Kamerstuk 32127-232

Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (achttiende tranche)

Dossier: Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

Gepubliceerd: 10 juli 2018
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32127-232.html
ID: 32127-232

Nr. 232 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 juli 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 8 juni 2018 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (achttiende tranche) (Kamerstuk 32 127, nr. 230).

De vragen en opmerkingen zijn op 2 juli 2018 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 9 juli 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

I. Inbreng van de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (achttiende tranche). Deze leden willen de regering graag een paar vragen stellen naar aanleiding van de artikelen.

De leden van de CDA fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (achttiende tranche) (Kamerstuk 32 127, nr. 230). Ook zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA fractie constateren dat en de Crisis- en herstelwet al sinds 2010 een succesvol instrument is voor het versnellen van onder meer de ontwikkeling van wegen, bedrijventerreinen, woningen en windmolenparken en het vergroten van duurzaamheid van bouwprojecten. Op 8 maart 2018 heeft de Minister geschreven dat zij de Crisis- en herstelwet zodanig wil aanpassen dat (alle) gemeenten sneller gebruik kunnen maken van instrumenten uit de Omgevingswet die woningbouw kunnen versnellen. Graag vernemen deze leden de planning voor de implementatie van die wetswijziging. Tevens verzoeken zij om een spoedige invoering ervan.

2. Artikelsgewijs, Nota van toelichting

De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke wijze gecommuniceerd gaat worden dat gemeenten drie jaar de tijd hebben om een ontwerpplan vast te stellen. Wat is de rechtsgrond van deze termijn? Wat zijn de gevolgen indien een gemeente dit plan niet vaststelt?

3. Artikelsgewijs, Onderdeel D, gemeente Amsterdam en gemeente Doesburg

De leden van de VVD-fractie vragen waarom onderdelen zoals extra duurzaamheidsregels opnemen in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld voldoende oplaadinfrastructuur) en de mogelijkheid tot het oprichten van een corporatie voor bewoners van monumenten behoren tot de achttiende tranche van de Crisis- en herstelwet.

II. Reactie van de Minister

Met deze brief beantwoord ik de vragen van de fracties van VVD en CDA in hun brief van 2 juli, over de inhoud van de achttiende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

Algemeen

De leden van de CDA-fractie vragen wat de planning is van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) ten behoeve van het versnellen van de woningbouw en stimuleren van de transitie naar een duurzame energievoorziening. In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie merk ik op dat het wetsvoorstel begin april is aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik verwacht op korte termijn het advies te ontvangen. Het is mijn voornemen om het wetsvoorstel na het zomerreces aan uw Kamer te doen toekomen. De leden van de CDA-fractie verzoeken om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in te voeren. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel op 1 januari 2019 in werking te laten treden. Een voortvarende behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer zou mij helpen bij het behalen van dit doel. Daarom wil ik u alvast in overweging geven om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk na ontvangt te agenderen voor behandeling. Dit komt een snelle inwerkingtreding ten goede.

Artikelsgewijs, Nota van toelichting

De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke wijze gecommuniceerd gaat worden dat gemeenten drie jaar de tijd hebben om een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage te leggen. Met alle gemeenten die aan de slag zijn met een experimenteel bestemmingsplan wordt op regelmatige basis gecommuniceerd. Dit gaat bijvoorbeeld om gesprekken bij de aanmelding als experiment, gesprekken over de uitvoering van het experiment, nieuwsbrieven en kennisbijeenkomsten. Tijdens deze contacten wordt al gewezen op deze termijn. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wat de rechtsgrond is van deze termijn en wat de gevolgen zijn wanneer de gemeente het ontwerp van het bestemmingsplan niet ter inzage legt voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. In antwoord op deze vragen merk ik op dat artikel 2.4 van de Chw stelt dat ieder experiment op grond van Chw tijdelijk moet zijn. Daarom is in eerste instantie besloten om iedere gemeente die een experimenteel bestemmingsplan maakt vijf jaar de tijd te geven om dit bestemmingsplan vast te stellen. In de praktijk blijkt dat sommige gemeenten niet binnen de looptijd een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen vaststellen of dat er behoefte bestaat om een reeds vastgesteld bestemmingsplan te herzien, waarbij nog van de geboden experimenteerruimte gebruik kan worden gemaakt. Daarom is in dit ontwerpbesluit het achttiende lid van artikel 7c gewijzigd in die zin dat het voorschrijft dat gemeenten tot 1 januari 2024 hebben om het experimentele bestemmingsplan vast te stellen. Deze verruiming van de termijn brengt met zich mee dat het ontwerp van het bestemmingsplan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage moet zijn gelegd. Hiermee wordt aangesloten bij de overgangstermijn voor reguliere bestemmingsplannen en bij het overgangsrecht voor bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte zoals dat is opgenomen in de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer dit niet lukt, dan zal de betreffende gemeente geen bestemmingsplan op grond van artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet meer vast kunnen stellen. Aangezien de Omgevingswet dan in werking is getreden kan wel een omgevingsplan worden vastgesteld.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie naar aanleiding van de artikelsgewijze toelichting over de experimenten van de gemeenten Amsterdam en Doesburg waarom onderdelen zoals extra duurzaamheidsregels opnemen in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld voldoende oplaadinfrastructuur) en de mogelijkheid tot het oprichten van een energiecorporatie voor bewoners van monumenten (gemeente Doesburg) behoren tot de achttiende tranche van de Crisis- en herstelwet. In onderdeel D worden de gebieden Sloterdijk II, III en IV (Sloterdijk West) van de gemeente Amsterdam en Logistiek Ecopark IJsselvallei Doesburg van de gemeente Doesburg toegevoegd aan het experiment met het vaststellen van bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte (artikel 7c). De gemeenten Amsterdam en Doesburg staan net als alle andere gemeenten voor de opgave om in de nabije toekomst in de benodigde energietransitie te kunnen voorzien. Met dit experiment kunnen gemeenten regels stellen die betrekking hebben op de gehele fysieke leefomgeving, waartoe ook regels worden gerekend die bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid. Het stellen van deze regels kan een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstelling van deze gemeenten met betrekking tot de energietransitie.