Kamerstuk 32189-9

Nader verslag

Dossier: Vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES)


32 189
Vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES)

nr. 9
NADER VERSLAG

Vastgesteld 19 maart 2010

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

• Inleiding 1

• Totstandkoming van het toekomstige fiscale stelsel 2

• Winstbelasting 4

• Successiebelasting 6

• Vastgoedbelasting 7

• Opbrengstbelasting 7

• Algemene bestedingsbelasting 8

• Voorkoming van dubbele belasting 8

• EU aspecten 8

• Uitvoeringsaspecten 8

• Budgettaire aspecten 9

• Samenloop met belastingplan 9

• Overig 10

Inleiding

De leden van de CDA-fractie danken de regering voor de uitvoerige beantwoording naar aanleiding van de mede door deze leden geleverde inbreng van de zijde van de Tweede Kamer, maar blijven nog met een aantal vragen zitten.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag over de Belastingwet BES. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen, met name over vier onderwerpen: draagvlak, vestigingsklimaat, handhaving en koopkracht.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag over de Belastingwet BES en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag over de Belastingwet BES. Deze leden hebben hierover nog wel een aantal kritische vragen.

Totstandkoming van het toekomstige fiscale stelsel

De leden van de fractie van het CDA zitten met een gevoel van scepsis, met name ten aanzien van het systeem dat zal worden gehanteerd. Enerzijds zijn er namelijk de rijksaangelegenheden op fiscaal gebied, anderzijds is er een lokaal belastinggebied, zo bevestigt de regering in de nota naar aanleiding van het verslag. Ten aanzien van het lokaal belastinggebied is sprake van een gesloten stelsel, waarbij de BES-eilanden zelf kunnen besluiten een lokale belasting zoals opgesomd in de FinBES al dan niet in te voeren. De leden van de CDA-fractie willen zich op zich wel laten overtuigen van het nut en de noodzaak voor een dergelijk tweeledig systeem, maar vrezen dat – met name – buitenlandse investeerders de dupe worden van onduidelijkheid over de (lokale) heffingen en het plafond ervan. Hoe is de regering voornemens de zekerheid voor – met name – buitenlandse investeerders te waarborgen en te voorkomen dat de belastingdruk te veel zal toe nemen?

In dit verband merken de leden van de CDA-fractie op dat het antwoord van de regering op hun eerdere vraag of de regering een inschatting kan geven van de opbrengsten uit de lokale belastingen nogal onbevredigend is. De regering geeft namelijk aan: «het is immers (nog) niet duidelijk welke specifieke invulling de afzonderlijke openbare lichamen gaan geven aan het eigen belastinggebeid». Dit soort uitspraken versterken de hiervoor genoemde vrees van de genoemde leden. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering hierover meer duidelijkheid te verschaffen, omdat dit een belangrijk onderdeel van hun afweging over het voorgestelde stelsel is. Kan daarbij ook nog eens kort worden aangegeven welke belastingen – van rijkswege en lokaal – op de BES-eilanden geheven (kunnen) gaan worden, met daarbij de maximum percentages en grondslag? Kan daarbij ook nog eens worden aangegeven waarom het voor buitenlandse investeerders aantrekkelijk is om op de BES-eilanden te investeren? Dit omdat de regering uitdrukkelijk aangeeft «het voorgestelde fiscale stelsel voor de BES-eilanden beoogt het thans op de BES-eilanden aanwezige reële bedrijfsleven op de BES-eilanden te houden en te ondersteunen en daarnaast – op dezelfde voorwaarde als voor het lokale bedrijfsleven – nieuw, reëel bedrijfsleven aan te trekken».

Naar aanleiding van vragen van de leden van de CDA-fractie in de eerdere inbreng over het eindpunt van het fiscale stelsel voor de BES-eilanden geeft de regering aan dat dit op 1 januari 2011 nog niet zal zijn bereikt. Kan de regering aangeven wanneer zij voornemens is het wetsvoorstel inzake de structurele inkomsten- en loonbelasting naar de Tweede Kamer te sturen?

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voornemen van de regering om het nieuwe fiscale stelsel voor de BES-eilanden zo min mogelijk specifieke regelingen te laten bevatten. Kan de regering dit voornemen nader invulling geven?

De leden van de fractie van de PvdA onderschrijven het antwoord van de minister dat de belastingopbrengst in de jaren na inwerkingtreding van de wet kan stijgen, bijvoorbeeld als gevolg van een goede ontwikkeling van het BBP, maar dat de invoering van de Belastingwet BES daar op zichzelf geen reden voor is. De leden van de PvdA-fractie hechten zeer aan het draagvlak dat nodig is om deze wet niet alleen ingediend te kunnen krijgen, maar ook nageleefd. Vanuit dat perspectief willen deze leden ook graag weten op welke manier de burgers van de BES-eilanden geïnformeerd zullen gaan worden over de op hand zijnde veranderingen? Zijn daar al draaiboeken voor ingericht? Op welke manier wordt de Belastingdienst ingezet? En komt er een nummer voor de Belastingtelefoon dat zich speciaal richt op de BES-eilanden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Op de vraag of het voorgestelde stelsel waarin een traditionele winstbelasting ontbreekt en een heffing van 5% over winstuitdelingen wordt geïntroduceerd een aanzuigende werking heeft voor actieve vennootschappen die nu zijn gevestigd op Curaçao en Aruba heeft de minister geen antwoord kunnen geven, omdat nog niet bekend is hoe het nieuwe fiscale stelsel voor het toekomstige land Curaçao er uit zal gaan zien. Wanneer is dat bekend, en is de minister bereid om deze vraag dan alsnog te beantwoorden? En is hij wel in staat om deze vraag alsnog ten aanzien van Aruba te beantwoorden, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

De leden van de fractie van de SP hebben vraagtekens bij de onderbouwing voor het afwijkende belastingstelsel. De hoofdreden voor het afwijkende stelsel lijkt dat Bonaire, Saba en Sint Eustatius in het Caribische gebied liggen. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Waarom leidt deze ligging dan tot het invoeren van een vlaktaks? Wat is zo anders aan Bonaire, Saba en Sint Eustatius dat een vlaktaks daar – in tegenstelling tot de rest van het Koninkrijk – wel voor de hand zou liggen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De onderbouwing van de afwijkende belastingen wordt steeds gebundeld beantwoord. De leden van de fractie van de SP vragen deze onderbouwing per belastingsoort te doen. Bijzondere interesse hebben deze leden in de onderbouwing voor de afschaffing van de winstbelasting.

De leden van de VVD-fractie missen in de nota naar aanleiding van het verslag op onderdelen de duidelijkheid die zij wel noodzakelijk achten alvorens tot plenaire behandeling kan worden overgegaan. Dat heeft allereerst betrekking op de onderbouwing van de voorgestelde tariefstructuur en de daarbij gehanteerde percentages. Deze leden achten een nadere onderbouwing nodig. Daarbij onderschrijven zij niet het door de regering gehanteerde uitgangspunt dat op macroniveau een gelijke lastendruk blijft bestaan, ook al wordt aan dat «absolute startpunt over de jaren niet vastgehouden». De leden van de fractie van de VVD missen ook iedere zakelijke onderbouwing van dat uitgangspunt, behalve het discutabele begrip «draagvlak». Deze leden vragen zich overigens ook af, of en hoe een «draagvlak»-meting onder de bevolking van de BES-eilanden heeft plaatsgevonden en op welke bevindingen de conclusie dat dit voorgestelde fiscale stelsel draagvlak onder de bevolking heeft, is gebaseerd.

Ook achten de leden van de fractie van de VVD duidelijkheid gewenst – in het kader van de geraamde omvang van de vrije uitkering aan de fondsen – over de totale opbrengsten uit de lokale belastingen op de drie eilanden. Zij verbazen zich er over dat – in antwoord op een terzake gestelde vraag van leden van de CDA-fractie – in de nota naar aanleiding van het verslag gezegd wordt: «is op dit moment nog niet inzichtelijk». Wanneer is dit wel inzichtelijk? Is thans ook geen indicatieve raming te geven, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Ook zijn de leden van de fractie van de VVD verbaasd over het antwoord op een door hen in het verslag gestelde vraag over de geïnde landsbelastingen gedurende de afgelopen vijf jaar en de potentiële belastingopbrengst op grond van het vigerende fiscale stelsel op de drie eilanden («geen uitspraak over daadwerkelijke inning», «slechts indicatieve basis voor de uiteindelijke ramingen», «het is echter niet mogelijk om op basis van deze cijfers de potentiële belastingopbrengst op de BES-eilanden in kaart te brengen»). Als dat zo is, onderschrijft de regering dan het oordeel van de leden van de VVD-fractie dat er kennelijk sprake is van een administratieve puinhoop bij het land Nederlandse Antillen? Deze leden vragen zich in dit verband ook af op welke cijfers de regering zich baseert bij de keuze van het vertrekpunt van een per saldo – macro – gelijkblijvende belastingopbrengst in het startjaar.

De leden van de VVD-fractie hebben in het verslag de vraag gesteld wanneer een definitief fiscaal stelsel op de eilanden van kracht kan worden. Die vraag is in de nota naar aanleiding van het verslag niet beantwoord. Dus herhalen zij die vraag. Ook op dit punt moet duidelijkheid worden geboden vóór de plenaire behandeling van deze wetsvoorstellen, aldus de leden van de fractie van de VVD.

Ook stelden de leden van de fractie van de VVD in het verslag de vraag of een geactualiseerd beeld kan worden gegeven over de mate waarin de vrijhandelszones worden gebruikt voor doorvoer van verdovende middelen, drank en sigaretten en het witwassen van via criminele activiteiten verkregen gelden. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt terzake verwezen naar een onderzoek van het KLPD en de DNR uit 2004 op Curaçao, Sint Maarten en Aruba en wordt gezegd: «Signalen ontbreken voor de zones op Sint Eustatius en Bonaire». De leden van de VVD-fractie vragen of er terzake onderzoek is gedaan naar de zones op deze beide eilanden, en zo niet, waarom dat niet het geval is. Ook vragen zij wat er met de onderzoeksresultaten op Curaçao, Sint Maarten en Aruba is gebeurd.

Winstbelasting

Doordat de huidige (Nederlands-Antilliaanse landsverordening op de) winstbelasting veel ontgaansmogelijkheden kent, tot hoge administratieve lasten voor belastingplichtigen leidt en voor de Belastingdienst moeilijk uitvoerbaar en handhaafbaar is, heeft de regering ervoor gekozen om de winst van lichamen op een andere, meer globale wijze te bepalen en in de heffing te betrekken, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Kan de regering het veronderstelde verband tussen de behaalde winst van een lichaam en een heffing tegen een tarief van 20% over 4% van de waarde van de onroerende zaken die door desbetreffend lichaam worden gebruikt, nader toelichten? Kan de regering ten aanzien van de opbrengstbelasting voor de «eindafrekeningsbepaling» aangeven hoe dit gematigde tarief (van 5%) zich verhoudt tot de eindafrekening in de landsverordening op de winstbelasting? De regering stelt dat het in het Caribische gebied zeker niet ongebruikelijk is dat een traditionele winstbelasting ontbreekt in het fiscale stelsel. Kan de regering deze stelling nader toelichten? Hoe is in andere landen in het Caribische gebied een en ander geregeld, vragen de leden van de CDA-fractie zich af? Hebben ze daar een vergelijkbare oplossing, i.e. een vastgoedbelasting en een opbrengstbelasting, gekozen?

De effecten van het voorgestelde fiscale stelsel voor de BES-eilanden op het toekomstige land Curaçao zijn in de ogen van de CDA-fractieleden van belang. Wanneer wordt derhalve duidelijker hoe het nieuwe fiscale stelsel voor het toekomstige land Curaçao eruit gaat zien? Kan de regering haar stelling «ondanks de onzekerheid omtrent de vormgeving van het fiscale stelsel op Curaçao is de regering de mening toegedaan dat het voorgestelde fiscale stelsel voor de BES eilanden er weliswaar voor zorgt dat de concurrentiepositie van de BES eilanden meer in evenwicht wordt gebracht met die van Aruba en Curaçao maar dat de mogelijk aanzuigende werking van dat stelsel op actieve vennootschappen die thans zijn gevestigd op Aruba en Curaçao beperkt zal zijn» nader toelichten?

In de nota naar aanleiding van het verslag herhaalt de regering dat ze er bewust voor heeft gekozen om het nieuwe fiscale stelsel op de BES-eilanden zo vorm te geven dat het voor met name bedrijven die reële activiteiten verrichten financieel aantrekkelijker wordt zich op de BES-eilanden te vestigen of daar gevestigd te blijven, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Hoe verhoudt dit zich tot een andere opmerking van de regering, namelijk dat in de huidige situatie rechtspersonen niet altijd 34,5% winstbelasting betalen, maar een feitelijke belastingdruk van circa 2% kennen?

De regering merkt op dat in het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES een regeling is opgenomen die tot gevolg heeft dat de winst van niet-actieve vaste inrichtingen op de BES-eilanden van Arubaanse, Curaçaose of Sint-Maartense hoofdhuizen in Nederland belastbaar is. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering nader toe te lichten wanneer sprake is van niet-actieve vaste inrichtingen.

De leden van de fractie van de PvdA vinden het belangrijk dat het vestigingsklimaat goed is. Zij stellen vast dat het ontbreken van een winstbelasting voldoende wordt opgevangen door andere belastingen. Wel vragen zij zich af hoe voorspelbaar die belastingen zijn, vanuit de wetenschap dat niet zozeer hoge, alswel onvoorspelbare belastingen nadelig zijn voor het vestigingsklimaat.

De leden van de PvdA-fractie gaan er vanuit dat zich vanwege de vestigingsplaatsfictie geen brievenbusmaatschappijen zullen vestigen op de BES-eilanden. Graag ontvangen zij de toezegging dat de regering dit zal monitoren.

Een enkele keer wordt verwezen naar mogelijke concurrentie met andere eilanden in het Caribische gebied, zo constateren de leden van de fractie van de SP. Kan de regering concreet aangeven om welke branches dat gaat? Is er volgens de regering sprake van een fiscale wedloop in het Caribische gebied? Er wordt een rapport aangehaald van SEOR, waarin staat dat economische activiteiten afhangen van de aangeboden fiscale activiteiten. Welke onderbouwing wordt daarvoor gegeven? Het 240 pagina’s tellende rapport is nu geleverd in een pdf formaat, dat niet digitaal is te doorzoeken. Aangezien de regering zich veelvuldig op dit rapport beroept, stellen de leden van de SP-fractie het op prijs als het rapport bij de beantwoording van deze vragen wordt meegestuurd in een formaat waarin wel kan worden gezocht.

Het bevreemdt de leden van de fractie van de SP dat er geen informatie beschikbaar is over hoeveel winstbelasting afkomstig is uit de economische zones. Hoe is het mogelijk dat dit niet is bijgehouden? Het is toch bekend welke bedrijven zich in de economische zones bevonden en hoeveel deze bedrijven aan belasting hebben betaald? Indien de administratie kennelijk zo slecht is, baart dit deze leden grote zorgen voor de inschatting van toekomstige belastingopbrengsten.

Voor de opbrengsten uit winstbelasting in de afgelopen jaren verwijst de regering naar een rapport van de Stichting BAB. Dat rapport laat een belastingopbrengst zien die voor de drie eilanden opgeteld uitkomt op 76,5 miljoen. Er staat niet bij in welke valuta dit is gepresenteerd, zo constateren de leden van de fractie van de SP. Hoe valt het bedrag van 76,5 miljoen te rijmen met de opbrengst van 16,8 miljoen USD, dat wordt genoemd in tabel 8 van de memorie van toelichting?

De regering heeft vastgesteld dat de voormalige opbrengst uit winstbelasting 3,2 miljoen is. Waarom is juist het jaar 2004 genomen als basis voor de berekening, terwijl de winstbelasting in dat jaar een stuk lager was dan in andere jaren? Klopt het dat het basisbedrag uit 2004 daarvoor 4819 is, volgend uit het rapport van de Stichting BAB? Wederom vragen de leden van de fractie van de SP in welke valuta dat staat. Hoe hoog zou de geraamde vennootschapsbelastingopbrengst zijn wanneer het jaar 2006 als basis was genomen? In de periode 2003 tot en met 2007 is sprake van een grote fluctuatie in de vennootschapsbelasting, terwijl het BBP geleidelijk is gestegen. Hoe valt die grote fluctuatie te verklaren, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de VVD-fractie plaatsen veel vraagtekens bij de mededeling dat de feitelijke belastingdruk bij de huidige winstbelasting voor rechtspersonen als gevolg van «bijzondere fiscale regelingen» niet 34,5% was, maar slechts 2%. Kan dieper op de oorzaken daarvan worden ingegaan? Hoeveel belastinginkomsten werden als gevolg van die «bijzondere fiscale regelingen» gederfd?

Successiebelasting

De regering stelt voor om voor de BES-eilanden geen successiebelasting te introduceren, maar dat wel wordt voorzien in een heffing van overdrachtsbelasting in geval van vererving of schenking van een op de BES-eilanden gelegen onroerende zaak (ongeacht de woonplaats of vestigingsplaats van de verkrijger) en een heffing van opbrengstbelasting in geval een op de BES eilanden gevestigde stichting (particulier fonds) een uitdeling doet aan een begunstigde tenzij de stichting (particulier fonds) een algemeen nut beogende instelling is, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Deze leden verzoeken de regering de verwachte opbrengst van deze overdrachtsbelasting en opbrengstbelasting aan te geven. Genoemde leden vragen zich af of de regering niet bang is dat ook deze – en andere – belastingen in onbruik geraken?

Over de successiebelasting wordt gesteld dat de capaciteit van de Nederlands-Antilliaanse Belastingdienst daar niet op is ingezet en deze belasting daardoor in onbruik is geraakt, zo constateren de leden van de fractie van de SP. Wanneer wist de regering voor het eerst dat niet werd gehandhaafd op betaling van de successiebelasting? Hoe kon men vaststellen dat de successiebelasting in potentie geen substantiële opbrengst zou kennen? Wat waren de aanvankelijk geraamde opbrengsten voor de successiebelasting toen deze werd ingesteld? Vindt de regering het niet zorgelijk dat geen enkele informatie beschikbaar is over de huidige grondslag voor die belasting? Hoe kan dan überhaupt worden gesteld dat de opbrengst tegen zou vallen, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

Waarom is het relevant of er op de andere eilanden in de Caribische regio successiebelasting bestaat? Er wordt steeds gesproken over de beperkte capaciteit van de Belastingdienst op de eilanden om toe te zien op de betaling van de belastingen. Dat roept bij de leden van de fractie van de SP de vraag op of er wel voldoende capaciteit is voor de handhaving. De leden van de SP-fractie trokken eerder de vergelijking met het eiland Schiermonnikoog, dat ook klein is, een kleine bevolking heeft en ook een «insulair karakter» heeft. Hoe kan het dat daar wel voldoende capaciteit is om de successierechten te handhaven en Bonaire, Saba en Sint Eustatius niet, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering het voorstel om de successiebelasting op nihil te stellen baseert op de huidige geringe opbrengsten en de introductie van een overdrachtsbelasting en dat sinds 1908 de verordening «niet meer grondig is herzien». Deze leden achten die argumentatie uitermate mager. Kan een meer principiële motivering worden gegeven en kan daarbij worden ingegaan op de vraag waarom gekozen wordt voor de introductie van een groot fiscaal onderscheid binnen Nederland? Op welke statutaire afwijkingsgronden is dit verschil gebaseerd? Deze zelfde vragen hebben de leden van de fractie van de VVD inzake de voorgestelde tariefstructuur en tariefhoogte IB/LB. Ook vragen deze leden dit te motiveren ten aanzien van het voorstel om de huidige Nederlandse Antilliaanse winstbelasting achterwege te laten als gevolg van het introduceren van een vastgoedbelasting en een opbrengstbelasting. Kan daarbij ook – vergelijkend – inzicht worden geboden in aantallen en aard van de belastingplichtigen (soort bedrijven), aldus de leden van de VVD-fractie.

Vastgoedbelasting

In hun eerdere inbreng hebben de leden van de CDA-fractie aandacht gevraagd voor de waarderingsgrondslagen van de vastgoedbelasting en de grondbelasting. De regering erkent dat er verschillen kunnen ontstaan tussen eilanden, niet zo zeer omdat de waarde voor de vastgoedbelasting op de waarderingsgrondslagen van een lokale belasting wordt gebaseerd, maar omdat het de openbare lichamen vrij staat een grondbelasting te heffen of niet. Vervolgens stelt de regering dat «de waarde van onroerende zaken waarvan grondbelasting wordt geheven, wordt bepaald door de daarmee belaste eilandambtenaar. De waarde van onroerende zaken waarvan vastgoedbelasting wordt geheven, wordt bepaald door de inspecteur van de Belastingdienst.» Naar de mening van de CDA-fractieleden brengt dit het gevaar van verschillende waardebepalingen met zich mee. Genoemde leden vragen zich af of het geen aanbeveling verdient om één waardebepaling te krijgen, en wel door de inspecteur van de Belastingdienst?

Terzake van de vastgoedbelasting krijgen de leden van de VVD-fractie uit de nota naar aanleiding van het verslag de indruk dat een fictieve particulier die in de toekomst op Bonaire USD 1 mln. investeert in bijvoorbeeld tien te verhuren vakantiewoningen jaarlijks «slechts» 8 000 USD aan vastgoedbelasting betaalt (4% fictief rendement tegen 20%) en vrijgesteld is van IB/LB. Kan de regering aangeven of die indruk van de leden van de VVD-fractie juist is?

Opbrengstbelasting

Kan de regering ten aanzien van de bedrijfsruimte-eis aangeven hoe voor nieuwe bedrijven wordt omgegaan met de eis dat het lichaam voor een periode van ten minste 24 maanden op de BES-eilanden een (deel van een) onroerende zaak ter beschikking moet hebben staan voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

Bij de opbrengstbelasting is de vestigingsplaatsfictie gepresenteerd als een anti-misbruikmaatregel. De leden van de fractie van de SP hebben nog geen antwoord gehad op de vraag welk misbruik hier nu mee wordt voorkomen. Ziet de vestigingsplaatsfictie er precies hetzelfde uit als de regeling waarop deze is gebaseerd op Spitsbergen? Zo nee, waarin verschilt de regeling? Stel dat er achteraf moet worden vastgesteld dat de vestigingsplaatsfictie van toepassing is, doordat bijvoorbeeld niet is voldaan aan de 24 maandeneis met betrekking tot de bedrijfsruimte, dan moet er met terugwerkende kracht worden voldaan aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. Heeft dat tot gevolg dat bedrijven een administratie moeten bijhouden die er op is gericht dat ze mogelijk met terugwerkende kracht onder de Nederlandse vennootschapsbelasting komen te vallen? Zo nee, waarom niet? Voor de toets op actieve activa en aantal personeelsleden wordt gesteld dat een op het eiland gevestigd lichaam daar ten minste voor de helft van het aantal dagen in een kalenderjaar aan moet voldoen. Stel dat er bij een controle wordt vastgesteld dat daar niet aan wordt voldaan, kan een bedrijf dan niet altijd zeggen dat dit toevallig net dat andere deel van het jaar is en dat het de intentie is het aantal personeelsleden en de hoeveelheid actieve activa weer op peil te brengen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

In de beantwoording van de vragen staat dat de voorgestelde opbrengstbelasting in internationaal verband geen inhoudingsvrijstelling kent, aldus de leden van de fractie van de SP. Maar volgens de Nederlands-Antilliaanse Landsverordening dividendbelasting 2000 – die volgens de memorie van toelichting nog in werking moet gaan treden – komt er een inhoudingsvrijstelling voor alle uitgaande dividenden zolang de buitenlandse moedermaatschappij voor tenminste 25 procent deelneemt in een op Bonaire, Saba of Sint Eustatius gevestigde vennootschap. Heeft dat ook betrekking op de opbrengstbelasting, aangezien dat wordt gezien als een vervanging van de dividendbelasting? Houdt dit concreet in dat over geld dat wordt uitgekeerd aan buitenlandse moedermaatschappijen die voor tenminste 25 procent deelnemen geen belasting zal worden geheven, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Algemene bestedingsbelasting

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering nader te duiden in welke mate een verschuiving van directe naar indirecte belastingen optreedt en verzoeken de regering deze verschuiving te kwantificeren.

Voorkoming van dubbele belasting

De regering merkt op dat de meeste landen en gebieden geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting hebben dat van toepassing is in relatie met de BES-eilanden. Kan de regering in het licht van deze opmerking de fractieleden van het CDA vertellen hoe het zit met verdragen ter voorkoming van dubbele belasting die een artikel inzake uitbreiding tot andere gebieden bevatten en die op basis daarvan ook al dan niet in gewijzigde vorm zijn uitgebreid.? Hoeveel verdragen betreft dit?

EU aspecten

De fractieleden van het CDA hebben in hun eerdere inbreng reeds aandacht besteed aan de vraag of de BES-eilanden na de staatkundige vernieuwingen al dan niet de LGO-status kunnen behouden, omdat hierbij zowel in de fiscale literatuur als door de Raad van State vraagtekens zijn geplaatst. De regering verwijst in de nota naar aanleiding van het verslag naar een tweetal citaten uit de door de Raad van State aanbevolen impactstudie. In het eerste citaat wordt gesteld «geoordeeld kan worden dat behoud van de LGO-positie voor deze eilanden als onderdeel van het land Nederland wellicht minder voor de hand ligt, maar in elk geval niet is uitgesloten». Het tweede citaat stelt: «Bij een vrije keuze kan worden gesteld dat een UPG-positie voor de BES-eilanden meer voor de hand ligt dan een LGO-positie» en «De LGO-positie voor de BES-eilanden is naar Europeesrechtelijke maatstaven echter geen probleem». De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering nader te duiden hoe deze twee citaten zich tot elkaar verhouden; de stelling dat behoud van de LGO-status niet is uitgesloten is immers wezenlijk anders dan de stelling dat het behoud geen probleem is.

Uitvoeringsaspecten

De fractieleden van het CDA vragen zich af of de regering al meer kan zeggen over de aanbesteding van de ICT-voorzieningen.

Voor het draagvlak voor de nieuwe belastingwet is het belangrijk dat burgers weten dat de wet goed gehandhaafd wordt. Is er in de beginjaren extra capaciteit ingeboekt bij B/BES om dit mogelijk te maken, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

De leden van de fractie van de SP zien graag meer duidelijkheid over de kosten. Als het achterwege laten van de winstbelasting volgens de memorie van toelichting is ingegeven door de te verwachten disbalans tussen de opbrengsten van de winstbelasting en de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst, mag je er toch van uitgaan dat dan ook een inschatting is gemaakt van die kosten? Volgens de beantwoording van de vragen is de aanbesteding van de ICT-voorzieningen in maart afgerond. De overige incidentele kosten die intern bij de Belastingdienst gemaakt zijn, moeten nu toch ook bekend zijn? Kan daardoor nu wel een inschatting worden gemaakt van de totale incidentele kosten? Kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen uitbesteedde werkzaamheden en intern gemaakte kosten? Waarop is de schatting gebaseerd van de apparaatuitgaven van 3 tot 5 miljoen euro? Hoeveel daarvan zal worden besteed aan handhaving? Waarop baseert de regering de opmerking dat het in stand houden van de winstbelasting onevenredig veel tijd en aandacht zou vragen van de lokale belastinginspecteurs? In welke zin zou een belastinginspecteur meer tijd kwijt zijn aan een bedrijf dat op Bonaire, Saba of Sint Eustatius staat dan een bedrijf dat elders in het Koninkrijk staat, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Budgettaire aspecten

In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de regering aan dat de gevolgen voor het netto-inkomen voor de voorbeeldhuishoudens positief tot zeer positief zijn. Kan de regering deze positieve gevolgen nader duiden, zo vragen de leden van de CDA-fractie zich af? Waaraan is een en ander te wijten?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat geen duidelijke koopkrachteffecten kunnen worden getoond, maar blijven dit vervelend vinden. Tabel 2 in de nota naar aanleiding van het verslag geeft echter wel een beeld. Kan deze tabel worden uitgebreid, zodat ook het profijt van de overheid in beeld komt? Een positieve ontwikkeling in netto-inkomen kan per saldo negatief uitpakken als tegelijkertijd publieke voorzieningen verdwijnen, aldus de leden van de fractie van de PvdA.

Om een finaal oordeel over de fiscale wetsvoorstellen te kunnen geven achten de leden van de VVD-fractie het wenselijk integraal inzicht in de financiële consequenties voor de rijksbegroting te krijgen. De staatssecretaris van BZK heeft onlangs aangegeven dat dit pas het geval zal zijn in de komende voorjaarsnota.

Samenloop behandeling belastingplan

De regering geeft aan dat de uitkomsten van het bestuurlijk overleg dat jaarlijks over het fiscale stelsel zal plaatsvinden worden meegenomen bij het jaarlijkse belastingplan. Kan de regering daarbij dan nadrukkelijk aangeven welke onderdelen van het belastingplan wel en niet betrekking hebben op de BES-eilanden, bijvoorbeeld door een apart hoofdstuk BES-eilanden aan het belastingplan toe te voegen? En is het mogelijk om al in een vroeg stadium, bijvoorbeeld voor het zomerreces, via een brief aan te geven welke wijzigingen op stapel staan voor de BES-eilanden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd dat het de bedoeling is de uitkomsten van het jaarlijkse bestuurlijk overleg over het fiscale stelsel mee te nemen in het belastingplan. Deze leden hebben daartegen op voorhand bezwaren, gelet op de veelheid aan onderwerpen die in het belastingplan aan de orde zijn. De leden van de fractie van de VVD dringen er op aan voorstellen terzake in een apart wetsvoorstel op te nemen en in te dienen op een ander moment.

Overig

Kan de regering nader toelichten waarom het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst niet zal gelden voor boeten opgelegd op grond van de Belastingwet BES, zo verzoeken de fractieleden van het CDA?

De leden van de CDA-fractie zijn niet helemaal gerust over het «anti-avoidance proof» zijn van het nieuwe fiscale stelsel op de BES-eilanden. Kan de regering nog eens kort aangeven waarom het nieuwe stelsel geen onbedoelde aanzuigende werking heeft? Verdient het geen aanbeveling het stelsel al na drie jaar op dit punt te evalueren?

Uit de nota naar aanleiding van het verslag bij de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen blijkt dat de regering geen noodzaak ziet om in belastingzaken voor de inwoners van de BES-eilanden cassatie bij de Hoge Raad open te stellen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag of het ontbreken van cassatie in belastingzaken geen aantasting van de rechten van de burgers van de BES-eilanden is, temeer zij met een complex en deels nieuw systeem geconfronteerd worden. De fractieleden van het CDA vernemen graag een nadere onderbouwing van het standpunt van de regering in deze.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Kamer de nota van wijziging om de kansspelbelasting in deze Belastingwet BES op te nemen zal ontvangen.

De voorzitter van de vaste commissie,

Van Beek

De Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Van den Berg


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), Staaij, C.G. van der (SGP), Bommel, H. van (SP), Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Blok, S.A. (VVD), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Remkes, J.W. (VVD), Bochove, B.J. Van (CDA), Velzen, K. van (SP), Sterk, W.R.C. (CDA), Leerdam, J.A.W.J. (PvdA), ondervoorzitter, Hijum, Y.J. Van (CDA), Griffith, L.J. (VVD), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Lempens, P.P.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Schinkelshoek, J. (CDA), Raak, A.A.G.M. van (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Brinkman, H. (PVV), Pechtold, A. (D66), Toorenburg, M.M. van (CDA), Rouwe, S. de (CDA), Laaper-ter Steege, S.Th.M. (PvdA) en Yücel, K (PvdA).

Plv. leden: Halsema, F. (GL), Vlies, B.J. van der (SGP), Leeuwen, H. van (SP), Broeke, J.H. Ten (VVD), Zijlstra, H. (VVD), Wolbert, A.G. (PvdA), Weekers, F.H.H. (VVD), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Poppe, R.J.L. (SP), Vacature CDA, Blom, L. (PvdA), Vacature CDA, Miltenburg, A. van (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Vacature CDA, Vacature SP, Voordewind, J.S. (CU), Graus, D.J.G. (PVV), Koşer Kaya, F. (D66), Vroonhoven-Kok, J.N. van (CDA), Vacature, CDA, Kalma, P. (PvdA) en Bouchibti, S. (PvdA).