Kamerstuk 32282-11

Tweede Nota van wijziging

Dossier: Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES


Nr. 11 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 mei 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel III wordt gewijzigd als volgt.

a. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid wordt het verzoek, bedoeld in het tweede lid, in geval het betrekking heeft op een Nederlander, aangemerkt als een aanvraag om verstrekking van een verklaring dat de Wet toelating en uitzetting BES niet van toepassing is.

b. Het vierde lid (nieuw) wordt gewijzigd als volgt: De woorden «het eerste en tweede lid» worden vervangen door: het eerste, tweede en derde lid.

Toelichting

Deze aanpassing heeft betrekking op de zogenoemde eilandskinderen van de BES-eilanden, op wie de bepalingen van de Wet toelating en uitzetting BES niet van toepassing zullen zijn noch van overeenkomstige toepassing zullen zijn.

De aanpassing strekt ertoe onderscheid te maken tussen in behandeling zijnde verzoeken om verstrekking van een verklaring, inhoudend dat de Landsverordening toelating en uitzetting van de Nederlandse Antillen niet op de houder ervan van toepassing is, naar gelang het verzoek betrekking heeft op een Nederlander dan wel een vreemdeling.

Het tweede lid blijft van toepassing op vreemdelingen.

Het nu ingevoegde derde lid stelt veilig dat de bij de gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aanhangige, op Nederlanders, dat wil zeggen eilandskinderen van de BES-eilanden, betrekking hebbende verzoeken om verstrekking van een zogenoemde nvt-verklaring in de zin van de Landsverordening toelating en uitzetting van de Nederlandse Antillen worden aangemerkt als aanvragen tot het verstrekken van een verklaring inhoudend dat de Wet toelating en uitzetting BES niet op die Nederlander van toepassing is.

Zonder deze aanpassing zouden in behandeling zijnde verzoeken van eilandskinderen van de BES-eilanden op grond van het tweede lid moeten worden getoetst aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, hetgeen niet de bedoeling is.

Mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin