Kamerstuk 32123-XVII-27

Uitvoering motie Langkamp (23123 XVII, nr.9) inzake een plan van aanpak voor slachtoffers van pooierboys

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 19 augustus 2010
Indiener(s): André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport, minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-XVII-27.html
ID: 32123-XVII-27

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 augustus 2010

Bij de vaststelling van de begroting van Jeugd en Gezin voor 2010 heeft uw Kamer een motie van het lid Langkamp aangenomen waarin de regering wordt verzocht een plan te ontwikkelen voor het stimuleren van meer preventieve zorg, begeleiding en opvangplekken voor slachtoffers van pooierboys. Hierbij informeer ik u over de uitvoering van deze motie1.

Ik doe dat door aan te geven om welke doelgroep het gaat, welk aanbod er nu al bestaat en welke acties al in gang zijn gezet om instroom van deze groep in de gesloten jeugdzorg te voorkomen. Met deze motie wilde de indiener zoveel mogelijk voorkomen dat slachtoffers van pooierboys in de gesloten jeugdzorg terecht komen. Ik deel deze inzet.

Doelgroep: nadere inventarisatie nodig

Slachtoffers van pooierboys zijn een kwetsbare groep, zij hebben te maken met een zeer diverse en gecompliceerde problematiek. Het is lang niet altijd eenvoudig te benoemen welk probleem de boventoon voert. Dit heeft niet alleen consequenties voor de begeleiding en opvang van deze meisjes. Ook in de preventieve sfeer moet hiermee rekening gehouden worden.

Om te kunnen spreken van een slachtoffer van een pooierboy moet er sprake zijn van uitbuiting. Dat wil zeggen dat een pooierboy een meisje dwingt om tegen betaling seksuele handelingen te verrichten waaraan de pooierboy voordeel overhoudt. Wanneer het tot een strafrechtelijke vervolging komt, is artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht over mensenhandel van toepassing. Meisjes die het slachtoffer zijn van een pooierboy hebben te maken met complexe problemen. Voor het bieden van goede zorg is het nodig om vast te stellen om welke groep meisjes binnen de jeugdzorg en vrouwenopvang het gaat en met welke problematiek zij te maken hebben. Om beter inzicht te krijgen in de aard en omvang van de problematiek van de slachtoffers van pooierboys zal ik in overleg met de betreffende (gesloten) jeugdzorg- en vrouwenopvangorganisaties een inventarisatie laten uitvoeren. Uit deze inventarisatie moet blijken of deze meisjes op de juiste plek zitten en of zij de juiste hulp krijgen die bij de problematiek past. Een dergelijke inventarisatie kost tijd. Ik verwacht uw Kamer in 2011 te kunnen berichten over de uitkomsten van deze inventarisatie.

Verbetering bestaand aanbod

Zowel op het gebied van preventie, begeleiding, opvang en behandeling van slachtoffers van pooierboys gebeurt al veel. In veel gevallen werken de verschillende organisaties en sectoren al goed samen. Hierbij kan worden gedacht aan scholen, vrouwenopvang, (gesloten) jeugdzorginstellingen, politie en justitie en de betreffende ministeries. Behalve het bestaande aanbod voor slachtoffers van pooierboys is er ook aandacht voor het verbeteren van het aanbod en samenwerkingsverbanden.

• Integrale aanpak mensenhandel

Wanneer meisjes slachtoffer worden van een pooierboy, voeren politie en justitie actief beleid om pooierboys te vervolgen. Een goed voorbeeld van samenwerking tussen verschillende sectoren en organisaties is de Taskforce Aanpak Mensenhandel. De Taskforce Aanpak Mensenhandel is ingesteld door de Minister en Staatssecretaris van Justitie. De Taskforce heeft als taak knelpunten bij de aanpak van mensenhandel te signaleren en oplossingen aan te dragen. Aan de Taskforce nemen deel het Openbaar Ministerie (voorzitter), politie, diverse departementen, gemeenten, de rechterlijke macht en de Nationaal Rapporteur mensenhandel. De Taskforce levert onder meer een bijdrage aan het bereiken van een meer integrale aanpak van mensenhandel. In de Taskforce komen ook de slachtoffers van pooierboys aan de orde. De Taskforce heeft een voorstel gedaan voor een ketenaanpak voor de bestrijding van de pooierboyproblematiek. In de voorgestelde ketenaanpak werken de betreffende organisaties samen aan het tegengaan van uitbuiting door pooierboys. De voorgestelde ketenaanpak bestaat uit preventie, signalering, hulpverlening, opsporing en vervolging van verdachten. De relevante thema’s voor minderjarige slachtoffers van pooierboys zijn onder meer betere en specifieke opvang en hulpverlening aan slachtoffers, aandacht voor de positie van slachtoffers, preventie om te voorkomen dat jongens/meisjes pooierboys/girls worden maar ook voorkomen dat meisjes slachtoffer worden. De Taskforce bekijkt dit najaar op basis van de voorgestelde ketenaanpak welke aanvullende aanbevelingen en acties nodig zijn. Tot slot wordt door de Taskforce gewerkt aan deskundigheidsbevordering in de vorm van opleiding, expertise en voorlichting in de keten. De Taskforce heeft een aantal quick wins benoemd. Een daarvan is dat mijn programmaministerie gaat verkennen hoe de deskundigheid over slachtoffers van pooierboys in de (gesloten) jeugdzorg vergroot kan worden. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan de licht verstandelijk gehandicapten. De uitvoering van de quick win wordt meegenomen in de voorgenomen inventarisatie naar de aard en omvang van de problematiek van de slachtoffers van pooierboys.

• Preventie en signalering

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voert beleid ten aanzien van seksuele gezondheid. Dit beleid is gericht op de bevordering van seksuele gezondheid en daarmee preventie van problemen als seksuele dwang (waaronder pooierboys), soa en ongewenste zwangerschap. Het gaat er bij het beleid ten aanzien van pooierboys met name om het weerbaar maken van jongeren en ervoor zorgen dat ze zelf autonome keuzes leren maken en dat er binnen seksuele relaties sprake is van respect voor elkaars wensen en grenzen en besef van wederkerigheid. Weerbaarheid is één van de belangrijke thema’s die aan de orde komen in interventies die VWS financiert2. Met subsidie van VWS is bijvoorbeeld een apart lespakket over pooierboys ontwikkeld.3 Hiermee kan het risico dat meisjes slachtoffer worden van een pooierboy worden gereduceerd.

Er is een wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in voorbereiding. Deze wet stelt het werken met een meldcode door bijvoorbeeld leraren, zorgverleners en jeugdhulpverleners verplicht. Een meldcode is een stappenplan hoe te handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Vooruitlopend op de wet is een basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ontwikkeld. Dit basismodel is opgesteld in overleg met de branche- en beroepsorganisaties, en is bedoeld als handreiking voor het opstellen van een code voor de eigen organisatie of praktijk. Naar verwachting treedt de Wet Meldcode in 2011 in werking. Het is dan voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning, politie en justitie verplicht om met een code te werken. Dit basismodel is te vinden op de website www.meldcode.nl en kan ook gebruikt kan worden voor het signaleren van pooierboy-praktijken. Daarnaast wordt de deskundigheidsbevordering van professionals op het vlak van het signaleren van kindermishandeling en het gebruiken van de meldcode ter hand genomen door onder andere het ontwikkelen van trainerhandleidingen en een databank met het beschikbare aanbod aan cursussen en trainingen.

• Hulp en opvang

Minderjarige slachtoffers van pooierboys kunnen bij verschillende organisaties, zoals bijvoorbeeld het expertisepunt jeugdprostitutie, Sense en Fier Fryslân, terecht met vragen, begeleiding, hulp en opvang. Zij bezien afhankelijk van de situatie en problematiek van het meisje welke zorg zij nodig heeft. Dit hoeft niet in alle gevallen residentiële zorg te zijn maar kan ook ambulante hulp zijn. Indien de problematiek hiertoe aanleiding geeft, worden de meisjes aangemeld bij bureau jeugdzorg. In de open jeugdzorg en vrouwenopvang zijn er twaalf organisaties die zich gespecialiseerd hebben in het bieden van zorg aan slachtoffers van pooierboys. Zij bieden zowel ambulante als residentiële hulp. Daarnaast zijn er ongeveer 30 speciale opvangplekken voor deze groep in de open jeugdzorg. De vrouwenopvang in Friesland, stichting Asja van Fier Fryslân, biedt categorale opvang voor de slachtoffers.

Omdat het gaat om een kwetsbare groep is het belangrijk om naast zorg ook veiligheid te bieden aan deze meisjes. Ze moeten worden beschermd tegen de pooierboy die hen aan de zorg wil onttrekken maar in zekere zin ook tegen zichzelf om los te kunnen komen van de pooierboy. In sommige gevallen kan het daarom nodig zijn dat deze meisje worden behandeld in de gesloten jeugdzorg. De Lindenhorst, Overberg en Avenier Alexandra behandelen uitsluitend meisjes, waaronder ook slachtoffers van pooierboys.

Resumé

In de motie van het lid Langkamp wordt gevraagd een plan van aanpak te ontwikkelen voor preventie, begeleiding en opvang van slachtoffers van pooierboys. Uit het voorgaande blijkt dat er op het gebied van de slachtoffers van pooierboys al veel gebeurt en het bestaande aanbod op het gebied van preventie, begeleiding en opvang verder wordt verbeterd. De Taskforce Aanpak Mensenhandel richt zich (mede) op de aanpak van pooierboys. In combinatie met de voorgenomen inventarisatie ontstaat een compleet beeld van aard en omvang van de problematiek en van het aanbod dat er voor deze meisjes is. Hieruit kan worden afgeleid of er naast de lopende initiatieven zoals deskundigheidsbevordering, aanvullende maatregelen nodig zijn om goede zorg te kunnen bieden aan deze groep en hoe zoveel mogelijk kan worden voorkomen dat deze meisjes in de gesloten jeugdzorg terecht komen. De inventarisatie en het overzicht dienen tevens als basis voor beleidsvoornemens van een nieuw kabinet.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet