Gepubliceerd: 15 september 2009
Indiener(s): André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-XVII-2.html
ID: 32123-XVII-2

32 123 XVII
Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2010

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgaveblz.
  
A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingsvoorstel2
Leeswijzer3
  
B. De Begrotingstoelichting7
Jeugd en Gezin: ambities 20107
Artikel 1 Gezin en inkomen22
Artikel 2 Gezondopgroeien27
Artikel 3 Zorg en bescherming35
Niet-beleidsartikel 98 Algemeen43
Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en onvoorzien44
Bedrijfsvoeringsparagraaf45
Verdiepingsbijlage46
ZBO’s en RWT’s53
Moties54
Toezeggingen57
Afkortingenlijst58
Trefwoordenregister59

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet (CW) elk afzonderlijk bij wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin voor het jaar 2010 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2010.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 3

Na een overleg met de Tweede Kamer aan de hand van de brief van de Minister van Financiën van 20 december 2007 (TK, 2007/08, 31 031, nr. 19) is besloten tot een experiment ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de begrotingen en de jaarverslagen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (inclusief de begroting van Wonen, Wijken en Integratie), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief de begroting van Jeugd en Gezin). Het experiment zal worden geëvalueerd in 2010. Ten behoeve van het experiment is het noodzakelijk af te wijken van een aantal bepalingen van de Comptabiliteitswet 2001 met betrekking tot de inrichting van de departementale begroting en het departementale jaarverslag. Het onderhavige wetsartikel regelt die afwijking voor de begroting 2010, inclusief voor de suppletore begrotingen 2010, van Jeugd en Gezin. Het betreft de artikelen 5 en 14 van de Comptabiliteitswet 2001.

Het experiment heeft wat de begrotingen betreft inhoudelijk betrekking op de toelichting bij de begroting. De begrotingspresentatie zal worden toegespitst op de (politiek) belangrijkste beleidsprioriteiten van het Kabinet. Die prioriteiten zullen in de Beleidsagenda worden opgenomen, waarbij zal worden aangesloten bij het Beleidsprogramma van het kabinet (TK, 2006/07, 31 070, nr. 1). De Beleidsagenda kan worden aangevuld met enkele andere doelstellingen die door de betrokken minister beleidsmatig van groot belang worden geacht.

Indien bepaalde beleidsprioriteiten in de Beleidsagenda in termen van operationele doelstellingen, prestaties en effecten worden toegelicht, is het daarom niet noodzakelijk ook bij de betrokken beleidsartikelen zelf een toelichting te verstrekken. Een korte verwijzing naar de Beleidsagenda is dan voldoende. Derhalve zal er dus door de experimentdepartementen niet bij alle beleidsartikelen op grond van artikel 5 van de Comptabiliteitswet 2001 begrotingsinformatie – in termen van aan de operationele doelstellingen te koppelen prestaties en effecten – over het beleid worden opgenomen.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

LEESWIJZER

Voor u ligt de begroting van Jeugd en Gezin 2010. Deze begroting bestaat uit de volgende onderdelen:

• de beleidsagenda;

• de beleidsartikelen;

• de niet-beleidsartikelen;

• de bedrijfsvoeringsparagraaf;

• het verdiepingshoofdstuk.

De beleidsagenda geeft de beleidsprioriteiten voor 2010 weer.

Deze prioriteiten zijn verder uitgewerkt in de zogenoemde beleidsartikelen: Artikel 1 Gezin en inkomen, artikel 2 Gezond opgroeien en artikel 3 Zorg en Bescherming.

Deze beleidsartikelen bestaan uit:

• een algemene beleidsdoelstelling;

• een omschrijving van de belangrijkste beleidsonderwerpen in 2010;

• een beschrijving van de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin;

• een beschrijving van de externe factoren;

• de prestatie-indicatoren bij de doelstelling;

• een tabel met daarin de budgettaire gevolgen van beleid;

• de operationele doelstelling(en);

• een overzicht met het geplande onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid.

Behalve drie beleidsartikelen bevat deze begroting ook twee niet-beleidsartikelen (artikel 98 en artikel 99). De opbouw van deze niet-beleidsartikelen wijkt af van de hierboven genoemde beleidsartikelen: op artikel 98 is de verzameluitkering van Jeugd en Gezin verantwoord. Op artikel 98 zijn geen apparaatsuitgaven verantwoord omdat deze op de begrotingen van de ministeries van VWS, Justitie, SZW en OCW worden verantwoord. Zo worden de apparaatsuitgaven van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) verantwoord op de begroting van het ministerie van SZW, en staan de uitgaven voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) op de begroting van Jeugd en Gezin. Artikel 99 ten slotte is een technisch-administratief artikel.

Budgetflexibiliteit

In de artikelsgewijze toelichting wordt naast de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Daarbij worden de verplichtingen gekarakteriseerd aan de hand van de categorieën «Juridisch verplicht», «Bestuurlijk gebonden» en «Niet verplicht of bestuurlijk gebonden».

De categorie «Juridisch verplicht» bestaat uit verplichtingen waar een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijke beschikking of een wettelijke regeling aan ten grondslag ligt.

De categorie «Bestuurlijk gebonden» bestaat uit verplichtingen waaraan afspraken ten grondslag liggen tussen verschillende ministeries, tussen de minister voor Jeugd en Gezin en andere bestuurslagen of in het kader van de jaarplancyclus met (uitvoerings)organisaties die bij het jeugd- en gezinsbeleid een rol spelen.

De categorie «Niet verplicht of bestuurlijk gebonden» bestaat uit geraamde uitgaven waarvoor de minister voor Jeugd en Gezin in het kader van zijn beleidsprogramma uitgaven heeft geoormerkt. Echter, een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijk beschikking, interdepartementale afspraken, afspraken met andere bestuurslagen of met betrokken organisaties zijn nog niet gemaakt.

Begrotingsuitgaven

In de begroting zijn alle begrotingsgefinancierde uitgaven verantwoord. De betrokkenheid van de minister voor Jeugd en Gezin gaat echter verder. Beleidsmatig vallen namelijk ook de zorg voor jeugd-licht verstandelijk gehandicapten (jeugd-lvg), de jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) en het jeugdgerelateerde deel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin.

Budgettair gezien vallen de uitgaven voor de eerstgenoemde onderwerpen onder het zogenoemde Budgettair Kader Zorg (BKZ). In de begroting van het ministerie van VWS maken deze jeugdgerelateerde uitgaven aan lichtverstandelijk gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg integraal onderdeel uit van de tabellen in artikel 42 Gezondheidszorg en artikel 43 Langdurige zorg. De gemeenten voeren de Wmo uit. Zij hebben veel beleidsvrijheid om de uitvoering zelf vorm te geven waardoor de uitvoering per gemeente kan verschillen.

Prestatie-indicatoren

De begroting voor Jeugd en Gezin kent drie beleidsartikelen met drie algemene doelstellingen. De algemene doelstellingen zijn bij alle drie de beleidsartikelen geformuleerd in termen van het maatschappelijk resultaat dat het kabinet wil bereiken. Het is de vertaling in doelstellingen en indicatoren van de missie van het programma «Alle kansen voor alle kinderen» dat elk kind gezond en veilig kan opgroeien, zijn talenten kan ontwikkelen en een bijdrage levert aan de maatschappij, en goed voorbereid is op de toekomst.

De operationele doelstellingen presenteren vervolgens de ambitie van de minister voor Jeugd en Gezin. Daarin staat wat hij gaat doen en welke beleidsresultaten hij wil bereiken. Aan deze beleidsresultaten, gemeten met prestatie-indicatoren heeft de minister zich verbonden in het programma «Alle kansen voor alle kinderen». Het uitgangspunt is, dat het beleid zoals geformuleerd onder de operationele doelstellingen, bijdraagt aan het maatschappelijk resultaat. Het maatschappelijk resultaat wordt daarnaast beïnvloed door vele andere factoren, zoals het beleid van andere ministers, provincies en gemeenten, het gedrag van ouders, kinderen, de economische ontwikkeling.

Comply or explain per artikel

Explain tabel indicatoren
Artikelnr.Geen zinvolle en relevante indicator mogelijk want:
Algemene doelstellingen
1Gezien het karakter van de regelingen (de uitkeringen zijn afhankelijk van het aantal kinderen en bij de Wet Kindgebonden Budget ook van het inkomen) zijn geen prestatie-indicatoren geformuleerd.
2Prestatie-indicatoren staan onder Operationele doelstellingen vermeld.
  
Operationele doelstellingen
3.3Omdat in de pilots wordt geëxperimenteerd met verschillende intensieve scholings- en begeleidingstrajecten, zijn geen prestatie-indicatoren opgenomen. Middels een evaluatieonderzoek wordt medio 2010 bepaald welke aanpak voor welke doelgroep het beste werkt.
  
Algemeen
Voor veel van de OD’s geldt dat de indicatoren slechts betrekking hebben op een deel van de instrumenten. De prestatie-indicatoren in artikel 2 en 3 zijn afkomstig uit het programma «Alle kansen voor alle kinderen».

Verantwoordelijkheden

Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het zorg dragen voor een kader waarbinnen kinderen in Nederland gezond kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en maatschappelijk betrokken burgers. De minister heeft in tegenstelling tot vorige bewindslieden voor jeugdbeleid, een directe verantwoordelijkheid over relevante deelterreinen, die van oudsher bij verschillende departementen gepositioneerd zijn. Van jeugdzorg tot jeugdbescherming, van jeugdgezondheidszorg tot zorg om de school, van het arbeidsmarktbeleid voor jeugdigen tot het gezinsbeleid.

De minister voor Jeugd en Gezin staat voor alle jeugd en alle gezinnen in Nederland. Daardoor is sprake van een integrale benadering vanuit het belang en het perspectief van ouders en kinderen. De minister kan iedereen hierop aanspreken, medebewindspersonen, mede-overheden, organisaties, professionals, ouders en de jeugd zelf.

De minister voor Jeugd en Gezin is medebetrokken bij een aantal beleidsterreinen waarvoor andere bewindspersonen primair verantwoordelijk zijn. Een en ander is vervolgens nader toegelicht (TK 2006–2007, 31 001, nr. 3).

De minister voor Jeugd en Gezin is medebetrokken bij het beleid ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), kinderopvang, voorschoolse opvang, leerlinggebonden financiering, de regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG-regeling) en preventie in het SZW-domein, interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering, aanpak jeugdcriminaliteit, strafzaken Raad voor de Kinderbescherming, Halt, Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) en jeugdreclassering en huiselijk geweld.

Medebetrokkenheid in deze impliceert dat de minister voor Jeugd en Gezin door de primair verantwoordelijke bewindspersonen op deze terreinen actief geïnformeerd wordt over en vanuit het kabinet als eerste betrokken wordt bij beleidsonderwerpen en dossiers die raken aan de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin voor een integraal jeugd- en gezinsbeleid. Ook houdt dit in dat de minister voor Jeugd en Gezin pro-actief alle zaken aankaart bij zijn collega-bewindspersonen, en bij bovengenoemde onderwerpen in het bijzonder, die hij in het belang van de jeugd en het gezin acht.

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

JEUGD EN GEZIN: AMBITIES 2010

Het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen» (TK 31 001, nr. 37), dat is opgebouwd rond een aantal kernwaarden van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, heeft als doel de kracht van kinderen en gezinnen en daarmee van de samenleving te versterken. Sinds de aanbieding van het programma in juni 2007 aan de Tweede Kamer zijn al belangrijke verbeteringen gerealiseerd of in gang gezet. In 2010 moeten we voortbouwen en verdere resultaten boeken. Deze beleidsagenda beschrijft de ambities voor 2010 langs de hoofdlijnen van «Alle kansen voor alle kinderen» te weten: versterking van gezinnen en opvoeding, meer aandacht voor preventie en minder vrijblijvendheid.

Alle kansen voor alle kinderen: eerste resultaten

2007 was het jaar waarin het programmaministerie vorm kreeg en de eerste vernieuwingen in de steigers werden gezet zoals het actieplan bestrijding kindermishandeling, het actieplan professionalisering, de aanpak ervaren regeldruk en de omzetting kinderkorting in kindertoeslag. Bovendien kwam de eerste wetgeving gereed, het wetsvoorstel inzake het ouderschapsplan en de Wet op de Gesloten Jeugdzorg. In 2008 en 2009 is hard gewerkt om die trajecten in gang te zetten die nodig zijn om de ambities uit het beleidsprogramma te realiseren: de wetsvoorstellen Centra voor Jeugd en Gezin en de Verwijsindex Risicojongeren, de Wet op het kindgebonden budget, de Gezinsnota, de prestatieafspraken met de provincies met het oog op het wegwerken van de wachtlijsten, de start van de gesloten jeugdzorg, het eerste advies van de Commissie Financiering Jeugdzorg betreffende de nieuwe financieringssystematiek, de nota «Onze jeugd van tegenwoordig».

De eerste resultaten zijn zichtbaar: het gestaag groeiende aantal Centra voor Jeugd en Gezin en Zorg- en Adviesteams, de start van de gesloten jeugdzorg, een begin van de daling van de wachtlijsten, de verbetering van de werkwijze van de jeugdbescherming (Beter Beschermd) en de gezinsvoogdij (Deltamethode) en de pilots campussen. Daarnaast is ingezet op bevordering van participatie van jongeren, zowel door een advies aan de Sociaal-Economische Raad (SER) te vragen over de brede problematiek van niet-participerende jongeren als door – binnen de aanpak van de financiële crisis – gerichte aandacht te geven aan de dreigende oploop van de jeugdwerkloosheid.

Jeugd en Gezin in 2010: voortbouwen

Het beleid, waarvoor in 2008 en 2009 de basis is gelegd, moet in 2010 en 2011 tot resultaat leiden. In 2010 heeft het merendeel van de gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin. Instellingen werken met de Verwijsindex, om de hulpverlening aan kinderen met risico’s beter op elkaar af te stemmen. Het Digitaal dossier jeugdgezondheidszorg/EKD is breed ingevoerd. De wachtlijsten in de jeugdzorg zijn weggewerkt, zodat alle kinderen en jeugdigen de zorg die ze nodig hebben binnen 9 weken na indicatiestelling ook krijgen. Cliënten en professionals merken dat er minder bureaucratie is. En kinderen zijn beter beschermd, omdat de doorlooptijden in de jeugdbescherming zijn teruggebracht tot twee maanden. 2010 wordt dus een belangrijk jaar voor de kinderen, de jongeren en de gezinnen van Nederland. Zíj zijn het immers voor wie de stevige ambities in het beleidsprogramma zijn geformuleerd en die van de vernieuwing en verbetering van het jeugd- en gezinsbeleid zullen profiteren.

Toekomst Zorg voor Jeugd: kabinetsvisie begin 2010

De tot nu toe gerealiseerde verbeteringen in het jeugd- en gezinsbeleid zijn in gang gezet en tot stand gebracht binnen de bestaande wettelijke kaders. Dit leidt tot verbeterde werkwijzen, betere samenwerking en professionalisering in de jeugdsector. Het kabinet stuit echter op knelpunten en beperkingen van de bestaande kaders, die nadrukkelijk de vraag oproepen of deze zonder aanpassingen opgelost kunnen worden. Ook roept het snel gestegen beroep op specialistische jeugdvoorzieningen de fundamentele vraag op of het kabinet de juiste dingen doet om de jeugd te helpen opgroeien. Bovendien is in 2009 een groot aantal adviezen en rapporten beschikbaar gekomen over de werking van het stelsel. Een belangrijk rapport dat daar aan toegevoegd zal worden is de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg. Begin 2010 is daarom een goed moment om een balans op te maken over de toekomst van de zorg voor jeugd. Het kabinet zal dan de Tweede Kamer informeren over de werking van het jeugdzorgstelsel en aangeven welke wijzigingen nodig zijn om de opvoedhulp, de jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming kortom de zorg voor jeugd te verbeteren. De voorstellen dienen er toe bij te dragen dat de eigen kracht van kinderen en gezinnen wordt versterkt, de groei op specialistische voorzieningen wordt verminderd door inzet van vroegtijdige hulp en een goede nazorg. Zodat kinderen en gezinnen met meervoudige problemen op het juiste moment de goede integrale zorg krijgen die nodig is. Ook is het streven gericht om het stelsel te vereenvoudigen en de effectiviteit te verhogen. Hierop vooruitlopend wordt, mede naar aanleiding van de motie Hamer, in overleg met de grote steden gewerkt aan een experiment waarbij bestuurlijke afspraken worden gemaakt voor ontkokering in de jeugdhulpverlening. De Tweede Kamer wordt hierover binnenkort geïnformeerd.

Uitgangspunten voor beleid

Zowel bij het verder uitwerken van het reeds in gang gezette integrale jeugd- en gezinsbeleid als voor de visie op de toekomst op de zorg voor jeugd zijn de volgende uitgangspunten van belang:

Samenleven begint in het gezin. Het kabinet wil de kracht en de kwaliteit van de samenleving vergroten. Daarom investeert het kabinet in onderlinge betrokkenheid van mensen in hun leefomgeving, in wijken, buurten en dorpen. Samenleven, respecteren en het leren van gemeenschappelijke waarden begint al in het gezin: hier zijn mensen elkaar tot steun en worden kinderen opgevoed.

Eigen kracht versterken. Het probleemoplossend vermogen van gezinnen moet worden vergroot in plaats van problemen over te nemen. Opvoeders voeden op, familie, vrienden en andere opvoeders kunnen elkaar hierin bijstaan. Opvoeders hebben behoefte aan het uitwisselen van kennis en ervaring. De Centra voor Jeugd en Gezin dragen bij aan het versterken van deze informele netwerken en ondersteunen zonodig bij alledaagse opvoedproblemen. Door de inzet van vroegtijdige hulp kan het gebruik van zwaardere zorg worden voorkomen. Direct helpen zonder doorverwijzingen voorkomt onnodige medicalisering: hier ligt een belangrijke taak voor de Centra voor Jeugd en Gezin.

Eén gezin, één plan. Soms is zwaardere zorg niet te vermijden en ook hard nodig. Professionals in de jeugdsectoren moeten snelle en effectieve zorg bieden aan kinderen en gezinnen die zorg nodig hebben, onder het motto «meedoen naar vermogen». Kinderen en gezinnen met meervoudige problematiek hebben behoefte aan integrale hulp. «Eén gezin, één plan» is het uitgangspunt. Met het voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg (in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen), wordt de inzet van een zorgcoördinator geregeld. De coördinator krijgt als taak de informatie over een gezin bijeen te brengen en te bewaken dat de uitvoering volgens plan verloopt. In zeven gemeenten wordt via de «experimenten achter de voordeur» ervaring opgedaan met het in de praktijk brengen van Eén gezin, één plan.

Alle jongeren doen mee. Het aantal jongeren met ontwikkelings- of gedragsstoornissen groeit in diverse ondersteunende voorzieningen. Om ieders talenten optimaal te benutten en om onnodige afhankelijkheid van deze jongeren van collectieve voorzieningen tegen te gaan, is een robuust perspectief op participatie nodig. De sociale partners, zoals vertegenwoordigd in de SER, kunnen daar een sleutelrol bij vervullen. Het kabinet heeft daarom de SER gevraagd wat nodig is om onnodige medicalisering tegen te gaan en jongeren met ontwikkelings- en gedragsstoornissen zo goed mogelijk toe te rusten voor participatie. Wij verwachten het SER-advies in het najaar van 2009.

A. Het gezin

Gelet op de waarde van het gezinsverband in zichzelf en voor de samenleving als geheel en de druk die gezinnen ervaren qua tijdsbesteding, inkomenssituatie en relatie- en opvoedvaardigheden investeert het kabinet in een gezinsvriendelijk beleid dat de kracht van gezinnen versterkt, bijdraagt aan het vinden van een balans tussen gezin en werk, gezinnen grond onder de voeten geeft en daarmee bijdraagt aan de sociale stabiliteit van onze samenleving.

Versterken opvoeding: opvoeddebatten

Met de Opvoeddebatten – de aftrap was op 15 mei, de Internationale Dag van het Gezin – wordt het gesprek tussen ouders, leerkrachten, coaches en anderen gestimuleerd. Doel van het Opvoeddebat is het bespreekbaar maken van opvoeding, het verlagen van de drempel voor de Centra voor Jeugd en Gezin en het versterken van de sociale netwerken rond gezinnen. Goede voorbeelden worden onder meer verspreid viawww.opvoeddebat.nl. De Gezinsnota gaat ook in op de activiteiten in het kader van scheiding en omgang. Hiermee moeten de schadelijke gevolgen van scheiding en relatieconflicten voor kinderen worden verminderd. Inmiddels wordt gewerkt aan een aanbod voor kinderen en ouders, dat vanuit Centra voor Jeugd en Gezin kan worden geleverd.

Voor 2010 staat op het programma:

• voortzetting van het opvoeddebat,

• handreiking voor CJG over ondersteuningsaanbod voor ouders die overwegen te scheiden of hun relatievaardigheden willen versterken (en voor hun kinderen),

• publieksbrochure voor ouders die overwegen te scheiden of hun relatievaardigheden willen versterken (en voor hun kinderen).

Meer tijd voor het gezin

Het kabinet heeft onder meer het ouderschapsverlof voor beide ouders verlengd van 13 naar 26 weken. Sinds vorig jaar hebben ook zelfstandig werkende vrouwen recht op een zwangerschaps- en bevallings-uitkering van 16 weken. Bij de conferentie over werkende gezinnen, begin 2009, was het doel: «de keuzevrijheid voor de combinatie van gezin en werk vergroten». Ter voorbereiding hierop zijn drie onderzoeken uitgevoerd. Ook werden een werkagenda, een netwerkgids enwww.werkendegezinnen.nl beschikbaar gesteld. In het najaar van 2009 wordt gezamenlijk met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de uitwerking van de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (TK, 2008/2009, 26 447, nr. 42) aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin wordt ingegaan op mogelijkheden tot flexibilisering van arbeidspatronen en vereenvoudiging van het verlofstelsel met het oog op een betere aansluiting bij de behoeften van werknemers.

Voor 2010 staat op het programma:

• stimuleren van gezinsvriendelijk werkgeverschap door het ontwikkelen van een keurmerk gezinsvriendelijke werkgever,

• conferentie over strategische keuzes voor gezinsbeleid met accent op gezin en werk.

In de toekomst wordt blijvend gewerkt aan arrangementen waardoor gezin en werk steeds beter gecombineerd kunnen worden.

Investeren in gezinnen: de kinderregelingen

Op 1 januari 2009 is het kindgebonden budget ingevoerd als vervanging van de kindertoeslag. Deze financiële tegemoetkoming is bestemd voor gezinnen met kinderen met een laag- of midden-inkomen, afhankelijk van het inkomen en het aantal kinderen per gezin. Daarnaast blijft de kinderbijslag bestaan.

Voor 2010 staat op het programma:

• de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) wordt per 1 januari 2010 geïntegreerd met het kindgebonden budget,

• ombuigingsmaatregelen kinderregelingen 2009–2011,

• wijziging in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) waardoor aangesloten wordt bij bepalingen van de leerplichtwet. Hiermee wordt voortijdig schoolverlaten tegengegaan en wordt de uitvoering vereenvoudigd. Dit wetsvoorstel is in behandeling in de Eerste Kamer,

• wijziging van de AKW waardoor het mogelijk wordt de kinderbijslag op te schorten om te bevorderen dat de ouders een schriftelijke aanwijzing in het kader van een ondertoezichtstelling opvolgen.

Gezinnen blijvend op de kaart

Het kabinet kiest voor een expliciet en samenhangend gezinsbeleid. Vanwege de grote waarde van het gezin voor de samenleving is blijvende aandacht voor gezinnen nodig.

Voor 2010 staat op het programma:

• een traject om gezins- en kindvriendelijkheid van gemeenten te versterken,

• een OESO studie gezin 2030,

• op de internationale Dag van het Gezin op 15 mei worden de resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar gezin vanuit kindperspectief.

Jeugdparticipatie

Het kabinet wil betrokken blijven bij de leefwereld van jongeren. Daarom is het motto: «niet alleen praten óver jeugd maar ook mét jeugd». In 2009 verscheen de notitie «Onze jeugd van tegenwoordig». In 2009 is Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad en dit betekent dat 2009 een jaar voor, door en met jongeren is. In navolging van de motie Slob (TK 2008–2009, 31 700, nr. 17) wordt van 2009 tot en met 2011 een impuls gegeven aan de vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin. Met deze impuls wordt een bijdrage geleverd aan het samenleven en actief burgerschap rondom opvoeden en opgroeien. Er wordt onder andere gekeken naar manieren om professionals en gemeenten meer gebruik te laten maken van de inzet van vrijwilligers en zo het sociale netwerk rond kinderen en ouders te versterken.

Voor 2010 staat op het programma:

• impuls geven aan de vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin in navolging van de motie Slob (TK 2008–2009, 31 700, nr. 17),

• verspreiden resultaten Europese Jongerenhoofdstad,

• uitreiking Jong Lokaal Bokaal voor het beste initiatief rond jongerenparticipatie,

• Europese samenwerking op grond van de nieuwe jeugdstrategie 2010–2018 die november 2009 door de Europese jeugdministers wordt vastgesteld.

In 2011 wordt de impuls vrijwillige inzet voortgezet. Het accent ligt daarbij op samenleven en actief burgerschap.

B. Omslag naar preventie: samenwerken voor de jeugd

Kinderen en ouders moeten laagdrempelig dicht bij huis terecht kunnen voor informatie en advies en voor hulp bij opgroeien en opvoeden. Daarom wordt het aanbod gebundeld via de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Om de belangrijkste trajecten vanuit het programmaministerie voor Jeugd en Gezin op het terrein van lokaal jeugdbeleid op elkaar af te stemmen is in 2009 het traject «samenwerken voor de jeugd» gestart in nauwe samenwerking met de relevante maatschappelijke organisaties. Hier vindt afstemming plaats van activiteiten gericht op gemeenten.

Centra voor Jeugd en Gezin

Sinds het aantreden van het kabinet is de basis gelegd voor een landelijke dekking van het netwerk van CJG. Er is een basismodel vastgesteld, er is extra geld beschikbaar voor gemeenten en in 2009 is het wetsvoorstel CJG naar de Tweede Kamer gezonden. Daarnaast is samen met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) een ondersteuningsprogramma ontwikkeld waarbij «leren van elkaar» centraal staat.

Op 31 december 2008 hadden 46 gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd. Op 15 mei 2009 was dit bij 60 gemeenten het geval. Verder werkten op die zelfde datum 28 gemeenten met gebundelde samenwerkingsafspraken en een fysiek inlooppunt volgens het basismodel CJG zonder dat zij officieel een Centrum voor Jeugd en Gezin geopend hadden. Daarnaast werkten 71 gemeenten aan de implementatie van een Centrum voor Jeugd en Gezin. De overige 282 gemeenten waren bezig met de orientatie en het ontwerp van een CJG.

Voor 2010 staat op het programma:

• intervisie voor wethouders en CJG-projectleiders en regiobijeenkomsten («masterclasses»),

• traject ter ondersteuning van professionals voor het werken in het CJG,

• 300 gemeenten moeten een CJG hebben.

In 2011 moeten alle gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin, conform het basismodel, hebben.

Kabinetsproject Kansen voor Kinderen

In 2011 functioneert tenminste één Centrum voor Jeugd en Gezin in alle gemeenten, die in 2007 een consultatiebureau hebben, en zijn de relevante geldstromen gebundeld.

Kabinetsdoelstelling 30: In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet.
Gerealiseerd in 2007Gerealiseerd in 2008Beoogde resultaten in 2009Beoogde resultaten in 2010Te vinden onder Operationele Doelstelling
Voorlopers46 gemeenten met CJG125 gemeenten met CJG300 gemeenten met CJG2.1

CJG – Digitaal/Hallo Wereld

Het kabinet investeert in het digitale voorlichtings- en adviesprogramma Hallo Wereld om een impuls te geven aan laagdrempelige opgroei- en opvoedingsondersteuning. De website van Hallo Wereld wordt omgebouwd tot een basismodel Digitaal Centrum voor Jeugd en Gezin (DCJG), dat dient als ondersteuning van gemeenten. De regie voor de inrichting hiervan ligt bij de gemeenten. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het initiatief voor een virtueel CJG, dat door veldpartijen is opgezet. Gemeenten kunnen hun eigen lokale gegevens hier op een eenvoudige wijze aan toevoegen.

Voor 2010 staat op het programma:

• basismodel Digitaal CJG landelijk beschikbaar,

• landelijke implementatie en doorontwikkeling DCJG bij gemeenten.

In 2012 moet het Digitaal Centrum voor Jeugd en Gezin volledig beschikbaar zijn.

Zorg- en Adviesteams

Vanuit onderwijs, gemeenten, provincies en hulpverleningsinstanties zijn de afgelopen jaren Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) ontstaan. In ZAT’s werken professionals van school, maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, Bureau Jeugdzorg, leerplicht en politie samen om snel problemen te signaleren en de juiste hulp of ondersteuning voor de jeugdige, de ouders en de docenten in te schakelen. Begin 2009 ging het landelijk steunpunt ZAT’s van start. Ook viawww.zat.nl is informatie beschikbaar.

Voor 2010 staat op het programma:

• implementatie wetgevingstraject om zorg in en om school te verplichten,

• doorloop ondersteuningsprogramma: € 1,75 miljoen per jaar (via de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)),

• Zorg- en Adviesteams worden vast onderdeel van integrale ondersteuning door gemeenten (samenwerken voor de jeugd).

In 2011 moet volledige dekking van goed werkende Zorg- en Adviesteams in het Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO) en Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) zijn gerealiseerd.

Digitaal dossier jeugdgezondheidszorg/EKD

Het kabinet en de gemeenten hebben in 2007 afgesproken dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de invoering van digitale dossiers in de jeugdgezondheidszorg. Het kabinet zorgt voor financiële ondersteuning. Sinds januari 2009 wordt in vrijwel alle regio’s gewerkt aan het invoeren van digitale dossiers.

Voor 2010 staat op het programma:

• ondersteuning van GGD Nederland en ActiZ bij het implementeren van de digitale dossiers,

• afronding Landelijk Schakel Punt (LSP) voor veilige overdracht van dossiers,

• digitaliseringsplicht (als onderdeel van de Wet publieke gezondheid) wordt van kracht,

• een deel van de jeugdgezondheidszorgorganisaties werkt met digitale dossiers en een deel rondt de implementatie af,

• organisaties starten met het aansluiten aan het LSP.

Verwijsindex

In juli 2009 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel Verwijsindex risicojongeren. Via dit landelijk elektronisch systeem worden instanties en professionals in de jeugdzorg onderling geattendeerd op individuele problemen van jeugdigen (tot 23 jaar). Als over dezelfde jeugdige eerder een melding is gedaan, krijgen de meldende professionals een e-mail waarin staat dat zij de Verwijsindex moeten raadplegen. Inmiddels wordt proefgedraaid in meer dan 120 gemeenten. De bijna 70 000 meldingen die in de eerste helft van 2009 zijn gedaan, hebben geleid tot ruim 11 000 «matches». Hierbij zijn professionals met elkaar in contact gebracht zodat de hulpverlening aan kinderen kon worden afgestemd.

Voor 2010 staat op het programma:

• de Wet Verwijsindex risicojongeren treedt in werking,

• alle gemeenten zijn op de Verwijsindex aangesloten waardoor risicojongeren in beeld van de hulpverlening blijven.

Diversiteit in het jeugdbeleid

Jeugdzorg moet toegesneden zijn op de diversiteit die er is aan ouders en kinderen. Daarom investeert Jeugd en Gezin, samen met het programmaministerie Wonen Wijken en Integratie (WWI), € 10 miljoen in «Diversiteit in het jeugdbeleid». Hiermee wil het kabinet bereiken dat migrantenkinderen en hun ouders beter worden bereikt door algemene voorzieningen, zoals opvoedondersteuning, peuterspeelzaalwerk, jeugd- en jongerenwerk, spel en bewegen en dat ook bij migranten problemen in de opvoeding en ontwikkeling vroegtijdig worden gesignaleerd en aangepakt.

Voor 2010 staat op het programma:

• uitbouw van de academische werkplaatsen diversiteit in Amsterdam, Rotterdam en Tilburg/Eindhoven,

• uitvoering eerste fase scholingsprogramma voor professionals,

• uitvoering lokale projecten die eind 2009 worden gehonoreerd,

• handreiking diversiteit voor gereedschapskist Centra voor Jeugd en Gezin.

C. Vrijblijvendheid voorbij

Ondanks de inzet op preventie en op versterking van de eigen kracht van gezinnen c.q. het sociale netwerk rond kinderen, zullen er altijd kinderen blijven die zijn aangewezen op zwaardere vormen van behandeling. Sommigen hebben te grote problemen bij het opgroeien of, erger nog, worden mishandeld. Anderen bezorgen de samenleving veel overlast door hun gedrag op straat. De inzet van het kabinet kenmerkt zich door «perspectieven bieden en grenzen stellen». Ook deze kinderen en jongeren behoren kansen te krijgen op een gezonde ontwikkeling en een eigen plek in de samenleving. Tegelijkertijd worden duidelijke grenzen gesteld én gehandhaafd aan problematisch, overlastgevend en crimineel gedrag van jongeren. Bij jonge kinderen onder de 12 jaar die overlast bezorgen wordt vroegtijdig ingegrepen om problemen op latere leeftijd te voorkomen.

Wachtlijsten jeugdzorg

Het kabinet heeft in 2008 extra geld beschikbaar gesteld voor de aanpak van wachtlijsten in de jeugdzorg. Ook is er een aantal maatregelen genomen die gericht zijn op de verbetering van de doelmatigheid. De prestatieafspraken met de provincies dienen te worden nageleefd. De groei van het beroep op de jeugdzorg en de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) wordt door de provincies opgevangen. Het aantal wachtenden bij het AMK dat langer dan vijf dagen wacht op de start van het onderzoek is op peildatum 1 januari 2009 gedaald ten opzichte van peildatum 1 januari 2008.

Pleegzorg is een belangrijke vorm van jeugdzorg, omdat de uithuisgeplaatste jongere in een stabiele huiselijke omgeving kan opgroeien. Daarom wordt de positie van pleegouders versterkt, zowel financieel als juridisch.

Voor 2010 staat op het programma:

• invoering nieuwe financieringssystematiek voor provinciale jeugdzorg (2010),

• de pleegvergoeding zal in 2010 met € 200 verhoogd worden. Dit extra bedrag loopt stapsgewijs op naar maximaal € 1 000 per kind per jaar. Daarnaast zal het recht op kinderbijslag en kindgebonden budget voor de biologische ouders van pleegkinderen worden beëindigd,

Jeugdbescherming

Onder andere via het programma Beter Beschermd is de afgelopen jaren hard gewerkt aan een versterking van de kwaliteit van de jeugdbescherming. De verbeteracties die zijn ingezet waren gericht op de verdere professionalisering van de jeugdbeschermer, het verkorten van de doorlooptijden en het aanpassen van het juridische kader. In 2009 wordt het programma Beter Beschermd afgerond, gezinsvoogdijwerkers kunnen werken met de nieuwe Deltamethode en de caseload van gezinsvoogdijwerkers is naar 1:15 gemiddeld verlaagd. Daarnaast is in 2009 een wijziging van de kinderbeschermingswetgeving aan de Tweede Kamer aangeboden. Met dit wetsvoorstel wordt de uitvoering van de ondertoezichtstelling verbeterd. Zo kan de kinderrechter op verzoek het ouderlijk gezag op specifieke punten laten uitoefenen door het Bureau Jeugdzorg als een jongere uit huis is geplaatst, bijvoorbeeld bij aanmelding bij een onderwijsinstelling. De aanpassingen in de kinderbeschermingswetgeving stellen het belang van het kind voorop. Daarnaast komt er – in plaats van de huidige twee kinderbeschermingsmaatregelen – één maatregel om het ouderlijk gezag te beëindigen. Voor de nieuwe, zogeheten gezagsbeëindigende maatregel, is instemming van de ouders niet vereist.

Voor 2010 staat op het programma:

• start implementatie nieuwe methodiek voogdij,

• terugdringen doorlooptijden jeugdbescherming tot 2 maanden.

Gestreefd wordt de gewijzigde kinderbeschermingswetgeving op 1 januari 2011 in werking te laten treden.

Kabinetsdoelstelling 31: De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal 9 weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet.
Gerealiseerd in 2007Gerealiseerd in 2008Beoogde resultaten in 2009Beoogde resultaten in 2010Te vinden onder Operationele Doelstelling
6 300 wachtenden > 9 weken (inclusief overbruggingszorg)Reductie wachtlijsten met 13% op 01-01-2009 ten opzichte van 01-01-2008Geen wachtenden > 9 wekenGeen wachtenden > 9 weken 3.1
     
Normen Beter Beschermd vastgesteldStart doorlichting van de wachtlijstenInvoering nieuwe werkwijze (casusoverleg en COBOS-systeem)Nieuwe normen voor wachttijden. 60% van de gevallen wordt volgens de normen van Beter Beschermdafgehandeld. 75% van de zaken naar 2 maanden (van melding tot uitspraak maatregel) 3.2

Aanpak Kindermishandeling

Het Actieplan Aanpak Kindermishandeling «Kinderen Veilig Thuis» wordt sinds 2007 ingezet om kindermishandeling tegen te gaan. Hierbij staan voorkoming, vroegsignalering en het stoppen van mishandeling centraal. Schadelijke gevolgen worden beperkt. Dit actieplan voorziet in het bieden van passende hulp en bescherming.

Voor 2010 staat op het programma:

• invoering RAAK-aanpak (Reflectie en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling) in heel Nederland,

• opvoedingsondersteuning via de Centra voor Jeugd en Gezin,

• stimulering van gebruik van meldcodes kindermishandeling (wettelijke verankering),

• «Beter Beschermd»: verkorten van doorlooptijden jeugdbescherming,

• afronden Actieplan «Kinderen Veilig Thuis».

In 2011 moeten alle professionals beschikken over de meldcode kindermishandeling. Elke gemeente heeft dan een Centrum voor Jeugd en Gezin en er is een landelijk dekkend regionaal sluitend netwerk voor de aanpak van kindermishandeling.

Kabinetsdoelstelling 32: Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen.
Gerealiseerd in 2007Gerealiseerd in 2008Beoogde resultaten in 2009Beoogde resultaten in 2010Te vinden onder Operationele Doelstelling
RAAK-aanpak in 4 regio’s– Eind 2008 hadden alle partijen de actieverklaring ondertekend en het commitment schriftelijk bevestigd. – In 26 van de 35 regio’s zijn regiocoördinatoren ingesteld, de rest is in het eerste kwartaal 2009 gevolgd.– alle regio’s hebben een regiocoordinator– in 15 regio’s is de regionale aanpak ingevoerd– in alle regio’s is de aanpak ingevoerd3.1

Gesloten Jeugdzorg

De ramingen voor de gesloten jeugdzorg en ook de gerealiseerde instroom in 2007 laten een grotere behoefte aan gesloten jeugdzorg zien. In 2009 zijn Rijksinstellingen Den Engh en De Lindenhorst overgegaan naar de gesloten jeugdzorg. Hierdoor is de capaciteit fors uitgebreid. Maar op de korte termijn is echter meer capaciteit nodig dan aanvankelijk werd voorzien. De opbouw van de benodigde capaciteit voor gesloten jeugdzorg gaat voort. Op dit moment zijn circa 1 150 plaatsen. In 2010 zullen er circa 1 400 plaatsen zijn. Dit loopt op naar 1 590 plaatsen in 2013. De instellingen die gesloten jeugdzorg aanbieden werken aan de (door)ontwikkeling van het zorgaanbod, waarbij het doel onder andere is dat jeugdigen zo kort mogelijk in een gesloten setting verblijven. Op termijn zijn daarmee minder plaatsen nodig.

Op 1 januari 2010 eindigt de overgangsperiode, waarin jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg ook nog in een justitiële jeugdinrichting (jji) kunnen worden geplaatst. Om deze overgangsperiode goed af te ronden, is in de laatste maanden van 2009 een aantal maatregelen noodzakelijk, waaronder regionale afspraken tussen instellingen, Bureaus Jeugdzorg en provincies over het opnamebeleid van de instellingen en over in-, door- en uitstroom.

Voor 2010 staat op het programma:

• beëindiging mogelijkheid voor plaatsing jeugdzorgcliënten in een justitiële jeugdinrichting (jji),

• overheveling De Sprengen (Wapenveld) naar gesloten jeugdzorg,

• uitbreiding naar circa 1 400 plekken voor gesloten jeugdzorg.

Gesloten jeugdzorg wordt per 2013 overgeheveld naar het stelsel van geïndiceerde jeugdzorg.

Aanpak Jeugdwerkloosheid

Het kabinet investeert in 2009, 2010 en 2011 € 250 miljoen in het bestrijden van jeugdwerkloosheid. Het kabinet richt zich daarbij op drie groepen jongeren: schoolverlaters, baanverliezers en kwetsbare jongeren. Voor specifieke acties gericht op de meest kwetsbare jongeren is € 40 miljoen beschikbaar gesteld via de begroting Jeugd en Gezin.

Voor 2010 staat op het programma:

• financiering regionale convenanten voor gemeenten om stages en banen te realiseren bij werkgevers,

• investering in «kansen voor kwetsbare» jongeren,

• ontwikkeling plusvoorzieningen voor «overbelaste jongeren», waarvoor zowel in 2009 als in 2010 € 30 miljoen extra beschikbaar is via de begrotingen van Jeugd en Gezin en OCW,

• ontwikkeling Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap,

• pilot van MKB (Midden- en Kleinbedrijf) en de MOgroep (Maatschappelijke Ondernemersgroep) voor ondersteuning van jongeren uit jeugdzorginstellingen bij toegeleiding naar de arbeidsmarkt,

• reeds beschikbare budgetten worden vanaf 2010 gebundeld in een decentralisatie-uitkering Jeugd. Vooralsnog gaat het om € 21,7 miljoen in 2010.

In 2011 wordt de financiering voortgezet van regionale convenanten voor gemeenten om stages en banen bij werkgevers te realiseren.

Ontwikkeling plusvoorzieningen voor «overbelaste jongeren»: Zorg op het MBO in Rotterdam en knelpunten zorg voor 18-plussers

In samenwerking tussen het rijk, de gemeente Rotterdam, de ROC’s en hulpverlenende instanties zijn in 2009 afspraken gemaakt over de hulpverlening aan jongeren op het MBO. Er zijn afspraken gemaakt over financiële coaching door diverse banken, er komen huisartsen en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen op de scholen, er komt een dekkende structuur van ZAT’s en met Bureaus Jeugdzorg zijn afspraken gemaakt over indicatiestellingen binnen een week.

De meerderjarigheidsgrens kan een goed hulpverleningsaanbod in bepaalde gevallen in de weg staan. Jongeren in de zorg en hulpverlening zijn met 18 jaar niet automatisch volwassen en zelfstandig, ook al zijn zij volgens de wet meerderjarig. In het najaar 2009 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de aard en omvang van de belangrijkste knelpunten en de oplossingsrichtingen.

Voor 2010 staat op het programma:

• aanpak knelpunten rond hulpverlening aan jongeren van 18 tot en met 23 jaar,

• actief uitdragen van bevindingen project Zorg op het MBO naar andere gemeenten.

Aanpak overlastgevende jongeren

Jeugd en Gezin werkt nauw samen met Justitie, BZK en WWI om overlastgevend gedrag van jongeren en afglijden naar criminaliteit te voorkomen. Preventie en vroegtijdig ingrijpen zijn essentieel om problemen later te voorkomen. Als ouders hun verantwoordelijkheid voor de opvoeding niet of onvoldoende nemen, moeten ze daarop worden aangesproken, als het kan vrijwillig, als het moet met drang en dwang. Binnen de gemeenten moeten de verschillende instanties die zich bezig houden met veiligheid, jeugd, zorg, school en werk elkaar blindelings weten te vinden. Met het wetsvoorstel invoering Centra voor Jeugd en Gezin, dat in juni 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden, krijgen gemeenten de regie over de jeugdketen en daarmee ook de opdracht voor sluitende samenwerkingsafspraken voor aanpak van overlastgevende jeugd.

Voor 2010 staat op het programma:

• uitwerken en implementeren van de acties uit de notitie aanpak-12 minners zoals sluitende ketensamenwerking politie en jeugdzorg en opschorten uitbetaling kinderbijslag als ouders zich in een dwangkader onttrekken aan noodzakelijke hulpverlening,

• snellere inzet van kinderbeschermingsmaatregelen door ondermeer burgemeesters toegang te geven tot de kinderrechter om zo nodig opvoedondersteuning dwingend op te leggen,

• met WWI, Justitie en BZK faciliteren en ondersteunen van gemeenten bij de aanpak van overlastgevende Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren,

• met WWI het begeleiden en ondersteunen van de experimenten «achter de voordeur: één gezin, één plan» in zeven gemeenten.

Bouwimpuls jeugdzorginstellingen

In het aanvullend beleidsakkoord 2009–2015 van het kabinet is een reeks van maatregelen opgenomen om de economische ontwikkeling te stimuleren. Daarbij zijn ook incidentele middelen beschikbaar gekomen voor bouw en onderhoud en de verduurzaming van bestaande gebouwen van jeugdzorginstellingen.

Alle instellingen in de jeugdzorg zijn gevraagd met voorstellen te komen voor projecten. Deze subsidieaanvragen zijn beoordeeld door TNO/Centrum Zorg en Bouw (CZB), die daarbij bijvoorbeeld het rapport Monitoring gebouwkwaliteit Kinder- en Jeugdzorg heeft betrokken. Bij de toetsing van de aanvragen is een prioriteitsvolgorde aangebracht. De aanvragen die in de hoogste prioriteit vallen worden als eerste gehonoreerd.

De instellingen hebben voor 1 september 2009 bericht ontvangen over de toekenning of afwijzing van hun subsidieaanvraag. Dit houdt in dat er door de jeugdzorginstellingen nog dit jaar een positieve impuls aan de economie gegeven kan worden.

Voor 2010 staat op het programma:

• bouwbedrijven zijn aan de slag in opdracht van de instellingen die subsidie ontvangen uit de bouwimpuls jeugdzorginstellingen.

Campussen

Het kabinet ontwikkelt campussen voor jongeren die geen opleiding volgen, geen baan hebben, dreigen af te glijden naar de criminaliteit en met de gebruikelijke instrumenten niet kunnen worden bereikt. Doel is deze jongeren via een intensieve begeleiding weer op het juiste spoor te zetten. In 2009 lopen negen campus-proefprojecten (pilots).

Voor 2010 staat op het programma:

• organisatie Conferentie campussen,

• presentatie eindresultaten evaluatie campussen,

• uitwerking structurele regeling afhankelijk van de evaluatie pilots (vanaf 2010 is hiervoor jaarlijks € 16 miljoen beschikbaar uit de Veiligheidsenveloppe).

Als het evaluatierapport Campussen aantoont dat de aanpak effectief is voor de doelgroep, wordt het project in 2011 afgerond met de ontwikkeling van een basismodel voor campussen.

Kabinetsdoelstelling50: Een reductie van de criminaliteit met 25% in 2010 ten opzichte van 2002: onderdeel Campussen
Gerealiseerd in 2007Gerealiseerd in 2008Beoogde resultaten in 2009Beoogde resultaten in 2010Te vinden onder Operationele Doelstelling
Voorlopers campussen9 pilotcampussen TussenonderzoekVoortzetting pilotsEvaluatie lopende pilots3.3

Aanpak ervaren regeldruk

Medewerkers in de jeugdzorg beschouwen «regeldruk» als belangrijkste aandachtspunt voor de komende jaren. Dat bleek in 2008 tijdens de bijeenkomst «Jeugdpoort». Het kabinet werkt met provincies, gemeenten, zorgverleners, indicatiestellers en verzekeraars aan het beperken van regels en procedures tot «niet meer dan nodig».

Voor 2010 staat op het programma:

• verbetering begrijpelijkheid van formulieren voor cliënten,

• verbetering cliëntvriendelijkheid van de zorg,

• oplossen van de meest urgente ICT-irritaties,

• vermindering registratieverplichtingen met 25%,

• verbetering informatie-uitwisseling tussen ketenpartners.

Aandacht voor regeldruk is blijvend. Het project «Aanpak ervaren regeldruk» loopt tot en met 2011. Dan moet de regeldruk, die professionals en cliënten ervaren, 25% lager zijn dan bij het aantreden van dit kabinet.

Geraamde uitgaven kabinetsdoelstellingen Jeugd en Gezin, bedragen zijn in € 1 000
Nr.Omschrijving kabinetsdoelstellingNr. Beleidsartikel/ODGeraamde uitgaven 2010Geraamde uitgaven 2011StatusRelevante beleidsnota’s
30In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund2.1  In uitvoering 
 Centra Jeugd en Gezin(CJG)*2.1323 300354 100 Kamerstuknr.31 001, nr. 56
 Digitaliseringjeugdgezondheidszorg2.14 700  Kamerstuknr.31 855, nr. 54
 Zorg en Adviesteams**2.11 7501 750 Kamerstuknr.31 001, nr. 70
       
31De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatrege- len kunnen sneller worden ingezet.3.1/3.2  In uitvoeringKamerstuknr. 31 839, nr. 9
 Doeluitkeringjeugdzorg voor toegangstaken en zorgaanbod***3.11 028 0001 028 000 o.a. kamerstuk- nr. 29 815, 189
 Doeluitkeringbeschermingsmaatregelen3.2319 109336 793  
 Raad voor de Kinderbescherming3.280 97185 775  
       
32Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen.2.1/3.1  In uitvoering 
 Plan van aanpak Kindermishandeling3.14 8001 100 Kamerstuknr.31 015, nr. 38
 Doeluitkering jeugdzorg voor toegangstaken en zorgaanbod***3.11 028 0001 028 000 o.a. kamerstuk- nr. 29 815, 189
 Centra Jeugd en Gezin(CJG)2.1323 300354 100 Kamerstuknr.31 001, nr. 56
       
50Een reductie van de criminaliteit in 2010 ten opzichte van 2002.   In uitvoering 
 Pilot campussen3.34 3004 000 o.a. kamerstuk- nr. 31 001, nr. 22en 31 008, nr. 35

* Met gemeenten is in het bestuursakkoord «Samen aan de slag» afgesproken dat zij naast deze middelen in 2010 zelf € 75 miljoen bijdragen aan het realiseren van extra opvoedingsondersteuning door de CJG’s uit het accres van het gemeentefonds.

** Zie op de begroting van OCW.

*** Het bestuurlijk overleg met het Interprovinciaal overleg (IPO) heeft nog niet geleid tot het definitief vaststellen van het budget 2010. Uitsplitsen van de doeluitkering over doelstellingen 31 en 32 is niet mogelijk; daarom is deze bij beide opgenomen.

Beleidsartikel 1 Gezin en Inkomen

Algemene beleidsdoelstelling

Gezinnen zijn financieel in staat om kinderen gezond en veilig te laten opgroeien en zich te ontplooien.

Een belangrijke taak van gezinnen is om kinderen op te voeden. Het gezin vormt de basis om de vijf ontwikkelingsvoorwaarden, zoals geformuleerd in het programma voor Jeugd en Gezin «Alle kansen voor alle kinderen», voor een kind te creëren. Gezinnen moeten naast tijd en vaardigheden, ook beschikken over middelen om de kinderen te laten opgroeien.

Operationele doelstelling

Gezinnen ontvangen een financiële tegemoetkoming in de kosten van het opvoeden en het onderhouden van kinderen.

Belangrijkste beleidsonderwerpen 2010

– De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) is met ingang van 2010 voor een belangrijk deel geïntegreerd in het kindgebonden budget (TK 2009, 31 772).

– De kinderregelingen Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en Wet op het Kindgebonden Budget (WKB) worden aangepast. Dit betreft een pakket van maatregelen die samenhangen met de economische crisis, met de invulling van de taakstelling voor Jeugd en Gezin die al was opgenomen in de begroting 2009 en met geconstateerde en voorziene overschrijdingen in de uitvoering van de Wet op het Kindgebonden Budget.

– De AKW wordt aangepast aan de Leerplichtwet, waardoor schoolverzuim en voortijdige schooluitval wordt tegengegaan (wetsvoorstel 31 890 is in behandeling in de Eerste Kamer).

Ministeriële verantwoordelijkheid

Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het verstrekken van een financiële tegemoetkoming aan gezinnen voor de kosten van het opvoeden en onderhouden van kinderen. Hieronder vallen:

• de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving ten aanzien van de financiële tegemoetkomingen voor gezinnen;

• het vaststellen van het niveau van de inkomensonafhankelijke tegemoetkomingen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet;

• het vaststellen van het niveau van de inkomensafhankelijke tegemoetkomingen op grond van de Wet op het Kindgebonden Budget.

Externe factoren

Binnen het kabinet is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

De minister van SZW is verantwoordelijk voor de vormgeving van de regelgeving en de uitvoering van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG 2000). De minister voor Jeugd en Gezin is medebetrokken bij de TOG 2000.

De overheid voorziet naast de regelingen die onder dit beleidsartikel vallen ook in andere instrumenten die bijdragen aan middelen voor gezinnen met kinderen. Zo ontvangen gemeenten op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) gelden om mensen die niet zelf (volledig) in het levensonderhoud kunnen voorzien een inkomensaanvulling tot minimumniveau te verstrekken. De norm voor alleenstaande ouders is hiervoor hoger dan voor alleenstaanden zonder kinderen. De verantwoordelijkheid voor de WWB ligt bij de minister van SZW.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Wet op het Kindgebonden budget en voor fiscale maatregelen die invloed kunnen hebben op het inkomen van gezinnen. Zo wordt de combinatie van arbeid en zorg fiscaal ondersteund door middel van de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting. Alleenstaande ouders worden ondersteund door middel van de alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting.

Ouders kunnen daarnaast in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van kinderopvang, de kinderopvangtoeslag. Deze toeslag valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Budgettaire gevolgen van beleid (begrotingsbedragen x € 1 000)
 2008 2009 2010 2011 2012 20132014
Verplichtingen4 218 3574 433 7834 292 7644 365 3184 330 4514 303 9464 281 370
Uitgaven4 218 3574 433 7834 292 7644 365 3184 330 4514 303 9464 281 370
Programma-uitgaven4 218 3574 433 7834 292 7644 365 3184 330 4514 303 9464 281 370
Financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen4 218 357 4 433 783 4 292 764 4 365 3184 330 451 4 303 946 4 281 370
– Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 3 386 700 3 389 0003 352 426 3 311 901 3 276 839 3 250 3343 227 758
– Kindgebonden budget (WKB)831 657 1 044 783 940 338 1 053 4171 053 612 1 053 612 1 053 612
Ontvangsten14 545272272272272272272
Budgetflexibiliteit (begrotingsbedragen x € 1 000)
 20102011 2012 2013 2014
Financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen 4 292 764 4 365 3184 330 451 4 303 946 4 281 370
Juridisch verplicht 4 292 764 4 365 318 4 330 4514 303 946 4 281 370
Bestuurlijk gebonden0 0 0 0 0
Niet-verplicht of bestuurlijk gebonden 0 0 0 0 0

Instrumenten

Er zijn 2 instrumenten om in de doelstelling te voorzien:

– de Algemene Kinderbijslagwet (AKW); en

– de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB).

De Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW voorziet in een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen.

De AKW is een in verhouding beleidsarme wet. Voor circa 90% van de kinderen wordt kinderbijslag toegekend, zonder dat aan andere voorwaarden hoeft te worden voldaan dan dat het kind thuis woont. Alleen voor 16- en 17-jarige kinderen en voor uitwonende kinderen worden voorwaarden gesteld in de sfeer van de tijdsbesteding en het onderhoud.

Verder ontstaan ontwikkelingen voornamelijk door demografische factoren.

Hierover zijn in onderstaande tabel kengetallen opgenomen.

Kengetallen (volume x 1 000)200920102011201220132014
Aantal gezinnen AKW1 9261 9131 9011 8901 8811 876
Aantal telkinderen AKW3 4913 4693 4483 4293 4123 399

Bron: Sociale Verzekeringsbank (SVB), juni nota 2009.

Wet op het Kindgebonden budget (WKB)

Het doel van de WKB is het verstrekken van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Met ingang van 2008 is een inkomensafhankelijk kindgebonden budget ingevoerd, waarin de fiscale kinderkorting is opgegaan. Vanaf 2009 is de tegemoetkoming omgezet van een tegemoetkoming per huishouden in een tegemoetkoming per kind. Het kindgebonden budget biedt inkomensondersteuning specifiek gericht op huishoudens in de lagere inkomenssegmenten.

In onderstaande tabel zijn kengetallen opgenomen over de Wet kindgebonden budget (WKB).

Kengetallen (volume x 1 000)200920102011201220132014
Aantal huishoudens WKB1 1001 1001 2001 2001 2001 200
Aantal kinderen WKB2 0002 0002 2002 2002 2002 200

Bron: Belastingdienst.

Maatregelen kinderregelingen

Met ingang van 1 januari 2010 worden de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) en de Wet op het kindgebonden budget (WKB) gedeeltelijk geïntegreerd. Dankzij deze vereenvoudiging van de regelgeving wordt voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar één loket gecreëerd en wordt het niet-gebruik teruggebracht.

Het volume van de WKB is afhankelijk van demografische factoren en het aantal huishoudens met kinderen tot een bepaald inkomensniveau.

De regering is door de economische crisis geconfronteerd met de noodzaak om bezuinigingen door te voeren. Ook binnen de begroting voor Jeugd en Gezin is het noodzakelijk maatregelen te treffen. Deze maatregelen hangen niet alleen samen met de economische crisis, maar ook met de taakstelling die al was opgenomen in de begroting 2009 voor Jeugd en Gezin (circa € 120 miljoen per jaar in de jaren 2010–2014), en met overschrijdingen in de uitvoering van de Wet op het Kindgebonden budget.

Het pakket maatregelen dat is voorgesteld heeft betrekking op het kindgebonden budget en de kinderbijslag. Bij de invulling van het pakket is gestreefd naar het zo veel mogelijk ontzien van de lage inkomens, het zo evenwichtig mogelijk verdelen van de bezuinigingen en het zoveel mogelijk beperken van negatieve effecten voor de marginale druk.

De maatregelen zijn in de vorm van twee wetsvoorstellen aan het parlement voorgelegd, waarvan er één al in werking is getreden:

a) Het niet-indexeren van de AKW per 1 juli 2009, is per 1 juli 2009 in werking getreden (Staatsblad 2009, 347);

b) Het voorstel van de wet regeling aanpassing kinderregelingen, ingangsdatum 1 januari 2010 (TK, 2008–2009, 31 999).

Het pakket maatregelen bevat de volgende onderdelen:

• Niet indexeren van de kinderbijslag in 2010 en 2011 en van het kindgebonden budget in 2010 en 2011,

• Verlagen van de inkomensgrens WKB en verhogen van het afbouwpercentage WKB naar 7,6%,

• Verminderen van de WKB verhoging voor kinderen van 12 t/m 17 jaar,

• Geen extra WKB verhoging voor het tweede en derde kind.

Handhaving

Voor de AKW zijn in samenspraak met de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kengetallen opgenomen gericht op handhaving. Deze richten zich onder andere op de bekendheid van kinderbijslaggerechtigden met regels over de melding van eventueel inkomen uit arbeid (van belang voor de toets onderhoudsvoorwaarden) van een 16- of 17-jarig kind alsmede van de beëindiging van het volgen van studie door een kind van die leeftijd. Zoals gesteld worden voor kinderen van 16 en 17 jaar voorwaarden in de sfeer van tijdsbesteding en (voor uitwonende kinderen) van onderhoud gesteld.

De handhavingsindicatoren in onderstaande tabel richten zich verder op het risico van misbruik in de AKW en de beboetbare regelovertredingen.

Het misbruikrisico wordt uitgedrukt in een percentage van de uitkeringslast op jaarbasis. De beboetbare regelovertredingen worden uitgedrukt per 100 klantjaren. Dit kengetal laat in één keer de mate zien waarin een beboetbare regelovertreding plaatsvindt en in hoeverre de SVB erin slaagt om sancties op te leggen als een overtreding aan het licht komt.

Daarnaast zijn nog andere handhavingsindicatoren opgenomen. Onder fraudesignalen wordt verstaan het aantal signalen van vermeend misbruik van kinderbijslag, dat noopte tot nader vooronderzoek om te kunnen beoordelen of opsporingsonderzoek nodig is.

Aangiften zijn de gevallen van fraude met kinderbijslag die de SVB bij het Openbaar Ministerie heeft aangegeven. De SVB doet aangifte als een bedrag van meer dan € 6 000 als gevolg van fraude teveel is uitgekeerd.

Het aangiftebedrag is het nadeelbedrag dat met de geconstateerde onrechtmatigheden was gemoeid.

Kengetallen handhavingWaarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Bekendheid met regels inkomenkind92%85%97%91%
Bekendheid met regels einde studie kind77%82%77%84%
Aantal onderzochte fraudesignalen4971 001607448
Aangiften in personen  1911
Aangiftebedrag (1 = € 1 000)  14162
Misbruikrisico AKW  0,17%0,17%
Beboetbare regelovertreding AKW per 100 klantjaren0,30,40,30,3

Bron: Jaarverslag SZW 2008; SVB-Handhavingsrapportage, jaarverslag SVB 2008.

Beleidsartikel 2 Gezond opgroeien

Algemene beleidsdoelstelling

Kinderen groeien lichamelijk en geestelijk gezond op.

Belangrijkste beleidsonderwerpen 2010

Gezonde kinderen en jongeren zijn belangrijk voor de toekomst van ons land. Het doel is ervoor zorg te dragen dat kinderen en jongeren zowel lichamelijk als geestelijk gezond opgroeien, dat zij positief gedrag vertonen en zich actief betrokken voelen bij hun naaste omgeving. In de eerste plaats zijn ouders zelf verantwoordelijk voor het welbevinden en een gezonde leefstijl van hun minderjarige kinderen. Naast de inzet van ouders en/of opvoeders, vraagt een gezonde en gelukkige jeugd echter ook om betrokkenheid en inzet van anderen zoals scholen en verenigingen. Deze maatschappelijke organisaties hebben overigens ook zelf baat bij gezond levende jongeren. Zo is samen het nodige maatschappelijk rendement te behalen.

Het is belangrijk dat ouders, opvoeders en vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke organisaties zich verdiepen in en aansluiting zoeken met de specifieke leefwereld van jongeren. De in juni 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden notitie «Onze Jeugd van Tegenwoordig», beschrijft de leefwereld en leefstijl van jongeren van nu om een tegenwicht te bieden aan de eenzijdige stereotypen over «de jeugd van tegenwoordig».

Als ouders en kinderen vragen hebben over opvoeden en opgroeien kunnen zij hiervoor terecht bij laagdrempelige Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) in de buurt. Deze centra zijn aangekondigd in het Coalitieakkoord en zijn een middel om kabinetsdoelstelling 30 te behalen. Deze doelstelling luidt:

In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund.

De centra zijn verder uitgewerkt in het Beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen» en in de brief aan de Tweede Kamer van 19 november 2007 (TK 2007–2008, 31 001, nr. 36). In 2011 moet er een landelijk dekkend netwerk van CJG zijn gerealiseerd. De CJG zijn bestemd voor alle ouders, kinderen én jongeren (– 9 maanden tot 23 jaar) als laagdrempelig centraal punt voor opgroei- en opvoedvragen, adequate en passende hulp en voor de coördinatie van zorg. De centra zijn nadrukkelijk niet alleen bestemd voor probleemgezinnen, maar ook voor alle ouders en kinderen die vragen hebben bij het opvoeden en het opgroeien. De CJG vormen voor professionals ook een centraal punt om vroegtijdig problemen of risico’s te kunnen signaleren. Daarbij is een onderdeel van het basismodel voor CJG dat elk centrum een schakel realiseert met de Zorg- en Adviesteams bij scholen en de Bureaus Jeugdzorg.

Binnen de CJG is goede informatievoorziening van groot belang. Digitalisering van de papieren dossiers in de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) moet er toe leiden dat overdracht van gegevens binnen de JGZ beter kan plaatsvinden, risico’s eerder te signaleren zijn en kinderen beter gevolgd kunnen worden. Daarbij is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Daartoe schaffen JGZ-instellingen onder regie van de gemeenten zelf een automatiseringspakket aan. Verder heeft een ondersteuningstraject plaatsgevonden bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om gemeenten en instellingen te ondersteunen bij het bestuurlijk traject om de digitale pakketten aan te schaffen. In vervolg hierop vindt ondersteuning van de implementatie binnen de JGZ-instellingen plaats via een traject bij GGD Nederland en ActiZ. Voor de uitwisseling van informatie binnen de JGZ wordt gebruik gemaakt van het landelijk schakelpunt van het Elektronisch patiëntendossier. Dit wordt voorbereid om JGZ-instellingen aan te kunnen sluiten. Voor uniforme registratie en overdracht van de gegevens binnen de JGZ zijn landelijke standaarden opgesteld. De Eerste Kamer heeft in juni 2009 ingestemd met het van kracht worden van de digitaliseringsplicht in de Wet publieke gezondheid.

De digitalisering van de papieren dossiers leidt tevens tot een vermindering van de administratieve lasten voor de uitvoerende organisaties in de jeugdgezondheidszorg. Digitaal en uniform registreren maakt het mogelijk voor de uitvoerende organisaties om op een eenvoudige wijze anonieme informatie over de bedrijfsvoering, de kwaliteit van zorg en algemene informatie over de gezondheidstoestand van groepen van jongeren te leveren.

Ministeriële verantwoordelijkheid

Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het zorg dragen voor een kader waarbinnen kinderen in Nederland gezond kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en maatschappelijk betrokken burgers.

Externe factoren

Jongeren hebben zelf een verantwoordelijkheid om een actieve, maatschappelijke rol te pakken. Het bewerkstelligen van jongerenparticipatie is een verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Jongeren moeten gemeenten weten te vinden maar andersom geldt hetzelfde: gemeenten moeten lokale jongeren(organisaties) weten te vinden.

Gemeenten kunnen hun verantwoordelijkheden uitvoeren via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Wet Publieke Gezondheid (WPG). Zij ontvangen middelen en dragen ook zelf bij aan de doelstellingen via onder andere het accres van het Gemeentefonds. De rol van de gemeenten wordt in de komende jaren versterkt en vergroot. Het kabinet en de gemeenten hebben met het oog op de rol van de gemeenten in 2007 een Bestuursakkoord gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat de vorming van de Centra Jeugd en Gezin onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. De overall regierol van gemeenten, ligt vooral op het terrein van BZK.

Budgettaire gevolgen van beleid (begrotingsbedragen x € 1 000)
 2008200920102011201220132014
Verplichtingen1 241 194106 74674 58450 544397 512397 712397 712
Uitgaven287 837379 141399 642405 091397 512397 712397 712
Programma-uitgaven287 837379 141399 642405 091397 512397 712397 712
1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen274 211362 190383 788390 560389 231389 431389 431
2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving13 62616 95115 85414 5318 2818 2818 281
Ontvangsten4 9396 6871 9771 5451 5451 5451 545
Budgetflexibiliteit (begrotingsbedragen x € 1 000)
 20102011201220132014
1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen383 788390 560389 231389 431389 431
  – Juridisch verplicht371 223380 996233 397233 397233 397
  – Bestuurlijk gebonden7 0253 750150 371150 371150 371
  – Niet-verplicht of bestuurlijk gebonden5 5405 8145 4635 6635 663
2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving15 85414 5318 2818 2818 281
  – Juridisch verplicht15 46313 3386 9855 9855 985
  – Bestuurlijk gebonden0250250250250
  – Niet-verplicht of bestuurlijk gebonden3919431 0462 0462 046

Operationele doelstellingen

Er zijn twee operationele doelstellingen voor Gezond opgroeien:

1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen;

2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving.

Operationele doelstelling 2.1

Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

Motivering

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Als een gezin ondersteuning nodig heeft bij de opvoeding, kunnen ouders in eerste instantie een beroep doen op de directe omgeving. De overheid draagt zorg voor algemene voorzieningen ter stimulering van de ontwikkeling van kinderen, en komt in beeld op het moment dat een gezin en zijn directe omgeving onvoldoende in staat blijken de opvoedingsvragen te kunnen beantwoorden, de problemen het hoofd te bieden en/of wanneer de gezondheid of veiligheid van het kind in het geding is.

Prestatie-indicatorWaardePeildatumStreefwaarde 2010Streefwaarde 2011
1. Aantal gemeenten dat een CJG heeft. (% van alle gemeenten die een CJG hebben)46 gemeenten (10,4%)2008 300 gemeenten (68%)441 gemeenten (100%)
2. % gemeenten dat gebruik maakt van digitale dossiers voor de jeugd-gezondheidszorg  100%100%
3. Zorg- en Adviesteams voor kinderen en jongeren:    
  – primair onderwijs69%200885%100%
  – voortgezet onderwijs95%200896%100%
  – middelbaar beroepsonderwijs82%200890%100%

Bronnen:

1 Invoering CJG

2 Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)

3 Monitor Zorg- en Adviesteams Nederlands Jeugdinstituut, publicatie mei 2009.

Belangrijkste instrumenten

Het wettelijk kader voor het jeugd- en gezinsbeleid in dit beleidsartikel wordt onder andere gevormd door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Wet Publieke Gezondheid (WPG). De gemeenten hebben op grond van deze wetten al de verantwoordelijkheid voor het preventief jeugdbeleid (WMO) en het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (WPG). Het kabinet zet onder andere, ter specifieke invulling van dit kader, de onderstaande instrumenten in:

• Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn laagdrempelige en herkenbare centra in de buurt waar ouders, kinderen en jongeren terecht kunnen met vragen over gezondheid, opgroeien en opvoeden. Professionals in een CJG bieden, na signalering van (risico’s op) problemen, tevens lichte hulp en zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van zorg volgens het beleidsprincipe «Eén gezin, één plan». Diverse organisaties worden daarvoor in het CJG samengebracht. Er is € 4 miljoen beschikbaar voor invoeringskosten waarmee Jeugd en Gezin en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gemeenten ondersteunen bij de implementatie van de centra. Voor de CJG, ontvangen de gemeenten ruim € 323 miljoen in 2010 via de Brede doeluitkering. In deze uitkering zijn de TRSU Jeugdgezondheidszorg, de uitkering preventief jeugdbeleid/motie Verhagen opgegaan. Daarnaast is afgesproken dat gemeenten zelf in 2010 € 75 miljoen inzetten uit het accres van het Gemeentefonds.

• Binnen de jeugdgezondheidszorg en Centra voor Jeugd en Gezin moet zoveel mogelijk uniform en op basis van bewezen effectieve interventies worden gewerkt. Het Programma Zorg voor Jeugd en het Programma Standaard Jeugdgezondheidszorg die via ZonMw plaatsvinden, dragen ertoe bij dat richtlijnen, instrumenten en interventies ontwikkeld worden voor gebruik binnen de JGZ en CJG. Hiervoor is in 2010 € 2 miljoen beschikbaar.

• Het ZonMw programma Zorg voor Jeugd levert kennis op voor professionals om de zorg voor jeugd – inclusief preventie – te verbeteren. Het gaat zowel om kennis over het bevorderen van de psychische en sociale ontwikkeling van jeugd als het tegengaan of opheffen van bedreigingen ervan. Het programma biedt ruimte voor het ontwikkelen van effectieve interventies en bevordert de toepassing in de praktijk. Ook levert het programma een bijdrage aan informatie over de kosteneffectiviteit van interventies in het jeugddomein en het gebruik van participatieve methoden van jeugdonderzoek. Tot slot krijgt deskundigheidsbevordering over kennisontwikkeling een plaats in het programma. Voor het programma is in 2010 € 6,5 miljoen beschikbaar.

• De jeugdgezondheidszorg zet zich sterk in om de ontwikkeling van alle kinderen goed te volgen. De uitdaging hierbij is om de aandacht goed te verdelen tussen de zorg voor alle kinderen en de kinderen en gezinnen die meer ondersteuning nodig hebben. De uitvoering gebeurt steeds vaker binnen een CJG en ook de verwachtingen van jeugdigen en ouders zijn aan veranderingen onderhevig. Dit maakt de omgeving waarin de jeugdgezondheidszorg werkt zeer dynamisch. Om tegemoet te komen aan de verwachtingen, ontwikkelt de jeugdgezondheidszorg nieuwe werkwijzen. De minister voor Jeugd en Gezin gaat dit faciliteren via een nieuw stimuleringsprogramma bij ZonMw. Het programma is vooral bedoeld om vernieuwingen in de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg te ontwikkelen en in te voeren. Op deze wijze is de jeugdgezondheidszorg beter toegerust voor haar taak. Voor het programma is in totaal € 5 miljoen beschikbaar.

• Voor invoering van het Elektronisch Kinddossier Jeugdgezondheidszorg (EKD JGZ) en de Verwijsindex Risicojongeren is, via het Gemeentefonds, een bedrag beschikbaar gesteld van € 15 miljoen in 2010.

• De school is de belangrijkste vindplaats van kinderen en jongeren in de schoolgaande leeftijd die problemen hebben. Snelle en passende hulp van partijen in het CJG of geïndiceerde jeugdzorg kan op school snel via Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) worden georganiseerd. In ZAT’s werken professionals van school, maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, Bureau Jeugdzorg, leerplicht en politie samen om snel problemen te signaleren, en de juiste hulp of ondersteuning voor de jeugdige, de ouders en de docenten in te schakelen. Voor elke deelnemende organisatie raakt samenwerking in ZAT’s aan hun eigen wettelijke taak. Het kabinet heeft daarnaast het voornemen om de samenwerking voor zorg in en om de school wettelijk vast te leggen en de verplicht deelnemende partners aan die samenwerking te benoemen. Voor de ondersteuning van de samenwerking in ZAT’s in € 1,75 miljoen beschikbaar (via de begroting van OCW).

• Het is belangrijk dat migrantenkinderen gelijke kansen hebben om gezond, veilig en met plezier te kunnen opgroeien en hun talenten te ontwikkelen. Veel migrantenkinderen worden niet goed bereikt door (preventieve) jeugdvoorzieningen. Met «Diversiteit in het Jeugdbeleid» streven we naar een jeugdbeleid, waarmee migrantenkinderen en hun ouders beter worden bereikt door algemene jeugdvoorzieningen en opvoedondersteuning. Problemen in de opvoeding en in de ontwikkeling van migrantenkinderen dienen vroegtijdig te worden gesignaleerd. Daartoe is meer kennis over de effectiviteit van (preventieve) aanpakken en interventies voor deze kinderen en ouders noodzakelijk. ZonMw voert samen met de kennisinstellingen RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en NJI (Nederlands Jeugdinstituut) het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid uit. In dit traject worden gemeenten, migrantenorganisaties, migrantenouders en -jeugd nadrukkelijk betrokken. Het programma loopt van 2008 tot en met 2011. Eind 2010 wordt een (beperkte) tussentijdse evaluatie uitgevoerd om te kunnen bijsturen en om te bezien hoe het vervolgtraject na 2012 eruit moet komen te zien. Communicatie vereist continue aandacht en neemt het kabinet dan ook als belangrijk traject op. Voor dit programma is vanuit Jeugd en Gezin en Wonen Werken en Integratie, in totaal € 10 miljoen beschikbaar in de periode 2008–2011, waarvan € 2,0 miljoen in 2010.

• In 2010 wordt invulling gegeven aan het uitwerken en uitvoeren van de actiepunten uit de Gezinsnota door de uitwerking van het opvoeddebat (de opvoedestafette), activiteiten in het kader van scheiding en omgang die erop gericht zijn de schadelijke gevolgen van scheiding en relatieconflicten voor kinderen te beperken, en initiatieven in het kader van gezin en werk. Hiervoor is in 2010 € 0,7 miljoen beschikbaar.

• De BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden onderdeel van Nederland. In 2010 worden verschillende projecten uit het plan van aanpak voor de jeugdproblematiek op de BES gereed gemaakt met het oog op het moment van transitie eind 2010. Het gaat daarbij om de realisatie van een CJG op elk eiland. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de jeugdzorg en in de jeugdbescherming door het opzetten van gezinshuizen en de versterking van de voogdijraden en de gezinsvoogdijinstellingen. Ook worden aanbieders van naschoolse activiteiten financieel ondersteund om zo hun activiteiten voor een brede groep jeugdigen uit te breiden. Hiervoor is in 2010 € 3,5 miljoen beschikbaar.

• Een aanzienlijke groep jongeren die nog op school zit (voorbereidend)) middelbaar beroepsonderwijs) gaat gebukt onder een opeenstapeling van problemen, variërend van gedragsproblemen tot psychische problemen, van schulden en verslaving tot gebroken gezinnen en criminaliteit in de directe omgeving. Deze overbelast jongeren lopen groot risico voortijdig uit school te vallen en geen passend werk te vinden. De Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) adviseert het kabinet om overbelaste jongeren meer structuur en verbondenheid te bieden door middel van plusvoorzieningen. Dit is geen nieuw schooltype maar een totaalpakket van onderwijs en ondersteuning dat voor deze jongeren nodig is om het halen van een diploma en het vinden van een baan weer binnen handbereik te krijgen. Het kabinet trekt via de begrotingen van J&G en OCW daarom zowel in 2009 als in 2010 € 30 miljoen uit om plusvoorzieningen te stimuleren.

• De Maatschappelijke Ondernemers(MO)-groep en het Midden en Kleinbedrijf (MKB)-NL hebben in rapport «Focus op een zelfstandige toekomst» voorgesteld jongeren uit jeugdzorginstellingen te ondersteunen bij de toeleiding naar scholing en werk. Aan de MO-groep is een subsidie toegekend om in overleg met MKB-NL een plan van aanpak voor pilots arbeidstoeleiding jeugdzorg jongeren op te stellen. Naar aanleiding van het plan van aanpak zullen naar verwachting eind 2009 begin 2010 een aantal pilots van start gaan. Hiervoor is in 2010 € 1,0 miljoen beschikbaar.

• Naast bovenstaande instrumenten is tevens de subsidie aan de koepels van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd van belang. Deze koepels ontvangen een subsidie van het programmaministerie Jeugd en Gezin voor het regelen van opvang en verzorging van minderjarige kinderen van binnenschippers en kermisexploitanten voor zover deze vorm van opvang in verband met de aard van het beroep van de ouders nodig is. Per feitelijk geplaatst kind wordt per peildatum een normbedrag verstrekt. Hiervoor is in 2010 € 24 miljoen beschikbaar.

Operationele doelstelling 2.2

Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving

Motivering

Het gaat in het algemeen goed met «onze» jeugd. Toch leidt gedrag van jongeren geregeld tot ophef. Denk maar aan comazuipen, drugsgebruik, breezerseks, internetverslaving en overlast door hangjongeren. Het blijft dan ook zaak jongeren aan te spreken op gedragingen die schadelijke gevolgen hebben voor henzelf, hun naaste omgeving en derden. Naargelang de ernst en omvang van die negatieve externe effecten zijn passende beleidsmaatregelen nodig, met name in preventieve zin. De basis van het in het Coalitieakkoord aangekondigde preventiebeleid is het informeren van jongeren en hun ouders over de risico’s van ongezond leven. Daarnaast is ook hulpverlening en wetgeving nodig. De bestaande preventie is bovendien aan vernieuwing toe. Het is zaak alcohol, drugs, tabak, voeding, overgewicht en bewegen meer in samenhang aan de orde te stellen.

Jongeren moeten in staat zijn om mee te denken en vooral mee te doen. In de notitie «Onze Jeugd van Tegenwoordig» uit juni 2009 staat dan ook de eigen kracht van jongeren en participatie in de samenleving voorop. Daarnaast wordt ingegaan op de aanpak van risicogedragingen van jongeren als het gaat om een gezonde leefstijl.

Prestatie-indicatorWaardePeildatumStreefwaarde 2010Streefwaarde 2011
Jongeren met een gezonde leefstijl    
– geen drugsgebruik, 12–18 jaar83,3%200684%84%
– geen alcoholgebruik 12 jarigen44,3%200748,5%50%
– geen alcoholgebruik 12–15 jarigen18,0%200335%38%
– niet roken, 10–19 jaar79,0%200682%82%
– gezondgewicht86,4%200688%88%

Bron: Jeugdmonitor (CBS).

Kengetallen199920032004200720082009
Jongerenparticipatie      
1) lid van een vrijetijdsvereniging74%76% 74%  
2) doen van vrijwilligerswerk of bieden van informele hulp   57%57,9% 
3) meedenken/-beslissen in de eigen omgeving  31,3%  29,8%

Bron:

1. Jaarrapport Jeugdmonitor: cijfer komt eens in de vier jaar beschikbaar.

2. CBS: POLS Het gaat in casu om jongeren tussen 18 en 24 jaar.

3. Nationale Jeugdraad. Hierbij opgemerkt dat het cijfer voor 2009 indicatief is, dit percentage wordt eerst na publicatie van de eindrapportage, naar verwachting eind 2009, definitief.

Belangrijkste instrumenten

• Voor opvoedingsondersteuning over alcohol en jongeren voert ZonMw een programma uit. Doel is dat ouders en andere opvoeders alcoholgebruik van kinderen in ieder geval tot hun zestiende jaar uitstellen.

• www.hallowereld.nlondersteunt via internet jonge gezinnen bij de opvoeding van hun kind(eren) gericht op een gezonde leefstijl. Voor 2010 is de bijdrage begroot op € 1,0 miljoen.

• Ondersteunen van professionals die zorg bieden aan kinderen en gezinnen, met kennis over de effectiviteit van instrumenten en interventies. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) heeft daartoe tot doel de kennis inzake jeugd-, gezin- en opvoedingsvraagstukken te verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden. Hiervoor is in 2010 € 6,4 miljoen beschikbaar.

• Het stimuleren dat jongeren politiek en maatschappelijk meer gaan participeren. De minister voor Jeugd en Gezin reikt jaarlijks een prijs uit aan de gemeente die het beste initiatief heeft om jeugdparticipatie te bevorderen. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor een goed werkende trainerspool die kan worden ingezet ten behoeve van ondersteuning aan jongeren, de organisatie van het jaarlijkse Nationale Jeugddebat en diverse subsidies en opdrachten om (inter)nationale jeugdprogramma’s uit te voeren. Hiervoor is in 2010 in totaal € 2,1 miljoen beschikbaar.

• In 2009 is met het initiatief Your World, Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad 2009 uitgevoerd. De speerpunten van Rotterdam hierbij zijn: versterking van de participatie van jongeren, het verkleinen van de afstand tussen jong en oud, autochtoon en allochtoon, en het bevorderen van een evenwichtiger beeldvorming over jeugd. Hiervoor is in de periode 2008–2011 € 2,5 miljoen beschikbaar, waarvan € 0,25 miljoen in 2010. De resultaten worden in 2010 in Nederlandse gemeenten verder verspreid. De Italiaanse stad Turijn neemt in 2010 het initiatief over.

• Om inzicht te bieden in de leefwereld van jongeren is in 2009 de notitie «Onze Jeugd van Tegenwoordig» verschenen. In vervolg daarop wordt van 2009 tot en met 2011 een impuls gegeven aan diverse vormen van vrijwillige inzet voor en door jongeren en gezinnen. Met deze impuls wordt een bijdrage geleverd aan het samenleven en actief burgerschap rondom opvoeden en opgroeien. Hiervoor is in 2010 in totaal € 6,0 miljoen beschikbaar. Hiermee wordt uitvoering gegeven van de motie Slob, zie Nota van wijziging31 700 XVII, nr 4. ZonMw, het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en Movisie ontwikkelen dit programma. Er wordt onder andere gekeken naar manieren om professionals en gemeenten meer gebruik te laten maken van de vrijwillige inzet van burgers om zo het sociale netwerk (de civil society) rond kinderen en ouders te versterken.

Beleidsonderzoek en evaluatieOnderzoek onderwerpNummer AD of ODA StartB AfgerondVindplaats
BeleidsevaluatieIBO GGZVWS 42.3.2A 2009B 2010MR, vergaderjaar 2008–2009
Overig evaluatieonderzoekDiversiteit in het Jeugdbeleid2.2A 2008B 2011TK, 2007–2008, 31 001, nr. 52

Beleidsartikel 3 Zorg en Bescherming

Algemene beleidsdoelstelling

Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd krijgen zorg en worden, indien nodig, in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.

Belangrijkste onderwerpen2010

Wanneer ondanks de preventieve jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg ernstige opgroei- en opvoedproblemen bij jeugdigen optreden, is jeugdzorg aan de orde. De jeugdzorg omvat geïndiceerde zorg, jeugdgerelateerde geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen.

Het Bureau Jeugdzorg is er zowel voor ouders en jeugdigen die zelf om hulp vragen, als voor de bescherming van jeugdigen die niet om hulp (kunnen) vragen. Dergelijke maatregelen van jeugdbescherming, te weten voogdij en gezinsvoogdij, zijn niet vrijblijvend maar beperken het gezag van de ouders op grond van een rechterlijke uitspraak. De Raad voor de Kinderbescherming geeft advies aan de kinderrechter over een te nemen kinderbeschermingsmaatregel. Het Bureau Jeugdzorg voert de maatregel uit. Hierbij is Nidos aangewezen als voogdij-instelling voor de alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

De kabinetsdoelstellingen voor genoemde onderwerpen zijn:

31) wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet.

32) bestrijden van kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen.

In dit spectrum, en bij kabinetsdoelstelling 50, past ook de aanpak van jongeren zonder zicht op opleiding of baan die met de gebruikelijke instrumenten niet worden bereikt. Momenteel wordt geëxperimenteerd met «pilots» voor campussen. Bij gebleken succes leidt dit in 2011 tot een basismodel campussen.

Het Rijk is verantwoordelijk voor het toezicht dat wordt uitgevoerd door de Inspectie jeugdzorg (IJZ). De IJZ is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg.

KengetalWaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010
Aantal door de Inspectie jeugdzorg uitgebrachte inspectierapporten3380145
Aantal door de Inspectie jeugdzorg behandelde klachten/signalen over de jeugdzorginstellingen172140220
Aantal door de Inspectie jeugdzorg behandelde meldingen/calamiteiten vanuit jeugdzorginstellingen1781206002

1 In 2008 is de inspectie een aantal grote landelijke toezichtprojecten gestart (waarbij veel jeugdzorginstellingen betrokken zijn), waarvan de uitvoering in 2008 zal plaatsvinden, maar de rapportage in 2009.

2 In 2009 heeft de inspectie door middel van een brochure alle jeugdzorginstellingen opgeroepen om calamiteiten ruimhartig te melden. De inspectie verwacht hierdoor een toename van het aantal meldingen in 2010.

Ministeriële verantwoordelijkheid

Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het zorg dragen voor een stelsel dat er aan bijdraagt dat kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, zorg krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen. Dit moet ertoe leiden dat deze kinderen veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers. Onder deze verantwoordelijkheid valt:

• het stimuleren van een integrale jeugd- en gezinsketen mét duidelijke verantwoordelijkheden, en zónder vrijblijvendheid. Hierdoor zijn provincies, gemeenten, lokale en landelijke organisaties, Bureaus Jeugdzorg, zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat hun verantwoordelijkheden waar te maken;

• het perspectief bieden aan jongeren zonder zicht op opleiding of baan, die met de gebruikelijke instrumenten niet bereikt worden;

• het zorg dragen voor een toegankelijk, passend en samenhangend zorgaanbod voor kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen, met psychiatrische problemen en lichtverstandelijk gehandicapte kinderen en hun ouders of verzorgers;

• het voorzien in een effectieve aanpak van kindermishandeling en een systeem van jeugdbeschermingsmaatregelen;

• het mogelijk maken van de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s);

• het toezicht houden op de kwaliteit van de jeugdzorg (door de Inspectie jeugdzorg).

Externe factoren

Gemeenten kunnen hun verantwoordelijkheden uitvoeren via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Wet Publieke Gezondheid (WPG). Ook de vorming van de Centra Jeugd en Gezin valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten.

Op grond van de Wet op de jeugdzorg zijn provincies en grootstedelijke regio’s verantwoordelijk voor de kwaliteit, de planning en financiering van de jeugdzorg in hun regio. Zij moeten zorgen voor voldoende zorgaanbod om invulling te geven aan het recht op jeugdzorg en voor een goed functionerend Bureau Jeugdzorg.

Binnen het kabinet is de minister van Justitie primair verantwoordelijk voor het beleid inzake de aanpak van jeugdcriminaliteit, de interlandelijke adoptie, internationale kinderontvoering en huiselijk geweld.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid (begrotingsbedragen x € 1 000)
 2008200920102011201220132014
Verplichtingen1 715 0521 875 9691 801 8841 838 4961 859 7241 877 9531 869 841
Uitgaven1 550 1791 683 8161 808 1231 838 6591 859 7241 877 9531 869 841
Programma-uitgaven1 550 1791 683 8161 808 1231 838 6591 859 7241 877 9531 869 841
1) Tijdig effectieve hulp bij een zorgaanbieder1 224 6851 281 2741 373 5781 386 3841 414 8911 446 8981 446 819
2) Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen322 469396 419425 245448 275440 833427 055419 022
3) Campussen3 0256 1239 3004 0004 0004 0004 000
Ontvangsten15 07412 41712 69812 89813 19813 19813 198
Tabel met budgetflexibiliteit (begrotingsbedragen x € 1 000
 20102011201220132014
1. Tijdig effectieve hulp bij een zorgaanbieder1 373 5781 386 3841 414 8911 446 8981 446 819
  – Juridisch verplicht1 258 3681 255 1011 255 6931 255 6931 255 693
  – Bestuurlijk gebonden99 602106 036107 481107 481107 481
  – Niet-verplicht of bestuurlijk gebonden15 60825 24751 71783 72483 645
2. Snelle inzet van de meest adequate hulpmiddelen425 245448 275440 833427 055419 022
  – Juridisch verplicht425 245424 003416 561402 783394 750
  – Bestuurlijk gebonden024 27224 27224 27224 272
  – Niet-verplicht of bestuurlijk gebonden00000
3. Campussen9 3004 0004 0004 0004 000
  – Juridisch verplicht5 8120000
  – Bestuurlijk gebonden3 4884 0004 0004 0004 000
  – Niet-verplicht of bestuurlijk gebonden00000

Operationele doelstellingen

Er zijn drie operationele doelstellingen voor Zorg en bescherming:

1. Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder;

2. Snelle inzet van de meest adequate dwangmiddelen om hulp op gang te brengen indien dit niet op vrijwillige basis kan en kinderen in hun opvoeding en ontwikkeling ernstig worden bedreigd;

3. Jongeren tussen 12–27 jaar die (om andere redenen dan ziekte of verzorging) niet naar school gaan, geen baan hebben en ook niet op zoek zijn naar werk of scholing, dreigen af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag én niet bereikt worden met de gebruikelijke instrumenten wordt perspectief geboden.

Operationele doelstelling 3.1

Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder

Motivering

Soms zijn de problemen bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen zo ernstig dat het sociale netwerk of de lokale voorzieningen geen toereikende zorg kunnen bieden. Dan kunnen kinderen en jongeren die ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en hun ouders/verzorgers een beroep doen op de jeugdzorg. Zij moeten hierbij op tijd toegang hebben tot zorg en zij moeten kunnen rekenen op zorg die is toegesneden op de specifieke hulpvraag en die tijdig, professioneel en adequaat wordt geleverd.

Belangrijkste instrumenten

Snelle en effectieve hulp voor jeugd en gezin

• Aanpakken van wacht- en doorlooptijden.

De provincies en grootstedelijke regio’s ontvangen hiertoe een doeluitkering voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg. Hiermee zijn zij in staat het Bureau Jeugdzorg in stand te houden en zorgaanbod in te kopen voor kinderen met een jeugdzorgindicatie. Doelstelling is, dat de zorg aan kinderen met een indicatie binnen negen weken na die indicatie start. Over de hoogte van het budget voor 2010 heeft de Commissie Financiering Jeugdzorg advies uitgebracht. Het bestuurlijk overleg met het IPO heeft nog niet geleid tot het definitief vaststellen van het budget 2010. De totale doeluitkering in 2010 bedraagt ca. € 1,0 miljard.

• Terugbrengen van de ervaren regeldruk in de brede jeugdketen met 25% in 2011. Samen met de betrokkenen partijen (provincies, gemeenten, zorgverleners, indicatiestellers, verzekeraars) werkt het kabinet aan een uitvoeringspraktijk die niet meer dan nodig wordt geconfronteerd met regels en procedures. In 2009 en 2010 wordt onder andere gewerkt aan betere begrijpelijkheid van formulieren voor cliënten, verbeteren van de cliëntvriendelijkheid van de zorg, betere informatievoorziening door de overheid aan het veld over beleid, het oplossen van de meest urgente ICT-irritaties, vermindering van de registratieverplichtingen met 25% en verbetering van de informatie-uitwisseling tussen ketenpartners. Uit een nul-meting onder ruim 200 cliënten en bijna 550 professionals blijkt dat hier de grootste regeldruk wordt ervaren.

• In de brief over de pakketmaatregelen AWBZ van 16 september 2008 (TK 2008–2009, 30 597, nr. 29) zet de staatssecretaris van het ministerie van VWS uiteen dat het kabinet streeft naar beperking van het beroep op AWBZ-zorg, met het behoud van AWBZ-zorg voor de meest kwetsbare groepen. Het kabinet heeft hierop besloten tot beperking vanaf 1 januari 2009 van de aanspraak op ondersteunende en activerende begeleiding op grond van die AWBZ. Cliënten die hun aanspraak AWBZ verliezen kunnen in bepaalde mate een beroep doen op de Wet op de jeugdzorg of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Waar door het schrappen van aanspraken dat extra beroep op WJZ en Wmo ontstaat, en dit om zorginhoudelijke redenen noodzakelijk is én er sprake is van een publieke verantwoordelijkheid, vindt voor deze domeinen compensatie plaats. Hiervoor is met ingang van 2010 structureel € 12,6 miljoen beschikbaar voor jeugdigen die als gevolg van de pakketmaatregel een beroep zullen doen op de Wet op de jeugdzorg.

Kindermishandeling aanpakken

• Het Actieplan «Kinderen Veilig Thuis» is in het najaar van 2007 in uitvoering genomen en eindigt eind 2010. Kern hiervan is het tegengaan van kindermishandeling. Dit gebeurt door:

– zoveel mogelijk voorkomen van kindermishandeling;

– zo snel mogelijk signaleren van vermoedens van kindermishandeling;

– stoppen van kindermishandeling en beperken van schadelijke gevolgen door passende hulp en/of bescherming te bieden.

  Voor het verder verspreiden van de regionale aanpak ontvangen de 35 centrumgemeenten een decentralisatie-uitkering van € 2,9 miljoen in 2010. Daarnaast is er voor het uitvoeren van de publiekscampagne ruim € 2 miljoen gereserveerd.

• De invoering van de Regionale aanpak van kindermishandeling, volgens de beproefde RAAK-methode, heeft de volgende resultaten opgeleverd: alle centrumgemeenten, provincies en stadsregio’s investeren in het ontwikkelen van een regionale projectstructuur, als basis waarop verder gewerkt kan worden aan concrete acties. De planning is dat in alle gemeenten in het derde kwartaal van 2009 regionale werkplannen gereed en in gang gezet zijn. In deze werkplannen staat aan welke actiepunten een regio gaat werken. Medio 2009 start een evaluatie- en effectonderzoek naar de invoering van de regionale aanpak kindermishandeling. Vragen: hoe effectief is de regionale invoering, welke concrete verbeteringen zien we in de aanpak van kindermishandeling en wat zijn de productieve bestanddelen ervan? In 2010 worden de werkplannen verder uitgewerkt. Hiervoor is in 2010 € 4,5 miljoen beschikbaar.

Kwaliteitsverbetering en innovatie in de jeugdzorg

• Het streven is dat eind 2009 het wetsvoorstel voor de Verwijsindex in werking treedt. Dit betekent dat gemeenten vanaf dat moment moeten zijn aangesloten op de Verwijsindex. In de eerste helft van 2010 zal aandacht zijn voor de implementatie.

• Realiseren van voldoende aanbod voor de vraag naar gesloten jeugdzorg. Dit zorgaanbod is bedoeld voor jongeren met ernstige gedragsproblemen die voorheen op civielrechtelijke titel in een justitiële jeugdinrichting werden geplaatst. Het komt op twee manieren tot stand, te weten: door de ontwikkeling van nieuw zorgaanbod en door de overheveling van een aantal justitiële jeugdinrichtingen van het Ministerie van Justitie naar Jeugd en Gezin. Met ingang van 2010 komt één instelling en een hoeveelheid budget over voor extra plaatsen van Justitie (in totaal € 31 miljoen). In 2009 zijn de rijksinstellingen Den Engh en De Lindenhorst overgegaan naar de gesloten jeugdzorg. Deze twee rijksinstellingen staan opgenomen als tijdelijke baten-lastendienst in de begroting 2010 van VWS omdat de verantwoordelijkheid voor deze uitvoeringsorganisaties valt onder de minister van VWS. In totaal is het beschikbare budget voor de gesloten jeugdzorg ruim € 0,2 miljard.

• Ondersteunen van beroepsverenigingen bij het uitvoeren van het gezamenlijk actieplan «Professionalisering». Het actieplan kent vier pijlers: verhelderen beroepenstructuur, verbeteren opleidingen, versterken beroepsverenigingen en tuchtrecht. In de periode 2007–2010 wordt dit ondersteund met in totaal € 1,0 miljoen. Het actieplan heeft tot nu toe geresulteerd in de vaststelling van twee beroepsprofielen en een uitstroomprofiel voor werkers in de jeugdzorg, een databank voor goedgekeurde nascholingscursussen en een plan voor wettelijke registratie van werkers in de jeugdzorg. In 2010 wordt dit verder uitgewerkt.

Operationele doelstelling 3.2

Snelle inzet van de meest adequate dwangmiddelen om hulp op gang te brengen indien dit niet op vrijwillige basis kan en kinderen in hun opvoeding en ontwikkeling ernstig worden bedreigd.

Motivering

Ouders en jongeren die hulp nodig hebben, kunnen daar zelf om vragen bij de instanties voor vrijwillige hulpverlening. Niet alle kinderen en ouders zijn echter in staat of bereid om vrijwillige hulp te zoeken of te accepteren. Als de situatie waarin kinderen zich bevinden bedreigend is (of kan worden) voor de opvoeding en ontwikkeling, moet de overheid overwegen of de noodzakelijke hulp met inzet van het gedwongen kader, in het belang van het kind, alsnog op gang moet worden gebracht. Vanzelfsprekend moet de meest gepaste jeugdbeschermingsmaatregel in iedere situatie gebruikt worden: een ondertoezichtstelling (OTS) (al dan niet met een uithuisplaatsing) of een ontneming van het gezag (gevolgd door voogdij).

In de afgelopen jaren hebben de activiteiten in het programma Beter Beschermd gezorgd voor een kwaliteitsimpuls voor de jeugdbescherming. In 2010 zal de nieuwe voogdijmethodiek worden geïmplementeerd en zal de implementatie van de nieuwe kinderbeschermingswet, die wordt verwacht in 2011, worden voorbereid.

Prestatie-indicatorPeildatumStreefwaarde 2010Streefwaarde 2011
Percentage doorloop besluitvorming jeugdbeschermingsmaatregel binnen de normjaargemiddelde75%75%
Kengetallen200620072008200920102011
1. Aantal voogdij5 1705 1985 4026 0196 3206 552
2. Aantal voorlopige voogdij158369208214208216
3. Aantal ondertoezichtstellingOTS25 25628 27930 21234 16239 12741 885
4. Gemiddelde duur OTS (in jaren)3,33,53,53,43,33,3
5. CaseloadOTSx17,515151515

Bron:

1 t/m 5 De aantallen 2006, 2007 en 2008 zijn realisatiegegevens. Het betreft gemiddelde aantallen per jaar. De aantallen voor 2009 en verder zijn gebaseerd op de in de begroting beschikbare aantallen.

5 De caseload per FTE gezinsvoogd 2007 betreft een gemiddelde waarde zoals gemeten ultimo kalenderjaar. Het kengetal caseload 2006 is niet beschikbaar omdat deze gegevens niet standaard werden verzameld.

Belangrijkste instrumenten

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de jeugdzorg vormen het wettelijke kader voor het jeugdbeschermingsbeleid. Het kabinet zet hiertoe in 2010 onder andere, ter specifieke invulling van dit kader, onderstaande (extra) instrumenten in:

• In 2010 wordt ten behoeve van ondertoezichtstelling (OTS) en (gezins)voogdij circa € 314 miljoen gereserveerd aan doeluitkeringen aan provincies en aan de drie grootsstedelijke regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rotterdam.

• Naar verwachting zullen de invoering van de nieuwe voogdijmethodiek en de start van het scholingsprogramma in de loop van 2010 plaatsvinden. Hiervoor is € 5 miljoen gereserveerd.

• In totaal is voor de Raad van de Kinderbescherming € 81 miljoen gereserveerd. De scholing in verband met de invoering van de nieuwe kinderbeschermingswet vindt in 2009 en 2010 plaats.

• Voor de opvang en voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen is circa € 18,5 miljoen gereserveerd.

• Voor de inning van ouderbijdragen is een bijdrage aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) van € 6,4 miljoen gereserveerd. De voorlopig geraamde gevolgen van het wetsvoorstel partneralimentatie zijn in dit bedrag opgenomen. De wet is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De gevolgen van de voorgenomen afschaffing van de ouderbijdragen voor het LBIO zijn nog niet opgenomen in de begroting.

Operationele doelstelling 3.3

Jongeren tussen 12–27 jaar die (om andere redenen dan ziekte of verzorging) niet naar school gaan, geen baan hebben en ook niet op zoek zijn naar werk of scholing, én dreigen af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag, én niet bereikt worden met de gebruikelijke instrumenten wordt perspectief geboden.

Motivering

Er zijn nog steeds teveel jongeren die aan de kant blijven staan. Het gaat dan vooral om jongeren die uit school dreigen te vallen, die niet in een leertraject zitten of niet werken. Het is van belang maatregelen te treffen om te voorkomen dat het toekomstperspectief van deze jongeren door gebrek aan een diploma of werkervaring verslechtert. De afstand tot de arbeidsmarkt mag niet te groot worden. Het primaire doel is dat elke jongere die kan leren of werken (al dan niet in combinatie), dit ook daadwerkelijk gaat doen.

Met de campussen kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat jongeren die lichte vergrijpen hebben gepleegd, (verder) afglijden naar de criminaliteit.

Belangrijkste instrumenten

• Pilots met een campus.

Het kabinet kiest met betrekking tot de campussen voor een stapsgewijze aanpak. Een onafhankelijk onderzoeksbureau voert onder begeleiding van een commissie van deskundige wetenschappers een evaluatieonderzoek uit naar deze pilotprojecten. Een proces- en effectevaluatie maken hier onderdeel van uit. Het evaluatieonderzoek geeft inzicht in de effectiviteit van de aanpak van jongeren, de samenstelling van de doelgroep, de samenwerking tussen lokale en regionale partijen en de gehanteerde juridische kaders. Aan de hand van het evaluatieonderzoek zal het kabinet aan de verdere vormgeving van de campussen werken. Het zal die elementen overnemen die het meest succesvol en effectief blijken te zijn.

De eerste stap is de start van de pilotfase, waar in negen pilots geëxperimenteerd en geëvalueerd wordt wat wel en niet werkt. De pilots zijn voor het jaar 2009 verlengd. Het onderzoek is gestart in de tweede helft van 2007 en zal worden afgerond medio 2010. Medio 2009 verschijnt de tweede voortgangsrapportage van het onderzoek. De resultaten uit de tweede voortgangsrapportage zullen gebruikt worden om inzichten op te doen over het beleid ten aanzien van de campussen. De campussen zullen alleen landelijk ingebed worden indien uit de evaluatieonderzoeken blijkt dat de pilots effectief zijn gebleken in het bereiken van de door het kabinet beoogde groep jongeren.

De tweede stap is het starten van overleg met bestuurders in de jeugdketen en met partners in de jeugdketen én in de rechtshandhaving over de relatie tussen campussen en andere voorzieningen binnen de jeugdketen dat uitval van jongeren dient te voorkomen.

Hiermee is in 2008 gestart en dit overleg zal in 2010 worden gecontinueerd en in aanloop naar de slotfase geïntensiveerd worden.

Ten slotte zal vanaf 2009 aan de hand van de ervaringen met de verschillende pilotprojecten en het inzicht in de effectiviteit van de verschillende aanpakken, samen met de bestuurlijke partners de campussen verder worden vormgegeven, op zo’n manier dat deze een inhoudelijke aanvulling betekenen op de bestaande stelsels.

Voor de verdere beleidsontwikkeling en eventuele voortzetting van pilots is in 2010 € 4,3 miljoen beschikbaar. Vanuit de veiligheidsenveloppe zijn bij het ministerie van Financiën middelen gereserveerd die ingezet kunnen worden voor campussen. Het betreft een bedrag van € 16 miljoen structureel vanaf 2010.

Omdat er in de pilots geëxperimenteerd wordt met verschillende intensieve scholings- en begeleidingstrajecten zijn er geen prestatie-indicatoren opgenomen. Middels een evaluatieonderzoek wordt medio 2010 bepaald welke aanpak voor welke doelgroep het beste werkt.

Kengetallen2006200720082009
Aantal pilots campussen899
Aantal ingestroomde jongeren in     
pilots campussen150250300

Bron: Intraval

• Crisisaanpak van de jeugdwerkloosheid.

Het kabinet investeert in 2009 en 2010 € 250 miljoen in het bestrijden van jeugdwerkloosheid. Het kabinet richt zich daarbij op drie groepen jongeren: schoolverlaters, baanverliezers en kwetsbare jongeren die altijd al onze aandacht hebben gehad. Voor specifieke acties gericht op de meest kwetsbare jongeren is € 40 miljoen beschikbaar gesteld voor 2009 en 2010 in het kader van de crisisaanpak van de jeugdwerkloosheid.

In dit kader starten het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin en het ministerie van Defensie en de gemeente Eindhoven voor jongeren het project «Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap». Dit is een opleiding met 24-uursopvang voor leerlingen, die uit het schoolproces dreigen te vallen of zijn gevallen. Het project is een bijzondere vorm van een plusvoorziening. De leerlingen krijgen de mogelijkheid in een internaatsvorm hun school af te maken, hun leven weer op orde te brengen en begeleid te worden naar betaalde arbeid. Hiervoor is in 2010 € 5,0 miljoen gereserveerd.

Onderzoek en Evaluatie artikel 3Onderzoek onderwerpNummer AD of ODA StartB AfgerondVindplaats
1) EvaluatieonderzoekWet op de Jeugdzorg3.2A 2009 B 2010Wet op de jeugdzorg, art. 110
2) BeleidsdoorlichtingJeugdstelsel3.2A 2009B 2010 
3) EvaluatieonderzoekEvaluatieimplementatie nieuwe werkwijze gezinsvoogdij3.2A 2009 B 2010www.wodc.nl
3) Effectonderzoek ex postEvaluatie pilots campussen3.3A 2007 B 2010TK, 2007–2008, 31 001, nr. 22

Niet-beleidsartikel 98: Algemeen

98.1 Algemeen

In de begroting 2009 is de Verzameluitkering Jeugd en Gezin geïntroduceerd.

De verzameluitkering kent zijn wettelijke grondslag in de Financiële-verhoudingswet. Hij keert uit aan de medeoverheden. In de verzameluitkering zijn de beleidsthema’s gebundeld die jaarlijks gemiddeld maximaal € 10 miljoen voor het totaal van de ontvangende medeoverheden beslaan. Aanleiding voor de invoering van de verzameluitkering is de behoefte aan een wijze van middelenverstrekking aan de medeoverheden die ruimte biedt voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij Rijk en mede-overheden voorkomt. Dit met name ook vanwege de geringe omvang van de middelen.

De verzameluitkering Jeugd en Gezin bevat de uitkering van bestuurskosten aan de drie grootstedelijke regio’s, regio Amsterdam, regio Haaglanden en regio Rotterdam.

98.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsbedragen x € 1 000
 2008200920102011201220132014
Verplichtingen0308308308308308308
        
Uitgaven0308308308308308308
        
Programma-uitgaven0308308308308308308
Verzameluitkering Jeugd en Gezin0308308308308308308

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien

99.1 Algemeen

Dit artikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit het begrotingsdeel van dit niet-beleidsartikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Een deel van de loon- en prijsbijstelling moet nog worden toegedeeld. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.

99.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsbedragen x € 1 000
 2008200920102011201220132014
Verplichtingen07 2839 0539 1669 1879 1969 189
        
Uitgaven07 2839 0539 1669 1879 1969 189
        
1 – Loonbijstelling0832 0902 0852 1032 1132 113
2 – Prijsbijstelling07 2326 9997 1207 1237 1227 115
3 – Onvoorzien0000000
4 – Taakstelling0– 32– 36– 39– 39– 39– 39

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de onderwerpen in de bedrijfsvoering die specifiek in 2010 aan de orde zullen zijn. De paragraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage.

Begroting

Deze begroting voor Jeugd en Gezin is opgebouwd uit de oorspronkelijke beleidsterreinen van de ministeries van VWS, Justitie, SZW en OCW waarvoor de minister voor Jeugd en Gezin beleidsmatig verantwoordelijk is.

De begroting voor Jeugd en Gezin bestaat alleen uit programmamiddelen. Een gevolg hiervan is dat de verantwoordelijkheid voor uitvoeringsorganisaties onder de verantwoordelijkheid blijft vallen van de ministers van VWS, Justitie, Financiën, SZW en OCW. Voorbeelden zijn de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in het kader van de Algemene Wet op de Kinderbijslag (AKW), de Belastingdienst in het kader van het kindgebonden budget en de personele en materiële uitgaven van de beleidsdepartementen die werkzaamheden verrichten voor de minister voor Jeugd en Gezin.

Doeluitkering Jeugdzorg

Bij de controle van de verantwoordingen van de provincies en grootstedelijke regio’s (verder samen als provincies aangeduid) over 2007 is op grond van de rapporten van de externe accountants van de provincies vastgesteld dat zij in hun jaarverslag conform de methodiek van Single Information, Single Audit (SiSa) verantwoording afleggen over de rechtmatige besteding van de doeluitkering. Door de accountants is een opmerking geplaatst over het ontbreken van inzicht in de volledigheid van de ontvangsten van de ouderbijdrage. Voor de oplossing van onder andere dit probleem is onderzoek gedaan naar de samenloop van kinderbijslag, kindertoeslag (kindgebonden budget), pleegvergoeding en ouderbijdrage. De resultaten van dit onderzoek en de conclusies die daaraan verbonden worden, zijn op 9 juli 2009 aan uw Kamer gestuurd. Een van de genoemde maatregelen is het afschaffen van de ouderbijdrage.

Met een controleprotocol gaf het Rijk aan waar de externe accountants van het Bureau Jeugdzorg of de zorgaanbieder bij de rechtmatigheidscontrole op de doeluitkering aandacht aan moesten besteden. Onder regie van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is gewerkt aan een nieuw controleprotocol dat binnenkort definitief vastgesteld kan worden. Het aangepaste protocol vormt een cruciale pijler voor de borging van de rechtmatige besteding van de doeluitkering. Hiermee en door de verdere implementatie van de verbeterplannen zal het financieel beheer aan de eisen voldoen.

VERDIEPINGSBIJLAGE

Leeswijzer

Het verdiepingshoofdstuk bestaat uit een cijfermatig overzicht per artikel.

Bij ieder artikel wordt eerst de opbouw van de stand vanaf de ontwerpbegroting 2009 tot aan de stand ontwerpbegroting 2010 opgenomen. Daarna worden de belangrijkste nieuwe mutaties toegelicht.

De mutaties begrotingsuitgaven zijn toegelicht voor zover de kasbedragen in 2010 meer dan € 3 miljoen bedragen of in verband met beleidsmatige relevantie.

Beleidsartikel 1: Gezin en inkomen

Opbouw uitgaven x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20094 267 3914 259 8164 353 7444 323 8134 300 9004 300 900
Mutatie NvW 2009000000
Mutatie amendement 2009000000
Mutatie 1e suppletore begroting 2009134 00000000
Nieuwe mutaties32 39232 94811 5746 6383 046– 19 530
       
Stand ontwerpbegroting 20104 433 7834 292 7644 365 3184 330 4514 303 9464 281 370
Opbouw ontvangsten x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009272272272272272272
Mutatie 1e suppletore begroting 2009000000
Nieuwe mutaties000000
       
Stand ontwerpbegroting 2010272272272272272272
Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1000)
 200920102011201220132014
Invulling van de taakstelling Jeugd en Gezin-begroting. 0 116 011 126 722119 734 114 206 114 206
Als gevolg van de economische crisis is er een tegenvaller ontstaan op het kindgebonden budget (WKB). 0 70 000 70 00070 000 70 000 70 000
Het afbouwpercentage van het kindgebonden budget wordt verhoogd van 6,5% naar 7,6%.0 – 74 000 – 86 000 – 86 000 – 86 000– 86 000
De inkomensgrens van het kindgebonden budget wordt verlaagd met € 1 000. 0– 36 000 – 40 000 – 40 000 – 40 000– 40 000
Het kindgebonden budget wordt niet geïndexeerd in 2010 en 2011.0 – 20 000 – 38 000– 38 000 – 38 000 – 38 000
In 2010 wordt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) (grotendeels) geïntegreerd in het kindgebonden budget. De geïntegreerde bedragen worden vervolgens met 20% verlaagd voor kinderen van 12–17 jaar.0 – 39 000 – 39 000 – 39 000 – 39 000– 39 000
Er wordt afgezien van de beleidsmatige verhoging van het kindgebonden budget van € 20 voor het 2e en 3e kind. 0 – 15 000 – 16 000– 16 000 – 16 000 – 16 000
Naar aanleiding van de meest recente CPB-cijfers is de verwachte conjuncturele tegenvaller bij het kindgebonden budget neerwaarts bijgesteld.  – 6 000 – 6 000 – 6 000– 6 000 – 6 000
Naar aanleiding van nieuwe uitvoeringsinformatie van de SVB wordt de AKW-raming opwaarts bijgesteld. – 844 579 1 537 3 740 5 8285 747
Indexatie Wet Kindgebonden Budget.17 464 15 819 17 709 17 712 17 712 17 712
Indexatie Algemene Wet Kinderbijslag. 15 77220 539 20 606 20 452 20 300 20 153
Extrapolatie 2014 AKW.     – 22 348

Beleidsartikel 2: Gezond opgroeien en meedoen

Opbouw uitgaven x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009342 179366 735385 551383 301383 301383 301
Mutatie NvW 20096 0006 0006 000000
Mutatie amendement 2009000000
Mutatie 1e suppletore begroting 20097 1285 2114 792462662662
Nieuwe mutaties23 91927 69614 74813 74913 74913 749
       
Stand ontwerpbegroting 2010379 141399 642405 091397 512397 712397 712
Opbouw ontvangsten x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20091 5451 5451 5451 5451 5451 545
Mutatie 1e suppletore begroting 20095 1424320000
Nieuwe mutaties000000
       
Stand ontwerpbegroting 20106 6871 9771 5451 5451 5451 545
Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)
 200920102011201220132014
De BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden onderdeel van Nederland. Hiervoor zijn structureel middelen gereserveerd03 5003 5003 5003 5003 500
Een deel van de stimuleringsenvelop Jeugdwerkloosheid slaat neer op de Jeugd en Gezin-begroting. Dit is bestemd voor het ontwikkelen van plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren: €15 miljoen (2009) en €15 miljoen (2010). Het overige deel gaat naar project MKB/MO groep jeugdzorg 17 50016 0001 000000
Loonbijstelling8 8569 61010 19910 20010 20010 200

Beleidsartikel 3: Zorg en bescherming

Begroting Opbouw uitgaven x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009 1 601 744 1 670 9741 697 512 1 717 091 1 726 691 1 710 191
Mutatie NvW 2009 5 000 10 000 10 000 0 00
Mutatie amendement 2009 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletore begroting 2009 31 108 15 61616 839 17 380 17 681 17 681
Nieuwe mutaties45 964 111 533 114 308 125 253 133 581125 469
Stand ontwerpbegroting 2010 1 683 8161 808 123 1 838 659 1 859 724 1 877 9531 869 841
Opbouw ontvangsten x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200911 69811 69811 69811 69811 69811 698
Mutatie 1e suppletore begroting 20097001 0001 2001 5001 5001 500
Nieuwe mutaties000000
       
Stand ontwerpbegroting 201012 41712 69812 89813 19813 19813 198
Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)
 200920102011201220132014
Vanwege maatregelen in de AWBZ wordt verwacht dat meer beroep gedaan zal worden op andere voorzieningen. Jeugd en Gezin krijgt een deel van de uitgavenreserve ter compensatie012 60012 60012 60012 60012 600
Met ingang van 2010 komt er één instelling (60 plaatsen) en een hoeveelheid budget over voor extra plaatsen gesloten jeugdzorg van het ministerie van Justitie031 35930 81531 40731 26531 186
In het Deltaplan is opgenomen dat nieuwe methodieken ontwikkeld worden voor Onder toezichtstelling (OTS) en voor voogdij. De nieuwe voogdijmethodiek is inmiddels opgeleverd en gebleken is dat voor de implementatie structureel aanvullend budget noodzakelijk is03 0003 0003 0003 0003 000
In de komende jaren zal er waarschijnlijk sprake zijn van volumegroei in de jeugdbescherming. In vorige begrotingen was daar nog geen rekening mee gehouden010 73618 31128 13336 35444 821
Een deel van de stimuleringsenvelop Jeugdwerkloosheid slaat neer op de Jeugd en Gezin-begroting. Dit is bestemd voor het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap5005 0000000
Loonbijstelling43 91545 83846 58247 11347 36247 362

Niet-beleidsartikel 98: Algemeen

Opbouw uitgaven x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009300300300300300300
Mutatie NvW 2009000000
Mutatie amendement 2009000000
Mutatie 1e suppletore begroting 2009000000
Nieuwe mutaties888888
       
Stand ontwerpbegroting 2010308308308308308308
Opbouw ontvangsten x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009000000
Mutatie 1e suppletore begroting 2009000000
Nieuwe mutaties000000
       
Stand ontwerpbegroting 2010000000
Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)
 200920102011201220132014
Loonbijstelling888888

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20099169076751 2161 5171 517
Mutatie NvW 2009– 4 692– 1 692– 1 692– 1 692– 1 692– 1 692
Mutatie amendement 2009000000
Mutatie 1e suppletore begroting 200960 91563 22264 72964 74164 69864 691
Nieuwe mutaties– 52 856– 53 384– 54 546– 55 078– 55 327– 55 327
       
Stand ontwerpbegroting 20107 2839 0539 1669 1879 1969 189
Opbouw ontvangsten x € 1 000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009000000
Mutatie 1e suppletore begroting 2009000000
Nieuwe mutaties000000
       
Stand ontwerpbegroting 2010000000
Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)
 200920102011201220132014
Loonbijstelling– 52 856– 53 384– 54 546– 55 078– 55 327– 55 327

ZBO’S EN RWT’S

Bedragen x € 1 miljoen
 NaamZBO/RWT2010
1NIDOSRWT18 472
2Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)RWT6 348
3Accommodaties op grond van de Wet op de JeugdzorgRWT166 825

MOTIES

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

OmschrijvingKamerstukStand van Zaken
Motie-Langkamp c.s. over de implementatie van de doorbraakmethode bij alle jeugd-ggz- instellingen.31 700-XVII, nr. 46 Naar verwachting zal de Kamer hierover begin december 2009 worden geïnformeerd.
   
Motie-Çörüz c.s. over harmonisatie van de rechtspositie van een drietal groepen jongeren.30 644, nr. 19Naar verwachting zal wetsvoorstel inzake harmonisatie in het voorjaar 2010 bij de Kamer worden ingediend.
   
Motie-Uitslag/Bouwmeester over delen van de wachtlijstinformatie van de verschillende sectoren.31 700-XVII, nr. 48De Kamer wordt hierover in het najaar van 2009 geïnformeerd, nadat hierover met de verschillende sectoren is gesproken.
   
Motie-Van Toorenburg over inzicht in de precieze bevoegdheden van toekomstige gezinsmanagers.28 684, nr. 220De Kamer zal in september 2009 worden geïnformeerd.
   
Motie-Sterk/Dijsselbloem over de mogelijke uitbreiding van de verwijsindex als gevolg van onderzoek naar etnische registratie.31 855, nr. 39Motie wordt meegenomen in het kabinetsstandpunt over registratie van etniciteit. Naar verwachting zal de Kamer dit standpunt in november 2009 van de minister voor Wonen Wijken en Integratie (WWI) ontvangen.
   
Motie-Hamer c.s. over een experiment voor verdergaande ontkokering in de jeugdhulpverlening.31 951, nr. 5De Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling hierover geïnformeerd.
   
Motie-Langkamp over scholing voor professionals die gaan werken met de verwijsindex.31 855, nr. 35De Kamer zal in het najaar 2009 hierover worden geïnformeerd.
   
Motie-Voordewind/Dijsselbloem over eenduidige informatie aan ouders en jongeren over de verwijsindexrisico’s jeugdigen.31 855, nr. 41De Kamer zal in het najaar 2009 hierover worden geïnformeerd.
   
Motie-Sterk/Dijsselbloem over opnemen van de gezinsmelding in de wet.31 855, nr. 38In september 2009 wordt de Kamer geïnformeerd over de juridische en technische haalbaarheid van de gezinsfunctionaliteit.
   
Motie-Dijsselbloem over borgen van de Antilliaans-Nederlandse risicojongeren in de AMvB.31 855, nr. 42 Motie wordt meegenomen in de algemene maatregel van bestuur waarin de meldingsbevoegde instanties worden aangewezen, die in oktober 2009 bij de Kamer zal worden voorgehangen.
   
Motie-Dezentjé Hamming-Bluemink over onderzoek bij gemeenten naar de behoefte aan registratie van etniciteit.31 855, nr. 44 Motie wordt meegenomen in het kabinetsstandpunt over registratie van etniciteit. Naar verwachting zal de Kamer dit standpunt in november 2009 van de minister voor Wonen Wijken en Integratie (WWI) ontvangen.
   
Motie-Çörüz c.s. over onderzoek naar de mogelijkheden van onaangekondigd huisbezoek.31 015/31 001, nr. 27 De Kamer zal naar verwachting in september 2009 geïnformeerd worden middels de voortgangsrapportage «Beter Beschermd».
   
Motie-Çörüz over maatwerk bij kinderbeschermingsmaatregelen.31 015/31 001, nr. 28Motie wordt meegenomen in het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen dat reeds aan de Kamer is aangeboden. TK 2008–2009, 32 015, nr. 2–4.
   
Motie-Voordewind c.s. over de rol van gezinsvoogden bij de omzetting van een OTS (ondertoezichtstelling) in een uithuisplaatsing.31 015/ 31 001, nr. 31 De Kamer zal naar verwachting in september 2009 geïnformeerd worden middels de voortgangsrapportage «Beter Beschermd».
Motie-Cörüz c.s. over een ambtshalve bevoegdheid voor de kinderrechter voor OTS (ondertoezichtstelling).31 015, nr. 14Motie wordt meegenomen in het wetsvoorstelherziening kinderbeschermingsmaatregelen dat reeds aan de Kamer is aangeboden. TK 2008–2009, 32 015, nr. 2–4.
   
Motie-Cöruz c.s. over het onderzoeken van het koppelen van jeugdzorgdossiers aan het BurgerServiceNummer (BSN).29 815, nr. 159Motie wordt uitgevoerd met de wetswijziging van de Wet op de jeugdzorg (Wjz).
   
Gewijzigde motie-Langkamp/Dibi over beschikbaarheid van lichte vormen van psychische hulp en verslavingszorg via de Centra Jeugd en Gezin(CJG).31 700-XVII, nr. 47 Motie wordt meegenomen in de voortgangsrapportage CJG die in oktober 2009 naar de Kamer wordt gezonden.
   
Motie-Langkamp over het informeren van professionals en het tuchtcollege over de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst.31  015, nr. 43De Kamer wordt in oktober 2009 geïnformeerd middels een voortgangsrapportage.
   
Motie-Dezentjé Hamming- Bluemink c.s. over invoering van de werkwijze van de projectgroep «Versnelling in de jeugdzorg».29 815, nr. 195Met provincies zal eind september overleg plaatsvinden. Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg.
   
Motie-Sterk over een uiterste inspanning om de wachtlijsten eind 2009 weggewerkt te hebben.29 815, nr. 194De Kamer wordt in september 2009 geïnformeerd middels een brief over de wachtlijsten.
   
Motie-Dezentjé Hamming-Bluemink over inkopen van zorg bij kwalitatief goede aanbieders.29 815, nr. 196De Kamer wordt in september 2009 geïnformeerd middels een brief over de wachtlijsten.
   
De gewijzigde motie-Uitslag/Timmer over het ontwikkelen van een eenduidige definitie van zwerfjongeren.31 323, nr. 4 (gewijzigd)In september zullen gesprekken plaatsvinden met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Maatschappelijke Ondernemers (MO)-groep. De Kamer zal naar verwachting in oktober 2009 worden geïnformeerd.
   
Motie-Voordewind over het opnemen door gemeenten de Eigen Kracht Conferentie als onderdeel van het hulpaanbod.29 815, nr. 157De Kamer zal tussentijds geïnformeerd worden in de voortgangsrapportage Centra Jeugd en Gezin(CJG) die in het najaar 2009 wordt toegezonden.
   
Motie-Dezentjé Hamming-Bluemink c.s. over het niet uitkeren van kinderbijslag voor kinderen uit polygame huwelijken.31 700-XVII, nr. 16De uitwerking van deze motie is afhankelijk van de uitkomsten van het door de Staatssecretaris van Justitie aangekondigde onderzoek naar de werking van het openbare-orde cirterium in verband met polygame huwelijken.
   
Gewijzigde motie-Sterk over hogere sancties voor fraude met kinderbijslag.17 050, nr. 375De Kamer zal in 2009 worden geïnformeerd middels het Kabinetsstandpunt internationale arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid.
   
Motie-Van der Vlies over het aanpassen van de hoogte van de kinderbijslag aan het prijspeil van het land waar het kindverblijft.17 050, nr. 378De Kamer zal in 2009 worden geïnformeerd middels het Kabinetsstandpunt internationale arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid.
   
Nader gewijzigde motie-Dijsselbloem/Van der Vlies over beperken van de Handreiking meldcriteria.31 855, nr. 10De Kamer zal in december 2009 een aangepaste handreiking ontvangen, waarin de meldcriteria zijn aangescherpt.
   
Gewijzigde motie-Voordewind/Dijsselbloem over het ontzien van ouders die niet bij machte zijn om hun kinderen naar school te sturen.31 890, nr. 13De Kamer zal in de tweede helft van 2009 worden geïnformeerd middels een brief.
   
Motie-Dijsselbloem/Uitslag over niet korten van de kinderbijslag dan nadat de jeugdrechter is ingeschakeld.31 890, nr. 14Motie wordt meegenomen het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen dat reeds aan de Kamer is aangeboden. TK 2008–2009, 32 015, nr. 2–4.
Motie-Joldersma/Voordewind over een experiment met onder andere leeftijdsgrenzen in een aantal gemeenten.27 565, nr. 36Motie wordt meegenomen in wijziging Drank en Horecawet (DHW). Het wetsvoorstel DHW is in samenwerking met de ministeries van VWS, BZK en J&G naar de TK gestuurd. TK 32 022, 1–4.
   
Motie-Bouwmeester over het sluiten van de alcoholafdeling van supermarkten.27 565, nr. 43Motie wordt meegenomen in wijziging Drank en Horecawet (DHW). Het wetsvoorstel DHW is in samenwerking met de ministeries van VWS, BZK en J&G naar de TK gestuurd. TK 32 022, 1–4.
   
Motie-Voordewind/Leijten over een label waarin wordt gewezen op de schadelijke effecten van alcoholgebruik.27 565, nr. 56Naar verwachting wordt de Kamer eind september 2009 hierover geïnformeerd.
   
Motie-Joldersma c.s. over een landelijke gedragscode voor vroeg-op-staptijden in de horeca voor jongeren.27 565, nr. 38Trimbos Instituut schrijft gedragscode. Naar verwachting wordt de Kamer in december 2009 hierover geïnformeerd.

B. Door de minister gedane toezeggingen

Wat is toegezegdVindplaatsStand van Zaken
Voorjaar 2010 wordt de Kamer geïnformeerd over het standpunt stelsel.Brief inzake G4 van 7 november 2008De Kamer zal in het voorjaar 2010 worden geïnformeerd.
   
De minister zal opnieuw onderzoeken of het wenselijk is dat de Raad voor de Kinderbescherming de bevoegdheid krijgt ongevraagd bij gezinnen naar binnen te treden en zal de Kamer hierover in een brief informeren.AO Jeugdbescherming én Aanbieding Inspectieonderzoek KindermishandelingDe Kamer zal in september 2009 worden geïnformeerd middels een brief inzake Jeugdbescherming.
   
De minister gaat na hoe binnen JGZ de stand van zaken is met betrekking tot de signalering van genitale verminking, maagdenvlieshersteloperaties en abortussen en zal tevens nagaan of dit een apart signaleringspunt moet worden.AO EvaluatieJeugdgezondheidszorgDe Kamer zal in het najaar 2009 worden geïnformeerd.
   
In gesprek met de betrokken partijen uit de sector wordt zorgvuldig verkend onder welke voorwaarden de overheveling van de Jeugd-LVG uit de AWBZ naar de provinciaal gefinancierde jeugdzorg mogelijk is. Daarbij wordt ook het SER-advies betrokken over de toekomst van de AWBZ, dat aan het eind van dit jaar verwacht wordt.Beleidsprogramma Jeugd en GezinHet vraagstuk over de positionering van de jeugd-LVG loopt mee in het kabinetsstandpunt over de toekomst van zorg voor jeugd. Momenteel vindt de analyse plaats en zijn er gesprekken met betrokken veldpartijen. Het standpunt zal begin 2010 aan de TK worden aangeboden.
   
In het najaar komt een voortgangsrapportage Centra Jeugd en Gezin (CJG) waarin rekening gehouden wordt met suggesties van de kamercommissie.AO CJG (21 januari 2009)De Kamer ontvangt de voortgangsrapportage CJG vóór de begrotingsbehandeling 2010.
   
Per 1 januari 2009 materieel aan de slag met schrappen duur en omvang uit indicatiebesluit.AO Jeugdzorg (26 juni 2008)Planning inwerkingtreding op 1 november 2009.
   
Naar aanleiding van een voorstel van Kalsbeek: de voor- en nadelen van de toegang naar de GGZ via de huisarts worden in kaart gebracht waarna de Kamer hierover wordt geïnformeerd.AO JeugdzorgWordt aangesloten bij bestaand traject Wet op de Jeugdzorg, naar verwachting 1 mei 2010, of kabinetsstandpunt toekomst Jeugdzorg.
   
Na de zomer ontvangt de Kamer informatie over de pilots die plaatsvinden in de het kader van Opvoeden in de Buurt.AO CJG (21 januari 2009)De Kamer zal eind 2009 worden geïnformeerd.
   
De Kamer zal op de hoogte worden gesteld van de uitkomsten van de pilots alcoholpoli’s (nazorg aan jongeren met alcoholvergiftigingsproblemen).AO Drankbeleid Keten en Hokken (16 april en 27 mei 2009)Onderzoek resultaten worden december 2009 verwacht. De Kamer zal zo spoedig mogelijk hierna worden geïnformeerd.
   
In de evaluatie naar de Wet op de jeugdzorg Wjz in 2009, zal doorzettingsmacht, één loket, één financieringsstroom (incl. LVG en jeugd-ggz) worden meegenomen.Themadebat Jeugdzorg (29 januari 2008)De evaluatie Wet op de jeugdzorg wordt naar verwachting voor het kerstreces 2009 aan de Kamer gestuurd.
   
De Kamer ontvangt het wetsvoorstel met wijzigingen in verband met de nieuwe financieringssystematiek zo mogelijk in het voorjaar 2009. Brief TK 29 815 nr. 166 van 5 september 2008Het wetsvoorstel zal in 2010 naar de Kamer worden gestuurd.

AFKORTINGENLIJST

ADAlgemene Doelstelling
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
AMKAdvies- Meldpunt Kindermishandeling en
AMVAlleenstaande minderjarige vreemdeling
AOAlgemeen overleg
BJZBureau Jeugdzorg
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CensisCentrale Stichting van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd
CJGCentrum voor Jeugd en Gezin
CPBCentraal Planbureau
CWComptabiliteitswet
EKDElektronisch Kinddossier
ggzgeestelijke gezondheidszorg
IBOInterdepartementaal beleidsonderzoek
ICTInformatie- en communicatietechnologie
IJZInspectie Jeugdzorg
IPOInterprovinciaal overleg
ITJIntegraal toezicht jeugdzaken
JgzJeugdgezondheidszorg
LBIOLandelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
lvglicht verstandelijk gehandicapten
MOgroepMaatschappelijk Ondernemers Groep
NJiNederlands Jeugdinstituut
OCWOnderwijs, Cultuur en Wetenschap, ministerie van -
ODOperationele Doelstelling
OTSOndertoezichtstelling
RAAKReflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling
RWTrechtspersoon met een wettelijke taak
SERSociaaleconomische Raad
Stb.Staatsblad
SVBSociale Verzekeringsbank
SZWSociale Zaken en Werkgelegenheid, ministerie van -
TKTweede Kamer
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VWSVolksgezondheid, Welzijn en Sport, ministerie van -
WjzWet op de jeugdzorg
WmoWet maatschappelijke ondersteuning
ZATZorg- en Adviesteam
Zbozelfstandig bestuursorgaan
ZonMwZorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen

TREFWOORDENREGISTER

Alcohol32, 33, 56, 57
Ambities7, 8
Arbeidsmarkt5, 17, 41
Bedrijfsvoering1, 3, 28, 45
Begrotingsstaat1, 2
Beleidsagenda1, 2, 3, 7
Bescherming1, 3, 5, 12, 15, 16, 18, 21, 35, 36, 37, 38, 40, 50, 54, 55, 57
Beter Beschermd7, 15, 16, 40, 54
Bouwimpuls19
Budgetflexibiliteit3, 23, 29, 37
Burgerschap11, 34
Campus7, 19, 21, 35, 36, 37, 41, 42
Caseload15, 40
Centra voor Jeugd en Gezin7, 8, 9, 11, 14, 16, 18, 27, 30
Centra9
Commissie Financiering Jeugdzorg7, 38
Deltamethode7, 15
Digitale dossiers13, 29
Digitalisering13, 21, 27, 28
Diversiteit14, 31, 34
Doelstellingen2, 4, 5, 28, 29, 37
Doeluitkering21, 30, 37, 38, 40, 45
Drugs32, 33
Elektronisch Kinddossier31, 58
Evaluatie5, 8, 19, 31, 34, 39, 41, 42, 57
Externe factoren3, 22, 28, 36
Gemeente4, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 36, 38, 39, 42, 54, 55, 58
Gesloten jeugdzorg7, 16, 17, 39, 50
Gezin1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16, 17, 18, 21, 22, 23, 24, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 45, 47, 48, 49, 50, 54, 55, 57, 58
Gezinsvoogdij7, 15, 31, 35, 42
Gezond1, 2, 3, 4, 5, 11, 13, 14, 22, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 36, 49, 55, 58
Hulpverlening7, 8, 12, 13, 17, 18, 32, 39, 54
Ingrijpen16, 18, 21, 35
Inhoudsopgave1
Inkomen1, 3, 5, 9, 10, 22, 23, 24, 25, 26, 47, 48
Instrument5, 19, 22, 23, 30, 32, 33, 35, 36, 37, 40, 41
Internaat17, 42, 50
Jeugd1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 24, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 48, 49, 50, 54, 55, 57, 58
Jeugdbescherming5, 7, 8, 15, 16, 31, 35, 36, 39, 40, 50, 57
Jeugdcriminaliteit5, 36
Jeugdgezondheidszorg5, 7, 12, 13, 21, 27, 28, 30, 31, 35, 57, 58
Jeugdmonitor33
Jeugdparticipatie11, 33
Jeugdwerkloosheid7, 17, 42, 49, 50
Jeugdzorginstelling17, 19, 32, 35
Jeugdzorg5, 7, 8, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 27, 31, 32, 35, 36, 37, 38, 39, 42, 45, 53, 55, 57, 58
Jong Lokaal Bokaal11
Kabinet2, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 19, 20, 22, 28, 30, 31, 32, 36, 38, 40, 41, 42, 54, 55, 57
Kabinetsdoelstelling12, 15, 16, 19, 21, 27, 35
Kinderbijslag3, 10, 15, 18, 22, 23, 24, 25, 45, 48, 55, 58
Kindermishandeling7, 14, 16, 21, 35, 36, 38, 39, 57, 58
Kind4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 45, 48, 54, 55, 57
Kindvriendelijk10
LBIO40, 53, 58
Leefstijl27, 28, 29, 32, 33
Leeswijzer1, 3, 46
Medebetrokken5, 22
Meldpunt14, 58
Memorie van toelichting2
Migrant14, 31
Minister2, 3, 4, 5, 6, 7, 11, 13, 14, 22, 23, 25, 28, 30, 32, 33, 35, 36, 38, 39, 41, 42, 45, 50, 54, 55, 56, 57, 58
Motie1, 8, 11, 30, 34, 54, 55, 56
NIDOS53
Ondertoezichtstelling10, 15, 39, 40, 54, 58
Opgroeien1, 3, 4, 5, 8, 11, 14, 22, 27, 28, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 37, 49
Opvoeddebat9, 31
Opvoeding7, 9, 12, 14, 16, 18, 21, 29, 31, 33, 37, 39
Ouderbijdrage40, 45
Overlast14, 18, 32
Participatie7, 9, 11, 28, 30, 32, 33
Plusvoorziening17, 32, 42, 49
Prestatie-indicator3, 4, 5, 29, 33, 40, 41
Preventie5, 7, 11, 14, 16, 18, 21, 30, 31, 32, 35
Professionalisering7, 8, 15, 39
Provincie4, 7, 12, 14, 17, 20, 28, 36, 37, 38, 40, 45, 55
Rechten7
Regeldruk7, 20, 38
Risicogedrag32
Roken13, 18, 21, 30, 32, 33, 54
School5, 10, 12, 13, 17, 18, 22, 24, 31, 32, 37, 40, 41, 42, 48, 55
Tegemoetkoming5, 10, 22, 23, 24, 48
Toezegging1, 57
Vakmanschap17, 42, 50
Veiligheid17, 18, 19, 29, 41, 42, 50
Verantwoordelijkheid3, 4, 5, 6, 9, 18, 22, 23, 28, 30, 35, 36, 38, 45
Verdiepingsbijlage1, 46
Verstandelijk gehandicapt4, 35, 36, 58
Verwijsindex7, 13, 31, 39, 54
Voogdij15, 31, 35, 36, 39, 40, 50
Voorstel1, 2, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 15, 18, 19, 22, 25, 39, 40, 54, 55, 56, 57
Vrijblijvendheid7, 14, 36
Wachtlijst7, 14, 15, 54, 55
Welzijn2, 58
Werkplaatsen14
Wet op de jeugdzorg8, 9, 36, 37, 38, 40, 42, 55, 57, 58