat er een opt-out moet komen waardoor Nederland niet meer gebonden is aan al die rare Brusselse richtlijnen? Is dat niet meer het VVD-standpunt? Hoe moet ik dat zien?

De heer Azmani (VVD): Wij hebben in ons verkiezingsprogramma een opt-out bepleit in het kader van de gezinsherenigingrichtlijnen en in het kader van aanpassing van de voorwaarden op het moment dat er totaal geen beweging, rek en ruimte meer is. Dat hebben wij destijds in ons verkiezingsprogramma neergelegd.

De heer Fritsma (PVV): Dat niet alleen. De heer Rutte heeft ook in zijn rol van VVD-leider gezegd dat die opt-out er gewoon moet komen, linksom of rechtsom. Dit raakt de kern van de zaak. Er is met veel bombarie gezegd dat wij los moeten raken van al die Europese richtlijnen, maar daar hoor ik de heer Azmani in het geheel niet meer over. Waarom is dat?

De heer Azmani (VVD): Vandaag spreek ik over de geannoteerde agenda en alle voorstellen die er in dat kader liggen. Je kunt wel roepen «opt-out, opt-out», maar je moet ook reëel zijn in de politiek. Je moet het als uiterste redmiddel zien op het moment dat je beweging wilt organiseren in je samenwerking met de andere EU-lidstaten. Je kunt wel pleiten voor opt-out op alle dossiers en alle onderwerpen binnen het migratierecht op EU-niveau, maar dan kom je niet erg ver.

De heer Fritsma (PVV): Dan constateer ik maar weer eens dat de opt-out voor de VVD van een regeling die er gewoon moet komen, linksom of rechtsom, is verworden tot een uiterste redmiddel waarvan wij niets meer hoeven te verwachten. Dat is toch een rare gang van zaken.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij hoort de heer Fritsma mij niet goed. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat wij een opt-out hebben bepleit, ook in het verkiezingsprogramma, in het kader van de voorwaarden voor gezinshereniging. Die staat er ook. Natuurlijk staan wij kritisch ten opzichte van ontwikkelingen in het kader van migratieregelingen binnen Europa, maar wij moeten ook goed aanschouwen hoe je dat kunt bewerkstelligen. Het migratiedossier is nu eenmaal een Europees dossier. Je kunt wel de grenzen volledig dichtgooien zoals de PVV dat mogelijk voor zich ziet, maar dan kom je ook geen stap verder.

In het AO van 6 maart jl. hebben wij veel aandacht gevraagd voor het vrij verkeer van personen. Ik ben er zeer tevreden over dat de staatssecretaris naar aanleiding van dat AO dit onderwerp samen met de Duitsers, de Britten en de Oostenrijkers ter hand wil nemen. Wij hebben vandaag een brief gekregen met de brief van de Europese Commissie. Namens de commissie voor Sociale Zaken heb ik verzocht om een schriftelijke reactie van de minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris op deze brief, die in mijn ogen toch wat aanmatigend is. Als vier lidstaten problemen constateren, vind ik dat Europa er constructief naar moet kijken. Zeker gezien de discussie die bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk over Europa wordt gevoerd, denk ik dat je op deze manier de verkeerde weg volgt. Ik ben heel benieuwd wat vrijdag de inzet van de staatssecretaris zal zijn op dit onderwerp, hoe hij dit concreter wil bespreken en hoe hij de samenwerking opzoekt met de andere lidstaten. De Britten leggen een testcase voor bij het Europees Hof, zo staat in een artikel in The Guardian van 30 mei. Ik vroeg mij af in hoeverre Nederland daarin mee zou kunnen.

Ik vraag mij ook af wat de houding van Nederland op het punt van seizoensarbeid is. Er staan nog een aantal onderwerpen open. Het voorzitterschap pleit voor flexibiliteit. Ik ben heel benieuwd naar de Nederlandse houding in dit kader, want ook op dat punt hebben wij een kritische toonzetting.

De heer Van Hijum (CDA): Ik heb een vraag over de brief van de vier landen, waarop inderdaad een soort non-respons kwam van de Europese Commissie. De kern van de brief van deze staatssecretaris is dat hij samen met andere landen voorstelt om toch beperkingen op te leggen aan het vrij verkeer van personen, als er sprake is van fraude, misbruik of anderszins. De vraag is natuurlijk hoe ver je daarmee wilt gaan. Is de heer Azmani bereid die discussie aan te gaan? Als er bijvoorbeeld is gefraudeerd met de Nederlandse sociale zekerheid, verbind je daar dan ook consequenties aan zoals een inreisverbod, een ongewenstverklaring of hoe je dat ook juridisch vormgeeft en kan dat een grond zijn voor een beperking van het vrij verkeer?

De heer Azmani (VVD): Ik wil daar graag over meedenken. Ik heb eerder aangegeven – zie de motie-Azmani/Hamer over toetsing bij de IND voorafgaand aan het toekennen van een bijstandsuitkering (29 407, nr. 166) – dat je eerst moet bekijken wat er binnen de Europese regels al mogelijk is op nationaal niveau om het gebruik van sociale voorzieningen door arbeidsmigranten tegen te gaan. Zij komen hier om te werken en niet om gebruik te maken van sociale voorzieningen. Dus ja, op het moment dat iemand met opzet heeft gefraudeerd, moet dat wat mij betreft consequenties hebben voor het gebruikmaken van je rechten in het kader van het vrije verkeer van werknemers en personen.

De heer Van Hijum (CDA): Zou het dan geen goed idee zijn om de staatssecretaris te vragen om dat concreet op de agenda te zetten? Ik zie nu dat een serieuze brief niet echt een agendapunt, maar onderwerp voor een lunchgesprek is geworden. Het zou toch een goed idee zijn om dan ook met voorstellen te komen en op een gegeven moment iets in gang te zetten?

De heer Azmani (VVD): Volgens mij zit het ook in de tijd. Het onderwerp is in maart geagendeerd en ik heb er zelf ook aandacht voor gevraagd. Er is recentelijk een reactie op gekomen van de Europese Commissie. Ik heb aangegeven dat ik die wat aanmatigend vind. Ik vind dat je daarmee niet voldoende onderkent dat landen er problemen mee hebben. Er is nu een lunchgesprek. Ik ga ervan uit het dossier na vrijdag niet gesloten is, integendeel. Daarom heb ik in de commissie voor Sociale Zaken gevraagd om een uitgebreide schriftelijke reactie van zowel deze staatssecretaris als de minister van Sociale Zaken. Ik verwacht dat wij in de komende periode op dit onderwerp doorgaan.

Voorzitter: Azmani

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen over de JBZ-Raad. De verdeling is al even aan de orde geweest. De minister gaat morgen naar de donderdagraad en ik zal de vrijdagraad doen. Sommige onderwerpen zijn omgekeerd. Onderwerpen van de minister komen bij mij terecht op de vrijdagraad, maar immigratie staat, in tegenstelling tot andere JBZ-Raden, wel op de vrijdagraad. Het komt toevallig mooi uit dat het zo valt. Ik zal eerst spreken over Schengen inclusief het Mobiel Toezicht Veiligheid, dan over het GEAS inclusief Griekenland en Polen, de legale immigratie, seizoenwerkers, studenten, onderzoekers en dan nog de Europaroute, het mobiliteitspartnerschap en de brief die de heer Azmani heeft aangekaart. Die brief is door de Commissie gedateerd op 24 mei, maar heeft niet op 24 mei de Nederlandse burelen bereikt. Daar zit wel wat vertraging in. De brief is zo snel mogelijk naar de Kamer gestuurd. Dat had misschien nog een heel klein beetje sneller – dat ben ik wel met de leden van uw commissie eens – maar niet heel veel sneller.

Ik begin met Schengen. Ik ken de berichtgeving over Italië die de heer Fritsma aan de orde heeft gesteld. De heer Azmani heeft ook schriftelijke vragen gesteld over Italië. Ik heb die vragen afgelopen maandag 3 juni ontvangen en zal ze zo snel mogelijk beantwoorden. De berichtgeving dat Italië enkele vluchtelingenkampen in Zuid-Italië sluit of heeft gesloten, is juist. Het is onduidelijk wat voor personen in die kampen aanwezig waren. Net als de Duitse bewindslieden hebben gedaan, zal ik bezien of Italië zich aan de afspraken houdt. Het zou nog kunnen dat Italië zich wel aan de afspraken houdt volgens de letter van de wet, maar dat die acties – ik ben dat met de heer Fritsma eens – volstrekt ingaan tegen de geest van de afspraken. Dan zal ik het pleidooi van mijn Duitse collega steunen. Het lijkt erop dat wij op dit moment in Nederland weinig of geen van deze personen aantreffen, zo is de eerste inschatting. Het is niet gebleken uit het MTV-toezicht en ook niet uit de asielverzoeken die bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn binnengekomen. Naar aanleiding van de gebeurtenissen laat ik de aantallen onderzoeken. Op dit moment kan ik er dan ook nog geen definitief uitsluitsel over geven.

De heer Schouw heeft gevraagd naar de precieze rolverdeling tussen de Commissie en de lidstaten in het kader van de herinvoering van de grenscontroles op de binnengrenzen. Ik heb al eerder aangegeven dat in het voorstel over de gemeenschappelijke regels voor de tijdelijke herinvoering van de grenscontroles de criteria van de huidige bepalingen in de Schengengrenscode over het herinvoeren van de binnengrenscontrole nader zijn uitgewerkt. Ik zal ze even opsommen; het zijn eigenlijk een aantal categorieën. Allereerst kunnen tijdelijk binnengrenscontroles worden uitgevoerd, wanneer er sprake is van een voorzienbare dreiging voor de openbare orde en de nationale veiligheid. Waaraan kun je dan denken? De heer Schouw noemde het eigenlijk al: grootschalige voetbaltoernooien, bijvoorbeeld een EK, of een NAVO-top. In Nederland zou je kunnen denken aan de Nuclear Security Summit die in 2014 in Den Haag wordt gehouden, waar 51 staatshoofden komen. Dat zou voor Nederland een gelegenheid om de binnengrenscontrole in te voeren, zoals Noorwegen heeft gedaan bij de uitreiking van de Nobelprijs. De mogelijkheid blijft bestaan om binnengrenscontroles tijdelijk te herinvoeren, wanneer er een urgente dreiging is voor de openbare orde of nationale veiligheid.

De voorzitter: Voordat ik de heer Schouw het woord geef voor een interruptie, stel ik met het oog op de tijd voor om maximaal drie interrupties toe te staan.

De heer Schouw (D66): Laten wij het voorbeeld nemen van de Nuclear Summit. Kennelijk is er een dreigingsanalyse van de Nederlandse regering. Of van wie is die dreigingsanalyse dan? Wie beslist er dan? Doet de lidstaat Nederland dat zelf of moet dat in overleg met de Commissie? Hoe pakt zo'n maatregel dan operationeel uit? Betekent het dat alle grenzen dichtgaan en dat er sluizen komen? Hoe moet je je dat voorstellen?

Staatssecretaris Teeven: De mogelijkheid tot het instellen van binnengrenscontroles is niets nieuws, maar is gewoon bestaand recht. Het is gebaseerd op dreigingsanalyses. Als je 51 staatshoofden binnen je landsgrenzen hebt, zul je extra waakzaam moeten zijn, zeker als je ziet wie er komen op die Nuclear Summit. De lidstaat beslist het zelf en meldt het aan de Commissie. Operationeel leidt het tot het instellen van grenscontroles, ook aan de binnengrenzen met België en Duitsland. Het is bestaand recht, het is niets nieuws. Het is niet iets wat wij morgen op de JBZ-Raad gaan doen. Het is zeer uitzonderlijk dat het gebeurt, maar het kan wel.

De heer Schouw (D66): Ik begrijp het niet meer. Er is een triloog geweest. De Europese Commissie en het Europees Parlement hebben gezegd dat er niet te veel vrijheden moeten worden gegeven aan de afzonderlijke lidstaten en dus is er een compromis bereikt. Ik heb daarvan meegekregen dat de positie van de Europese Commissie is versterkt. Nu houdt de staatssecretaris een verhaal: het kan eigenlijk altijd al, niks nieuws onder de zon. Beide verhalen kunnen niet waar zijn.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben nog niet helemaal klaar met het verhaal. Dit was het eerste gedeelte. Dit is bestaand recht en hierin is niks veranderd. De partijen zijn allemaal hiermee akkoord. Gelet op de voorbeelden die ik noem, is het heel logisch dat wij dat doen. Er is een mogelijkheid gecreëerd. De heer Schouw doelt mogelijk op de nieuwe situatie waarover overeenstemming is bereikt, namelijk dat een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op een deel van de buitengrens. Als een lidstaat een buitengrens niet goed bewaakt, kan dat een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van andere lidstaten. Dan kunnen de binnengrenscontroles als laatste redmiddel door die andere lidstaten worden ingevoerd. In alle drie de situaties die ik nu beschrijf, blijft de bevoegdheid tot het nemen van een besluit over het herinvoeren van binnengrenscontroles bij die lidstaten zelf. In de situatie dat het feit dat een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens een ernstige bedreiging vormt, kan de Commissie op grond van het Schengenevaluatiemechanisme, dat een aantal van uw leden als positief ervaren, een aanbeveling doen aan de Raad met het voorstel tot het herinvoeren van binnengrenscontroles. Dan kunnen in Europees verband binnengrenscontroles voor een bepaalde periode heringevoerd. Dat is de derde situatie. Daarover is overeenstemming bereikt. Ik heb daarover verschillende berichten in de media gezien, maar dit zijn de drie situaties. In de eerste situatie was het altijd al mogelijk en daarin is niets veranderd. In de tweede en derde situatie is het wat aangescherpt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het opvallend dat de staatssecretaris het nog een keertje heel scherp zo neerzet, want eigenlijk is er al jarenlang sprake van die situatie. Er zijn heel veel lidstaten die er onvoldoende in slagen om hun buitengrenzen te bewaken. Is het niet een beetje een afspraak op papier die in de praktijk niet functioneert zoals wij misschien zouden verwachten?

Staatssecretaris Teeven: Het gaat om een situatie waarin sprake moet zijn van een ernstige bedreiging van de openbare orde of een ernstige aantasting van de binnenlandse veiligheid. Dat is een zwaar criterium, dus die grens moet je wel nemen. Al bewaakt een lidstaat zijn buitengrens niet goed, dan leidt dat er nog niet ogenblikkelijk toe dat het criterium wordt gepasseerd dat ik net heb geschetst. Het is toch een subjectief criterium en niet een heel objectief criterium, dat ook nog per lidstaat en per bedreiging kan variëren, of er sprake is van een ernstige bedreiging. Daar hangt het een beetje op.

Wat houdt het voorstel van Nederland om de rechtsstatelijke aspecten te betrekken in het Schengenevaluatiemechanisme precies in? Op voorspraak van Nederland is in het voorstel opgenomen dat bij toepassing van de Schengenevaluatie niet alleen wordt gekeken naar technische criteria, maar ook naar rechtsstatelijke aspecten zoals integer en corruptievrij functioneren van instanties die belast zijn met de uitvoering van het Schengenacquis en het voorkomen van inmenging van de georganiseerde misdaad in overheidshandelen. Wanneer er binnen Schengen effectief wordt opgetreden tegen grensoverschrijdende vormen van criminaliteit en corruptie, worden de belangen van de burgers en de lidstaten beter gewaarborgd. Overigens pleitte Nederland ook onder het vorige kabinet al hiervoor. Dat doen ze eigenlijk al sinds 24 juni 2011. Het zijn zaken die steeds zijn doorgelopen.

De uitwerking van de rechtsstatelijke elementen waarover ik spreek, kunt u terugvinden in artikel 4 van het voorstel voor het Schengenevaluatiemechanisme. Het toezicht op de uitvoering van de aanbevelingen uit de Schengenevaluatierapporten vindt plaats door de Raad en de Commissie gezamenlijk. Ik ben het met de heer Schouw eens dat de berichtgeving daarover weleens langs twee spoortjes loopt, waardoor je op zijn minst het idee zou kunnen krijgen dat er iets volstrekt nieuws is gecreëerd, terwijl er eigenlijk overeenstemming is bereikt over iets wat voor een gedeelte al bestond en voor een gedeelte nader is gepreciseerd. Dat is het werkelijke verhaal.

Wat is het standpunt van Nederland ten aanzien van het herinvoeren van de binnengrenscontrole? In het voorstel over de gemeenschappelijke regels voor tijdelijke herinvoering van de grenscontrole zijn die criteria uitgewerkt. De verantwoordelijkheid voor het herinvoeren blijft bij de lidstaten. Dat is ook ons standpunt. Lidstaten nemen zelf een besluit dat daartoe leidt en zijn er zelf verantwoordelijk voor. Als er sprake is van een situatie waarin een lidstaat verzuimt en meerdere lidstaten er last van hebben, zouden die andere lidstaten de Commissie kunnen verzoeken een aanbeveling te doen om de grenscontrole opnieuw in te voeren. De derde situatie zou zich met name kunnen voordoen, als meerdere lidstaten verzuimen om hun buitengrenscontroles effectief uit te voeren, waardoor meerdere lidstaten er last van hebben. Dan is optreden in Europees verband meer aangelegen dan optreden alleen op nationaal niveau. Het is geen beperking, maar juist een nieuwe mogelijkheid om weer grenscontroles in te voeren.

Mevrouw Maij heeft gesteld dat lidstaten terughoudendheid zouden moeten betrachten met het instellen van grenscontroles. Dat is ook zo, maar het monitoringrapport van Schengen staat halfjaarlijks op de agenda van de Raad. Daarin staat dat het in het afgelopen halfjaar in Schengen maar een keer is gebeurd, namelijk in het voorbeeld dat ik heb geschetst. Noorwegen, dat het Verdrag van Schengen ook heeft getekend, heeft de grenscontrole ingesteld bij de uitreiking van de Nobelprijs. Het is heel goed mogelijk dat ook Nederland volgend jaar een beroep doet op dit artikel.

De heer Fritsma en de heer Van Hijum hebben vragen gesteld over het Mobiel Toezicht Veiligheid, vroeger het Mobiel Toezicht Vreemdelingen. Wij hebben in de nationale regelgeving kaders voor het MTV neergelegd die enerzijds voldoen aan de Schengengrenscode en anderzijds naar mijn oordeel ook de ruimte bieden om effectief te controleren. Het Europees Hof heeft op 19 juli 2012 een positieve uitspraak gedaan over de Schengenconformiteit van het MTV en de Raad van State heeft dat standpunt van het Hof overgenomen. Tijdens de behandeling van de begroting van Justitie heb ik aangegeven – de heer Van Hijum refereerde eraan – dat ik in het kader van het MTV wil uitbreiden, maar dat de mogelijkheden hiertoe beperkt zijn. Die uitbreiding ziet met name op de flexibele inzet van MTV-controles op treinen. Ik zie daar meer mogelijkheden. Ik zie ook meer mogelijkheden om bijvoorbeeld in de directe samenwerking met de Bundesländer en de Bundespolizei aan de oostgrens meer effectieve samenwerking te realiseren. Wij hebben daartoe stappen gezet en ik zal de Kamer daarover rapporteren.

Daarnaast zal er een uitzonderingsclausule worden opgenomen voor de situatie waarin het sluiten van de binnengrenzen op grond van de Europese regelgeving een te grote stap is, maar het wel wenselijk is om extra MTV-controles te houden. Daar zit precies het punt waarvoor de heer Fritsma aandacht vraagt. In sommige gevallen hebben wij regelgeving om die binnengrenscontroles te herinvoeren, maar dat is uitzonderlijk. In andere gevallen zullen wij dat moeten oplossen met een meer flexibele inzet van de MTV-controles. Dat kan wel. Het kan ook uitgebreider en het kan ook op een nog slimmere wijze dan het nu gebeurt. Binnengrenscontroles zitten echter vast aan heel zware voorschriften.

De heer Fritsma (PVV): Ik kan mij eerlijk gezegd moeilijk voorstellen dat de staatssecretaris tevreden is met de manier waarop de marechaussee die mobiele controles kan doen. Ze mogen dat bijvoorbeeld maar zes uur doen. De medewerkers van de marechaussee geven aan dat criminelen precies weten wanneer die zes uur voorbij zijn. Ze wachten even in een wegrestaurant met een bakkie koffie. Na die zes uur vertrekt de marechaussee en dan gaan alle criminelen de grens over. Dit is toch een veel te zware beperking? Neem alleen al de tijdsduur. De andere beperkingen laat ik nog buiten beschouwing. Daar kan de staatssecretaris toch niet tevreden mee zijn?

Staatssecretaris Teeven: Ik ken het voorbeeld, maar het hoeft niet zes uur achter elkaar te zijn. Maximaal zes uur hoeft niet maximaal zes uur achter elkaar te zijn. Er kan sprake zijn van tussenpozen van een bepaalde tijdsperiode. Die kanttekening plaats ik er in elk geval bij. De marechaussee heeft wel mijn aandacht hiervoor gevraagd, met name voor de controles in de trein. Men wil daar tot een meer flexibele inzet komen. Door de beperking van het aantal coupés en het maximale aantal treinen per dag anders in te vullen denk ik dat de KMar de controles nog efficiënter en effectiever kan uitvoeren. Ik zie een verruiming van het aantal uren waarop het vreemdelingentoezicht nabij de binnengrens kan worden uitgevoerd niet direct als een noodzakelijkheid. Ik ben wel voor meer flexibiliteit. Daar zal ik mij in Europees verband hard voor maken. De flexibiliteit moet wel in het systeem blijven zitten.

De heer Van Hijum (CDA): Het is mij nog niet helemaal duidelijk wat de staatssecretaris gaat doen. Ik wijs er trouwens op dat ook de CITT in haar jaarverslag stilstaat bij de beperkingen van het mobiel grenstoezicht. Je zit gewoon met het Vreemdelingenbesluit, want daar zijn de normen in opgenomen. Voor treinen betekent dit dat er per dag ten hoogste twee treinen per traject en ten hoogste acht treinen in totaal mogen worden onderzocht, en per trein ten hoogste twee treincoupés. Dat is de onmogelijke beperking waarmee de mensen van de marechaussee de problemen moeten oplossen. Gaat de staatssecretaris het Vreemdelingenbesluit nu aanpassen, of mag hij dat niet van Europa en gaat hij er in Europa voor zorgen dat dit wel mag?

Staatssecretaris Teeven: Het laatste, want het Vreemdelingenbesluit is op dit punt een uitwerking van de Schengengrenscode. Daar zit die verplichting in. Ik zal in Europees verband moeten pleiten voor meer flexibiliteit. Dat zal de inzet zijn, want ik ben met de heer Fritsma, de heer Van Hijum en de andere leden van mening dat je hier flexibeler mee moet kunnen omgaan. Het zit niet zozeer in het aantal uren en het aantal coupés, maar meer in de wijze waarop de KMar wordt ingezet. Ik herken de problemen van de KMar wel. Die zijn ook onder mijn aandacht gebracht. We gaan proberen om daar maximale flexibiliteit in te brengen.

De heer Van Hijum (CDA): Ik kan ook het voorbeeld van vliegtuigen noemen. Het is toch ook in het belang van de andere Europese lidstaten dat wij wat dat betreft een effectieve controle uitvoeren? Ten aanzien van vluchten geldt hetzelfde en ook voor controle op de weg. Wat wil de staatssecretaris uiteindelijk bereiken? Streeft hij ernaar dat het Vreemdelingenbesluit meer ruimte gaat bieden en wordt aangepast, zodat die ruimte daadwerkelijk ontstaat, of wil hij iets aan de interpretatie doen? Dat zou mij niet ver genoeg gaan.

Staatssecretaris Teeven: Mevrouw Maij waarschuwt ook voor het wederom plaatsvinden van niet-effectieve grenscontroles aan de binnengrenzen. Daar wil ik ook voor waken. Dat onderscheid moet wel worden gemaakt. Ik zoek het dus in flexibiliteit. Ik heb er onlangs nog in een bilateraal over gesproken met mijn Duitse collega. Wat betreft de samenwerking aan de oostgrens zien de Duitsers minder problemen dan de KMar, maar dat wil niet zeggen dat ze er niet zijn. Ik zal dit eerst aankaarten in Europees verband. Ik zal het ook bespreken met mijn Duitse en Belgische collega's. Ik ben benieuwd of zij dezelfde problemen herkennen die de Kamer en ik zien. Daarna kan er eventueel worden gekomen tot een wijziging van het Vreemdelingenbesluit, maar niet in een andere volgorde. Dat is niet mogelijk.

De heer Azmani vroeg naar het verschil tussen MTV-controles en het herinvoeren van persoonscontroles aan de binnengrenzen. Daar ben ik uitgebreid op ingegaan. De heer Azmani vroeg ook of het voorstel gevolgen heeft voor de wettelijke grondslag van het Mobiel Toezicht Veiligheid van de KMar. Het voorstel heeft geen gevolgen voor het MTV. Het MTV ziet op de mogelijkheid in de Schengengrenscode om controles uit te voeren binnen het grondgebied en heeft niets te maken met de herinvoering van grenscontroles. Bij het MTV hebben wij te maken met een andere grondslag. Daarover hebben wij zojuist gesproken. Het gaat hier om binnenlands toezicht. Dat toezicht is, zoals de heer Van Hijum zei, geregeld in het Vreemdelingenbesluit, maar op dit moment wordt het juridisch kader daarvoor uitgebreid. Dat doen wij in nauw overleg met de KMar. Wij zoeken wat dat betreft naar de maximale rek in de regels, zonder dat dit leidt tot minder grenscontroles aan de binnengrenzen.

Ik kom bij de vragen over het GEAS. De heer Van Hijum heeft gevraagd op welke wijze er in de definitieve voorstellen gehoor is gegeven aan de voorbehouden op de onderscheiden onderdelen die het kabinet namens Nederland heeft gemaakt in de Raadsbesprekingen. Dat is een heel complexe vraag. Je zou bijna denken dat de heer Van Hijum rechtstreeks informatie heeft uit het Brusselse onderhandelingscircuit. Dat kan bijna niet anders. De heer Van Hijum krijgt daarom een heel uitgebreid antwoord van mij. Hij vraagt mij eigenlijk om het onderhandelingsproces over vijf jaar in vier onderscheiden onderdelen samen te vatten. Laat helder zijn dat mijn voorganger en ik tijdens de onderhandelingen de Kamer op de hoogte hebben gehouden van de verschillende thema's en onderdelen. Er is wel een dilemma. Dat laat zich als volgt schetsen. Nederland heeft als relatief welvarend land in de Unie belang bij een verdere harmonisatie van het asielbeleid, al is niet iedereen het daarmee eens in de Kamer. De procedures moeten in alle landen tot dezelfde uitkomst leiden en hetzelfde voorzieningenniveau opleveren. Tegelijkertijd hebben wij in Nederland een lange traditie van de opvang en beoordeling van asielzoekers. Wij hebben in de loop der jaren een heel effectieve en zorgvuldige procedure ontwikkeld. Dat vinden ook niet alle Kamerleden, maar de meesten wel. Een deel van die verworvenheden heeft het echter niet gered in het onderhandelingsproces. Ik heb geprobeerd, evenals mijn voorgangers, om de negatieve effecten zo beperkt mogelijk te houden. Daar zijn we in geslaagd. In het belang van de verdere harmonisatie is dat voor mij reden, hoewel wij niet het onderste uit de kan hebben gehaald, om in te stemmen met het voorliggende pakket. Omdat volledige harmonisatie, ook met het tweede GEAS, nog niet is gerealiseerd, vind ik wel dat het werk er nog niet op zit. Wij moeten het nu in de praktijk waarmaken. Daar zal ik in de JBZ-Raad ook toe oproepen. Ik ga ervoor pleiten om de uitvoeringspraktijk op elkaar te laten aansluiten en ons in te zetten voor gezamenlijke ambtsberichten en een wettelijke samenwerking, niet op papier, maar in de praktijk.

Wat is er wel gelukt? Een voorbeeld. De 72-uurstoets is buiten de richtlijn gehouden. Dat is de rechterlijke toets bij ambtelijke bewaring binnen 72 uur. Die staat er niet in. Het is echter niet gelukt om de voorzieningen voor asielzoekers in het systeem op gelijk niveau te houden als de voorzieningen voor ingezetenen die sociale bijstand ontvangen. Dat gaat dus over de opvang. Qua procedure is er nog wel iets gelukt. Er is een éénstatusstelsel gerealiseerd, wat doorprocederen tussen statussen uitsluit. Bij vervolgaanvragen mag de voorlopige voorziening niet altijd in Nederland worden afgewacht. Dan weer iets wat niet is gelukt. In aa-zaken zal wel een schorsende werking aan het beroep moeten worden toegekend. Dat is in sommige aa-zaken negatief, maar niet in alle zaken. Wat betreft Dublin is het gelukt om het opschortingsmechanisme van tafel te halen. De mogelijkheid van een reactief systeem, waarbij achteraf wordt vastgesteld dat een land in de problemen is gekomen zodat naar dat land geen Dublinoverdrachten meer plaatsvinden, is ook van tafel, maar het is niet gelukt om principieel uit te sluiten dat amv's in verschillende landen asiel aanvragen. De formulering van het detentieartikel had nauwkeuriger gekund, want dan waren verschillen tussen lidstaten uitgesloten. Dat is niet gebeurd. We hebben dus dingen binnengehaald, maar we hebben ook dingen niet binnengehaald. Ik ben niet met alles tevreden, maar alles overziend, kunnen wij hier wel mee akkoord gaan.

De heer Van Hijum (CDA): Het is een indrukwekkende lijst. Ik snap dat die de resultante is van een jarenlang onderhandelingsproces. Toch heb ik er behoefte aan om scherper in beeld te krijgen wat de consequenties zijn van de aanvaarding van dit pakket voor de Nederlandse wetgeving. Ik snap dat je daarbij moet afwegen dat wij door middel van de regelgeving ook de processen en de opvang in andere landen beter structureren en laten aansluiten bij de Nederlandse praktijk. De gevolgen voor Nederland wil ik toch graag scherp in beeld hebben.

Staatssecretaris Teeven: Dat is ook de vraag van de heer Azmani, want hij vroeg naar de gevolgen voor het Nederlandse systeem van de implementatie. Ik heb al aangegeven dat het implementatietraject start als de richtlijnen en de verordeningen formeel zijn vastgesteld. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik een overzicht zal sturen van de wijzigingen als gevolg van de herijkte procedurerichtlijn, zodra ik de gevolgen zelf ook scherp heb. Dan krijgt de Kamer de details. Hetzelfde geldt ook voor de andere onderdelen van het GEAS. Ik heb een aantal voorbeelden genoemd. De bestudering van de teksten is nu gaande. De brief zal ik na de zomer in de richting van de Kamer kunnen sturen. Ik zeg toe dat ik het overzicht waar de heer Azmani in eerste termijn en de heer Van Hijum per interruptie om vroegen zo snel mogelijk zal versturen.

Ik kom bij een onderwerp dat mevrouw Gesthuizen en ik al veelvuldig hebben gedeeld. Zij is wat dat betreft altijd kritisch in mijn richting. De vraag is of Nederland bereid is om extra bij te dragen aan de hervestiging van Syrische vluchtelingen. Ik zet eerst de feiten op een rij, zodat we in elk geval over dezelfde feiten spreken. Dat is van belang. De UNHCR heeft in de aanloop naar deze JBZ-Raad expliciet een oproep gedaan aan de internationale gemeenschap om 2.000 Syrische vluchtelingen te hervestigen en 10.000 vluchtelingen tijdelijk op te nemen. Dat verzoek is aan alle lidstaten gedaan. Nederland is bereid om gehoor te geven aan die oproep. Binnen het quotum van hervestiging voor 2013 kan Nederland 50 plaatsen beschikbaar stellen voor Syrische vluchtelingen. Ik heb deze zaken ook overlegd met de minister van Buitenlandse Zaken. Het kabinet zit wat dit betreft volledig op één lijn. Nederland is in 2014 ook bereid om binnen het quotum een missie uit te voeren naar de buurlanden van Syrië, waarbij ongeveer 100 Syrische vluchtelingen kunnen worden voorgedragen. De UNHCR heeft ook nog gevraagd om medische voordrachten. We hebben maar een beperkte capaciteit voor medische zaken, maar binnen het aantal van 150 is plaats voor tien medische voordrachten.

Mevrouw Gesthuizen heeft ook gevraagd wat er is gebeurd met het Nederlandse aanbod van 25 Syrische vluchtelingen, waarover de vorige keer over is gesproken. Ik heb al eerder aangeboden om 25 niet-Iraakse vluchtelingen uit de omringende landen van Syrië te hervestigen. Het heeft heel lang op zich laten wachten, maar inmiddels heeft de UNHCR enkele voordrachten gedaan. Die zijn op dit moment in behandeling. Wij hopen daar op zeer korte termijn uitsluitsel over te kunnen geven.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De UNHCR heeft de EU verzocht om de tijdelijke opname van 10.000 vluchtelingen. Als wij dat aantal beperken tot 100, voldoen we daarmee aan ongeveer 1% van het totale verzoek. Vindt de staatssecretaris dat voldoende als 1,2 miljoen mensen op de vlucht zijn geslagen en dat aantal met 8.000 mensen per dag toeneemt? Nemen wij dus maar 100 mensen tijdelijk op?

Staatssecretaris Teeven: Ik ken de kritiek van de SP-fractie op dit punt. Juist om die reden heb ik deze kwestie nadrukkelijk afgestemd met de minister van Buitenlandse Zaken. Hij heeft nog niet zo lang geleden gezegd dat opvang in de regio altijd prioriteit moet hebben en dat Nederland dat ook ondersteunt. Dat is een van de redenen waarom de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking daarvoor extra geld van Nederland ter beschikking heeft gesteld. Wat betreft de door mij genoemde plaatsen moet er worden uitgegaan van de hervestigingsplaatsen, dus van de 2.000. Van die 2.000 vullen wij 50 plaatsen in voor hervestiging en daarnaast kunnen nog 100 Syrische vluchtelingen worden voorgedragen. Het is beleid van Nederland dat opvang zo veel mogelijk in de regio gebeurt. Daar geven wij ondersteuning voor. Dat is ook de lijn van het kabinet op dit punt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik blijf bij mijn vraag. We hebben het over permanente huisvesting, maar ook over mensen die nu tijdelijk worden gehervest. Ik neem aan dat veel mensen hopen dat ze uiteindelijk weer terug kunnen naar de grond waar ze zijn geboren en waar hun voorouders begraven liggen. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, ligt er ook een verzoek van de UNHCR aan de EU om onderdak te bieden aan 10.000 mensen. Dat is een beperkt aantal, gezien de enorme stroom van vluchtelingen. De meeste opvang moet dus al in de regio plaatsvinden. Is het dan redelijk om in deze noodsituatie toch maar voor 1% van de gevallen voor opvang te zorgen?

Staatssecretaris Teeven: Het Nederlandse kabinet heeft lang over deze zaak gesproken. Ik acht het op dit moment redelijk.

Ik kom bij de opmerkingen van mevrouw Maij over het Griekse actieplan. Er is gevraagd wat mijn boodschap wordt als ik in Griekenland ben. Ik ga van 12 tot 14 juni naar Griekenland. Er wordt namelijk weleens aan getwijfeld of het wel goed gaat bij zowel de rivier- als de landstrook van tien kilometer waar de Evros niet de feitelijke landscheidingsgrens met Turkije is, de scheidingsgrens met Turkije. Ik ga daarover met mijn collega spreken en ik ga bezoeken brengen aan opvang- en detentiecentra. Ik ga ook spreken met de Nederlanders die via Frontex en EASO de Grieken ondersteunen. De heer Van Hijum vroeg daarnaar. Ik zal ook spreken met een aantal vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Ik ben het met mevrouw Maij eens dat de Grieken de instroom nu redelijk onder controle hebben. Er is nu geen excuus meer om niet nog meer vaart te zetten achter hervormingen, gericht op het verbeteren van de mensenrechtensituatie, zeker voor kwetsbare vluchtelingen; denk aan alleenstaanden, minderjarigen en vrouwen en ook vluchtelingen uit Syrië. Ik zal ook spreken met mijn collega over het racistisch geweld tegen vreemdelingen, want daarover bereiken ons nog steeds signalen. Ik zal mijn Griekse collega er ook op wijzen dat er vaart moet worden gemaakt met de hervormingen. Ik kan bevestigen dat hiervoor via de EU ook fondsen beschikbaar zijn.

Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd of er nog steeds asielzoekers worden overgedragen aan Polen. In de antwoorden op schriftelijke vragen van mevrouw Maij en mevrouw Gesthuizen ben ik ingegaan op de kritische rapporten over asiel in Polen. Het klopt dat er nog verschillen bestaan qua niveau van de opvangvoorziening in de lidstaten. Dat is echter geen reden om de Dublinverordening niet toe te passen. Dat gebeurt pas niet meer op het moment dat de ondergrens van artikel 3 EVRM is bereikt. Pas als een land binnen de EU door die grens zakt, wordt de verordening niet meer toegepast voor dat land. Mevrouw Gesthuizen sprak er al over tijdens discussies die wij ook over andere onderdelen met Polen hebben gehad, maar wat Polen betreft ga ik wel uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Een belangrijk element daarbij is dat de Poolse regering na kritieken uit het buitenland, ook van de EU, direct verbetermaatregelen heeft aangekondigd. De Poolse regering is ermee aan de gang. Er is op dit moment geen reden om een en ander op te schorten.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik plaats mijn laatste interruptie, voorzitter, want ik vind dit een bijzonder schrijnende situatie. In het kader van AO's JBZ over het Europees arrestatiebevel heb ik een aantal keren met eigen ogen van nabij mogen zien wat er gebeurt met mensen als ze in Poolse detentie zitten. Ik kan mij zo ongeveer wel voorstellen in welke situatie deze mensen terechtkomen als ze worden teruggestuurd naar Polen. Waarom wordt Polen hier niet rechtstreeks door Nederland op aangesproken?

Staatssecretaris Teeven: Een jaar geleden heb ik de Poolse minister van Justitie rechtstreeks aangesproken op de Poolse detentiesituatie. Dat was op een moment dat ik in Polen rechtstreeks werd aangesproken op uitlatingen die collega Kamp in de media had gedaan. Tijdens dat onderhoud heb ik deze kwestie aan de orde gesteld. Het ging over het Europees arrestatiebevel. Ik heb toen gevraagd hoe het kon dat zo veel Europese burgers die richting Polen waren gegaan, daar vervolgens in slechte detentieomstandigheden terechtkwamen, lang moesten wachten op hun berechting, maar wel vastzaten. Het ging ook over de overlevering van Nederlanders aan Polen. De heer De Wit van de SP, collega van mevrouw Gesthuizen, heeft er ook een aantal malen aandacht voor gevraagd. De Polen zijn er dus rechtstreeks op aangesproken, maar wat dit onderwerp betreft zien wij verbeteringen. Ik heb dan ook geen reden om niet door te gaan met het toepassen van de verordening.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Heel curieus, in gewoon Nederlands gezegd: vreemd. De staatssecretaris geeft enerzijds aan dat moet worden afgewacht of Polen wel of niet door artikel 3 EVRM zakt. Met andere woorden: dan moeten mensen eerst een procedure aanspannen bij het Europees Hof om te kijken of er wellicht sprake is van schending van mensenrechten. Anderzijds wordt geconstateerd dat het wel goed zal komen. Ik vind dat raar en ik snap dat niet. Ik denk dat wij op deze manier een te groot risico nemen. Ik vraag de staatssecretaris om datgene wat hij in het kader van het Europees arrestatiebevel wel nodig vond voor mensen die werden overgeleverd, namelijk de regering direct aanspreken, ook dit keer te doen. Dat mag vriendelijk. Je kunt gewoon vragen hoe het ermee staat en of je een keer kunt komen kijken.

Staatssecretaris Teeven: Er is niets op tegen om er een keer te gaan kijken. Dat is ook een van de redenen waarom ik volgende week naar Griekenland ga. Ik wil dit soort dingen zelf ook zien. Ik heb met de heer Schouw naar aanleiding van een aantal JBZ-Raden geleden ook gesproken over het verbod van refoulement, het terugsturen van vluchtelingen vanuit Turkije. Ik zal met de marechaussee bespreken hoe het daar nu feitelijk gaat. Ik vind het in ieder geval een goede suggestie van mevrouw Gesthuizen. Ik zeg toe dat ik, als ik vrijdag de gelegenheid heb, mijn Poolse collega zal vragen welke verbetermaatregelen hij op dit gebied gaat nemen. Als dit lukt, zal ik in de verslaglegging laten opnemen om welke maatregelen het gaat. Wij gaan dit dus doen.

De heer Fritsma heeft gevraagd of de richtlijn seizoenswerk toelaat. Een aantal leden hebben in dat verband ook vragen gesteld over legale migratie. Wat houdt het voorstel over de Richtlijn seizoensarbeid in? De heer Fritsma zal het ongetwijfeld weten: hierin worden gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de toegang en het verblijf van derdelanders die als seizoenarbeiders een korte periode werkzaam wensen te zijn in een EU-lidstaat. De richtlijn stelt gemeenschappelijke minimumnormen vast ten aanzien van de behandeling van die mensen om uitbuiting te voorkomen. Het EU-voorstel houdt niet in dat seizoenwerkers zonder meer worden toegelaten. Dat betekent dat lidstaten altijd voorrang kunnen geven aan de eigen arbeidsmarkt, in die zin dat nationale werkzoekenden voorgaan. Daarnaast verplicht de richtlijn dat als een seizoenwerker wordt toegelaten hij of zij niet onderbetaald mag worden. Dat betekent ook geen import van goedkope arbeid. Lidstaten hebben de mogelijkheid om daar zelf op toe te zien. Lidstaten doen dat ook. Nederland doet dat ook.

De heer Fritsma (PVV): Toch ligt er een voorstel op tafel vanuit de EU om seizoenarbeiders van buiten de EU toe te laten. Ik doe een beroep op het gezond verstand van de staatssecretaris wat dit betreft. De principiële vraag is namelijk hoe logisch het is om seizoenarbeiders vanuit bijvoorbeeld Noord-Afrika hier toe te laten, want we hebben zelf enorme werkloosheidsproblemen. In de EU-lidstaten wordt werkloosheidsrecord na werkloosheidsrecord gebroken. We hebben al heel veel problemen met seizoenarbeiders uit Polen. In 2014 komen de Roemenen en Bulgaren erbij, want zij zijn dan vrij om op de arbeidsmarkt te komen. Dan is het objectief gezien toch gekkenwerk om daar nog seizoenarbeiders van buiten de EU bij op te tellen?

Staatssecretaris Teeven: De vraag is helder, maar ik hoop dat het antwoord aan de heer Fritsma ook helder is. Blijkbaar was mijn antwoord zojuist niet helder genoeg. Dus ik zeg het nog een keer. De richtlijn houdt in dat, als je seizoenarbeiders van buiten de EU toelaat tot een EU-lidstaat, je ze op dezelfde manier moet behandelen als anderen die arbeid krijgen. Dat staat in de richtlijn. Er staat niet in de richtlijn dat seizoenarbeiders niet meer mogen worden binnengelaten, of dat je ze de toelating mag weigeren. Dat kan dus nog steeds. De vraag van de heer Fritsma gaat uit van een premisse die niet juist is, in die zin dat de richtlijn regelt wie je wel of niet mag toelaten. Dat doet de richtlijn niet, maar als je mensen toelaat, moet je ze op dezelfde manier behandelen als andere arbeiders. Dat is echt iets anders. Nederland zal erop letten, en dat heb ik afgestemd met mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat er geen concurrentieverstoring plaatsvindt, maar ook geen uitbuiting. Dat is de andere kant van de medaille.

De heer Fritsma (PVV): Ik weet wat er in de richtlijn staat, maar gelukkig is die nog niet in beton gegoten. De staatssecretaris kan er nog invloed op uitoefenen. Hij moet hier helemaal mee stoppen. Dat geef ik hem bij dezen mee, want nogmaals, het is gekkenwerk. Er wordt nog gesproken over de quota en de duur van seizoenswerk. Die staat nu gelukkig op zes maanden, wat absurd is. Wat de staatssecretaris verder zegt, klopt niet. Nederland kan wel toetsen hoe het staat met de verstoring van de arbeidsmarkt, maar we hebben ook te maken met landen als Spanje, die wel weer heel veel mensen kunnen toelaten. De staatssecretaris weet ook dat Nederland daar last van heeft, omdat die mensen in het Schengengebied heel gemakkelijk kunnen doorreizen naar Nederland. De staatssecretaris kan wel verstandig zijn, maar landen als Spanje zijn dat vaak niet. Als die massaal seizoenarbeiders uit Noord-Afrika toelaten, kunnen wij hier een probleem krijgen met de illegaliteit. De staatssecretaris heeft ook aangegeven dat illegaliteit vaak begint met legaal verblijf, bijvoorbeeld na een toeristenvisum. Dat kun je in dit geval ook weer krijgen, dus dit leidt tot een vergroting van het probleem van de illegaliteit. Daar wil ik ook nog een reactie op. Ik wil graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij hiervoor gaat liggen en dat hij dit niet toestaat.

Staatssecretaris Teeven: We moeten een en ander wel goed onderscheiden. Het is belangrijk om vast te stellen dat in het voorstel niet over quota wordt gesproken. Lidstaten bepalen zelf welke aantallen ze toelaten. Ik daag de heer Fritsma anders uit om mij te laten zien waar dat staat in het voorstel. Dat laat onverlet dat ik het met hem eens ben dat, als mensen overstayers zijn, mensen die legaal worden toegelaten en hier vervolgens blijven, de illegaliteit daarmee kan beginnen, maar dat is een ander onderwerp. Ik ben wel kritisch. Dat geldt ook voor mijn collega van Sociale Zaken. De minister van Sociale Zaken en vicepremier heeft zich daar ook over uitgelaten. Hij vindt ook dat dit niet mag leiden tot concurrentieverstoring. Ook hij ziet dat we zelf momenteel een hoge werkloosheid hebben, dus we moeten ervoor zorgen dat onze eigen mensen ook aan het werk komen. Het heeft onze aandacht, maar we moeten wel uitgaan van de zaken zoals die daadwerkelijk in de richtlijn staan. Ik heb aandacht voor wat de heer Fritsma stelt, maar ik herken zijn uitgangspunten in de vragen niet.

De heer Fritsma (PVV): Dit is een principezaak. De staatssecretaris zegt dat er niet over toegangsvolumes wordt gesproken, maar hoe logisch is het om vanuit de EU de grenzen open te gooien voor seizoenarbeiders van buiten de EU? Iedereen snapt dat dit gekkenwerk is, ook gelet op de problemen die wij nu al hebben met Polen. De Roemenen en de Bulgaren komen er ook nog aan. Dit kan gewoon niet. Dit is een bewijs van de wereldvreemdheid van Brussel. Ik roep de staatssecretaris nogmaals op om hiervoor te gaan liggen. De staatssecretaris stelt dat er niet wordt gesproken over toegangsvolumes, maar dan klopt de stafnotitie niet, want hierin staat letterlijk: «Openstaande kwesties zijn onder andere nog de maximale periode van verblijf in de EU, toegangsformules en quota voor seizoenarbeiders die reeds bestaan in de EU.» Dan klopt de informatievoorziening misschien niet. We moeten wel precies zijn.

De voorzitter: Mijnheer Fritsma, ik wil ook precies zijn. U citeert nu uit een stafnotitie, maar dat zijn interne documenten, bedoeld voor de Kamer. Het is niet de gewoonte dat u daaruit citeert en ook niet dat u daar kwalificaties aan geeft. U mag uw punt maken, maar volgens mij is dat wel helder.

De heer Fritsma (PVV): Er staan nog heel veel kwesties open, waaronder de kwesties die ik net aanstipte, met het vriendelijke verzoek aan de staatssecretaris om in Brussel duidelijk te maken dat dit gekkenwerk is en dat wij dit niet moeten doen, omdat wij al voldoende problemen hebben met Poolse seizoenarbeiders. Daarnaast komen de Roemenen en de Bulgaren er straks ook nog aan. Niemand snapt dat de grenzen open moeten voor seizoenarbeiders van buiten de EU. Dat is mijn principiële punt. Ik zie graag dat de staatssecretaris dat toegeeft en daarnaar handelt overmorgen in Luxemburg.

De voorzitter: Uw principiële punt is helder.

Staatssecretaris Teeven: Ik zeg nu voor de derde keer dat het kabinet daar buitengewoon veel aandacht voor heeft en dat ik de geest van de opmerkingen van de heer Fritsma onderschrijf, ook gelet op de grote problemen in het land, vanwege de huidige economische situatie. Zijn oproep en zijn opmerkingen begrijp ik dus. Het kabinet handelt nu al in die geest. Ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft er al opmerkingen over gemaakt, maar ik heb ook al iets gezegd over de uitgangspunten. Wij zien die anders. Ik ga niets zeggen over de informatievoorziening aan de Kamer van een intern orgaan van de Kamer.

De voorzitter: Dat verwacht ik ook niet van u.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb gezegd dat die informatie niet klopt, dus dan moet de staatssecretaris kunnen aangeven dat die wel klopt.

Staatssecretaris Teeven: Ik vind inderdaad dat de commissie daar goed over moet worden voorgelicht, dus ik kom met een verduidelijking van wat in het voorstel met betrekking tot de richtlijn staat, want er wordt niet over quota gesproken. Ik zal de commissie in een brief aangeven wat er wel wordt bedoeld met het gestelde op dit punt in het voorstel.

De voorzitter: ik constateer dat de staatssecretaris ons aanbiedt om duidelijk te maken wat er exact in de richtlijn wordt aangegeven over wel of geen volumes en het omgaan met seizoensarbeiders. Ik neem dat aanbod graag aan. Dat geldt ook voor de commissie als ik om mij heen kijk. Wij zien die brief van de staatssecretaris graag tegemoet.

Staatssecretaris Teeven: Een aantal leden hebben gevraagd waarom ik onderscheid maak tussen enerzijds onderzoekers en studenten en anderzijds scholieren, vrijwilligers en au pairs wat betreft het toelatingsbeleid. Ik heb daarover een BNC-fiche aan de Kamer gestuurd. Nederland is voorstander van een soepelere en snellere toelatingsprocedure voor onderzoekers en studenten, aangezien het gaat om hoogopgeleide Nederlanders die een duidelijke bijdrage leveren aan de Nederlandse economie en samenleving. Daarentegen is er naar het oordeel van het kabinet geen toegevoegde waarde van een EU-regeling voor de toelating van onbetaalde stagiairs, uitwisselingsscholieren, vrijwilligers en au pairs. De Nederlandse inzet zal er tijdens de onderhandelingen op zijn gericht om die categorieën uit de richtlijn te schrappen. Ik wijs in dat verband ook nog op Kamervragen van enige tijd geleden over het toelatingsbeleid met betrekking tot au pairs en de problemen die zich rondom dat onderwerp hebben voorgedaan.

De heer Schouw en mevrouw Maij vragen waarom het kabinet hiervan geen toegevoegde waarde ziet. Ik heb dat in het BNC-fiche al uiteengezet. Bij de categorieën waarvan ik geen toegevoegde waarde zie, zijn geen lidstaatoverstijgende aspecten aanwezig. In tegenstelling tot de categorieën onderzoekers, studenten en betaalde stagiairs, kent de richtlijn mijns inziens terecht geen intra-EU-mobiliteit toe aan deze categorieën. Vanuit het oogpunt van subsidiariteit is het de vraag waarom er op EU-niveau een regeling zou moeten komen die de voorwaarden voor hun toelating en verblijf regelt. Nederland staat niet alleen in dit standpunt, want dan zou je het idee kunnen krijgen dat wij als een soort Don Quichot te keer gaan op dit onderwerp, maar dat is niet het geval. Ook een groot aantal andere lidstaten heeft daar vraagtekens bij geplaatst. Dat geldt niet alleen voor de meeste Oost-Europese landen, maar ook voor Duitsland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland. Een groot aantal andere landen heeft een voorbehoud gemaakt, zonder zich verder inhoudelijk op dit punt uit te spreken. Wat betreft de seizoenwerkersrichtlijn – ik heb het nog even opgezocht in de Handelingen – zag de Kamer in meerderheid dezelfde bezwaren met betrekking tot de subsidiariteit.

De heer Schouw (D66): Dan stel ik het andersom. Wat voor onheil komt er op ons land af als wij het nu gewoon wel regelen voor onbetaalde stagiairs, vrijwilligers en uitwisselingsscholieren? Welke enorme risico's lopen wij dan? Gaat de staatssecretaris er niet met een gestrekt been in? Hij somt nu een aantal landen op, maar er zijn ook landen die heel enthousiast zijn over een bredere regeling. Dat weet de staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven: De vraag die op de agenda staat, is of de lidstaten dit moeten regelen of de EU. Dit gaat in eerste instantie om de subsidiariteit. Het oordeel van Nederland is dat Nederland dit moet regelen en dat dit op nationaal niveau moet gebeuren voor de andere categorieën. Je kunt er dan op nationaal niveau over praten of het wel of niet moet, maar over au pairs vindt een ruime meerderheid van de Kamer dat ik wat dat betreft beter moet opletten, omdat daar allerlei dingen niet goed gaan. Dat is heel iets anders dan de vraag of wij dit via de EU moeten regelen of nationaal. Er zijn knelpunten, maar in het wetsvoorstel modern migratiebeleid, dat 1 juni jongstleden in werking is getreden, stellen wij een erkend referentschap als eis. Dat doet de richtlijn niet, om even een onheil te noemen dat op ons afkomt. Als die categorieën niet worden geschrapt, zal Nederland zich inzetten voor het vereiste van een erkend referentschap, maar nogmaals, daar lijkt het niet naar uit te zien. Het ziet ernaar uit dat de meerderheid het niet wil op de huidige manier.

De heer Schouw (D66): Mijn tweede vraag ging over het gestrekte been van de staatssecretaris op dit punt. Gaat hij zich hiertegen verzetten of heeft hij alleen wat bezwaren?

Staatssecretaris Teeven: Nee, ik ga me hiertegen verzetten; dat voor alle duidelijkheid. Ik ga me ertegen verzetten omdat ik er de meerwaarde niet van inzie. Ik vind dat lidstaten dat op nationaal niveau moeten regelen. Anders gezegd, als de meerderheid van de lidstaten zou zeggen dat het wel op Europees niveau wordt beslist, zullen wij aparte vereisten moeten invoeren, zoals het vereiste van referentschap.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik vroeg naar het verschil tussen wat er in de richtlijn staat en wat de Nederlandse regelgeving zegt. De staatssecretaris spreekt dan van het erkend referentschap. Is dat het enige of zijn er nog meer zaken? Dat lijkt mij namelijk iets wat eventueel nog wel te regelen zou zijn.

Staatssecretaris Teeven: Dat is eventueel wel te regelen, maar de basale vraag is of je dit op Europees niveau of op nationaal niveau wilt regelen. De grote voorkeur van de Nederlandse regering is om dit op nationaal niveau te regelen en niet op Europees niveau. Dat wordt ook ingegeven door de problemen die ik kort na het aantreden van het kabinet-Rutte II had met de regeling voor au pairs. De meerderheid van de lidstaten wil ook dat deze categorieën nationaal worden geregeld. Als de discussie in Europa anders zou uitvallen, lijkt het mij dat je op zijn minst een vrij referentschap zou moeten opnemen in de Europese regeling.

Mevrouw Maij (PvdA): Begrijp ik goed dat er in het verdere palet van toelatingseisen geen heel groot verschil zit tussen wat er wordt voorgesteld, wat de staatssecretaris voorstaat en wat nu de Nederlandse regelgeving is?

Staatssecretaris Teeven: Het Nederlandse kabinet heeft een andere opvatting over een aantal categorieën. Het gaat ook over de vraag of het een bijdrage kan leveren aan de samenleving en het modern migratiebeleid. Wij denken daar anders over dan Europa.

Ik heb nog twee vragen over die niet op de agenda staan. De eerste is die van mevrouw Maij naar de stand van zaken met betrekking tot de mobiliteitspartnerschappen met Egypte en Tunesië. Egypte heeft aangegeven vooralsnog geen belangstelling te hebben voor een mobiliteitspartnerschap met de EU. De onderhandelingen met Tunesië zijn nog gaande. Die zijn nog niet afgerond.

De heer Fritsma heeft nog opmerkingen gemaakt over de Europaroute. Ik ben het met hem eens dat het vreemd is dat partners van EU-burgers van buiten de EU niet onder het nationaal toelatingsbeleid vallen, maar dat volgt nu eenmaal uit de Richtlijn vrij verkeer van personen. Die richtlijn wordt op dit moment geëvalueerd. In dat verband zullen wij dit punt nog naar voren brengen, maar gelukkig biedt de huidige richtlijn ook de mogelijkheid om oneigenlijk gebruik van fraude met de Europaroute aan te pakken. Daar zet ik op dit moment op in.

De heer Azmani stelde dat de Europese Commissie in haar brief aanmatigend is. Dat was in ieder geval een term die hij gebruikte. Ik denk dat het niet de bedoeling is van de Commissie om de richtlijn zelf ter discussie te stellen, maar om te bezien hoeveel ruimte de richtlijn biedt om tegenwicht te bieden aan situaties van oneigenlijk gebruik, rechtsmisbruik en fraude. Lunchbijeenkomsten – de heer Van Hijum stelde dat wij een en ander afdoen bij het toetje, maar dat is niet juist – zijn bijeenkomsten waarin wij zonder ambtelijke ondersteuning met elkaar spreken over een bepaald onderwerp dat dan wordt uitgediept. Bij de aanvang van de middagsessie van de Raad, vrijdagmiddag dus al, geeft het voorzitterschap meteen de standpunten en de conclusies weer. Dat gebeurt tijdens de formele vergadering. De waarde van een lunchbijeenkomst is op die manier soms groter dan de waarde van een normaal geplande vergadering. Ik heb er alle vertrouwen in dat onze brief die aandacht zal krijgen tijdens de lunchbijeenkomst die die moet hebben.

De heer Van Hijum (CDA): Dan zou je de staatssecretaris bijna meer lunchbijeenkomsten toewensen.

Staatssecretaris Teeven: Dat is niet goed.

De heer Van Hijum (CDA): Er is een brief op poten gestuurd naar het Ierse voorzitterschap namens vier lidstaten, waarin wordt aangegeven dat die lidstaten grote problemen hebben met fraude, misbruik en noem maar op, maar dat ze geen mogelijkheden hebben om die kwesties aan te pakken. Er is een brief van de Europese Commissie teruggekomen, waarin staat dat wij het allemaal verkeerd zien, dat het vrij verkeer van personen geweldig is, en dat wij ons geen zorgen hoeven te maken. Er zit ook nog net een uitleg bij, maar mij is volstrekt onduidelijk wat de staatssecretaris, wat de vier lidstaten gaan voorstellen tijdens de lunchbijeenkomst. Ik laat in het midden of dat gebeurt bij het voorgerecht of het nagerecht. Ik ben benieuwd naar de concrete voorstellen van de staatssecretaris om de problemen aan te pakken. Ik heb ook een concreet voorstel gedaan. Gaat het bijvoorbeeld om de mogelijkheid om mensen aan te pakken die hier frauderen met de sociale zekerheid, bijvoorbeeld om het verblijf te beperken en de terugkeer te bevorderen?

Staatssecretaris Teeven: De discussie gaat over de re-entry ban en de vraag of je mensen die hebben gefraudeerd, die misbruik hebben gemaakt van sociale voorzieningen, opnieuw moet toelaten tot de Unie. Het ging ook om fraude door Bulgaren, die zich vervolgens ophielden in een dorpje in Bulgarije. Moet je die weer toelaten tot Nederland? Het tijdpad is als volgt. Donderdag vindt er overleg plaats met de vier briefschrijvers. De Nederlandse regering en ook de regeringen van Oostenrijk, Engeland en Duitsland waren op zijn zachtst gezegd niet buitengewoon gecharmeerd van het antwoord van de Commissie. Ik vind dat er ook nog een serieuze reactie moet komen van de Commissie. Alleen maar aangeven dat wij alle ruimte hebben om het probleem nationaal aan te pakken en dat alles blijft zoals het was, is niet voldoende. Wij zullen proberen om tijdens de lunchbijeenkomst duidelijker onder de aandacht te brengen tegen welke problemen een aantal lidstaten aanlopen. Ik heb al vernomen dat de problemen die de vier briefschrijvers herkennen ook door een aantal andere lidstaten worden gezien. De Kamer heeft onlangs ook gediscussieerd over het misbruik van sociale voorzieningen door burgers vanuit de EU. Het tegengaan van fraude is op dit moment een heet onderwerp in de Tweede Kamer. Ik heb ook goed geluisterd naar wat de fracties, ook die van de oppositie, hebben gezegd over het tegengaan van fraude. Het lijkt mij heel handig als ik dit onderwerp pregnant op de Europese agenda houd en ervoor probeer te zorgen dat er mogelijkheden komen om het mensen, als ze hebben gefraudeerd, moeilijker te maken om terug in Nederland te komen.

De heer Van Hijum (CDA): Er ligt een brief van deze staatssecretaris en een aantal lidstaten waarin serieus wordt voorgesteld om het vrij verkeer van personen, een fundamenteel beginsel, aan een nadere beperking te onderwerpen. De staatssecretaris geeft aan dat hij een serieuze reactie had verwacht – ik vind die ook heel mager – maar het begint bij de vraag wat het voorstel van de staatssecretaris is. Hij zegt dat hij een aantal interessante dingen heeft gehoord die hij meeneemt, maar ik wil weten wat de staatssecretaris op tafel gaat leggen om de problemen die wij hier ondervinden, en die kennelijk andere landen ook hebben, concreet aan te pakken. Gaat hij daarbij het voorstel betrekken dat wij hebben gedaan, namelijk een ongewenstverklaring dan wel een inreisverbod voor mensen die hier frauderen of hebben gefraudeerd met de sociale zekerheid? Ik maak het concreet, want de staatssecretaris doet dat niet voldoende.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb heel duidelijk gezegd, bij de presentatie van het plan en in de brief, dat het de bedoeling is dat iemand die hier zijn verblijfsrecht misbruikt door te frauderen met toeslagen of sociale voorzieningen, Nederland voorlopig niet meer inkomt. Ik had bijna een vooruitziende blik, want toen een fractiegenoot van de heer Van Hijum daar een punt van maakte in de Kamer, had ik de brief met de drie andere landen al ondertekend. De brief was zelfs al weg voordat de discussie over de toeslagen losbarstte. Als mensen tegen de klippen op frauderen met toeslagen en sociale voorzieningen, moet je tegen die mensen kunnen zeggen dat ze Nederland voorlopig niet meer inkomen en dat wij ze niet meer willen hebben als ze dat soort zaken doen. Dat is een inbreuk op het vrij verkeer van personen. Dat is een re-entry ban. Je maakt het mensen onmogelijk terug naar Nederland te komen en opnieuw te gaan frauderen. Volgens mij willen de heer Van Hijum en ik dus hetzelfde. De inzet van de vier landen is ook dezelfde. Zij willen dat allemaal. Er zijn nog meer landen in Europa, behalve de vier briefschrijvers, die dit willen. De Commissie vindt dat echter een onzalig plan en heeft het afgeserveerd. Dat is de stand van zaken op dit moment. Ik vind dat wij dus naar meer mogelijkheden moeten zoeken.

De voorzitter: Ik constateer dat de Kamer behoefte heeft aan een korte tweede termijn.

De heer Fritsma (PVV): Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Het is goed dat hij zich waarschijnlijk aansluit bij het protest van Duitsland richting Italië vanwege het feit dat Italië weer duizenden verblijfsvergunningen heeft weggegeven plus € 500 om naar Noord-Europa te gaan. Het blijft belangrijk om de Europaroute te sluiten. De staatssecretaris heeft daarover een toezegging gedaan, in die zin dat hij zich daarvoor blijft inzetten. De Richtlijn seizoensarbeid is voor de PVV een belangrijk punt. Wij willen die van tafel, maar daarover verschillen wij van mening met de staatssecretaris. Ik was daar al een klein beetje bang voor. Ik vraag daarom een VAO aan om over deze kwestie een motie in te dienen.

De heer Schouw (D66): Ik moest even weg, dus ik heb een deel van de belangwekkende antwoorden van de staatssecretaris niet tot mij kunnen nemen. Ik ga niet herhalen wat ik al heb gezegd, maar ik wil nog één ding weten. Dat betreft de dreigende inbreukprocedure – ik weet niet of de staatssecretaris daarop is ingegaan – en het bezoek van mevrouw Reding. De Europese Commissie vindt namelijk dat de Nederlandse Vreemdelingenwet niet strookt met het Europees recht. Daar is correspondentie over.

Dan is er een kwestie naar aanleiding van de populistische toon van de staatssecretaris en de brief van de vier landen. Heeft de Europese Commissie niet tegen de vier landen gezegd dat zij niet moeten werken met een systeem dat aanleiding geeft tot fraude? De landen zijn zelf de bron. Daar moeten ze iets aan doen. Wil de staatssecretaris daarop reageren?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik dank de minister voor de beantwoording en zijn uitleg over wat hij over vijf dagen in Griekenland gaat doen. Misschien wil hij dan ook meenemen, al kan hij dat nog niet helemaal beantwoorden, welk deel van het actieplan uitvoerbaar is, gelet op de beperktere middelen die Griekenland ter beschikking heeft, wat niet meer uitvoerbaar is en wat de effecten daarvan zijn. Ik zou graag zien dat de staatssecretaris ons daarover informeert na zijn bezoek aan Griekenland.

Ik kom bij het mobiliteitspartnerschap met Marokko. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de TNO-overeenkomst met Marokko?

De heer Van Hijum (CDA): Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden.

Eerst iets over de re-entry ban. Ik ben heel benieuwd hoe dat tijdens de lunchbijeenkomst gaat lopen. Ik reken erop dat wij er vrij snel een terugkoppeling van zullen krijgen, zodat wij kunnen beoordelen of er daadwerkelijk ruimte bij de Europese Commissie ontstaat, of dat er andere acties moeten volgen om dit voor elkaar te krijgen. Er alleen over lunchen zal, vrees ik, niet de oplossing brengen.

Dan het mobiel grenstoezicht. Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt. Hij wil ook daar de goede kant op, maar ik vind dat hij zichzelf laat opsluiten door de regels van het Vreemdelingenbesluit. Maximaal zeven keer per week mag je bij vluchten op dezelfde route controles uitvoeren. Het mag maximaal om een derde van de vluchten gaan, maar ik vind dat je een risicogeoriënteerde, risicogestuurde benadering moet kunnen volgen. Als zich ergens een groot risico voordoet, moet je bij wijze van spreken alle vluchten kunnen controleren. Waarom zou dat niet mogen als dat risicogeoriënteerd beargumenteerd wordt? Ik overweeg om op dat punt een motie in te dienen, zeker nu het VAO toch al is aangekondigd.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik maak zeker ook gebruik van het VAO, omdat ik mij helemaal niet kan vinden in wat er vandaag is gezegd over de opname van Syrische vluchtelingen door Nederland. Vandaag konden we het bericht lezen dat het aantal asielverzoeken in Nederland is afgenomen. Vorig jaar zaten we onder de 10.000 verzoeken, maar in de eerste drie maanden van dit jaar zat het aantal vluchtelingen vanuit Syrië al op het dubbele van wat er vorig jaar is binnengekomen, een kleine 1.000, als ik de cijfers moet geloven. Vorig jaar waren het er 455, maar de eerste drie maanden van dit jaar zitten we al op het dubbele. Dat geeft aan dat er echt sprake is van een noodsituatie. Dat weten we ook allemaal. Op dat punt kan de staatssecretaris een motie verwachten.

Volgens mij heb ik het antwoord gemist op mijn concrete vraag of de staatssecretaris bereid is de Commissie te vragen de Europese asielzoekerscentra mee te nemen in de zogenaamde fitnesscheck die zij zal uitvoeren met betrekking tot de Dublinverordening.

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Azmani (VVD): Dank voor de beantwoording. Ik ben blij met de toezegging dat wij over de impact van het GEAS per brief worden geïnformeerd. Ik gaf al aan dat de informatiebehoefte van de Kamer over de verschillende onderwerpen groot is. Ik heb daar niet echt een reactie van de staatssecretaris op gehad. Ik zeg dit ook naar aanleiding van het feit dat er in het kader van Schengen al een overeenkomst is gekomen met Raad en Parlement. Ten aanzien van Eurosur lijkt het die kant ook op te gaan. In principe hebben wij daar een voorbehoud op gemaakt. Het spreekt vanzelf dat, als er sprake is van een gemeenschappelijk standpunt is van de Raad, er een appreciatie uitgaat van dit kabinet.

Voorzitter: Azmani

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn.

De heer Fritsma heeft over de Richtlijn seizoensarbeid een motie aangekondigd. Ik wacht de tekst van de motie af. We hebben de standpunten gewisseld. Dan zal ik er een oordeel over geven.

De heer Schouw heeft nog gesproken over de dreigende inbreukprocedure. De Europese Commissie heeft tot nu toe nog geen infractieprocedure tegen Nederland in gang gezet. Dat is de feitelijke situatie op dit moment. Dat is belangrijk om vast te stellen.

Ik heb niet populistisch willen zijn. We kunnen in Nederland een systeem hebben met toeslagen, dat fraudegevoelig is, de Europese Commissie kan een btw-clearingsysteem opzetten dat buitengewoon gevoelig voor fraude is, maar dat betekent nog niet dat nationale lidstaten niet mogen optreden tegen die fraude. Daar moeten ze echter wel de maximale mogelijkheid voor krijgen. Ik ben het zeer met de heer Van Hijum eens dat wij ons daar maximaal voor moeten inspannen, niet alleen tijdens lunchbijeenkomsten, maar ook op andere momenten.

De kwestie die mevrouw Maij heeft genoemd, zal ik uiteraard aan de orde stellen. Ik wil ook duidelijk hebben wat er in Griekenland nog uitvoerbaar is met behulp van de beperkte financiële middelen. Wat kan er nog wel en wat kan er niet meer? Mevrouw Maij vroeg ook hoe het met de onderhandelingen staat over de TNO-overeenkomst en de terugkeer. De Commissie heeft sinds 2000 het mandaat voor de onderhandelingen over een TNO-overeenkomst met Marokko. De onderhandelingen zitten echter al een tijdje vast. In de Politieke Verklaring is opgenomen dat partijen de bestaande terugnameverplichtingen zullen uitvoeren en de onderhandelingen zullen hervatten. Ik zal erop toezien, ook in Europees verband, dat een eventuele visumfacilitatieovereenkomst niet eerder in werking treedt dan bij een TNO-overeenkomst. Dat is overigens ook vastgelegd in de Politieke Verklaring. Dat is door de ambassadeur in Rabat ook onder de aandacht gebracht van de autoriteiten aldaar. Ik benadruk dat Nederland door deel te nemen aan dit partnerschap meer mogelijkheden heeft om in te grijpen als de TNO-overeenkomst nog een tijd op zich zou laten wachten. Dat is de stand van zaken op dit moment.

De heer Van Hijum heeft nog gesproken over de controle tijdens vluchten. Als alle vluchten van een bepaalde route worden gecontroleerd, is er echt sprake van grenscontrole, maar dat is in strijd met de Schengengrenscode, al gebeurt dat – daar gaat het om – op basis van informatie vanwege een heel gerichte risicoanalyse. Daar hebben wij al een keer over geknokt, maar ik ben bereid om het juridisch kader uit te breiden. Ik zoek ook de maximale flexibele mogelijkheden om het Mobiel Toezicht Veiligheid zo effectief mogelijk te doen zijn.

Ik neem kennis van het standpunt van mevrouw Gesthuizen over de Syrische vluchtelingen. Ik zie de motie tegemoet. Dan zal ik er uiteraard ook met mijn collega van Buitenlandse Zaken over spreken. Dat zal ik waarschijnlijk morgen al doen.

Dan de fitnesscheck met betrekking tot asielzoekerscentra. De brief daarover staat geagendeerd voor het AO van 19 juni aanstaande. Ik stel voor er dan over te spreken.

De heer Azmani heeft nog aandacht gevraagd voor de informatievoorziening met betrekking tot Eurosur. We zullen ervoor zorgen dat die up-to-date is. Op het moment dat er daadwerkelijk sprake is van besluitvorming, wordt de Kamer direct geïnformeerd.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden in tweede termijn. Er komt vandaag nog een vervolg op dit AO in de plenaire zaal, inclusief stemmingen.

  • De staatssecretaris zal de Kamer een overzicht sturen over de gevolgen van het GEAS ten behoeve van het Nederlandse asielstelsel.

  • De staatssecretaris zal de Kamer informeren over zijn gesprek met zijn Poolse collega over het niveau van opvang in Polen.

  • De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de toegangsquota in de richting van seizoenarbeiders.

Sluiting 14.05 uur