Gepubliceerd: 15 september 2009
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-XV-2.html
ID: 32123-XV-2

32 123 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2010

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ WETSLICHAAM

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2010 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2010.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en ontvangsten van het Agentschap SZW en Inspectie Werk en Inkomen voor het jaar 2010 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf Baten-lastendiensten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

B. BEGROTINGSTOELICHTING

INHOUDSOPGAVE blz.

Voorstel van wet
   
A.Artikelsgewijze toelichting bij begrotingswetsvoorstel1
   
B.Begrotingstoelichting2
   
1.Leeswijzer3
   
2.Het beleid5
   
2.1Beleidsagenda5
   
2.2Beleidsartikelen28
Cluster arbeidsmarkt28
Artikel 41.Inkomensbeleid29
Artikel 42.Arbeidsparticipatie37
Artikel 43.Arbeidsverhoudingen48
Artikel 44.Gezond en veilig werken59
Artikel 45.Pensioenbeleid64
   
Cluster activerende sociale zekerheid70
Artikel 46.Inkomensbescherming met activering71
Artikel 47.Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie95
Artikel 48.Sociale werkvoorziening109
   
Cluster overige sociale zekerheid114
Artikel 49.Overige inkomensbescherming115
Artikel 50.Tegemoetkoming specifieke kosten123
Artikel 51.Rijksbijdragen aan sociale fondsen en Spaarfonds AOW128
   
2.3Niet-beleidsartikelen132
Artikel 97.Aflopende regelingen132
Artikel 98.Algemeen133
Artikel 99.Nominaal en onvoorzien136
   
3.Bedrijfsvoeringsparagraaf137
   
4.Baten-lastendiensten139
   
5.Verdiepingshoofdstuk150
   
6.Bijlagen169
6.1Moties en toezeggingen169
6.2ZBO’s en RWT’s191
6.3Financieel beleid budgetdisciplinesector SZA194
6.4Inkomensbeleid204
6.5Subsidies210
6.6Lijst met afkortingen212
6.7Trefwoordenregister215

HOOFDSTUK 1: LEESWIJZER

Inleiding

De begroting 2010 kent dezelfde indeling als de begroting 2009. Wel is de titel van artikel 44 gewijzigd van «Arbeidsomstandigheden en verzuim» in «Gezond en veilig werken». In de begroting wordt verwezen naar beleids- of kamerstukken. Net als in voorgaande jaren zijn deze beleidsstukken via de internetsite www.rijksbegroting.nl te raadplegen.

Opbouw begroting

De begroting van SZW is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

1. Beleidsagenda 2010

De beleidsagenda beschrijft de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode. Daarbij is er speciale aandacht voor de beleidsprioriteiten die voortvloeien uit het beleidsprogramma van het kabinet.

2. Beleidsartikelen

De belangrijkste beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 11 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. In de paragraaf «Algemene doelstelling» staan de omschrijving en de verwachte effecten van het beleid. In de paragraaf «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven op het betreffende beleidsterrein toegelicht. Daarna worden per operationele doelstelling de activiteiten en doelgroepen van het beleid gepresenteerd. Elk beleidsartikel wordt afgesloten met het «Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid».

3. Niet-beleidsartikelen

De artikelen 97 (Aflopende regelingen), 98 (Algemeen) en 99 (Nominaal en onvoorzien) zijn de niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de middelen op de begroting van SZW die niet rechtstreeks aan een doelstelling gekoppeld kunnen worden, bijvoorbeeld omdat het om een technische of administratieve voorziening gaat (onvoorzien, loon-prijsbijstelling).

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan specifieke thema’s binnen de bedrijfsvoering van het departement.

5. Baten-lastendiensten

Onder het ministerie vallen twee baten-lastendiensten: het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen. Van deze twee baten-lastendiensten is een technische paragraaf opgenomen die bestaat uit een meerjarige begroting en een kasstroomoverzicht met daarbij een bondige toelichting.

6. Verdiepingshoofdstuk

In dit hoofdstuk is de opbouw van de beschikbare verplichtingenbedragen, de kasuitgaven en de ontvangsten ten opzichte van de stand ontwerp-begroting 2009 per artikel weergegeven. De belangrijkste mutaties worden kort toegelicht.

7. Bijlagen

De begroting 2010 bevat 7 bijlagen.

Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Toedeling van de apparaatsuitgaven

Het ministerie van SZW heeft in deze begroting de apparaatsuitgaven zoveel mogelijk aan de verschillende beleidsartikelen toegerekend. Toerekening van middelen (personeel en materieel) vindt jaarlijks plaats op basis van een herziene, globale toedeling van de personeelsinzet naar de verschillende beleidsartikelen. Deze verdeelsleutel zal ook in het departementaal jaarverslag 2010 gehanteerd worden. Voor 2011 en volgende jaren zijn bij de beleidsartikelen nog geen apparaatsuitgaven geraamd.

Bij de afzonderlijke beleidsartikelen worden de toegerekende apparaatsuitgaven wel vermeld maar niet toegelicht. In artikel 98 (Algemeen) is een integraal overzicht van de inzet van personeel en materieel opgenomen inclusief de verdeling van de personeelsinzet over de verschillende beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Dit staat gelijk aan de verdeelsleutel.

Effectinformatie

In de begroting wordt het principe gevolgd dat de beleidsdoelen worden geformuleerd in termen van te realiseren effecten (outcome) en/of in daarvan afgeleide prestatiegegevens. Als daarvan wordt afgeweken, wordt dit gemotiveerd («pas toe of leg uit», beter bekend als «comply or explain»). De algemene lijn is daarom dat per begrotingsartikel bij de algemene doelstelling (AD) of, wanneer dat beter past, bij de operationele doelstelling (OD) effectgegevens worden gepresenteerd. Waar dit onmogelijk of minder zinvol is, wordt dit bij de betreffende AD of OD toegelicht.

Bij vijf OD’s (in de artikelen 43, 46 en 50) zijn geen indicatoren opgenomen omdat deze moeilijk objectief meetbaar zijn en/of het meten zou relatief kostbaar en tijdrovend zijn in verhouding tot de uitgaven en/of de administratieve lasten. Bij twee OD’s (in de artikelen 50 en 51) zijn geen indicatoren opgenomen aangezien deze niet zinvol zijn omdat het behalen van de doelstelling in de wet is vastgelegd.

Informatie over nalevingsniveaus

Onderdeel van het handhavingsprogramma is het ontwikkelen van beleidsmatig bruikbare gegevens waarmee zo goed mogelijk nalevingsniveaus kunnen worden gemonitord. Uitgangspunt van het beleid is dat iedere vorm van fraude en misbruik, hoe en in welke vorm dan ook, zo effectief mogelijk bestreden wordt. Zoals toegezegd in de begroting 2009 zijn in de artikelen 42, 44, 46 en 49 van deze begroting de resultaten van de metingen van de nalevingniveaus 2008 opgenomen. Deze metingen zijn tot stand gekomen na verschillende pilots waarbij de uit de wetenschappelijke literatuur bekende meettechnieken voor het bepalen van de omvang van de niet-naleving zijn getest op mogelijke toepassing bij het Nederlandse stelsel van de sociale zekerheid.

In de Integrale Handhavingrapportage 2008 worden de resultaten en de wijze waarop de metingen tot stand zijn gekomen, toegelicht. In de komende periode zal verder geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van de methodiek om nalevingsniveaus te meten, waarbij tevens nader onderzoek zal plaatsvinden naar de kenmerken die het gevonden resultaat beïnvloeden. Inzicht in deze kenmerken en de wijze waarop deze effect hebben op de mate van naleving zou aanknopingspunten kunnen bieden om de nalevingsniveaus positief te beïnvloeden.

HOOFDSTUK 2: HET BELEID

2.1: BELEIDSAGENDA

1. Algemeen

Er liggen geen gemakkelijke jaren voor ons.

Niet makkelijk voor mensen: voor werknemers die hun baan verliezen of in onzekerheid daarover moeten leven; voor ondernemers die wat zij in jaren in hun bedrijf hebben opgebouwd nu zien verdwijnen of afkalven; voor wie een uitkering heeft en de kans op een baan verder ziet afnemen. Wie het al niet breed had, kan in de knel komen. Ouderen dreigen het perspectief van een welvaartsvast pensioen en de zekerheid waarvoor ze in hun werkzaam leven gespaard hebben, te zien verdwijnen.

Niet makkelijk voor de samenleving: de collectieve welvaart zal tijdelijk krimpen, toekomstperspectieven zijn tijdelijk ongewis en het vertrouwen waarop samenleving en economische verwachtingen moeten berusten, is aangetast. Maatschappelijke vraagstukken zullen minder eenvoudig oplosbaar zijn, pijnlijke keuzen kunnen niet verzacht worden, sociale cohesie kan onder druk komen en tegenstellingen kunnen eenvoudig worden vergroot en misbruikt.

Niet makkelijk voor het beleid: wensen, tegenstrijdige belangen en tegenstrijdige claims zullen toenemen en onder een negatief gesternte zal er gekozen moeten worden zonder dat mogelijke ontwikkelingen of alternatieven duidelijk zijn, zonder dat er middelen zijn om tijd te kopen of pijn te verzachten, zonder dat stilzitten een optie is. Onderliggende fundamentele veranderingen gaan immers onverminderd door of worden door de crisis juist versterkt – verschuivingen in de mondiale economie, schaarste van energie, grondstoffen, water en voedsel, veranderingen in klimaat en natuur, vergrijzing en een groeiend arbeidstekort –, terwijl wat nodig is op korte en lange termijn niet noodzakelijkerwijs met elkaar verenigbaar is.

Niet makkelijk, maar niet minder uitdagend. Ook al overkomt de crisis ons, hoe we er door en eruit komen bepalen we mede zelf. Het kabinet heeft voor de korte termijn de nodige maatregelen getroffen en komt met voorstellen voor het werken aan een structureel herstel. Maar herstel is een zaak van de samenleving als geheel. Zijn we bereid om eendrachtig de schouders onder het herstel te zetten en daarvoor de nodige stappen terug te doen? Of houden we angstvallig vast aan verworvenheden waar geen economische basis meer voor bestaat en verliezen we tijd en kansen met ideologische meningsverschillen?

Dit klinkt somber, maar maakt duidelijk dat het kabinet er van doordrongen is dat mensen door de crisis getroffen worden en in de klem kunnen komen. Dit is voor het kabinet een stimulans om waar nodig en mogelijk maatregelen te nemen om de gevolgen van de crisis te verzachten en zo sterk mogelijk uit de crisis te komen. Kortom, maken we een pas op de plaats of houden we de weg naar de toekomst open en begaanbaar?

De nieuwste economische cijfers laten zien dat wereldwijd de vrije val van de productie afremt en mogelijk ten einde loopt. In sommige landen is in het tweede kwartaal van 2009 al sprake van een zwakke economische groei. Ook voor Nederland lijkt het keerpunt volgend jaar in zicht. De crisis en de ongekende krimp van de wereldhandel zullen echter hun sporen nalaten op de arbeidsmarkt en bij de overheidsfinanciën. Het CPB voorziet voor 2010 een werkloosheid van 8% (615 000 mensen) en een begrotingstekort van 6,3% van het bruto binnenlands product (bbp). Zorgwekkend is daarbij dat de CPB-cijfers laten zien dat met het herstel van de groei het herstel van de overheidsfinanciën, de werkgelegenheid en de kredietwaardigheid van de overheid niet vanzelf terugkomen. Er dreigt een jarenlange sociaaleconomische achterstand. De inzet van het kabinet is daarom een dergelijke achterstand in de vorm van een hardnekkig hoge (jeugd)werkloosheid, lage participatie van mensen met een arbeidsbelemmering en een inflexibele arbeidsmarkt te voorkomen.

Beleidsuitgangspunten en lange termijn uitdagingen

De crisis verandert niets aan de gouden regel dat op lange termijn onze welvaartsontwikkeling vooral wordt bepaald door de beschikbaarheid en het opleidingsniveau van onze beroepsbevolking en door goed functionerende markten, waaronder de arbeidsmarkt. Tevens is onze welvaart nu en in de toekomst in belangrijke mate verbonden aan internationale handel en investeringen. Daarnaast blijven de langetermijnuitdagingen nog even relevant.

Deze langetermijnuitdagingen treden onmiddellijk weer naar voren wanneer het herstel uit de crisis doorzet. Het kabinet dient zich dan ook ten principale te blijven richten op de langetermijnvraagstukken die met deze ontwikkelingen samenhangen. Die zijn:

• het groeiende arbeidstekort als gevolg van een krimpende beroepsbevolking,

• de inzetbaarheid en scholing van werknemers,

• het functioneren van de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktpositie van vrouwen, bepaalde groepen jongeren, ouderen die hun baan verliezen en mensen met een arbeidsbelemmering. Flexibiliteit en aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt behoeven verdere versterking.

In deze beleidsagenda staat eerst centraal welke maatregelen en middelen het kabinet heeft ingezet voor de crisis (paragraaf 2). Die gaan over het functioneren van de arbeidsmarkt, het behoud van herstelvermogen van bedrijven en het voorkomen van jeugdwerkloosheid. De inzet voor 2010 (paragraaf 3) is om het herstel van de economie verder te bevorderen. Daarnaast blijven de beleidsuitgangspunten voor SZW onverminderd relevant: bevorderen van de arbeidsparticipatie en het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt. Ten slotte gaat de beleidsagenda in op het anders verdelen van bedragen binnen de begroting voor het komende jaar (paragraaf 4).

2. SZW beleid voor de crisis

De ongekende snelheid waarmee de crisis zijn weerslag had op de Nederlandse economie, heeft de frequentie waarmee het kabinet maatregelen moest treffen niet alleen opgeschroefd maar ook losgeweekt van de reguliere beleidsprocessen. In de beginfase was de belangrijkste zorg het ondersteunen van de bancaire sector en het geven van een adempauze aan bedrijven die geconfronteerd werden met een acute vraaguitval. Met de regeling voor werktijdverkorting (wtv) konden werkgevers met een acuut en groot omzetverlies, personeel tijdelijk minder laten werken, zodat niet overhaast tot ontslag besloten hoefde te worden. Aansluitend werd deeltijd-WW mogelijk gemaakt. Begin 2009 heeft het kabinet zijn visie op de problematiek weergegeven in een Arbeidsmarktbrief aan de Tweede Kamer. Daarop volgend heeft het kabinet in maart 2009 een pakket aan arbeidsmarktmaatregelen gepresenteerd in samenhang met het aanvullend beleidsakkoord van het kabinet en het sociaal akkoord met de sociale partners. Deels proberen die werknemers te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan, deels moeten die voorkomen dat werkgevers door de crisis overhaast afscheid moeten nemen van werknemers die cruciaal zijn voor het herstel. Tevens zijn er middelen en instrumenten vrijgemaakt voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De maatregelen uit het aanvullend beleidsakkoord zijn veelal tijdelijk, maar werken voor een groot deel in 2010 en 2011. Net als in de afgelopen tijd zal het kabinet ook in 2010 en daarna de economische situatie en de problemen op de arbeidsmarkt nauwkeurig volgen en waar nodig aanvullend actie ondernemen.

2.1 Functioneren arbeidsmarkt

De belangrijkste uitdaging – ook in deze tijd – is en blijft om de vraag naar werk zo snel mogelijk te koppelen aan werknemers die beschikbaar zijn. In sommige gevallen is het eenvoudig doorspelen van informatie door UWV en gemeenten naar werkgevers en werkzoekenden afdoende. In andere gevallen sluiten de competenties die bedrijven nodig hebben niet aan op de beschikbare arbeidskrachten. Bovenop wat er al aan ondersteuning met mensen en middelen aanwezig is, heeft het kabinet vanwege de crisis ook nog een dekkend stelsel van mobiliteitscentra gecreëerd. Die centra moeten zorgen dat het regionale netwerk van werk, scholing en inkomen bijeen wordt gebracht. Vraag en aanbod van arbeid worden zo sneller op elkaar afgestemd. Om te voorkomen dat werknemers werkloos raken kunnen bedrijven het UWV vragen re-integratie preventief in te zetten. Ook kunnen bedrijven een grotere rol krijgen bij het begeleiden van ex-werknemers.

Om mobiliteit, ook tussen verschillende sectoren, te bevorderen en de inzetbaarheid te vergroten heeft het kabinet een omscholingsbonus ingesteld. Werkgevers kunnen een subsidie van 50% van de scholingskosten (tot maximaal € 2500) krijgen als zij een met ontslag bedreigde werknemer omscholen. Daarnaast wil het kabinet stimuleren dat werknemers zonder startkwalificatie bij ontslag een Erkenning Verworven Competenties-certificaat (EVC) behalen of een ervaringsprofiel opstellen. Met behulp van het certificaat kunnen werkzoekenden een nieuwe werkgever makkelijker laten zien wat zij kunnen. Werkgevers dienen 50% van de kosten van de EVC-trajecten te betalen.

Om de omschakeling te bevorderen naar publieke sectoren met een grote vraag naar arbeid (zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, defensie) zal het kabinet voorts maatregelen treffen om regionaal (zorg en onderwijs) of landelijk de informatie over vacatures in een gegeven sector op ieder van de mobiliteitscentra beschikbaar te hebben. Ten behoeve van de zorg worden, gekoppeld aan de mobiliteitscentra, expertisepunten zorg ingezet. De betrokken sectoren hebben daarnaast ook hun eigen werving geïntensiveerd.

2.2 Behoud herstelvermogen bedrijven

Het kabinet heeft de deeltijd-WW geïntroduceerd om te voorkomen dat werkgevers afscheid moeten nemen van werknemers die cruciaal zijn voor het herstellend vermogen van het bedrijf. Helder is dat dit instrument niet voor alle bedrijven en alle werknemers de juiste oplossing is. In sommige bedrijven of sectoren zullen er structureel minder banen zijn. Herstructurering op korte termijn is dan beter voor het bedrijf, de werknemer en voor de economie als geheel. De regeling voor deeltijd-WW is daarom ook omgeven met voorwaarden en is een tijdelijk instrument. Bedrijven die vanaf 2009 in de regeling zijn ingestroomd kunnen, als zij niet teveel werknemers voor de deeltijd-WW aanmelden, ook in 2010 nog gebruik maken van deze regeling.

Daarnaast heeft het kabinet het per 1 augustus 2009 mogelijk gemaakt dat een werkgever een werknemer buiten de toepassing van het zogenoemde afspiegelingsbeginsel kan houden als hij meent dat het ontslag van de betreffende werknemer gezien diens kennis en bekwaamheden voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn. Dit waarborgt het herstel van de onderneming beter. Wel moet een bedrijf ter bescherming van jongere en oudere werknemers aan een aantal voorwaarden voldoen. De werkgever mag bijvoorbeeld niet meer dan 10% meer werknemers in de leeftijdsgroepen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar en ouder voor ontslag in aanmerking brengen dan op grond van de normale toepassing van het afspiegelingsbeginsel het geval zou zijn.

2.3 Jeugdwerkloosheid

Het kabinet wil voorkomen dat jeugdige schoolverlaters en baanverliezers langdurig aan de kant staan zoals in de jaren tachtig van de vorige eeuw is gebeurd en vindt het snel nemen van extra maatregelen voor jongeren daarom van groot belang. Het Actieplan Jeugdwerkloosheid (€ 250 miljoen over 2009–2011) bevat diverse maatregelen die zich richten op het aansporen van jongeren om in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) door te gaan (als de kwalificatie daar aanleiding toe geeft), stimuleren dat jongeren een studierichting kiezen die betere kansen biedt op de arbeidsmarkt en de regionale netwerkstructuur van de arbeidsmarkt versterken. Aangezien de arbeidsmarktsituatie sterk verschilt per regio is gekozen voor een regionale aanpak. Dit maakt maatwerk mogelijk. De dertig regionale convenanten met gemeenten met lokale en regionale acties tegen jeugdwerkloosheid vormen een belangrijk onderdeel van het actieplan (€ 153 miljoen). Om aansluiting te vinden bij sectoren en bedrijven maken sectorarrangementen onderdeel uit van de actieplannen. Een groot deel van het geld voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid is gereserveerd voor 2010 en loopt deels via de begrotingen van het ministerie van OCW en het ministerie voor Jeugd en Gezin. Het actieplan komt bovenop het bestaande instrumentarium om mensen die werkloos raken aan een baan te helpen.

Daarnaast zal de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) duurzame arbeidsparticipatie van jongeren bevorderen. Op grond van de WIJ zijn vanaf 1 oktober 2009 gemeenten verplicht om jongeren tot 27 jaar die niet werken of leren desgevraagd binnen twee maanden een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod kan bestaan uit een baan, scholing of een combinatie van beide. Scholing (leeraanbod, stages of ervaringsplaatsen) kan bij jongeren worden ingezet om beroepsvaardigheden op peil te houden of om nieuwe vaardigheden te verwerven. De kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt worden hiermee vergroot. Sociale partners hebben in het sociaal akkoord ook toegezegd om extra stageplaatsen te realiseren. Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren zijn leerwerkplekken gecreëerd bij de plusvestigingen van de regionale Loketten voor Werk en Inkomen.

3. Beleidsinzet 2010

In 2010 zullen de gevolgen van de crisis voor de Nederlandse arbeidsmarkt meer zichtbaar worden. De verwachte werkloosheid van 8% zal een grote druk leggen op het bestaande stelsel van voorzieningen. De beleidsinzet zal daarom onverminderd gericht moeten zijn op bevordering van het herstel om sneller en sterker uit de crisis komen. Het toepassen en goed volgen van de genomen crisismaatregelen zijn daar een wezenlijk onderdeel van. Het kabinet is van mening dat in de loonontwikkeling een nominale nullijn zal moeten worden nagestreefd; in het belang van concurrentievermogen en werkgelegenheid, maar ook als weerslag van de solidariteit van werkenden met werklozen en gepensioneerden. Een nullijn in de loonontwikkeling is ook het uitgangspunt in het aanvullend beleidsakkoord van het kabinet.

De beleidsinzet moet tegelijk gericht zijn op de langetermijnvragen en uitdagingen waar de Nederlandse economie voor staat. Versterking van de arbeidsparticipatie in kwantitatieve en kwalitatieve zin, en het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt zullen ook het komend jaar belangrijke beleidsuitgangspunten blijven. Voorkomen moet worden dat wanneer de economie weer aantrekt, die snel weer vastloopt in het gebrek aan gekwalificeerde arbeidskrachten en het functioneren van de arbeidsmarkt.

3.1 Versterking herstelvermogen

Maatregelen op het terrein van SZW zijn geen voldoende voorwaarde voor het sociaaleconomische herstel. Daar is een herleving van vertrouwen, bedrijvigheid en werkgelegenheid voor nodig. Maar het is wel een noodzakelijke voorwaarde; het functioneren van de arbeidsmarkt, de waarborg en activerende functie van onze sociale zekerheid, het inkomensbeleid en het functioneren van ouderdomsvoorziening en pensioenstelsel, zijn cruciaal voor dit herstel.

Om de gevolgen van de ongewoon scherpe economische neergang en de snel groeiende werkloosheid aan te pakken, zijn mogelijk nog aanvullende maatregelen nodig, teneinde te voorkomen dat werkgelegenheid onnodig verdwijnt, snel in te kunnen spelen op herstel, en om werkgevers en werknemers in staat te stellen te investeren in innovatie, inzetbaarheid en behoud van «arbeidsfitheid». In de voorgaande paragraaf is beschreven wat al aan maatregelen is gerealiseerd. Dit laat evenwel onverlet dat in iedere fase van de crisis steeds zal moeten worden bezien of en wat er meer nodig is. Inzet daarbij is niet steun aan bedrijven zonder werk of behoud van werkgelegenheid zonder meer, maar bevorderen dat nieuwe banen ontstaan en werknemers zo snel mogelijk kunnen omschakelen naar die nieuwe werkgelegenheid.

3.1.1 Monitoren en implementatie crisismaatregelen

Het pakket met crisismaatregelen is in 2009 in werking getreden maar de implementatie vindt grotendeels in 2010 plaats. Er zijn extra middelen uitgetrokken om werklozen zo goed mogelijk te ondersteunen bij het vinden van werk. Investeringen in inzetbaarheid (omscholingsbonus en EVC-trajecten) zullen in 2010 van belang zijn voor steeds meer mensen die met ontslag geconfronteerd worden. Als de economie weer opkrabbelt, is de groei niet gebaat bij het vasthouden van werkgelegenheid in onrendabele sectoren. Oude werkgelegenheid moet snel kunnen worden ingezet in nieuwe meer productieve sectoren. Daarom is instroom in de deeltijd-WW alleen tijdelijk mogelijk. Het effect van alle arbeidsmarktmaatregelen uit het crisispakket zal gedurende 2010 nauwkeurig gemonitord worden.

3.1.2 Jongeren op de arbeidsmarkt

In aanvulling op de maatregelen uit paragraaf 2.3 zal het kabinet het met het oog op de crisis tijdelijk mogelijk maken dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij jongeren tot 27 jaar langer en vaker mag worden aangegaan. Voorgesteld zal worden (naar aanleiding van de motie-Rutte uit de Tweede Kamer) de «ketenbepaling» uit het Burgerlijk Wetboek aan te passen zodat pas na vier jaar (nu drie) of pas bij een vijfde opeenvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (nu vier) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. Achterliggende gedachte is dat bij het aflopen van de uiterste termijn van een tijdelijk contract, werkgevers in de huidige tijd doorgaans minder genegen zullen zijn om een nieuwe tijdelijke werknemer aan te trekken en in te werken, maar eventueel wel een ingewerkte persoon nog tijdelijk in dienst willen houden.

Teneinde het in dienst nemen van jongeren beneden de 23 jaar te vereenvoudigen stelt het kabinet voor dat de werkgever wordt vrijgesteld van premiebetaling en loonbelasting bij werkzaamheden van geringe omvang. Het levert een vermindering van administratieve lasten en van arbeidskosten op.

3.2. Inkomens- en premiebeleid

3.2.1. Inkomensbeleid

In oktober 2008 werd, vlak voordat de financiële crisis ons land in ernst raakte, een sociaal akkoord tussen kabinet en sociale partners afgesloten. Hierbij werden afspraken gemaakt over behoud en verbetering van koopkracht in ruil voor loonmatiging tot een maximum van 3,5% wat op dat moment gelijk aan het verwachte niveau van de inflatie was. Sindsdien is de inflatie onder invloed van de crisis ver achtergebleven bij deze verwachting. Dit levert het merkwaardige beeld op dat in het jaar waarin Nederland door de ernstigste crisis sinds de jaren dertig is geraakt, het merendeel van de huishoudens er in koopkracht aanzienlijk op vooruit is gegaan. Dit kleurt ook de kijk op de verwachte koopkrachtontwikkeling in 2010. Het (statische) standaardkoopkrachtbeeld laat in dat jaar voor alle groepen een lichte verslechtering zien, maar indien men dit samen neemt met de koopkrachtontwikkeling in 2009 is er nog steeds sprake van een aanmerkelijke verbetering. In dat licht is het kabinet tot de conclusie gekomen dat er in 2010 geen koopkrachtreparatie nodig is.

Het op peil houden van de koopkracht zou een nog zwaardere last leggen op de ontwikkeling van de staatsschuld. Bovendien laat de dynamische koopkrachtontwikkeling een aanmerkelijke verslechtering zien voor mensen die in 2009 en 2010 hun baan verliezen en werkloos worden, welke niet te repareren valt. Het kabinet richt zich vooral op het voorkomen dat mensen langdurig met een lager inkomen moeten rondkomen als gevolg van het verliezen van een baan. Ook gepensioneerden en mensen met een uitkering zullen er het komend jaar meestal niet op vooruitgaan, als gevolg van de afspraken in het sociaal akkoord van maart 2009 en het niet-indexeren van de aanvullende pensioenen voor veel gepensioneerden.

Het inkomensbeleid speelt mede een rol bij het herstel van onze economie. Werkgelegenheid en concurrentiepositie zijn deze jaren het meest gediend met het zo mogelijk realiseren van een nominale nullijn in de loonontwikkeling. Dit zou ook getuigen van solidariteit met gepensioneerden en anderen die in deze jaren geen inkomensverbetering of een inkomensverslechtering in het vooruitzicht hebben. Niet behoud of verbetering van koopkracht, maar het zo goed mogelijk realiseren van een nominale nullijn is dan ook het uitgangspunt van kabinet en coalitiepartijen in het aanvullend beleidskader. Zoals sociale partners zelf ook hebben aangegeven maakt de huidige situatie het noodzakelijk om werk boven inkomen te stellen. Verschillende bedrijven kiezen ervoor in overleg met werknemersorganisaties om banen te behouden via het matigen van loonkosten, het inleveren van verlof of andere besparende maatregelen. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat ook de definitieve looneisen voor 2010, die in het najaar geformuleerd worden, een weerslag zijn van de ernst van de situatie. Solidariteit tussen werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden is daarbij het uitgangspunt.

3.2.2 De overheid als werkgever

In het aanvullend beleidsakkoord is een verwachte besparing opgenomen van € 3,2 mld als gevolg van de doorwerking van een akkoord van sociale partners op lonen en uitkeringen in de collectieve sector. Dit vanuit de gedachte van solidariteit van de collectieve sector met de marktsector, met mensen die hun baan hebben verloren of dreigen te verliezen en met gepensioneerden. De veronderstelde besparing van € 3,2 mld is gebaseerd op de nominale «nullijn» voor nieuwe cao’s en het ongemoeid laten van lopende cao’s. Met het oog op deze solidariteit heeft het kabinet er voldoende vertrouwen in dat sociale partners zullen komen tot een loonvraag die zal leiden tot een contractloonstijging naderend tot nul.

Als de lonen in de markt niet of minder worden gematigd dan verondersteld, komt de besparing lager uit. In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken dat het kabinet in dat geval, mede in zijn rol als overheidswerkgever, op enigerlei wijze vanuit de collectieve sector zal bijdragen aan solidariteit met de marktsector, met mensen die hun baan hebben verloren (of dreigen te verliezen) en met gepensioneerden. Als de huidige loonontwikkeling doorzet dan zal de besparing van € 3,2 mld niet (volledig) gerealiseerd worden.

Het kabinet houdt op dit moment de loonontwikkeling nauwlettend in de gaten. In het najaar wordt de loonvraag vanuit de vakbonden definitief vastgesteld. Als de huidige loonontwikkeling zich voortzet zal het kabinet bezien welke maatregelen noodzakelijk zijn.

3.2.3 Premiebeleid

Als gevolg van de werktijdverkorting, deeltijd-WW en de toegenomen werkloosheid stijgen de uitgaven van de sectorfondsen WW, waar de uitkeringen van de eerste zes maanden werkloosheid uit worden betaald. Om te voorkomen dat sectoren die al zwaar getroffen worden door de crisis hierdoor met een grote premiestijging in 2010 te maken krijgen past het kabinet de systematiek van de sectorfondsen aan zodat de effecten van de crisis de komende twee jaar beter opgevangen kunnen worden. Ten eerste verlengt het kabinet de termijn waarin sectoren eventuele vermogenstekorten moeten inhalen naar vijf jaar. Ten tweede worden de lastenplafonds 2009 en 2010 verlaagd. Deze worden gelijkgesteld aan het gemiddelde werkloosheidsrisico van een sector over vier jaar. Hiermee wordt de premiestijging als gevolg van de gestegen werkloosheid beperkt en worden WW-lasten die het lastenplafond overschrijden van de sector overgeheveld naar het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf). De maatregelen ontlasten sectoren die relatief zwaar getroffen worden door de crisis. In het verlengde van deze tijdelijke maatregelen zal het kabinet structurele verbeteringen van de systematiek voor 2011 en verder bezien.

3.2.4 Pensioenen

Een groot aantal pensioenfondsen bood als gevolg van de daling van beurskoersen en rente eind 2008 niet meer een toereikende dekking. Vanwege de uitzonderlijke omstandigheden en teneinde overhaaste aanpassing van pensioenen te voorkomen, is de pensioenfondsen eerst een adempauze geboden bij het indienen van herstelplannen en is vervolgens de hersteltermijn die bij het opstellen van herstelplannen in acht moet worden genomen van drie op vijf jaar gesteld. Ook is de termijn verlengd waarbinnen pensioenfondsen aanvullende maatregelen moeten nemen om na vijf jaar op de minimaal vereiste dekking uit te komen. Tot dusver biedt dit voldoende soelaas, zij het dat als gevolg van onvoldoende dekking de meeste pensioenfondsen deze jaren de pensioenen niet aan zullen kunnen passen aan de ontwikkeling van de loon- of prijsindex. In het sociaal akkoord van maart 2009 is afgesproken dat medio 2010 zal worden bezien of de gestelde termijnen moeten worden bekort of gehandhaafd kunnen blijven.

De bedoelde beslissing medio 2010 zal worden genomen in het licht van de bevindingen van een aantal onderzoeken die inmiddels in gang zijn gezet. Deze tweede crisis binnen tien jaren in het pensioenstelsel legt immers een aantal fundamentele vragen bloot. In de brief van 25 augustus 2009 is de Tweede Kamer ingelicht over een commissie die op verzoek van het kabinet onderzoek zal doen naar de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel. Daarnaast is een commissie aangekondigd die onderzoek zal doen naar het beleggingsbeleid en risicobeheer van pensioenfondsen. Daarbij gaat het om de verdeling van risico’s tussen werkgevers en werknemers/deelnemers en de verdeling van lasten tussen gepensioneerden, werkenden en toekomstige deelnemers. Voorts is de governance van pensioenfondsen een aandachtspunt en het in de afgelopen jaren gevoerde beleggingsbeleid. Inmiddels zijn beide commissies van start gegaan. Eind 2009 zullen de onderscheiden commissies advies uitbrengen. Op basis daarvan zal het kabinet na overleg met de Stichting van de Arbeid bezien of aanpassingen noodzakelijk zijn.

3.2.5 Schuldhulpverlening

Problematische schulden vormen een belemmerende factor voor (volwaardige) participatie. Vandaar dat het kabinet het doel heeft om de mogelijkheden van gemeenten om problematische schulden te voorkomen dan wel op te lossen, te versterken. De inperking van wachtlijsten voor schuldhulpverlening is daarbij een cruciale randvoorwaarde. Uit onderzoek is gebleken dat de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening te wensen overlaat. Met het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening dat volgens de huidige planning in najaar 2009 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, beoogt het kabinet een kwaliteitsimpuls aan de gemeentelijke schuldhulpverlening te geven. De economische crisis en de oplopende werkloosheid scheppen een verhoogd risico op problematische schulden. Daarom heeft het kabinet in drie jaar extra middelen uitgetrokken voor schuldhulpverlening: € 34 mln in 2009, € 50 mln in 2010 en € 50 mln in 2011. Deze middelen komen bovenop de € 350 mln die het kabinet deze periode extra heeft uitgetrokken voor de bestrijding van armoede en het voorkomen van problematische schulden.

3.3 Arbeidsparticipatie

Het verhogen van de participatiegraad blijft nog even actueel als voor de crisis. Op termijn zal de beroepsbevolking verder afnemen en het aantal ouderen juist toenemen. Meer en langer werken is daarom niet alleen vanuit budgettair oogpunt van belang maar ook om een tekort op de arbeidsmarkt te voorkomen. Vandaar dat het kabinet vasthoudt aan de doelstellingen ten aanzien van participatie (doelstelling 33 en 34), ook al zal duidelijk zijn dat als gevolg van de crisis de doelstelling om het aantal uitkeringen met 200 000 te laten dalen niet gehaald zal worden. Het kabinet wijst dan ook maatregelen af die bedoeld zijn om bepaalde groepen werknemers van de arbeidsmarkt af te laten vloeien. De ervaring heeft geleerd dat dit in de regel banen vernietigt en de problemen van jongeren niet oplost.

3.3.1 Vrouwenparticipatie

In de afgelopen jaren zijn vooral vrouwen meer en langer gaan werken. Ook in de toekomst zal de participatiegraad onder vrouwen nog verder stijgen. Onder invloed van een veranderende cultuur en hogere opleidingsniveaus, zijn nieuwe generaties vrouwen vaker actief op de arbeidsmarkt dan de huidige generatie. Dit heeft als onvermijdelijk neveneffect dat meer gebruik gemaakt wordt van zwangerschapsverlof, met de bijbehorende extra kosten. Opvallend blijft dat relatief veel vrouwen in deeltijd werken. Zeker in internationaal opzicht is Nederland hier uitzonderlijk in. Daarom heeft het kabinet ook de Taskforce deeltijdplus ingesteld. De Taskforce stimuleert vrouwen om meer uren te gaan werken. Belemmeringen om arbeid en zorg te combineren worden in beeld gebracht. Daarnaast worden er onderzoeken gedaan, werkconferenties gehouden en gesprekken met werkgevers gevoerd. Dit moet de lopende cultuuromslag versterken. Het kabinet heeft, mede om ervoor te zorgen dat meer vrouwen aan de slag gaan, eerder besloten de overdraagbaarheid van de heffingskorting af te bouwen en heeft de inkomensafhankelijke arbeidskorting geïntroduceerd. Daarnaast wordt meer uren werken lonender door de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

3.3.2 Ouderenparticipatie

Ouderen zijn de afgelopen jaren, mede door hervormingen van WAO en VUT, meer en langer gaan werken. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat bij ongewijzigd beleid de participatiegraad van mannen tussen 60 en 65 jaar stijgt van 30% in 2000 naar 60% in 2040. Het huidige kabinetsbeleid probeert vooral om werk voor ouderen lonender te maken. Specifiek voor ouderen is er een zogenaamde doorwerkbonus. Om de effectiviteit van dit instrument te vergroten heeft het kabinet besloten dat alleen werkenden belastingkortingen krijgen. Werknemers ouder dan 61 jaar die met geld uit de levensloopregeling eerder stoppen met werken, maken hier niet langer aanspraak op. Voor mensen die jonger zijn dan 61 jaar en een levensloopuitkering hebben, verandert er niets.

Aan de huidige arbeidsmarkt voor ouderen valt nog veel te verbeteren. Zo zijn ouderen weinig mobiel, wordt er weinig geïnvesteerd in hun inzetbaarheid en hebben ze weinig kans om werk te vinden als ze hun baan verliezen.1 Werkgever en werknemer zullen gezamenlijk moeten nagaan op welke manier doorwerken tot op latere leeftijd mogelijk wordt. Op terrein van wet- en regelgeving wordt bezien of er belemmeringen zijn en zo ja, welke. Een aantal arbeidsrechtelijke belemmeringen voor doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd zal worden weggenomen, rekening houdend met de bijzondere positie van AOW-gerechtigden. In de kabinetsnotitie «Men is zo oud als men zich voelt» (Kamerstukken II, 2007/08, 29 544, 152) zijn deze belemmeringen van arbeidsrechtelijke aard genoemd; onder andere verplichtingen van de werkgever bij ziekte van de werknemer, beperkte mogelijkheid tot afsluiten van tijdelijke contracten, automatisch eindigen van de arbeidsovereenkomst of aanstelling bij de AOW-gerechtigde leeftijd. Het doel is om de AOW-gerechtigde leeftijd niet langer te zien als vast en definitief eindpunt van het werkzame leven, maar dat langer doorwerken normaal wordt gevonden.

AOW: In 2008 stelde het kabinet in reactie op het rapport van de commissie Arbeidsparticipatie vast dat het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd op termijn welhaast onvermijdelijk leek. Toen besloot het kabinet nog om eerst alle nadruk te leggen op het doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd. Het flexibiliseren van de pensioenleeftijd na het 65ste levensjaar vormde daar een onderdeel van. Hiervoor is een voorstel ingediend bij de Staten-Generaal. De economische crisis en de gevolgen die deze heeft voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën plaatsen deze afweging evenwel in een ander licht. In het aanvullend beleidskader heeft het kabinet besloten tot een verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. In juni 2009 heeft het kabinet een verkennende notitie over dit besluit aan de Tweede Kamer gezonden.2 Achtergrond van het voornemen om de AOW-leeftijd te verhogen is voor het kabinet de bijdrage die deze maatregel heeft op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën (0,7% bbp) en van de aanvullende pensioenen, de verhoging van de arbeidsparticipatie en de verlaging van de collectieve uitgaven. Tegen bovenstaande achtergrond heeft de SER tot 1 oktober 2009 de gelegenheid gekregen om een alternatief voor te stellen.

3.3.3 Kwetsbare groepen

Wajong: Iedereen die een beroep doet op een vorm van inkomensondersteuning dient zijn of haar capaciteiten zoveel mogelijk te benutten. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de capaciteiten van mensen. Deze benadering komt duidelijk naar voren in het beleid voor jonggehandicapten die zijn aangewezen op de Wajong. De gewijzigde Wajong die op 1 januari 2010 ingaat, ondersteunt jongeren met een arbeidshandicap die wel perspectief hebben op het verrichten van arbeid maximaal bij het vinden en behouden van arbeid. Op die manier blijven minder jongeren nodeloos in de Wajong hangen en schrijven wij jonggehandicapten niet al af voordat ze de arbeidsmarkt hebben betreden. De wetswijziging wordt ondersteund met een werkgeversoffensief en acties om de overgang van school naar werk te verbeteren.

WSW: Het advies van de commissie fundamentele herbezinning Wsw (commissie-De Vries) stelt dat voor alle mensen die niet in staat zijn het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen en daardoor zijn aangewezen op langdurige ondersteuning om te kunnen werken, hetzelfde instrumentarium beschikbaar moet zijn, ongeacht de uitkering die iemand heeft.

Het kabinet ondersteunt de hoofdlijnen van het advies. De uitwerking ervan is zo ingrijpend dat het kabinet conform het advies van de commissie eerst de mogelijke effecten ervan in een aantal proefprojecten wil gaan testen. De vier pilots gaan over:

• het creëren van werkplekken bij reguliere werkgevers voor personen met een arbeidsbelemmering,

• de omslag van bedrijven in de sociale werkvoorziening van productiegericht werken naar het ontwikkelen van arbeidsvaardigheden van mensen voor de arbeidsmarkt,

• betere dienstverlening op de zogenoemde werkpleinen (bemiddelen naar werk) voor mensen met een arbeidsbelemmering en

• een nieuwe beloningssystematiek voor werknemers en een financieringssystematiek voor gemeenten waarin de prikkels voor (regulier) werk centraal staan.

In 2010 worden de pilots verder uitgewerkt en uitgevoerd.

Omvorming IDM: In het coalitieakkoord werd besloten tot een project «Iedereen doet mee» dat de verschillende op participatie gerichte activiteiten en maatregelen op elkaar zou afgestemmen. In het licht van de huidige economische situatie heeft het project nog slechts een beperkte toegevoegde waarde. Daarom wordt het project geherdefinieerd tot een project waarbinnen de samenhang van regelingen (Wajong, AWBZ, speciaal onderwijs) gericht op jongeren met een arbeidsbelemmering versterkt wordt om zo de kansen op arbeidsparticipatie van deze groep te vergroten.

3.4 Functioneren arbeidsmarkt

In een soepel functionerende arbeidsmarkt worden werknemers zo snel mogelijk ingezet op de plekken waar werk aanwezig is en waar de kwaliteiten van de werknemers zo effectief mogelijk worden gebruikt. Dit vraagt inzet van UWV en gemeenten in nauwe samenwerking met private partijen, werkgevers en onderwijsinstellingen. Naast een efficiënte matching maakt een goed inzetbare beroepsbevolking het makkelijker om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Zeker als het verdwijnen en ontstaan van banen en/of sectoren sneller zal plaatsvinden. Het inspelen op veranderende patronen van arbeidsrelaties ondersteunt het ontstaan van nieuw werk en sluit aan bij de behoeftes van werknemers en bedrijven.

3.4.1 Efficiënte en effectieve uitvoering

De fusie van UWV en CWI die in 2009 in gang is gezet, is een belangrijke stap in het verbeteren van het proces van uitkeringsverstrekking, bemiddeling en re-integratie. Daarnaast zal het komende jaar een stap gezet moeten worden bij het invoeren van de zogenaamde geïntegreerde dienstverlening. Dit betekent dat UWV en gemeenten samenwerken binnen de werkpleinen. Werkgevers worden vanuit één instantie benaderd en werkzoekenden hebben waar mogelijk één vast contactpersoon. Dit alles moet de overgang van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt versnellen. De verschillende mobiliteitscentra, gekoppeld aan de 30 regionale werkpleinen, brengen alle partijen binnen het regionale netwerk van werk, scholing en inkomen bijeen. Vraag en aanbod worden zo sneller op elkaar afgestemd. Ook het beter gebruiken van informatie over de regionale arbeidsmarkt zal de matching verbeteren. Om te voorkomen dat werknemers werkloos raken kan reeds bij dreigend ontslag een beroep worden gedaan op het UWV om zo werkloosheid te voorkomen. Ook kunnen bedrijven een grotere rol krijgen bij het begeleiden van ex-werknemers. Het kabinet heeft bij het bestrijden van de jeugdwerkloosheid gekozen voor een regionale aanpak. Via convenanten met regio’s wordt een groot deel van geld en middelen regionaal ingezet.

3.4.2 Inzetbaarheid

Goed inzetbare arbeidskrachten zijn een belangrijke voorwaarde voor een soepel functionerende arbeidsmarkt en een blijvend hoge participatiegraad. Dit begint bij het initiële onderwijs. Specifiek draagt het verbeteren van het opleidingsniveau van jongeren met een niet-westerse achtergrond bij aan de integratie en verkleint het de verschillen tussen groepen in de samenleving. Er zijn ook voor volwassenen veel scholingsmogelijkheden, maar bestaande mogelijkheden worden niet altijd optimaal benut. Vooral bij ouderen lopen de investeringen in scholing snel terug; dit verdient met het oog op de noodzakelijke toenemende participatie van ouderen aandacht van sociale partners. De Denktank Leren en Werken heeft onlangs in opdracht van het kabinet een advies uitgebracht met concrete aanbevelingen om een leven lang leren verder te stimuleren. Het kabinet komt binnenkort met een reactie. Het kabinet heeft in het kader van de crisis al diverse maatregelen getroffen waarmee de inzetbaarheid van mensen kan worden verbeterd (omscholingsbonus, EVC bij ontslag, leerwerkloketten, subsidieregeling leren en werken). In het aanvullend beleidsakkoord heeft het kabinet bovendien een wederzijdse scholingsplicht aangekondigd. Die moet zorgen dat het investeren in de inzetbaarheid van werknemers voor zowel werkgevers als werknemers een minder vrijblijvend karakter krijgt dan nu het geval is. Dit voorstel wordt momenteel uitgewerkt. Ook kan worden bezien of het huidige scholingsinstrumentarium voldoende toegankelijk is voor zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel).

3.4.3 Flexibele vormen van arbeid

Flexibele vormen van arbeid zijn een steeds belangrijker onderdeel geworden van onze arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren zagen we een sterke stijging van het aantal zelfstandigen, waaronder veel zzp’ers. Dergelijke nieuwe bedrijvigheid is een bron van nieuwe werkgelegenheid en de ontwikkeling van nieuwe producten. Tijdelijke dienstverbanden vergroten het noodzakelijke aanpassingsvermogen van bedrijven. Economisch herstel uit zich dan ook waarschijnlijk het eerst in flexibele vormen van arbeid. Om zo goed mogelijk op deze ontwikkelingen in te spelen is het van belang te bekijken of de huidige instituties hierop toegesneden zijn. Om die reden heeft het kabinet de SER gevraagd haar visie te geven op de toenemende diversiteit aan arbeidsrelaties. De SER wordt gevraagd na te gaan wat dit betekent voor het beleid van sociale partners en voor het huidige overheidsbeleid.

Ook binnen de arbeidsrelatie hebben werknemers behoefte aan meer ruimte. In de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden heeft het kabinet de mogelijkheden verkend om op dat vlak tot grotere flexibiliteit te komen. Het kabinet heeft hierover maatschappelijke organisaties, waaronder de Stichting van de Arbeid, geconsulteerd. Het kabinet zal daaraan conclusies verbinden voor aanpassing. Dit wordt uitgewerkt in concrete wetgeving die naar verwachting begin 2010 aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden.

3.4.4 Internationale inzet

De crisis kent mondiale oorzaken en schept mondiale uitdagingen. Duidelijk is dat er geen «one size fits all» mogelijk is. Veel landen doen het uiterste om nationaal de gevolgen van de crisis op te vangen en instrumenten in te zetten om de crisis om te buigen. In internationaal verband vindt discussie plaats over de meest effectieve wijze om dat te doen.

Zo zal de nieuwe Europese Commissie een voorstel doen voor een middellange termijn agenda op sociaaleconomisch terrein (de zogenaamde post-Lissabonstrategie) en plannen ontwikkelen voor een nieuwe Europese sociale beleidsagenda. De post-Lissabonstrategie is er mede op gericht de arbeidsparticipatie in de Europese Unie te bevorderen en het functioneren van Europese arbeidsmarkten te verbeteren, onder meer door onderstreping van het belang van arbeidsmobiliteit. Een belangrijk aspect hiervan is grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit. Binnen de Europese Unie wordt de betekenis hiervan in toenemende mate onderkend. SZW werkt aan flexibilisering van de arbeidsmarkt in de grensregio’s en bevordert grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit met Duitsland en België, bijvoorbeeld door het verbeteren van de informatievoorziening voor (potentiële) grensarbeiders.

Naast de Europese Unie formuleren andere multilaterale instellingen beleid om de crisis het hoofd te bieden. Zo wijzen de Wereldbank, het IMF, de VN en de ILO onder andere op het belang van coördinatie en tijdigheid van de inzet. Implementatie van de Decent Work Agenda van de ILO is in tijden van crisis belangrijker dan ooit. De naleving van de fundamentele arbeidsnormen (uitbanning van gedwongen arbeid, kinderarbeid en discriminatie, en bevordering van vakbondsvrijheden) heeft hierin een centrale plaats. De globale economische recessie kan vooral nadelige gevolgen hebben voor kinderen in ontwikkelingslanden. Om hun situatie onder de aandacht te brengen organiseert Nederland in 2010 een ministeriële conferentie over kinderarbeid. Bedoeling is hier oplossingsrichtingen te formuleren, die ervoor zorgen dat, ondanks de huidige economische en financiële crisis, het cijfer van kindarbeiders niet zal stijgen maar zal blijven dalen.

4. Herschikking begroting

De economische crisis noodzaakt tot een omvangrijke investeringsimpuls in de economie. Na de ondersteuning van de banken voorziet het aanvullend beleidsakkoord in stimuleringsmaatregelen op het terrein van SZW van respectievelijk € 388 mln in 2009, € 416 mln in 2010 en € 330 mln in 2011. Deze middelen dienen de gevolgen van de economische crisis zo veel mogelijk op te vangen en worden ingezet voor onder andere deeltijd-WW, plan van aanpak jeugdwerkloosheid, erkenning van verworven competenties (EVC), scholingsbonus, leerwerkloketten, mobiliteitscentra, re-integratie en schuldhulpverlening. Voor de deeltijd-WW is voor de periode 2009 tot en met 2011 bruto € 1 mld uitgetrokken. De helft van dat bedrag betreft een netto investering van het kabinet als onderdeel van het kopje «arbeidsmarkt» in tabel 1. De andere helft is een inverdieneffect doordat deeltijd-WW bespaart op WW-uitkeringen.

Tabel 2.1 investeringsmaatregelen (x € 1 mln)
 2009201020112012
Arbeidsmarkt25424625070
Jeugdwerkloosheid100120300
Schuldhulpverlening3450500
Totaal38841633070

In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken dat de ministers uitvoeringstegenvallers op de eigen begroting dienen op te lossen. Daarnaast wordt aan departementen een pro rato bijdrage gevraagd aan de oplossing van Rijksbrede uitvoeringsproblematiek. De begroting van SZW kent de komende jaren een aantal uitvoeringstegenvallers met een totale omvang van ruim € 0,4 mld in 2010, oplopend tot € 0,8 mld in 2014. Deze tegenvallers komen door extra AOW-uitgaven omdat mensen ouder worden (hogere levensverwachting), hogere uitgaven voor zwangerschapsuitkeringen, onder meer omdat steeds meer vrouwen werken en een tegenvallende daling van de WAO-uitgaven omdat minder WAO-gerechtigden die onder de herbeoordelingsoperatie vielen alsnog aan de slag kunnen en geen uitkering meer nodig hebben. Op dit moment is het niet geheel mogelijk de hogere lasten op te vangen door met de ombuigingen aan te sluiten bij de oorzaken van deze tegenvallers.

Het kabinet zoekt de dekking voor de tegenvallers daarom bij regelingen die in de loop van de tijd tot een bovenmatig gebruik hebben geleid, de arbeidsparticipatie kunnen bevorderen of een selectievere inzet van re-integratiemiddelen beogen. Dit dekt nog niet alle tegenvallers en daarom dienen er aanvullend ombuigingen plaats te vinden. Alle mogelijkheden overziend komt het kabinet op het terrein van SZW tot de volgende dekking van de geconstateerde overschrijdingen en de bijdrage aan de oplossing van de Rijksbrede uitvoeringsproblematiek (ruim € 200 mln in 2010, bijna € 300 mln vanaf 2011).

Het kabinet zal daarnaast naar wegen zoeken om de tegemoetkomingen in de sociale zekerheid, die geïntroduceerd zijn ter compensatie van de koopkracht als gevolg van wijziging in de fiscale sfeer, nog uitsluitend toe te kennen aan uitkeringsgerechtigden in Nederland.

4.1 Maatregelen als reactie op bovenmatig gebruik

1. TOG indicatiestelling aanscherpen

De uitgaven voor de regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen (TOG) groeiden de afgelopen jaren fors. Het aantal TOG-kinderen komt daardoor niet meer overeen met de indertijd beoogde doelgroep. Het kabinet gaat de regeling meer richten op de groep gehandicapte kinderen voor wie de TOG-regeling oorspronkelijk was bedoeld. Hiervoor wordt de indicatiestelling in 2010 in lijn gebracht met de AWBZ-indicatiestelling. Naar verwachting bespaart dit ruim € 30 mln vanaf 2011 (artikel 50).

2. Forfaitaire verwerking kinderalimentatie

Er ontstaat een besparing op de uitgaven voor bijstandsuitkeringen doordat de rechterlijke macht de normstelling voor de bepaling van de hoogte van de kinderalimentatie heeft aangepast. Deze besparing loopt op tot € 85 mln in 2011 en € 120 mln in 2012 (artikel 46).

4.2. Maatregelen die de arbeidsparticipatie kunnen bevorderen

3. Anticumulatie van de duur van ZW en WW + loonsanctie

Zieke werklozen hebben op dit moment een prikkel om zo lang mogelijk in de Ziektewet (ZW) te blijven omdat de ziekteperiode het recht op uitkering (ZW en WW samen) verlengt. Dit bevordert de uitstroom uit de ZW niet. Door anticumulatie van ZW met WW blijft de zieke werkloze tijdens de gehele ziekteperiode een WW-uitkering ontvangen in plaats van ziekengeld en wordt de stapeling van ZW-periode en duur van WW-recht voorkomen. Daarbij wordt een loonsanctie ingevoerd: een werkgever van een vangnetter die onvoldoende re-integratieinspanningen heeft verricht, moet het loon maximaal een jaar doorbetalen. Deze maatregelen leveren een besparing op die oploopt tot € 33 mln in 2014 (artikel 46).

4. Leeftijdsgrens AOW partnertoeslag

Met ingang van 2011 komen personen die dan de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, en van wie de partner nog geen 55 jaar is, niet langer in aanmerking voor de AOW-partnertoeslag. Deze maatregel loopt vooruit op de volledige afschaffing van de toeslag voor nieuwe gevallen vanaf 2015. Het kabinet is van mening dat het mogelijk en wenselijk is dat partners jonger dan 55 jaar in hun eigen inkomen voorzien. Wel trekt het kabinet tot en met 2014 in totaal € 100 mln uit om te voorkomen dat mensen door deze maatregel, vanwege de vermogenstoets in de bijstand, gedwongen worden hun huis te verkopen. Dit levert per saldo een besparing op van € 27 mln in 2011, oplopend tot € 170 mln in 2014 (artikel 49).

4.3. Maatregelen voor een selectievere inzet van re-integratiemiddelen

5. Aftoppen bekostiging UWV op budget 2010

De uitvoeringskosten voor het UWV hangen onder meer af van het aantal werklozen. Als gevolg van de economische crisis neemt het aantal WW-uitkeringen fors toe en daardoor stijgen ook de uitvoeringskosten van het UWV. Gegeven de keuzes in het aanvullende beleidsakkoord is besloten om voor de jaren 2011 en verder het volume-effect WW op de uitvoeringskosten te bevriezen op het niveau van 2010. Dit bespaart in 2011 € 125 mln (artikel 46 en 47).

6. Evenredige reductie re-integratiebudgetten

Op de re-integratiebudgetten van zowel de gemeenten als het UWV wordt een korting toegepast. Deze korting is verdedigbaar vanwege de budgettaire problematiek van het ministerie van SZW en het streven naar een selectievere inzet van middelen (zie ook plan van aanpak re-integratie, Kamerstukken II, 2008/2009, 28 719, nr. 63). Dit bespaart in 2010 € 75 mln en in 2011 € 159 mln. Voor gemeenten betreft dit de afroming van niet bestede middelen via een aanpassing van de reserveringsregeling van het participatiebudget. Overigens is het UWV-budget eerder al verhoogd in verband met de toenemende instroom aan werkzoekenden; op die verhoging wordt nu dus een korting toegepast. In overleg met UWV wordt bezien hoe de beschikbare middelen op UWV-domein zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet (artikel 47).

4.4. Overige ombuigingen

7. Niet indexeren tegemoetkomingen AOW/Anw/AO

De jaarlijkse tegemoetkomingen voor AOW-gerechtigden, Anw-gerechtigden en arbeidsongeschikten moeten de koopkracht voor deze groepen op een aanvaardbaar peil houden. Deze tegemoetkomingen stijgen – in lijn met de afspraken in het aanvullend beleidsakkoord over de loonontwikkeling – in de jaren 2010 en 2011 niet mee met de inflatie. Dit levert een besparing op van € 29 mln in 2010 en circa € 61 mln vanaf 2011 en verder (artikelen 46, 49 en 51).

8. Verlaging AOW-partnertoeslag met inkomensgrens

Er komt een korting van 6% op de AOW-partnertoeslag. Deze korting levert een besparing op van € 74 mln in 2011 en € 73 mln in 2012 (artikel 49).

9. Verlaging AOW-tegemoetkoming

De AOW-tegemoetkoming gaat met € 26 per jaar omlaag (artikel 49). Gezamenlijk met een verhoging van de ouderenkorting van € 10 is deze maatregel qua koopkracht opgevangen (artikel 41).

10. Technische maatregelen

Het betreft hier een pakket van technische maatregelen die zonder rechtstreeks gevolg voor burgers en bedrijven zijn, zoals het inzetten van gereserveerde maar nog niet bestede middelen (risicovoorziening ESF) en het inzetten van de eindejaarsmarge. De meeste van deze maatregelen hebben een eenmalig karakter.

Tabel 2.2 herschikkingsmaatregelen (x € 1 mln)
Ombuigingsmaatregelen2009201020112012
1 TOGindicatiestelling aanscherpen – 7– 31– 32
2 Forfaitaire verwerking kinderalimentatie– 11– 69– 90– 105
3 Anticumulatie van de duur van ZW en WW + loonsanctie  – 1– 12
4 Leeftijdgrens AOW partnertoeslag (55 jaar)  – 27– 77
5 Aftoppen bekostiging UWV op budget 2010  – 125– 119
6 Evenredige reductie re-integratiebudgetten – 75– 159– 95
7 Niet indexeren tegemoetkomingen AOW/Anw/AO – 29– 61– 62
8 Verlaging AOW partnertoeslag (6%)  – 74– 73
9 Verlaging AOWtegemoetkoming – 75– 77– 81
10 Technische maatregelen– 434– 175– 190– 206
Totaal– 445– 430– 835– 862
Doelstelling 33: Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze toegroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting worden gezet.
Indicator: Stijging van de bruto participatiegraad naar 80% in 2016.
De participatiegraad wordt gemeten door de werkenden en de werkzoekenden naar banen van meer dan 12 uur in de leeftijd van 20 tot en met 64 jaar (gemeten in personen) af te zetten tegen de desbetreffende bevolking
De cijfers voor 2007 en 2008 zijn realisaties, de cijfers 2009 en verder zijn ramingen van het CPB.
   
NB De resultaten en maatregelen op het gebied van de arbeidsparticipatie, te weten de doelstellingen 33 en 34 liggen gedeeltelijk in elkaars verlengde. De maatregelen zoals genoemd onder doelstelling 33 hebben tevens een positief effect op doelstelling 34 en andersom.
   
2007Participatiegraad 74% (Stand Coalitieakkoord) 
   
2008Participatiegraad 76%• Convenant Rijk-VNG (100 000 banen)• Beleidsondersteunende maatregelen:– Actieteam 45+– Installatie en werkplan Taskforce Deeltijd+– Stimuleren totstandkoming regionaal arbeidsmarktbeleid– Stimuleren leerwerkbanen in regio’s en sectoren– Zwangerschapsregeling zelfstandigen– Gefaseerd afbouwen overdraagbaarheid algemene heffingskorting• Maatregelen vanwege de economische crisis:– Aanpassing regeling werktijdverkorting (wtv) Artikel 47 Artikel 42Artikel 42Artikel 47Artikel 47Artikel 43Artikel 41 Artikel 43
   
2009Participatiegraad 76% (raming CPB) 
 • Beleidsondersteunende maatregelen:– Premiekorting oudere langdurig werklozen– Doorwerkbonus– Tijdelijke stimuleringsmiddelen om 90 000 leerwerkbanen te realiseren– Inkomenafhankelijke combinatiekorting (IACK)– Inkomensafhankelijke verhoging arbeidskorting (IAK)• Maatregelen vanwege de economische crisis:– Invoering deeltijd-WW.– Extra scholing: scholingsbonus, ervaringscertificaat en profiel– Structureel maken 40 leerwerkloketten in de regio– Uitwerken afspraken met sociale partners over van werk-naar-werk-trajecten en scholing.– Opzetten van 30 mobiliteitscentra– Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid Artikel 47Artikel 42Artikel 47Artikel 41Artikel 41 Artikel 46Artikel 42Artikel 47Artikel 47Artikel 47Artikel 42
   
2010Participatiegraad 76% (raming CPB) 
 • Flexibilisering AOW• Maatregelen vanwege de economische crisis:– Extra scholing: scholingsbonus, EVC– Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid– Uitwerken afspraken met sociale partners over van werk naar werk trajecten en scholing.Artikel 49 Artikel 42Artikel 42Artikel 47
   
2011Participatiegraad 76% (raming CPB) 
 • Maatregelen vanwege de economische crisis:– Extra scholing: scholingsbonus, EVC– Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid– Uitwerken afspraken met sociale partners over van werk naar werk trajecten en scholing. Artikel 42Artikel 42artikel 47
   
De horizon van de doelstelling 33 ligt in 2016 en ligt op koers. Als gevolg van de crisis worden sommige mensen ontmoedigd zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. De verwachting is dat na de crisis de participatiegraad verder zal stijgen.
Doelstelling 34: 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag worden geholpen.
Indicator: Het totaal van werkloosheids- arbeidsongeschiktheids en bijstandsuitkeringen in uitkeringsjaren. De cijfers voor 2007 en 2008 zijn realisaties, de overige cijfers zijn ramingen van het CPB.
   
NB De resultaten en maatregelen op het gebied van de arbeidsparticipatie, te weten de doelstellingen 33 en 34 liggen gedeeltelijk in elkaars verlengde. De maatregelen zoals genoemd onder doelstelling 33 hebben tevens een positief effect op doelstelling 34 en andersom.
   
2007Uitkeringsvolume 1 183 000 
   
2008Uitkeringsvolume 1 118 000 (daling van 65 000 ten opzichte van 2007) 
 • Convenant Rijk-VNG (100 000 banen)• Uitbreiding convenant Rijk – VNG extra participatie 10 000 uitkeringsgerechtigden• Beleidsondersteunende maatregelen:– Brugbanen gedeeltelijke arbeidsongeschikten– Plan van aanpak re-integratie aan TK aangeboden en uitgevoerdArtikel 47Artikel 47 Artikel 47Artikel 47
   
2009Uitkeringsvolume 1 180 000 (daling van 3 000 ten opzichte van 2007) (Raming CPB) 
 • Beleidsondersteunende maatregelen:– Invoering STAP (loonkostensubsidie UWV en participatieplaatsen)– Invoering participatiebudget– Aanpassing begrip passende arbeid in WW en aanscherping sanctiebeleid– Geïntegreerde dienstverlening UWV/CWI en gemeenten in regio– Invoering Wet Investeren in Jongeren (tot 27 jaar)– Verdere uitrol mentaliteitscampagne «Ik kan»– Pilots vacaturevervulling in het onderwijs- en de zorgsector– Uitwerking maatregelen Commissie-De Vries (Wsw) Artikel 47Artikel 47Artikel 46Artikel 47Artikel 46Artikel 47Artikel 47Artikel 48
   
2010Uitkeringsvolume 1 315 000 (stijging van 132 000 ten opzichte van 2007) (Raming CPB) 
 • Werkregeling Wajong• Verdere toepassing mentaliteitscampagne «Ik kan»• Verdere toepassing geïntegreerde dienstverlening UWV/CWI en gemeenten in de regioArtikel 46Artikel 47Artikel 47
   
2011Uitkeringsvolume 1 335 000 (stijging van 152 000 ten opzichte van 2007) (Raming CPB) 
 • 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk.• Verdere toepassing mentaliteitscampagne «Ik kan»• Verdere toepassing geïntegreerde dienstverlening UWV/CWI en gemeenten in de regioArtikel 47Artikel 47Artikel 47
   
Bovenstaand overzicht laat zien dat de nodige maatregelen zijn getroffen om deze doelstelling te verwezenlijken. Van 2007 op 2008 daalt dan ook het aantal uitkeringen en stijgt de participatie. Echter doelstelling 34 wordt zwaar beïnvloed door de conjunctuur. De huidige prognoses voor de economie en de daaruit voortvloeiende stijging van de WW-uitkeringen maken het bereiken van de doelstelling ondanks de positieve impulsen van het ingezette beleid voor komende jaren niet mogelijk.
Doelstelling 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid.
2007• Deelakkoord Participatie SZW-VNG (bestuursakkoord); hierin zijn maatregelen afgesproken om armoede te bestrijden (en schulden tegen te gaan).Artikel 46
   
2008• Verdere uitwerking maatregelen commissie-Bakker. Extra geld kabinet voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening naar Gemeentefonds. In de periode 2007 tot en met 2011 gaat het om ruim € 200 mln.• (Daarbovenop) 2 x € 40 miljoen toegevoegd aan Gemeentefonds (2008 en 2009) om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen.• Innovatieve projecten gestart voor nieuwe mogelijkheden van gemeentelijk armoedebeleid.• Bestuurlijke (prestatie-)afspraken ruim 200 gemeenten om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen.• Handreiking gemeentelijke armoedebeleid uitgebracht.• Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden gerichte ondersteuning gezinnen met schoolgaande kinderen aan TK aangeboden.• Doorlichting samenwerking gemeenten en voedselbanken.• € 50 miljoen toegevoegd aan Gemeentefonds voor eenmalige eindejaarsuitkering voor minima van € 50.• Inwerkingtreding Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden gerichte ondersteuning gezinnen met schoolgaande kinderen per 1 januari 2009.• In het kader van de Open Coördinatie Methode is het Nationaal Actieplan Armoedebestrijding en Participatiebevordering 2008 (NAP 2008; onderdeel van de Nationaal Strategische Rapportage sociale bescherming en insluiting) opgesteld.Artikel 46
   
2009• Juridisch en praktisch mogelijk maken bestandskoppeling in het kader van niet-gebruik van voorzieningen• Resultaten onderzoek naar omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen• Analyse van de achtergronden en omvang van armoede onder werkenden.• Ondersteunen van gemeenten bij het tegengaan van niet-gebruik en vormgeven van integraal armoedebeleid (in het kader van het Europese jaar van de armoede 2010, met actieteam armoede en schulden).• Langdurigheidstoeslag.Artikel 46
   
2010• Europees Jaar tegen armoede met:– landelijke start- en slotconferentie;– landelijke mediacampagne om het gebruik van voorzieningen te bevorderen;– een tijdelijke subsidieregeling voor maatschappelijke organisaties;– lokale armoedeconferenties door gemeenten.• Onderzoek naar langetermijneffecten van armoede op kinderen («littekenonderzoek»).Ondersteunen van gemeenten bij het tegengaan van niet-gebruik en vormgeven van integraal armoedebeleid.Artikel 46
   
2011• Een landelijke één-meting (stand van zaken begin 2010) waarin de verschillen met 2008 worden vastgesteld in het kader van Kinderen doen mee!Nationaal Actieplan Armoedebestrijding en Participatiebevordering.Artikel 46
   
De nadruk ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte armoedebestrijding». De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. Dit gebeurt continu. Afspraken bestuursakkoord:– Gerichte bijstand in natura voor gezinnen met (schoolgaande) kinderen;– Dereguleren langdurigheidstoeslag;– Meer materiële, op participatie, gerichte voorzieningen (handreiking lokaal armoedebeleid);– Tegengaan niet gebruik van voorzieningen, onder andere onderzoeken bestandskoppelingen;– Bevorderen samenwerking organisaties op centraal en lokaal niveau, waaronder samenwerking gemeenten en voedselbanken;– Terughoudendheid bij verstrekken en verhalen van leenbijstand (op participatie gericht);– Verbeteren kwaliteit en effectiviteit van de minnelijke schuldhulpverlening o.a. door het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening (zie ook doelstelling 44).– Extra maatregelen schuldhulpverlening vanwege de economische crisis (zie ook doelstelling 44).– De maatregelen die leiden tot realisatie van de doelstelling zijn genomen. Deze doelstelling ligt op koers.
Doelstelling 44: Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011.
2007• Extra geld kabinet voor schuldhulpverlening (zie doelstelling 43).• Het deelakkoord Participatie SZW-VNG (onderdeel bestuursakkoord Rijk-Gemeenten) bevat afspraken om het aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen en de effectiviteit van schuldhulpverlening te verbeteren.• Het onderzoek naar de effectiviteit van minnelijke schuldhulpverlening is gestart. Dit onderzoek geeft onder andere inzicht in omvang en achtergrond van de wachtlijstproblematiek.• Het Innovatieprogramma WWB (IPW) project is gestart. Dit moet meer inzicht in wachtlijstproblematiek geven.Artikel 46
   
2008• Het onderzoek effectiviteit schuldhulpverlening is medio 2008 afgerond.Het kabinet heeft op grond van de resultaten van het onderzoek zijn standpunt geformuleerd over de aanvullende maatregelen die het neemt ten aanzien van onder andere de wachttijdenproblematiek. De monitor betalingsachterstand is tot stand gekomen en de eerste meting is verricht. Inzicht verkregen in het aantal mensen met betalingsachterstanden. Artikel 46
   
2009• Uitwerking van het amendement-Spekman (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XV, nr. 33).• Tweede meting monitor betalingsachterstanden.• Extra maatregelen schuldhulpverlening (uitwerking Kabinetsbrief van juni 2009).• Uitwerken en implementeren van de maatregelen uit de kabinetsbrief van september 2008, onder andere naar aanleiding van het onderzoek naar de effectiviteit, waaronder het Wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening.• Inzicht in de achtergronden van huishoudens met betalingsachterstanden via verdiepend onderzoek.• Ondersteuning van de uitvoering bij de implementatie van de maatregelen uit de kabinetsbrief van september 2008.Artikel 46
   
2010• Ondersteuning van de uitvoering bij de implementatie van de maatregelen uit de kabinetsbrief van september 2008 gericht op de realisatie van het door het kabinet beoogde stelsel van schuldhulpverlening, waaronder het Wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening en implementatie• Extra maatregelen schuldhulpverlening(uitwerking Kabinetsbrief van juni 2009)• Derde meting monitor betalingsachterstanden.• Inwerkingtreding van de wet op basis waarvan minnelijke schuldhulpverlening een wettelijke taak van de gemeenten wordt.Artikel 46
   
2011• Ondersteuning van de uitvoering bij de implementatie van de maatregelen uit de kabinetsbrief van september 2008 gericht op de realisatie van het door het kabinet beoogde stelsel van schuldhulpverlening, implementatie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.• Extra maatregelen schuldhulpverlening (uitwerking Kabinetsbrief van juni 2009)• Ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van de wet op basis waarvan minnelijke schuldhulpverlening een taak van de gemeenten is.• Vierde meting monitor betalingsachterstanden.• Start van het opnieuw uit te voeren verdiepend onderzoek naar inzicht in de achtergronden van huishoudens met betalingsachterstanden.Artikel 46
   
De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte schuldhulpverlening». Het voorkomen van wachtlijsten is hierbij een duidelijke randvoorwaarde. De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. De staatssecretaris heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 15 september 2008 op basis van het onderzoek naar de effectiviteit van de schuldhulpverlening een aantal concrete maatregelen aangekondigd met onder andere als doel om de wachtlijsten tot een minimum beperken.
Het kabinet streeft naar een stelsel van schuldhulpverlening dat er op hoofdlijnen als volgt uit ziet. Het stelsel van schuldhulpverlening bestaat uit een minnelijk en een wettelijk traject. De rijksoverheid is systeemverantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel als geheel. De belangrijkste uitgangspunten van dit stelsel zijn:
• door preventie, door maatregelen die zorgvuldige kredietverstrekking waarborgen en door tijdig en adequaat in te spelen op signalen dat problematische schulden dreigen te ontstaan is de behoefte aan schuldhulp beperkt;
• als een schuldensituatie is ontstaan en burgers hulp nodig hebben om uit deze situatie te komen, dan moet voor hen in principe gemeentelijke schuldhulpverlening aanwezig zijn;
• de gemeentelijke schuldhulpverlening biedt integrale oplossingen voor schuldsituaties;
• alleen in die gevallen dat gemeentelijke schuldhulpverlening geen soelaas kan bieden, is een beroep op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) mogelijk.
Het kabinet realiseert zich dat het niet alle problemen op het terrein van schulden kan voorkomen of oplossen. De overheid kan en wil niet alles reguleren. Burgers zelf, maatschappelijke organisaties, schuldeisers en schuldbemiddelaars hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid. Het kabinet vindt het belangrijk dat juist ook in economisch zware tijden aandacht is voor het voorkomen van problematische schuldensituaties. Preventie is essentieel. En als mensen toch hulp nodig hebben, moeten gemeenten snel en efficiënt en het liefst zo vroeg mogelijk helpen. Daarom heeft het kabinet voor schuldhulpverlening in de komende drie jaar extra geld uitgetrokken (€ 130 miljoen). Het kabinet neemt de volgende maatregelen:
• Maatregel 1: Preventie: Goede voorlichting en actieve verwijzing op de Werkpleinen in de regio’s;
• Maatregel 2: Opvangen van het extra beroep op schuldhulpverlening;
• Maatregel 3: Het verbeteren van de effectiviteit van de schuldhulpverlening;
• Maatregel 4: De uitwerking van het amendement-Spekman c.s.
De doelstelling ligt op koers.
Tabel 2.3 Aansluitingstabel uitgaven begroting 2009 naar begroting 2010
UitgavenArtnr.200920102011201220132014
Ontwerpbegroting 2009 25 18325 80726 27227 32128 181 
        
Amendementen       
Ortega infovoorziening LWI (kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 29)42– 1– 1– 1– 1– 1 
Ortega infovoorziening LWI (kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 29)47 11111 
        
Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2009)       
Ramingsbijstellingen Wajonguitkeringen463943465054 
Ramingsbijstellingen Wajonguitvoeringskosten461210343 
Ramingsbijstellingen WWB46326051 0451 4751 472 
Ramingsbijstellingen IOAW4630143147149149 
Ramingsbijstellingen IOAZ4666666 
Ramingsbijstellingen Werkleerrecht46 1217110 
Digitaal klantdossier en herschikkingen UWV47– 189333 
Risicovoorziening ESF47– 48– 95    
Naar OCW onderwijsvoorzieningen47– 22– 24– 25– 25– 25 
Kasschuif pilots WSW48– 77    
Toeslagenwetuitkeringslasten491250515253 
Rijksbijdrage BIKK AOW en Anw51– 16– 20– 75– 189– 210 
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds511 233172    
Rijksbijdrage AOF51118115111107104 
Rijksbijdrage tegemoetkoming AOWgerechtigden5182848799102 
Rijksbijdrage Zelfstandig en Zwanger5199999 
Loon- en prijsbijstellingdiv128131128127126 
Eindejaarsmargediv32     
Overige mutaties Voorjaarsnota en afrondingendiv– 46– 17– 8– 39– 38 
Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore 26 75927 04727 81729 16029 989 
        
Mutaties Miljoenennota       
Scholingsbonus en EVC422766    
Jeugdwerkloosheid42678027   
Ramingsbijstellingen Wajonguitkeringen464522323844 
Kinderalimentatie WWB46– 11– 69– 90– 105– 116 
Overige mutaties WWB461259049– 5– 35 
Ramingsbijstellingen IOAW46151444 
Schuldhulpverlening46284849   
Ramingsbijstellingen werkleerrecht46– 84183952 
Basisdienstverlening UWV4732127663824 
Ombuigingen participatiebudget47 – 109– 83– 150– 138 
Risicovoorziening ESF47– 48     
Schuif van AOF naar AFJ47 50505050 
Ramingsbijstellingen WSW487474737373 
Uitvoeringskosten WWB 65+49 15141516 
Ramingsbijstellingen TW491221191919 
Onderhoudskosten TOG50 – 7– 31– 32– 33 
Ramingsbijstellingen rijksbijdragen5150– 88– 95– 77– 56 
Overboekingen uit Onvoorzien, loon- en prijsbijstelling99– 116– 122– 105– 119– 126 
Overige mutatiesdiv93414101 
        
Ontwerpbegroting 2010 27 06127 28427 82728 95929 76830 367
Tabel 2.4 Aansluitingstabel ontvangsten begroting 2009 naar begroting 2010
OntvangstenArtnr.200920102011201220132014
Ontwerpbegroting 2009 7771 1311 0821 0461 022 
        
Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2009)       
Restituties W-deel4745     
Bijstellingen anticumulatie afdrachten48– 38– 30– 19– 34 
Diverse overige ontvangsten en afrondingendiv    1 
Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore 7841 1011 0631 0431 027 
        
Mutaties Miljoenennota       
Hogere boeteopbrengsten445     
Bijstellingen participatiebudget47 – 937– 79– 79 
Hogere anticumulatie afdrachten482215151515 
Afroming reserve SVB50 13    
Restituties CBA978     
Diverse overige ontvangsten en afrondingendiv  – 1 – 1 
        
Ontwerpbegroting 2010 8191 1201 114979962972

2.2: BELEIDSARTIKELEN

Cluster arbeidsmarkt

Het cluster arbeidsmarkt bevat de beleidsartikelen die betrekking hebben op het functioneren van de arbeidsmarkt. Het cluster bestaat uit de beleidsartikelen «Arbeidsparticipatie», «Arbeidsverhoudingen», «Gezond en veilig werken» en «Pensioenbeleid».

Arbeidsparticipatie is één van de speerpunten van het beleid. Maatregelen om de arbeidsparticipatie te bevorderen richten zich zowel op de gehele werkende bevolking als op specifieke groepen, bijvoorbeeld ouderen. De beleidsprioriteiten 33 «80% arbeidsparticipatie in 2016» en 34 «200 000 mensen extra aan de slag» vallen onder dit artikel.

Het beleid op het terrein van de arbeidsverhoudingen is gericht op een goed functionerend stelsel van overleg tussen de sociale partners onderling en met de overheid, waarbij een adequaat niveau van arbeidsrechtelijke bescherming voor werknemers wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en met de eigen verantwoordelijkheid van sociale partners voor de arbeidsvoorwaardenvorming. De minister is daarbij verantwoordelijk voor vormgeving en onderhoud van de stelsels voor zelfregulering door sociale partners, een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming, verlofregelingen en gelijke behandeling bij arbeid, en waar relevant de bevordering van de naleving daarvan.

In artikel 44 komen arbeidsomstandigheden en verzuim aan de orde. Ook hier is een belangrijke taak weggelegd voor werknemers en werkgevers zelf. Zij zullen het arbeidsomstandighedenbeleid moeten uitvoeren.

Het artikel «Pensioenbeleid», ten slotte, behandelt de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel, de collectieve pensioenregelingen. Het beleid is erop gericht de houdbaarheid en het bereik van deze pensioenen te vergroten. Daarnaast is een grotere kennis van deelnemers over het eigen pensioen van belang.

Maatregelen

De financiële crisis, die in de 2e helft van 2008 steeds meer zijn weerslag kreeg op de arbeidsmarkt, noopt het kabinet tot het nemen van maatregelen die niet alleen de schade op de werkgelegenheid tijdens de recessie zo veel mogelijk beperken, maar er ook toe bijdragen om zo sterk als mogelijk uit de recessie tevoorschijn te komen. De crisis laat eens te meer zien dat werkgelegenheid niet vanzelfsprekend is, maar continu investeringen vraagt van zowel werkgevers, werknemers als de overheid. Bijvoorbeeld met betrekking tot scholing. In de voorjaarsbesluitvorming zijn middelen vrijgemaakt om te investeren in de kwaliteit van medewerkers door omscholing, bijscholing en het behalen van startkwalificaties.

Tevens worden er maatregelen genomen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, het gaat hier immers om een groep bij wie de werkloosheidspercentages traditioneel snel stijgen gedurende een recessie.

Tot slot is het voor Nederland als kleine open economie van belang om te kunnen produceren tegen concurrerende tarieven. De huidige situatie maakt het noodzakelijk om werk boven inkomen te stellen. Het is daarom goed dat sociale partners hebben afgesproken om de loonontwikkeling bescheiden te laten zijn.

Artikel

41 Inkomensbeleid

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om een evenwichtige inkomensontwikkeling te bereiken en tegelijkertijd financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren.

Bij het inkomensbeleid speelt constant een afweging tussen het streven naar een evenwichtige inkomensontwikkeling, de bestrijding van de armoedeval en het streven naar evenwichtige overheidsfinanciën. Een maatregel die één doelstelling dichterbij brengt, leidt er vaak toe dat een andere doelstelling lastiger bereikbaar wordt. Verkleining van de werkloosheidsval impliceert bijvoorbeeld dat de koopkrachtontwikkeling van werkenden en uitkeringsgerechtigden uit elkaar gaan lopen. Een verhoging van de arbeidskorting versterkt de arbeidsmarktprikkels, maar heeft budgettaire gevolgen.

kst-32123-XV-2-1.gif

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• het volgen en beoordelen van de inkomensontwikkeling van burgers door middel van standaard koopkrachtcijfers en armoedevalcijfers en indien mogelijk en wenselijk corrigerend optreden;

• het in kaart brengen en beoordelen van de gevolgen van het geheel aan beleidsvoorstellen voor het koopkrachtbeeld en de armoedeval.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de financieel-economische situatie en daarmee de mogelijkheden om negatieve effecten te compenseren;

• algemene factoren zoals loon- en prijsontwikkeling.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• een evenwichtige inkomensontwikkeling tot stand komt, met bijzon-dere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens;

• de arbeidsparticipatie wordt gestimuleerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 41.1: Begrotingsuitgaven Artikel 41 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen9712 0021 855772772772772
Uitgaven8571 7511 945862822772772
        
Programma uitgaven169847862862822772772
waarvan juridisch verplicht  93%93%93%93%93%
        
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies12454545555
Overig157802817817817767767
        
Apparaatsuitgaven6889041 0830000
Personeel en materieel6889041 0830000
        
Ontvangsten0000000

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-2.gif

Operationele doelstelling

1 Het bereiken van een zo evenwichtig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling

Motivering

Om te komen tot een evenwichtige inkomensverdeling en bescherming van de inkomenspositie van groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Instrumenten

• Generiek koopkrachtbeeld in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht;

• Specifieke inkomenseffecten van afzonderlijke maatregelen die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen. Een overzicht van deze maatregelen is in de bijlage 6.4 (inkomensbeleid) opgenomen.

Activiteiten

• Beoordelen van de inkomenseffecten van beleid en zo mogelijk corrigerend optreden. In 2010 spelen de volgende voor het algemene inkomensbeeld relevante maatregelen:

– Zowel inactieven als actieven hebben voordeel van het verlagen van de tarieven van de eerste en tweede belastingschijf met 0,05%. Werknemers rond of onder het minimumloon hebben voordeel bij het verlagen van de tweede grens van de arbeidskorting met € 50. Omdat zij in het opbouwtraject van de inkomensafhankelijke arbeidskorting zitten, hebben hierdoor eerder recht op de volledige arbeidskorting.

– Daarnaast kunnen gezinnen met kinderen voordeel hebben door een verschuiving in de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het basisbedrag wordt met € 10 verlaagd, terwijl het maximum met € 70 wordt verhoogd.

– Alleenstaande ouders hebben baat bij de verhoging van de alleenstaande ouderkorting met € 25.

– Ondanks deze effecten zullen de meeste huishoudens er in 2010 op achteruit gaan, maar indien men dit samen neemt met de koopkrachtontwikkeling in 2009 is er nog steeds sprake van een aanmerkelijke verbetering. In dat licht is het kabinet tot de conclusie gekomen dat er in 2010 geen koopkrachtreparatie nodig is.

– Door de macro-economische ontwikkeling hebben pensioenfondsen hun pensioenpremies verhoogd en de indexatie van pensioenen achterwege gelaten. Dit raakt de koopkracht van ouderen met een aanvullend pensioen en werkenden. Ook stijgen de zorguitgaven in 2010, waardoor de zorgpremies stijgen. Overigens wordt de stijging van de nominale zorgpremie voor veel huishoudens gecompenseerd door een hogere zorgtoeslag.

– Daarnaast spelen al afgesproken en nieuwe lasten- en uitgavenmaatregelen een rol in het inkomensbeeld.

– De koopkracht van zowel actieven als inactieven wordt negatief beïnvloed door een verlaging van de algemene heffingskorting met € 20. De koopkracht van werkenden gaat achteruit door een verlaging van de arbeidskorting met € 45.

– De koopkracht van gezinnen met kinderen gaat erop achteruit door de bezuinigingen op het kindgebonden budget en de kinderbijslag. De bedragen van het kindgebonden budget en de kinderbijslag worden bevroren. Daarnaast wordt het afbouwpunt van het kindgebonden budget met € 1 000 verlaagd naar € 28 914 en wordt het afbouwpercentage verhoogd met 1,1% naar 7,6%.

– De koopkracht van ouderen met een AOW wordt beïnvloed door een verlaging van de tegemoetkoming AOW met € 26 en de bevriezing voor 2010. Deze verlaging wordt deels gecompenseerd door een verhoging van de ouderenkorting met € 10.

– De koopkracht van hogere inkomens wordt negatief beïnvloed door de verkorting van de derde belastingschijf met € 1 450.

• Monitoren van de loonontwikkeling, de inflatie, zorgpremies en de pensioenpremies:

– De contractlonen stijgen volgens raming gemiddeld met 1½% in 2010;

– Het wettelijk minimumloon stijgt met 1¾% in 2010;

– De consumentenprijzen stijgen met 1% (inflatie);

– De nominale zorgpremie stijgt met gemiddeld € 21 van € 1 064 naar € 1 085.

– De inkomensafhankelijke bijdrage voor de ZVW stijgt van 6,9% in 2009 naar 7,05% in 2010;

– Aanvullende pensioenen worden gemiddeld genomen niet geïndexeerd;

– De gemiddelde pensioenpremie (werknemersdeel) stijgt van 3¾% in 2009 naar 4¼% in 2010.

Doelgroepen

De verschillende inkomensgroepen met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Indicatoren

De inkomensontwikkeling van burgers wordt gevolgd door middel van standaard koopkrachtcijfers zoals gepresenteerd in tabel 41.2. Deze cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de inkomensontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten-)premies en kinderbijslag.

Het standaardkoopkrachtbeeld voor 2010 laat een beeld zien waarin de meeste huishoudens erop achteruit gaan. Huishoudens met een laag inkomen, zoals sociale minima, werkenden met een inkomen rond het minimumloon en ouderen zonder aanvullend pensioen zijn hierbij ontzien.

Maar indien men dit samen neemt met de koopkrachtontwikkeling in 2009, is er nog steeds sprake van een aanmerkelijke verbetering. In dat licht is het kabinet tot de conclusie gekomen dat er in 2010 geen koopkrachtreparatie nodig is.

In bijlage 6.4 (inkomensbeleid) wordt nader ingegaan op de omvang en spreiding in de koopkrachteffecten als gevolg van de niet in het generieke beeld opgenomen effecten van maatregelen.

De koopkracht van huishoudens is ook sterk afhankelijk van de persoonlijke situatie. Op basis van statische koopkrachtplaatjes valt te berekenen dat de meeste huishoudens er in 2010 in koopkracht op achteruit gaan. In het standaardkoopkrachtbeeld gaan zelfs alle huishoudgroepen er in koopkracht op achteruit, in de meeste gevallen voor ¼%–½%. Over 2009 en 2010 samen bezien resteert wel een positieve koopkrachtontwikkeling. Huishoudens die worden getroffen door bijvoorbeeld de gevolgen van de gestegen werkloosheid hebben een dynamisch koopkrachteffect van een veel grotere orde. In hoofdstuk 2 van de Miljoenennota is voor enkele huishoudgroepen weergegeven wat de daling in besteedbaar inkomen is bij baanverlies.

Tabel 41.2 Indicatoren operationele doelstelling 1: Koopkrachteffecten
ActievenPrognose 2009** standaardkoopkrachtPrognose 2010 standaardkoopkracht
Alleenverdiener met kinderen  
Modaal2*– 1*
2 x modaal1¾*– ¾*
   
Tweeverdieners  
modaal + ½ x modaal met kinderen– ½
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen– ½
modaal + modaal zonder kinderen– ¼
2 x modaal + modaal zonder kinderen– ½
   
Alleenstaande  
minimumloon– ¼
modaal– ¼
2 x modaal– ½
   
Alleenstaande ouder  
minimumloon– ¼
modaal– ½
InactievenPrognose 2009 standaardkoopkrachtPrognose 2010 standaardkoopkracht
Sociale minima  
paar met kinderen– ¼
alleenstaande2– ¼
alleenstaande ouder– ¼
   
AOW(alleenstaand)  
(alleen) AOW3– ¼
AOW + € 10 000– ½
   
AOW(paar)  
(alleen) AOW– ¼
AOW + € 10 000– ½

Bron: berekening SZW.

* De koopkracht van deze huishoudens wordt beïnvloed door de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Voor een alleenverdiener met een modaal inkomen is het inkomenseffect – 0,5% en voor een alleenverdiener met een tweemaal modaal inkomen – 0,3%.

** De koopkracht in 2009 laat een grote spreiding zien die niet tot uiting komt in de standaardkoopkrachttabel. Een belangrijke oorzaak van die spreiding is de vervanging van de Buitengewone Uitgavenregeling door de Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten.

Operationele doelstelling

2: In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding

Motivering

Om bij te dragen aan een activerend inkomensbeleid.

Instrumenten

Armoedevaltoets, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval.

Activiteiten

In 2010 spelen de volgende maatregelen:

• Er zijn kleine positieve effecten op de amoedeval (zowel werkloosheidsval, herintredersval als deeltijdval) als gevolg van het verlagen van het tarief van de eerste en tweede schijf met 0,05%, de verlaging van de algemene heffingskorting met € 20 en het verlagen van de tweede grens van de inkomensafhankelijke arbeidkorting met€ 50.

• De verhoging van het maximum bedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting met € 70 heeft een positief effect op de herintredersval en de deeltijdval.

• Daarnaast zijn er ook maatregelen met een negatief effect op de armoedeval.

• Verlagen van de maximum uurprijs in de kinderopvangtoeslag; deze gaat van € 6,10 in 2009 voor alle opvangsoorten naar € 5,82 voor de buitenschoolse opvang en € 5,00 voor de gastouderopvang. Hierdoor verminderen de prikkels om (meer) te gaan werken voor huishoudens met een uurprijs boven de maximum uurprijs, met als gevolg een negatief effect op de werkloosheidsval, herintredersval en de deeltijdval.

• Verlagen van de inkomensafhankelijke arbeidskorting met € 45. Dit heeft een negatief effect op de werkloosheidsval, herintredersval en de deeltijdval.

• Verkorten van de derde schijf met € 1 450. Dit verhoogt de marginale druk voor personen die door deze schijfverkorting in de vierde schijf terechtkomen.

• Niet indexeren van de normhuur in de huurtoeslag. Huurders krijgen hierdoor een grotere huurtoeslag in 2010, waardoor zij meer huurtoeslag verliezen als zij (meer) gaan werken. Dit heeft een negatieve invloed op de werkloosheidsval, herintredersval en de deeltijdval.

• Verlagen van de voet van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) met 10 euro. Dit heeft een negatief effect op de werkloosheidsval en de herintredersval voor huishoudens met kinderen.

• De maatregelen rond het kindgebonden budget geven een wisselend beeld. In 2010 wordt het afbouwpunt van het kindgebonden budget met € 1 000 verlaagd naar € 28 914 en het afbouwpercentage met 1,1 procentpunt verhoogd naar 7,6%. Enerzijds verslechtert de herintredersval en de deeltijdval voor huishoudens die nog kindgebonden budget krijgen. Anderzijds verbetert de armoedeval voor huishoudens die geen kindgebonden budget meer krijgen als gevolg van deze maatregelen.

Doelgroepen

Huishoudens die door een hogere arbeidsparticipatie hun inkomen kunnen verbeteren.

Indicatoren

Tabel 41.3 presenteert indicatoren voor de ontwikkeling van de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval. De werkloosheidsval geeft de inkomensvooruitgang aan bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. De herintredersval is de inkomensvooruitgang bij het aanvaarden van werk door de niet-werkende partner. De deeltijdval wordt gemeten als de inkomensvooruitgang bij één dag extra werken.

Tabel 41.3 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Vooruitgang in %Extra euro’s per maand (afgerond op € 5)
 20092010verschil*20092010verschil
Werkloosheidsval      
(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand)**      
       
Aanvaarden werk op minimumloonniveau      
 Alleenverdiener met kinderen2%2%0%35350
 Alleenstaande14%14%0%1501555
 Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)– 1%– 2%– 1%– 25– 35– 10
Aanvaarden werk op 120% minimumloonniveau      
 Alleenverdiener met kinderen6%6%0%1101155
 Alleenstaande24%24%– 1%265260– 5
 Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)11%10%– 1%190175– 15
       
Herintredersval      
(inkomensvooruitgang bij 2½ dag werken door niet-werkende partner)***      
       
Hoofd minimumloon, partner minimumloonniveau15%15%0%275270– 5
Hoofd 120% minimumloon, partner 120% minimumloonniveau24%22%– 2%440410– 30
       
Deeltijdvalminstverdienende partner(inkomensvooruitgang bij 1 dag extra werken)***      
       
Hoofd minimumloon      
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)8%7%– 1%165145– 20
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)8%8%0%180175– 5
Hoofd modaal      
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)7%6%0%165160– 5
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)6%7%1%16519530
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (120% minimumloonniveau)8%8%0%2102155
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (120% minimumloonniveau)8%8%0%22023010
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (modaal niveau)12%13%1%33535015
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (modaal niveau)8%8%0%260245– 15

Bron: berekening SZW.

* Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.

** Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

*** Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 41.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
BeleidsdoorlichtingArtikel 41ADA. 2010 
Effecten onderzoek ex post  B. 2010 
Overig evaluatieonderzoek    

Toelichting

De beleidsdoorlichting zal zich richten op de koopkrachtontwikkelingen en de ontwikkeling van de marginale druk. Een heldere presentatie van het inkomensbeeld en de marginale druk faciliteren de beleidsvorming t.a.v. arbeidsparticipatie en inkomensverhoudingen.

Artikel

42 Arbeidsparticipatie

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een toename van de arbeidsparticipatie

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om te bevorderen dat het aandeel werkenden in de beroepsbevolking (verder) toeneemt, creëert SZW via wet- en regelgeving, ondersteuning van gemeenten, aansturing van uitvoeringsinstanties en overleg met sociale partners voorwaarden om verhoging van de arbeidsparticipatie te stimuleren.

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• een bijdrage wordt geleverd aan houdbaarheid van de verzorgingsstaat;

• een structureel tekort aan arbeidskrachten wordt voorkomen;

• de (langdurige) werkloosheid wordt teruggedrongen.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• beleid en maatregelen die het makkelijker maken om tot de arbeidsmarkt toe te treden;

• het stimuleren van de samenwerking tussen de sociale partners, de gemeenten en UWV.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• het goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

• de bereidheid tot samenwerking in de keten van werk en inkomen.

Indicatoren

Bruto-arbeidsparticipatie

Onder bruto arbeidsparticipatie wordt verstaan het aantal mensen met een baan of direct beschikbaar voor een baan van minimaal 12 uur per week als percentage van de bevolking van 20–64 jaar. Dit is conform de definitie die de SER in haar MLT-advies van 2007 gebruikte. In het beleidsprogramma is een streven geformuleerd om in 2016 een bruto arbeidsparticipatie van 80% te bereiken. Het kabinet wil dat er in deze kabinetsperiode een belangrijke stap in die richting wordt gezet. Voor de tussenliggende jaren zijn geen streefwaarden afgesproken.

In 2008 lag de bruto arbeidsparticipatie op 76%. Het CPB heeft recentelijk in de MEV geraamd dat de bruto participatiegraad ook in 2009 en 2010 uitkomt op 76%. Als gevolg van de crisis worden sommige mensen ontmoedigd zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. Het is de verwachting dat na de crisis de participatiegraad verder zal stijgen.

200 000 mensen extra aan de slag

Met de 200 000 doelstelling wordt beoogd om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Het gaat om de volumedaling van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen t.o.v. 2007 (1 183 000).

Als gevolg van de economische crisis is het niet te voorkomen dat de werkloosheid sterk zal stijgen. Het is zeker dat de 200 000 doelstelling daardoor niet wordt gehaald. Het kabinet is er alles aan gelegen om werkloosheidstoename zoveel mogelijk te beperken en de werkloosheidsduur zo kort mogelijk te houden. De doelstelling wordt dan ook niet los gelaten.

Het kabinet heeft als reactie op de economische crisis een aanvullend beleidsakkoord afgesloten. In het aanvullend beleidsakkoord zijn nieuwe arbeidsmarktmaatregelen overeengekomen, zoals mobiliteitscentra, een omscholingsbonus voor werknemers die met ontslag worden bedreigd (maximaal € 2 500,– per omgeschoolde werknemer), deeltijd WW inclusief bijscholing van werknemers en extra middelen voor EVC (Ervaringscertificaat) en EVP (Ervaringsprofiel)-trajecten. Deze tijdelijke maatregelen zijn er op gericht om zo mogelijk werkloosheid te voorkomen door werknemers via (om)scholing van werk naar werk te begeleiden en werknemers die essentieel zijn voor het herstellend vermogen van het bedrijf te behouden.

Ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid is voor de jaren 2009 t/m 2011 € 250 miljoen extra uitgetrokken (waarvan € 174 miljoen op de SZW begroting en € 76 mln op de begroting van Jeugd en Gezin en OCW voor het uitvoeren van het interdepartementaal opgestelde «Actieplan Jeugdwerkloosheid»). Het actieplan wordt hierna toegelicht.

Tabel 42.1 Indicatoren algemene doelstelling
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2011
Bruto arbeidsparticipatie 20- 64 jaar (%)76   
     
Volume uitkeringen bijstand, werkloosheid en arbeids-ongeschikten (uitkeringsjaren x 1 000)1 118  983

Bron: CPB, Macro Economische Verkenning

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 42.2: Begrotingsuitgaven Artikel 42 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen28 997122 416177 05441 73317 44717 44717 447
Uitgaven26 625124 043177 37841 73317 44717 44717 447
        
Programma uitgaven7 296103 471157 34741 73317 44717 44717 447
waarvan juridisch verplicht  1%0%0%0%0%
        
Operationele Doelstelling 2       
Scholingen EVC027 00066 0000000
        
Operationele Doelstelling 3       
Stimulering Arbeidsparticipatie7 2969 36511 32314 73317 44717 44717 447
Jeugdwerkloosheid065 50080 00027 000000
Overig01 612240000
        
Apparaatsuitgaven19 32920 56620 0310000
Personeel en materieel19 32920 56620 0310000
        
Ontvangsten28 10018 89818 98518 98518 98518 98518 985

Toelichting

Scholing en EVC

In het kader van de economische crisis krijgen werknemers die met ontslag worden bedreigd de mogelijkheid om zich te laten omscholen, waarbij de nieuwe werkgever een omscholingsbonus als tegemoetkoming ontvangt (in 2010 is hiervoor € 41 mln beschikbaar). Ook bestaat de mogelijkheid om bij de huidige werkgever een EVC of EVP traject te volgen (in 2010 is € 25 mln beschikbaar). Deze tijdelijke maatregelen zijn er zo mogelijk op gericht om werkloosheid te voorkomen door werknemers via (om)scholing van werk naar werk te begeleiden en werknemers die essentieel zijn voor het herstellend vermogen van het bedrijf te behouden.

Stimulering arbeidsparticipatie

In aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid is besloten tot het uitvoeren van een aantal aanvullende acties. Hiervoor is in 2010 een budget van circa € 11 mln beschikbaar. Dit budget zal worden ingezet voor de subsidieregeling aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt voor jongeren (amendement van Hijum,Kamerstukken II, 2007/2008, 31 200 XV, nr. 22), de subsidie landelijk netwerk diversiteitsmanagement en activiteiten in de regio van het actieteam Talent 45+.

Ook in het kabinetsbrede actieplan «Krachtwijken» is verhogen van de arbeidsparticipatie opgenomen als speerpunt. Dit hangt samen met de hoger dan gemiddelde werkloosheid in de veertig aandachtswijken.

Jeugdwerkloosheid

Voor de bestrijding van de Jeugdwerkloosheid is voor 2010 een bedrag van € 80 mln aan de begroting van SZW toegevoegd voor de financiering van het «Actieplan Jeugdwerkloosheid».

In 2009 worden met 30 regio’s convenanten gesloten. Voor het uitvoeren van de per regio gemaakte convenant afspraken (zoals bijvoorbeeld het plaatsen van jongeren op een baan, stageplek of leerwerktraject) zijn financiële middelen (€ 70 mln) beschikbaar. De toekenning van middelen in 2010 wordt mede gebaseerd op de in 2009 behaalde resultaten.

De extra banen die de komende periode via het actieplan beschikbaar komen, bieden ook kansen voor de jongeren uit de aandachtswijken.

De resterende middelen in 2010 zijn voor het UWV matchingsoffensief (€ 7 mln), onder meer bedoeld voor de creatie van nieuwe banen voor hoger opgeleide schoolverlaters die andere jongeren begeleiden naar werk. Ook is in 2010 € 3 mln beschikbaar voor een landelijke campagne ter ondersteuning van deze activiteiten.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de bestuurlijke boeten in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

Tabel 42.3 Fiscale uitgaven artikel 42 (lopende prijzen x € 1 mln)
Artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Operationele doelstelling 2       
Afdrachtvermindering onderwijs291300369310323317331
        
Operationele doelstelling 3       
Arbeidskorting voor ouderen206227246266286306326
Doorwerkbonus 265254255266269272
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid13131414141414

Bron: Ministerie van Financiën.

Toelichting

Afdrachtvermindering onderwijs (WVA)

Hierboven is het budgettair beslag van de volledige afdrachtvermindering onderwijs gepresenteerd. De meeste onderdelen daarvan vallen onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW (duale opleidingen). De WVA-startkwalificatie, waarvoor SZW verantwoordelijk is, is een onderdeel van de afdrachtvermindering onderwijs. Dit betreft een fiscale faciliteit voor werkgevers die voormalig werkloze werknemers van 23 jaar en ouder in dienst hebben.

Arbeidskorting voor ouderen

Ter bevordering van de arbeidsparticipatie geldt voor ouderen die aan het begin van het kalenderjaar 57 jaar of ouder zijn een hogere dan gebruikelijke arbeidskorting.

Doorwerkbonus

Ter stimulering van de arbeidsparticipatie ontvangen ouderen, die bij het begin van het kalenderjaar 62 jaar of ouder zijn en blijven werken, de doorwerkbonus. De systematiek is vergelijkbaar met de bestaande arbeidskorting voor ouderen vanaf 57 jaar.

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid stimuleert gedeeltelijk arbeidsongeschikten een eigen onderneming te starten om op deze wijze (gedeeltelijk) in het eigen inkomen te kunnen voorzien.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-3.gif

Toelichting

OD 2 Bestuurlijk gebonden

In het kader van de crisis is besloten om een tijdelijke subsidieregeling omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid en de stimuleringsmaatregel EVC bij dreigend ontslag te introduceren.

OD 3 Bestuurlijk gebonden

In het kader van de aanpak Jeugdwerkloosheid worden met 30 regio’s convenanten afgesloten. Voor het uitvoeren van de gemaakte afspraken in de convenanten worden financiële middelen aan de regio’s beschikbaar gesteld.

OD 3 Beleidsmatig gereserveerd

Voor het aan de slag helpen van jeugdwerklozen en oudere werklozen (45+) worden in de regio’s activiteiten georganiseerd zoals voorlichtingscampagnes, het organiseren van congressen en het ondersteunen van veelbelovende projecten. Daarnaast wordt op verzoek van de Tweede Kamer uitvoering gegeven aan een vierjarige subsidieregeling voor jongeren op het gebied van het raakvlak onderwijs/arbeidsmarkt. Verder wordt er een bijdrage gegeven aan het landelijk netwerk diversiteitsmanagement ter bevordering van etnische diversiteit in organisaties en bedrijven.

Operationele doelstelling

1 Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten

Motivering

Om ervoor te zorgen dat onze economie innovatief, concurrerend en ondernemend blijft en ook bij toenemende internationale concurrentie de welvaart kan waarborgen, is een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten van belang. Een indicatie hiervan geven de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in vergelijking met de concurrenten in het eurogebied.

Instrumenten

• Belastingen en premiedruk;

• Administratieve lasten op arbeid.

Activiteiten

• Beheersing van belastingen en premies ten laste van arbeidsinkomen;

• Vermindering van administratieve lasten op arbeid.

Doelgroepen

De doelgroepen zijn zowel burgers als bedrijven.

Indicatoren

Arbeidskosten

De relatieve ontwikkeling van de arbeidskosten verbetert indien de arbeidskosten per eenheid product van de Nederlandse industrie minder stijgen of meer dalen dan die van de euroconcurrenten (zie ook tabel 42.5). De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product in de industrie wordt in belangrijke mate bepaald door de contractlonen die de sociale partners in vrije loononderhandelingen overeenkomen. Na de stijging van de arbeidskosten per eenheid product in 2008 van 0,5%-punt ten opzichte van de euroconcurrenten, wordt thans voor 2009 een stijging van 0,75%-punt verwacht.

Voor 2010 rekent het CPB met een (relatieve) daling ten opzichte van de euroconcurrenten met 0,5%-punt.

Wig

De gemiddelde wig op het inkomen uit arbeid (het verschil tussen loonkosten en het netto loon als percentage van de loonkosten) is een goede indicator van de lastendruk zoals werkgevers en werknemers die ervaren. De veranderingen in het stelsel van belastingen en premies komen daarin goed traceerbaar tot uitdrukking. Het CPB gebruikt de indicator bij het opstellen van de loonramingen. De wig op het arbeidsinkomen neemt in 2009 iets af tot 42,3. De wig wordt voor een deel bepaald door externe factoren. Zo zal als gevolg van de stijging van de ziektekostenpremies en de pensioenpremies de wig op het arbeidsinkomen in 2010 toenemen tot 43,2. Vanuit het oogpunt van participatie is een hogere wig niet wenselijk. Daar staat tegenover dat met belastingen en premies publieke goederen en collectieve voorzieningen worden gefinancierd. De ruimte om de lasten op arbeid te verlagen hangt dan ook af van de beschikbare middelen ter verbetering van de koopkracht en de lastenontwikkeling van burgers en bedrijven. Om bovenstaande redenen is het niet goed mogelijk om een streven te definiëren. Wel houdt het kabinet de lastenontwikkeling goed in de gaten en zal het indien gewenst maatregelen treffen.

Administratieve lasten

In het coalitieakkoord is voor de periode 2007 tot 2011 een nieuwe rijksbrede administratieve lastenverlichting van netto 25% voor het bedrijfsleven afgesproken. Over de invulling van de taakstelling en de realisering ervan wordt periodiek gerapporteerd in de rijksbrede voortgangsrapportages regeldruk bedrijven en burgers.

De reductie van 25% administratieve lasten wordt gehaald en zal grotendeels in 2010 en 2011 worden gerealiseerd. Aangezien hiermee meerdere implementatietrajecten gemoeid zijn (zoals bijvoorbeeld afschaffen eerste dagmelding bij indiensttreding en vereenvoudiging van de verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie van de arbeidsomstandigheden), kan niet tussentijds per jaar worden aangegeven hoeveel de reductie zal bedragen.

Tabel 42.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010
Ontwikkeling arbeidskosten per eenheid product in de industrie t.o.v. euroconcurrenten10,50,75– 0,5
Omvang van wig inclusief werkgeverslasten (%)142,5
Door SZW gerealiseerde reductie van administratieve lasten voor bedrijven ten opzichte van 1 maart 20072 (% cumulatief)2,1

Bron:

1 CPB; Macro Economische Verkenning 2010

2 Ministerie van Financiën, Financieel Jaarverslag van het Rijk 2008

Kengetallen

Arbeidskosten

De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product wordt in belangrijke mate bepaald door de contractlonen die de sociale partners in vrije loononderhandelingen overeenkomen.

Hierna worden ter aanvulling op de genoemde indicator in tabel 42.4 in tabel 42.5 de afzonderlijke waarden weergegeven van de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in Nederland en die bij de euroconcurrenten.

De sterke stijging van de arbeidskosten per eenheid product in 2009 wordt veroorzaakt door het feit dat de omzet sterker daalt dan de werkgelegenheid. De verdere daling van de werkgelegenheid in 2010 leidt tot een daling van de arbeidskosten.

Tabel 42.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Ontwikkeling arbeidskosten per eenheid product in de industrie (%):   
Nederland4,8– 3¾
euroconcurrenten4,3– 3¼

Bron: CPB, Macro Economische Verkenning 2010

Operationele doelstelling

2 Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie

Motivering

Om duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen, is het van belang dat meer mensen een startkwalificatie behalen. Een startkwalificatie (MBO-2 of havo-vwo) is het minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam werk.

Instrumenten

• Fiscale faciliteiten voor werkgevers (Afdrachtvermindering onderwijs, waaronder WVA startkwalificatie, zie toelichting bij tabel 42.3);

• Subsidieregeling ESF 2007–2013;

• Tijdelijke stimuleringsregeling Leren en Werken 2007;

• Tijdelijke stimuleringsregeling Leren en Werken voor werkende jongeren zonder startkwalificatie, werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden;

• Informatievoorziening (project.lerenenwerken.nl en publiekscampagne rond het Ervaringscertificaat);

• Tijdelijke subsidieregeling omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid;

• Tijdelijk extra middelen ten behoeve van Ervaringscertificaten (EVC) en Ervaringsprofielen bij dreigend ontslag (artikel 30a van de wet SUWI).

Activiteiten

• Bevorderen van regionale samenwerking tussen onderwijs, ondernemers en lokale overheden gericht op de uitvoering van duale trajecten en EVC-trajecten;

• Ondersteunen van EVC en omscholing van werknemers die met ontslag worden bedreigd;

• Bevorderen van de toegankelijkheid van scholing en EVC via een verbetering van de EVC- en adviesinfrastructuur.

De activiteiten worden gestimuleerd en gefaciliteerd door de projectdirectie Leren en Werken, een gezamenlijke directie van de ministeries van OCW en SZW. De middelen van de projectdirectie zijn opgenomen in de begroting van het ministerie van OCW, met uitzondering van de middelen voor de Tijdelijke subsidieregeling omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid en de aanvullende middelen voor Ervaringscertificaten en Ervaringsprofielen bij dreigend ontslag.

Omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid

Werkgevers die een elders met ontslag bedreigde werknemer aannemen kunnen hiervoor een scholingsbonus krijgen van max. € 2 500. Hiermee worden werknemers van werk naar werk geleid en kan werkloosheid worden voorkomen.

Ervaringscertificaten en Ervaringsprofielen bij dreigend ontslag

Met de extra middelen die beschikbaar zijn voor Ervaringscertificaten en Ervaringsprofielen kunnen de bestaande competenties van met ontslag bedreigde werknemers die niet beschikken over een startkwalificatie, vastgelegd worden.

Doelgroepen

Werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie.

Indicatoren

Aandeel in de beroepsbevolking met startkwalificatie

Het percentage geeft aan welk deel van de beroepsbevolking (25–65 jaar) een startkwalificatie heeft. Het streven is dat in 2010 meer dan 80% van de beroepsbevolking een startkwalificatie bezit. Als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt in 2008 zijn ook veel personen zonder startkwalificatie in staat gebleken tot de arbeidsmarkt toe te treden. Hierdoor lopen de cijfers wat achter, maar de verwachting is dat door de extra crisismaatregelen van het kabinet (scholingsbonus en EVC) de doelstelling alsnog gehaald zal worden.

Tabel 42.6 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010
Aandeel (%) in de beroepsbevolking (25–65 jaar) met startkwalificatie77,678,5>80%

Bron: CBS, EBB

Kengetallen

Ervaringscertificaten (EVC) en Ervaringsprofielen (EVP) bij dreigend ontslag

Het aantal opgestelde EVC’s en EVP’s bij dreigend ontslag zal worden gemonitord.

Omscholing werknemers bij dreigende werkloosheid

Het aantal verstrekte omscholingsbonussen bij dreigend ontslag zal worden gemonitord.

De geschatte aantallen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat iedere werkgever in aanmerking komt voor de maximale vergoeding. Niet iedere werkgever zal daarvoor in aanmerking komen, zodat de werkelijke aantallen iets hoger zullen liggen.

Tabel 42.7 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Raming 2009Raming 2010
Aantal opgestelde EVC’s en EVP’s bij dreigend ontslag6 00019 000
Aantal verstrekte omscholingsbonussen bij dreigend ontslag7 50016 000

Operationele doelstelling

3 Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie van specifieke groepen belemmeren

Motivering

Om te voorkomen dat de arbeidsparticipatie van specifieke groepen achterblijft (in aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid).

Instrumenten

Instrumenten gericht op jongeren:

• Operatie Jong, bijdrage aan de Landelijke Jeugdmonitor t/m 2010 (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 284, nr. 5);

• Vierjarige subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt (amendement Van Hijum,Kamerstukken II, 2007/2008, 31 200 XV, nr. 22).

Instrumenten gericht op etnische minderheden:

• Landelijk netwerk Diversiteitsmanagement (DIV) ter bevordering van etnische diversiteit in organisaties en bedrijven.

Activiteiten

Activiteiten gericht op ouderen:

• Actieteam Talent 45+ ter ondersteuning van bemiddeling en re-integratie werkloze 45-plussers en positieve beïnvloeding beeld oudere werknemers (Kamerstukken II, 2007/2008, 27 046, nr. 17).

Activiteiten gericht op jongeren:

• Proactief volgen of de doelstellingen uit de convenant afspraken met de regio’s worden gerealiseerd en zo nodig de convenant afspraken in 2010 verder aanscherpen;

• Landelijke campagne, waarin de jongeren worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en worden aangespoord om vooral zelf actief te zijn en waarin werkgevers worden aangemoedigd jongeren in te schakelen;

• Matching-offensief UWV, waarin de vraag naar arbeid beter wordt afgestemd op de kwaliteit van de jongeren;

• Bevordering uitvoering van banenplannen voor werkloze ongekwalificeerde jongeren door de vier grote steden (G4).

Activiteiten gericht op etnische minderheden:

• Uitvoering afspraken Participatietop inzake hoger opgeleide allochtonen;

• Ontwikkelen van vaardigheden en competenties onder allochtone jongeren op (v)mbo niveau ter voorbereiding op de arbeidsmarkt;

• Stimuleren van diversiteitsbeleid bij werkgevers, met een focus op MKB-sectoren;

• Stimuleren van etnisch ondernemerschap;

• Faciliteren van organisaties betrokken bij het naar werk bemiddelen van statushouders.

Activiteiten gericht op (allochtone) vrouwen:

• Stimuleren van regionale partners in het begeleiden van allochtone vrouwen naar werk in het verlengde van het landelijke project «1001 kracht» (uitvoering motie Arib).

Overige activiteiten:

• Handhaven Wet arbeid vreemdelingen (WAV) door de Arbeidsinspectie in samenwerking met de Vreemdelingenpolitie en de Belastingdienst.

Doelgroepen

• Ouderen;

• Jongeren;

• Arbeidsbelemmerden;

• Etnische minderheden;

• (Allochtone) vrouwen;

• Mantelzorgers.

Kengetallen

Netto-arbeidsparticipatie

In de periode 2006–2008 is de netto-arbeidsparticipatie, waaronder die van etnische minderheden, ouderen en vrouwen toegenomen. Deze ontwikkeling zal onder druk komen te staan door de economische crisis. De netto arbeidsparticipatie is het aandeel van mensen met een baan van minimaal 12 uur per week in de genoemde specifieke bevolkingsgroep. Anders dan bij de bruto-arbeidsparticipatie (zie tabel 42.1) worden bij de netto-arbeidsparticipatie de werkzoekenden niet meegeteld.

Werkloze jongeren

Het percentage werkloze jongeren is het aandeel van jongeren in de totale werkloosheidcijfers.

Hierbij is een onderscheid gemaakt naar de categorie werkloze jongeren 18–26 jaar en 15–22 jaar. Voor de nieuwe categorie 18–26 jaar is gekozen, omdat die aansluit bij de doelgroep van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Het kengetal van jongeren 15–22 jaar blijft gehandhaafd in de begroting, omdat juist in deze leeftijdscategorie de jeugdwerkloosheid het hoogst is.

Wet arbeid vreemdelingen (WAV)

Het percentage overtreding WAV geeft weer hoeveel procent van de door de Arbeidsinspectie bezochte bedrijven zich niet houdt aan de regels van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

Tabel 42.8 Kengetallen operationele doelstelling 3 (%)
 Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008
Netto-arbeidsparticipatie 15–64 jaar164,566,167,5
Netto arbeidsparticipatie van etnische minderheden149,753,456,5
Netto arbeidsparticipatieouderen239,842,744,8
Netto-arbeidsparticipatievrouwen155,057,259,0
Percentage werkloze jongeren (18–26 jaar) wet WIJ27,35,65,3
Percentage werkloze jongeren (15–22 jaar)211,39,08,6
Percentage overtreding WAV3231817

Bronnen:

1 CBS Statline

2 CBS EBB

3 SZW/AI, jaarverslag 2008

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 42.9 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
BeleidsdoorlichtingZorgdragen voor een toename van de arbeidsparticipatieADA. 2011B. 2011 
Effecten onderzoek ex post    
Overig evaluatieonderzoek    

Toelichting

De beleidsdoorlichting wordt gehouden in 2011 en zal zich richten op operationele doelstelling 1 «Beheerste ontwikkelingen arbeidskosten» en operationele doelstelling 2 «Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie». Deze twee operationele doelstellingen vormen samen het algemene deel van arbeidsparticipatie.

Operationele doelstelling 3, «Arbeidsparticipatie specifieke groepen», zal in de beleidsdoorlichting Re-integratie (artikel 47) worden meegenomen (2013).

Artikel

43 Arbeidsverhoudingen

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om bij te dragen aan evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• de vormgeving en het onderhoud van het wettelijke instrumentarium ten behoeve van de zelfregulering door sociale partners en van de structuur van het overleg met de sociale partners;

• de vormgeving en het onderhoud van een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming en de bevordering van de naleving daarvan;

• de vormgeving en werking van het wettelijke stelsel van verlofregelingen, met inbegrip van de levensloopregeling;

• de vormgeving en het onderhoud van de wetgeving gericht op gelijke behandeling bij de arbeid en de bevordering van de naleving daarvan.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de toepassing van het wettelijke instrumentarium door werkgevers en werknemers;

• maatschappelijk draagvlak voor de in de wetgeving neergelegde normen;

• de beschikbaarheid van een voldoende effectief handhavingsinstrumentarium voor hetzij werkgevers en werknemers, hetzij de overheid.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• sociale partners stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen tot stand brengen en ondernemingen goed functioneren door betrokkenheid van werknemers;

• een verantwoorde ontwikkeling van collectief tussen sociale partners afgesproken arbeidsvoorwaarden plaatsvindt;

• een goede balans ontstaat tussen de rechten en plichten voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een adequaat stelsel van ontslagbescherming;

• er sprake is van vraaggestuurde arbeidsmigratie;

• werkenden in staat zijn arbeid te combineren met zorgtaken;

• op de arbeidsmarkt minder ongerechtvaardigde verschillen in de behandeling van werkzoekenden en van werknemers bestaan.

In de beleidsdoorlichting Arbeidsverhoudingen (Kamerstukken II, 2008/2009, 30 982, nr. 5) is geconcludeerd dat de kaders van de arbeidsverhoudingen momenteel goed lijken te functioneren. Het gaat daarbij zowel om het faciliteren en stimuleren van moderne arbeidsrelaties, als om de rechtsbescherming van werknemers.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 43.1 Begrotingsuitgaven Artikel 43 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen21 56725 47621 9185 4815 7305 7305 730
Uitgaven20 50025 31522 7255 3915 6805 7305 730
        
Programma uitgaven4 1748 5556 2815 3915 6805 7305 730
waarvan juridisch verplicht  5%5%5%5%5%
        
Algemene Doelstelling       
Handhaving283693644644644644644
Overig8162 4252 6842 5272 7772 7772 777
Operationele Doelstelling 1       
Subsidies427531521515515515515
Overig168469209209209209209
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies08100000
Voorlichting320000000
Operationele Doelstelling 3       
Overig1 0783 3921 447552592642642
Operationele Doelstelling 4       
Subsidies818736573741740740740
Overig264228203203203203203
        
Apparaatsuitgaven16 32616 76016 4440000
Personeel en materieel16 32616 76016 4440000
        
Ontvangsten7111 3281 2281 2281 2281 2281 228

Toelichting

De ontwikkeling van de uitgaven onder OD 3 hangt samen met de financiering van de Taskforce DeeltijdPlus, waarvan de activiteiten op 1 april 2010 eindigen. Op de Participatietop in 2007 is door kabinet, werkgevers en werknemers besloten om de Taskforce DeeltijdPlus in het leven te roepen, met als doel vrouwen te stimuleren om meer te gaan werken.

Tabel 43.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 43 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Uitgaven1 000 0001 097 6101 124 1861 152 9701 183 6331 215 4421 248 113
        
Programmauitgaven1 000 0001 097 6101 094 6971 093 3621 093 0741 093 0801 093 085
Operationele doelstelling 3       
Zwangerschaps/bev. verlof uitkeringslasten985 0001 084 9981 082 6081 082 6081 082 6081 082 6081 082 608
Zwangerschaps/bev. verlof uitvoeringskosten15 00012 61212 08910 75410 46610 47210 477
        
Nominaal0029 48959 60890 559122 362155 028
        
Ontvangsten0000000

Toelichting

De groei van de uitkeringslasten van het zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof wordt veroorzaakt door het toegenomen aantal werkende vrouwen in combinatie met een grotere omvang van hun arbeidsdeelname. Ook speelt de ontwikkeling van het inkomensniveau van vrouwen een rol.

Tabel 43.3 Fiscale uitgaven Artikel 43 (x € 1 mln)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Belastinguitgaven376416427427377351320
        
Operationele doelstelling 3       
Levensloopregeling349338337336287260229
Ouderschapsverlofkorting28789090909090

Bron: SZW berekeningen, Ministerie van Financiën, Belastingdienst

Toelichting

Levensloopregeling

De geraamde kosten van de levensloopregeling zijn ten opzichte van de begroting 2009 neerwaarts bijgesteld. Dit is een direct gevolg van de neerwaartse bijstelling van de geraamde deelnemersaantallen over de jaren 2006 t/m 2008, die het CBS begin 2009 heeft doorgevoerd.

De voorgenomen fiscale maatregelen om de aanspraak op de doorwerkbonus bij vervroegde, volledige uittreding via de levensloopregeling ongedaan te maken, hebben geen effect op de geraamde kosten van de levensloopregeling.

Ouderschapsverlofkorting

Om aanspraak te kunnen maken op de ouderschapsverlofkorting is het sinds 1 januari 2009 niet meer nodig om deel te nemen aan de levensloopregeling. Tevens is de duur van het ouderschapsverlof met ingang van 2009 verlengd van 13 naar 26 weken. Beide maatregelen leiden naar verwachting tot een substantiële toename van het gebruik van de fiscale ouderschapsverlofkorting.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-4.gif

Toelichting

De juridische verplichting bij OD 4 betreft onder andere de bekostiging van de commissie gelijke behandeling. Het bestuurlijk gebonden deel van het budget van OD1 betreft de Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen en die van OD 3 de Taskforce Deeltijdplus.

Operationele doelstelling

1 Het bevorderen van stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen

Motivering

Om stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen te bevorderen wordt het recht op onderhandeling door sociale partners gewaarborgd en collectieve arbeidsvoorwaardenvorming geregeld.

Om het grondwettelijke recht op medezeggenschap door werknemers te regelen, te waarborgen en te bevorderen.

Om een adequate overlegstructuur tussen het kabinet en sociale partners in stand te houden ten behoeve van onderlinge beleidsafstemming, coördinatie op sociaal en sociaaleconomisch terrein en om zoveel mogelijk draagvlak te verkrijgen voor het kabinetsbeleid.

Instrumenten

• Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), Wet op het Algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (AVV) en Wet op de loonvorming;

• Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

• Wet op de ondernemingsraden (WOR), Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR) en Wet rol werknemers Europese vennootschap;

• Overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en de overheid, waaronder het voor- en najaarsoverleg tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid;

• Subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen.

Activiteiten

• Uitvoeren van de ministeriële taken op grond van de wet CAO en de wet AVV, waaronder:

– het registreren van cao’s en bevestigen van de ontvangst van de melding van het sluiten, wijzigen of opzeggen van cao’s;

– het verrichten van cao-onderzoek en rapporteren van belangrijke cao-ontwikkelingen, onder andere aan het parlement en sociale partners;

– het voorbereiden van besluiten van algemeenverbindendverklaring (AVV) van (bepalingen van) cao’s en het behandelen van tegen verzoeken tot AVV ingediende bedenkingen en dispensatieverzoeken aan de hand van het Toetsingskader AVV;

• Het onderhouden van een adequate overlegstructuur tussen kabinet en sociale partners en het voeren van overleg met sociale partners in het bijzonder op centraal niveau, maar ook op decentraal niveau;

• Het volgen van de naleving van de code-Tabaksblat door topbestuurders;

• Implementatie van de nieuwe richtlijn Europese ondernemingsraad (EOR);

• Stimuleren van de kwaliteit van de medezeggenschap;

• Uitvoering subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen, waarbij jaarlijks op basis van 50-procentsmedefinanciering circa 10 subsidies worden verleend aan innovatieve en concrete projecten die bijdragen aan daadwerkelijke veranderingen op het terrein van de arbeidsverhoudingen.

Doelgroepen

• Sociale partners (werkgevers en werknemers) en hun organisaties;

• Ondernemingsraden en Europese ondernemingsraden;

• (Hoofd)product- en (hoofd)bedrijfschappen en de SER.

Kengetallen

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. De verantwoordelijkheid voor het aangeboden instrumentarium ligt bij de sociale partners. Het overleg met sociale partners kent telkens wisselende onderwerpen. Er zijn daarom geen indicatoren geformuleerd. De gehanteerde kengetallen geven inzicht in het gebruik van de instrumenten, maar zeggen niets over de doelmatigheid en doeltreffendheid.

Het aandeel OR-plichtige ondernemingen met OR is licht afgenomen naar 70 procent. Deze daling doet zich vooral voor onder bedrijven met een grootte van 50 tot 75 werknemers. Opgemerkt moet worden dat de afname mogelijk deels veroorzaakt wordt door wijzigingen in de steekproef.

Tabel 43.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 2006200720082009
CAO/AVV1    
Aantal bedrijfstak-cao’s140198192190
Aantal direct gebonden werknemers3 867 0004 449 5004 644 5004 699 500
Aantal door AVV gebonden werknemers433 000770 500676 000855 500
Aantal ondernemingen-cao’s398517524558
Aantal gebonden werknemers514 500588 000543 000594 500
Totaal aantal cao’s538715716748
Totaal aantal werknemers onder cao’s4 814 0005 808 0005 863 5006 149 500
     
Medezeggenschap2 200220052009
Percentage OR-plichtige ondernemingen met OR 717670

Bronnen:

1 SZW, Voorjaarsrapportage cao-afspraken

2 Research voor Beleid, Onderzoek naleving WOR en Regioplan (2009)

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een goede balans tussen rechten en plichten van werkgevers en werknemers voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst

Motivering

Om de bescherming van werknemers te waarborgen, in evenwicht met de belangen van de onderneming en met inachtneming van de eigen rol en verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, en om op een verantwoorde wijze een flexibele werking van de arbeidsmarkt te bevorderen.

Instrumenten

• Het arbeidsovereenkomstenrecht, inclusief het ontslagrecht;

• Het Buitengewoon Besluit arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) en de daarop gebaseerde regels betreffende ontslag en werktijdverkorting;

• De Wet melding collectief ontslag (WMCO);

• De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) en daarop gebaseerde regels betreffende bestuurlijke handhaving van de WML;

• Het Besluit minimumjeugdloonregeling;

• Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

• Voorlichting.

Activiteiten

• Het door het UWV verlenen van ontslagvergunningen, verlenen van goedkeuring aan collectieve ontslagen en het verlenen van tijdelijke ontheffingen van het verbod om de arbeidstijd te verminderen;

• Het handhaven van de Wet minimum loon (WML) door de Arbeidsinspectie door het opleggen van bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom bij onderbetaling;

• Arbeidsrechtelijke aanpassingen om doorwerken, na de pensioengerechtigde leeftijd te stimuleren en geven van voorlichting daarover;

• Herbezinning op het concurrentiebeding;

• Het beleid gericht op het tegengaan van arbeidsgerelateerde uitbuiting;

• Het beleid met betrekking tot de handhaving van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

• Wijziging van de Waadi gericht op introductie van een registratieplicht voor uitzendondernemingen;

• Wijziging van de Waadi, de Wet op het minimumloon en de Wet arbeid vreemdelingen, met het oog op effectievere controles door private instanties;

• Het stimuleren en ondersteunen van initiatieven op het terrein van sociale innovatie;

• Het beleid gericht op zelfstandig ondernemerschap;

• Het verruimen van de toepassing van het onmisbaarheidscriterium in het kader van de crisis, waarbij de duur gekoppeld is aan de deeltijd-WW.

Doelgroepen

• Werknemers (waaronder arbeidsmigranten), werkgevers en hun vertegenwoordigers;

• Zelfstandigen.

Kengetallen

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. De doelstelling van het beleid is te komen tot een transparante regelgeving waarbij op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de bescherming van de werknemers en de vereisten van de onderneming. Voor dit evenwicht is geen objectieve indicator te geven.

De reguliere regeling voor WTV (werktijdtijdverkorting) staat niet open voor de opvang van de gevolgen van economische crises. Vanaf 30 november 2008 is hiervoor een bijzondere WTV-regeling in het leven geroepen. Deze is per 21 maart 2009 beëindigd en vervangen door deeltijd-WW. Gezien deze beëindiging zijn er met betrekking tot WTV uitsluitend gegevens over de reguliere regeling opgenomen.

Als gevolg van de huidige economische crisis wordt een aanzienlijke stijging van het aantal ontslagaanvragen verwacht. De hier gepresenteerde cijfers zijn mede gebaseerd op de ontwikkeling van het aantal ontslagaanvragen bij UWV in de eerste zes maanden van 2009.

Tabel 43.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 realisatie 2008raming 2009raming 2010
Ontslagen1   
Aantal ontslagaanvragen UWV28 38660 00095 000
Waarvan via collectieve aanvraag (in %)172020
Aantal ontbindingsverzoeken rechtbanken23 55635 00095 000
Totaal aantal aanvragen en verzoeken51 94295 000150 000
    
Aanvragen WTV (reguliere regeling)2   
Aantal aanvragen239150150
Aantal toegewezen83100100
    
Handhaving WML3   
Aantal controles10 38310 70011 500
Aantal opgelegde boetes265980

Bronnen:

1 UWV/CWI, jaarverslag 2008

2 SZW, onderzoeksrapport werktijdverkorting 2007; 2008 voorlopige gegevens

3 SZW/AI, jaarverslag 2008

Operationele doelstelling

3 Bevorderen van het combineren van arbeid en zorg

Motivering

Om werknemers in staat te stellen de arbeidsduur (tijdelijk) aan te passen in verband met zorgtaken.

Instrumenten

• Wet arbeid en zorg;

• Wet aanpassing arbeidsduur;

• Levensloopregeling.

Activiteiten

• Voorbereiding van wetgeving naar aanleiding van de uitwerking van de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (Kamerstukken II, 2008/2009, 26 447, nr. 42) die de Tweede Kamer in 2009 wordt aangeboden;

• Afhankelijk van de besluitvorming omtrent Europese regelgeving ten aanzien van zwangerschaps- en ouderschapsverlof implementatie van gewijzigde richtlijnen, in samenhang met aanpassing van het bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg in geval van ziekenhuisverblijf van pas geboren kinderen;

• De Taskforce DeeltijdPlus zal binnen de instellingsperiode tot 1 april 2010 zijn werkzaamheden afronden door middel van een eindrapport met aanbevelingen, inclusief een overzicht van de ondernomen activiteiten en de daarmee geboekte resultaten;

• Eventuele aanpassing van de levensloopregeling naar aanleiding van de eind 2009 geplande af te ronden evaluatie;

• Met ingang van 2010 wordt het levenslooptegoed dat vanaf het 61e jaar wordt opgenomen fiscaal aangemerkt als inkomen uit vroegere arbeid. Dit om samenloop met de doorwerkbonus te voorkomen. Daartoe strekkende wetgeving wordt in 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Doelgroepen

• (potentiële) werknemers;

• zelfstandigen (in verband met zwangerschaps- en bevallingsuitkering);

• werkgevers.

Indicatoren

Discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof

De discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof wordt gemeten als het aandeel werknemers (m/v) dat behoefte heeft aan verlof, maar dit (nog) niet gebruikt, op het totaal aantal werknemers (m/v) met behoefte aan verlof. De volgende vormen van verlof zijn meegenomen in de meting van de indicator: ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof en langdurend zorgverlof. De module Arbeid en zorg van de Enquête Beroepsbevolking wordt eenmaal per twee jaar uitgevoerd. Hierdoor zijn er geen cijfers over 2008.

In overleg met SCP en CBS wordt bezien op welke wijze samenhangende informatie kan worden verzameld over het gebruik van de verschillende instrumenten voor de combinatie van arbeid en zorg, waaronder flexibele arbeidspatronen. Daarbij wordt ook de opzet van de huidige module Arbeid en zorg betrokken.

Tabel 43.6 Indicatoren operationele doelstelling 3
 Realisatie 2005Realisatie 2007Streven 2009
Discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof (%)454534 (daling met een kwart tov 2005)

Bron: CBS, EBB-module arbeid en zorg

Kengetallen

De kengetallen over zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof en de levensloopregeling betreffen het gebruik (aantal toekenningen respectievelijk deelnemers).

Tabel 43.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1 000)   
– aantal toekenningen werknemers1135137137
– aantal toekenningen zelfstandigen14,27,77,3
Adoptieverlof   
– aantal toekenningen werknemers11,21,21,2
Ouderschapsverlof   
– Aantal werknemers met ouderschapsverlof (betaald en onbetaald)2676767
Levensloopregeling   
– aantal actieve deelnemers3270280290
– aantal ontvangers ouderschapsverlofkorting4246565

Bronnen:

1 UWV, jaarverslag 2008;

2 CBS, EBB module Arbeid en zorg;

3 CBS, EBB module Levensloop;

4 SZW berekeningen

Operationele doelstelling

4 Bevorderen van gelijke kansen op de arbeidsmarkt en toegang tot de arbeidsmarkt door bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling bij arbeid en beroep

Motivering

Om werknemers en werkzoekenden bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling en te waarborgen dat eenieder gelijke kansen heeft op het terrein van arbeid.

Instrumenten

• Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid;

• Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

• Wet verbod van onderscheid op grond van arbeidsduur;

• Wet gelijke behandeling van tijdelijke en vaste werknemers;

• Commissie gelijke behandeling;

• Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen;

• Subsidie aan Expertisecentrum LEEFtijd.

Activiteiten

• Integratie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in de Algemene wet gelijke behandeling;

• Het tegengaan van ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid door voorlichting, overleg met sociale partners, het volgen van jurisprudentie en overleg en samenwerking met het Expertisecentrum LEEFtijd;

• Het bevorderen van behoud en verbetering van de inzetbaarheid van werknemers met het bevorderen van leeftijdsbewust beleid, stimuleren van het omvormen van categorale ontziemaatregelen voor ouderen en wegnemen van belemmeringen om na het 65e jaar door te werken;

• Het terugdringen van ongelijke beloning in strijd met de wet door voorlichting, onderzoek, ontwikkeling van instrumenten en overleg met sociale partners;

• Het ondersteunen van werkgevers onder andere via de Quickscan gelijke beloning en de Managementtool gelijke beloning via de website www.gelijkloon.nl, de Handleiding sekseneutrale functiewaardering en de Leidraad aanstellingskeuringen;

• Het tegengaan van negatieve beeldvorming en discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt via het project van de landelijke discriminatiemonitor.

Doelgroepen

• Werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers;

• Relevante belangenorganisaties en organisaties van professionals.

Indicatoren

Beloningsverschillen

De ongecorrigeerde beloningsverschillen fungeren als indicator voor de stand van de emancipatie. Ontwikkelingen in de omvang en samenstelling van de populatie werkende vrouwen zijn daarop eveneens van invloed. De gecorrigeerde beloningsverschillen geven het verschil weer tussen het gemiddelde mannen- en vrouwenloon (uitgedrukt in percentages van het mannenloon) dat resteert na correctie voor achtergrondkenmerken zoals leeftijd, functieniveau en sector. Gecorrigeerde beloningsverschillen kunnen ongelijke beloning zijn in de zin van de gelijke-behandelingswetgeving, maar ook worden veroorzaakt door objectief gerechtvaardigde factoren die niet bij deze correctie zijn betrokken.

Het streven is erop gericht dat zowel de gecorrigeerde als de ongecorrigeerde beloningsverschillen afnemen. Bij de formulering van de voor 2010 en 2012 gehanteerde streefcijfers is rekening gehouden met bovengenoemde factoren die de ontwikkeling van beide streefcijfers mede beïnvloeden.

Tabel 43.8 Indicatoren operationele doelstelling 4
 Realisatie 2006 Streven 2008Streven 2010Streven 2012
Gecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven6,5<6<6<6
Verschil man-vrouw overheid2,6<3<3<3
     
Ongecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven232019,5<19,5
Verschil man-vrouw overheid141312,5<12,5

Bron: SZW, De arbeidsmarktpositie van werknemers, 2008

Kengetallen

De beloningsverschillen over 2008 betreffen nog streefcijfers. De realisatiecijfers komen eind 2009 beschikbaar. De gegevens van de Commissie gelijke behandeling en van de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen betreffen het aantal ingediende klachten en/of oordelen ingediend bij respectievelijk uitgesproken door deze commissies. Deze getallen geven slechts zeer beperkt inzicht in de mate waarin ongelijke behandeling voorkomt, maar laten wel een dalende ontwikkeling zien.

Tabel 43.9 Kengetallen operationele doelstelling 4
 200620072008
Commissie gelijke behandeling: Aantal oordelen op terrein van arbeid1   
Totaal aantal228159117
waarvan op grond van (%):   
– geslacht181215
– leeftijd424538
– handicap8139
– overig323038
    
Commissie klachtenbehandeling: aanstellingskeuringen2   
Totaal1777338
– Vragen1586833
– Klachten1955

Bronnen:

1 Commissie Gelijke Behandeling, jaarverslag; 2008: voorlopige opgave

2 Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen, jaarverslag; 2008: voorlopige opgave

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 43.10 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
BeleidsdoorlichtingArtikel 43ADA. 2013B. 2013 
Effecten onderzoek ex post• Wet verbod op het maken onderscheid tussen werknemers naar arbeidsduur(WOA)• Wet verbod op het maken onderscheid tussen werknemers naar contracten bepaalde en onbepaalde tijd (WOBOT) A. 2010B. 2010 A. 2010B. 2010 
     
Overig evaluatieonderzoek    

Toelichting

Artikel 43 is in 2008 doorgelicht. Deze doorlichting had betrekking op OD 1, 2 en 4. OD 3 (Bevorderen van het combineren van arbeid en zorg) is in 2006 doorgelicht, toen dit nog een afzonderlijk begrotingsartikel was. De komende doorlichting betreft een integrale doorlichting van het gehele beleidsartikel. Met de planning daarvan is rekening gehouden met het moment waarop naar verwachting voldoende voor een beleidsdoorlichting benodigd evaluatiemateriaal beschikbaar is.

Artikel

44 Gezond en veilig werken

Algemene doelstelling

Bevorderen van gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de gezondheid en veiligheid van werknemers te beschermen en arbeidsuitval te voorkomen is een goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid noodzakelijk. Dit is van belang voor het kunnen blijven meedoen in het arbeidsproces, het beperken van het beroep op de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), de gezondheidszorg en voor het in stand houden van de arbeidsproductiviteit.

Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden dragen daarnaast onder meer bij aan het voorkomen van arbeidsongevallen en aan het inperken van (bedrijfs-)risico’s met ingrijpende effecten op de samenleving, bijvoorbeeld bij bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

De daadwerkelijke uitvoering van goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. SZW stimuleert het arbobeleid van bedrijven en ziet erop toe dat de arbeidsomstandighedenwet en de arbeidstijdenwet worden nageleefd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid in hun ondernemingen, branches en sectoren realiseren;

• De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De mate waarin werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren hun verantwoordelijkheid nemen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• ongevallen en gezondheidsschade bij werkenden worden beperkt;

• verzuim wordt beperkt en arbeidsgeschiktheid wordt bevorderd;

• incidenten en gezondheidseffecten met een maatschappelijk ontwrichtend karakter worden beperkt;

• de (loon-)kosten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid worden beperkt.

Indicatoren

Percentage verzuim

Vóór 2008 waren de verzuimcijfers een aantal jaren niet beschikbaar. Sinds 2008 beschikt het CBS weer over verzuimcijfers. De indicator is in deze begroting weer opgenomen. Het is de doelstelling dat met de continuering van de huidige inzet, bedrijven er in zullen slagen het verzuimpercentage de komende jaren stabiel te houden.

Percentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim tot gevolg

Vanaf 2005 worden de aantallen ongevallen met letsel en verzuim van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) gebruikt: 2005 (3,3%), 2006 (3,1%), 2007 (3,2%) en 2008 (3,4%). Het actieplan Arbeidsveiligheid, looptijd 2010–2012, heeft tot doel een verlaging van het percentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim.

Percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid

Het kabinetsbeleid is gericht op het vergroten van de arbeidsdeelname van ouderen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De verwachting is dat met de toename van de arbeidsdeelname de behoefte aan verdere aanpassingen de eerstkomende jaren ten minste gelijk blijft aan de realisatie van 2008.

Tabel 44.1 Indicatoren algemene doelstelling
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Percentage verzuim14,34,34,34,3
Percentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim tot gevolg23,43,33,33,1
Percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid222,222,022,022,0

1 Bron: CBS, Kwartaalenquête Ziekteverzuim

2 Bron: TNO/CBS, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden

Tabel 44.2 Kengetal algemene doelstelling
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen033

Bron: SZW/AI, Mars (Major Accidents Reporting System)

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 44.3 Begrotingsuitgaven Artikel 44 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen59 97069 22766 11023 32023 31823 31823 318
Uitgaven61 07269 74866 11023 32023 31823 31823 318
        
Programma uitgaven19 72829 04427 72823 32023 31823 31823 318
waarvan juridisch verplicht  48%48%48%48%48%
        
Operationele Doelstelling 1       
Handhaving3253003000000
Overig4 7256 6234 4424 4424 4424 4424 442
Subsidies14 67822 12122 98618 87818 87618 87618 876
        
Apparaatsuitgaven41 34440 70438 3820000
Personeel en materieel41 34440 70438 3820000
        
Ontvangsten8 20710 1325 1325 1325 1325 1325 132

Toelichting

Handhaving

In 2010 eindigt het huidige handhavingprogramma in de huidige structuur. In afwachting van het nieuwe handhavingsprogramma loopt de budgettaire reeks tot en met 2010.

Subsidies

De fluctuaties van 2008 naar 2009 en van 2010 naar 2011 vloeien met name voort uit de Subsidieregeling Totstandkoming Arbocatalogi (STA). De STA loopt af in 2010.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-5.gif

Operationele doelstelling

1 Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren

Motivering

Het is in het belang van zowel werkgevers als werknemers dat in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid wordt gevoerd. Werkgevers zien zich dan minder geconfronteerd met verzuim en werknemers kunnen gezond en langer aan het arbeidsproces deelnemen. Met de herziene Arbeidsomstandighedenwet, die sinds 1 januari 2007 van kracht is, hebben werkgevers en werknemers de ruimte gekregen om, binnen de wettelijke begrenzing, arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid af te stemmen op de eigen onderneming (maatwerk). Dit verhoogt het draagvlak voor het arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid binnen de onderneming en maakt het meer kostenefficiënt. De Arbeidstijdenwet legt eveneens een grote verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers. Door middel van het handhavingsbeleid van SZW wordt de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet bevorderd.

Instrumenten & Activiteiten

• De herziene Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving;

• Het standpunt van Nederland met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor de invulling van de arbeidsomstandigheden wordt ingebracht in EU werkgroepen en discussies;

• De Arbeidstijdenwet (ATW), het Arbeidstijdenbesluit, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de Nadere regeling kinderarbeid;

• Handhaving van wet- en regelgeving;

• Het volgen en onderzoeken van maatschappelijke trends, ontwikkelingen, blootstelling aan arbeidsrisico’s, effecten van arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid en naleving van wet- en regelgeving;

• Communicatie en voorlichting;

• Subsidieverlening/regelingen: het tijdelijk subsidiëren van het opstellen van afspraken tussen sociale partners over de invulling van de eigen arbeidsomstandigheden (de arbocatalogi).

Doelgroepen

Werkgevers, werknemers, arboprofessionals (preventiemedewerkers, bedrijfsartsen, veiligheidskundigen, etc.).

Indicatoren

Naleving zorgplicht Arbowet

De naleving van regelgeving wordt weergegeven door het percentage bedrijven en het percentage werknemers waar het gemiddelde van de vier in de wet genoemde zorgelementen aanwezig is. Deze vier in de wet genoemde elementen van het zorgstelsel zijn: de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), de arbodienstverlening, de preventiemedewerker en de Bedrijfshulpverlening (BHV). Grote bedrijven beschikken vaker dan kleine bedrijven over de systeemelementen. Het percentage werknemers valt daarom hoger uit dan het percentage bedrijven.

Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet

De indicator geeft aan welk percentage van de bedrijven na inzet van handhavingsinstrumenten door de Arbeidsinspectie bij hercontrole voldoet aan de Arbowet (volledige naleving op de geïnspecteerde punten).

De realisatie «percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt» neemt in 2009 fors toe ten opzichte van de realisatie in 2008. Deze toename wordt veroorzaakt doordat het opstellen van arbocatalogi in 2007 en 2008 is gestart en dat een groot aantal daarvan in 2009 is/wordt afgerond.

Tabel 44.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Naleving zorgplicht Arbowet1    
• Percentage bedrijven59595962
• Percentage werknemers88888890
Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet198>95>95>95
Percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt216,5506080

Bronnen:

1 SZW/AI interne administratie

2 SZW/G&VW interne administratie

Toelichting

De streefcijfers met betrekking tot de naleving zorgplicht Arbowet zijn gebaseerd op trends in het verleden en op de inzet van beleid en handhavingsinspanning voor de toekomst.

Tabel 44.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Aantal actieve inspecties door de Arbeidsinspectie20 01220 00020 000

Bron: SZW/AI registratiesysteem I-net Arbo

Toelichting

De werkwijze van de Arbeidsinspectie wijzigt zodra de beleidsregels van de Arbowetgeving in 2010 worden ingetrokken. Bij deze werkwijze (sectoraanpak) wordt uitgegaan van handhaving op basis van arbocatalogi, samenwerking met de partners die bij de nieuwe Arbowetgeving een grote verantwoordelijkheid hebben gekregen, zoals brancheorganisaties, en wordt de visie op vernieuwend toezicht van de gezamenlijk rijksinspecties volledig geïmplementeerd. Deze aanpak wordt thans uitgewerkt en zal leiden tot een andere instrumentenmix dan tot op heden gebruikt is. Daarom is herijking van dit kengetal voor 2010 noodzakelijk. In het Jaarplan Arbeidsinspectie 2010 wordt hier nader op ingegaan.

Tabel 44.6 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
     
BeleidsdoorlichtingArbeidsomstandighedenADA: 2009B: 2011 
     
Effecten onderzoek ex postArbeidstijdenwetADA: 2009B: 2010 
     
Overig evaluatieonderzoek    

Toelichting

Uit oogpunt van efficiency wordt de beleidsdoorlichting gecombineerd met de verplichte (wets-)evaluatie Arbowet. Deze wordt eind 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Artikel

Artikel 45 Pensioenbeleid

Algemene doelstelling

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om werkgevers en werknemers te stimuleren afspraken te maken voor aanvullend pensioen en een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemers na pensionering gestand wordt gedaan.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• een adequaat wettelijk kader voor arbeidspensioenen;

• een op arbeidspensioenen toegesneden fiscaal kader, samen met de minister van Financiën;

• de organisatie van het toezicht op de uitvoering van pensioenregelingen;

• het overleg met sociale partners over een betaalbaar en duurzaam pensioenstelsel dat rekening houdt met maatschappelijke ontwikkelingen en andere aspecten van sociaal-economisch beleid.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• arbeidsvoorwaardenonderhandelingen;

• een transparant beheer en bestuur van pensioenuitvoerders;

• het pensioenbewustzijn in de samenleving;

• (macro-)economische ontwikkelingen;

• ruimte in EU-regelgeving voor handhaving van nationale kenmerken van pensioenstelsels.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• ouderen na pensionering over een adequate inkomensvoorziening beschikken;

• maatschappelijk vertrouwen bestaat in het pensioenstelsel waardoor er een basis is voor een collectieve en solidaire financiering.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 45.1: Begrotingsuitgaven Artikel 45 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen2 6233 7102 609910910910910
Uitgaven2 4313 6662 609910910910910
        
Programma uitgaven9432 179910910910910910
waarvan juridisch verplicht  50%50%50%50%50%
        
Operationele Doelstelling 1       
Uitvoeringskosten toezicht01 500500500500500500
Overig15319250250250250250
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies928360160160160160160
        
Apparaatsuitgaven1 4881 4871 6990000
Personeel en materieel1 4881 4871 6990000
        
Ontvangsten13 661000000

Toelichting

Uitvoeringskosten toezicht

De uitgaven onder OD1, Uitvoeringskosten toezicht, hebben betrekking op de kosten van de toezichthouders DNB en AFM die rechtstreeks verband houden met de voorbereiding van wet- en regelgeving. Als gevolg van uitspraken van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in 2008 dienen deze kosten in het vervolg door de Staat te worden betaald (zie ookKamerstukken II, 2008/2009, 28 122, nr. 27). Voor de kosten van de voorbereiding van wet- en regelgeving op het gebied van pensioenen is € 0,5 mln gereserveerd vanaf 2009.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-6.gif

Operationele doelstelling

1 Vergroten van de houdbaarheid en het bereik van het stelsel van aanvullende pensioenen

Motivering

Zoveel mogelijk werknemers in de gelegenheid te stellen op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW te verkrijgen om na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk te kunnen handhaven.

Instrumenten

• De Pensioenwet;

• Wet verplichte Beroepspensioenregelingen;

• Wet verplichtstelling bedrijfstakpensioenfondsen 2000;

• Fiscale regelingen voor pensioenen.

Activiteiten

• Uitoefenen van toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten teneinde te waarborgen dat pensioenuitvoerders voldoende financiële middelen hebben om de aanvullende pensioenen te kunnen betalen en dat deze organisaties worden geleid door deskundige bestuurders. Daarnaast wordt de kwaliteit van de informatieverstrekking beoordeeld;

• Overleggen met pensioenuitvoerders over verbeteringen in de uitvoering van pensioenregelingen, met bijzondere aandacht voor waardeoverdracht;

• Modernisering van de mogelijkheden om pensioenregelingen uit te voeren (Algemene Pensioeninstelling);

• De ontwikkeling van een nieuw type pensioeninstelling dat de kansen van Nederland op de Europese pensioenmarkt kan vergroten en verbetering van de samenwerkingsmogelijkheden tussen pensioenfondsen;

– In de eerste fase wordt de Premie Pensioeninstelling (PPI) geïntroduceerd. De PPI zal naast pensioenfondsen en verzekeraars pensioenovereenkomsten gaan uitvoeren;

– In de tweede fase zal het mogelijk worden gemaakt dat ondernemingspensioenfondsen worden samengevoegd;

• Brede aanpak van de pensioenproblematiek (evaluatie FTK; commissie beleggingsbeleid; commissie toekomstbestendigheid pensioenregelingen) conform de brief van 25 mei 2009 en 25 augustus 2009.

Doelgroepen

• Werkgevers;

• Werknemers;

• Pensioenuitvoerders.

Indicatoren

% werknemers dat geen aanvullend pensioen opbouwt

Als indicator voor het bereik van het pensioenstelsel wordt het percentage werknemers gepresenteerd dat geen aanvullend pensioen opbouwt. Om de «witte vlekken» te verkleinen is in de Pensioenwet een aantal maatregelen genomen, zoals het verbod op wacht- en drempeltijden en het verlagen van de toetredingsleeftijd naar 21 jaar. Naar verwachting hebben deze maatregelen al een bijdrage geleverd aan het verhogen van het aantal werknemers dat een aanvullend ouderdomspensioen opbouwt. Naar schatting 91% van de werknemers tussen 25–65 jaar had in 1997 een aanvullende pensioenvoorziening. Dit is het laatst uitgevoerde kwantitatieve onderzoek. Op dit moment werkt het CBS aan een nieuwe rapportage, die een beeld geeft van de witte vlekken. Het streven blijft gericht op een halvering van het aantal «witte vlekken». De Tweede Kamer wordt eind 2009 geïnformeerd over de resultaten.

Tabel 45.2 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
% werknemers dat geen aanvullend pensioen opbouwtn.b.54

Bron: CBS

Kengetallen

Aantal fondsen met een reservetekort

De ontwikkelingen als gevolg van de crisis op de financiële markten zijn van grote invloed op de pensioenfondsen. Ruim 340 pensioenfondsen met een dekkingstekort hebben vóór 1 april 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. Er is sprake van een dekkingstekort indien de beleggingen minder waard zijn dan de nominale verplichtingen, oftewel de toegezegde pensioenen kunnen er op termijn niet meer van worden betaald. In overleg met DNB is er een ministeriële regeling hersteltermijn bij dekkingstekort van kracht geworden om de houdbaarheid van de aanvullende pensioenen te waarborgen. Kern van de regeling is dat de termijn waarbinnen een dekkingstekort moet zijn opgeheven, tijdelijk en onder voorwaarden is verlengd naar maximaal vijf jaar.

In een herziening op deze ministeriële regeling is bepaald dat het eerste verplichte moment van korten van pensioenrechten later komt te liggen en dat aanvullende maatregelen, die nodig zijn bij tegenvallende ontwikkelingen, in het herstelplan moeten worden opgenomen zonder dat pensioenfondsen zich hiermee vastleggen op een keuze voor specifieke maatregelen. Te zijner tijd zal – indien nodig – een beslissing worden genomen over de te nemen maatregelen. Medio 2010 zal SZW – na advies van DNB – beslissen of verder uitstel van ingrijpende maatregelen nog verantwoord is.

Aandeel actieve deelnemers met mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting

De stijgende trend die in 2007 is ingezet ten aanzien van het opnemen van afspraken over vrijwillige voortzetting van deelneming in een pensioenregeling heeft zich in 2008 voortgezet.

Een pensioenuitvoerder kan voor de deelnemer, die gewezen deelnemer wordt, een vrijwillige voorzetting van de pensioenregeling uitvoeren als de vrijwillige voortzetting maximaal drie jaar vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking voortduurt.

Type pensioenregeling

Als gevolg van de demografische ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande kosten voor de uitvoering van pensioenregelingen, worden de pensioenrisico’s op diverse manieren gespreid tussen werkgever en werknemers. Het resultaat is af te lezen uit het hoge percentage middelloonregelingen en een lichte toename van het aantal deelnemers met een beschikbare premieregeling (defined contribution).

Het onderscheid tussen enerzijds defined benefit en anderzijds defined contribution hangt af of er sprake is van een door de werkgever gegarandeerde uitkering (benefit) of van een premie (contribution).

Tabel 45.3 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2007Realisatie 2008
Aantal fondsen met een reservetekort  
aantal fondsen (absoluut)154365
aantal deelnemers betrokken bij deze fondsen (absoluut)380 0324 920 955
Aandeel actieve deelnemers met mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting (%)  
bij vrijwillig ontslag8789
bij zorgverlof8691
bij ouderschapsverlof9192
bij sabbatical leave8691
bij educatief verlof8488
Aandeel actieve deelnemers per type regeling (%)  
Defined Benefit op basis van eindloon41
Defined Benefit op basis van middelloon9089
Beschikbare premieregeling45
Overig (combinatie van verschillende typen regelingen)25

Bron: DNB, Pensioenmonitor

Operationele doelstelling

2 Verbeteren van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Motivering

Deelnemers stimuleren kennis te nemen van hun pensioenregelingen en hun verantwoordelijkheid voor aanvullend pensioen te nemen.

Instrumenten

Pensioenwet, met name de bepalingen over voorlichting aan deelnemers en de bepalingen over medezeggenschap en de governance van pensioenuitvoerders.

Activiteiten

• Ondersteunen van projecten van de Stichting Pensioenkijker ten behoeve van de bevordering van het pensioenbewustzijn onder Nederlanders;

• Overleggen over de uitkomsten van de evaluatie van goed pensioenfondsbestuur en van de medezeggenschap door gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen en doorvoeren van verbeteringen daarin;

• Overleggen met sociale partners, gepensioneerden en pensioenuitvoerders over verbetering van de kwaliteit van het besturen van pensioenuitvoerders;

• Invoeren van het indexatielabel voor pensioenregelingen;

• Ondersteunen van de invoering van het Pensioenregister.

Doelgroepen

Deelnemers en gepensioneerden in pensioenregelingen.

Indicatoren

De kennis van de pensioenregeling wordt gemeten als het percentage werkenden in de leeftijd van 15 tot 65 jaar dat aangeeft inzicht te hebben in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen. Naar verwachting zal er als gevolg van de financiële crisis sprake zijn van een toename van het pensioenbewustzijn. Het beleid is erop gericht het pensioenbewustzijn verder te verhogen. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de pensioenuitvoerders.

Tabel 45.4 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Inzicht in hoogte aanvullend pensioen (%)57687175

Bron: RvB, kennis van ouderdomspensioenen

Kengetallen

Er is een stijgende trend waar te nemen dat men erop rekent dat de overheid wel zal zorgen voor een adequate oudedagsvoorziening. Kennisverbetering door middel van voorlichting blijft derhalve noodzakelijk.

Tabel 45.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 200620072008
De verantwoordelijkheid voor het regelen van een   
ouderdomspensioen ligt (%):   
– bij mijzelf525247
– bij mijn werkgever262626
– bij de overheid181620
– overig/weet niet467
Verwacht goed te kunnen rondkomen545448
Verwacht redelijk te kunnen rondkomen353539
Verwacht nauwelijks tot niet te kunnen rondkomen101011
Weet niet112

Bron: RvB, kennis van ouderdomspensioenen

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 45.6 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichtingartikel 45ADA. 2011B. 2012 
     
Effecten onderzoek ex postEvaluatie FTKOD1A. 2009B. 2010 
     
 Inzicht in de praktijk van waardeoverdrachtOD2A. 2009B. 2010 
     
Overig evaluatieonderzoek    

Beleidsdoorlichting

De beleidsdoorlichting zal vooral gebruikt worden als synthese in de discussie over de stelselherziening. Er is voldoende evaluatiemateriaal, o.a. evaluatie FTK in 2009 en de wetsevaluatie in 2011.

Toelichting

Evaluatie Financieel Toetsingskader voor Pensioenfondsen (FTK)

De financiële crisis heeft een aantal knelpunten van het FTK blootgelegd. Deze knelpunten zullen nader worden geanalyseerd in het licht van de toenemende vergrijzing, waardoor het financiële draagvlak ten aanzien van de toekomstige pensioenverplichtingen verder zal versmallen. Naar verwachting zullen de resultaten medio 2010 beschikbaar zijn. (Kamerstukken II, 2008/2009, 30 413, nr. 127).

Inzicht in de praktijk van waardeoverdracht

Sinds 1994 bestaat een recht op waardeoverdracht. Sindsdien is er veel veranderd. De meeste pensioenregelingen zijn nu gebaseerd op middelloon in plaats van eindloon. Indertijd was waardeoverdracht van belang om geen pensioenbreuken op te lopen en speelde indexatie een minder prominente rol. Gebleken is dat er een aantal knelpunten bij de waardeoverdracht optreedt. Om tot een fundamentele bezinning op waardeoverdracht te komen is beter inzicht in de praktijk van waardeoverdracht nodig.

Cluster Activerende Sociale Zekerheid

Het cluster «activerende sociale zekerheid» bevat het beleid dat erop is gericht mensen zowel inkomenszekerheid te verschaffen als te ondersteunen bij het weer vinden van werk. Dit beleid komt tot uitdrukking in de Werkloosheidswet (WW), de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Wajong. Al deze instrumenten zijn te vinden onder artikel 46. In het artikel zijn ook de beleidsprioriteiten 43 «Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid» en 44 «Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening» ondergebracht.

Het activerende element bestaat bij deze uitkeringen vaak uit verplichtingen en financiële prikkels gericht op het aanvaarden van werk. Het handhavingsbeleid ondersteunt de activerende werking van het stelsel. Een ander belangrijk onderdeel van de activerende sociale zekerheid is het re-integreren van uitkeringsgerechtigden. De inspanningen op het gebied van re-integratie zijn toegelicht in artikel 47. Hieronder vallen bijvoorbeeld het re-integratiedeel van de WWB en de re-integratie-inspanningen van UWV. De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is een aparte voorziening voor arbeidsgehandicapten die wel willen werken, maar dit vanwege de aard en ernst van hun handicap niet kunnen in een reguliere baan of zonder begeleiding. De Wsw wordt toegelicht in artikel 48.

Maatregelen

Het kabinet kan werkloosheid tijdens een recessie niet voorkomen. Wel kan het kabinet maatregelen nemen om het herstelvermogen van bedrijven te verhogen en om werklozen en met werkloosheid bedreigden te ondersteunen bij scholing en re-integratie. Doel van de tijdelijke regeling deeltijd WW is dat bedrijven werknemers die essentieel zijn voor het herstellend vermogen van het bedrijf in dienst kunnen houden. In sommige bedrijven of sectoren zal de werkgelegenheid toch structureel afnemen. Daarom wordt er geïnvesteerd in mobiliteitscentra, zodat de verschuivende vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt snel in kaart wordt gebracht. Er zijn extra middelen beschikbaar om aan de met de recessie samenhangende groeiende vraag naar re-integratie en schuldhulpverlening te kunnen voldoen. Problematische schulden staan arbeidsparticipatie vaak in de weg, dus voorkomen is beter dan genezen. Gemeenten en UWV worden toegerust om in een vroeg stadium preventief te kunnen optreden middels voorlichting en hulpverlening.

Artikel

46 Inkomensbescherming met activering

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Personen worden beschermd tegen de financiële risico’s als gevolg van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. De bescherming vindt plaats in de vorm van ondersteuning, waaronder inkomensondersteuning, waaraan activerende voorwaarden worden verbonden, met name om betaalde arbeid te verkrijgen, danwel maatschappelijk te participeren. Daarbij worden aan werkgevers, werknemers en uitkeringsgerechtigden, uitvoerders of gemeenten, prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van de uitkeringen en zorgt voor de uitvoering door het laten verstrekken van uitkeringen door UWV, gemeenten, of private partijen.

SZW verstrekt hiertoe de financiële middelen of richt het regelgevende kader in zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Een adequate bescherming van personen tegen inkomensverlies;

• De coördinatie van het rijksbeleid op het terrein van armoede en «sociale uitsluiting»;

• De bepaling van de hoogte van het sociale minimum en de algemene bijstandsniveaus;

• De bepaling van de op te leggen verplichtingen aan de uitkeringsgerechtigden;

• De vormgeving en werking van het wettelijke stelsel;

• Sturing en toezicht op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de sociale verzekeringen door het UWV;

• Monitoring van uitvoering door private partijen;

• Het toezicht op een rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de bijstandswetten door gemeenten.

Externe factoren

De conjunctuur is een belangrijke factor in de volume-ontwikkeling en daarmee het budgettaire beslag van een aantal wetten binnen deze algemene doelstelling. Daar waar dat van toepassing is, wordt daar bij de operationele doelstelling op ingegaan.

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Een effectieve uitvoering van de wetten door UWV, gemeenten en private partijen;

• Het naleven van de verplichtingen van de wet- en regelgeving door de uitkeringsgerechtigden, werkgevers en betrokken private partijen;

• De inspanning gericht op het verkrijgen van betaald werk van de uitkeringsgerechtigden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Er invulling wordt gegeven aan de grondwettelijke taak van de overheid om te zorgen voor de «bestaanszekerheid van de bevolking»;

• Voorzien wordt in uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende, noodzakelijke kosten van bestaan (bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB));

• Personen er weer in slagen zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien;

• Werknemers en jonggehandicapten adequaat worden beschermd tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid;

• Werkgevers meer gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst houden of nemen;

• Personen gestimuleerd worden tot arbeidsparticipatie zodat ze niet onnodig in de uitkering verblijven.

Indicatoren

Voor de algemene doelstelling zijn geen aparte prestatie-indicatoren geformuleerd, omdat op dit aggregatieniveau onvoldoende concrete doelstellingen geformuleerd kunnen worden. Verwezen wordt naar de indicatoren (streefwaarden) en realisatiecijfers voor de operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 46.1: Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen6 442 4436 802 8327 291 6207 866 0328 325 6178 434 4788 596 030
Uitgaven6 436 8376 805 1907 291 5987 866 1078 325 6178 434 4788 596 030
        
Programma uitgaven6 427 2096  797 7547  290 9397  879 4518 341 3148 450 1668 611 718
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 1       
IOWuitkeringslasten007 1594 6114 6054 6144 005
Operationele Doelstelling 3       
Wajonguitkeringslasten2 153 8302 439 5732 567 3792 723 2472 871 1013 002 5433 160 181
Wajonguitvoeringskosten83 979112 99595 03393 874103 231111 092116 865
Operationele Doelstelling 4       
BIAuitkeringslasten4 1793 989 3 623 3 232 2 8182 388 1 951
BIAuitvoeringskosten281220135 84 38 3838
Tri uitkeringslasten20 4646 000504 0 00 0
Tri uitvoeringskosten4 0541 1012120000
Operationele Doelstelling 5       
WWB3 855 3073 852 6213 993 9374 312 3014 623 9604 589 9554 588 411
Bijstand Buitenland2 7602 6002 600 2 600 2 600 2 6002 600
BijstandZelfstandigen117 36494 41398 734100 14999 93999 64499 454
IOAW103 733153 366270 918305 414323 401323 409324 034
IOAZ34 16436 14338 13037 99037 84637 84637 846
WWIK Uitkeringslasten22 69823 53223 57623 62123 64623 67423 970
WWIK Uitvoeringskosten4 7345 031 5 031 5 031 5 0315 031 5 031
Vazalo39300 2 6504 000 13 00016 00016 000
Wet Investeren in Jongeren08 72999 763168 221183 699184 942184 942
Handhaving7 8277 8197 79015 47515 47515 47515 475
Subsidies000 0 000
Overig11 79646 59565 66766 25715 22715 22715 227
        
Apparaatsuitgaven9 62810 1638 7570000
Personeel en materieel9 62810 1638 757 0 0 00
        
Ontvangsten59 8641501500000

Toelichting

Wet Wajong1 (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten)

De Wajong vormt de inkomensvoorziening voor jonggehandicapten. De Tweede Kamer heeft in april 2009 met het wetsvoorstel Wijziging van de Wajong (Kamerstukken II 2008/2009, 31 780) in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en ondersteuning (hierna wetsvoorstel wijziging Wajong) ingestemd. Het wetsvoorstel vormt de uitwerking van de omslag in beleid en denken over jongeren met een beperking. In de huidige wetgeving ligt de nadruk vooral op wat jongeren níet kunnen. Het wetsvoorstel draait dit om: voorop staat wat een jongere wel kan. Dat is dan ook het uitgangspunt van het nieuwe beleid. De wetgeving wordt vanaf de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2010 zo ingericht dat jongeren met een beperking een grotere kans hebben op betaalde arbeid, zodat zij actief kunnen deelnemen aan de samenleving. Het belangrijkste doel van het wetsvoorstel is om jongeren met een beperking te ondersteunen bij het vinden en behouden van een baan bij een reguliere werkgever. Dit bevordert de emancipatie en integratie in de samenleving van jongeren met een beperking.

De nieuwe Wajong zal naar verwachting vanaf 2010 resulteren in een hogere participatie van jonggehandicapten. De ondersteuning en begeleiding betekenen een extra investering in termen van re-integratiemiddelen en uitvoeringskosten, maar deze investering zal daarmee ook een besparing op de jaarlijks stijgende uitkeringslasten opleveren. Juist in deze periode van crisis zal extra worden geïnvesteerd in het creëren van werk voor Wajongers. Bij brief van 15 juli 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de «Aanpak werk voor Wajongers» en over de diverse maatregelen en acties die in gang zijn gezet (Kamerstukken II 2008/09, 31 780, nr. 45 en bijlage). Het hoge ambitieniveau vraagt een forse inspanning van alle betrokkenen.

Ook met deze extra inspanningen zullen het aantal uitkeringsgerechtigden en de uitkeringslasten blijven stijgen, aangezien er nog weinig uitstroom plaatsvindt vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De uitvoeringskosten Wajong stijgen mee met het toenemend aantal uitkeringsgerechtigden. Daarnaast betekent de intensievere begeleiding voor het UWV dat er per instroomcohort meerjarig extra uitvoeringskosten zullen zijn. De piek in de uitvoeringskosten in 2009 is het gevolg van eenmalige implementatiekosten voor de beoogde wijziging van de Wajong.

In het kader van ombuigingsmaatregelen uit het aanvullend beleidsakkoord zal – ter dekking van uitvoeringstegenvallers SZW en rijksbrede uitvoeringstegenvallers – de tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in het uitkeringsdeel Wajong in 2010 en 2011 niet geïndexeerd worden.

BIA (Beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria)

Deze tijdelijke wet voorziet sinds 1996 in een uitkering om inkomensgevolgen als gevolg van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen te beperken. Omdat er in principe geen nieuwe gevallen meer bijkomen, zullen het volume, de uitkeringslasten en de toegerekende uitvoeringskosten aan de BIA blijven dalen. De BIA zal met ingang van 1 december 2016 komen te vervallen.

TRI (Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten)

Voor wie, als gevolg van de herbeoordelingen in het kader van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen, een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft gekregen en voor wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering stopt, kan recht bestaan op een WW-uitkering. Als deze WW-uitkering minder dan 1 jaar duurt, dan kan de betrokkene na afloop van de WW-uitkering recht hebben op de tijdelijke compenserende uitkering TRI. De TRI-uitkering duurt maximaal 12 maanden. De TRI-uitkering vult aan tot maximaal de oude WAO, WAZ, of Wajong uitkering van voor de herbeoordeling. De TRI vervalt met ingang van 1 januari 2011. In de eerste helft van 2009 hebben de laatste herbeoordelingen plaatsgevonden, waarbij de oudste leeftijdscategorie is herbeoordeeld. In deze groep was nauwelijks sprake van inkomensachteruitgang als gevolg van de herbeoordeling, waardoor de instroom in de TRI in 2009 zeer gering is geweest. In combinatie met een maximale uitkeringsduur van 12 maanden zal dit naar verwachting leiden tot beperkte uitkeringslasten voor de TRI in 2010.

WWB (Wet werk en bijstand)

Ingezetenen die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kunnen totdat zij werk hebben gevonden onder bepaalde voorwaarden een bijstandsuitkering van de gemeente krijgen. De uitgaven hiervoor hebben betrekking op het Inkomensdeel van de WWB. Het Inkomensdeel wordt op basis van het verdeelmodel WWB verdeeld over gemeenten.

De huidige conjuncturele situatie leidt tot een toename van het aantal WWB-uitkeringen in 2010. De raming van het macrobudget voor 2010 is in deze begroting dan ook fors verhoogd ten opzichte van de begroting 2009. Dit betekent dat het macrobudget voor 2010 met € 142 miljoen toeneemt ten opzichte van het macrobudget voor 2009.

Bij de raming is rekening gehouden met het Bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten (juni 2007) waarin is afgesproken dat het macrobudget gecorrigeerd wordt voor conjuncturele veranderingen boven een bandbreedte van 12 500 uitkeringen/huishoudens.

De gemeenten ontvangen middelen voor de uitvoeringskosten via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Het werkdeel van de WWB (de middelen voor re-integratie) is begroot op beleidsartikel 47 (Re-integratie) en maakt onderdeel uit van het participatiebudget, waarin de budgetten voor re-integratie, inburgering en scholing zijn gebundeld.

Bijzondere bijstand

Personen die over onvoldoende middelen beschikken om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten te voldoen, kunnen bijzondere bijstand aanvragen.

Omdat voor de bijzondere bijstand geen geoormerkt budget beschikbaar is, maar deze betaald wordt uit de algemene uitkering van het Gemeentefonds, is er geen budgettaire reeks opgenomen in tabel 46.1.

Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander kan alleen nog worden voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn geen nieuwe gevallen meer toegelaten. De regeling wordt sinds 1 januari 2009 door de SVB uitgevoerd. Er zijn in 2010 weinig ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten te verwachten.

Bijstand zelfstandigen

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen in een aantal gevallen voor financiële bijstand een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz).

Als gevolg van de financiële en economische crisis wordt voor de komende jaren een beperkte stijging van deze uitgaven verwacht, zoals zichtbaar in tabel 46.1. Vanwege de recessie zullen namelijk meer ondernemers minder inkomsten genereren. Zij kunnen daardoor minder in hun kosten voor levensonderhoud voorzien, en hebben mede daardoor meer behoefte aan kredieten. Vanwege de financiële crisis zullen banken echter minder kredieten verstrekken, omdat zij strenger zijn bij het toekennen ervan. De verwachting is dat hierdoor meer zelfstandigen een groter beroep doen op de Bbz.

Er lopen momenteel twee experimenten op het gebied van microkredieten. In het ene experiment wordt bezien of kredietverlening aan starters kan worden overgelaten aan banken, en de rol van de overheid zich beperkt tot borgstelling. In het andere experiment wordt bekeken of deze kredietverlening van rijkswege kan verlopen via een landelijke stichting in plaats van via gemeenten. De bedoeling is om voor 2010 te kiezen of en welk experiment uitvoeringspraktijk wordt. Bij een keuze voor een overheid die zich beperkt tot borgstelling zullen de uitgaven aan kredieten dalen.

IOW (Inkomensvoorziening oudere werklozen)

De IOW voorziet in een inkomensvoorziening voor werklozen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten van 60 jaar of ouder, na afloop van hun WW- of loongerelateerde WGA-uitkering voor hen die voldoen aan de voorwaarden. De hoogte van de IOW is 70% van het bruto minimumloon. De IOW is afhankelijk van het inkomen van betrokkenen, er geldt geen vermogenstoets en ook geen partnerinkomentoets. De IOW is een tijdelijke maatregel. De eerste IOW-uitkeringen ontstaan in december 2009, terwijl de laatste IOW-uitkeringen eindigen in 2016. Als gevolg van de economische crisis zijn de uitgaven voor de komende jaren iets hoger dan aanvankelijk voorzien.

IOAW (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers)IOAZ (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen)

De IOAW en IOAZ zijn inkomensvoorzieningen die respectievelijk oudere langdurige werklozen en oudere zelfstandigen die wegens omstandigheden hun beroep of bedrijf moeten beëindigen, een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum bieden.

Het voornemen is om vanaf 2010 over te gaan tot verdergaande decentralisatie van deze uitkeringen. Uitgangspunt is bundeling met het Inkomensdeel WWB (100% budgettering) voor wat betreft de financiering en verantwoording van gemeenten, waarbij ten aanzien van de rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden de afzonderlijke materiewetten blijven bestaan. De verwachting is dat als gevolg van de 100%-budgetfinanciering de uitgaven IOAW en IOAZ licht zullen dalen. Gemeenten hebben er immers nu zelf belang bij dat het hen ter beschikking gestelde budget niet wordt overschreden.

Bij de IOAW wordt desondanks een stijging van de uitkeringslasten vanaf 2010 verwacht. Er was al rekening gehouden met een stijging als gevolg van de afschaffing van de vervolguitkering WW in 2003 en de duurverkorting van de WW van vijf jaar naar 38 maanden uit 2006. Door de verwachte toename van de werkloosheid als gevolg van de economische crisis zullen echter meer WW-gerechtigden eerder het einde van hun uitkeringsrecht bereiken. Dientengevolge zullen meer mensen doorstromen van de WW naar de IOAW.

Bij de IOAZ zijn er geen andere noemenswaardige ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten te verwachten.

WWIK (Wet werk en inkomen kunstenaars)

De WWIK geeft kunstenaars recht op een aanvulling van hun inkomen als zij met hun werk te weinig verdienen om in hun (totale) levensonderhoud te voorzien.

De uitgaven betreffen de uitkeringslasten en uitvoeringskosten van de WWIK die door 20 uitvoerende centrumgemeenten en de organisatie «Kunstenaars & Co» wordt uitgevoerd. De kosten van de WWIK zijn 100% declarabel. Het voornemen is parallel met IOAW en IOAZ ook voor de WWIK over te gaan tot financiële decentralisatie vanaf 2010. Uitgangspunt is bundeling van de WWIK met het Inkomensdeel WWB (100% budgettering). Ten aanzien van de WWIK is als gevolg hiervan geen effect op volume of lasten voorzien. Er worden ook geen andere noemenswaardige ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten verwacht.

Vazalo (experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders/Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders)

De Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo) is op 28 augustus 2007 gepubliceerd in het Staatsblad. De Wet Vazalo zal niet eerder dan per 1 januari 2011 in werking treden.

Per 1 januari 2009 is een aan Vazalo gerelateerd experiment op grond van artikel 83 WWB gestart, het experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders, gefinancierd uit de middelen Vazalo. Dit experiment is gericht op het onderzoeken van de mogelijkheden om de WWB te benutten voor de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders die de volledige zorg hebben voor kinderen in de leeftijd tot 12 jaar. Hiertoe wordt een aantal instrumenten ingezet, te weten een inkomstenvrijlating, scholing in combinatie met werk plus een bonus voor die scholing, een uitstroompremie en in een deel van de gemeenten een arbeidspool. De looptijd van het experiment is drie jaar.

WIJ (Wet investeren in jongeren)

Op grond van de WIJ kunnen jongeren van 16 tot 27 jaar die niet werken of leren de gemeente om een werkleeraanbod vragen. De gemeente is verplicht de jongere die hierom vraagt een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod kan een baan zijn, een vorm van scholing of een combinatie van beide, afgestemd op de situatie van de jongere. Gemeenten hebben met de WIJ een belangrijk instrument in handen om jongeren te ondersteunen op weg naar arbeidsparticipatie. Het is aan de jongere om het werkleeraanbod aan te vragen en daar aan mee te werken. Gemeenten kunnen bij jongeren scholing inzetten om beroepsvaardigheden op peil te houden of nieuwe vaardigheden te verwerven. Deze zijn nodig om betere kansen op de arbeidsmarkt te verkrijgen. Als een jongere van 18 tot 27 jaar een werkleeraanbod uitvoert maar dit aanbod genereert te weinig inkomen, of een jongere is niet in staat een werkleeraanbod uit te voeren (bijvoorbeeld vanwege een lichamelijke of psychische beperking) dan komt een jongere in aanmerking voor een inkomensvoorziening die sterk lijkt op de bijstand.

De WIJ treedt op 1 oktober 2009 in werking en geldt aanvankelijk alleen voor nieuwe instroom. Vanaf 1 juli 2010 geldt de WIJ voor iedereen tot 27 jaar. Vanaf 2011 bereikt de WIJ zijn structurele effect. Dit is de reden dat de financiële reeks in tabel 46.1 een groeipad kent.

Handhaving

Bij het stellen van voorwaarden behoort tevens de controle op de handhaving daarvan, alsook de inzet van middelen hiervoor. De WWB biedt aan gemeenten een financiële prikkel die bevordert dat zij zich inspannen op handhaving. Daarnaast stimuleert en ondersteunt SZW handhaving door gemeenten. Uit dit begrotingsartikel worden onder meer de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau voor gemeenten bekostigd. Ook de maatregelen van hoofdstuk 5 «Activerende bijstandsverlening» van het SZW-Handhavingsprogramma 2007–2010 worden hieruit gefinancierd. In het kader van dit programma zijn middelen gereserveerd (€ 36,0 mln) voor het verankeren en borgen van het zogenoemde Programmatisch Handhaven in de gemeentelijke beleids- en uitvoeringspraktijk. Deze middelen zijn in 2007 eenmalig toegevoegd aan de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Verder is€ 1,5 mln voor 2009 en 2010 overgeboekt naar artikel 98 t.b.v de post «verzameluitkering SZW». Deze middelen worden uitgedeeld aan 9 regiogemeenten waar de Regionale Coördinatiesteunpunten Fraudebestrijding zijn ondergebracht. Hierdoor kunnen de accountfunctionarissen de gemeenten in de 9 regio’s ondersteunen bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van lokale handhavingsprogramma’s. Met ingang van 2009 worden de maatregelen«Vernieuwende Handhaving WWB» onder regie van de Commissie Handhaving van Divosa gerealiseerd.

Overig

De overige bijstandsuitgaven hebben betrekking op de incidentele en meerjarige aanvullende uitkeringen voor gemeenten die tekort komen op hun budget Inkomensdeel WWB (via de Toetsingscommissie WWB), op het onderhoud en de doorontwikkeling van de WWB, op armoedebestrijding en schuldhulpverlening, en op enkele kleine voorzieningen.

De uitgaven voor 2010 en 2011 zijn aanzienlijk hoger dan voorheen. Dat komt vooral door het beschikbaar stellen van extra middelen voor schuldhulpverlening. Vanwege de verslechterde economische situatie wordt rekening gehouden met een tijdelijk groter beroep hierop. Gemeenten krijgen de daarvoor bestemde extra middelen niet zoals gebruikelijk via het Gemeentefonds, maar via een specifieke uitkering direct van SZW.

Tabel 46.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Uitgaven14 062 15416 147 82917 838 35617 340 22717 001 54416 856 25616 956 907
        
Programmauitgaven14 062 15416 147 82917 485 91316 672 10716 026 21615 572 07115 347 954
Operationele doelstelling 1       
WWuitkeringslasten2 470 9654 213 3305 818 1465 531 0415 333 0915 254 3545 253 759
WWuitvoeringskosten377 870557 104593 562522 567518 936508 507508 849
Operationele doelstelling 2       
WAOuitkeringslasten8 042 0007 882 4117 252 8046 578 7785 877 0075 246 1544 745 688
WAOuitvoeringskosten375 770309 696254 118196 436168 085152 713142 581
IVA uitkeringslasten208 000328 692438 921541 276629 853702 683765 671
IVA uitvoeringskosten44 99557 28355 75158 67462 41562 41562 415
WGAuitkeringslasten562 194829 6901 078 9391 336 4731 594 3491 852 3592 108 634
WGAuitvoeringskosten206 985140 232141 023123 791126 444133 785143 377
ZW uitkeringslasten1 061 9951 141 8611 238 3991 232 8701 210 2681 191 6851 180 987
ZW uitvoeringskosten300 380296 270262 622241 006235 789232 003231 948
WAZuitkeringslasten378 000365 000326 284286 082248 953216 186186 474
WAZuitvoeringskosten33 00026 26025 34423 11321 02619 22717 571
        
Nominaal00352 443668 120975 3281 284 1851 608 953
        
Ontvangsten144 000175 253198 224225 970232 554239 204246 053

Toelichting

WW (Werkloosheidswet)

Werknemers die geheel of gedeeltelijk werkloos worden, kunnen het verlies aan inkomen voor een bepaalde periode opvangen met een WW-uitkering. In 2010 neemt als gevolg van de economische crisis het aantal WW-uitkeringen fors toe. Hierdoor is in 2010 sprake van een stijging van de uitkeringslasten met naar verwachting € 1,6 miljard ten opzichte van 2009. Daardoor stijgen ook de uitvoeringskosten van het UWV. Gegeven de keuzes in het aanvullend beleidsakkoord en de onzekere economische situatie is besloten om voor de jaren 2011 en verder het volume-effect op de uitvoeringskosten af te toppen op het niveau voor 2010. In 2010 zal deze aftopping opnieuw bezien worden op basis van inzicht in de dan geldende volumina.

Met het oog op de financiële crisis is een aantal tijdelijke maatregelen genomen. Zo is naast de reeds bestaande mogelijkheid in de WW om het aantal contracturen te verminderen, een meer op de huidige economische situatie toegespitste variant geïntroduceerd. De deeltijd WW beoogt om bij een verwachte niet-kortstondige en substantiële vermindering van bedrijfsactiviteiten ontslag te voorkomen van werknemers die weer nodig zijn op het moment dat het door de onderneming verwachte aantrekken van bedrijvigheid een aanvang neemt en inzet van die medewerkers nodig is om snel op te schakelen. Deeltijd WW heeft daarmee enerzijds tot gevolg dat ontslagen worden voorkomen, terwijl anderzijds uitkeringsmiddelen worden ingezet tijdens de uren in het dienstverband waarmee de werkduur van een werknemer is verminderd. Deeltijd WW biedt werkgevers en werknemers een additioneel instrument in de afweging rond de inzet van arbeid tijdens de economische crisis. Voor uitgebreidere informatie over deeltijd WW wordt verwezen naar de aan de Tweede Kamer gestuurde evaluatie en brieven over deeltijd WW(Kamerstukken II 2008/2009, 31 371, onder andere nr. 230, 244). De regeling is budgettair gemaximeerd op € 950 miljoen en verdient zichzelf gedeeltelijk terug vanwege lagere uitgaven aan reguliere WW. Instroom is in principe mogelijk tot 1 januari 2010 maar de regeling zal worden ingetrokken op het moment waarop de instroom het niveau dreigt te bereiken corresponderend met een uiteindelijke uitkeringslast van € 950 miljoen. Als onderdeel van de ombuigingsmaatregelen zullen de ZW en de WW geanticumuleerd worden. Daardoor blijft de zieke werkloze tijdens de gehele ziekteperiode een WW-uitkering ontvangen en wordt de stapeling van ZW-periode en duur van WW-recht voorkomen.

WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)

WAO-gerechtigden zijn personen die vóór 1 januari 2006 arbeidsongeschikt zijn geworden. Door de invoering van de Wet WIA dalen de uitkeringslasten WAO, omdat geen nieuwe WAO-uitkeringen meer worden verstrekt, uitgezonderd herlevingen op basis van oud recht. De WAO kent zodoende geen nieuwe instroom meer en alleen nog uitstroom. De uitkeringslasten WAO en de uitvoeringskosten WAO laten daarom een daling zien. De daling van de WAO-uitkeringslasten loopt minder snel dan voorheen geraamd. Dit komt doordat met name de uitstroom van de personen uit de leeftijdscategorieën die onder de herbeoordelingsoperatie vielen, sterker is afgenomen dan geraamd. De afname van de uitstroomkans in deze leeftijdscategorieën valt te verklaren doordat de personen met het meeste potentieel tot het verrichten van arbeid uit de WAO zijn gestroomd als gevolg van de herbeoordelingsoperatie.

WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

In de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) staat werk voorop. Het accent in de wet ligt op wat mensen kunnen. Door middel van financiële prikkels worden werkgevers gestimuleerd er alles aan te doen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen of te houden. Evenzo worden gedeeltelijk arbeidsgeschikten door prikkels gestimuleerd een betaalde baan op te pakken of aan het werk te blijven. Tegelijkertijd is er inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen komen. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes: de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).

IVA (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten)

De IVA verzorgt een loonvervangende uitkering voor werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De uitkeringslasten IVA stijgen omdat deze uitkeringsregeling zich in de opbouwfase bevindt. De uitvoeringskosten blijven redelijk stabiel, omdat enerzijds de implementatiekosten van de regeling afnemen, maar anderzijds de bij het oplopende aantal uitkeringen horende uitvoeringskosten stijgen.

WGA (Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten)

De WGA verzorgt een aanvulling op het met arbeid verdiende inkomen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, of een minimumuitkering als zij niet werken of minder werken dan 50% van hun resterende verdiencapaciteit. De uitkeringslasten WGA stijgen omdat deze uitkeringsregeling zich in de opbouwfase bevindt. De uitvoeringskosten blijven redelijk stabiel, omdat enerzijds de implementatiekosten van de regeling afnemen, maar anderzijds het aantal uitkeringen en bijbehorende uitvoeringskosten stijgen.

ZW (Ziektewet)

De Ziektewet geeft bepaalde (vangnet)groepen werknemers die door ziekte, ongeval of gebreken niet in staat zijn om hun arbeid te verrichten, recht op een ZW-uitkering. Het gaat daarbij om werknemers die geen werkgever meer hebben of waarvan de werkgever niet verplicht is tot loondoorbetaling.

Als gevolg van de economische crisis zal de werkloosheid toenemen, en dus ook de groep zieke werklozen. Om dezelfde reden zal het aantal uitzendkrachten dalen, en dus ook het aantal zieke uitzendkrachten. De toename van het aantal zieke werklozen zal groter zijn dan de afname van het aantal zieke uitzendkrachten. In 2010 blijft het volume van de andere vangnetgroepen ten opzichte van 2009 waarschijnlijk nagenoeg gelijk.

Per saldo wordt een stijging van de uitkeringslasten ZW met € 0,1 miljard voorzien in 2010 ten opzichte van 2009. Omdat de uitvoeringskosten ZW hoofdzakelijk fluctueren met het volume, volgen zij deze ontwikkeling.

WAZ (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)

Voor zelfstandige ondernemers is de toegang tot de WAZ per 1 augustus 2004 beëindigd. De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten van de WAZ laten zodoende een dalende trend zien.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-7.gif

Toelichting

De budgetten voor OD3 en OD4 zijn volledig juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen. De budgetten voor OD5 voor de WWB, BB, IOAW, IOAZ, Bbz en WWIK zijn juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen. De overige budgetten OD 5 zijn bestuurlijk gebonden.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

Instrumenten

• Werkloosheidswet (WW);

• Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke verzekering tegen werkloosheid;

• Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting.

Activiteiten van UWV:

• Uitvoering van de wettelijke verzekering;

• Handhaving.

Doelgroepen

• Verzekerden (werknemers);

• WW-gerechtigden;

• IOW-gerechtigden;

• Premiebetalers (werkgevers).

Indicatoren

Instroomkans WW 55+

Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, onder meer door het beroep van oudere werknemers op de WW terug te dringen. De indicator geeft de verhouding weer van de instroomkans in de WW van mensen van 55 jaar en ouder ten opzichte van de gemiddelde instroomkans voor de totale populatie.

Werkhervatting binnen 12 maanden

Deze indicator geeft weer hoeveel WW-gerechtigden binnen een jaar na aanvang van hun uitkering, vanwege werkhervatting zijn uitgestroomd.

Werkhervatting binnen 12 maanden 55+

De indicator vermeldt het percentage werkhervattingen binnen 12 maanden voor de WW-gerechtigden die bij instroom in de WW 55 jaar of ouder waren.

Deze indicatoren bieden een aanwijzing voor de activerende werking van de WW. De streefwaarde ten aanzien van werkhervatting is een meerjarige doelstelling. Recente aanpassingen zoals de aanscherping van de richtlijn passende arbeid per medio 2008 en de invoering per medio 2009 van inkomstenverrekening in de WW zijn gericht op het versnellen van de werkhervatting. Op grond daarvan zou een verhoging van de indicator verwacht mogen worden. Echter, door de verslechterde economische situatie en krimp van het aantal arbeidsplaatsen, is de streefwaarde voor 2009 neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de voorgaande begroting. Omdat de gevolgen van de crisis in 2010 zullen doorwerken, wordt ook voor dit jaar de streefwaarde op het niveau van 2008 gehandhaafd. Vanaf 2011 wordt de oorspronkelijke stijging van de streefwaarde (+ 1-procentpunt per jaar) het beoogde doel.

Tabel 46.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55 en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans11,03< 1< 1< 1
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden (%)246464650
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder waren (%)230303034

Bronnen:

1 UWV Jaarverslag;

2 UWV administratie; voorlopige gegevens op basis van realisatiegegevens 1e halfjaar 2008.

Kengetallen

Volume ontslagwerkloosheid

Vanaf november 2008 neemt het WW-bestand toe als gevolg van de economische crisis. De crisis zal ook in 2010 de volumeontwikkeling domineren. Het volume van de ontslagwerkloosheid stijgt in 2009 tot naar verwachting 195 duizend en in 2010 tot 274 duizend uitkeringsjaren. De snel oplopende instroom in de WW leidt met enige vertraging ook in een toename van de uitstroom in aantallen.

Gemiddelde WW-duur

De gemiddelde WW-duur bij uitstroom is de afgelopen jaren tamelijk constant en ligt op een periode van iets minder dan een jaar. Op dit moment is er sprake van een conjuncturele neergang, waardoor de WW-uitstroom naar werk moeilijker wordt. Immers, er zijn minder banen beschikbaar. De gemiddelde WW-duur bij uitstroom neemt daardoor naar verwachting in 2009 en 2010 toe. De precieze omvang van de stijging is met forse onzekerheden omgeven.

IOW

De IOW is een tijdelijke regeling, waarin oudere werkloze werknemers vanaf 1 december 2009 kunnen instromen. Het volume zal naar verwachting niet hoger dan 500 uitkeringen per jaar zijn.

Handhaving

De handhavingscijfers met betrekking tot bekendheid met verplichtingen zijn vanaf 2007 afkomstig van UWV, waarbij een andere meetmethode is toegepast dan voor die tijd is gebruikt.

Het totaal geconstateerde fraudebedrag en de afdoening worden als kengetal in beeld gebracht.

Het nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid is het percentage van de totale WW-populatie dat zijn eventuele inkomen uit arbeid aan het UWV juist heeft gemeld.

Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Volume ontslagwerkloosheid (x 1000 uitkeringsjaren)148195274
Aantal nieuwe uitkeringen (x 1000)242362492
Aantal beëindigde uitkeringen (x 1000)262313388
Gemiddelde WW duur bij uitstroom (weken)1495361
Aantal lopende uitkeringen (volume) IOW (x 1 000)<0,5<0,5
Handhaving   
Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid (%)291  
Kennis van de verplichtingen86  
Aantal overtredingen WW (x 1 000)14  
Totaal fraudebedrag (x € mln)18,4  
Percentage afdoening96  

Bron: UWV jaarverslag

1 SZW op basis van UWV, zie leeswijzer

2 SZW op basis van informatie van UWV en CBS, zie leeswijzer.

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Motivering

Om werknemers te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

• Loondoorbetaling bij ziekte;

• Ziektewet (ZW);

• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), bestaande uit de IVA- en WGA-regeling;

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO): deze wet kent behoudens herlevingen geen nieuwe instroom meer;

• Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ): deze wet kent, met uitzondering van herleving van oude rechten van voor 1 augustus 2004, geen nieuwe instroom meer.

Activiteiten

• Financiële prikkels voor zieke en arbeidsongeschikte werknemers om aan het werk te blijven dan wel het werk te hervatten;

• Financiële prikkels voor werkgevers om zieke of arbeidsongeschikte werknemers in dienst te houden of nemen;

• Vereenvoudiging van regelgeving.

Doelgroepen

• Werknemers;

• Zelfstandigen die voor 1 augustus 2005 arbeidsongeschikt zijn geworden;

• Werkgevers.

Indicatoren

Aandeel werkende WGA’ers met resterende verdiencapaciteit

Van de WGA-gerechtigden die een resterende verdiencapaciteit hebben, zal ten minste 50% betaalde arbeid verrichten. De voormalige indicator bij de WIA (instroom van volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) is veranderd in een kengetal. Deze indicator is vervangen door het aantal werkende WGA’ers in verhouding tot het aantal WGA’ers met een resterende verdiencapaciteit. Deze indicator sluit beter aan bij de doelstelling van de wet WIA.

Tabel 46.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Aandeel werkende WGA’ers met resterende verdiencapaciteit51%≥ 50%≥ 50%≥ 50%

bron: UWV jaarverslag

Kengetallen

Bestand WAO, IVA, WGA

Sinds 2006 komen nieuwe uitkeringsgerechtigden in de IVA en WGA. In de WAO is er niettemin nog instroom door zogenaamde herlevingen van rechten op een WAO-uitkering (van personen die eerder al WAO-uitkeringen gehad hebben). Om een goed beeld van de ontwikkeling van het aantal arbeidsongeschikte werknemers te krijgen, moet gekeken worden naar het totaal van WAO en WIA. De totale instroom zal in 2010 naar verwachting uitkomen op circa 32 300 personen.

De raming van de uitstroom uit de WAO in 2010 is neerwaarts bijgesteld naar 42 000 personen. Dit komt doordat er minder uitstroom blijkt plaats te vinden, met name in de leeftijdsgroepen waarop de herbeoordelingsoperatie het afgelopen jaar van toepassing was.

De uitstroom uit de IVA en WGA is nog relatief laag, deze neemt in de loop van de tijd toe naarmate het aantal uitkeringsgerechtigden hoger wordt. De doorstroom van de WGA naar de IVA bestaat uit WGA-uitkeringsgerechtigden waarvan de arbeidsongeschiktheid alsnog als duurzaam wordt aangemerkt. Het kengetal van de doorstroom staat los van het kengetal uitstroom uit de WGA en van het kengetal instroom in de IVA.

Het totaal aantal uitkeringen in 2010 van WIA en WAO is geraamd op 102 800 respectievelijk 481 100.

Het nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid is het percentage van de totale WAO/WIA-populatie dat zijn eventuele inkomen uit arbeid aan het UWV juist heeft gemeld.

WAZ

Bij de WAZ blijft er enige instroom bestaan, doordat er sprake is van herleving van uitkeringen bijvoorbeeld wanneer een persoon na een periode van herstel wederom met dezelfde klachten uitvalt. Het bereiken van de 65-jarige leeftijd is de voornaamste reden waarom de WAZ uitkeringen aflopen.

ZW

Het ZW-volume neemt in 2010 naar verwachting verder toe als gevolg van de stijging van het aantal zieke werklozen. Met ingang van deze begroting is dit cijfer exclusief WAZO-uitkeringen.

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
WAO + IVA + WGA   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)617,6600,0583,9
– waarvan WAO558,1519,2481,1
– waarvan IVA13,919,625,1
– waarvan WGA45,661,277,7
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)8,58,38,1
Instroom in uitkeringen (x 1 000)33,531,432,3
– waarvan WAO8,24,93,8
– waarvan IVA5,15,25,4
– waarvan WGA20,221,323,1
Instroomkans (%)0,500,480,49
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)50,349,048,5
– waarvan WAO46,143,842,0
– waarvan IVA1,21,82,6
– waarvan WGA3,03,43,9
Doorstroom van WGA naar IVA1,52,32,7
Uitstroomkans WAO + WIA (%)7,97,98,1
Uitstroomkans WGA naar werk UWV515151
Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragers575757
Aandeel werkende WAO/IVA/WGA’ers (%)222121
Aandeel instroom WIA uit ZW434545
    
Handhaving   
Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid (%)196  
Kennis van verplichtingen WAO(%)85  
Kennis van verplichtingen WGA(%)82  
Aantal overtredingen WAO/WIA (x 1 000)5  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)7,7  
Afdoeningspercentage inlichtingenplicht93,4  
    
WAZ   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)38,734,630,8
Instroom in uitkeringen (x 1 000)0,60,30,3
Uitstroomin uitkeringen (x 1 000)4,94,44,1
    
ZW   
Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)82,585,391,4
Instroom in uitkeringen (x 1 000)327  
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)437  
Handhaving   
Aantal overtredingen (x 1 000)8  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)2,1  
Afdoeningspercentage inlichtingenplicht95,7  

Bron: UWV, jaarverslag, behalve:

1 SZW op basis van informatie van UWV en CBS, zie leeswijzer

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen voor arbeidsondersteuning en inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Motivering

Om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te bevorderen alsmede jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

De Tweede Kamer heeft in april 2009 met het wetsvoorstel Wajong ingestemd. In het najaar van 2009 zal de Eerste Kamer zich over het wetsvoorstel uitspreken. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2010.

Het kabinet wil met de gewijzigde Wajong jongeren met een arbeidshandicap die perspectief hebben op het verrichten van arbeid, maximaal ondersteunen bij het vinden en behouden van arbeid. Centraal in het wetsvoorstel Wijziging van de Wajong staat, meer dan in de huidige Wajong, het perspectief op arbeid dat de jongere heeft in plaats van diens arbeidsongeschiktheid. Het wetsvoorstel beoogt primair jongeren met beperkingen (jonggehandicapten), maar die wel perspectief hebben op het verrichten van arbeid (circa 70% van de huidige instroom1 ), te ondersteunen bij het vinden en het behouden van arbeid. Hiertoe strekt de in het wetsvoorstel vervatte werkregeling jonggehandicapten. Er komt een individueel participatieplan, dat wordt opgesteld met de jongehandicapte (en eventueel diens ouders), waarin onder andere staat wat de beste manier is om een baan te vinden, welke ondersteuning daarbij beschikbaar is en welke rechten en plichten de jongere heeft. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kan hij of zij zonodig inkomensondersteuning aanvragen. Voor de jonggehandicapte die als gevolg van zijn ziekte volledig en duurzaam niet (meer) in staat is om te werken, staat inkomensbescherming voorop.

Instrumenten

• Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong);

• De tegemoetkoming voor Wajongers volgend uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten;

• Wetsvoorstel wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning (Kamerstukken 2008–2009, 31 780);

• Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten

SZW-activiteiten:

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke voorziening voor jonggehandicapten (Wetsvoorstel Wijziging van de Wajong);

• Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting;

• Bijdrage aan de uitvoeringskosten van het UWV;

• Vraaggerichte werkgeversbenadering/arbeidsmarktoffensief;

• Programma cultuuromslag Wajong (in samenwerking met de ministeries van OC&W, VWS en J&G).

UWV-activiteiten:

• Claimbeoordeling;

• Opstellen en bewaken van een participatieplan voor jonggehandicapten die perspectief hebben op de arbeidsmarkt;

• Inrichting Werkpleinen;

• Vraaggerichte werkgeversbenadering/arbeidsmarktoffensief;

• Verstrekken van Wajong-uitkeringen.

Doelgroepen

Jonggehandicapten die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden, geen arbeidsverleden hebben en daardoor niet volledig zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien; en jongeren die tijdens hun studie arbeidsongeschikt worden.

Realisatie meetbare gegevens

In 2013 start een evaluatie van de Wajong (tevens beleidsdoorlichting van Operationele Doelstelling 3) die in 2015 gereed moet zijn.

Indicatoren

Het percentage nieuwe Wajong-instromers-met-arbeidsmarktperspectief voor wie (zoals vanaf 2010 de bedoeling is) tijdig (binnen 14 weken) een participatieplan is opgesteld. Het streefcijfer hierbij is 100%.

Tabel 46.7 Indicatoren operationele doelstelling 3
 Streven 2010Streven 2011
Het percentage nieuwe Wajong-instromers-1 met-arbeidsmarktperspectief voor wie tijdig een participatieplan is opgesteld.100%100%

1 Voor een groot deel van de instromers in de laatste 14 weken van 2010 zal het participatieplan in 2011 worden vastgesteld. Voor het bepalen van de tijdigheid in 2010 zal hiermee rekening worden gehouden.

Kengetallen

In de huidige Wajong is bijna iedereen (98%) volledig arbeidsongeschikt als gevolg van de keuringssystematiek. De Wajong’er wordt volledig arbeidsongeschikt bevonden als hij of zij niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Dit geldt ook voor de Wajong’er die bijvoorbeeld 50% van het wettelijk minimumloon verdient.

Vanaf de beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2010 valt de gehele instroom onder de gewijzigde Wajong. De Wajonggerechtigden die voor 1 januari 2010 zijn ingestroomd vallen dan nog onder de huidige wet. Ook in 2010 blijft er voor de huidige Wajong nog enige instroom bestaan, vanwege Wajong’ers, die hun aanvraag zullen hebben ingediend voor 1 januari 2010. Dit zullen met name aanvragen betreffen van personen die in 2009 17 jaar zijn geworden. Ook kan er sprake zijn van personen die na een periode van herstel wederom met dezelfde klachten in de uitkering terugvallen.

Het nieuwe Wajongbestand is op te delen in vier vormen van inkomensvoorziening: de werkregeling, de studieregeling, de voortgezette werkregeling en de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. In de werkregeling zijn de volgende participatieoordelen mogelijk: reguliere arbeid, afgeschermde arbeid of tijdelijk geen benutbare mogelijkheden.

Een deel van de werkende Wajong’ers kan volledig uit de Wajong stromen, werkzaam zijn bij een reguliere werkgever, of werkzaam zijn op een afgeschermde werkplek. Naar verwachting zal een deel van de Wajong’ers die werkzaam zijn bij een reguliere werkgever op termijn geen inkomensondersteuning meer nodig hebben.

Naar verwachting zal het grootste deel van de instroom Wajong in de werkregeling een re-integratietraject gaan volgen. De inschatting is dat 25% van de instromers in de werkregeling ultimo 2010 aan het werk zal zijn. In hoeverre instromers geplaatst worden op een afgeschermde werkplek in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is afhankelijk van hun plaats op de Wsw-wachtlijst. Voor degene die werkt zal nog inkomensondersteuning nodig kunnen zijn. Een klein deel van de werkenden zal binnen het eerste jaar in staat zijn om met arbeidsondersteuning minimaal 75% WML te verdienen. Zij hebben geen aanvullende inkomensondersteuning nodig. In het eerste jaar van de nieuwe Wajong zal het aantal uitstromers daarom laag zijn.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Huidige Wajong   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)178,6190,5188,0
Waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)98,19898
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)1,71,81,9
Instroom in uitkeringen (x 1 000)16,116,80
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)4,34,92,8
Aandeel werkende Wajong’ers (%)262626
Nieuwe Wajong   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)12,5
– waarvan Werkregeling (%)  50
  – waarvan participatieoordeel reguliere arbeid (%)  55
  – waarvan participatieoordeel beschutte arbeid (%)  15
  – waarvan participatieoordeel tijdelijk geen mogelijkheden (%)  30
– waarvan Studieregeling (%)  10
– waarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (%)  40
Instroom in uitkeringen (x 1 000)  12,5
– waarvan Werkregeling (%)  50
  – waarvan participatieoordeel reguliere arbeid (%)  55
  – waarvan participatieoordeel beschutte arbeid (%)  15
  – waarvan participatieoordeel tijdelijk geen mogelijkheden (%)  30
– waarvan Studieregeling (%)  10
– waarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (%)  40
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)  0
– waarvan uitstroom wegens werk (%)  0
Aandeel werkende Wajong’ers binnen werkregeling(%)  30
– waarvan werkzaam bij reguliere werkgever (%)  100
  – waarvan met inkomensondersteuning (%)  99
  – waarvan zonder inkomensondersteuning (%)  1
– waarvan werkzaam bij beschut werk (%)  0

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

4 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor bepaalde herkeurde arbeidsongeschikten

Motivering

Om oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, een inkomen op minimumniveau te bieden en hen te motiveren te gaan werken.

Om herbeoordeelde arbeidsongeschikten die een lagere uitkering of geen uitkering meer ontvangen, meer gelegenheid te geven om nieuw werk te zoeken.

Instrumenten

• De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

• De tijdelijke Regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI);

• Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

• beoordelen van recht op een uitkering;

• verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

• Personen die op 1 augustus 1993 reeds recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag 45 jaar of ouder waren (na afloop van WW-periode) (BIA);

• Personen die op 31 december 1986 35 jaar of ouder waren en zowel op die datum als ook op 31 juli 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen (na afloop van WW-periode) (BIA);

• Herbeoordeelde arbeidsongeschikten, die een lager arbeidsongeschiktheidspercentage hebben gekregen, die niet meer zijn gaan verdienen en die geen recht op WW hebben (TRI).

Indicatoren

De BIA en de TRI zijn overgangsregelingen voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Gezien het geringe aantal gerechtigden, het geringe uitkeringsbedrag en de korte looptijd van de TRI-regeling zijn geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

BIA

Ultimo 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de wet BIA vervallen. De doelgroep BIA loopt terug tot 0 in 2016.

TRI

De laatste nieuwe TRI-toekenningen hebben in de eerste helft van 2009 plaatsgevonden. De TRI-uitkering heeft een looptijd van maximaal 12 maanden. Vanaf 2011 zijn er geen TRI-uitkeringen meer.

Tabel 46.9 Kengetallen operationele doelstelling 4
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Aantal uitkeringsjaren BIA (x 1 000)0,50,50,4
Aantal uitkeringsjaren TRI(x 1 000)2,90,90,1
Aantal nieuwe TRI-uitkeringen (x 1 000)1,20,40
Aantal beëindigde TRI-uitkeringen (x 1 000)7,41,50,4
Gemiddelde duur TRI-uitkering in maanden9,61111

Bron: UWV, Jaarverslag

Operationele doelstelling

5 Zorgdragen dat toereikende middelen worden verstrekt aan gemeenten voor inkomensaanvulling tot minimumniveau aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Motivering

Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien.

Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Instrumenten

• De Wet werk en bijstand (WWB);

• Bestuursakkoord SZW-VNG;

• De wet investeren in jongeren (WIJ);

• Het inkomensdeel van de WWB (het re-integratiebudget wordt toegelicht bij artikel 47);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

• Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) 2004;

• Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

• Inlichtingenbureau gemeenten;

• Financiële middelen, onder meer ter voorkoming en bestrijding van problematische schulden;

• Financiële middelen voor extra maatregelen schuldhulpverlening in verband met de economische crisis;

• Handhavingsprogramma 2007–2010;

• Wet participatiebudget;

• Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Onderhouden van de wet- en regelgeving;

• Ramen macrobudget WWB inkomensdeel (inclusief WIJ) en onderhouden verdelingssystematiek;

• Toezien op een rechtmatige en doeltreffende wetsuitvoering;

• Experiment werken in deeltijd voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen jonger dan 12 jaar (Vazalo);

• Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening;

• Monitoren ambities en afspraken Bestuurlijk Akkoord met gemeenten;

• Uitvoeren van de maatregelen van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Verder optimaliseren van het systeem en de werking van de WWB en voor zover relevant van de WIJ door:

• Beslissen op aanvragen voor een meerjarige of incidentele aanvullende uitkering WWB inkomensdeel;

• Stimuleren aanpak harde kern;

• Ondersteunen van de gemeenteraad/griffie bij het waarmaken van hun kaderstellende en controlerende rol;

• Resultaten tonen van de WWB en monitoren met het oog op beleidsdoorlichting in 2011;

• Gevolgen van EU-beleid en ervaringen voor nationaal beleid en uitvoering verwerken;

• Inventariseren ervaringen van gemeenten met de WIJ ten behoeve van de evaluatie die binnen twee jaar moet zijn afgerond.

Activiteiten gemeenten:

• Desgevraagd doen van een werkleeraanbod;

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Uitvoeren van de bijzondere bijstand; In het bestuurlijk akkoord met VNG is afgesproken dat de gemeenten terughoudend zijn met de verstrekking van leenbijstand en dat zij deze zoveel mogelijk zullen terugdringen;

• Uitvoeren van de maatregelen, met betrekking tot de uitkering in het gemeentelijk domein, van het Handhavingsprogramma 2007–2010 in het bijzonder het verankeren en borgen van het zogeheten Programmatisch Handhaven in de gemeentelijke beleids- en uitvoeringspraktijk.

Activiteiten op het terrein van armoede en schuldhulpverlening:

• Bestrijden van armoede en bevorderen dat kinderen die opgroeien in gezinnen op of rond het sociaal minimum kunnen (blijven) meedoen;

• Tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen;

• Activiteiten in het kader van het Europees jaar van de armoede 2010;

• Aanpak van problematische schulden door het terugdringen van het aantal personen met een problematische schuld met de helft in 2011. Deze ambitie is geformuleerd voordat sprake was van de huidige economische crisis. Het is duidelijk dat de huidige economische crisis effect zal hebben op de mate waarin deze ambitie ook echt gerealiseerd kan worden. Het belang van de beperking en het zo mogelijk terugdringen van het aantal personen met problematische schulden is de reden geweest om in het aanvullend beleidsakkoord extra middelen uit te trekken voor schuldhulpverlening.

• Het vergroten van het bereik en het versterken van de minnelijke schuldhulpverlening;

• Het minimaliseren van de wachtlijsten schuldhulpverlening;

• Voorbereiding van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel op basis waarvan de minnelijke schuldhulpverlening een wettelijke taak van gemeenten wordt;

• Extra maatregelen schuldhulpverlening in verband met de economische crisis:

– Extra aandacht voor preventie door goede voorlichting en actieve verwijzing naar schuldhulpverlening op de Werkpleinen;

– Het opvangen van het extra beroep op de schuldhulpverlening;

– Extra aandacht voor het verbeteren van de effectiviteit van de schuldhulpverlening.

Doelgroepen

• Jongeren tot 27 jaar die geen werk hebben of opleiding volgen;

• Mensen van 27 tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering komt aan de orde in artikel 49);

• Mensen met een langdurig minimuminkomen en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

• Mensen in/met een risico op armoede;

• Mensen met risico op problematische schulden;

• Alleenstaande ouders;

• Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud en academieverlaters kunstvakopleidingen;

• Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Indicatoren

In het Bestuursakkoord hebben SZW en VNG afgesproken zich sterk te maken voor het realiseren van een vermindering van het aantal mensen dat een beroep doet op de WWB. Onderdeel van het akkoord is het WWB-volume met 30 000 uitkeringen/huishoudens meer te verminderen dan op basis van de destijds verwachte conjuncturele ontwikkeling verwacht mocht worden. De monitor van het Bestuursakkoord die in het najaar van 2009 zal plaatsvinden, zal aan deze afspraak nadere aandacht schenken.

De bij het sluiten van het akkoord verwachte conjuncturele daling van het WWB-volume is gezien de huidige economische omstandigheden niet meer realistisch. Voor de huidige WWB-volumeraming wordt verwezen naar tabel 46.11.

Ten aanzien van het macrobudget WWB is het uitgangspunt dat dit budget, met inachtneming van de afspraken uit het Bestuursakkoord, toereikend is.

In het bestuursakkoord is afgesproken het aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen. In aansluiting daarop is de ambitie bepaald op de helft van het aantal gezinnen. Een recent afgerond onderzoek (juli 2009) laat zien dat zeker 841 000 Nederlandse huishoudens problematische schulden hebben (693 000) of een risico daarop lopen (148 000). Het concrete aantal huishoudens met problematische schulden waar het Kabinet naar streeft in 2011 is 345 000. Wij realiseren ons hierbij dat het lastig – zo niet onmogelijk – zal zijn deze ambitie in 2011 te realiseren nu er sprake is van economische crisis.

In het verlengde van het Bestuursakkoord is als doel gesteld om, gedurende deze kabinetsperiode, het aantal kinderen dat om financiële redenen niet mee kan doen in de maatschappij fors terug te dringen. Ten aanzien van deze doelstelling heeft het SCP reeds één meting verricht. Bij deze nulmeting is in kaart gebracht hoeveel kinderen in 2008 om financiële reden niet maatschappelijk participeerden. Hieruit is gebleken dat uit huishoudens onder 120% van het sociaal minimum ongeveer 66 000 kinderen om financiële redenen niet participeren. Bij de vervolgmeting die in 2010 zal plaatsvinden (rapportage in 2011) zal blijken of het gewenste effect is behaald.

De bevoegdheden op het terrein van de bijzondere bijstand zijn integraal bij gemeenten belegd en worden gefinancierd uit de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Er zijn daarom geen indicatoren over bijzondere bijstand opgenomen.

Tabel 46.10 Indicatoren operationele doelstelling 5
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2011
Toereikendheid macrobudget WWB/WIJ1toereikendtoereikendtoereikendtoereikend
Volumereductie WWB30 000
Aantal huishoudens met problematische schulden2693 000n.v.t.n.v.t.346 0004
Aantal kinderen dat om financiële redenen niet participeert366 000n.v.t.n.v.t.33 000

Bronnen:

1 SZW administratie

2 Panteia, huishoudens in de rode cijfers

3 SCP, onderzoek «kinderen, armoede en sociale uitsluiting». Zie verdere toelichting.

4 De economische crisis zal van invloed zijn op de mate waarin het mogelijk zal zijn dit streven te realiseren.

Kengetallen

VNG en SZW hebben in het Bestuurlijk Akkoord afspraken gemaakt over diverse kengetallen voor armoede en schuldhulpverlening. In de begroting zijn de volgende kengetallen opgenomen:

• Uitgaven van gemeenten aan bijzondere bijstand, exclusief bijzondere bijstand voor bedrijfsdoeleinden (periodiek via CBS).

• Bedrag leenbijstand t.o.v. totale bijzondere bijstand (periodiek via CBS, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord);

• Aantal huishoudens met bijzondere bijstand t.o.v. aantal huishoudens met een laag inkomen (periodiek via CBS, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord);

• Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening (Hiemstra de Vries, juli 2008);

De WIJ zal per 1 oktober 2009 in werking treden. Als kengetallen hiervoor worden opgenomen: het aantal inkomensvoorzieningen en het aantal jongeren met een inkomensvoorziening dat geen werkleertraject volgt. Met ingang van het jaarverslag 2010 zal over het laatstgenoemde kengetal gerapporteerd worden. Met de gemeenten is voor de eerste drie maanden registratie van de WIJ binnen de WWB overeengekomen. Hierdoor bestaat de kans dat over het jaar 2009 het beeld niet geheel volledig is.

Het voorlopige bedrag uitgaven van gemeenten aan bijzondere bijstand voor 2008 is ongeveer € 230 mln. Dat is ongeveer € 36 mln meer dan de stand 2007.

Het nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid is het percentage van de totale WWB-populatie dat zijn eventuele inkomen uit arbeid aan het UWV juist heeft gemeld.

Het nalevingsniveau melden van samenwoning is het percentage van de totale WWB-populatie dat zijn eventuele samenwoning aan de gemeente heeft gemeld.

Het onderzoek «Schulden? De gemeente helpt!» heeft inzicht verschaft in de (gemiddelde) wachttijden voor schuldhulpverlening: deze bedraagt 4 weken. Mede op basis van genoemd onderzoek wordt een wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening voorbereid waarin een norm zal worden opgenomen met betrekking tot de maximale wachttijd.

Tabel 46.11 Kengetallen operationele doelstelling 5
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Volume ontwikkelingen   
Volume WWB thuiswonenden, periodiek <65 jaar (x 1 000)1266273305
Volume WWB thuiswonenden, periodiek ≥ 65 jaar (x 1 000)1323638
Inkomensvoorzieningen WIJ (x 1 000) 18
Aantal jongeren met inkomensvoorziening dat geen werkleertraject volgt (x 1 000)  
Volume IOAW (x 1 000)16916
Volume IOAZ (x 1 000)1222
Volume bijstandbuitenland (x 1 000)2<0,5<0,5<0,5
Volume Bbz (x 1 000)1333
Volume WWIK (x 1 000)1222
Uitgaven gemeenten bijzondere bijstand1 (in € mln)260  
Handhaving   
Nalevingsniveau opgave van inkomsten (%)393  
Nalevingsniveau melden samenwoning (%)399,8  
Aantal geconstateerde fraudegevallen429 180  
Totaal fraudebedrag (€ mln)4111  
Incassoratio %412  
Armoede en schuldhulpverlening   
Bedrag leenbijstand t.o.v. totale bijzondere bijstand(%)512  
Aantal huishoudens met bijzondere bijstand t.o.v. aantal huishoudens met een laag inkomen (%)541%  
Beperken wachtlijsten (wachttijden) schuldhulpverlening5* Zie toelichting kengetallenGemiddelde wachttijd minder dan 4 weken

Bronnen:

1 CBS, bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden)

2 SZW administratie

3 SZW op basis van CBS-informatie, zie leeswijzer

4 CBS, bijstandsdebiteuren en bijstandsfraudestatistiek

5 CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek (jaartotalen)

6 Onderzoek door bureau Hiemstra de Vries: juli 2008

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 46.12 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
BeleidsdoorlichtingZie «Effecten onderzoek ex post».   
     
Effecten onderzoek ex postEffecten Bestuurlijk Akkoord met gemeentenOD 5A. 2010B. 2010 
     
 Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande oudersOD 5A. 2008B. 2011 
     
 Evaluatie IOW (tevens beleidsdoorlichting)OD 1A. 2009B. 2010 
     
 Evaluatie WIA (tevens beleidsdoorlichting)OD 2A. 2009B. 2010 
     
 Evaluatie Wajong (tevens beleidsdoorlichting)OD 3A. 2013B. 2015 
     
 Evaluatie Wij (tevens beleidsdoorlichting)OD 5A. 2010B. 2011 
     
 Kinderen, armoede en sociale uitsluitingOD 5  
 • Achtergronden Langetermijneffect A. 2008B. 2010 
 • Nameting aantal kinderen A. 2009B. 2010 
 • Duur wachttijden schuldhulpverlening A. 2010B. 2011 
 • Brede toegankelijkheid schuldhulpverlening A. 2010B. 2010 
     
Overig evaluatieonderzoek    

Toelichting

Gelet op de omvang en diversiteit van dit beleidsartikel vindt de beleidsdoorlichting niet in één keer plaats. Er zijn beleidsdoorlichtingen per operationele doelstelling (OD) gepland. Voor operationele doelstelling 4 is geen beleidsdoorlichting gepland. De belangrijkste reden hiervoor is dat het relatief kleine tijdelijke regelingen betreffen en dat deze tijdelijke regeling per 2011 (TRI) en 2016 (BIA) aflopen.

Artikel

47 Aan het Werk: Bemiddeling en Re-integratie

Algemene doelstelling

Arbeidsinpassing in regulier werk voor uitkeringsgerechtigden en werklozen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Bemiddeling en re-integratie richten zich op de uitstroom naar regulier betaald werk van mensen met en zonder uitkering. Als dat nog niet direct mogelijk is, dan kunnen vormen van re-integratie ondersteuning worden benut om de afstand tot regulier werk te verkleinen.

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• Meer personen aan het werk gaan in reguliere arbeid;

• Meer personen een kleinere afstand tot regulier werk krijgen;

• Minder personen afhankelijk zijn van een uitkering;

• Instroom in langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid wordt beperkt.

Met het vorig jaar tegelijkertijd met de SZW-begroting aan de Tweede Kamer aangeboden Plan van Aanpak re-integratie (Kamerstukken II, 2008/2009, 28 719, nr. 63) zijn de lijnen aangegeven waarlangs het re-integratiebeleid zich de komende jaren verder moet ontwikkelen. Kernwoorden hierin zijn betere resultaten, meer transparantie, selectiviteit en vraaggerichtheid.

Naar aanleiding van het Plan van Aanpak is met ingang van de SZW-begroting 2009 binnen de algemene doelstelling een onderscheid gemaakt in drie operationele doelstellingen. Hierin komt een onderverdeling tot uitdrukking van even zovele categorieën werkzoekenden: zij die op eigen kracht regulier werk kunnen vinden, zij die daarbij ondersteuning nodig hebben en ten slotte degenen die hulp nodig hebben om de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt te verkleinen.

Het operationaliseren van voorgaande doelstellingen vraagt om een selectief re-integratiebeleid. Selectiviteit wil zeggen dat na een diagnose UWV en gemeenten bepalen wie re-integratieondersteuning nodig heeft en wat voor soort ondersteuning effectief is. Alleen voor personen met een afstand tot regulier werk wordt re-integratieondersteuning ingezet. Re-integratie richt zich (uiteindelijk) op arbeidsinpassing in regulier werk.

Het Rijk schept de voorwaarden, zodat UWV en gemeenten mensen met een socialezekerheidsuitkering en niet-uitkeringsgerechtigden kunnen re-integreren naar reguliere arbeid. Enerzijds door het arbeidsaanbod te versterken via onder andere het wegnemen van (persoonlijke) barrières voor re-integratie en via het handhaven van de naleving van de sociale-zekerheidsregelgeving en re-integratie(verplichtingen) van uitkeringsontvangers. Anderzijds door de arbeidsvraag te stimuleren door het bedienen en beïnvloeden van de vraag van werkgevers en hen actief te benaderen.

De oplopende werkloosheid als gevolg van de economische crisis vergt grote inspanningen van allen die bij het proces van re-integratie zijn betrokken. Het noodzaakt ook tot het maken van scherpere keuzes vanwege de begrensde budgettaire middelen en uitvoeringscapaciteit. Dit betekent dat degenen die recent werkloos zijn geworden en degenen die al langer naar werk zoeken niet even intensief kunnen worden bediend. De eerste groep bestaat grotendeels uit mensen met recente werkervaring, waar vaak geen in de persoon gelegen beperkingen aanwezig zijn die werkaanvaarding verhinderen. De inzet voor deze groep richt zich vooral op bemiddeling naar beschikbare banen. De tweede groep heeft vaak een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Trajecten hebben voor deze groep de hoogste toegevoegde waarde. Juist in tijden van crisis is het van het grootste belang om voor deze groep effectieve instrumenten te blijven inzetten, zodat zij worden toegerust om (op termijn na afronding van een traject) weer deel te nemen aan het reguliere arbeidsproces. Ook tijdens een laagconjunctuur is er nog steeds sprake van dynamiek op de arbeidsmarkt en ontstaan er baanopeningen, zij het op een lager volumeniveau. Deze bieden kansen om opnieuw in te stromen op de arbeidsmarkt.

Aldus ontstaat een drieslag in de uitvoering:

1. Via het inrichten van een landelijk dekkend stelsel van mobiliteitscentra probeert het kabinet, met hulp van sociale partners, daar waar nodig zoveel mogelijk werknemers die door werkloosheid worden bedreigd te helpen aan een andere functie en daarmee de directe overgang van de ene naar de andere baan te bevorderen. Een financiële stimulans voor EVC en een omscholingsbonus fungeren hierbij als ondersteunende instrumenten voor de basisdienstverlening door UWV.

2. Iedere werkzoekende die zich meldt op een Werkplein heeft toegang tot de basisdienstverlening. Intensieve bemiddeling naar beschikbare vacatures vormt hiervan het belangrijkste onderdeel. Ook is hulp beschikbaar bij het zoeken naar werk, b.v. in de vorm van een korte sollicitatietraining (brieven schrijven, sollicitatiegesprek voeren etc.).

3. Als bij de intake of later tijdens een vervolgafspraak wordt vastgesteld dat iemand naar verwachting niet zonder extra ondersteuning aan de slag zal komen, biedt de uitvoering maatwerk aan in de vorm van een individueel re-integratietraject.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Wet- en regelgeving (medewetgever) in relatie tot bemiddeling, re-integratie en handhaving;

• De uitvoering van de basisdienstverlening voor werkzoekenden en werkgevers en het toezicht daarop;

• De uitvoering van re-integratie-inspanningen door UWV en het toezicht daarop;

• Het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de WWB door gemeenten (waaronder het Participatiebudget);

• De uitvoering van ESF en EQUAL programma’s.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De economische omstandigheden, die van doorslaggevende invloed zijn op de situatie op de arbeidsmarkt en daarmee de vraag naar arbeid;

• Effectieve uitvoering van de wetten door gemeenten en UWV op het gebied van re-integratie en handhaving;

• Goede samenwerking tussen de uitvoerende instanties (ketensamenwerking);

• Goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

• Goede werking van de re-integratiemarkt;

• Bereidheid van werkgevers om uitkeringsgerechtigden en werklozen in dienst te nemen;

• Samenwerking binnen het regionale arbeidsmarktbeleid.

Indicatoren

Er zijn geen overkoepelende indicatoren benoemd, omdat de uitstroom naar werk te afhankelijk is van de conjunctuur.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 47.1: Begrotingsuitgaven Artikel 47 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen540 1614  228 4972 441 4072 231 1572 086 5392 070 8272 023 195
Uitgaven2 095 1532  228 9012 443 4072 232 1572 086 5392 070 8272 023 195
        
Programma uitgaven2 081 5272 213 3442 430 3132 223 7672 078 1492 062 4372 014 805
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 1       
Basisdienstverlening UWV315 119343 182382 428283 438226 351212 455212 555
Bkwi10 19810 4939 9409 561 8 535 8 5358 535
Ketensamenwerking15 0002 623 0 000 0
Operationele Doelstelling 2       
Flexibel Re-integratiebudget (vanaf       
2009: Participatiebudget1 580 7891 751 4511 894 4611 771 8451 676 6121 663 1771 612 177
Stimuleringsregeling Id-banen2 3336 000 00 0 00
Risicovoorziening ESF 358 90000 0000
Rwi/Svww5 9775 943 5 932 5 3005 300 5 300 5 300
Re-integratieWajong81 35366 692120 844138 747149 555161 174164 442
Re-integratieWajong Uitvoeringskosten3 32015 7056 7826 582 3 9883 9883 988
Handhaving0000000
Subsidies4 4973 7761 425810628628628
Beleidsondersteunende uitgaven4 0417 4798 5017 4847 1807 1807 180
        
Apparaatsuitgaven13 62615 55713 0948 3908 3908 3908 390
Personeel en materieel4 3444 8394 7410000
Agentschap SZW9 28210 7188 3538 3908 3908 3908 390
        
Ontvangsten87 076268 117565 691563 075418 842393  407393 407

In tabel 47.2 wordt een extra comptabel overzicht van het participatiebudget gegeven.

Toelichting

Basisdienstverlening UWV

Met de fusie per 1 januari 2009 van CWI en UWV zijn de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van UWV, het WERKbedrijf. Het WERKbedrijf verzorgt de dienstverlening aan werkzoekenden (door onder meer ondersteuning, bemiddeling, activering, re-integratie) en werkgevers (door een actieve bijdrage aan snelle vacaturevervulling; ontslag- en tewerkstellingsvergunningen). Verder voert het UWV WERKbedrijf de Wsw-indicatiestelling uit, die wordt verantwoord op artikel 48.

In het kader van preventiemaatregelen krijgt UWV in het kader van het Actieplan schuldhulpverlening in 2009 € 2,5 mln en in 2010 en 2011 respectievelijk € 1,75 mln en € 0,75 mln ter beschikking voor de nieuwe tijdelijke taak van de Werkpleinen op dit terrein (preventie, voorlichting en doorverwijzing naar gemeenten). Voor een overzicht van de totale beschikbare middelen voor schuldhulpverlening zij verwezen naar artikel 46.

Het totale budget in 2010 bedraag € 404 mln. Hierin zijn de in 2009 extra beschikbaar gemaakte tijdelijke middelen voor leerwerkloketten, leerwerkbanen, schuldhulpverlening, digitaal klantdossier, mobiliteitscentra en het matchingoffensief inbegrepen. Na 2010 neemt het budget af als gevolg van de taakstelling van het coalitieakkoord en de tijdelijkheid van de extra middelen.

BKWI

Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) vormt een verbindende schakel in de SUWI-keten door zorg te dragen voor voorzieningen en standaarden waarmee de SUWI-organisaties gegevens op een efficiënte en betrouwbare manier kunnen uitwisselen.

Participatiebudget

In het Participatiebudget zijn het flexibel re-integratiebudget, de inburgeringsbudgetten – voor zover deze betrekking hebben op de door gemeenten aan te bieden inburgeringsvoorzieningen – en de middelen voor volwasseneneducatie gebundeld. Gemeenten kunnen uit dit budget participatievoorzieningen financieren, dat wil zeggen re-integratievoorzieningen, inburgeringsvoorzieningen, taalkennisvoorzieningen, educatieopleidingen en combinaties ervan. Deze participatievoorzieningen kunnen worden aangeboden aan één breed geformuleerde doelgroep, namelijk aan iedere Nederlander van achttien jaar en ouder of aan een in Nederland woonachtige persoon van 16 of 17 jaar, die al aan de kwalificatieplicht heeft voldaan of aan wie een vrijstelling daarvan is verleend. Uitvoeringskosten worden niet gefinancierd uit het Participatiebudget. De financiering daarvan loopt via het gemeentefonds.

Tabel 47.2 Extra comptabel overzicht Participatiebudget (x € 1 000)
 200920102011201220132014
Uitgaven aan gemeenten1 751 4511 894 4611 771 8451 676 6121 663 1771 612 177
Flexibel re-integratiebudget1 529 2701 429 2701 329 2701 258 2701 270 2701 219 270
Inburgering WWI101 670321 100333 484309 251283 816283 816
Educatie OCW120 511144 091109 091109 091109 091109 091
       
Ontvangsten222 181465 191442 575418 342392 907392 907
Ministerie WWI101 670321 100333 484309 251283 816283 816
Ministerie OCW120 511144 091109 091109 091109 091109 091

* In 2009 betreft dit alleen de niet-G31 gemeenten. De G31 ontvangen in 2009 nog een uitkering via de Brede DoelUitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid. De verplichtingen i.v.m. inburgering- en educatie-onderdelen van het participatiebudget zijn eveneens opgenomen in de begrotingen van de Ministeries van OCW en WWI.

Toelichting

De minister van SZW is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van geld voor de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van personen uit de gemeentelijke doelgroepen.

De minister van SZW stelt de individuele gemeentelijke budgetten vast en is verantwoordelijk voor de eventuele terugvordering van niet of niet rechtmatig bestede gelden. De bijdragen van de minister voor WWI en van de minister van OCW aan het Participatiebudget staan als ontvangsten op de begroting SZW (tabel 47.2).

Vanaf 2011 is een ombuiging op de educatiemiddelen van € 35 mln voorzien. Ook voor het flexibel re-integratiebudget geldt een ombuigingstaakstelling. Deze korting is verdedigbaar vanwege de budgettaire problematiek waarmee het ministerie van SZW geconfronteerd wordt en het streven naar een selectievere inzet van middelen (zie ook Plan van aanpak re-integratie, Kamerstukken II, 2008/2009, 28 719, nr. 63). De ombuigingstaakstelling op het flexibel re-integratiebudget bedraagt in 2010 € 75 mln en in 2011 € 120 mln. De taakstelling voor deze jaren wordt ingevuld door extra ontvangsten als gevolg van de verlaging van de reserveringsregeling (het maximale percentage dat de gemeenten naar een volgend jaar kunnen meenemen). Op grond van deze regeling hebben gemeenten circa € 775 mln meegenomen naar het Participatiebudget 2009. Het maximale reserveringspercentage wordt verlaagd van 60% naar 25%. Vanaf 2012 wordt de taakstelling ingevuld door een korting op het budget.

Risicovoorziening Europees Sociaal Fonds (ESF)

De afwikkeling van de ESF-programma’s ESF 3 (2000–2006) en Equal bevindt zich in de eindfase. De einddeclaraties van deze programma’s worden naar verwachting in het eerste kwartaal van 2010 bij de Europese Commissie ingediend. Op grond van de realisaties bij de projecten wordt geen beslag op begrotingsmiddelen meer verwacht.

RWI

Het hier opgenomen bedrag betreft de apparaatskosten van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI).

Re-integratie Wajong

Dit betreft de totale rijksbijdrage aan het arbeidsongeschiktheidsfonds voor de re-integratie van jonggehandicapten. In 2010 is € 34 mln beschikbaar voor Wajong-trajecten en € 87 mln voor voorzieningen en overige Wajong middelen. Na 2010 wordt een groter beroep op Wajong-trajecten verwacht, met een navenant stijgend budget.

Een deel van deze middelen is gereserveerd voor de werkgeversbenadering. Totaal is € 5,5 mln hiervoor beschikbaar. Bij nadere invulling kan een deel van het budget neerslaan als uitvoeringskosten voor UWV, bijvoorbeeld in de vorm van extra dienstverlening aan werkgevers die met UWV convenanten sluiten over het creëren van werkplekken voor Wajongers. De notitie Aanpak werk voor Wajongers (juli 2009) beschrijft de contouren van de werkgeversbenadering.

Tevens moet gewerkt worden aan een cultuur waarin wordt uitgegaan van de participatiemogelijkheden van jongeren met een beperking. Om deze cultuuromslag te bevorderen is SZW, samen met de Ministeries van OCW, VWS en J&G, gestart met een 2-jarig cultuurprogramma. Op dit moment loopt op initiatief van SZW de «Ik kan» campagne (zie ook de internetpagina www.ikkan.nl).

Re-integratie Wajong uitvoeringskosten

De uitvoering van de Wajong maakt onderdeel uit van het takenpakket van het UWV. De werkgeversbenadering Wajong krijgt invulling op de Werkplein-plusvestigingen. De piek in 2009 is het gevolg van eenmalige implementatiekosten voor de beoogde wijziging van de Wajong.

Subsidies

Het budget subsidies wordt ingezet voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen op dit artikel, zoals een bijdrage aan de Cliëntenraden.

Beleidsondersteunende uitgaven

Uit dit budget worden de kosten voor onderzoek, voorlichting en uitvoeringskosten van het monitorcomité ESF betaald.

Apparaatsuitgaven Agentschap SZW

Voor de programmaperiode 2007–2013 wordt ESF 2 door het Agentschap SZW uitgevoerd. Hier wordt het deel van de uitvoeringskosten dat de opdrachtgever hiervoor inzet verantwoord. De Europese subsidie voor de uitvoering is niet in de rijksbegroting opgenomen.

Ontvangsten

De ontvangsten in 2010 bestaan voor het grootste deel (€ 465 mln) uit de verwachte bijdragen aan het Participatiebudget van de ministeries van WWI en OCW (zie tabel 47.2). Daarnaast is sprake van € 100 mln aan ontvangsten vanwege overschrijding van het maximale reserveringspercentage van het Participatiebudget.

Tabel 47.3 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 47 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Uitgaven499 000563 417520 989556 469499 863487 156479 047
        
Programmauitgaven499 000563 417512 139537 805474 319454 151438 712
Operationele doelstelling 2 en 3       
Re-integratieWAZ/WAO/WIA188 000178 514128 891125 756112 893108 981110 837
Re-integratieWW118 000161 977147 778162 847110 07193 76276 412
Uitvoeringskosten re-integratieWAZ/WAO/WIA95 00090 18189 94390 19090 29090 29090 290
Uitvoeringskosten re-integratieWW98 000132 745145 527159 012161 065161 118161 173
        
Nominaal008 85018 66425 54433 00540 335
        
Ontvangsten0000000

Toelichting

Re-integratie WAZ/WAO/WIA

Dit betreft de totale uitgaven voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de premiegefinancierde arbeidsongeschiktheidsregelingen WAZ, WAO en WIA. Deze uitgaven dalen vanwege het aflopen van de herbeoordelingsoperatie in 2009 en vanwege de lage WIA-instroom, waarbij bovendien voor een deel van de instroom (in de WGA) de re-integratieverantwoordelijkheid ligt bij werkgevers die hebben gekozen voor het dragen van het eigen risico. Voor inkoop van re-integratietrajecten is in 2010 € 78 mln beschikbaar, voor loonkostensubsidie € 11 mln en € 39 mln voor werknemersvoorzieningen.

Behalve door de uitgaven in dit artikel wordt de re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten bevorderd door een korting voor werkgevers op de Aof- en AWf-premie. Daarnaast zijn er re-integratie-instrumenten waarbij uitkeringen worden ingezet om mensen te laten werken. Dit zijn bijvoorbeeld loondispensatie, loon- en inkomenssuppletie en de no-riskpolis. De kosten van deze instrumenten zijn onderdeel van de totale uitgaven aan uitkeringen in artikel 46.

Re-integratie WW

Een belangrijk deel van de WW-ers heeft niet of nauwelijks ondersteuning nodig om weer aan de slag te komen. Voor WW-ers met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zet UWV passende ondersteuning bij re-integratie in. Hiervoor is in 2010 een bedrag van € 148 mln beschikbaar; € 22 mln voor loonkostensubsidies en € 126 mln voor inkoop van re-integratietrajecten. In de ramingen voor 2010 en 2011 is rekening gehouden met de toenemende instroom en zijn extra middelen verwerkt vanuit het arbeidsmarktpakket. Daarnaast is er sprake van een korting op het re-integratiebudget van UWV. Deze korting is verdedigbaar vanwege de budgettaire problematiek waarmee het ministerie van SZW geconfronteerd wordt en het streven naar een selectievere inzet van middelen. Per saldo dalen hierdoor de middelen voor re-integratie WW na 2011. Daarbij speelt ook het aflopen van de loonkostensubsidies een rol.

Behalve de uitgaven op dit artikel worden nog andere instrumenten ingezet, bijvoorbeeld de premiekortingen oudere werknemers, tijdelijke «no-risk polis», proefplaatsingen en met (tijdelijk) behoud van uitkering starten als zelfstandige.

Uitvoeringskosten Re-integratie WAZ/WAO/WIA en uitvoeringskosten re-integratie WW

In deze budgetten zijn, naast de reguliere uitgaven voor het uitvoeren van op genoemde regelingen betrekking hebbende re-integratieactiviteiten, ook de kosten van werkcoaches opgenomen.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-8.gif

Toelichting

Voor aanvang van het begrotingsjaar zijn de re-integratiebudgetten toegekend aan de gemeenten en zijn de begrotingen van UWV en RWI goedgekeurd. De overige bedragen hebben vooral betrekking op afwikkeling van al verplichte subsidies.

Operationele doelstelling

1 Ondersteuning bij het vinden van regulier werk voor die uitkeringsgerechtigden en werklozen die op eigen kracht werk kunnen vinden

Motivering

Niet iedereen heeft re-integratieondersteuning nodig. Een groot deel van de uitkeringsgerechtigden en werklozen komt op eigen kracht weer aan de slag. De basisdienstverlening van UWV WERKbedrijf is daarbij ondersteunend.

Instrumenten

• Regelgeving (Wet SUWI) uitvoering werk en inkomen;

• Basisdienstverlening UWV WERKbedrijf: informatie en advies over werk, bemiddeling en begeleiding bij het zoeken naar werk (CV plaatsen op werk.nl, hulp werkcoach), inschrijven voor werk en een uitkering aanvragen;

• Leerwerkloketten;

• Mobiliteitscentra om door de laagconjunctuur met werkloosheid bedreigde werknemers naar ander werk te bemiddelen.

• Wet investeren in jongeren (WIJ) voor jongeren tot 27 jaar met ingang van 1 oktober 2009.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening door UWV en gemeenten samen op de Werkpleinen aan zowel werkzoekenden als werkgevers;

• Vorming en financiering mobiliteitscentra;

• Aansturen van en toezicht houden op UWV en daarmee samenhangend beleid en regelgeving.

Activiteiten ketenpartners:

Met ingang van 2009 zijn verspreid over het hele land circa 100 Werkpleinen gevormd, die zich met hun activiteiten richten op het voorkomen van een uitkering (preventie), het uitvoeren van de werkintake, bemiddelen van vraag (werkgevers) en aanbod (werkzoekenden) en het handhaven van de verplichtingen. Ook brengen zij de (kansen op de) regionale arbeidsmarkt in kaart. Van groot belang in het kader van een selectieve inzet van mensen en middelen is de onafhankelijke diagnose en indicatiestelling en het beoordelen van competenties van werkzoekenden. Daarnaast richten de Werkpleinen zich tot werkgevers, door het aanbieden van een vast aanspreekpunt voor de totale dienstverlening. De plusvestigingen van de Werkpleinen kennen een bredere, regionale functie. Op elk van deze vestigingen bevindt zich ook een Leerwerkloket voor informatie over scholing- en beroepskeuze.

Er zijn 33 mobiliteitscentra ingericht om door de laagconjunctuur met werkloosheid bedreigde groepen werknemers zo soepel mogelijk naar ander werk te bemiddelen. In het Jaarverslag over 2009 zal over de inspanningen van de mobiliteitscentra nader worden gerapporteerd.

Partijen in de uitvoering kennen hun eigen planning- en controlcyclus, waarover aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd. Jaarlijks in november ontvangt de Tweede Kamer het jaarplan van UWV, waarna driemaal via tertaalrapportages wordt gerapporteerd over de uitvoering hiervan. In het voorjaar van het volgende jaar volgt het jaarverslag. Deze rapportages bevatten gegevens over de voortgang van de uitvoering door het UWV.

Doelgroepen

• Ingeschreven werkzoekenden die op eigen kracht weer aan de slag kunnen komen;

• Werkgevers.

Indicatoren

Het UWV WERKbedrijf biedt via het internet en fysiek op de Werkpleinen basisdienstverlening aan. Werkzoekenden worden geholpen bij het op eigen kracht weer aan het werk komen. Werkgevers worden geholpen bij het vervullen van vacatures.

De indicatoren in tabel 47.4 geven aan in welke mate werkgevers en werkzoekenden tevreden zijn over de aangeboden dienstverlening.

Tabel 47.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Klanttevredenheid werkgeversNiet bekendvoldoendevoldoendevoldoende
Klanttevredenheid werkzoekenden6,516,82voldoendevoldoende

Bronnen:

1 Derde tussentijds verslag AKO 2008;

2 Ketenprogramma 2009.

De meting van de klanttevredenheid werkgevers is op dit moment nog in ontwikkeling. In 2008 is er in acht regio’s onderzoek gedaan naar de klanttevredenheid onder werkgeversklanten, gezien de beperkte opzet is het niet mogelijk om hieruit een landelijk klanttevredenheidscijfer af te leiden. Ook voor 2009 is om deze reden nog geen streefwaarde gegeven door de ketenpartijen. De klanttevredenheid werkzoekenden bedroeg in 2008 een 6,5. In het ketenprogramma 2009 is de ambitie opgenomen om dit rapportcijfer in 2009 te verbeteren tot een 6,8. Over de exacte normering van de prestatie-indicatoren 2010 vindt op dit moment nog overleg plaats, bij de aanbieding van het ketenprogramma 2010 zal het parlement hier nader over geïnformeerd worden.

Tabel 47.5 Kengetallen operationele doelstelling 1 (aantallen x 1 000)
 TotaalAOWWBijstandNug
In 2008 in een baan gestarte voormalig werklozen (zonder voorliggende re-integratieondersteuning)21356792256

Bron: CBS Uitstroom naar Werk

Tabel 47.6 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Realisatie 20091
Bij CWI/UWV bemiddelde personen (x 1 000; in 2009 in % van aantal aanmeldingen) 276,233
Ingeschreven werkzoekenden (x 1 000)494,4219,7
Bij CWI/UWV gemelde vacatures (x 1 000)276,478,7

Bron: CWI jaarverslag 2008 en eerste tertaalrapportage 2009 UWV

1 Realisatie 2009 heeft betrekking op eerste tertaal 2009

Operationele doelstelling

2 Ondersteuning bij het vinden van regulier werk voor die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Het re-integratiebeleid is gericht op uitstroom uit werkloosheid naar regulier werk van werkzoekenden met een grote afstand tot regulier werk. Het re-integratiebeleid zet niet in op personen die op eigen kracht regulier werk kunnen verkrijgen. Gemeenten en UWV WERKbedrijf hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om via maatwerk een passende voorziening aan te bieden. Met re-integratieondersteuning wordt bedoeld trajecten, waaronder ook inburgeringstrajecten, extra ondersteuning van de casemanager bij gemeenten en de werkcoach bij UWV. Deze trajecten dienen vraaggericht en selectief te worden ingezet, zoals geformuleerd in het Plan van Aanpak re-integratie.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Wet SUWI, WWB);

• Het re-integratiebudget (gemeenten) als onderdeel van het Participatiebudget;

• Bijdrage aan re-integratiebudgetten van het UWV;

• Prestatieafspraken met ketenpartners.

Activiteiten

• Beschikbaar stellen van instrumenten aan UWV en gemeenten ten behoeve van werkgevers, uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden, zoals re-integratietrajecten, premiekorting, no-riskpolis, loonkostensubsidie, werkgevers- en werknemersvoorzieningen;

• Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening op de Werkpleinen;

• Kaders stellen voor de re-integratiemarkt;

• Verrichten van onderzoek en het verspreiden van de resultaten hiervan;

• Ontsluiten van goede praktijkvoorbeelden via onder andere www.interventiesnaarwerk.nl;

• Wet investeren in jongeren (WIJ) voor jongeren tot 27 jaar met ingang van 1 oktober 2009.

Het UWV heeft een eigen planning- en controlcyclus, waarover aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd. Deze rapportages bevatten gegevens over de voortgang van de uitvoering van re-integratieactiviteiten waar het UWV verantwoordelijk voor is.

Doelgroepen

• Bijstandsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt;

• Niet-uitkeringsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt;

• Anw-ers met een afstand tot de arbeidsmarkt;

• WW-ers met een afstand tot de arbeidsmarkt;

• Gedeeltelijk arbeids(on)geschikten (WAZ, Wajong, WAO, WIA) met een afstand tot de arbeidsmarkt;

• Jongeren uit de doelgroep van de WIJ.

Indicatoren

Uitstroom naar regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk

Het doel van deze indicator is om inzicht te geven in de resultaten van re-integratieondersteuning gericht op regulier werk. De re-integratieondersteuning die gericht is op arbeidsinpassing «stapjes op de ladder» wordt in operationele doelstelling 3 beschreven. Op dit moment is het nog niet mogelijk om dit onderscheid cijfermatig te maken. Totdat het onderscheid kan worden gekwantificeerd, wordt daarom nog alle re-integratieondersteuning (zowel gericht op regulier werk als op afstandverkleining) hier weergegeven.

Als gevolg van de sterk verslechterde economische situatie, die zich de komende jaren vertaalt in een snel stijgende werkloosheid, zijn de kansen om na werkloosheid weer aan de slag te komen over de hele linie gedaald. Er zal een maximale inspanning worden gedaan om uitstroom naar werk te realiseren, echter dit resultaat zal in de huidige economische omstandigheden moeilijker bereikbaar zijn. De ambitie om 60% naar werk uit te laten stromen blijft wel gehandhaafd.

Uitstroom naar regulier werk na einde loonkostensubsidie

Gemeenten beschikken al sinds 1-1-2004 over het instrument loonkostensubsidie. Sinds eind 2008 gebruikt UWV dit instrument ook voor herbeoordeelden (brugbanen). Begin 2009 trad de Wet stimulering arbeidsparticipatie in werking waarmee ook de mogelijkheid ontstond om loonkostensubsidie te verstrekken voor langdurig werklozen en andere (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten (inclusief brugbanen). In deze wet is aangegeven dat het kabinet in het UWV-domein inzet op 50% doorstroom naar niet-gesubsidieerd regulier werk.

Tabel 47.7 Indicatoren operationele doelstelling 2 (%)
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Uitstroom naar regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk1616060
Uitstroom naar regulier werk na einde loonkostensubsidie53505050

Bron: CBS Uitstroom naar werk

1 Op dit moment is het nog niet mogelijk om dit onderscheid te kwantificeren: daarom is het resultaat van alle re-integratieondersteuning (zowel gericht op regulier werk als afstandverkleining) weergegeven.

Kengetallen

De kengetallen in tabel 47.8 geven per uitkeringssituatie inzicht in de mate waarin personen met re-integratieondersteuning aan het werk gaan. Tevens wordt inzicht gegeven in welke mate de arbeidsinpassing duurzaam is. De verslechtering van de situatie op de arbeidsmarkt begon zich pas tegen het eind van 2008 af te tekenen.

Loonkostensubsidies

In tabel 47.8 wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate loonkostensubsidies na beëindiging resulteren in een regulier dienstverband. Met dit kengetal wordt de mate waarin dit instrument wordt ingezet en resulteert in arbeidsinpassing in reguliere arbeid voor de gehele ketenpopulatie zichtbaar gemaakt.

Tabel 47.8 Kengetallen operationele doelstelling 2 (aantallen x 1 000)
 TotaalAOWWBijstandNug/ANW
In 2008 in een baan gestarte voormalig werklozen (na voorliggende re-integratieondersteuning)117326656814
Aandeel met minimale duur van 6 maanden van in 2008 in een baan gestarte voormalig werklozen (na voorliggende re-integratieondersteuning)169%72%75%61%71%
Aantal gestarte loonkostensubsidies in 2008211  111
Beëindigde loonkostensubsidie in 2008210  91
waarvan nog werkzaam in reguliere arbeid244%  45%37%

Bronnen:

1 CBS, Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning

2 CBS, Statistiek re-integratie gemeenten (i.v.m. zelfrapportage kunnen cijfers afwijken van tabel 47.5)

Operationele doelstelling

3 Ondersteuning bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Uitstroom naar regulier werk is niet altijd direct haalbaar. Soms is de afstand tot regulier werk zo groot dat er eerst ondersteuning moet worden ingezet om de afstand tot regulier werk te verkleinen. Het directe doel is dan het zetten van een stap op de re-integratieladder, die veel gemeenten als hulpmiddel bij de uitvoering van het re-integratiebeleid gebruiken. Waar het in operationele doelstelling 2 ging om het in kaart brengen van de uitstroom naar werk, wil operationele doelstelling 3 de tussenstappen die werkzoekenden, die vallen onder verantwoordelijkheid van de gemeente (WWB, Nug, Anw), daartoe moeten zetten in beeld brengen. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om via maatwerk een passende voorziening aan te bieden om de afstand tot regulier werk te verkleinen. Hiertoe zetten zij onder andere participatieplaatsen en sociale activering in.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Wet SUWI, WWB, Wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP));

• Re-integratiebudget gemeenten.

Activiteiten

• Beschikbaar stellen van instrumenten aan gemeenten ten behoeve van uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden: participatieplaatsen, loonkostensubsidies etc.;

• Verrichten van onderzoek en verspreiden van de resultaten hiervan;

• Ontsluiten van goede praktijkvoorbeelden via o.a. www.interventiesnaarwerk.nl;

• Onderhouden wet- en regelgeving;

• Monitoren inspanningen gemeenten via o.a. de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG), die voor dit doel is uitgebreid met de zgn. re-integratieposities.

Doelgroepen

Werkzoekenden die eerst een stap op de re-integratieladder moeten maken, voordat zij naar regulier werk kunnen worden gere-integreerd:

• Bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt;

• Niet-uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt;

• Anw-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Kengetallen

Op dit moment is het nog niet mogelijk om dit onderscheid cijfermatig te maken. Totdat het onderscheid kan worden gemaakt, wordt daarom nog alle re-integratieondersteuning (zowel gericht op regulier werk als arbeidsinpassing) weergegeven bij operationele doelstelling 2.

In het jaarverslag 2009 zal als eerste indicatie op basis van het door de Inspectie voor Werk en Inkomen uitgevoerde onderzoek «De cliënt benaderd» een beeld worden opgeleverd van de dienstverlening aan langdurig werklozen op een groot aantal Werkpleinen. Wat betreft de waardes van de in tabel 47.8 opgenomen kengetallen kan pas bij de SZW-begroting 2011 een eerste inschatting van de omvang worden gegeven, zoals vorig jaar is gemeld in het Plan van Aanpak re-integratie.

Voor deze operationele doelstelling is geen indicator benoemd. Een reden daarvoor is de weerbarstigheid van de problematiek bij de doelgroep die vaak meerjarige ondersteuning nodig maakt, waarvan de resultaten soms niet of nauwelijks zichtbaar worden in het maken van een stap op de re-integratieladder. Ook kampt deze groep vaak met problemen in meerdere leefdomeinen die een brede inzet van instrumenten en ondersteuning vergen (b.v. zorg), die zich niet beperkt tot het re-integratieterrein.

De kengetallen zullen in de toekomst inzicht geven in de mate waarin instrumenten gericht op het maken van een stap op de re-integratieladder worden ingezet en in welke mate deze leiden tot het daadwerkelijk zetten van een stap in de richting van regulier werk. Met het kengetal «Doorstroom naar re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk in een kalenderjaar» wordt inzicht gegeven in welke mate personen in de WWB met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt bemiddelbaar worden richting regulier werk. Ook het aantal participatieplaatsen zal hier worden gemeld.

Toelichting

Samenvattende tabel

Op diverse plekken in dit artikel is een toelichting gegeven op begrotings- en premiegefinancierde uitgaven, de activiteiten die worden verricht en de resultaten die worden nagestreefd. In de overzichtstabel 47.9 is deze informatie bij elkaar geplaatst.

Tabel 47.9 Samenvattend overzicht middelen, trajecten en resultaten re-integratie
 TotaalUWVgemeenten
  AOWWWWBNug/Anw
Budget 2010 (x € mln)1 827250 1481 429 
Budget 2009 (x € mln)1 937245 1621 529 
      
Uitgaven 2008 (x mln)2 0222691181 635 
Uitvoeringskosten 2008 (x mln)1969898 Niet bekend
      
Re-integratietraject1 (x 1 000)     
gestart in 20081803941964
beëindigd in 20081673753743
      
In 2008 in een baan gestarte voormalig werklozen (na voorliggende re-integratieondersteuning117326656814
w.v. volledig uit uitkering/inschrijving836333212

Bron: CBS Statistiek re-integratie door gemeenten, UWV Jaarverslag en SZW Financiële administratie

1 Exclusief werkcoach van UWV

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 47.10 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
BeleidsdoorlichtingBeleidsdoorlichting artikel 47 A. 2012B. 2013 
Effecten onderzoek ex post    
Overig evaluatieonderzoek• Effect re-integratie op duurzaamheid van de arbeidsinpassing A. 2009B. 2010 
 • Evaluatie ESF A. 2009B. 2010 
     
 • Evaluatie participatieplaatsen A. 2012B. 2012 
 • Evaluatie loonkostensubsidie UWV A. 2012B. 2012 
 • Evaluatie Participatiebudget A. 2011B. 2011 

Toelichting

Naast de in tabel 47.10 genoemde onderzoeken, worden er zeer regelmatig onderzoeken en evaluaties op het gebied van re-integratie opgeleverd, ook door decentrale partijen. Via o.a. de website www.interventiesnaarwerk.nlwil SZW hieraan een brede verspreiding geven.

Artikel

48 Sociale werkvoorziening

Algemene doelstelling

Het faciliteren van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om arbeidsparticipatie voor personen uit de doelgroep door het aanbieden van aangepaste arbeid mogelijk te maken. Arbeid die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden en tevens een bijdrage levert aan het behouden en bevorderen van hun arbeidsbekwaamheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het ter beschikking stellen en toekennen van de middelen ten behoeve van het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden;

• De wet- en regelgeving met betrekking tot de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), in zijn hoedanigheid van medewetgever;

• Het toezicht op de uitvoering en handhaving van de naleving van de Wsw door gemeenten.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van:

• De mate waarin personen een beroep doen op de Wsw;

• Medewerking van reguliere werkgevers om arbeidsplekken met aangepaste omstandigheden beschikbaar te stellen;

• De mate waarin aangepaste arbeid bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van personen uit de doelgroep.

Kengetal

Het kengetal in tabel 48.1 geeft aan in welke mate de algemene doelstelling wordt gerealiseerd.

Omdat mensen zich vrijwillig aanmelden voor de Wsw is het niet mogelijk om betrouwbare ramingen te maken voor dit kengetal. Om inzicht te geven in de ontwikkelingen ten opzichte van voorgaande jaren zijn ook de realisaties van 2006 en 2007 opgenomen.

Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand, zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een daling van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand in verhouding tot de totale doelgroep. De realisaties worden toegelicht bij tabel 48.4.

Tabel 48.1 Kengetal algemene doelstelling
 200620072008
Aantal personen in Wsw werknemersbestand tegenover de totale doelgroep (%)858385

Bron: Research voor Beleid, Wsw-monitor

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 48.2 Begrotingsuitgaven Artikel 48 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen2 511 9912 583 5052 515 4402 507 1432 508 4382 508 4382 508 438
Uitgaven2 426 3912 510 4732 515 4402 507 1432 508 4382 508 4382 508 438
        
Programma uitgaven2 425 2092 509 5752 514 3652 507 1432 508 4382 508 4382 508 438
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 1       
Wet Sociale Werkvoorziening2 399 9092 486 6552 490 5582 483 8292 483 8292 483 8292 483 829
Uitvoeringskosten WswIndicatiestelling25 30022 92023 80723 31424 60924 60924 609
        
Apparaatsuitgaven1 1828981 0750000
Personeel en materieel1 182898 1 0750 0 00
        
Ontvangsten488 720506 900510 100519 961529 183537 725547 619

Toelichting

Programma-uitgaven operationele doelstelling 1

De programma-uitgaven 2010 zijn onderverdeeld in de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening en de uitvoering van de indicatiestelling Wsw. De uitgaven ten behoeve van de uitvoering van de Wsw zijn onderverdeeld in:

• Een budget van circa € 2 477 mln voor het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden is onderverdeeld in:

– middelen bestemd voor het realiseren van een minimumaantal arbeidsplaatsen (circa € 2 459 mln). Dit is de zogenaamde landelijke taakstelling, die wordt uitgedrukt in arbeidsjaren. De landelijke taakstelling voor het jaar 2010 bedraagt circa 90 804 arbeidsjaren.

– middelen bestemd voor de stimuleringsuitkering begeleid werken (€ 18 mln).

• Een centraal budget van circa € 13 mln, dat is onderverdeeld in:

– middelen bestemd voor de Stichting Beheer Collectieve Middelen, het arbeidsmarkt- en opleidingsfonds voor de sociale werkvoorziening (circa € 3 mln).

– middelen bestemd voor de implementatie van de wetswijziging Wsw (circa € 3 mln).

– middelen bestemd voor de pilotprojecten naar aanleiding van het advies van de commissie De Vries, die bij Operationele Doelstelling 1 verder worden toegelicht (circa € 7 mln).

Voor de uitvoering van de indicatiestelling Wsw door UWV Werkbedrijf is voor 2010 een bedrag van circa € 24 mln beschikbaar.

Ontvangsten

• De ontvangsten bestaan jaarlijks grotendeels uit de anticumulatiebaten. Dit zijn uitkeringen Wajong, Wao of Waz van personen met een Wsw-dienstbetrekking die worden «verrekend» met de Wsw-salarissen en daarom als ontvangsten worden verantwoord op de SZW-begroting. Voor 2010 gaat het naar verwachting om een bedrag van circa € 510 mln.

• Daarnaast worden bij de vaststelling van het aan gemeenten toegekende Wsw-budget middelen teruggevorderd als zij de toegekende taakstelling niet hebben gerealiseerd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-9.gif

Operationele doelstelling

1: Het realiseren van aangepaste arbeid voor personen met een Wsw-indicatie, waar mogelijk in een zo regulier mogelijke werkomgeving

Motivering

Om arbeidsgehandicapten die willen deelnemen aan het arbeidsproces de mogelijkheid van arbeidsparticipatie te bieden wordt voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid gerealiseerd waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

De wetswijziging Wsw, in werking getreden per 1 januari 2008, biedt geen antwoord op o.a. het voortgaande beroep dat wordt gedaan op de Wsw. Hiertoe heeft het kabinet de commissie fundamentele herbezinning Wsw (commissie De Vries) in het leven geroepen. Deze commissie heeft in oktober 2008 geadviseerd tot een fundamentele wijziging van het stelsel van werk en inkomen. Het kabinet ondersteunt de hoofdlijnen van het advies, maar vindt de uitwerking zo ingrijpend dat het conform het advies van de commissie eerst de mogelijke effecten ervan in een aantal pilotprojecten gaat testen.

Zie voor meer informatie over de pilotprojecten het plan van aanpak dat op 2 juli 2009 is aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 817, nr. 49).

De pilotprojecten starten in 2009 en 2010 en lopen naar verwachting tot 2013.

Instrumenten

• Subsidie aan gemeenten voor het realiseren van Wsw-plaatsen;

• Overdracht taakstelling Wsw (mogelijkheid voor gemeenten om de te realiseren arbeidsplaatsen in een jaar onderling over te dragen, welk verzoek wordt voorgelegd aan de Minister);

• Stimuleringsuitkering begeleid werken.

Activiteiten

• Het creëren van werkplekken voor personen met een beperking bij reguliere werkgevers (pilot 1);

• De omslag van bedrijven in de sociale werkvoorziening van productiegerichtheid naar gerichtheid op het ontwikkelen van arbeidsvaardigheden van mensen voor de arbeidsmarkt (pilot 2);

• Betere dienstverlening op de zogenoemde werkpleinen (bemiddelen naar werk) voor mensen met een beperking (pilot 3);

• Een nieuwe beloningssystematiek voor werknemers en financieringssystematiek voor gemeenten waarin de prikkels voor (regulier) werk centraal staan (pilot 4);

• Bestuurlijke afstemming ten behoeve van pilotprojecten De Vries.

Doelgroep

Personen met een Wsw-indicatie.

Indicatoren

Gemeenten zijn verantwoordelijk om op zijn minst het minimum aantal arbeidsplaatsen te realiseren met het budget dat zij daarvoor hebben ontvangen, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving. Drie werkvormen worden onderscheiden: in dienst van een reguliere werkgever (het zogenaamde begeleid werken), detachering bij een reguliere werkgever vanuit het sw-bedrijf en beschut werk in het sw-bedrijf.

Het bereiken van de operationele doelstelling wordt in tabel 48.3 aan de hand van twee indicatoren weergegeven:

• De eerste indicator toont de realisatie van Wsw-plaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend. Wsw-plaatsen worden uitgedrukt in arbeidsjaren (voorheen standaardeenheden). Een arbeidsjaar komt overeen met 1 fte van een Wsw-werknemer ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig. Voor 1 fte van iemand ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig wordt 1,25 arbeidsjaar gerekend. Het percentage van 105% geeft aan dat op landelijk niveau meer arbeidsjaren worden gerealiseerd dan waarvoor subsidie wordt verstrekt.

• De tweede indicator drukt de doelstelling van de Wsw uit, namelijk zoveel mogelijk werken in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving. De vorm begeleid werken is de meest reguliere vorm van werken voor de doelgroep. De stimuleringsuitkering begeleid werken beoogt gemeenten te stimuleren om deze doelstelling te realiseren.

Tabel 48.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Streven 2009Streven 2010Streven 2014
Realisatie van arbeidsplaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend (%)105100100100
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)4557

Bron: Research voor Beleid, Wsw-monitor

Kengetallen

Omdat mensen zich vrijwillig aanmelden voor de Wsw is het niet mogelijk om betrouwbare ramingen te maken voor de in tabel 48.4 weergegeven kengetallen. Om inzicht te geven in de ontwikkelingen ten opzichte van voorgaande jaren zijn ook de realisaties van 2006 en 2007 opgenomen.

• De groei van het werknemersbestand in 2008 is grotendeels te verklaren doordat in 2008 budget beschikbaar is gesteld voor circa 1 000 extra werkplekken.

• In 2008 was sprake van een daling van het aantal personen op de wachtlijst, doordat de gemeenten als gevolg van de wetswijziging hun bestanden hebben opgeschoond op basis van de criteria, bepalend voor de beschikbaarheid voor arbeid in het kader van de Wsw.

Tabel 48.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
Werknemersbestand (personen) (ultimostand)99 333100 498102 168
Wachtlijst (personen) (ultimostand)19 54519 67617 753
Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst (maanden)12,814,415,2
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen192223

Bron: Research voor Beleid, Wsw-monitor

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 48.5 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex ante    
BeleidsdoorlichtingArtikel 48ADB. 2013 
Effecten onderzoek ex postEvaluatie WswADB. 2011Art. 46 Wsw
Overig evaluatieonderzoekPilotprojecten De VriesADA. 2010B. 2013 

Toelichting

De beleidsdoorlichting van artikel 48 is vergeleken met de begroting van vorig jaar met 1 jaar vervroegd van 2014 naar 2013. De belangrijkste reden is dat nu wordt aangesloten bij de geplande afronding van de pilotprojecten De Vries in dat jaar.

In 2011 is de wetsevaluatie van de Wsw gepland. De wetswijziging in de Wsw is op 1 januari 2008 ingegaan waarbij in artikel 46 van de Wsw is opgenomen dat de wet na 3 jaar geëvalueerd zal worden.

Cluster overige sociale zekerheid

Onder «overige sociale zekerheid» valt de sociale zekerheid zonder activerend element en enkele overige regelingen. In artikel 49 worden onder meer de uitgaven aan de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Toeslagenwet verantwoord. In dit artikel staat ook het in omvang meest omvangrijke onderdeel van de sociale zekerheid, de AOW.

De AOW wordt voor een deel gefinancierd uit begrotingsmiddelen, deze worden samen met de andere rijksbijdragen verantwoord op artikel 51.

Onder artikel 50 vallen de tegemoetkomingen aan ouders met gehandicapte kinderen en aan asbestslachtoffers.

Maatregelen

Als gevolg van de ontgroening en de vergrijzing waar onze samenleving de komende decennia mee wordt geconfronteerd, komt de betaalbaarheid van ons sociaal stelsel onder druk. Het verhogen van de arbeidsparticipatie is van groot belang om voorzieningen zoals de AOW betaalbaar te houden. De gevolgen van de financiële crisis voor de overheidsfinanciën en de pensioenfondsen versterken de noodzaak van maatregelen die de houdbaarheid van ons stelsel vergroten.

Het kabinet heeft in het aanvullend beleidsakkoord gekozen voor een pakket van houdbaarheidsmaatregelen waaronder de flexibilisering van de AOW en het voornemen om de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen van 65 naar 67 jaar. Aanleiding voor deze keus is de verslechtering van de overheidsfinanciën als gevolg van de economische crisis. Verhoging van de AOW-leeftijd is ook nodig om voor toekomstige generaties een solide stelsel van publieke voorzieningen, sociale zekerheid en zorg voor oude dag zeker te stellen. Het kabinet heeft in juni 2009 een verkennende notitie over dit voornemen aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2008/2009, 31 700 XV, nr. 66). Met de sociaal-economische partners is afgesproken dat de Sociaal-Economische Raad tot 1 oktober een alternatief voor de verhoging van de AOW-leeftijd kan aanreiken.

Artikel

49 Overige inkomensbescherming

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming zonder activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om inkomensbescherming op minimumniveau te bieden. SZW creëert de voorwaarden voor de toekenning van een uitkering of toeslag en SVB, gemeenten en UWV zijn verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• de vaststelling van het niveau van de uitkering of toeslag op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene ouderdomswet (AOW), Toeslagenwet (TW) en de Wet werk en bijstand (WWB);

• de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving;

• sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB en UWV;

• toezicht op een rechtmatige uitvoering door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de effectieve uitvoering van de wetten door de uitvoeringsorganen SVB, UWV en gemeenten;

• de hoogte van het nalevingsniveau van wet- en regelgeving door gerechtigden.

Kengetallen

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• in Nederland inkomensbescherming op sociaal minimum niveau wordt geboden;

• weduwen, weduwnaars, verzorgers van halfwezen en wezen worden beschermd tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van overlijden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 49.1: Begrotingsuitgaven Artikel 49 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen367 111371 413635 735646 784649 308658 999668 369
Uitgaven367 111371 413635 735646 784649 308658 999668 369
        
Programma uitgaven366 255370 003634 023646 784649 308658 999668 369
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 2       
Uitkeringslasten WWB 65+00210 368232 237245 660258 243268 432
Uitvoeringskosten WWB 65+0015 40014 40015 10015 70016 900
        
Operationele Doelstelling 3       
ToeslagenwetUitkeringslasten366 255370 003408 255400 147388 548385 056383 037
        
Apparaatsuitgaven8561 4101 7120000
Personeel en materieel8561 4101 7120000
        
Ontvangsten2 955000000

Toelichting

Wet werk en bijstand (WWB) 65+

Bij brief van 16 maart 2009 (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 389, nr. 16) heeft de staatssecretaris de hoofdlijnen uiteengezet van wetgeving om de problemen die samenhangen met een onvolledige AOW-opbouw tegen te gaan. Het kabinet wil de uitvoering van de algemene bijstand met betrekking tot de onvolledige AOW met ingang van 1 januari 2010 overhevelen van gemeenten naar de SVB. Het daartoe strekkende wetsvoorstel is op 27 augustus 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. Met de overheveling van de uitvoering wordt beoogd met één loket het niet-gebruik van de aanvullende bijstand door ouderen terug te dringen.

Voorts is voor personen van 65 jaar en ouder een vrijlating van inkomen uit arbeid gecreëerd in de Wet werk en bijstand.

Toeslagenwet

De Toeslagenwet (TW) verleent aan bepaalde uitkeringsgerechtigden toeslagen tot het relevante sociaal minimum. Daar waar nodig komen toeslagen op uitkeringen, waarvan de belangrijkste zijn de zogeheten moederwetten WAO, WAZ, Wajong, WIA, WW en ZW. De uitvoeringskosten voor de Toeslagenwet worden gedragen door de fondsen van de betreffende moederwetten.

De uitgaven TW worden vooral bepaald door volume-ontwikkelingen in de eerdergenoemde moederwetten. De ontwikkelingen in deze uitkeringsvolumes variëren. Het aantal uitkeringen WAO en WAZ neemt naar verwachting af, maar die van de WW, ZW, WIA en Wajong nemen meer toe. Grootste invloed gaat hierbij uit van de WW, die als gevolg van de economische crisis behoorlijk zal stijgen. Per saldo nemen de uitgaven TW ten opzichte van 2009 naar verwachting toe met bijna € 40 miljoen.

Tabel 49.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 49 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Uitgaven28 297 06230 143 52131 008 17832 065 44833 594 33635 028 88536 340 793
        
Programmauitgaven28 297 06230 143 28030 599 00431 287 10132 310 18033 182 35733 907 314
Operationele doelstelling 1       
ANW uitkeringslasten1 203 5361 137 2961 058 832972 298864 844756 605649 520
ANW tegemoetkoming21 56022 40320 98819 40517 44115 46313 507
ANW uitvoeringskosten23 80127 60927 52522 66820 68919 05517 808
Operationele doelstelling 2       
AOWuitkeringslasten26 446 12627 620 07928 211 51428 973 44730 053 69530 984 38031 772 434
AOWtegemoetkoming483 0941 213 1521 148 6431 183 0411 239 1391 289 6831 335 212
AOWuitvoeringskosten118 945122 741131 502116 242114 372117 171118 833
        
Nominaal0241409 174778 3471 284 1561 846 5282 433 479
        
Ontvangsten0000000

Toelichting

Algemene nabestaandenwet (Anw)

• De Anw is een financiële ondersteuning na het overlijden van één van de partners of ouders.

• Voor mensen die na 1950 zijn geboren gelden andere toelatingseisen tot de Anw dan voor mensen die voor 1950 zijn geboren. De groep nabestaanden die alleen op grond van het feit dat ze vóór 1950 zijn geboren een Anw-uitkering krijgt, neemt aanzienlijk af. Immers, als deze nabestaanden 65 jaar of ouder worden vervalt hun recht op een Anw-uitkering. Op 1 januari 2015 hebben alle nabestaanden geboren voor 1 januari 1950 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, waardoor het aantal Anw-ers en de bijbehorende lasten dalen. Ook de groep mensen die bij de inwerkingtreding van de Anw in 1996 al recht had op de voorganger ervan, de AWW-uitkering, stroomt de komende 10 jaar uit omdat velen de 65-jarige leeftijd bereiken. Vanaf 2020 is ook de groep oud-AWW-ers aanzienlijk gereduceerd en zullen de uitgaven naar verwachting verder stabiliseren.

• In het kader van ombuigingsmaatregelen zal de Anw-tegemoetkoming per 1 januari 2010 niet geïndexeerd worden.

Algemene ouderdomswet (AOW)

• De AOW is een basispensioen voor mensen die 65 jaar of ouder zijn.

• Mensen die niet gedurende 50 jaar in Nederland hebben gewoond, kunnen als ze 65 jaar worden te maken krijgen met een onvolledige AOW-uitkering. Het is mogelijk om dit tekort in te kopen. De termijn waarbinnen men bij onvolledige AOW moet beslissen om in te kopen wordt verruimd van 5 naar 10 jaar (inkoopregeling AOW) in het kader van de wetgeving om de problemen die samenhangen met een onvolledige AOW-opbouw op te lossen. Deze verruiming wordt gedaan om mensen meer tijd en mogelijkheden te geven om hier gebruik van te maken. Het in de toelichting op tabel 49.1 genoemde wetsvoorstel voor de overheveling van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar en ouder naar de SVB voorziet ook in de aanpassing van de inkoopregeling AOW.

• Het kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend waarin de keuzevrijheid ten aanzien van (gedeeltelijk) uitstel van de ingangsdatum AOW wordt geregeld. De Tweede Kamer heeft besloten de plenaire behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen tot na 1 oktober 2009. Dit in verband met het kabinetsvoornemen de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen en het alternatief dat de SER voor 1 oktober hiervoor kan aanreiken.

• In het kader van de ombuigingsmaatregelen zal de AOW tegemoetkoming per 1 januari 2010 niet geïndexeerd worden en zal deze tegemoetkoming met € 26 worden verlaagd. Gezamenlijk met een verhoging van de ouderenkorting van € 10 is deze maatregel qua koopkracht opgevangen.

• Met ingang van 2011 komen personen die dan de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, en van wie de partner nog geen 55 jaar is, niet langer in aanmerking voor de AOW-partnertoeslag. Deze maatregel loopt vooruit op de volledige afschaffing van de toeslag voor nieuwe gevallen vanaf 2015. Het kabinet is van mening dat het mogelijk en wenselijk is dat partners jonger dan 55 jaar in hun eigen inkomen voorzien. Het kabinet trekt tot en met 2014 in totaal € 100 miljoen uit om te voorkomen dat mensen door deze maatregel vanwege de vermogenstoets in de bijstand gedwongen worden hun huis te verkopen.

• In het kader van de ombuigingsmaatregelen zal de AOW-partnertoeslag vanaf 2011 met 6% worden gekort. Huishoudens met een inkomen tot € 20 000 worden van deze korting uitgezonderd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-10.gif

Toelichting

De budgetten OD2 en OD3 zijn volledig juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan alleenstaande nabestaanden, wezen of halfwezen voor wie het niet mogelijk is om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien

Motivering

Om personen die geconfronteerd zijn met het overlijden van een partner of ouders en die vanwege leeftijd, de zorg voor een jong kind, of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) een eigen inkomen kunnen verwerven, te voorzien van een minimuminkomen.

Instrumenten

• Uitkeringen op grond van de Anw;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan de SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden van beleid, wet en regelgeving;

• Twee maal per jaar aanpassen van het niveau van uitkeringen;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB;

• Niet-indexeren tegemoetkoming Anw in 2010 en 2011;

• Voorstel tot wijziging van de vrijlating van inkomen uit arbeid.

Activiteiten van SVB:

• Beoordelen nieuwe aanvragen;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Handhaving wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Alleenstaande nabestaanden, verzorgers van halfwezen en wezen.

Kengetallen

• De omvang van het Anw bestand neemt af vanwege de aanpassing die in 1996 in de toetredingsvoorwaarden is aangebracht.

• Voor de Anw zijn kengetallen ontwikkeld gericht op handhaving. De kengetallen geven ondermeer het niveau weer waarin gerechtigden de in de wet opgenomen informatieplicht ten aanzien van de leefsituatie en het inkomen naleven.

Het nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid is het percentage van de totale Anw-populatie dat zijn eventuele samenwoning aan de SVB heeft gemeld.

Het nalevingsniveau opgave van inkomsten uit arbeid is het percentage van de totale Anw-populatie dat zijn eventuele inkomen uit arbeid aan het SVB juist heeft gemeld.

Tabel 49.3 Kengetallen operationele doelstelling 1
Volume (x 1 000 uitkeringsjaren):Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Volume: Ingang recht voor 1 juli 1996322723
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering111
w.v. nabestaande uitkering302623
    
Volume: Ingang recht na 1 juli 1996666362
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering1099
w.v. alleen nabestaandenuitkering424038
w.v. alleen halfwezenuitkering141414
Wezenuitkering111
Totaal volume uitkeringsjaren999186
Totaal aantal uitkeringsgerechtigden (*1000 personen)119111104
    
Handhaving:   
Nalevingsniveau melden samenwoning (%)198  
Nalevingsniveau van opgave van inkomen uit arbeid (%)297  
Bekendheid met regels samenwonen (%)385  
Bekendheid met regels inkomen (%)393  
Aantal onderzochte fraudesignalen3961  
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)32,8  
Incassoratio (%)392  

Bronnen:

1 SZW op basis van SVB, zie leeswijzer

2 SZW op basis van CBS en SVB, zie leeswijzer

3 SVB jaarverslag

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen dat een minimuminkomen wordt verstrekt aan personen van 65 jaar en ouder

Motivering

Om personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt inkomensbescherming te bieden.

Instrumenten

• Ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW);

• AOW-toeslag ten behoeve van de partner jonger dan 65 jaar aan personen die een ouderdomspensioen op grond van de AOW ontvangen;

• Aanvullende uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) indien een onvolledig AOW-pensioen wordt verstrekt in verband met niet-verzekerde jaren en indien geen toereikende eigen middelen aanwezig zijn. In 2009 is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer dat ertoe leidt dat de uitvoering van de aanvullende bijstand per 1-1-2010 bij de SVB ligt;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van de uitkeringen AOW en WWB aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB;

• Niet-indexeren tegemoetkoming AOW in 2010 en 2011;

• Verlaging van de AOW-partnertoeslag met ingang van 2011.

• Aanpassen doelgroep AOW-partnertoeslag met ingang van 2011.

Activiteiten SVB:

• Beoordelen recht op AOW en op aanvullende uitkering WWB;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving;

• Voorstel tot overheveling van de aanvullende bijstand van gemeenten naar SVB.

Doelgroepen

Personen van 65 jaar en ouder.

Kengetallen

• Volgens het rapport «Herhaalmeting Kennis over de AOW-partnertoeslag» (Intomart GfK bv, 20 mei 2009) is de bekendheid met de afschaffing in 2015 van de partnertoeslag AOW in 2009 19%. Dit percentage is vergelijkbaar met het percentage van vorig jaar, toen 21% van de respondenten wist dat de AOW-partnertoeslag wordt afgeschaft.

• Voor de AOW zijn kengetallen ontwikkeld gericht op handhaving. Ondermeer wordt daarbij het niveau weergegeven waarin gerechtigden hun in de wet opgenomen informatieplicht ten aanzien van de samenlevingsvorm naleven.

• Het nalevingsniveau melden van samenwoning is het percentage van de totale AOW-populatie dat zijn eventuele samenwoning aan de SVB heeft gemeld.

Tabel 49.4 Kengetallen operationele doelstelling 2
Variabelen zijn x 1 000 uitkeringjaren, het volume is in aantal personenRealisatie 2008Raming 2009Raming 2010
70% uitkering (totaal)9881 0001 011
w.v. partner < 65 jaar321
50% uitkering (totaal)1 6401 6931 746
w.v. partner < 65 jaar386399412
Volume in aantal personen (x 1000)2 6982 7742 846
Volume aanvullende WWB > 65 jaar (x 1000 personen)1323638
    
Korting op de AOW-uitkering i.v.m. niet-verzekerde jaren:   
Personen met een onvolledige AOW(%)171718
Gemiddeld kortingspercentage (%)494848
    
Bekendheid met afschaffen partnertoeslag (%)221  
Handhaving:   
Nalevingsniveau melden samenwoning (%)399  
Bekendheid met regels samenwonen (%)480  
Bekendheid met regels inkomen (%)481  
Aantal onderzochte fraudesignalen43 338  
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)42,4  
Incassoratio (%)496  

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

2 Intomart Gfk, Onderzoeksrapport AOW-partnertoeslag

3 SZW op basis van SVB, zie leeswijzer

4 SVB Jaarverslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers

Motivering

Om personen die een uitkering op grond van de WW, ZW, WAO, Wet Wajong, IOW, Wet arbeid en zorg, WAMIL of loondoorbetaling in het tweede ziektejaar ontvangen, te voorzien van een minimuminkomen.

Zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers ontvangen een toeslag op hun loondervingsuitkering of loondoorbetaling tot het minimumniveau als de betrokkene daar met zijn gezinsinkomen onder blijft.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten UWV:

• Beoordelen van recht, hoogte en duur toeslag;

• Verstrekken van uitkeringen.

Wijziging in TW:

Met de Wet Wajong wordt geregeld dat met ingang van 1 januari 2010 geen recht op toeslag bestaat voor de Wajonggerechtigde die inkomensondersteuning ontvangt tijdens studie of scholing.

Doelgroepen

Personen die een loondervingsuitkering of loondoorbetaling ontvangen (volgens de definitie van de TW) en per dag een inkomen hebben dat lager is dan het relevante sociaal minimum.

Indicatoren

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Er is daarom geen indicator opgenomen. Recht op een toeslag uit hoofde van de toeslagenwet is slechts aan de orde bovenop een ander uitkeringsrecht.

Ten opzichte van 2008 neemt het volume TW toe. Dat komt doordat per saldo de volumes van de moederwetten waarop de toeslagen komen stijgen. Grootste invloed gaat hierbij uit van de WW. De gemiddelde toeslag neemt af, wat voornamelijk wordt veroorzaakt door een afnemende hoogte van de toeslagen Wajong.

Tabel 49.5 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Volume TW (* 1000 uitkeringsjaren)162173184
Gemiddelde toeslag (x € 1)2 2632 1402 218
    
Handhaving   
Aantal geconstateerde overtredingen2 931  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)6,8  
Afdoeningspercentage93,8  

Bron: UWV Jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 49.6 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingArtikel 49AD/ODA. 2014B. 2015 
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

Toelichting

Eind 2009 wordt de beleidsdoorlichting artikel 49 afgerond. Voor 2010 staan er geen evaluatieonderzoeken gepland.

Artikel

50 Tegemoetkoming specifieke kosten

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een tegemoetkoming in specifieke kosten alsmede maatschappelijke erkenning van het leed van asbestslachtoffers in werksituaties

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om bepaalde personen een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor specifieke kosten of als maatschappelijke erkenning. SZW creëert de voorwaarden voor het toekennen van deze tegemoetkomingen en zorgt ervoor dat deze tegemoetkomingen door de SVB worden uitgekeerd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de regeling Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en de regeling Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS);

• De vormgeving van het stelsel wet- en regelgeving;

• Sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB.

De minister voor Jeugd en Gezin heeft medebetrokkenheid bij het beleid omtrent de TOG-regeling. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de TOG-indicatiestellingen.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van de effectieve uitvoering van wet- en regelgeving door SVB (Sociale Verzekeringsbank) en IAS (Instituut Asbestslachtoffers).

Indicatoren

Voor het recht op TOG is bepalend of een kind thuis woont en gehandicapt is. Deze voorwaarden worden op basis van GBA en medische indicatie getoetst. Omdat de criteria het aantal rechthebbenden bepaalt, heeft het gebruik van prestatie-indicatoren daarom, naast de informatie die al uit de kengetallen naar voren komt, geen toegevoegde waarde.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 50.1: Begrotingsuitgaven Artikel 50 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen130 187142 076142 802118 520116 488113 126109 544
Uitgaven130 187142 076142 802118 520116 488113 126109 544
        
Programma uitgaven129 204141 132141 442118 520116 488113 126109 544
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 2       
TOGUitkeringslasten53 40860 07457 54537 74540 70643 18341 545
TOGUitvoeringskosten2 4012 8932 9653 0913 1693 2503 329
AKWUitvoeringskosten67 93970 06274 28271 03465 96360 04358 020
Kinderregelingen uitvoeringskosten2 0003 0023 0023 0023 0023 0023 002
        
Operationele Doelstelling 3       
TASuitkeringslasten2 4482 7352 7352 7352 7352 7352 735
TASuitvoeringskosten1 008914913913913913913
        
Apparaatsuitgaven9839441 3600000
Personeel en materieel9839441 3600000
        
Ontvangsten12 695013 0000000

Toelichting

Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG)

De uitkeringslasten TOG dalen vanaf 2010 omdat de indicatiestelling wordt aangepast om daarmee bij te dragen aan de ombuigingstaakstelling. Het kabinet gaat de regeling meer richten op de groep gehandicapte kinderen voor wie de TOG-regeling oorspronkelijk was bedoeld. Hiervoor wordt de indicatiestelling in lijn gebracht met de AWBZ-indicatie.

De kosten voor de keuringen ten behoeve van de TOG-indicatiestellingen worden verantwoord op de begroting van het ministerie van VWS.

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De ontwikkeling van de uitvoeringskosten AKW volgt de ontwikkeling van het volume. Bovendien is het aandeel van de SVB in de productiviteitskorting van de voorjaarsbesluitvorming geheel toegerekend aan de AKW. De uitkeringslasten AKW worden verantwoord op de begroting van Jeugd en Gezin.

Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Bij de TAS zijn geen ontwikkelingen ten aanzien van uitkeringslasten en uitvoeringskosten.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-11.gif

Toelichting

De budgetten OD1 en OD2 zijn volledig juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van thuiswonende gehandicapte kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers

Motivering

Om ouders of verzorgers van een thuiswonend gehandicapt kind meer financiële ruimte te bieden.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Ouders worden tegemoetgekomen in de extra kosten die voortvloeien uit het thuis verzorgen van een gehandicapt kind;

• Ouders zich gewaardeerd voelen voor het thuis verzorgen van een gehandicapt kind.

Instrumenten

Tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling.

Activiteiten

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten SVB

• Beoordelen recht op TOG-tegemoetkomingen;

• Verstrekken TOG-tegemoetkomingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Ouders of verzorgers van gehandicapte kinderen van 3 tot 18 jaar.

Kengetallen

Het aantal kinderen voor de TOG neemt, zoals blijkt uit de realisatie-cijfers toe. Door het aanpassen van de indicatiestelling per 2010 zal het aantal kinderen afnemen.

Tabel 50.2 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Volume   
Aantal kinderen TOG (x 1000)566259

Bron: SZW, Voorschotaanvragen TOG

Operationele doelstelling

2 Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling, die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen verkrijgen

Motivering

Om uiting te geven aan de maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van asbestslachtoffers.

Instrumenten

Tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Verstrekken van een bijdrage in de uitvoeringskosten van SVB.

Activiteit SVB:

• Verstrekken van (voorschotten) tegemoetkomingen op advies van het Instituut Asbestslachtoffers (IAS).

Doelgroepen

• (Ex-)werknemers met maligne mesothelioom, die veroorzaakt is door asbestblootstelling in het werk, die via de (voormalige) werkgever geen schadevergoeding kunnen krijgen;

• Huisgenoten van werknemers die met asbest hebben gewerkt en die zelf maligne mesothelioom hebben gekregen.

Kengetallen

Vanaf 2008 worden in principe geen eenmalige uitkeringen meer verstrekt, tenzij deze expliciet worden aangevraagd.

Tabel 50.3 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2008Raming 2009Raming 2010
Toekenningen voorschot305300300
Toekenningen eenmalige uitkering000
Aantal terugontvangen TAS voorschotten185145150
Toekenningen bij leven t.o.v. totaal aantal toekenningen (%)828080

Bron: SVB Jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 50.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingTOGOD 1A. 2014B. 2015 
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

Toelichting

De beleidsdoorlichting van de TOG stond aanvankelijk gepland voor 2010. Samenhangend met de voorgenomen wijzigingen in de indicatiestelling wordt de beleidsdoorlichting verschoven naar 2014. Voor 2010 staan er geen evaluatieonderzoeken gepland.

Artikel

51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen

Algemene doelstelling

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen en Spaarfonds AOW

Omschrijving van de samenhang in het beleid

• Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken;

• Om tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is;

• Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De hoogte van de rijksbijdragen aan de betreffende sociale fondsen en het Spaarfonds AOW;

• Het betalen van de rijksbijdragen aan UWV, SVB en het Spaarfonds AOW.

Externe factoren

In dit artikel wordt de algemene doelstelling behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten. Er zijn daarom geen externe factoren die van invloed zijn op het behalen van de doelstelling.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• De tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen worden gedekt;

• Wordt voorkomen dat er, indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is, tekorten ontstaan in de fondsen van sociale verzekeringen.

Indicatoren

Output en outcome zijn niet te vatten in zinvolle indicatoren of kengetallen. Wanneer de budgettaire overheveling van begroting naar fondsen is geschied, is het beoogde effect gerealiseerd. De vermogenspositie van de fondsen is dan verbeterd in de mate die was beoogd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 51.1: Begrotingsuitgaven Artikel 51 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen10 135 14714 565 39513 787 85814 102 26014 921 03615 632 37616 105 209
Uitgaven10 135 14714 565 39513 787 85814 102 26014 921 03615 632 37616 105 209
        
Programma uitgaven10 134 35614 564 51713 787 19614 102 26014 921 03615 632 37616 105 209
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 1       
Bijdragen BIKKAOW2 995 3003 086 4003 072 2003 136 5003 152 2003 168 0003 183 800
Bijdragen BIKKAnw39 90045 50047 50052 90053 20053 50053 800
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds3 490 6006 662 1005 861 3005 968 7006 611 9007 151 7007 449 000
Premiebijdragen gemoedsbezwaarden1000000
Rijksbijdrage Aof955288 967280 360272 064264 061257 490259 905
Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-gerechtigden482 0861 213 1521 148 6431 183 0411 239 1391 289 6831 335 212
Rijksbijdrage tegemoetkoming ANW-gerechtigden21 65222 40120 98819 40517 44115 46313 507
Rijksbijdrage Spaarfonds AOW3 085 7053 199 1513 312 5963 426 0413 539 4863 652 9313 766 376
Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen18 15746 84643 60943 60943 60943 60943 609
        
Apparaatsuitgaven7918786620000
Personeel en materieel7918786620000
        
Ontvangsten0000000

Toelichting

Rijksbijdragen Bikk Aow en Anw

Sinds 2001 worden de fondsen voor de volksverzekeringen gecompenseerd voor een daling van de premieopbrengst als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. In deze wet werd het systeem van belastingvrije sommen vervangen door een systeem van heffingskortingen en het arbeidskostenforfait door een arbeidskorting, met als gevolg een lagere premieopbrengst. De compensatie is de zogeheten BIKK (Bijdrage in de Kosten van Kortingen). De hoogte hiervan wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Rijksbijdrage Of (Ouderdomsfonds)

Bij het Ouderdomsfonds is sprake van een exploitatietekort. Dit leidt jaarlijks tot een vermogenstekort van gelijke omvang. Dit vermogenstekort wordt aangevuld uit de rijksmiddelen waardoor een neutrale kaspositie voor het Ouderdomsfonds ontstaat. Deze rijksbijdrage belast het EMU-saldo niet, omdat daarin de saldi van de fondsen en het rijk integraal worden meegenomen. Op deze manier kan de AOW-premie ongewijzigd blijven.

Rijksbijdrage Aof (Arbeidsongeschiktheidsfonds)

De Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten kent vanaf 2009 onder meer een jaarlijkse tegemoetkoming aan personen die tenminste 35% arbeidsongeschikt zijn en een uitkering ontvangen van UWV (in plaats van de fiscale aftrek van buitengewone uitgaven). Deze tegemoetkomingen worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Aof wordt gestort.

Rijksbijdragen tegemoetkoming Aow en Anw

Deze rijksbijdragen zijn ter financiering van de in artikel 49 verantwoorde tegemoetkoming Aow en Anw.

Rijksbijdrage Spaarfonds AOW

Voor wat betreft een toelichting op de inkomsten en uitgaven uit het Spaarfonds AOW wordt verwezen naar de Begroting Spaarfonds AOW 2010.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

Deze regeling voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling. De regeling wordt gefinancierd uit een rijksbijdrage. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen lopen in deze rijksbijdrage mee.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2010

kst-32123-XV-2-12.gif

Operationele doelstelling

1: Het medebekostigen van de sociale verzekeringen uit de schatkist ter dekking of voorkoming van tekorten in de fondsen

Motivering

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken of tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Instrumenten en activiteiten

De doelstelling is behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten:

• Rijksbijdrage Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) voor de AOW en de ANW;

• Rijksbijdrage Ouderdomsfonds;

• Rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof);

• Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-ers en ANW-ers;

• Rijksbijdrage Spaarfonds AOW;

• Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen.

Doelgroepen

De sociale fondsen en het Spaarfonds AOW.

Indicatoren/kengetallen

N.v.t.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 51.2 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

2.3: NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

97 Aflopende regelingen

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal afgesloten regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen. Het gaat hier uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 97.1 Begrotingsuitgaven Artikel 97 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen1 1181 9249127000
Uitgaven2 6782 106191127000
        
Programma uitgaven2 6152 075191127000
Operationele Doelstelling 1       
Afgesloten regelingen0000000
Regeling ex-mijnwerkers1821821820000
Ondersteuning vorming BVG’en498939127000
Regeling Schoonmaakdiensten Particulieren1 1161 00000000
SZW Cofinanciering Equal1 268000000
        
Apparaatsuitgaven633100000
Personeel en materieel181900000
Agentschap SZW451200000
        
Ontvangsten1 7568 00000000

Toelichting

Financiële afwikkeling afgesloten regelingen

Een aantal wetten en regelingen zijn financieel afgewikkeld. Er kunnen nog wel nabetalingen plaatsvinden. Het gaat dan uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Regeling ex-mijnwerkers

De Regeling vervroegde uittreding ex-mijnwerkers en de Silicoseregeling mijnwerkers zijn financieel afgewikkeld. Per 1 januari 2000 zijn alle rechthebbenden uitgestroomd, zodat uitsluitend nog nabetalingen worden verantwoord. Op deze voorziening wordt tevens de Rijksbijdrage aan het Algemeen mijnwerkersfonds verantwoord.

Ondersteuning vorming Bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en)

De tijdelijke stimuleringsregeling bedrijfsverzamelgebouwen bestaat uit twee subsidies, een startsubsidie en een vervolgsubsidie. De vaststelling van de startsubsidies en de verlening van de vervolgsubsidie zijn in 2004 afgerond. De vaststelling van de vervolgsubsidie, na opening van het bedrijfsverzamelgebouw, wordt tot en met het jaar 2011 voorzien. De regeling wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW.

Artikel

98 Algemeen

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven toegelicht die niet direct kunnen worden toegerekend aan één van de andere beleidsartikelen. Op dit artikel worden verder de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen posten Handhaving, Primair proces, Subsidies, Voorlichting en Onderzoek toegelicht.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 98.1 Begrotingsuitgaven Artikel 98 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen185 081208 498194 410270 007269 557267 748268 980
Uitgaven183 895207 876194 440270 007269 557267 748268 980
        
Programma uitgaven13 77021 24520 71132 84433 83033 83033 830
Operationele Doelstelling 1       
Handhaving1 9412 5163 70717 54221 54221 54221 542
Onderzoek & Beleidsinformatie4 7957 4146 8386 8386 8386 8386 838
Subsidies19391 3511 4061 4061 4061 406
Verzameluitkering SZW01 5401 5400000
Overig7 0338 8367 2757 0584 0444 0444 044
        
Apparaatsuitgaven170 125186 631173 729237 163235 727233 918235 150
Automatisering25 99225 35516 84515 97215 97215 97215 972
Huisvesting29 61631 34531 15729 37529 37529 37530 607
Personeel en materieel93 433107 601107 357173 441172 010170 201170 281
Bijdrage aan IWI21 08422 33018 37018 37518 37018 37018 290
        
Ontvangsten12 1215 4965 4965 4965 4965 4965 496

Toelichting

Programma-uitgaven artikel 98

De programma-uitgaven op dit artikel zijn Primair proces, Subsidies, Voorlichting, Onderzoek en Beleidsinformatie en Handhaving. Delen van deze beleidsuitgaven kunnen worden toegerekend naar beleidsartikelen en zullen daar worden verantwoord. Indien van toepassing zal voor het behoud van een totaaloverzicht per uitgavencategorie inzicht worden gegeven in de totale omvang van de budgetten.

Handhaving

Het beleidsbudget voor handhaving op de begroting bedraagt € 12,4 miljoen, verdeeld over de artikelen 43 (€ 0,6 miljoen), 44 (€ 0,3 miljoen), 46 (€ 7,8 miljoen) en 98 (€ 3,7 miljoen). De belangrijkste thema’s uit het Handhavingsprogramma zijn:

• Sturen op naleving;

• Gezondheid en veiligheid op het werk;

• Internationale handhaving;

• Sociale verzekeringen en activerende bijstandverlening;

• Communicatie, voorlichting, samenwerking en informatieuitwisseling.

De bedragen voor 2011 en verder zijn hoger, omdat deze nog niet zijn toegedeeld aan artikelen.

Subsidies

Het totale subsidiebudget van SZW bedraagt in 2010 € 27,1 miljoen. Hiervan wordt € 25,7 miljoen toegerekend aan beleidsartikelen en € 1,4 miljoen centraal geraamd op artikel 98. Een totaaloverzicht van alle SZW subsidiemiddelen staat in paragraaf 6.5 Bijlage subsidies.

Overig

Dit bestaat voor het grootste deel uit voorlichting. Het totale voorlichtingsbudget 2010 bedraagt € 8,6 miljoen, waarvan € 6,4 miljoen centraal geraamd op artikel 98. De voorlichtingsuitgaven die rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden toegerekend, worden onder het desbetreffende beleidsartikel verantwoord.

Apparaatsuitgaven

Het totale budget apparaatsuitgaven in 2010 bedraagt € 251,3 miljoen (inclusief huisvesting en automatisering). Van het totale apparaatsbudget wordt € 95,9 miljoen toegerekend aan de beleidsartikelen. De toedeling naar de beleidsartikelen in 2010 is als volgt in de begroting verwerkt:

Tabel 98.2 Toedeling personele en materiele budgetten naar artikelen (x € 1 000)
BeleidsartikelPersoneelMaterieelTotaal
41. Inkomensbeleid1 004791 083
42. Arbeidsparticipatie18 0142 01720 031
43. Arbeidsverhoudingen14 9991 44516 444
44. Gezond en veilig werken34 4183 96438 382
45. Pensioenbeleid1 600991 699
46. Inkomensbeschermingmet activering8 4203378 757
47. Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie4 5601814 741
48. Sociale werkvoorziening1 041341 075
49. Overige inkomensbescherming1 629831 712
50. Tegemoetkomingen specifieke kosten1 318421 360
51. Rijksbijdragen aan sociale fondsen64418662
    
98. Algemeen – personeel en materieel71 64535 712107 357
98. Algemeen – huisvesting 31 15731 157
98. Algemeen – automatisering 16 84516 845
    
Totaal apparaatsuitgaven159 29292 013251 305

De bijdrage van het moederdepartement aan het Agentschap SZW van € 8,4 miljoen (artikel 47) en de bijdrage aan IWI van € 18,4 miljoen (artikel 98) zijn buiten deze berekening gehouden.

Bijdrage aan IWI

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt onafhankelijk toezicht op de uitvoeringsinstanties die de werknemers- en volksverzekeringen uitvoeren en op de gemeentebesturen, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de sociale voorzieningen. De bijdrage in 2010 aan de baten-lastendienst IWI van € 18 miljoen is begroot op artikel 98.

In het hoofdstuk «Baten-lastendiensten» is de begroting van baten en lasten en het kasstroomoverzicht van IWI opgenomen.

Versobering bedrijfsvoering Rijk

De bedrijfsvoering van de rijksdienst heeft een taakstelling gekregen van € 250 miljoen per 2014. De eerste tranche van € 50 mln is verdeeld over de departementen op basis van een verdeelsleutel waarbij de ZBO’s UWV en SVB meetelden. Het aandeel van SZW bedraagt hierin € 8,1 mln in 2014 (16,2%).

De tweede tranche van € 200 mln is voorlopig verdeeld aan de ministeries aan de hand van (potentiële) besparingsvoorstellen en een verdeelsleutel aan de hand van het aantal fte’s per departement (exclusief ZBO’s). De periode tot de Voorjaarsnota 2012 wordt gebruikt om te komen tot een jaarlijkse herijking van de besparingsvoorstellen en de verdeling daarvan over de ministeries. Dat zal voor het eerst gebeuren na het beschikbaar komen van het masterplan huisvesting. Het aandeel van SZW in deze taakstelling bedraagt op dit moment € 13,6 mln (6,8%) in 2014. De SZW-taakstelling bestaat met name uit een specifieke taakstelling van € 10 mln op huisvesting als gevolg van het gezamenlijk huisvesten van de beleidskernen van SZW en VWS in «De Resident».

In afwachting van de nadere invulling is deze taakstelling voorlopig budgettair verwerkt op artikel 99.

Tabel 98.3 Versobering bedrijfsvoering Rijk (x € 1 mln)
 20102011201220132014
SZW1,41,41,41,4
ZBO’s6,76,76,76,7
1e tranche8,18,18,18,1
      
Huisvestingstrategie10,1
Overige besparingsvoorstellen0,20,61
Verdeelsleutel VRD0,10,40,61,52,5
2e tranche0,10,40,82,113,6

Artikel

99 Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 99.1 Begrotingsuitgaven Artikel 99 (x € 1 000)
artikelonderdeel2008200920102011201220132014
Verplichtingen02 8071 43211 77833 68233 83839 232
Uitgaven02 8071 43211 77833 68233 83839 232
        
Programma uitgaven02 8071 43211 77833 68233 83839 232
Operationele Doelstelling 1       
Loonbijstelling02 8075 8072 17439 84049 24249 191
Onvoorzien00– 4 3759 604– 6 158– 15 404– 9 959
Prijsbijstelling0000000
        
Ontvangsten0000000

Toelichting

Onvoorzien

De grondslag ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Het artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat de loonbijstelling toegedeeld kan worden aan de relevante beleidsartikelen.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen. Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat toerekening kan plaatsvinden naar relevante beleidsartikelen.

HOOFDSTUK 3: BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

SZW kleiner en beter

Sinds 1 januari 2009 werkt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) volgens een vernieuwde hoofdstructuur. In 2010 is een doorontwikkeling voorzien van het DG UHB naar een Inspectoraat Generaal, waarin de inspecties (IWI en AI) alsook de SIOD opgaan.

Interdepartementale samenwerking

SZW hanteert voor de bedrijfsvoering het principe «gezamenlijk tenzij». Dit betekent dat SZW daar waar mogelijk samenwerking zoekt voor uitvoerende taken. De regietaak blijft echter bij het departement.

De afgelopen jaren heeft SZW de eerste stappen gezet om tot samenwerkingsverbanden te komen. Zo zijn in 2009 de ICT-uitvoeringstaken van SZW overgeheveld naar de Shared Service Organisatie ICT van het Ministerie van V&W. Tevens is in 2009 de start gemaakt met «Haagse Hoogte» als samenwerkingsverband op het gebied van repro en drukwerk.

Voor 2010 staan de volgende interdepartementale samenwerkingsprojecten op de rol:

P-Direkt

Sinds 1 januari 2009 maakt SZW gebruik van de salarisverwerking van P-Direkt. Vanaf 1 januari 2010 sluit SZW ook voor de overige diensten en producten aan bij P-Direkt. Dit betekent dat P-Direkt de administratieve verwerking van bijvoorbeeld aanstellingen, M&M-gesprekken en reiskostendeclaraties overneemt. De salaris- en personeelsadministratie bij SZW komt daarmee te vervallen. De directie Bedrijfsvoering voert de regie naar P-Direkt.

4FM

De ministeries van BZ, VROM, V&W en SZW brengen vanaf 1 april 2010 de facilitaire dienstverlening onder in de gezamenlijk op te richten organisatie 4FM. De directie Bedrijfsvoering zal voor de facilitaire dienstverlening van SZW de regie uitoefenen, de uitvoering vindt plaats door 4FM.

4F

In 2009 is het project 4F gestart. 4F staat voor de financiële administratie van de 4 departementen VROM, VWS, Financiën en SZW. Het betreft het stapsgewijs toepassen van het financiële systeem en de financiële inrichting van SZW bij deze departementen. Met de samenwerking kunnen de departementen kosten reduceren op bijvoorbeeld het gebied van beheer en ontwikkeling. Komend jaar staat voor SZW in het teken van het doorontwikkelen van het (gezamenlijke) financiële systeem. Het lange termijn doel is om een Shared Service Organisatie op te richten, waarbij de administraties fysiek worden samengevoegd en de Shared Service Organisatie diensten verleent aan de 4 departementen.

Interdepartementale samenwerking van auditdiensten

Zoals in de begroting voor 2009 gemeld is, werkt de Auditdienst van SZW zeer nauw samen met de auditdiensten van het Ministerie van EZ en het Ministerie van LNV. In 2010 zal deze samenwerking worden voortgezet met de uniformering tussen deze departementen van de wettelijke controle.

De kwaliteit van het financieel beheer en de financiële administratie

In 2009 wordt gewerkt aan het oplossen van de punten genoemd in het «Verbeterplan Financieel beheer». In 2010 zal de aandacht zich verplaatsen naar het consolideren van de doorgevoerde verbeterpunten om te borgen dat de aangebrachte verbeteringen structureel in de organisatie worden verankerd.

De kwaliteit van het contractbeheer

Met ingang van 1 juli 2009 is binnen SZW de inkoopfunctie gecentraliseerd bij de afdeling Inkoop van directie Bedrijfsvoering. Daarnaast zal de directie FEZ in samenwerking met de directie Bedrijfsvoering in 2009 een korte benchmark uitvoeren bij departementen waar het contractbeheer naar de mening van de Algemene Rekenkamer wél op orde is. De resultaten hiervan zijn nu nog niet bekend, maar zullen de basis vormen voor verdere verbeteringen in het jaar 2010. De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2010 gemeld kan worden dat de kwaliteit van het contractbeheer aan de door de Algemene Rekenkamer gestelde eisen voldoet.

Subsidiebeheer

In het Subsidie Expertise Centrum (SEC) wordt sinds 1 juli 2008 door verschillende directies samengewerkt om het subsidieproces binnen SZW te optimaliseren. Een evaluatie in 2009 zal mogelijk nog tot aanpassing van werkprocessen kunnen leiden.

Duurzaam inkopen

In het kabinet is afgesproken dat in 2010 voor 100% duurzaam zal worden ingekocht. Dat wil zeggen dat de kerndepartementen en de departementale diensten in 2010 bij hun inkoop in beginsel de vastgestelde duurzaamheideisen toepassen. Indien er in uitzonderlijke situaties bij een specifieke inkoop goede redenen zijn om duurzaamheideisen niet toe te passen, zal dat worden verantwoord. Ook zullen ingevolge de motie Koopmans/De Krom de vastgestelde duurzaamheidswensen zwaarwegend worden meegenomen bij de inkoop. Binnen SZW worden de nodige maatregelen genomen om de doelstelling van 100% duurzaam inkopen te kunnen realiseren.

HOOFDSTUK 4: BATEN-LASTENDIENSTEN

AGENTSCHAP SZW

Tabel 4.1 Begroting baten en lasten Agentschap SZW (x € 1 000)
 Realisatie 2008200920102011201220132014
Baten       
Opbrengsten moederdepartement13 19314 15213 80013 50011 0009 9008 900
Opbrengst overige departementen7711 0071 4001 0001 100800800
Opbrengst derden
Rentebaten951010101010
Onttrekking bestemmingsreserve886566350
Out of pocketkosten1 4242 3121 5001 2001 000900800
Totaal baten16 36918 03716 96015 71013 11011 61010 510
        
Lasten       
Apparaatskosten       
– personele kosten12 82913 40312 70011 6509 8508 6007 750
– materiële kosten3 9414 4114 0003 8003 0002 7502 500
Rentelasten13301010101010
Afschrijvingskosten       
– Materieel83685050505050
– Immaterieel319125200200200200200
Dotaties voorzieningen
Buitengewone lasten
Totaal Lasten17 18518 03716 96015 71013 11011 61010 510
        
Saldo van baten en lasten– 816000000

Algemeen

Het Agentschap SZW voert subsidieregelingen uit op het terrein van het sociaal-economische beleid, in het bijzonder op het gebied van Werk en Inkomen. Het gaat hierbij om internationale en nationale subsidieregelingen. De bedrijfsvoering van het Agentschap SZW is zodanig georganiseerd dat de formatie en overhead kan worden aangepast aan de werkbelasting die voortvloeit uit de verkregen opdrachten. Aangezien het voor een aantal regelingen moeilijk te voorspellen is hoe de uitvoering hiervan zich zal ontwikkelen, is het moeilijk om een meerjarenraming van de baten en lasten te geven. In bovenstaande begroting is eveneens geen rekening gehouden met eventueel nieuw te acquireren subsidieregelingen.

Op basis van de huidige inzichten is de inschatting dat in de komende jaren het aantal en de omvang van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert afnemen. Hierdoor is de verwachting dat de omvang van de organisatie op termijn gereduceerd wordt tot circa 60% van de omvang in 2008.

De kernactiviteiten van het Agentschap SZW worden gevormd door de uitvoering van de Europese subsidieregelingen (ESF). In 2007 is de nieuwe programmaperiode ESF gestart die de periode 2007–2013 beslaat. Ten opzichte van de periode 2000–2006 zijn de door de EC ter beschikking gestelde ESF-middelen substantieel lager geworden. Dit leidt echter in de eerste jaren niet tot een inkrimping van de organisatie omdat de uitvoering van ESF 2007–2013 verhoudingsgewijs meer tijd kost dan in de vorige programma-periode. Door de maximale looptijd van 1 jaar zijn er veel meer projecten te behandelen. Tevens is de behandeling per project intensiever omdat de einddeclaratie niet meer voor indiening bij het Agentschap SZW door een extern registeraccountant wordt gecontroleerd.

De verwachting is dat de kosten voor de uitvoering van ESF-2 2007–2013 de eerste jaren nog zullen stijgen. Vanaf 2012 zouden de uitvoeringskosten aanzienlijk kunnen dalen doordat dan de effecten van de ophanden zijnde vereenvoudiging van de regelgeving zichtbaar worden. Tevens loopt de programmaperiode dan ten einde, waardoor het aantal te realiseren producten afneemt. Het Agentschap SZW heeft in 2009 een offerte uitgebracht voor de uitvoering van het Europees Globalisatie Fonds (EGF). Het is moeilijk in te schatten welke omvang deze activiteit de komende jaren zal krijgen.

De uitvoering van de subsidieregelingen ESF en Equal van de programmaperiode 2000–2006 loopt nog door tot medio 2009. Daarna dient de eindafrekening ten behoeve van de Europese Commissie te worden opgesteld, die uiterlijk 31 maart 2010 moet worden ingediend.

Ook de uitvoering van een aantal nationale regelingen zal in de komende jaren afgerond worden of bij andere instanties worden ondergebracht. Aan de andere kant worden momenteel de voorbereidingen getroffen om de uitvoering van een drietal nieuwe regelingen op te starten. Deze mutaties zijn meegenomen voor zover deze nu al bekend zijn.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement betreft grotendeels de uitvoering van de Europese subsidies te weten ESF doelstelling 2 2007–2013 en ESF doelstelling 3 en Equal van de programmaperiode 2000–2006. Daarnaast worden in opdracht van het moederministerie diverse nationale regelingen uitgevoerd met variërende looptijden.

Opbrengst overige departementen

Agentschap SZW voert de volgende subsidieregelingen in opdracht van andere departementen uit:

– regeling Kinderopvang; in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

– bekostiging van de Wet Inburgering in opdracht van het Ministerie VROM (WWI)

– Helpdesk Inburgering in opdracht van het Ministerie van VROM

– regeling financiële tegemoetkoming adoptiekosten van het Ministerie van Justitie

Rentebaten

De rentebaten worden ontvangen over de liquide middelen op de Rekening Courant bij het Ministerie van Financiën.

Onttrekking bestemmingsreserve

Het Agentschap SZW beschikt met instemming van het Ministerie van Financiën (in 2007 verleend) tot en met 2010 over een geoormerkte bestemmingsreserve. Deze reserve is bedoeld voor het opvangen van de (benoemde) kosten voortvloeiend uit de krimp van de organisatie (afloop ESF 2000–2006 en Equal en start ESF 2007–2013).

De kosten die ten laste van deze bestemmingsreserve kunnen worden gebracht zijn:

– de meerkosten van het inhuren van externe medewerkers

– kosten van employability

– kosten van innovatie om meer plaats- en tijdonafhankelijk werken mogelijk te maken

– kosten van flankerend beleid

– kosten van herplaatsingskandidaten

– de WW-lasten, voorzover zij voor eigen risico van het Agentschap SZW komen.

Out of pocketkosten

De out of pocketkosten betreffen specifieke wensen van de opdrachtgevers waarvan de werkelijke kosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de opdrachtgevers.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het Agentschap SZW hanteert vanaf 1 januari 2007 voor haar organisatie een krimp- en groeimodel. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats. Voor deze laatste categorie zijn voor diverse specialismen mantelcontracten afgesloten.

Materiële kosten

De materiele kosten bestaan uit personeelsgebonden kosten (reis-, verblijf- en opleidingskosten), huisvestingskosten, automatiseringskosten, kantoorkosten en de kosten van voorlichting & communicatie en advies & onderzoek.

Rentelasten

De rentelasten hebben voornamelijk betrekking op de betalingen van toegekende wettelijke renten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële activa. Investeringen die via de out of pocketkosten lopen, worden volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf/ontwikkeling (maken ook geen onderdeel uit van de gehanteerde tarieven

Buitengewone lasten

Het Agentschap SZW verwacht geen buitengewone lasten te realiseren.

Saldo van baten en lasten.

Het saldo van baten en lasten zal in het jaar van ontstaan opgenomen worden in het onverdeelde resultaat. In het jaar daarop wordt het resultaat verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.

Tabel 4.2 Kasstroomoverzicht Agentschap SZW (x € 1 000)
 Realisatie 2008Raming 200920102011201220132014
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)4 4124 2084 3014 4514 6014 8015 001
        
2 Totaal operationele kasstroom175193250250250250250
3a –/- Totaal investeringen– 67– 100– 100– 100– 50– 50– 50
3b + /+ totaal boekwaarde desinvesteringen
3 Totaal investeringskasstroom– 67– 100– 100– 100– 50– 50– 50
4a –/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
4b + /+ eenmalige storting door moederdepartement
4c –/- aflossingen op leningen– 312
4d + /+ beroep op leenfaciliteit
        
4 Totaal financieringskasstroom– 312000000
        
5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito)4 2084 3014 4514 6014 8015 0015 201

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal. In de jaren 2008 en 2009 wordt de operationele kasstroom beïnvloed doordat de kosten met betrekking tot de inkrimping en reorganisatie van het Agentschap SZW uit de bestemmingsreserve worden bekostigd (buitengewone baten).

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom wordt bepaald door de geschatte investeringen in materiële en immateriële activa. Kleinschalige investeringen worden uit eigen vermogen gefinancierd. In het investeringsbedrag dat jaarlijks in het kasstroomoverzicht is opgenomen, zijn niet begrepen de investeringen ten behoeve van de uitvoering van specifieke subsidieregelingen. Deze investeringen blijven kasneutraal omdat deze ten laste van het boekjaar geheel afgeschreven en aan de opdrachtgever in rekening gebracht worden.

Financieringskasstroom

De eenmalige storting aan het moederdepartement komt ten laste van het Eigen Vermogen. De aflossing op leningen heeft betrekking op de aflossing van de lopende leningen.

Doelmatigheid

Het Agentschap SZW streeft naar het leveren van diensten en producten met hoge kwaliteit en optimaal gebruik (zo beperkt mogelijk) van de in te zetten middelen.

Het Agentschap SZW voert per 1 januari 2009 19 verschillende subsidieregelingen uit. De uitvoering wordt afgerekend op basis van de gerealiseerde producten. Met de opdrachtgevers worden jaarlijks op basis van een offerteprocedure afspraken gemaakt over de te leveren producten, het te verwachten aantal en de per product in rekening te brengen kostprijs. De kostprijs per product wordt jaarlijks berekend aan de hand van de norm voor het aantal uren aan een product te besteden uren. De normuren per product worden vermenigvuldigd met het door de eigenaar goedgekeurde integrale kostentarief.

Per subsidieregeling wordt een aantal producten geleverd. In algemene zin kunnen de volgende productgroepen worden onderscheiden:

a. basislast (niet project-gerelateerd)

b. intake en ontvankelijkheid subsidie-aanvragen

c. afhandelen subsidie-aanvragen

d. monitoren subsidie-projecten

e. overig beheer (wel project-gerelateerd, overige activiteiten)

f. afhandelen einddeclaraties

Afhankelijk van de complexiteit van de regelgeving varieert de productprijs van deze producten per subsidieregeling aanzienlijk.

Vooralsnog zijn voor de voorliggende begroting 2009/2010 de oorspronkelijk gedefinieerde kengetallen opgenomen. Er wordt momenteel gewerkt aan nieuwe Rijksbegrotingsvoorschriften 2010, waarin voor batenlastendiensten bepaalde kengetallen worden voorgeschreven. Aangezien de inhoud en de werking van de nieuwe voorschriften nog niet bekend zijn, is hier nog geen rekening mee gehouden.

Er is voor gekozen om het integrale kostentarief per medewerker aan te merken als belangrijkste graadmeter voor de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van het Agentschap SZW. Het Agentschap levert namelijk een groot aantal verschillende producten, met een grote variatie van kostprijzen per product. Bovendien zijn de producten niet constant. Veroorzaakt door nationale of Europese regelgeving en door specifieke wensen van de verschillende opdrachtgevers zijn de normuren voor de verschillende producten aan verandering onderhevig. Hierdoor zijn de kostprijzen van de verschillende producten in de opeenvolgende jaren niet goed vergelijkbaar.

Uit onderstaande tabel blijkt de ontwikkeling op de relevante indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid. Gezien de stijgende uurtarieven, veroorzaakt door een stijging van de loonkosten en materiële kosten per fte, moet worden geconcludeerd dat de doelmatigheid van de uitvoering onder druk staat.

Tabel 4.3 Kengetallen in verband met verbetering van de doelmatigheid Agentschap SZW
DoelstellingRealisatie 2007Realisatie 2008Streefwaarden 2009
1. Gem.tarief per medewerker per direct uur€ 75,90€ 75,70€ 79,79
2. Verhouding directe/indirecte uren76%:24%74%:26%73%:27%
3. Productiviteit (verh. dir./totale uren)60%57%60%
4. Loonkosten per fte€ 67 495€ 69 433€ 74 893
5. Materiële kosten per fte€ 17 400€ 17 584€ 18 065
6. Omzet per fte€ 81 193€ 76 270€ 90 045
7. Resultaat– € 269 000– € 816 000€ 0

Op dit moment is het niet mogelijk om een voorspelling te doen met betrekking tot de ontwikkeling in de komende jaren van de kengetallen in verband met de verbetering van de doelmatigheid na 2009. Ook de ontwikkeling van de omzet per productgroep is moeilijk te voorspellen.

Het Agentschap SZW krijgt te maken met een aanzienlijke daling van de workload doordat een aantal uitgevoerde subsidieregelingen afloopt. Hierdoor zal de omvang van het Agentschap SZW naar verwachting op termijn afnemen, waardoor verlies van schaalvoordeel zal optreden. Het is moeilijk te voorspellen welke consequenties dit heeft op de ontwikkeling van de integrale kostprijs.

Wel is, op verzoek van de eigenaar, een schatting gemaakt van het verwachte integrale kostentarief voor 2010. Voor 2010 is – in de tarievennotitie 2009 – een verwacht integraal kostentarief van € 83,77 berekend. Ten opzichte van 2009 (uurtarief: € 79,79) is dit een stijging van 5,0%. De verklaring hiervoor is dat het tarief in 2009 kunstmatig laag is gehouden door de inzet van de bestemmingsreserve voor externe inhuur. Als geen rekening gehouden wordt met de inzet van de bestemmingsreserve zou het gemiddeld uurtarief voor 2009 € 82,23 bedragen en bedraagt de verwachte stijging van het uurtarief in 2010 1,9%.

INSPECTIE WERK EN INKOMEN

Tabel 4.4 Begroting baten en lasten IWI (x € 1 000)
 realisatie 2008200920102011201220132014
Baten       
Opbrengst kerndepartement20 56218 64018 37018 37518 37018 37018 290
Opbrengst overige departementen
Opbrengst derden
Rentebaten611704035302520
Buitengewone baten
Vrijval voorziening526110
Exploitatiebijdrage
Totaal baten21 69918 82018 41018 41018 40018 39518 310
        
Lasten       
Apparaatskosten       
Personele kosten15 20613 66014 76514 76514 76514 76514 765
Materiële kosten3 6174 3003 5253 5253 5253 5253 525
Rentelasten158201010105
Afschrijvingskosten       
Materieel54553535252520
Immaterieel7575757575
Dotaties voorzieningen2 320
Buitengewone lasten
Totaal lasten21 35518 11018 41018 41018 40018 39518 310
        
Saldo van baten en lasten344710

Algemeen

De kolom 2008 in de tabel bevat de cijfers uit de jaarrekening 2008 van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). De kolom 2009 bevat bijgestelde ramingen van de baten en lasten conform de 1e tertaalraming 2009 van IWI.

In de begroting 2010 tot en met 2014 is rekening gehouden met een formatie van 174,6 fte. In vergelijking met de begroting 2009 (193,6 fte) betekent dit een daling van de formatie met 19,0 fte. De daling is voornamelijk het gevolg van de reductietaakstelling Vernieuwing Rijksdienst voor 2010.

Op 4 maart 2009 heeft de minister de Tweede Kamer per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, 2008/2009, 26 448, nr. 395) over de nader gepreciseerde visie op de taken van IWI. Daarbij is vermeld dat de organisatie en werkwijze van IWI vanzelfsprekend de inhoud van de visie volgen. De afronding van dit traject loopt echter niet synchroon met de totstandkoming van de begroting van baten en lasten van IWI voor het jaar 2010. De nu voorliggende begroting is dan ook geënt op de thans (medio 2009) geldende situatie. In de eerstvolgende managementrapportage na de definitieve besluitvorming over de voorgenomen reorganisatie kunnen de budgettaire gevolgen verwerkt worden.

In 2008 is ten laste van het resultaat een voorziening voor mobiliteitsbevorderende maatregelen getroffen. In de hierboven opgenomen ramingcijfers voor 2009 is nog geen rekening gehouden met een herwaardering van de betreffende voorziening.

Toelichting bij de begroting van baten en lasten IWI

Baten

Opbrengst kerndepartement

De Inspecteur-Generaal (IG) heeft een jaarplan 2010 opgesteld met een uitwerking van de toezichtactiviteiten (met name vormgegeven in toezichtprogramma’s). IWI levert daarnaast expertise en verricht onderzoek op verzoek van bewindslieden of beleid. Binnen de programma’s worden de projecten op samenhangende wijze uitgevoerd resulterend in jaarlijkse (overkoepelende) producten. Bij de gestelde norm voor directe productiviteit van toezichtmedewerkers van 65% komt het aantal begrote direct productieve uren uit op 125 665. De doorbelasting van de producten van de inspectie aan het kerndepartement geschiedt op basis van de op de producten ingeplande uren tegen het gecalculeerde tarief van € 146,50 per uur. Dit leidt tot een totale opbrengst van € 18 370 000.

Tegen het eind van 2009 zal het jaarplan in de Tarievennota 2010 worden uitgewerkt in concrete onderzoeken, waarbij tevens de kostprijs per onderzoek zal worden aangegeven (geplande uren maal uurtarief). Een beperkt deel van de capaciteit zal worden gereserveerd voor onvoorziene onderzoeken. Voor zover mogelijk wordt in de Tarievennota 2010 rekening gehouden met de gevolgen van de eerdergenoemde organisatiewijziging voor het aantal beschikbare uren. De Inspecteur-Generaal bespreekt de Tarievennota met de secretaris-generaal, waarna de secretaris-generaal de Tarievennota vaststelt.

De begrote opbrengst is op het loon- en prijsniveau van 2009.

In de opbrengst kerndepartement voor de jaren 2008 en 2009 zijn tevens de (geraamde) mutaties in de omvang van het onderhanden werk aan het eind van het boekjaar verwerkt.

Rentebaten

De rentebaten hebben betrekking op de rekening courant en de depositorekeningen bij het Ministerie van Financiën. Het rentepercentage op de rekening courant is variabel en voor deposito’s afhankelijk van de looptijd. Als gevolg van de financiële crisis zijn de rentepercentages sterk gedaald waardoor de rentebaten in vergelijking met 2008 fors afnemen.

Lasten

Algemeen

De lasten bestaan uit de apparaatskosten (personele en materiële kosten), de rentelasten en de afschrijvingen van vaste activa.

Apparaatskosten

Personele kosten

De personele kosten ad € 14 765 000 bestaan voor het overgrote deel uit kosten voor salarissen en sociale lasten. Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor de inhuur van personeel en externe deskundigen, voor uit te besteden onderzoeken, rechtspositionele regelingen, opleidingen en overige personeelskosten.

Zoals reeds aangegeven gaat de inspectie voor de uitvoering van het jaarplan 2010 uit van een formatie van 174,6 fte’s.

Deze formatie is inclusief de laatste fase van de taakstelling Vernieuwing Rijksdienst.

In de meerjarenbegroting is er van uitgegaan dat de formatie van de inspectie na 2010 op het niveau van 2010 gehandhaafd blijft. Bij deze meerjarenbegroting is vooralsnog geen rekening gehouden met het uiteindelijke besluit van de voorgenomen reorganisatie.

Voor tijdelijke pieken in de uitvoering van projecten is € 300 000 in de begroting opgenomen. De begrotingsposten voor de inhuur van externe deskundigen bedraagt € 450 000 en voor uitbestede projecten € 100 000. Daarmee blijft IWI ruim binnen de norm.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan voor € 720 000 uit kosten voor automatisering en ICT, € 2 185 000 voor huisvestingskosten en € 620 000 voor bureaukosten.

De kosten van automatisering/ICT betreffen in hoofdzaak de kosten van de service level agreement (SLA) voor kantoorautomatisering die de inspectie heeft afgesloten met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ten laste van deze rubriek komen ook de kosten van de vaste en mobiele telefonie.

In de begroting 2010 is, gelet op de reductietaakstelling Vernieuwing Rijksdienst, rekening gehouden met de opzegging van 52 werkplekken per 1 januari 2010. De doorbelasting van de facilitaire kosten is op basis van het aantal gehuurde werkplekken en neemt daardoor evenredig af.

De bureaukosten betreffen onder meer de kosten van afdrukken en kopieën, kantoorbenodigdheden, porti, communicatie en voorlichting, dienstreizen en de kosten voor catering.

Rentelasten

De rentelasten betreffen een dotatie aan de voorziening voor wachtgeldverplichtingen (conform afspraak met de SG) en is gebaseerd op het gemiddelde saldo van de voorziening tegen een gemiddeld rentepercentage op deposito’s. De forse afname in vergelijking met 2008 komt door de lage rentestand en een afnemend saldo.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa zijn afhankelijk van de economische levensduur van de activaposten 3, 5 of 8 jaar. In het Rijksverzamelkantoor huur de inspectie kantoorruimte inclusief standaard werkplekmeubilair. De afschrijvingskosten van immateriële vaste activa betreffen het nieuwe documentaire informatiesysteem.

Saldo van baten en lasten

Voor de begroting 2010 en volgende jaren wordt uitgegaan van een exact sluitende begroting.

De (meerjaren-)begroting 2010 tot en met 2014 is geheel op het loon- en prijsniveau van 2009.

Tabel 4.5 Kasstroomoverzicht IWI (x € 1 000)
 realisatie 2008200920102011201220132014
1 Rekening courant RIC 1 jan.16 03012 68511 1398 2637 0796 7576 548
        
2 Totaal operationele kasstroom–/– 1 393–/– 660–/– 2 350–/– 973–/– 286–/– 204–/– 240
  –/– Totaal investeringen–/– 168–/– 360
  +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen4
3 Totaal investeringskasstroom–/– 164–/– 360
  –/– Eenmalige uitkering aan kerndepartement–/– 1 788–/– 526–/– 526–/– 211–/– 36–/– 5
  +/+ Eenmalige storting door kerndepartement
  –/– Aflossing op leningen
  +/+ Beroep op leenfaciliteit
4 Totaal financieringskosten–/– 1 788–/– 526–/– 526–/– 211–/– 36–/– 5
        
5 Rekening courant RIC 31 dec.12 68511 1398 2637 0796 7576 5486 308

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit de mutaties op de verschillende voorzieningen, de afschrijvingen en de begrote saldi van baten en lasten.

Investeringskasstroom

De investeringen 2009 betreffen de activering van de licentie- en bouwkosten van het nieuwe documentaire informatie systeem.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het kerndepartement betreft de terugbetaling van het geraamde positieve resultaat van het voorafgaande jaar.

Saldo rekening courant

Het saldo rekening courant betreft de rekening courant die de inspectie heeft bij het Ministerie van Financiën, inclusief de depositorekening.

Doelmatigheid

De Inspectie Werk en Inkomen is een dienst die een baten-lastenstelsel voert. De hoofddoelstelling van de invoering van baten-lastendiensten is het stimuleren van de doelmatigheid van de bedrijfsvoering bij het Rijk. Doelmatigheid is de verhouding tussen de geleverde prestaties in kwaliteit en kwantiteit en de ingezette middelen. De inspectie bevordert de doelmatigheid door te sturen op kwaliteit van de producten en op de ontwikkeling van het uurtarief.

IWI stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de producten en onderzoeken die daaraan ten grondslag liggen. Het onderzoek is gedegen. Vooraf is er een uitgebreide oriëntatie op bestaande publicaties en inzichten op een bepaald beleidsonderwerp. De opzet en uitvoering van de informatieverzameling is zodanig dat goed onderbouwde conclusies kunnen worden getrokken. De producten zijn bruikbaar en sluiten aan bij de politiek-bestuurlijke omgeving. Er is draagvlak bij relevante partijen en IWI is transparant over het doel, de opzet en de planning van producten. Daarnaast worden de producten op de afgesproken tijd geleverd en hebben ze een heldere betooglijn.

IWI is een organisatie van professionals en de kwaliteit van de producten wordt met name geborgd door de kwaliteit van de medewerkers. Zij beschikken over de noodzakelijke kennis en ervaring. Daarbij wordt het principe van Kaderstellende Visie op Toezicht 2005 (KVOT) als uitgangspunt gehanteerd. De borging van de kwaliteit vindt daarnaast plaats door het programmatisch werken en het projectmatig werken volgens het format van Prince II. Met het programmatisch werken wordt vooraf de inhoudelijke samenhang tussen projecten en activiteiten doordacht en vormgegeven. Het schept een waarborg voor een toereikende oriëntatie waardoor de juiste keuzes gemaakt kunnen worden van de onderwerpen van toezicht.

Met het projectmatig werken volgens de Prince II-methodiek worden de activiteiten op tactisch niveau ondersteund en gestroomlijnd. De methodiek die is toegesneden op de situatie bij IWI, is vastgelegd in een handreiking voor projectleiders en staat voor het verder professionaliseren van het uitvoeren van toezichtprojecten.

Voor de bepaling van de kosten van de producten werkt IWI met een standaardtarief voor de inzet van toezichtmedewerkers. Het tarief, als afgeleide van de totale kosten en productiviteit van medewerkers, is voor IWI een belangrijke indicator voor de doelmatigheid.

Tabel 4.6 Doelmatigheidkengetallen IWI
 RealisatiePrognose/norm
 2006200720082009201020112012
Directe productiviteit toezichtmedewerkers64%65%65%65%65%75%75%
Uurtarief toezichtmedewerkers (op loon- en prijsniveau 2009)€ 163€ 149€ 147€ 154€ 146€ 128€ 128
Binnen het afgesproken jaar afgeronde producten85%87%81%84%100%100%100%

Om tijd vrij te maken voor mobiliteitsactiviteiten is de norm voor directe productiviteit in 2009 en 2010 teruggebracht van 70% naar 65%. Vanaf 2011 is de norm weer gesteld op de uiteindelijke doelstelling van 75%.

HOOFDSTUK 5: VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Artikel 41: Inkomensbeleid

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20098571 660759759759759759
        
Mutatie 1e suppletore begroting012190905000
        
Nieuwe mutaties:0– 301 09613131313
        
Operationele doelstelling 2       
1. Loon- prijsbijstelling 20090131313131313
2. Budgettair neutrale herschikkingen0– 4300000
        
Apparaatuitgaven       
3. Toerekening personeel001 0040000
4. Toerekening materieel00790000
        
Stand ontwerpbegroting 20108571 7511 945862822772772

Nieuwe mutaties

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3 en 4. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 42: Arbeidsparticipatie

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200926 62526 5829 30012 04515 40115 40115 401
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
        
Mutatie Amendement0– 2100000
        
Mutatie 1e suppletore begroting03 6001 8612 4781 7781 7781 778
        
Nieuwe mutaties:094 882167 21728 2101 2681 2681 268
        
Operationele doelstelling 2       
1. Scholingsbonus019 00041 0000000
2. Ervaringscertificaat (EVC)/ervaringsprofiel (EVP)08 00025 0000000
        
Operationele doelstelling 3       
3. Loon- prijsbijstelling 20090105162210268268268
4. Budgettair neutrale herschikkingen07771 0241 0001 0001 0001 000
5. Jeugdwerkloosheid067 00080 00027 000000
        
Apparaatuitgaven       
6. Toerekening personeel0018 0140000
7. Toerekening materieel002 0170000
        
Stand ontwerpbegroting 201026 625124 043177 37841 73317 44717 44717 447

Nieuwe mutaties

1 en 2. In het kader van de economische crisis kunnen werkgevers die een elders met ontslag bedreigde werknemer aannemen én scholen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Ook bestaat de mogelijkheid voor met ontslag bedreigde werknemers bij de huidige werkgever een ervaringscertificaat (EVC) of ervaringsprofiel (EVP) project te volgen. Hier kan de werkgever ook een tegemoetkoming voor ontvangen.

3. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

4. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

5. In het kader van de economische crisis is totaal € 250 miljoen euro extra beschikbaar gesteld ter bestrijding van de Jeugdwerkloosheid.

De middelen op SZW-terrein (€ 174 miljoen) zijn bedoeld voor een matchingsoffensief, het stimuleren van de vraag naar banen en stages en een landelijke campagne/ondersteuning. Overige middelen (€ 76 miljoen) zijn toegekend aan J&G en OCW.

6 en 7. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200928 10018 89818 98518 98518 98518 98518 985
        
Stand ontwerpbegroting 201028 10018 89818 98518 98518 98518 98518 985

Artikel 43: Arbeidsverhoudingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200920 50026 4285 7005 6585 6575 6575 657
        
Mutatie Amendement0– 10– 12– 14– 14– 14– 14
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 1 088560– 340– 5000
        
Nieuwe mutaties:0– 1516 47787878787
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loon- prijsbijstelling 20090131212121212
        
Operationele doelstelling 3       
2. Loon- prijsbijstelling 20090801111111111
3. Budgettair neutrale herschikkingen00– 300000
        
Operationele doelstelling 4       
4. Loon- prijsbijstelling 20090131316161616
        
Operationele doelstelling 5       
5. Loon- prijsbijstelling 20090515148484848
6. Budgettair neutrale herschikkingen0– 172– 240000
        
Apparaatuitgaven       
7. Toerekening personeel0014 9990000
8. Toerekening materieel001 4450000
        
Stand ontwerpbegroting 201020 50025 31522 7255 3915 6805 7305 730

Nieuwe mutaties

1, 2, 4 en 5. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

3 en 6. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

7 en 8. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20097111 2281 2281 2281 2281 2281 228
        
Nieuwe mutaties       
1. Hogere boeteopbrengsten010000000
        
Stand ontwerpbegroting 20107111 3281 2281 2281 2281 2281 228

Nieuwe mutaties

1. De geraamde boeteopbrengsten zijn op basis van uitvoeringsgegevens bijgesteld.

Artikel 44: Gezond en veilig werken

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200961 07264 83023 43923 14223 14223 14223 142
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 260– 280– 276– 278– 278– 278
        
Mutatie 1e suppletore begroting05 3904 0000000
        
Nieuwe mutaties:0– 21238 951454454454454
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loon- prijsbijstelling 20090467454454454454454
2. Budgettair neutrale herschikkingen01751150000
3. naar VWS werkprogramma Gezondheidsraad0– 85400000
        
Apparaatuitgaven       
4. Toerekening personeel0034 4180000
5. Toerekening materieel003 9640000
        
Stand ontwerpbegroting 201061 07269 74866 11023 32023 31823 31823 318

Nieuwe mutaties

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3. Overboeking naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als bijdrage in de kosten van het werkprogramma van de Gezondheidsraad.

4 en 5. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20098 2075 1325 1325 1325 1325 1325 132
        
Nieuwe mutaties       
1. Hogere boeteopbrengsten05 00000000
        
Stand ontwerpbegroting 20108 20710 1325 1325 1325 1325 1325 132

Nieuwe mutaties

1. De geraamde boeteopbrengsten zijn op basis van uitvoeringsgegevens bijgesteld.

Artikel 45: Pensioenbeleid

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20092 4311 889403403403403403
        
Mutatie 1e suppletore begroting020000000
        
Nieuwe mutaties:01 5772 206507507507507
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loon- prijsbijstelling 20090444444
2. Budgettair neutrale herschikkingen07000000
3. Toezichtskosten pensioenen01 500500500500500500
        
Operationele doelstelling 2       
4. Loon- prijsbijstelling 20090333333
        
Apparaatuitgaven       
5. Toerekening personeel001 6000000
6. Toerekening materieel00990000
        
Stand ontwerpbegroting 20102 4313 6662 609910910910910

Nieuwe mutaties

1 en 4. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3. In verband met de invoering van de nieuwe pensioenwetgeving is een begrotingsvoorziening opgenomen voor de toezichtskosten van DNB en AFM.

5 en 6. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200913 661000000
        
Stand ontwerpbegroting 201013 661000000

Artikel 46: Inkomensbescherming met Activering

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20096 436 8376 502 3106 357 3376 531 3856 651 8486 794 3106 888 219
        
Mutatie Nota van Wijziging036 73737 97440 31042 64744 78946 777
        
Mutatie 1e suppletore begroting089 351788 9651 235 8831 664 0231 650 1511 653 808
        
Nieuwe mutaties:0176 792107 32258 529– 32 901– 54 7727 226
        
Operationele doelstelling 1       
        
IOW       
1. Overboeking IOW007 1594 6114 6054 6144 005
        
Operationele doelstelling 3       
        
Wajonguitkeringslasten       
2. Loon- prijsbijstelling 2009074 80579 65184 21190 73397 000103 503
3. Juni nota UWV0– 33 171– 45 789– 45 764– 45 714– 45 628– 45 917
4. Bijstelling Raming Anticumulatiebaten03 775– 11 053– 11 176– 11 299– 11 416– 10 018
5. Uitboeken garantieregeling Wajong0– 200– 500– 500– 500– 500– 500
6. Technische correctie Extrapolatie 201400000050 032
7. Aanpassen pakket AM00– 4 5000000
8. correctie versterken werkregeling000500500500500
9. Amendement TK behandeling Wajong004 5004 5004 5004 5004 500
        
Wajonguitvoeringskosten       
10. Loon- en prijsbijstelling 200902 7472 2182 3882 6262 8402 892
11. Januari nota UWV00– 1 987– 2 069– 2 242– 2 246– 2 462
12. Juni nota UWV0– 96– 2 832– 2 050– 1 266– 1 266– 2 851
13. Herschikking uk UWV0– 9 00000000
14. Uitvoeringskosten Wajongamendementen03 0002 0001 000000
15. Experiment uitvoering gemeenten002 0001 0001 0001 0001 000
16. Technische correctie extrapolatie 20140000001 961
        
Operationele doelstelling 4       
        
TBIAuitkeringslasten       
17. Loon- en prijsbijstelling 20090126115102897562
18. Technische correctie Extrapolatie 2014000000347
        
Tri uitkeringslasten       
19. Loon- en prijsbijstelling 2009038800000
20. Juni nota UWV0– 6 2885040000
TBIAuitvoeringskosten       
21. Loon- en prijsbijstelling 20090442111
22. Herschikking uitvoeringskosten06800000
        
Tri uitvoeringskosten       
23. Loon- en prijsbijstelling 200903050000
24. Herschikking uitvoeringskosten0– 6800000
        
Operationele doelstelling 5       
        
WWB       
25. Loon- en prijsbijstelling 20090110 663117 017126 344136 568136 775136 871
26. Uitvoering/conjunctuur WWB0– 3 219– 26 585– 77 228– 140 998– 171 324– 163 228
27. Opschuiven invoering WIJ naar 1 okt017 60000000
28. Kinderalimentatie tremanormen0– 10 568– 49 273– 4 64115 2014 306– 374
29. Kinderalimentatie00– 20 000– 85 000– 120 000– 120 000– 120 000
        
IOAW       
30. Bundeling KIR00– 419– 926– 1 483– 1 483– 1 483
31. Overboeking IOW00– 7 159– 4 611– 4 605– 4 614– 4 005
32. Correctie overloop WWdoorstroom09 91000000
        
IOAZ       
33. Bundeling KIR00– 102– 204– 309– 309– 309
34. Loon- en prijsbijstelling 20090101111111111
        
Bijstandzelfstandigen       
35. Budgettair neutrale herschikkingen0– 4 00000000
36. Loon- en prijsbijstelling 20090182189189189189189
        
Overige bijstanduitgaven       
37. Europees jaar armoede0534010000
38. Schuldhulpverlening027 50048 25049 250000
39. Budgettair neutrale herschikkingen0– 52600000
        
WWIK uitkeringslasten       
40. Loon- en prijsbijstelling 20090532576621646674970
        
WWIK uitvoeringskosten       
41. Loon- en prijsbijstelling 20090131131131131131131
        
Werkleerrecht       
42. Loon- en prijsbijstelling 200904992 8384 8215 1605 1605 160
43. Vertraagde invoering WIJ0– 8 80000000
44. Correctie WBB agv deeltijd WW001 2191 4466981 9411 941
45. Amendement Spekman (hogere norm)03301 8003 3003 5003 5003 500
46. Conjunctuur0– 12– 1 9478 10529 20140 64140 641
        
Handhaving       
47. Loon- en prijsbijstelling 20090172171143143143143
        
Overig       
48. Loon- en prijsbijstelling 20090131313131313
49. Van Fin. bijdrage jongerencampagne025000000
        
Apparaatuitgaven       
50. Toerekening personeel008 4200000
51. Toerekening materieel003370000
        
Stand ontwerpbegroting 20106 436 8376 805 1907 291 5987 866 1078 325 6178 434 4788 596 030

Nieuwe mutaties:

1. Opvoeren van de uitgaven IOW als afzonderlijke begrotingspost.

2, 10, 17, 19, 21, 23, 25, 34, 36, 40, 41, 42,47 en 48. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

3, 11, 12 en 20. De ramingen zijn aangepast op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV.

4. De ramingsbijstelling Anticumulatiebaten voor de Wsw leidt tot een budgetneutrale overheveling tussen uitgaven Wajong en ontvangsten Wsw.

5. Garantieregeling Wajong is ingezet ter dekking amendement Spekman in de WIJ.

6, 16 en 18. Technische correcties van de begrotingsbedragen 2014.

7, 8 en 9. Extra dekking voor een mogelijke overgang van de huidige naar de nieuwe regeling.

13. Budgettair neutrale herschikking tussen de uitvoeringskosten REA en Wajong.

14. Naar aanleiding van TK behandeling Wajong zijn amendementen ingediend. De invoering hiervan leidt tot extra uitvoeringskosten.

15. Er is een voorziening getroffen voor de uitvoeringskosten die zullen voortvloeien uit de experimenten waarbij de gemeenten de Wajong gaan uitvoeren.

22 en 24. Budgettair neutrale herschikking tussen de uitvoeringskosten TBIA en Tri.

26. Het volume en de gemiddelde uitkering van de WWB zijn bijgesteld op basis van uitvoeringsgegevens; het volume is ook aangepast op basis van nieuwe informatie over de conjunctuur.

27. Opschuiven invoering WIJ naar 1 oktober.

28. Aanpassing oorspronkelijke voorstel naar aanleiding van gewijzigd voorstel Justitie.

29. Oorspronkelijke wetsvoorstel kinderalimentatie.

30 en 33. De IOAW en IOAZ worden per 1 januari 2010 gebundeld met het WWB-inkomensdeel.

31. Overboeking van de beschikbare bedragen voor de IOW naar een afzonderlijke begrotingsvoorziening

32. Bijstelling van het effect van de afschaffing van de vervolguitkering WW in 2003 en de duurverkorting van de WW uit 2006.

35 en 39. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

37. Middelen Tijdelijke subsidieregeling Europees jaar van de armoede en sociale uitsluiting ten behoeve van op armoedebestrijding gerichte projecten.

38. De middelen voor schuldhulpverlening hebben zowel betrekking op de extra toeloop (totaal € 110 miljoen) als op implementatiekosten, campagne en ondersteuning (€ 15 miljoen).

43. Opschuiven invoering WIJ van 1 juli naar 1 oktober leidt tot eenmalige meevaller.

44. Technische correctie als gevolg van effect deeltijd WW op WBB.

45. Dit amendement past de uitkeringsnormen WIJ aan de hogere WWB-normen aan.

46. De raming is aangepast op basis van nieuwe informatie over de conjunctuur.

49. Overboeking van Financiën als bijdrage in de kosten van de «Blijf positief» jongerencampagne.

50 en 51. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200959 864000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting01501500000
        
Stand ontwerpbegroting 201059 8641501500000

Artikel 47: Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20092 096 4212 315 1522 475 5362 218 6632 172 5332 158 5332 158 533
        
Mutatie Nota van Wijziging01 0001 0001 0001 0001 0001 000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 86 918– 110 262– 21 105– 26 075– 25 315– 29 003
        
Nieuwe mutaties:0– 9 00370 62427 939– 65 820– 68 292– 112 236
        
Operationele doelstelling 1       
        
Basisdienstverlening UWV       
1. Loon- prijsbijstelling 200908 6706 5095 6604 9014 9014 901
2. Productiviteitskorting0000– 14 181– 28 185– 28 185
3. Doorwerking werkloosheid0090 05485 44885 55084 80884 808
4. Aftopping budget000– 36 150– 47 700– 46 850– 46 750
5. Mobiliteitscentra08 70013 0000000
6. LeerWerkloketten08 0008 0008 0008 0008 0008 000
7. Versterking regionale samenwerking zorg01 2002 4001 200000
8. Schuldhulpverlening02 5001 750750000
9. Scholingsbonus en ervaringscertificaten03 0003 0000000
10. Budgettair neutrale herschikkingen002 0001 0001 0001 0001 000
        
BKWI       
11. Loon- prijsbijstelling 20090247246243217217217
        
Operationele doelstelling 2       
        
Participatiebudget       
12. Ombuiging W-deel0000– 71 000– 59 000– 110 000
13. Ombuigingspakket WWI00–56 9533 1318 0817 6467 646
14. Ombuigingspakket OCW000– 35 000– 35 000– 35 000– 35 000
15. Lager budget OCW 20090– 78900000
16. Overhevelen taal en rekenen00– 51 609– 51 609– 51 609– 51 609– 51 609
        
Risicovoorziening ESF       
17. Augustusbesluitvorming0– 47 50000000
        
RWI/SVWW       
18. Loon- prijsbijstelling 20090170161144144144144
19. Budgettair neutrale herschikkingen0– 30600000
Re-integratie Wajonguitkeringslasten       
20. Loon- prijsbijstelling 200901 5711 6211 9712 2232 4222 422
21. Extrapolatie0000007 296
22. Wajongadvies vouchers003 0000000
23. Besparingsreeks re-integratielasten00– 340– 680– 1 020– 1 360– 1 700
24. Budgettair neutrale herschikkingen03 94000000
25. Naar OCW LPO onderwijsvoorzieningen0– 691– 743– 799– 799– 799– 799
26. Budgettair neutrale schuif van Aof naar Afj0050 00050 00050 00050 00050 000
        
Re-integratieWajong uitvoeringskosten       
27. Loon- prijsbijstelling 20090142143141141141141
28. Budgettair neutrale herschikkingen0– 27900000
29. Herschikking uitvoeringskosten UWV09 00000000
30. Naar OCW LPO onderwijsvoorzieningen0– 55– 61– 63– 63– 63– 63
        
Subsidies       
31. Loon- prijsbijstelling 20090625353414141
32. Budgettair neutrale herschikkingen075500000
33. Van VROM subsidie BOV020000000
        
Overig       
34. Loon- prijsbijstelling 20090184153135131131131
35. Budgettair neutrale herschikkingen0583– 300– 300– 300– 300– 300
36. Van VWS zorgbijeenkomst05100000
        
Apparaatuitgaven       
37. Toerekening personeel004 5600000
38. Toerekening materieel001810000
39. Loon- prijsbijstelling 20090312308324324324324
        
Stand ontwerpbegroting 20102 096 4212 228 9012 443 4072 232 1572 086 5392 070 8272 023 195

Nieuwe mutaties:

1, 11, 18, 20, 27, 31 en 39. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2. In de voorjaarsbesluitvorming is besloten tot een productiviteitskorting die ook van toepassing is op de ZBO’s. Deze reeks betreft de totale korting bij het UWV.

3. en 4. De uitvoeringskosten voor de basisdienstverlening van het UWV zijn onder meer afhankelijk van het aantal werklozen. Als gevolg van de economische crisis neemt het aantal WW-uitkeringen fors toe en daardoor stijgen ook de uitvoeringskosten van het UWV.

Gegeven de keuzes in het aanvullende beleidsakkoord is besloten om voor de jaren 2011 en verder het volume-effect WW op de uitvoeringskosten af te toppen op het hogere niveau voor 2010. Deze aftopping is voor een deel op de uitvoeringskosten WW (art. 46) en voor een deel op de basisdienstverlening UWV (art. 47) verwerkt.

5, 6, 7, 8 en 9. In het kader van de crisis zijn middelen beschikbaar voor mobiliteitscentra, versterking van de regionale samenwerking in de zorg, leerwerkloketten, schuldhulpverlening en scholing. Op art. 47 zijn de kosten verantwoord die UWV maakt voor de uitvoering van deze maatregelen.

10. Dit betreft budgettair neutrale overboekingen binnen de SZW-begroting die betrekking hebben op de indicatiestelling Wsw en modern migratiebeleid.

12, 13, 14 en 15. Verwerkte ombuigingstaakstellingen SZW, OCW en WWI op het re-integratiebudget.

16. Het ministerie van OCW heeft de uitgaven voor het pakket taal en rekenen overgeheveld vanuit haar bijdrage aan het participatiebudget naar elders op de begroting van OCW.

17. Afwikkeling van het programma ESF 3 loopt op z’n eind. Er wordt naar verwachting geen beroep meer gedaan op deze voorziening.

Het restant wordt nu ingezet voor het oplossen van uitvoeringstegenvallers.

19, 24, 28 en 32. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. 

21. Technische correctie van het begrotingsbedrag 2014.

22. De Wajong adviesvouchers maken deel uit van de motie Van Hijum en hebben als doel bedrijven hun organisatie gratis te laten doorlichten op de mogelijkheden om functies te creëren voor Wajong’ers.

23. De re-integratielasten bij de Wsw groep in de Wajong is lager dan aanvankelijk geraamd.

25 en 30. Overboeking naar OCW van de loon- en prijsbijstelling 2009 die is toegekend voor de bij Voorjaarsnota overgeboekte middelen voor de onderwijsvoorzieningen.

26. Budgettair neutrale schuif tussen het Aof en het Afj.

29. Budgettair neutrale schuif tussen de uitvoeringskosten Re-integratie en Wajong.

33. Overboeking van VROM als bijdrage in de subsidie BOV voor het aan het werk helpen van statushouders.

36. Overboeking van VWS als bijdrage in de kosten van het organiseren van een zorgbijeenkomst.

37 en 38. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200987 076223 470574 253526 553497 370472 370472 370
        
Mutatie 1e suppletore begroting045 43600000
        
Nieuwe mutaties:0– 789– 83 562– 38 478– 78 528– 78 963– 78 963
        
1. Invulling taakstelling W-deel0075 000120 000000
2. Ombuigingspakket WWI00– 56 9533 1318 0817 6467 646
3. Ombuigingspakket OCW000– 35 000– 35 000– 35 000– 35 000
4. Lager budget OCW0– 78900000
5. Overhevelen taal en rekenen00– 51 609– 51 609– 51 609– 51 609– 51 609
6. Restituties0025 0000000
        
Stand ontwerpbegroting 201087 076268 117565 691563 075418 842393 407393 407

Nieuwe mutaties:

1. Een deel van de ombuigingstaakstelling op het W-deel wordt ingevuld met een aanpassing van de reserveringsregeling.

2 t/m 5. Dit zijn de tegenhangers van bovengenoemde mutaties 13 t/m 16 bij de uitgaven.

6. Op basis van uitvoeringsgegevens wordt in 2010 € 25 miljoen restituties verwacht.

Artikel 48: Sociale Werkvoorziening

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20092 426 3912 436 6932 437 6152 437 2042 438 4662 438 4662 438 466
        
Mutatie 1e suppletore begroting0773 800– 3 000– 3 000– 3 000– 3 000
        
Nieuwe mutaties:073 70374 02572 93972 97272 97272 972
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loon- prijsbijstelling 2009073 90373 95073 93973 97273 97273 972
2. Budgettair neutrale herschikkingen0– 20000000
3. Restant taakstelling WSW00– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
        
Apparaatuitgaven       
4. Toerekening personeel001 0410000
5. Toerekening materieel00340000
        
Stand ontwerpbegroting 20102 426 3912 510 4732 515 4402 507 1432 508 4382 508 4382 508 438

Nieuwe mutaties

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3. Een deel van de UWV taakstelling uit het Regeerakkoord wordt door het UWV ingevuld bij de indicatiestelling WSW.

Het totaal van de bij de indicatiestelling verwerkte taakstelling komt hiermee op € 4 miljoen structureel.

4 en 5. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009488 720522 706525 680524 483518 157519 081519 081
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 22 316– 13 981– 2 79913 07921 24230 290
        
Nieuwe mutaties       
1. Reguliere aanpassing rekenregel06 510– 1 599– 1 723– 2 053– 2 598– 1 752
        
Stand ontwerpbegroting 2010488 720506 900510 100519 961529 183537 725547 619

Nieuwe mutaties

1. Reguliere aanpassing van de rekenregel anticumulatiebaten.

Artikel 49: Overige Inkomensbescherming

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009367 111347 520544 455559 331561 806573 434569 688
        
Mutatie 1e suppletore begroting012 21750 06351 38051 90253 17357 282
        
Nieuwe mutaties:011 67641 21736 07335 60032 39241 399
        
Operationele doelstelling 2       
1. Loon- prijsbijstelling 2009006 1616 8307 2537 7368 017
2. Uitvoering00– 2 893– 4 293– 5 593– 9 793– 9 393
3. Van GF uitvoeringskosten0015 40014 40015 10015 70016 900
        
Operationele doelstelling 3       
4. Loon- prijsbijstelling 2009011 67611 98412 50212 02511 85518 984
5. Oploop a.g.v. conjunctuur008 8539 1009 0419 1219 118
6. Doorwerking MEV in toeslagen000– 2 466– 2 226– 2 227– 2 227
        
Apparaatuitgaven       
7. Toerekening personeel001 6290000
8. Toerekening materieel00830000
        
Stand ontwerpbegroting 2010367 111371 413635 735646 784649 308658 999668 369

Nieuwe mutaties

1 en 4. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2. De raming is op basis van voorlopige uitvoeringsgegevens bijgesteld.

3. Overboeking uit het Gemeentefonds van de uitvoeringskosten WWB 65+.

5. De hogere WW en ZW ramingen leiden tot hogere uitgaven bij de TW.

6. olumeontwikkelingen in de moederwetten werken door in het volume van de TW.

7 en 8. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20092 955000000
        
Stand ontwerpbegroting 20102 955000000

Artikel 50: Tegemoetkomingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009130 187143 859147 930141 578142 338144 340147 070
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 5 120– 3 5514 0893 9861 557– 356
        
Nieuwe mutaties:03 337– 1 577– 27 147– 29 836– 32 771– 37 170
        
Operationele doelstelling 2       
        
TOGuitkeringslasten       
1. Loon- prijsbijstelling 20090373279489812886957
2. Juni nota SVB0– 219– 165112446760– 1 838
3. Lager volume tgv indicatiestelling00– 7 000– 31 000– 32 000– 33 000– 35 000
        
AKWuitvoeringskosten       
5. Loon- prijsbijstelling 2009 1 9621 9741 7041 6331 6041 598
6. Juni nota SVB01 0721 0711 0811 1271 1241 248
7. Productiviteitskorting0000– 2 343– 4 657– 4 657
8. EG verordening0– 66693214238254254
        
TOGuitvoeringskosten       
9. Loon- prijsbijstelling 20090757780818283
10. Juni nota SVB0272160576372
        
WKB/KOT uitvoeringskosten       
11. Loon- prijsbijstelling 20090787878787878
        
Operationele doelstelling 3       
        
TASuitvoeringskosten       
12. Loon- prijsbijstelling 20090242424242424
13. Juni nota SVB0111111111111
        
Apparaatuitgaven       
14. Toerekening personeel001 3180000
15. Toerekening materieel00420000
        
Stand ontwerpbegroting 2010130 187142 076142 802118 520116 488113 126109 544

Nieuwe mutaties

1, 5, 9, 11 en 12. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

2, 6, 10 en 13. Op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB zijn de (volume)ramingen meerjarig aangepast.

3. Door de voorziene wijziging in de indicatiestelling TOG neemt het aantal rechthebbenden met circa 40% af.

7. Een deel van de ombuigingstaakstelling «productiviteitskorting» wordt ingevuld bij de ZBO’s. Het deel dat betrekking heeft op de uitvoeringskosten SVB is bij de AKW in mindering gebracht.

8 Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de kosten van deze maatregel hoger zijn dan begin 2009 is ingeschat.

14 en 15. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200912 695000000
        
Nieuwe mutaties:       
1. Afroming reserve SVB0013 0000000
        
Stand ontwerpbegroting 201012 695013 0000000

Nieuwe mutaties

1. De reserve bij de SVB wordt afgeroomd.

Artikel 51: Rijksbijdragen aan Sociale fondsen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200910 135 14713 087 83313 512 42014 066 53414 980 60015 702 13516 182 420
        
Mutatie Nota van Wijziging0200 179198 460197 654197 731197 974201 127
        
Mutatie 1e suppletore begroting01 227 450164 350– 66 150– 180 550– 211 650– 243 450
        
Nieuwe mutaties:049 933– 87 372– 95 778– 76 745– 56 083– 34 888
        
Operationele doelstelling 1       
1. Rijksbijdrage BIKKAOW025 200– 16 700– 4 6007 90020 50033 100
2. Rijksbijdrage BIKKANW0400 – 2000200400600
3. Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW012 616– 79 415– 99 472– 93 185– 85 290– 76 881
3a. Rijksbijdrage tegemoetkoming ANW – 129– 328– 315– 269– 302– 316
4. Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen011 8468 6098 6098 6098 6098 609
        
Apparaatuitgaven       
5. Toerekening personeel006440000
6. Toerekening materieel00180000
        
Stand ontwerpbegroting 201010 135 14714 565 39513 787 85814 102 26014 921 03615 632 37616 105 209

Nieuwe mutaties

1 en 2. Bijstellingen BIKK ramingen voor de AOW en de ANW naar aanleiding van de MEV. De heffingskortingen en premies zijn bijgesteld.

3. Aanpassing als gevolg van een wijziging in het ramingsmodel (volume mediostand in plaats van volume ultimostand).

4. Op basis van uitvoeringsinformatie is raming van de Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen aangepast.

5 en 6. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 97: Aflopende Regelingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20091 410338191129000
        
Mutatie Amendement0– 20– 2000
        
Mutatie 1e suppletore begroting01 77000000
        
Stand ontwerpbegroting 20101 4102 106191127000

Er zijn op artikel 97 geen nieuwe mutaties verwerkt.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20091 756000000
        
Nieuwe mutaties:08 00000000
1. Restituties op afrekeningen08 00000000
        
Stand ontwerpbegroting 20101 7568 00000000

Nieuwe mutaties

1. Afrekeningen op afgesloten regelingen leiden tot terugontvangsten.

Artikel 98: Algemeen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009183 895201 768283 793273 794274 733274 831274 831
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 654– 860– 1 070– 1 070– 1 070– 1 070
        
Mutatie 1e suppletore begroting07 3701 1522 2192 4192 4192 419
        
Nieuwe mutaties:0– 608– 89 645– 4 936– 6 525– 8 432– 7 200
        
Handhaving       
1. Handhaving AI en SIOD0– 997– 4 996– 5 306– 5 306– 5 306– 5 306
2. Budgettair neutrale herschikkingen0– 26500000
        
Primair proces       
3. Loon- prijsbijstelling 20090151817171717
4. Budgettair neutrale herschikkingen0– 115– 205– 205– 205– 205– 205
Subsidies       
5. Loon- prijsbijstelling 20090202019191919
6. Budgettair neutrale herschikkingen098197304304304304
        
Voorlichting       
7. Loon- prijsbijstelling 20090535047474747
8. Budgettair neutrale herschikkingen0846505505505505505
        
Onderzoek       
9. Loon- prijsbijstelling 20090120119119119119119
10. Budgettair neutrale herschikkingen0– 277– 312– 304– 304– 304– 304
        
Verzameluitkering SZW       
11. Loon- prijsbijstelling 20090880000
        
Apparaatuitgaven       
12. Loon- prijsbijstelling 200908 2577 5806 7626 7566 7616 761
13. Reorganisatie IWI003 0243 0053 0223 0223 102
14. Naar V&W P&M budgetten overgang ICTD0– 3 835– 5 500– 5 333– 5 275– 5 275– 5 275
15. Naar BZK wegwerken archiefachterstand00– 281– 296000
16. Kasschuif flankerend beleid0– 2 5002 5000000
17. Restant 2008 flankerend beleid052200000
18. Budgettair neutrale herschikkingen0–421344444
19. Apparaatkostentoerekening00– 95 9460000
20. Versobering rijksdienst000– 8 100– 8 100– 8 100– 8 100
21. Lagere apparaatsuitgaven0– 5 00000000
22. Taakstelling productiviteitskorting0000– 1 937– 3 849– 3 849
23. Handhaving AI en SIOD09974 9965 3065 3065 3065 306
        
Huisvesting       
24. Loon- prijsbijstelling 20090535519489489489489
25. Budgettair neutrale herschikkingen0– 70500000
26. Aanpassing normbudget huisvesting0000001 232
        
Automatisering       
27. Loon- prijsbijstelling 20090294284271271271271
28. Budgettair neutrale herschikkingen094600000
        
Bijdrage moederdepartement aan IWI       
29. Loon- prijsbijstelling 20090796769769769769769
30. Budgettair neutrale herschikkingen00– 4– 4– 4– 4– 4
31. Reorganisatie IWI00– 3 024– 3 005– 3 022– 3 022– 3 102
        
Stand ontwerpbegroting 2010183 895207 876194 440270 007269 557267 748268 980

Nieuwe mutaties:

1 en 23. Handhavingsactiviteiten worden verricht door de Arbeidsinspectie en de SIOD. Aangezien deze diensten nagenoeg alleen beschikken over apparaatkosten worden de voor deze diensten beschikbare middelen overgeheveld van Handhaving naar Apparaat.

2, 4, 6, 8, 10, 18, 25, 28 en 30. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3, 5, 7, 9, 11, 12, 24, 27 en 29. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling 2009.

13 en 31. Als gevolg van een reorganisatie bij IWI kan de bijdrage van het moederdepartement worden verlaagd.

14. Overboeking naar V&W van de apparaatuitgaven inzake de overgang van ICTD naar V&W/SSO.

15. Overboeking naar BZK als SZW-bijdrage in de kosten van het wegwerken archiefachterstanden.

16. Om beter aan te sluiten bij het ritme van de financiering van het flankerend beleid wordt een budgettair neutrale kasschuif voorgesteld.

17. Toevoeging van het niet gebruikte deel van het sociaal flankerend beleid 2008 aan het budget 2009.

19. De mutatie heeft betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

20. De volledige Taakstelling Versobering rijksdienst (inclusief het aandeel voor de ZBO’s) is voorlopig geparkeerd op de apparaatuitgaven.

21. Op basis van uitvoeringsgegevens kunnen de apparaatuitgaven worden verlaagd. Deze verlaging is benut ter gedeeltelijke compensatie van de hogere uitgaven deeltijd WW.

22. Het SZW-aandeel in de Taakstelling productiviteitskorting is geparkeerd op de apparaatuitgaven.

26. Op basis van informatie van de RGD zijn de normbudgetten voor de rijkshuisvesting 2014 bijgesteld.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200912 1215 4965 4965 4965 4965 4965 496
        
Stand ontwerpbegroting 201012 1215 4965 4965 4965 4965 4965 496

Artikel 99: Nominaal en Onvoorzien

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009025 8388 47692153 54249 93349 933
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 1 10000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting094 395115 502116 56199 543111 631111 677
        
Nieuwe mutaties:0– 116 326– 124 546– 118 704– 143 403– 151 726– 146 378
        
Onvoorzien       
1. Van de belastingdienst EG-verorde- ning002 00013 00024 00024 00024 000
2. Tranche 2010/201100– 14 226– 19 951– 20 333– 20 333– 20 333
3. Modern migratiebeleid naar CWI00– 1 0000000
3a. Kasschuif009 00017 000– 9 000– 17 0000
3b. Taakstelling bedrijfsvoering00– 149– 445– 825– 2 071– 13 626
        
Loonbijstelling       
4. Loonbijstelling 20090– 98 198– 103 679– 99 997– 86 083– 87 002– 87 040
5. Dekking uit LPO0– 7 635– 1 630– 1 790– 960– 450– 500
        
Prijsbijstelling       
6. Prijsbijstelling 20090– 10 493– 12 862– 13 521– 26 202– 24 870– 24 879
        
Stand ontwerpbegroting 201002 8071 43211 77833 68233 83839 232

Nieuwe mutaties

1. Reservering voor uitvoeringskosten van de Belastingdienst in het kader van de EU-verordening 883/2204.

2. Nominaal constant houden van het W-deel (artikel 47).

3. Overboeking van de kosten modern migratiebeleid naar het CWI.

3a. Kasschuif om te voorkomen dat op dit artikel in 2009 en 2010 een negatieve stand zou resulteren.

3b. Taakstelling bedrijfsvoering (zie toelichting in artikel 98).

4 en 6. Verdeling van de loon- en prijsbijstelling 2009 naar de begrotingsartikelen.

5. Loonbijstelling is deels gebruikt ter dekking van maatregelen.

HOOFDSTUK 6: BIJLAGEN

6.1 Bijlage Moties en toezeggingen

A. Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2005–2006
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 63Motie-Van de Sande c.s. over fictieve dienstbetrekking niet meer van toepassing verklaren op stagiairs en vrijgestelde stagevergoeding invoeren; een en ander concreet uitwerken en implementerenKabinetsstandpunt personenkring hangt nauw samen met project Financiën over fiscale behandeling arbeidsrelaties. Opstelling kabi- netsstandpunt wordt aangehouden tot uitkom- sten project bekend zijn.Planning: juni 2010
2kamerstukken II 2005/06, 29 738, nr. 27Motie-Koser Kaya/Weekers: verzoek om te rapporteren over mogelijkheden voor het verder beperken van het aantal pro forma ontslagzakenMotie wordt betrokken bij de evaluatie Beper- king verwijtbaarheidstoets WW. De Tweede Kamer zal hierover in het najaar van 2009 per brief worden geïnformeerd.Planning: december 2009
3kamerstukken II 2005/06, 29 738/30 370, nr. 28Motie-Noorman den Uyl over effect beperking verwijtbaarheidstoets op ontslagkosten en administratieve lastenMotie wordt betrokken bij de evaluatie Beper- king verwijtbaarheidstoets WW. De Tweede Kamer zal hierover in het najaar van 2009 per brief worden geïnformeerd.Planning: december 2009
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2006–2007
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 80Motie-Bibi de Vries c.s. over evaluatie van het dubbel toezichtIWI voert evaluatie uit.Planning: december 2009
2kamerstukken II 2006/07, 30 552, nr. 27Motie-Koopmans/Stuurman over een werkprogramma wetenschappelijke grenswaardenDe Tweede Kamer geïnformeerd over stand van zaken in de Verzamelbrief arbeidsomstandigheden d.d. 26-06-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 25 883, nr. 153).Planning: september 2009
3kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 81Motie-Huizinga-Heringa c.s. over royale overgangstermijnen voor emeritaatfondsen t.a.v. vereiste dekkingsgraad.Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2009 over emeritaatfondsen en toezicht DNB(kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 131)
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2007–2008
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 47Motie-Ortega-Martijn c.s. over onderzoek naar verbetering van scholingsmogelijkheden van flexwerkersAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-06-2009 over toegang van flexwerkers (kamerstukken II, 2008/09, nr. 31 070, nr. 53)
2kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 12Motie-Vos c.s. over zetels voor zelfstandigenorganisaties in de SERZal aan de orde komen bij de adviesaanvraag over de zetelverdeling voor de eerstkomende zittingsperiode. Planning: september 2009
3kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 53Motie-Heerts/Van Hijum te onderzoeken of en zo ja, hoe de prikkels voor re-integratiebedrij- ven zo kunnen worden aangepast dat vaker duurzame plaatsingen tot stand komen en hiervoor vóór het zomerreces aan de kamer te rapporterenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer over Uitwerking moties n.a.v. Beleidsdoorlich- ting re-integratie d.d. 11-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59)
4kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 209Motie-Wiegman-van Meppelen Schepping c.s. over een overzicht van de koopkrachteffecten voor representatieve groepen van chronisch zieken en gehandicaptenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2008 over de inkomenseffecten van de overgang van de buitengewone uitgavenregeling (BU) naar de regelingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)(kamerstukken II, 2008/09, 31 706, nr. 10)
5kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 210Motie-Tang c.s. over het nemen van nadere maatregelen teneinde de inkomenspositie van de meeste kwetsbare mensen te beschermenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer bij brief d.d. 07-10-2008 over de inkomenseffecten van de overgang van de buitengewone uitga- venregeling (BU) naar de regelingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)(kamerstukken II, 2008/09, 31 706, nr. 10)
6kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 88Motie-Van Hijum/Spekman over maatregelen voor het terugdringen van de werkloosheiden uitkeringsafhankelijkheid van arbeidsmigran- ten uit Oost-EuropaAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-10-2008 over arbeidsparticipatie en uitkeringsafhankelijkheid Oost-Europeanen (kamerstukken II, 2008/09, 29 407, nr. 96)
7kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 93Gewijzigde Motie-Van Hijum/Spekman over de uitwerking van het wetsvoorstel aanpak malafide uitzendbureausAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-12-2008 over Fraude en illegaliteit in de uitzendbranche (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 366)
8kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 92Motie-Spekman c.s. over maatregelen tegen alle vormen van schijnzelfstandigheid van zzp-ersAfgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2008 over Kabinetsstandpunt inzake werknemersverkeer met Bulgarije en Roemenië (kamerstukken II, 2008/09, 29 407, nr. 99)
9kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 208Motie-Omtzigt c.s. over het onderzoek naar de normbedragen die mensen in een intramurale AWBZ instelling nodig hebben voor hun levensonderhoudAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-12-2008 over nadere informatie zak- en kleedgeld (kamerstukken II, 2008/09, 29 689, nr. 245)
10kamerstukken II, 2007/08, 31 226, nr. 30Motie-Omtzigt verzoek overleg met STAR en pensioenkoepels voor oplossing van de bijbetalingsproblematiek bij waardeoverdracht van pensioenrechten en voorstellen voor zomer 2008Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d. 10-07-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 130)
11kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 124Motie-Ulenbelt over een onderzoek naar een aanbestedingssystematiek.De Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken in de Verzamelbrief arbeidsomstandigheden d.d. 26-06-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 25 883, nr. 153).Planning: maart 2010
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2008–2009
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II, 2008/09, 30 545, nr. 60Motie-Karabulut c.s. over compensatie inkomensachteruitgang van alleenstaande ouders met inwonende studerende kinderen boven de achttien jaarAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-03-2009 en brief aan de Colleges van B&W van de Nederlandse gemeenten betreffende de uitvoering van de motie Karabulut (kamerstukken II 2008/09, 30 545, nr. 60)
2kamerstukken II, 2008/09, 31 519, nr. 15Motie-Van Gent c.s. over het niet maken van onderscheid tussen het oude en nieuwe bestand van alleenstaande ouders in de bijstandAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-12-2008 in de Verzamelbrief december 2008 (nr. 2008Z09336)
3kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 21Motie-Ortega-Martijn/Vermeij over onafhankelijk informatie kunnen inwinnen door werkzoekendenAfgehandeld met brief d.d. 26-06-2009 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 32)
4kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 22Motie-Ortega-Martijn c.s. over waarborgen van specialistische kennisAfgehandeld met brief d.d. 26-06-2009 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 32)
5kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 23Motie-Ortega-Martijn over verrichten van een landelijk werkgeverspuntAfgehandeld met brief d.d. 26-06-2009 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 32)
6kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 24Motie-Vermeij c.s. over samenspraak over beleidsplannen voor het regionale arbeidsmarktbeleidMotie wordt vóór Prinsjesdag beantwoord. Bij de beantwoording wordt aangesloten (indien mogelijk) bij een andere brief naar de Kamer.Planning: september 2009
7kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 25Gewijzigde motie-Vermeij/Van Gent over een handreiking voor de cliëntenparticipatie in de LWIAfgehandeld met brief d.d. 26-06-2009 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 32)
8kamerstukken II, 2008/09 31 514, nr. 26Motie-Van Hijum c.s. over de schaal van regionale samenwerking en de aanwijzing van bovenlokale dienstverleningAfgehandeld met brief d.d. 26-06-2009 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 32)
9kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 20Motie-Van Gent c.s. over hanteren van dezelfde naam door alle Locaties Werk en InkomenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-03-2009 over bevorderen dat de locaties werk en inkomen alle dezelfde naam gaan hanteren (kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 31)
10kamerstukken II, 2008/09, 31 577, nr. 16Motie-Van Hijum/Spekman over het gericht en selectief inzetten van loonkostensubsidieAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2008 over reactie Nicis-rapport re-integratie en cijfers BOA Borea (2008Z08044)
11kamerstukken II, 2008/09, 31 707, nr. 14Motie-Van Hijum/Tichelaar over het effect van de premiekorting op het arbeidsmarktperspec- tief voor ouderen.Wordt meegenomen in de evaluatie van de premiekorting ouderen.Planning: december 2011
12kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 21Motie-Spekman c.s. over een extra inzet om Wajong’ers aan het werk te helpenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2009 over aanpak werk voor Wajongers(kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 45)
13kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 27Motie-Van Hijum/Blok over mogelijke gevolgen voor de sociale zekerheid van immigratie uit Oost-Europa en landen buiten de EUDe nadere uitwerking n.a.v. de motie wordt na de zomer aan de Tweede Kamer toegezondenPlanning: september 2009
14kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 38Motie-Ortega-Martijn/Van Hijum over tegengaan van belemmeringen om na het 65ste jaar door te werkenDe Stichting van de Arbeid heeft bij brief van 27 mei 2009 laten weten toch te willen wachten op het SER-advies.Planning: oktober 2009
15kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 28Motie-Van Hijum c.s. over overdragen van de verantwoordelijkheid voor de financiering van de REA-scholingsinstitutenIn afstemming met OCW wordt gewerkt aan het uitwerken van deze motie. Naar verwachting kan de Tweede Kamer hierover in oktober 2009 worden bericht.Planning: oktober 2009
16kamerstukken II, 2008/09, 31 700-XV, nr. 31Motie-Spies c.s. over begeleiding van jonge mensen met complexe problemenVoor de uitwerking van deze motie is de G4 aan de slag gegaan met een aantal projecten. Deze lopen door tot in 2009. In het najaar komen daarvan de bevindingen beschikbaar. Naar verwachting kan de Tweede Kamer daarover aanvang 2010 geïnformeerd worden. Planning: januari 2010
17kamerstukken II, 2008/09, 31 802, nr. 2Motie-Omtzigt/Spekman over aspecten van de Anw en de verhouding tot de herziene Euro- pese Sociale Code; hierin meenemen de rol van gemeentes bij re-integratie van nabestaandenBrief aan de Tweede Kamer is in voorbereiding.Planning: januari 2010
18kamerstukken II, 2008/09, 30 573, nr. 19Motie-Jacobi c.s. over toepassen arbeidsmarkttoets op buitenlandse imamsReactie wordt verwerkt in de brief aan de Tweede Kamer over de vereenvoudiging van de WavPlanning: september 2009
19kamerstukken II, 2008/09, 25 883, nr. 140Motie-Timmer/Koppejan over inventariseren van mogelijke klachten over werkgevers naar aanleiding van artikel 8Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-06-2009 bij Verzamelbrief arbeidsomstandigheden(kamerstukken II, 2008/09, 25 883, nr. 153)
20kamerstukken II, 2008/09, 31 767, nr. 9Gewijzigde motie-Ortega-Martijn over het begrip redelijkheid in het kader van passende arbeidPlanning: september 2009
21kamerstukken II, 2008/09, 31 767, nr. 8Gewijzigde motie-Ortega -Martijn over een met de betrokken klant afgestemd maatwerkaanbodPlanning: september 2009
22kamerstukken II, 2008/09, 30 536, nr. 97Gewijzigde motie-Vos. c.s. over de naleving van de Wet op de minimumloon in de postsectorPlanning: december 2009
23kamerstukken II, 2008/09, 31 070, nr. 33Motie-Halsema c.s over de toegang van flexwerkers tot bestaande of nieuwe scholingfaciliteiten (31 070, nr. 33);Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-06-2009 over toegang van flexwerkers(kamerstukken II, 2008/09, 31 070, nr. 53)
24kamerstukken II, 2008/09, 31 070, nr. 30de motie-Rutte c.s. over het onderzoeken van de mogelijkheid van een ontheffing op het arbeidsrecht (31 070, nr. 30)Na besluitvorming in de Ministerraad zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.Planning: oktober 2009
25kamerstukken II, 2008/09, 31 070, nr. 36Motie-Slob c.s. over bijzondere aandacht voor Wajongers en de doelgroep van de Wij bij een vervolg op de taskforce jeugdwerkloosheid(31 070, nr. 31)Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-05-2009 over Actieplan jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 189)
26kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 376Motie-Voordewind/Karabulut over een plicht voor ouders om het recht op kinderbijslag voor uitwonende kinderen in het buitenland aan te tonenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-04-2009 over mogelijke fraude AKW(kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 380)
27kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 372Motie-Karabulut over de resultaten van handhavingsonderzoeken en andere kinderregelingen naar niet-EU-landenIs afgehandeld met de meizending brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-05-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 397)
28kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 375Gewijzigde motie-Sterk over hogere sancties voor fraude met kinderbijslagAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-04-2009 over mogelijke fraude AKW(kamerstukken II, 2008/09. 17 050, nr. 380)
29kamerstukken II, 2008/09, 31 775, nr. 29Motie is afgedaan met het actieplan jeugdwerkloosheid: Jeugdzorg, onderwijs en arbeidsmarkt verbinden; gebeurt door project MKB/MOgroep JeugdzorgAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-05-2009 over Actieplan jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 189)
30kamerstukken II, 2008/09, 31 775, nr. 31Gewijzigde motie-Biskop c.s. over programma’s om niet-melders alsnog een werkleeraanbod te doenPlanning: september 2009
31kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 33Motie-Ortega-Martijn c.s. over inzetten van interne jobcoachesIn afstemming met het UWV wordt aan de uitwerking van deze motie gewerkt.Planning: oktober 2009
32kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 30Motie-Ortega-Martijn c.s. over voorrang voor particuliere en ondernemersinitiatievenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2009 over aanpak werk voor Wajongers (kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 45)
33kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 31Motie-Ortega-Martijn c.s. over een maatwerkaanbodDe uitwerking van deze motie wordt meegenomen in een brief die in september aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
34kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 35Motie-Ortega-Martijn c.s. over waarborgen van gelijke arbeidsondersteuning vanuit de WIA en de WajongDe uitwerking van deze motie wordt meegenomen in een brief die in september aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
35kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 38Motie-Van Hijum c.s. over een offensief om jongeren met een beperking in dienst te nemenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2009 over aanpak werk voor Wajongers (kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 45)
36kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 39Motie-Van Hijum c.s. over de plaats van social return in het aanbestedings- en inkoopbeleid van de overheidAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2009 over aanpak werk voor Wajongers(kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 45)
37kamerstukken II, 2008/09, 31 775, nr. 32Gewijzigde motie-Ortega-Martijn c.s. over banen voor jongeren die leiden tot de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatieDe uitwerking van deze motie wordt meegenomen in een stand van zaken brief Actieplan Jeugdwerkloosheid die in september 2009 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
38kamerstukken II, 2008/09, 31 775, nr. 30de motie-Biskop c.s. over met gemeenten, werkgevers en roc’s organiseren van het werkleeraanbodPlanning: september 2009
39kamerstukken II, 2008/09, 31 775, nr. 33Motie-Ortega-Martijn c.s. over mogelijke meerwaarde van voorbereidingsscholenPlanning: oktober 2009
40kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 34Motie-Ortega-Martijn c.s. over verruimen van de criteria voor zelfstandigenaftrek door Wajong’ersVoortouw Financiën.Planning: december 2009
41kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 32Motie-Ortega-Martijn. De motie verzoekt de regering, de verzekeringsartsen van het UWV – wanneer de Wajong’er of diens begeleider(s) daarom verzoekt (en) – bij de medische keuring contact op te laten nemen met de huisarts dan wel behandelend arts van de betreffende Wajong’er en deze informatie te betrekken bij de medische indicatie.Planning: september 2009
42kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 60Motie-Van Hijum c.s. over verruiming van het «onmisbaarheidscriterium» en/of de toepassing daarvanAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2009(kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 71). Is meegenomen met de wijziging van het Ontslagbesluit van 14 juli 2009, dat m.i.v. 1 augustus 2009 in werking treedt.
43kamerstukken II, 2008/09, 31 951, nr. 9Motie-Halsema/Hamer over onderzoek naar belemmeringen voor ZZP’ersPlanning: september 2009
44kamerstukken II, 2008/09, 31 924 XV, nr. 9Motie-Van Hijum c.s. over een laag btw-tarief voor dienstverleningVoortouw Financiën. Motie is overgedragen aan Financiën met verzoek deze mede namens SZW te beantwoorden.Planning: september 2009
45kamerstukken II, 2008/09, 31 924 XV, nr. 12Motie-Karabulut over het belonen van de raden van bestuur van de SVB, het UWV en het CWI conform de wettelijke normenAfgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 407)
46kamerstukken II, 2008/09, 29 338, nr. 81Gewijzigde motie-Gesthuizen/Bessink over opstellen van referentiewaarden voor de meest toegepaste nanodeeltjesPlanning: december 2009
47kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 193Motie-Koser Kaya c.s. over betrekken van uitzendbureaus bij het actieplanPlanning: oktober 2009
48kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 194Motie-Van Hijum c.s. over afstemming met de inspanningen van sectoren in cao’s en via O&O-fondsenPlanning: oktober 2009
49kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 195Motie-Van Hijum c.s. over deelnemers in deeltijd-ww als praktijkbegeleider laten optredenAfgehandeld met Besluit wederopenstelling deeltijd WW dat m.i.v. 20 juli 2009 in werking is getreden. Gepubliceerd in Staatscourant 10 813 d.d. 17 juli 2009
50kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 196Motie-Spekman c.s. over het door de sociale partners toegezegde aandeel in de bestrijding van jeugdwerkloosheidAan uitwerking van deze motie in Actieplan Jeugdwerkloosheid en stand van zaken Actie- plan wordt gewerkt.Planning: oktober 2009
51kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 197Motie-Spekman c.s. over extra zichtbare inspanningen door de rijksoverheid ter bestrijding van de jeugdwerkloosheidAan uitwerking van deze motie in Actieplan Jeugdwerkloosheid en stand van zaken Actieplan wordt gewerkt.Planning: oktober 2009
52kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 198Motie-Van Gent c.s. over een plan van aanpak voor jong ondernemerschap Planning: september 2009
53kamerstukken II, 2008/09, 31 371, nr. 236Motie-Van Hijum c.s. over overleg met de sociale partners over een meer selectief gebruik van de deeltijd-wwAfgehandeld met Besluit wederopenstelling deeltijd WW dat m.i.v. 20 juli 2009 in werking is getreden. Gepubliceerd in Staatscourant 10 813 d.d. 17 juli 2009
54kamerstukken II, 2008/09, 31 371, nr. 238Motie-Ortega-Martijn c.s. over van kracht blijven van de oude voorwaarden voor bedrijven die nu gebruik maken van de deeltijd-wwAfgehandeld met Besluit wederopenstelling deeltijd WW dat m.i.v. 20 juli 2009 in werking is getreden. Gepubliceerd in Staatscourant 10 813 d.d. 17 juli 2009
55kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 377Motie-Bouchibti c.s. over een onderzoek naar de expert van kinderbijslag naar niet-EU-lidstatenBrief naar de Tweede KamerPlanning: september 2009
56kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 378)Motie-Van der Vlies over het aanpassen van de hoogte van de kinderbijslag aan het prijspeil van het land waar het kind verblijftBrief naar de Tweede KamerPlanning: september 2009
57kamerstukken II, 2008/09, 30 573, nr. 25Motie-Van de Camp en Kamp over verblijfsbeëindiging van vreemdelingen zonder werk en aanscherping ingroeimiddel sociale zekerheidBrief naar de Tweede KamerPlanning: september 2009

B: Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen

Vergaderjaar 1996–1997
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie).Brief d.d. 29–10–1996 over Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (arbeidsinspectie) (kamerstukken II, 1996/97 25 478, nr. 4)In het laatste tripartiet overleg van 20-05-2008 met sociale partners is toegezegd dat in de loop van dit jaar een standpunt t.a.v. bekrachtiging aan de sociale partners wordt aangeboden. Planning: november 2009
Vergaderjaar 2002–2003
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1De staatssecretaris zal laten onderzoeken of het mogelijk is een overzicht op te stellen van de concrete gevolgen van het pensioenconvenant voor de samenstelling van pensioenfondsbesturen.12-12-2002 Plenaire behandeling van begroting SZW hoofdstuk XV, voor het jaar 2003 (Handelingen 2002/03, nr. 33, Tweede Kamer, pag. 2427–2428)De SER heeft 19 maart 2009 het evalua- tieonderzoeksrapport uitgebracht. In november 2009 gaat de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer.Planning: november 2009
Vergaderjaar 2003–2004
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1Bij de evaluatie van de Wet einde toegang verzekering WAZ zal ook worden betrokken de verantwoor- delijkheidsverdeling tussen het publieke en private domein.05-07-2004 plenaire behandeling EK wetsvoorstel einde toegang verzekering WAZ (29 497) (Handelingen 2003/04, nr. 37, Eerste Kamer, pag. 2039)Planning: september 2009
Vergaderjaar 2004–2005
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1Minister heeft toegezegd dat recht op langdurend zorgverlof in relatie tot de financiële levensloopregeling (als financieringswijze) 3 jaar na de inwerkingtreding van de financiële levensloopregeling zal worden geëvalueerd. Dat wil zeggen een evaluatie van het gebruik van het recht op langdurend zorgverlof en de mate waarin levensloopregeling daarvoor wordt gebruikt.14-10-2004 plenaire behandeling TK wetsvoorstel Wijziging Wet arbeid en zorg; langdurend zorgverlof (28 467, alleen eerste termijn Kamer en eerste termijn Regering (Handelingen 2004/05, nr. 12, Tweede Kamer, pag. 672)Wordt betrokken bij de evaluatie van de levensloopregeling die eind 2009 aan het parlement zal worden aangeboden.
2Minister geeft aan welke zaken hij opneemt in de evaluatie van de levensloopregeling die hij aan de Tweede Kamer/Eerste Kamer heeft toegezegd.15-02-2005 plenaire behandeling EK Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ prepensioen en introductie levensloopregeling (29 760) (Handelingen 2004/05, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715)Start onderzoek t.b.v. evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerkingtreding levensloopregeling. Evaluatie is inmiddels in gang gezet. Planning: december 2009
3Minister zegt Eerste Kamer toe in de evaluatie van de levensloopregelingook de participatie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt op te nemen.15-02-2005 plenaire behandeling EK Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ prepensioen en introductie levensloopregeling (29 760) (Handelingen 2004/05, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715)Start onderzoek t.b.v. evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerkingtreding levensloopregeling. Evaluatie is inmiddels in gang gezet. Planning: december 2009
41. Re-integratieresultaten UWV en verzekeraars meenemen in de evaluatie WIA 2. Monitoren maatregelen die ERD nemen29-06-2005 plenaire behandeling TK wetsvoorstellen Wet werk en inkomennaar arbeidsvermogen (WIA) (30 034) en de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (30 118) (Handelingen 2004/05, nr. 97 Tweede Kamer, pag. 5904–5929)Afwikkeling van deze toezegging wordt meegenomen in de evaluatie WGA, waarvoor is beoogd deze in het najaar 2009 aan de Tweede Kamer aan te bieden.Planning: oktober 2009
Vergaderjaar 2005–2006
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de verdere afwikkeling van de aangiften van vermeende fraude met ESF-gelden én de afwikkeling van de huisvestingsstichtingen.07-09-2005 AO inzake afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Betrokken wordt: de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 28 april 2005 (21 477, nr. 92) (kamerstukken II, 2005/06, 21 477, nr. 93)De rechtbank Den Haag heeft op 3 september 2008 tussenvonnis gewezen, waarbij een flink aantal van de schade- vergoedingsposten van de Staat ofwel zijn toegewezen, ofwel de last bij de tegenpartij is gelegd om – schriftelijk – tegenbewijs te leveren. De tegenpartij heeft hoger beroep aangetekend op de onderdelen waarop de rechtbank een uitspraak heeft gedaan.Planning: eind september 2009
2Monitoren van de hybride uitvoering: na enkele jaren een tussenrapportage naar parlement over de werking van het systeem.01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (30 034) en de invoeringswet WIA (30 118) (Handelingen, nr. 4, 2005/06, Eerste Kamer, pag. 154–176)Afwikkeling van deze toezegging wordt meegenomen in de evaluatie WGA, waarvoor is beoogd deze in het najaar 2009 aan de Tweede Kamer aan te bieden.Planning: oktober 2009
3Kabinetsstandpunt klokkenluiden.Brief d.d. 26-06-2006 over Evaluatie-onderzoek klokkenluidersprocedures in ondernemingen. (kamerstukken II 2005/06, 30 636, nr. 1)Op 3 april 2009 hebben de StvdA en ROP positief geadviseerd over een in te stellen advies- en verwijspunt voor zowel de private als publieke sector. BZK zal de Tweede Kamer informeren over de reactie van het kabinet.Planning: september 2009
4De Arbeidstijdenwet zal na 3 jaar worden geëvalueerd.06-09-2006 Plenaire behandeling Wijziging van de Arbeidstijdenwet (30 532); (Handelingen, 2005/06, nr. 103, Tweede Kamer, pag. 6324–6325)Start 1e helft 2009, uiterlijk 01-04-2010 naar Tweede Kamer
Vergaderjaar 2006–2007
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de eis gehandhaafd moet worden dat de kandidaten die voorgedragen zijn door representatieve organisaties ook uit de betreffende onderneming moeten komen.21-09-2006 plenaire afronding TK van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061)De SER heeft 19 maart 2009 het evaluatieonderzoeksrapport uitgebracht. In oktober 2009 gaat de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer.
2De minister heeft toegezegd dat hij uiterlijk 01-01-2009 de Kamer zal infor- meren hoe ver pensioenuitvoerders zijn met het tot stand brengen van een pensioenregister. De kamerleden Verbeet, De Vries en Omtzigt willen dat pensioenuitvoerders uiterlijk op 01-02-2011 een pensioenregister operationeel hebben. Aanpassing van de noodzakelijke wetgeving is afhankelijk van de voortgang van de pensioensector met het ontwikkelen van een pensioenregister.21-09-2006 plenaire afronding TK van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061)De Tweede Kamer met brief d.d. 04-02-2009 geïnformeerd over stand van zaken(kamerstukken II, 2008/09, 31 226, nr. 41).Planning: december 2010
3De minister heeft toegezegd dat hij er voor zal zorgen dat de Sociale Verzekeringsbank zijn medewerking zal verlenen aan de informatievoorziening ten behoeve van het pensioenregister, dat pensioenuitvoerders uiterlijk 1 januari 2011 operationeel moeten hebben.21-09-2006 plenaire afronding TK van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061)De Tweede Kamer met brief d.d. 04-02-2009 geïnformeerd over stand van zaken (kamerstukken II, 2008/09, 31 226, nr. 41).Planning: december 2010
4Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de combinatie van het adviesrecht en beroepsrecht voldoende is. 21-09-2006 plenaire afronding TK van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061)De SER heeft 19 maart 2009 het evaluatieonderzoeksrapport uitgebracht. In november 2009 gaat de kabinetsreactie naar Tweede Kamer.Planning: november 2009
5Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de drempel (van 10%) die een maximum stelt aan het aantal zetels voor gepensioneerden in het bestuur adequaat is.21-09-2006 plenaire afronding TK van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061)De SER heeft 19 maart 2009 het evaluatieonderzoeksrapport uitgebracht.In november 2009 gaat de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer.Planning: november 2009
6Monitoring ontwikkeling arbocatalogi in verband met heroverwegen overgangstermijn van 3 jaar waarna alle beleidsregels moeten zijn ingetrokken.21-09-2006 plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Handelingen, nr. 3, 2006/07, Tweede Kamer, pag. 117–143)De Tweede Kamer met brief d.d. 26-06-2009 geïnformeerd over de stand van zaken bij de Verzamelbrief arbeidsomstandigheden(kamerstukken II, 2008/09, 25 883, nr. 153)Planning: september 2009
7Uitbraak van legionella in een koeltoren in Amsterdam; eventuele beleidsmatige consequenties na behandeling Openbaar Ministerie.Brief d.d. 26-09-2006 over Eindverslag inspectieproject «Legionella A656» (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24)Zaak is nog steeds onder behandeling van het OMPlanning: oktober 2009
8Er zal een voorlichtingsbrochure Legionella worden opgesteld en deze zal worden verspreid. Na een gewenningsperiode zullen inspecties worden uitgevoerd.Brief d.d. 26-09-2006 over Eindverslag inspectieproject «Legionella A656» (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24)De voorlichtingsbrochure is verspreid en inspecties zullen worden uitgevoerd.Planning: november 2009
9In september 2007 gaan twee inspectieprojecten in de penitentiaire sector van start. In samenwerking met de VROM inspectie zal worden gecontroleerd op de bedrijfshulpverlening (BHV) en vluchtwegen. Daarnaast zal een inspectie-project worden uitgevoerd m.b.t. werkdruk en agressie en geweld bij de penitentiaire medewerkers.24-10-2006 Debat over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost (tot einde van de middag) (Handelingen 2006/07, nr. 17, Tweede Kamer, pag. 1221–1222)Toegezegde 2 inspectieprojecten zijn in 2007 en 2008 uitgevoerd en gerapporteerd aan Tweede Kamer. Staatssecretaris van Justitie heeft de Tweede Kamer in reactie op AI-rapport over de arbeidsomstandigheden in penitentiaire instellingen (PI’s) een plan van aanpak van DJI gezonden om de agressie-incidenten tussen collega’s met 30% terug te brengen. Na uitvoering daarvan zal AI in 2010 opnieuw in PI’s gaan inspecteren.
10Standpunt betreffende bekrachtiging IAO-verdrag 187 & bijbehorende Aanbeveling 179 (aangenomen 95e zitting IAO 2006) inzake promotioneel kader gezondheid & veiligheid op het werk meenemen in geconsolideerd standpunt t.a.v. Verdag 119 (machineveiligheid 1963), Verdrag 139 (beroepskanker 1974), Verdrag 148 (werkmilieu, luchtverontr, lawaai & trillingen 1997) Verdrag 167 (V&G in bouw 1988) Vedrag 170 (chemische stoffen 1990) Verdrag 184 (V&G in landbouw 2001).Brief d.d. 24-11-2006 over IAO-Verdrag nr. 187 en Aanbeveling nr. 179 (kamerstukken II, 2006/07, 29 427, nr. 33)Een tripartite overleg is voorzien voor september.Planning: oktober 2009
11Naar aanleiding van de evaluatie van de Code voor pension fund governance zal de minister ingaan op de vraag hoe de regering aankijkt tegen evenwichtige belangenbehartiging bij PFG en hoe daarop wordt gecontroleerd en gestuurd.04-12-2006 Gezamenlijke voltallige behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen nr. 11 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer pag. 497–572)De SER heeft 19 maart 2009 het evaluatieonderzoeksrapport uitgebracht. In november 2009 gaat de kabinetsreactie naar het parlement.Planning: november 2009
12Het rapport over het terugdringen van de witte vlek zal in het najaar 2007 door de minister aan Eerste Kamer worden gezonden.04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) eerste termijn Kamer Op 5-12-2006 (Handelingen nr.11 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer pag. 497–572)In de schriftelijke beantwoording vragen SZW-Begroting 2009 (kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 12) (antw. op vraag 195) is gemeld dat in het najaar 2009 aan het parlement zal worden gerapporteerd n.a.v. de CBS cijfers.Planning: oktober 2009
13Brochure Kinderopvang is gereed en wordt binnenkort (juli/augustus 2007) verstuurd naar de sector. Volgende inspecties zijn gepland in 2009/2010.07-02-2007 AO vaste cie SZW TK over Arbozaken met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over onderwerpen aangaande Arbozaken. (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104)Planning: december 2010
14SZW heeft besloten naar aanleiding van de aanbevelingen van de SER de metho- dieken [...] met empowerment en soft skills [...] waarmee nu kleinschalig ervaringen zijn opgedaan breder aan te bieden aan gemeenten ter ondersteuning van lokale initiatieven.Brief d.d. 05-07-2007 over Reactie op SER-advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99)Ten behoeve van de uitwerking van deze toezegging zal een handreiking worden opgesteld. Aan de uitwerking van de handreiking wordt momenteel gewerkt. Naar verwachting kan deze uiterlijk in het tweede kwartaal van 2010 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.Planning: mei 2010
15Het kabinet zal zich – conform de aanbe- velingen van de SER – inzetten om het zelfstandig ondernemerschap onder allochtone jongeren te stimuleren. Op basis van de ervaringen van eerdere initiatieven zullen aanvullende acties in gang worden gezet gericht op het stimuleren van etnisch ondernemerschap. Daarbij zal het kabinet ondernemersorganisaties voor migranten betrekken.Brief d.d. 05-07-2007 over Nota n.a.v. over Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie door werk en arbeidsondersteuning(kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 7)Aan de uitwerking van deze toezegging wordt op dit moment uitvoering gege- ven. Beoogd is de Tweede Kamer over de diverse initiatieven uiterlijk in het tweede kwartaal van 2010 te berichten.Planning: mei 2010
16Medezeggenschapwerknemers. Het ligt in de bedoeling van het kabinet om in 2009 opnieuw een stand van zaken op te maken. De minister zal de Kamer dan daarover berichten. Brief d.d. 09-07-2007 over Medezeggenschap(kamerstukken II, 2006–2007, 29 818, nr. 30)Planning: december 2009
Vergaderjaar 2007–2008
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1Notitie over de solidariteit in pensioenregelingen, waarbij aandacht besteed zal worden aan de solidariteit tussen jong en oud, deeltijd en voltijders, werknemers en zzp-ers, ook in relatie tot de wettelijke eisen uit de pensioenwetge- ving.06-12-2007 2e termijn plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) antwoord regering re- en dupliek (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662)Bij brief van 25-5-2009 (31 413, nr. 127) is de Tweede Kamer gemeld dat overleg zal worden gevoerd met Stichting van de Arbeid en dat de Tweede Kamer het eerste kwartaal 2010 wordt geïnformeerd over de uitkomst. Eind 2009 ontvangt De Tweede Kamer stand van zaken brief.Planning: april 2010
2In samenspraak met de toezichthouder (DNB) wordt nader bezien of de huidige regelgeving in situaties waarin uitvoe- rende werkzaamheden zijn uitbesteed voldoende effectief is. Brief d.d. 10-12-2007 over Voorgenomen fusie ABP/Cordares. (kamerstukken 2007/08, 28 294, nr. 32)Bij brief van 25-5-2009 over brede aanpak pensioenvraagstukken (kamerstukken II 2008/09, 30 413, nr. 127) is gemeld dat tegen de achtergrond van de huidige financiële crisis de komende periode wordt bekeken of verdere aanpassingen met betrekking tot het toezicht op door pensioenfondsen uitbestede taken noodzakelijk zijn. Daarbij zal met name gekeken worden of er wettelijke eisen gesteld moeten worden aan het uitvoe- ringscontract met de uitvoeringsorganisaties dan wel aan de uitvoeringsorganisatie zelf.Planning: december 2009
3Oprichting vereniging van gepensioneerden. In de evaluatie van het medezeggenschaps-convenant zal aandacht besteed worden aan de klacht dat pensioenfondsen pensioengerechtigden soms niet in staat stellen om andere pensioengerechtigden te bereiken in verband met de oprichting van een vereniging van gepensioneerden.11-12-2007 Vervolg plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) re- en dupliek (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662)De SER heeft 19 maart 2009 het evaluatieonderzoeksrapport uitgebracht. In november 2009 gaat de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer.Planning: november 2009
4Op 27 november 2007 zijn afspraken gemaakt tussen de LSI en het CBP over een stappenplan voor het koppelen van bestanden bij het bestrijden van fraude in interventieteamverband. Er is vast- gesteld dat de noodzaak van koppeling op basis van risicoprofielen wel kan worden onderbouwd. Omdat deze risico-profielen voor een aanzienlijk deel nog moeten worden ontwikkeld, is voor de korte en de lange termijn gekozen om bij het koppelen van bestanden met persoonsgegevens gebruik te maken van zogenaamde PET-methoden. De koppeling van de persoonsgegevens vindt dan plaats in een Black Box, waarbij ver-sleuteling van persoonsgegevens kan worden toegepast. De SIOD zal deze Black Box ontwikkelen. Na twee jaar zal er een evaluatie plaatsvinden waarin onder meer de stand van zaken rondom de ontwikkeling van voorspellende risico-indicatoren zal worden beoordeeld. De Staatssecretaris zegt toe de Kamer te informeren over de uitkomsten van deze evaluatie.Brief d.d.19-12-2007 over Bestandskoppeling (kamerstukken II, 2007/08, 17 050, nr. 346)In de brief over handhavingsonderwer- pen die op 10 juli 2009 naar de Tweede Kamer is gestuurd (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 390) is een tussenstand opgenomen inzake de Black Box.Planning: december 2010
5De Staatssecretaris zegt toe een manier te vinden om te checken of dit wetsvoorstel (wetsvoorstel 31 138 Bopz Werk en Bijstand) zo uitpakt als bedoeld is en of het geld terecht komt bij de mensen voor wie het bedoeld is. In een brief aan de Tweede Kamer zal hierop worden teruggekomen. Geen zware evaluatie maar een «Doorkijkje» geven.17-01-2008 Plenaire behandeling wets- voorstel Wijz. Wet werk en bijstand; uitbreiding van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag met gedeeltelijke arbeidsgeschikten (31 138) (Handelingen 2007/08, nr. 42, Tweede Kamer, pag. 3232)Startnotitie ten behoeve van het evaluatieonderzoek is opgesteld. In september, oktober en november zal het onderzoek plaatsvinden.Planning: maart 2010
6In verband met het streven van het kabinet om eind 2008 een besluit te nemen over het starten van de goed- keuringsprocedure m.b.t. het Maritiem Arbeidsverdrag 2006 (IAO) zal een wetvoorstel houdende de goedkeuring van het voornemen tot bekrachtiging en de wijziging van de relevante wetgeving voor uitdrukkelijke goedkeuring aan de Tweede Kamer worden aangeboden.Brief d.d. 24-01-2008 over Toezending afschrift van brief aan de Tweede Kamer inzake de bekrachtiging van het Maritiem Arbeidsverdrag 2006 (kamerstukken II, 2007/08, 29 427, nr. 46)Ratificatie is niet voor 2011 te verwachtenPlanning: juni 2010
7De minister heeft de Tweede Kamer een brief toegezegd waarin hij zal ingaan op de vraag van de Kamer te bekijken waar informatie over de uitvoeringskosten van pensioenuitvoerders aanwezig is en of er sprake is van een probleem.12-03-2008 AO vaste cies Fin en SZW over Pensioenen(kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 110)De Tweede Kamer met brief 29-04-2009 (30 413, nr. 124) geïnformeerd. Eind 2009 worden de nog onderzoeksresultaten van AFM verwacht die aan de Tweede Kamer zullen worden toegezonden. Vervolgens zal de Tweede Kamer een reactie op de onderzoeken ontvangen.Planning: december 2009
8Toezending van informatie van de Stichting van de Arbeid over de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. De Stichting constateert dat, voor zover het duurzaam volledig arbeidsongeschikt beoordeelde actieve deelnemers betreft, er ten opzichte van de situatie onder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering nauwelijks wijziging is opgetreden. Voor de gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers heeft de Stichting hierover aan de pensioenkoepels en aan het Verbond van Verzekeraars om nadere informatie gevraagd. Zodra ik over deze informatie beschik, zal ik uw Kamer hierover informeren.Brief d.d. 25-03-2008 over pensioenwet debat over pensioenbewustzijn, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen (kamerstukken II 2007/08, 30 413, nr. 108)De Stichting van de Arbeid heeft de informatie toegezegd in haar brief van 28-07-2007. Een geaggregeerd beeld van de situatie bij de pensioenfondsen is pas mogelijk als 1 jaar ervaring is opgedaan met de verduidelijking in de regelgeving terzake (zie Stb. 2008, 316). Dat beeld zal naar verwachting in oktober 2009 beschikbaar zijn.
9Evaluatie IOW Evaluatie van de IOWvindt zo vroeg mogelijk in 2010 plaats, zodat hierover een debat met de Tweede Kamer mogelijk is. De evaluatie zal ingaan op de arbeidsmarktomstandig- heden van ouderen en de belemmeringen in regelgeving om over te stappen vanuit een uitkeringssituatie naar de arbeidsmarkt. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie en in het bijzonder de arbeidsmarktontwikkeling voor ouderen, zal een beslissing genomen worden over de horizonbepaling in de IOW.03-04-2008 Plenaire behandeling TK wetsvoorstel inkomensvoorziening oudere werklozen (30 819) (Handelingen 2007/08, nr. 72, Tweede Kamer, pag. 5085)Planning: december 2010
10Evaluatie indexatielabel. Na invoering van het indexatielabel per 1 juli 2008 moeten we de mogelijkheid blijven verkennen om het label verder te verbeteren. Daarom ben ik van plan in 2011 het indexatielabel te evalueren.Brief d.d. 14-04-2008 over invoering Indexatielabel: stand van zaken(kamerstukken II 2007/08, 30 413, nr. 109)Planning: december 2011
11Verbetering re-integratieverslag. De toetsing van het re-integratieverslag door UWV aan de hand van de poortwachtertoets kan mogelijk verbeterd worden wanneer de werknemer meer inbreng zou hebben in het re-integratieverslag en wanneer het verslag op uniforme wijze zou worden opgesteld. De minister geeft aan bereid te zijn de Stuurgroep Poortwachter op deze punten advies te vragen.Brief d.d. 18-04-2008 over conclusies Stichting van de Arbeid 35-min groep (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 54)Planning: september 2009
12Bezien zal worden welke problemen werknemers in hun tweede ziektejaar ondervinden bij het overstappen naar een andere baan. De minister zegt in dat kader toe dat hij desgevraagd zal praten met de Stichting van de Arbeid in het kader van het onderzoek door de Stichting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars naar knelpunten.23-04-2008 AO vaste cie SZW TK over de brief van de Raad van Werk en Inkomen inzake Poortwachterscentra (SZW08000127). (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 102)Aan de uitwerking van deze toezegging wordt in afstemming met de Stichting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer hierover in het najaar van 2009 te berichten.Planning: december 2009
13WIA- evaluatie: knelpunten 35-min. In de WIA-evaluatie zal meegenomen worden of zich als gevolg van het Schattingsbesluit knelpunten voordoen voor 35-minners.23-04-2008 AO vaste cie SZW TK over de brief van de Raad van Werk en Inkomen inzake Poortwachterscentra (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 102)Planning: december 2010
14Toezegging dat de regering zal bezien of de in de artikelen 85 en 87 Pensioenwet opgenomen voorwaarde voor waardeoverdracht naar buitenland, namelijk dat de afkoopmogelijkheid niet ruimer mag zijn dan in Nederland, niet ook moet gelden voor de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet.Brief d.d. 19-05-2008 Memorie van antwoord wijzigingswet Pensioenwet(kamerstukken I, 2007/08, 31 226, D)In overleg met DNB wordt bezien of de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet moeten worden aangepast.Planning: december 2009
15Aanpassing van het Ontslagbesluit zodat bij collectief ontslag AOW-gerechtigden als eerste in aanmerking komen voor ontslag.Brief d.d. 28-05-2008 over Arbeidsmarktpositie van ouderen(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 152)Planning: januari 2010
16Vervolg evaluatie premiegroepen WW, in hoeverre hebben de sectoren hun beleid aangepast naar aanleiding van de nieuwe systematiek, die tot doel heeft de cyclische- en seizoenswerkloosheid te verminderen.03-07-2008 AO vaste cie SZW TK Arbeidsmarktbeleid(kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV/29 544, nr. 89)In 2010 zal, in antwoord op de wens van de Stichting van de Arbeid tot meer onderzoek, een extern bureau onderzoek doen in hoeverre de sectoren hun beleid hebben aangepast naar aanleiding van de nieuwe systematiek, die tot doel heeft de cyclische- en seizoenswerkloosheid te verminderen.Planning: december 2010
17De PvdA en het CDA vroegen de minister om aandacht voor de Agrarische sector (brief LTO december 2007 aan VC SZW). De toezegging van de minister is om het effect op de werkgelegenheid in de sectoren, voor zover mogelijk, inzichtelijk maken.03-07-2008 AO vaste cie SZW TK Arbeidsmarktbeleid(kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV/29 544, nr. 89)De minister heeft toegezegd het effect op de werkgelegenheid in de sectoren, voor zover mogelijk, inzichtelijk te maken. In 2010 zal, mede in antwoord op de wens van de Stichting van de Arbeid tot meer onderzoek, een extern bureau onderzoek doen in hoeverre de sectoren hun beleid hebben aangepast naar aanleiding van de nieuwe systematiek, die tot doel heeft de cyclische- en seizoenswerkloosheid te verminderen. De toezegging tijdens het AO van 3 juli 2008 wordt bij deze vervolg- evaluatie meegenomen.Planning: december 2010
18Binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wijziging van de Ziektewet, van het Burgerlijk Wetboek en van enkele andere wetten zal de rege- ring het parlement een verslag doen toekomen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de onderhavige maatregelen. 09-09-2008 Plenaire behandeling EK van het wetsvoorstel Wijziging van de Ziektewet, van het Burgerlijk Wetboek en van enkele andere wetten in verband met het meldingsproces van een werk- nemer bij de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid en de sanctie voor de werkgever bij niet naleving van zijn verplichtingen in dit proces (31 357) (Handelingen 2007/08, nr. 39, Eerste Kamer, pag. 1677–1678)Binnen 3 jaar na inwerkingtreding zal de regering het parlement een verslag doen toekomen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de onderhavige maatregelen.Planning: december 2010
19In de eerstvolgende evaluatie van de Wet op de bedrijfsorganisatie zal een meting van de effecten van de Code Goed Bestuur worden meegenomen.10-09-2008 2e termijn plenaire behandeling TK Wetsvoorstel wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfs- organisatie (31 419) (Handelingen 2007/08, nr. 110, Tweede Kamer, pag. 8009–8016)Wordt meegenomen in de eerstvolgende evaluatie van de WBO.Planning: januari 2012
Vergaderjaar 2008–2009
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1Beoordeling beperking maximering hoogte WGA-premie voor kleine bedrijven.Brief d.d. 16-09-2008, notitie over doorgroei van ondernemingen. (kamerstukken II, 2008/09, 31 311, nr. 21)Het wachten is op de uitkomsten van evaluatie WGA, waarvan afronding en bericht daarover aan de Tweede Kamer in het najaar van 2009 wordt verwacht.
2De Kamer zal zo vroeg mogelijk in 2009 via toezending van een notitie geïnformeerd worden over mogelijkheden om de Wet arbeid vreemdelingen te vereen- voudigen. Eventuele aanpassingen zullen uiteraard zoveel mogelijk de notitie «Naar een modern migratiebeleid» ondersteunen.29-10-2008 AO vaste cie Just TK over de Blauwdruk modern migratiebeleid (30 573, nr. 10)Notitie wordt aan Tweede Kamer toegezonden.Planning: oktober 2009
3Met de Stichting van de Arbeid zal worden besproken of een eventueel te vragen SER-advies over de nawerking van avv een ander resultaat zou kunnen opleveren dan het verdeelde advies uit 199205-11-2008 AO vaste cie SZW TK over CAO’s-rapportages (kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 181)Voorgelegd aan Stichting van de Arbeid.Planning: januari 2010
4Kwalitatieve evaluatie over de effectiviteit van de loonkostensubsidies.06-11-2008 Plenaire behandeling van het wetsvoorstel horizonbepaling met betrekking tot participatieplaatsen (Wet horizonbepaling participatieplaatsen) (31 548)(Handelingen 2008–2009, nr. 21, Tweede Kamer, pag. 1696–1702)De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de kwantitatieve resultaten van de loonkostensubsidies via de viermaande-lijkse rapportages van het UWV. Daarnaast komt er een kwalitatieve evaluatie over de effectiviteit uiterlijk een jaar voor de afloop van het instrument.Planning: januari 2012
5De minister heeft aangegeven dat de onderzoeksresultaten over de uitvoe- ringskosten van collectieve pensioencontracten (onderzoeken AFM en Verbond van Verzekeraars) naar de Kamer worden gestuurd, zodra deze onderzoeken zijn afgerond.03-12-2008 AO vaste cie SZW TK over Pensioen (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 119)De onderzoeksresultaten van verzekeraars in het rapport van PWC zijn 29-04-2009 naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 124). Zodra ook de onderzoeken van AFM zijn afgerond (najaar 2009) wordt reactie naar de Tweede Kamer gestuurd.Planning: oktober 2009
6De Tweede Kamer wordt in het voorjaar 2009 geïnformeerd over een nadere uitwerking van de vereenvoudiging van de premie- en loonheffing . 04-12-2008 AO vaste cie SZW TK over SUB/Walvis(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 392)De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 22-04-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 31 704, nr. 83. Het voornemen is om op Prinsjesdag een wetsvoorstel in de Tweede Kamer in te dienen en mogelijk voordien een brief aan de Tweede Kamer.
7Evaluatie van de wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande, 4 jaar na inwerkingtreding.22-12-2008 Plenaire behandeling EK Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleen- staande ouders (31 519) (eerste termijn Kamer) (Handelingen 2008/09 Eerste Kamer, nr. 17, pag. 853–876)De start van het monitoren over 2009 zal in de 2e helft van 2009 aanvangen. De uitkomsten van de monitor zijn input voor de evaluatie aan het parlement.Planning: december 2009
8Het kabinet zal vóór het zomerreces 2009, na ommekomst van de reactie van de sociale partners, de Kamer een uitwerking doen toekomen van de voorstellen in de Beleidsverkenning.15-01-2009 AO vaste cie SZW TK over de brief d.d. 19-11-2008 over beleidsverken- ning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden(kamerstukken II, 2008/09, 26 447, nr. 42) (kamerstukken II, 2008/09, 26 447, nr. 43)Na besluitvorming ministerraad zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.Planning: september 2009
9De heer Blok stelt dat zijn motie over het verzoeken van cao-fondsen om de jaarcijfers op hun website te publiceren weliswaar als afgehandeld staat vermeld, maar dat dit niet betekent dat de jaarcijfers nu op de website staan. Minister zegt toe om te bezien in welke mate gehoor gegeven is aan de oproep. Daarvoor zal na een jaar op basis van een representatieve steekproef (waarin in ieder geval de grootste cao-fondsen zijn opgenomen) een evaluatie plaats- vinden. Naar aanleiding van deze evaluatie zal in overleg met sociale partners bezien worden of in voldoende mate gehoor is gegeven aan de oproep tot meer transparantie.28-01-2009 Kennismakings- en Plan- ningsoverleg met vaste cie SZW TK over de brief van de minister d.d. 4 december 2008 en de brief van de minister-presi- dent d.d. 9 december 2008 over ontslag en benoeming staatssecretaris van SZW (31 700 XV, nr. 47) (kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 55)*Medio 2009 zal de evaluatie plaatsvinden. *Eind 2009 zal met sociale partners bezien worden of in voldoende mate gehoor is gegeven aan de oproep tot meer transparantie.Planning: december 2009
10De Staatssecretaris zegt toe de Kamer te informeren over de resultaten van het gesprek met de VNG over invorderingstermijnen en de hoogte van de invor- deringsbedragen.05-02-2009 AO vaste cies SZW en VW TK over Handhaving (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 368 Herdruk)Planning: december 2009
11De Staatssecretaris zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling informeren over de wijze waarop de additionele midde- len € 36 mln. voor fraudebestrijding zullen worden besteed en over de indicatoren die daarbij horen.05-02-2009 AO vaste cies SZW en VW TK over Handhaving (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 368 Herdruk)Planning: september 2009
12Rond de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het programma stroomlijning indicatieprocessen en aanbevelingen voor het proces van indicatiestelling.Brief d.d. 16-02-2009 over Nota n.a.v. over Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie door werk en arbeidsondersteuning(kamerstukken II, 2008/09, 31 780, nr. 7)Naar verwachting zal de brief aan de Tweede Kamer in de laatste week van september worden aangeboden.Planning: september 2009
13De minister zal de drie pensioenkoepels oproepen tot het doen van een evaluatie naar de mate waarin de aanbevelingen in het rapport «De gearriveerde toekomst» inmiddels door individuele pensioenfondsen zijn overgenomen en worden toegepast.Brief d.d. 18-02-2009 antwoorden op vragen van de leden Omtzigt en van Hijum (beiden CDA) over de openheid van beleggingen van pensioenfondsen Tweede Kamer, vergaderjaar 2008/09, Aanhangsel Handelingen nr. 1598)Reactie van de pensioenkoepels wordt 01-10-2009 verwacht daarna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.Planning: december 2009
14Minister zal in overleg met de pensioensector treden over de bovengenoemde fundamentele vragen rond de houdbaarheid van het pensioenstelsel op de lange termijn. Het behoud van solidariteit en collectiviteit zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Over de uitkomsten van dit overleg zal ik uw Kamer vervolgens zo spoedig mogelijk informeren.Brief d.d. 20-02-2009 over Korte termijn herstelplannen pensioenfondsen (kamerstukken II 2008/09, 31 371, nr. 127)Bij brief van 25-5-2009 (kamerstukken II, 2008/09, 31 413, nr. 127) is aan de Tweede Kamer gemeld dat overleg zal worden gevoerd met Stichting van de Arbeid en dat de Tweede Kamer eerste kwartaal 2010 wordt geïnformeerd over de uitkomst. Eind 2009 ontvangt de Tweede Kamer stand van zaken brief.Planning: april 2010
15De minister zegt toe dat hij het samenstel van regelingen zal evalueren. Het tijdstip van die evaluatie wordt nader bezien in verband met de econo- mische omstandigheden. De evaluatie zal naar verwachting niet vóór 2012 worden afgerond.03-03-2009 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (31 767) (Handelingen 2008/09, nr. 58, Tweede Kamer, pag. 4716–4747)Uiterlijk september 2009 zullen er afspra- ken met UWV over evaluatie worden gemaakt. Uiterlijk 1 januari 2012: start evaluatie Uiterlijk 31 december 2012: aanbieding evaluatie aan de Tweede Kamer
16De minister zegt toe dat hij met het UWV de mogelijkheden zal bezien om een beeld te krijgen van de toepassing van het werkaanbod.03-03-2009 Plenaire behandeling wetsvoorstel en Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (31 767) (Handelingen 2008/09, nr. 58, Tweede Kamer, pag. 4716–4747)Overleg met UWV over mogelijkheden om een beeld te krijgen van de toepassing van het werkaanbod is gevoerd. De planning ziet er als volgt uit:– 1 juli 2009 tot 1 juli 2010: monitoren uitvoering door UWV– Uiterlijk 31 december 2010: informeren Tweede Kamer
17Garantstellingsplan Groen Links kleine pensioenen tot 15 000 euro wordt voorzien van commentaar.19-03-2009 AO vaste cie SZW TK over Pensioenen (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 122)Planning: augustus 2009
18MvT wetsvoorstel overheveling WWB 65+ aanvullen met aantal aandachtspunten uit de Kamer:– Het aantal WWB65plus-clienten van de SVB dat het eigen huis heeft moeten verlaten.– De mogelijkheid om de naam van de wet te veranderen onder voorwaarde dat het bijstand blijft en niet exporteerbaar wordt.– De uitvoeringskosten gemoeid met de overheveling.– De hoogte van de vrijlating van inkomsten uit arbeid voor WWB65plus- clienten.16-04-2009 AO vaste cie SZW TK Hoofdlijnen wetgeving onvolledige AOW(kamerstukken II, 2008/09, 29 389, nr. 17)De punten zoals genoemd in de omschrij- ving worden opgenomen in wetsvoorstel, dat aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.Planning: september 2009
19Eén loket voor Wajong’ers: De minister streeft ernaar dat er zowel bij het UWV als bij de Informatie Beheer Groep geen dubbele gegevensuitvraag plaatsvindt van de jongeren als dat voorkomen kan worden.16-04-2009 Vervolg plenaire behandeling Tweede Kamer Wetsvoorstel wijziging v.d. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten i.v.m. het bevorderen van de participatie door werk en arbeidsondersteuning (31 780) re- en dupliek (Handelingen 2008/09, nr. 78, Tweede Kamer, pag. 6067–6084)Overleg met UWV en OCW is gaande. Daarna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.Planning: januari 2010
20De minister is voornemens om binnen de bestaande beoordelingssystematiek de problematiek van lichte aandoeningen nader te bekijken en waar nodig aanpassingen en/of protocolering te overwegen.16-04-2009 Vervolg plenaire behandeling Tweede Kamer Wetsvoorstel wijziging v.d. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten i.v.m. het bevorderen van de participatie door werk en arbeidsondersteuning (31 780) (Handelingen 2008/09, nr. 78, Tweede Kamer, pag. 6067–6084)Startnotitie (Plan van aanpak) is opgesteld.Planning: januari 2011
21De minister zegt toe om aandacht te besteden aan het bewaken, monitoren en evalueren van de manier waarop de 25%-regeling geldt voor studerende Wajong’er. Het is de bedoeling om vanaf 2010 door het UWV te laten registreren hoeveel schoolgaande en studerende jonggehandicapten een inkomensondersteuning krijgen.16-04-2009 Vervolg plenaire behandeling Tweede Kamer Wetsvoorstel wijziging v.d. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten i.v.m. het bevorderen van de participatie door werk en arbeidsondersteuning (31 780) (Handelingen 2008/09, nr. 78, Tweede Kamer, pag. 6067–6084)Het overleg met het UWV is gaande, de resultaten vormen een onderdeel van het monitoren en de evaluatie van studerende Wajong’erPlanning: januari 2011
22De minister zegt een onderzoek toe naar de armoedeval die mede het gevolg zou zijn van het verlies bij de bijzondere voorziening van de jonggehandicapten en de Wtcg nadat iemand uit de Wajong is gevallen. De minister zegt toe dit voor de begrotingsbehandeling naar de TK te sturen.16-04-2009 Vervolg plenaire behandeling Tweede Kamer Wetsvoorstel wijziging v.d. Wet arbeidsongeschiktheidsvoor-ziening jonggehandicapten i.v.m. het bevorderen van de participatie door werk en arbeidsondersteuning (31 780) (Handelingen 2008/09, nr. 78, Tweede Kamer, pag. 6067–6084)Planning: december 2009
23Brief SZW 29 mei 2009 waarin n.a.v. AO inzake verdrag 121 een WIA gemeld dat, zodra het oordeel van het deskundigencomité beschikbaar is over de verenigbaarheid van beide, de Tweede Kamer daarover geïnformeerd zal worden.23-04-2009 AO vaste cie SZW TK over ILO Verdrag nr. 121 (kamerstukken II, 2008/09,nr. 29 427, nr. 58)Oordeel van het deskundigencomité ILO wordt verwacht rond april 2010, daarna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.Planning: mei 2010
24De Tweede Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de bevindingen van de Stichting van de Arbeid over waardeoverdracht van nabestaandenpensioen.Brief d.d. 11-05-2009 over Waardeoverdracht en nabestaandenpensioen voorgelegd aan Star (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 126)De Stichting van de Arbeid zal naar verwachting in het najaar van 2009 adviseren.Planning: oktober 2009
25Onafhankelijke commissie van deskundigen instellen die mede op basis van de uitkomsten van het feitenonderzoek van DNB aanbevelingen voor de toekomst zal doen over beleggingsbeleid en het risicobeheer van pensioenfondsen. Minister zal Kamer binnenkort nader informeren over opdracht en de samen- stelling van de commissie.Brief d.d. 25-05-2009 over brede aanpak pensioenvraagstukken (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 127)7 juli 2009 is overleg geweest met de Stichting van de Arbeid en de pensioenkoepels. Daarna wordt de Tweede Kamer eind augustus 2009 geïnformeerd.
26Stroomlijning van de huidige structuur ten aanzien van het bestuur en de medezeggenschap in pensioenfondsen nader uitwerken en aangeven hoe ik het pensioenveld hierbij wil betrekken. In de kabinetsreactie op de genoemde rappor- ten van de SER, die momenteel in voorbereiding is en die ik na de zomer naar uw Kamer zal zenden, zal ik de stroomlijning van de huidige structuur ten aanzien van het bestuur en de medezeggenschap in pensioenfondsen nader uitwerken en aangeven hoe ik het pensioenveld hierbij wil betrekken.Brief d.d. 25-05-2009 over brede aanpak pensioenvraagstukken(kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 127)In september 2009 zal een gesprek plaatsvinden met deskundigen. Tevens wordt het kabinetsstandpunt voorbereid, dat in oktober 2009 naar Tweede Kamer wordt gezonden.
27Notitie i.h.k.v. evaluatie Financieel toetsingskader (FTK) Problematiek inrichting FTK in situaties van omvangrijke negatieve financiële schok in samenspraak met DNB nader uitwerken in een notitie.Brief d.d. 25-05-2009 over brede aanpak pensioenvraagstukken (kamerstukken II, 2008/09, 30 413, nr. 127)Planning: december 2009
28In het kader van modernisering van de Wav, waarover u later dit jaar een brief ontvangt, bestond reeds het voornemen te onderzoeken of de schorsende wer- king van bezwaar en beroep tegen de intrekking van een twv kan worden afgeschaft. Hierbij wordt ook de moge- lijkheid onderzocht of UWV eerder dan nu het geval is een twv kan weigeren aan een werkgever die eerder vreemdelingen heeft laten werken zonder twv.Brief d.d. 26-05-2009 over Roemeense asperge-stekers (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 385)Planning: september 2009
29De gedupeerde werknemers van het aspergebedrijf in Someren worden geïnformeerd over de mogelijkheid om een civiele vordering van eventueel achterstalling loon in te stellen, indien zij getraceerd kunnen worden. Indien nodig wordt hierbij de Roemeense ambassade ingeschakeld.Brief d.d. 26-05-2009 over Roemeense asperge-stekers (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 385)Planning: september 2009
30De brochure over wonen en werken in Nederland, de WML-brochure en het klachtenformulier worden op korte termijn in het Bulgaars en Roemeens vertaald en verspreid.Brief d.d. 26-05-2009 over Roemeense asperge-stekers (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 385)Klachtenformulier (via internet) is vertaald naar Bulgaars en Roemeens. Brochure wonen en werken in NL en de WML brochure zijn vertaald. Er komt een samenvattende flyer met verwijzing naar voornoemde brochure en folder.Planning: augustus 2009
31Het recidivebeleid Wav wordt meegenomen in de evaluatie van de bestuurlijke boete Wav. Brief d.d. 26-05-2009 over Roemeense asperge-stekers (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 385)De evaluatie wordt in november 2009 afgerond. Het evaluatierapport wordt voor het einde van 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.
32Het kabinet streeft ernaar om op zo kort mogelijke termijn een wetsvoorstel in te dienen met de uitwerking van het voornemen om kleine baantjes te stimuleren.28-05-2009 Verantwoordingsdebat over het jaar 2008 (Handelingen 2008/09, nr. 89, Tweede Kamer, pag. 6941–7022)Wetsvoorstel in voorbereidingPlanning: januari 2010
33Het kabinet zal bezien hoe de pilotprojecten rond de dienstencheque zich ontwikkelen. De eerstverantwoordelijke bewindspersonen zullen dit betrekken bij het opstellen van de Prinsjesdagstukken.28-05-2009 Verantwoordingsdebat over het jaar 2008 (Handelingen 2008/09, nr. 89, Tweede Kamer, pag. 6941–7022)Planning: september 2009
34MP zal de minister van SZW in het kabinet vragen contact op te nemen met sociale partners om te bezien hoe vorm en inhoud kan worden gegeven aan de Motie-Halsema c.s. (31 951, nr. 8) over de concrete uitwerking van een midterm leerrecht. De Tweede Kamer zal daarover worden bericht. (Tot die tijd wordt de motie aangehouden).28-05-2009 Verantwoordingsdebat over het jaar 2008 Handelingen 2008/09, nr. 89, Tweede Kamer, pag. 6941–7022)Planning: september 2009
35Het kabinet zal de Tweede Kamer informeren over het kabinetsstandpunt op de beleidsverkenning Verlof en arbeidstijden en de reactie daarop van de Stichting van de Arbeid.28-05-2009 Verantwoordingsdebat over het jaar 2008 (Handelingen 2008/09, nr. 89, Tweede Kamer, pag. 6941–7022)Na besluitvorming ministerraad zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden.Planning: september 2009
36Gelijktijdig met de aanbieding van de evaluatie van de bestuurlijke boete in de Wav ontvangt de Tweede Kamer een overzicht van afwegingen voor een keuze tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak van illegale tewerkstelling.11-06-2009 AO vaste cie SZW over Handhaving (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 389)Planning: De evaluatie wordt in novem- ber 2009 afgerond. Het evaluatierapport wordt voor het einde van 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.
37Melden stand van zaken activiteiten nanodeeltjes aan Tweede Kamer.11-06-2009 AO vaste cies EZ/VROM/SZW over Nanotechnologie (kamerstukken II, 2008/09, 29 338, nr. 88)Planning: december 2009
38De mogelijkheden voor het opnemen van de objectieve rechtvaardigingstoets in een rijksbrede wetgevingstoets wordt bestudeerd.Brief d.d. 11-06-2009 over Evaluatie WGBL (kamerstukken II 2008/09, 30 347, nr. 2)Wordt in 2009 ingebracht in overleg bij JustitiePlanning: december 2009
39De objectieve rechtvaardigingstoets wordt opgenomen in de SZW-toets. Brief d.d. 11-06-2009 over Evaluatie WGBL(kamerstukken II 2008/09, 30 347, nr. 2)Planning: mei 2010
40Voorlichting WGBL. Er zal middels voorlichting meer aandacht worden besteed aan leeftijdsdiscriminatie.Brief d.d. 11-06-2009 over Evaluatie WGBL (kamerstukken II 2008/09, 30 347, nr. 2)Planning: december 2010
41Informeren van de Tweede Kamer met betrekking tot de voortgang en de stand van zaken op re-integratieterrein in het voorjaar van 2010.Brief d.d. 16-06-2009 stand van zaken uitvoering Plan van Aanpak re-integratie(kamerstukken II, 2008/09, 28 719, nr. 64)Planning: in voorjaar 2010
42Staatssecretaris zal na de zomer een brief aan de TK sturen over mogelijke «slimme financiële prikkels» op gebied van re-integratie van langdurig werklozen.17-06-2009 AO vaste cie SZW TK over re-integratie(kamerstukken II, 2008/09, 28 719, nr. 66)Planning: september 2009
43De Staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer te informeren over de stand van zaken indicatoren naleving bij de begrotingsbehandeling 2010.17-06-2009 Wetgevingsoverleg over de jaarverslagen 2008 (kamerstukken II, 2008/09. 31 924 XV, nr. 14)Planning: december 2009
44De Staatssecretaris zal i.s.m. de Staats- secretaris van Financiën de mogelijkheden uitzoeken van bestandskoppeling om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. De Staatssecretaris zal «rond de behandeling van de begroting» een stand van zaken melden.17-06-2009 Wetgevingsoverleg over de jaarverslagen 2008 (kamerstukken II, 2008/09. 31 924 XV, nr. 14)Planning: november 2009
45Met betrekking tot de communicatieactiviteiten in verband met de afschaffing van de AOW-partnertoeslag zal extra aandacht worden besteed aan onder andere allochtonen doelgroepen in de wijk- en dienstencentra.18-06-2009 AO vaste cie SZW TK over communicatieactiviteiten bekendheid over de afschaffing van de AOW-partnertoeslag(kamerstukken II, 2008/09, 29 389, nr. 20)Planning: december 2009
46In het najaar van 2009 zullen de leeftijdscohorten geboren in 1951–1955 een brief krijgen van de SVB met daarin informatie over de afschaffing van de AOW-partnertoeslag. In de brief zal ook opgenomen worden welke instrumenten de overheid biedt om weer aan de slag te gaan. De Tweede Kamer krijgt een afschrift van deze brief.18-06-2009 AO vaste cie SZW TK over communicatieactiviteiten bekendheid over de afschaffing van de AOW-partnertoeslag(kamerstukken II, 2008/09, 29 389, nr. 20)Planning: december 2009
47De Tweede Kamer krijgt, indien dit mogelijk is, in het najaar inzicht in het aantal mensen dat nu op bijstandsniveau zit, 65 wordt en vermogen heeft. Indien mogelijk wordt dit geëxtrapoleerd naar 2015.18-06-2009 AO vaste cie SZW TK over communicatieactiviteiten bekendheid over de afschaffing van de AOW-partnertoeslag(kamerstukken II, 2008/09, 29 389, nr. 20)Planning: december 2009
48De Minister heeft toegezegd om de Tweede Kamer opnieuw te informeren na het gesprek met Transport en Logis- tiek Nederland (TLN) en nadat hij meer informatie heeft ingewonnen over mogelijke problemen in de ons omrin- gende landen.Brief d.d. 23-06-2009 over Europese Verordeningen Sociale Zekerheid (kamerstukken II, 2008/09, 17 050, nr. 386)Planning: september 2009
49In oktober 2009 wordt de kamer geïn- formeerd over een mogelijk vervolg op het Banenoffensief voor Vluchtelingen (dat 24 maart jl. is beëindigd).24-06-2009 AO over WWB-onderwerpen (kamerstukken II, 2008/09, 30 545, nr. 76)Naar verwachting kan de Tweede Kamer over de voortgang in oktober 2009 bericht worden.
50In september 2009 krijgt de Kamer een brief waarin de staatssecretaris een tijdpad schetst voor mogelijke oplossingen van nadeelgemeenten die gebruik maken van het tweede ventiel en de daarmee samenhangende consequenties voor de budgettering van de overige gemeenten.24-06-2009 AO over WWB-onderwerpen (kamerstukken II, 2008/09, 30 545, nr. 76)Planning: september 2009
51Inkomensvrijlating WWB en indexering. De Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de redenen waarom in de WWB destijds is gekozen voor een maximale vrijlatingstermijn van arbeids- inkomsten voor de duur van 6 maanden. Ook wordt de Kamer geïnformeerd over de vraag of en zo ja hoe de indexering van de onkostenvergoeding voor vrijwilligers in de WWB plaatsvindt. Inkomensvrijlating WWB en indexering. De Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de redenen waarom in de WWB destijds is gekozen voor een maximale vrijlatingstermijn van arbeids- inkomsten voor de duur van 6 maanden. Ook wordt de Kamer geïnformeerd over de vraag of en zo ja hoe de indexering van de onkostenvergoeding voor vrijwilligers in de WWB plaatsvindt.24-06-2009 AO over WWB-onderwerpen (kamerstukken II, 2008/09, 30 545, nr. 76)Planning: september 2009
52De Tweede Kamer wordt na het zomer- reces geïnformeerd over de voortgang actieplan jeugdwerkloosheid(informatie over de werktop, sectorale arrangementen, convenanten, school-ex).25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over Actieplan Jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 201)Planning: september 2009
53Registratie allochtonen. Daar waar het kan, wordt het ook gedaan. De staatssecretaris zal dit punt met de G4 opnemen.25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over Actieplan Jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 201)Planning: september 2009
54Met minister Ter Horst wordt opgenomen of het mogelijk is dat de Rijksoverheid meer inzet pleegt op het creëren van traineeplekken voor jongeren. Niet alleen binnen het Rijk maar ook binnen andere overheden.25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over Actieplan Jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 201)Planning: september 2009
55Uiterlijk 1 oktober ontvangt de Tweede Kamer bericht over de uitwerking van de Motie Rutte.25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over Actieplan Jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 201)Wetsvoorstel ligt voor spoedadvies bij Raad van State.Planning: oktober 2009
56Met minister van SZW zal worden besproken of in de nieuwe informatie over de deeltijd-WW het voorstel opge- nomen kan worden om een oudere vakkracht te koppelen aan een jongere.25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over Actieplan Jeugdwerkloosheid(kamerstukken II, 2008/09, 29 544, nr. 201)Planning: september 2009
57Onmiddellijk na 1 oktober 2009 zal de Tweede Kamer van het kabinet vernemen hoe het met het SER advies over de AOW-leeftijd zal omspringen.25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd(kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 72)Planning: december 2009
58De Tweede Kamer zal nader bericht ontvangen over de besluitvorming over de AOW-leeftijd.25-06-2009 AO vaste cie SZW TK over verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd(kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 72)Planning: december 2009
59Aanpak zittend bestand Wajong en interactie Wajong en WIJ: De Staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van vragen van de leden Van Driel (PvdA) en Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie), toe de Eerste Kamer – in samen- spraak met minister Donner – rond 1 september 2009 een notitie te sturen over de maatregelen en het beleid voor het zittend bestand Wajong nadat de nieuwe Wajong is ingevoerd. Daarbij wordt ook ingegaan op de interactie tussen de Wajong en de WIJ.29-06-2009 Plenaire behandeling EK van het wetsvoorstel Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren) (31 775) (Handelingen 2008/09, nr. 37, Eerste Kamer, pag. 1679–1719)Planning: september 2009
60De Staatssecretaris zal zich beraden of zij een bestandsvergelijking en een nulmeting kan laten uitvoeren van het aantal niet-melders, om aan de hand daarvan de output te bepalen. Zij zal de Eerste Kamer in kennis stellen van de uitkomst daarvan.29-06-2009 Plenaire behandeling EK van het wetsvoorstel Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren) (31 775) (Handelingen 2008/09, nr. 37, Eerste Kamer, pag. 1679–1719)Het CBS is zich inhoudelijk aan het beraden over de mogelijkheden. Naar aanleiding daarvan zal verdere actie ondernomen worden.Planning: 01-01-2010
61De minister zal met UWV bezien of communicatie over de urenopgave door startende ondernemers op een eerder moment kan plaatsvinden. 01-07-2009 VAO over zelfstandigenregeling door UWV (Handelingen nr. 102, 2008/09, Tweede Kamer, pag. 8109–8109)Planning: augustus 2009
62De minister stelt de FNV nogmaals in de gelegenheid dossiers aan te leveren van personen die volgens FNV zijn benadeeld door UWV. De minister zal de bevindingen van UWV t.a.v. onderzoek door FNV aan te leveren dossiers aan de Kamer voorleggen.01-07-2009 VAO over zelfstandigenregeling door UWV (Handelingen 2008/09, nr. 102, Tweede Kamer, pag. 8109–8109)De brief aan de FNV waarin de minister FNV uitnodigt dossiers aan te leveren is 23 juni verzonden. Het wachten is op de reactie van FNV. Met UWV volgt bespre- king van de aanpak van de nadere onderzoeken.Planning: augustus 2009
63De minister is tevens bereid in een «besloten zitting» met de Kamer op dossierniveau de toepassing van de zelfstandigenregeling in de WW door UWV te bespreken.01-07-2009 VAO over zelfstandigenregeling door UWV (Handelingen 2008/09, nr. 102, Tweede Kamer, pag. 8109–8109)De Kamer neemt zelf het initiatief of ze tot een «besloten zitting» wil overgaan.
64De minister zegt toe met UWV te zullen overleggen over de achtergronden van de bezwaar- en beroepscijfers (en het aantal gegrondverklaringen) bij de aandoening ME/CVS. Tevens zal hij met UWV overleggen over de toepassing van het protocol ME/CVS.01-07-2009 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsongeschiktheid(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 410)Planning: augustus 2009
65Minister onderzoekt in het kader van zijn toezegging bij de Wajong of oordeel specialisten betrokken kan worden bij claimbeoordeling en zal daarna overwe- gen of dit ook moet worden bezien voor de claimbeoordeling bij arbeidsongeschiktheid.01-07-2009 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsongeschiktheid(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 410)Planning: augustus 2009
66Minister zal met UWV bezien of het mogelijk is AO-cliënten voortaan standaard te informeren aan begin van het jaar over maatmaninkomen en bijverdienen.01-07-2009 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsongeschiktheid(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 410)Planning: augustus 2009
67De minister gaat na of de WIA-re-integratie-instrumenten ook gelden voor Nuggers. 01-07-2009 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsongeschiktheid(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 410)Planning: augustus 2009
68De minister zal financiële cijfers over effecten herbeoordelingsoperatie nog naar de Tweede Kamer sturen. 01-07-2009 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsongeschiktheid(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 410)Planning: augustus 2009
69De minister zal complexe WGA-uitke- ringsstructuur betrekken bij evaluatie-WIA. Sociale partners worden bij WIA- evaluatie betrokken op zelfde wijze als nu bij tussenevaluatie-WGA.01-07-2009 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsongeschiktheid(kamerstukken II, 2008/09, 26 448, nr. 410)Planning: december 2010
70Onderzoek of en zo ja onder welke voorwaarden de ophoging van de uitkering bij hulpbehoevendheid in de diverse arbeidsongeschiktheidswetten nog in deze vorm moet blijven bestaan.Brief d.d. 15-07-2009 over m.b.t. Botsboek (kamerstukken II, 2008/09, 31 224, nr. 34)Planning: 01-04-2010

6.2 Bijlage Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een wettelijke taak

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Indien een ZBO of een RWT uit de departementale begroting en/of via de premie-uitgaven een bijdrage ontvangt, is het beleidsartikel vermeld waarin het ZBO of de RWT is opgenomen, evenals de daarbij behorende raming van de totale bijdrage voor 2010.

Tabel 6.2.1: Overzicht van ZBO’s en RWT’s van SZW
 RWTZBOBeleidsartikelBijdrage 2010 (x € 1 mln)
Raad voor Werk en Inkomen (RWI)Ja Artikel 475,9
Stichting Kunstenaar en CoJa Artikel 462,0
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),    
inclusief BKWIJaJaArtikel 46, 47 en 491 974,2
Sociale Verzekeringsbank (SVB)JaJaArtikel 49 en 50227,2
Inlichtingenbureau(IB)Ja Artikel 466,8
Certificerende- en keuringsinstanties arbeidsomstandigheden JaArtikel 44
Bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen JaArtikel 45

Raad voor Werk en Inkomen

De Raad voor Werk en Inkomen (www.rwi.nl) is het officiële en onafhankelijke overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. De Raad heeft tot taak overleg te voeren met Onze Minister over voorstellen van deze raad betreffende a. het beleid met betrekking tot werk en inkomen; b. het arbeidsmarktbeleid; c. de bevordering van de kwaliteit en de transparantie van de re-integratiemarkt. De Raad van Werk en Inkomen verricht op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging onderzoek en doet voorstellen met betrekking tot de onder a, b en c genoemde onderwerpen.

Kunstenaars & CO

Kunstenaars&CO (www.kunstenaarsenco.nl) heeft als wettelijke taak het uitvoeren van beroepsmatigheidsonderzoeken. Kunstenaars die gebruik maken van de WWIK moeten kunnen aantonen dat zij beroepsmatig werken. Kunstenaars&CO voert deze onderzoeken uit in opdracht van de sociale diensten van gemeenten. Kunstenaars&CO is daartoe aangewezen door de minister van SZW.

SUWI

In de Wet SUWI is de rechtspersoonlijkheid van de ZBO’s op het terrein van de uitvoering van werk en inkomen geregeld.

Doelmatigheid

Tabel 6.2.2: Uitvoeringskosten per SUWI-organisatie bij constante prijzen* en bij constant volume (€ 1 miljoen)
 2008200920102011201220132014
UWV/CWItotaal*1 966,72 071,51 964,51 751,01 671,61 643,81 647,2
Reguliere kosten UWV**1 756,61 884,21 823,71 692,81 634,11 618,31 621,7
Transformatie/frictiekosten44,324,27,5
Vernieuwingsbudget55,581,074,526,612,0
Overige projectkosten110,381,558,831,625,525,525,5
        
SVB totaal*217,7213,6227,2221,3216,5207,7201,6
Reguliere kosten (incl. SVB Tien)217,7213,6227,2221,3216,5207,7201,6
        
BKWItotaal*10,010,59,79,48,48,48,4
Reguliere kosten8,58,78,48,48,48,48,4
Projectkosten1,51,81,31,0
        
IB totaal****5,87,36,85,85,85,85,8
Reguliere kosten5,86,05,85,85,85,85,8
Projectkosten1,31,0

Bron: jaarverslagen 2008 en de augustusbrieven 2010

* De uitvoeringskosten vanaf 2009 van UWV, CWI, SVB, BKWI en IB zijn vermeld in loon-prijsniveau 2009 en exclusief beschikbare bestemmingsfondsen.

** De reguliere kosten UWV vanaf 2011 zijn vooralsnog exclusief het budget voor de Wsw-indicatiestellingen.

*** De reguliere kosten UWV 2008 zijn inclusief een bedrag van € 336,5 mln aan reguliere kosten van (voorheen) CWI.

**** De uitvoeringskosten Inlichtingenbureau worden in de begroting SZW niet afzonderlijk weergegeven, maar als onderdeel van het handhavingsbudget op artikel 46.

UWV

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (www.uwv.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uitvoert. De belangrijkste taak van het UWV is bemiddeling en re-integratie. Tevens richt UWV zich erop om de sociale verzekeringen (onder meer WAO, WIA, WW en Wajong) snel, duidelijk en betrouwbaar, rechtmatig en doelmatig uit te voeren. Middels «de Vernieuwing» werkt het UWV aan een fundamentele verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. De uitvoeringskosten van het UWV vertonen een dalende lijn als gevolg van efficiencymaatregelen en beleidseffecten. Hiertegenover staat een stijging van de uitvoeringskosten als gevolg van de sterk toenemende werkloosheid.

Met de fusie per 1 januari 2009 van de CWI en het UWV zijn de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van het UWV, het WERKbedrijf. De taken en programma-uitgaven van de CWI zijn ingebracht in dit organisatieonderdeel. Werkgevers kunnen bij het UWV terecht voor personeelsbemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekenden kunnen bij het UWV terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW- of bijstandsuitkering. Daarnaast verleent het UWV (voorheen de CWI) ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen en geeft arbeidsrechtelijke informatie.

SVB

De Sociale verzekeringsbank (www.svb.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de regelingen uitvoert voor verschillende overheidsorganisaties. Voor het ministerie van SZW voert de SVB de AOW, ANW, AKW, TOG en de TAS uit. Bij de SVB is een dalende lijn in de reguliere kosten zichtbaar. Door de SVB is een verandertraject (SVB 10) in gang gezet. Dit vernieuwingstraject zal onder meer tot gevolg hebben dat de dienstverlening aan de klant verder verbetert en dat de nieuwe regelingen sneller en gemakkelijker geïntroduceerd en uitgevoerd kunnen worden.

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (www.bkwi.nl) werkt in opdracht van het ministerie van SZW en verleent diensten aan de Suwi-organisaties. Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen op het gebied van informatie binnen de keten van werk en inkomen te beheren en door te ontwikkelen. Een onderdeel hiervan is het beheer van SUWI-net. Met de fusie per 1 januari 2009 van de CWI en het UWV is het BKWI formeel gepositioneerd onder het UWV.

IB

Het Inlichtingenbureau (www.inlichtingenbureau.nl) ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid. De ondersteuning bestaat uit coördinatie en dienstverlening op het gebied van gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten Werk en Inkomen. Deze gegevensuitwisseling vindt plaats via de Sectorloket-applicatie van het Inlichtingenbureau. Een belangrijke toepassing hiervan zijn de samenloopsignalen ter ondersteuning van de rechtmatigheidscontrole.

Prestatie-indicatoren

De ZBO’s verantwoorden zich op verschillende resultaatgebieden door middel van prestatie-indicatoren. Voor een overzicht van de prestatie-indicatoren 2010 van de SUWI-organisaties wordt verwezen naar de jaarplannen van de SUWI-organisaties. De definitieve jaarplannen 2010 zullen vóór 1 oktober 2009 aan de minister van SZW aangeboden worden en na goedkeuring ter kennis worden gebracht van de beide Kamers der Staten-Generaal.

6.3 Bijlage uitgaven en financiering budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt

1 Inleiding

Inhoud

Deze bijlage beschrijft de uitgaven en financiering voor de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA). In de volgende paragraaf wordt een beeld geschetst van de opbouw van de SZA-uitgaven en de ontwikkeling van het uitgavenkader voor de periode 2009–2011. Hierbij wordt ingegaan op de volumeontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt. Deze paragraaf besluit met een toetsing van de SZA-uitgaven aan de ijklijn en een overzicht van de mutaties sinds de Begroting 2009. In paragraaf drie wordt de financiering van de SZA-uitgaven voor de jaren 2009 en 2010 toegelicht. Het betreft hier de premiegefinancierde uitgaven. In deze paragraaf zijn de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. Ook is een overzicht opgenomen van de voor het SZA-kader relevante premie-uitgaven. In de laatste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

2 Uitgaven SZA-kader 2009–2011

Aansluiting bij begroting

Deze paragraaf geeft een overzicht van de SZA-uitgaven voor 2010. De totale begrotingsgefinancierde uitgaven bedragen komend jaar € 27,3 mld, terwijl de totale premiegefinancierde uitgaven € 49,7 mld bedragen. In het samenstel van uitgaven (samen € 77,0 mld) is echter sprake van een dubbeltelling. De sociale fondsen worden namelijk voor een deel gevuld uit begrotingsmiddelen. Een van de oorzaken daarvan is dat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken. Zonder de bijdrage vanuit de begrotingsmiddelen zou het ouderdomfonds dus een exploitatietekort laten zien. Daarnaast worden er begrotingsmiddelen naar de fondsen overgeboekt om de fondsen te compenseren voor lagere premie-inkomsten als gevolg van de herziening van het belastingstelsel in 2001. Al deze zogeheten ’rijksbijdragen’ worden verantwoord op artikel 51 van de begroting. Om dubbeltelling van de rijksbijdragen te voorkomen worden de begrotingsgefinancierde uitgaven verminderd met de rijksbijdragen van € 13,9 mld (inclusief bijdrage aan AOW spaarfonds). Verder vallen de apparaatsuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het SZA-kader maar onder het kader Rijksbegroting eng. Deze uitgaven worden dan ook niet meegeteld. De ontvangsten van ruim € 1 mld worden op het totaalbedrag in mindering gebracht. Daarnaast worden de SZA-uitgaven in 2010 vermeerderd met een bijzondere uitgave van € 7 mln. Het grootste gedeelte van de uitgaven uit de stimuleringspakketten – waartoe in het voorjaar is besloten als reactie op de economische crisis – maakt geen onderdeel uit van de SZA-uitgaven. Deze worden op de totaaltelling in mindering gebracht. De totale uitgaven onder het SZA-kader bedragen dan € 61,3 mld. De bedragen staan in de begroting vermeld in constante prijzen. Het SZA-uitgavenkader is echter in lopende prijzen. Het gevonden bedrag wordt daarom verhoogd met de relevante loon- en prijsbijstellingen. De totale uitgaven onder het SZA-uitgavenkader komen daarmee in 2010 op € 62,3 mld.

Tabel 6.3.1: SZA uitgaven 2010 (x € 1 mln)
 Begrotings-gefinancierde uitgavenPremie-gefinancierde uitgavenTotaal
A Totaal artikelen27 28449 69276 975
1. Correctie dubbeltelling rijksbijdragen13 788  
2. Uitgaven Rijksbegroting eng292  
3. Ontvangsten (constante prijzen)1 110193 
4. Bijzondere uitgaven7  
5. Stimuleringspakketten223103 
B Totale uitgaven (constante prijzen) (A – 1 – 2 – 3 + 4 – 5)11 87749 39661 273
    
6. Loon- en prijsbijstelling224795 
    
Totale uitgaven (lopende prijzen) (B + 6)12 10050 19162 291

Bron: SZW

Uitgavenontwikkeling

De uitgaven in het SZA-kader zijn grofweg in te delen in 7 categorieën (zie tabel 6.3.2). De werkloosheidsuitgaven (inclusief bijstand) laten als gevolg van de economische crisis een stijgende lijn zien. In 2010 nemen de uitgaven met 22% toe; in 2011 wordt uitgegaan van stabilisatie. De arbeidsongeschiktheidsuitgaven lopen gestaag af, maar daar staat een stijging van de Wajong-uitgaven tegenover. De uitgaven aan Anw-uitkeringen lopen al enkele jaren terug, als gevolg van de herziening van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Als gevolg van het destijds ingevoerde overgangsrecht zal vanaf 2021 sprake zijn van een stabiele situatie. De ouderdomsuitgaven lopen als gevolg van de vergrijzing jaarlijks op met 3%. De re-integratieuitgaven laten daarentegen een grillig verloop zien. Dit wordt verklaard door het saldo van een oploop door de economische crisis en de bij coalitieakkoord en nadien ingeboekte taakstellingen.

Tabel 6.3.2: Uitgavenontwikkeling 2009–2011 (x € 1 mln)
 200920102011
Werkloosheidsuitgaven*8 0669 8129 843
Arbeidsongeschiktheidsuitgaven**11 63311 41811 058
Wajong-uitgaven2 4402 5672 723
Nabestaandenuitgaven1 1601 080992
Ouderdomsuitgaven28 83329 36030 156
Re-integratieuitgaven4 9885 1654 966
Overige uitgaven1 6111 8701 750
    
Totaal SZA-uitgaven58 73161 27361 489

Bron: SZW

* De werkloosheidsuitgaven zijn inclusief bijstand

** De arbeidsongeschiktheidsuitgaven zijn inclusief de ZW en de WAZO

Volumeontwikkelingen

De bovengenoemde ontwikkeling van de uitgaven wordt in sterke mate bepaald door de ontwikkeling van de onderliggende volumecijfers. Bij de raming van de volumecijfers wordt gebruik gemaakt van de macro-economische inzichten van het CPB en de uitvoeringsinformatie van UWV, SVB en gemeenten. De volumecijfers van de bijstand, onderdeel van de werkloosheidsuitkeringen, zijn berekend op basis van de macro-economische vooruitzichten en het beschikbare budget.

Door de krimp van de economie is de verwachting dat het volume werkloosheidsuitkeringen over de periode 2009 tot en met 2011 zal toenemen met 28% (135 000 uitkeringsjaren). Deze groei komt grotendeels voor rekening van 2010. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen neemt af naar ongeveer 630 000 uitkeringen in 2011. Het aantal Wajong-uitkeringen stijgt daarentegen met ruim 10 000 per jaar tot 200 000 in 2011. De stijging van het totaal aantal uitkeringsgerechtigden kan naast de stijging van het aantal werklozen worden toegeschreven aan de stijging van het aantal AOW-gerechtigden. Het aantal AOW-gerechtigden stijgt tot 2011 met bijna 150 duizend personen. Netto zorgt dit in 2010 voor een stijging van het aantal inactieven met ongeveer 115 duizend personen. Hier komt een daling van het arbeidsvolume bij, waardoor de I/A-verhouding in 2010 sterk oploopt, zie tabel 6.3.3.

Tabel 6.3.3: Volumeontwikkelingen en I/A verhouding (x 1 000 uitkeringsjaren)
 200920102011
Werkloosheidsuitkeringen*492613628
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen**655646628
Wajong-uitkeringen179190202
Nabestaandenuitkeringen918680
Ouderdomsuitkeringen2 5412 5992 683
Ziekteverzuim particuliere sector207149n.b.
Totaal aantal inactieven4 1654 283n.b.
    
Totaal aantal actieven6 3806 185n.b.
I/A-verhouding65,3%69,3%n.b.

Bronnen: SZW en CPB (MEV 2010)

* De werkloosheidsuitkeringen zijn inclusief bijstandsgerechtigden

** Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is inclusief de ZW en de WAZO

Toetsing aan ijklijn

In tabel 6.3.4 zijn de uitgaven in het SZA-kader afgezet tegen de ijklijn (het kader waaraan de SZA-uitgaven worden getoetst). Uit deze vergelijking blijkt dat voor 2009 en 2011 sprake is van een onderschrijding van de ijklijn. In 2010 sluit het kader. De ruimte onder het kader (onderschrijding) wordt gebruikt voor de pro rato bijdrage van SZW aan de rijksbrede uitvoeringsproblematiek, conform afspraken uit het aanvullend beleidsakkoord. In het voorjaar is in verband met de economische crisis tevens besloten de kaders te corrigeren voor de macro-economische mutaties (met name werkloosheid en ruilvoet). Dit betekent dat voor de budgettaire gevolgen van de oplopende werkloosheid (in totaal € 1,4 mld in 2009, € 4,5 mld in 2010 en € 5,0 mld in 2011 voor de WW, de WWB en de ZW) niet hoeft te worden omgebogen. Ook de ruilvoetmutaties (€ 0,8 mld in 2009, – € 0,3 mld in 2010 en – € 1,4 mld in 2011) leiden niet tot meer of minder ruimte in het SZA-kader. De kadercorrecties zijn nader uitgewerkt in tabel 6.3.5 en de toelichtende tekst over bijstellingen in het uitgavenkader.

Tabel 4: Toetsing SZA-uitgaven aan ijklijn
 200920102011
Totale SZA-uitgaven (x € 1 mld)58,762,363,4
IJklijn SZA-uitgaven (x € 1 mld)59,262,363,7
Over/onderschrijding ijklijn SZA (x € 1 mld) *– 0,40,0– 0,2
    
Uitgaven SZA in % BBP10,210,710,7

Bron: SZW

* De onderschrijding van de ijklijn is het gevolg van de afspraken uit het aanvullend beleidsakkoord over de pro rato bijdrage aan de rijksbrede uitvoeringsproblematiek.

Bijstellingen uitgavenkader

In (bovenstaande) tabel 6.3.4 is de kadertoetsing van de periode 2009 tot en met 2011 weergegeven. In tabel 6.3.5 is aangegeven hoe deze toetsing tot stand is gekomen. Startpunt daarbij is de kadertoetsing Miljoenennota 2009. De mutaties die sindsdien zijn opgetreden, kunnen worden opgedeeld in uitvoeringsmutaties, technische mutaties, intensiveringen en ombuigingen. Ook zorgen de loon- en prijsontwikkelingen voor een mutatie. Daarnaast heeft een aantal kadercorrecties plaatsgevonden.

De uitvoeringsmutaties lieten met name tegenvallers zien bij de WAO, de AOW, de WAZO en de WW/WWB. Bij de WAO heeft dit betrekking op een afname van de daling van de uitstroom. De resterende groep uit de herbeoordelingsoperatie stroomt langzamer uit dan de eerdere groepen, en langzamer dan eerder geraamd. De tegenvaller bij de AOW is het gevolg van een hogere leeftijdsverwachting en het feit dat meer ouderen alleen wonen. De hogere dan eerder geraamde arbeidsparticipatie van vrouwen en het feit dat zij meer verdienen en meer uren werken, zorgt ervoor dat de WAZO-uitgaven hoger zijn dan verwacht. De hogere WW- en WWB-uitgaven zijn het gevolg van de economische crisis.

De technische mutaties bestaan uit de inzet van (vrijgevallen) reserveringen, de «Iedereen doet mee»-tranches en de eindejaarsmarge.

Naast deze mutaties heeft er een beperkt aantal onvermijdelijke intensiveringen plaatsgevonden. Deze komt voor het grootste gedeelte voor rekening van een nieuwe EG-verordening rond de coördinatie van sociale zekerheidsrechten bij grensoverschrijdende mobiliteit.

In het aanvullend beleidsakkoord is vastgesteld dat ministeries uitvoeringstegenvallers op de eigen begroting dienen op te lossen. Daarnaast is afgesproken dat de overige (rijksbrede) tegenvallers pro rato over de departementen worden verdeeld. Ter dekking van deze tegenvallers is een pakket aan dekkingsmaatregelen opgesteld, waarbij is gekeken regelingen die in de loop van de tijd tot een bovenmatig gebruik hebben geleid, maatregelen die de arbeidsparticipatie kunnen bevorderen of maatregelen die een selectievere inzet van re-integratiemiddelen beogen. Dit dekt nog niet alle tegenvallers en daarom dienen er aanvullend ombuigingen plaats te vinden. Voor het volledige pakket van dekkingsmaatregelen wordt verwezen naar de beleidsagenda.

Zoals eerder aangegeven, is in het voorjaar besloten het SZA-kader (de ijklijn) te corrigeren voor de budgettaire gevolgen van de oplopende werkloosheid en de ruilvoetmutaties. Hierdoor wordt voorkomen dat voor de oplopende werkloosheidsuitgaven omgebogen dient te worden. De ijklijn wordt normaal gesproken opgehoogd met de prijsontwikkeling van de nationale bestedingen (pNB). In combinatie met de daadwerkelijke prijsontwikkeling van de uitgaven leidt dit tot meer of minder ruimte onder het kader (ruilvoetwinst- of verlies). In tijden van economische crisis is vaak sprake van een ruilvoetwinst. Doordat ook hiervoor gecorrigeerd wordt, leidt de economische crisis niet tot meer (ruilvoet) of minder (werkloosheid) ruimte in het SZA-kader. Naast deze mutaties heeft nog een aantal andere (technische) correcties van de ijklijn plaatsgevonden.

Deze mutaties leiden tezamen tot de nieuwe kadertoetsing. Deze kadertoetsing is reeds toegelicht in tabel 6.3.4.

De investeringsmaatregelen uit het aanvullend beleidsakkoord – ingezet als reactie op de economische crisis – zijn buiten de kaders geplaatst. Deze behoren niet tot de SZA-uitgaven. Ze staan in tabel 6.3.5 vermeld onder de kadertoetsing. Meer informatie over de investeringsmaatregelen is eveneens te vinden in de beleidsagenda. Het verschil in budgettaire omvang met tabel 2.1 in de beleidsagenda wordt verklaard doordat in die tabel de volledige pakketten staan vermeld (inclusief de middelen voor OCW en J&G).

Tabel 6.3.5 Bijstellingen SZA-kader sinds Begroting 2009 (x € 1 mln)
 200920102011
Kadertoetsing SZA Begroting 2009192– 1515
    
Uitvoeringsmutaties1 7974 8805 452
w.v. WAO260340390
w.v. WAZO135133133
w.v. WW, WWB en ZW1 3644 4764 944
    
Technische mutaties– 434– 175– 190
w.v. Inzet «Iedereen doet mee»- tranches  – 100
w.v. Inzet eindejaarsmarge– 79  
w.v. Inzet overige reserveringen– 288– 95 
    
Intensiveringen247956
    
Dekkingsmaatregelen– 11– 255– 645
    
Mutatie loon- en prijsbijstelling– 478– 803– 1 444
    
Kadercorrecties SZA– 1 531– 3 689– 3 466
w.v. prijs Nationale Bestedingen (pNB)934776619
w.v. Correctie WW, WWB en ZW *– 1 364– 4 476– 4 944
w.v. Correctie ruilvoetmutatie*– 7622501 403
w.v. Werktijdverkorting– 200  
w.v. Tegemoetkomingen (compensatie BU)– 240– 245– 250
    
Kadertoetsing na correcties– 44122– 222
    
Intensiveringen buiten het kader (investeringsmaatregelen)331326277
w.v. Arbeidsmarkt237198200
w.v. Jeugdwerkloosheid678027
w.v. Schuldhulpverlening284849

Bron: SZW

* Bij het aanvullend beleidsakkoord is besloten het SZA-kader te corrigeren voor de budgettaire gevolgen van de oplopende werkloosheid en de ruilvoetmutaties.

3 Financiering SZA-uitgaven 2009–2010

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2010 zijn in deze bijlage opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

– Wat betreft de premiepercentages AOW en Anw stelt het kabinet voor deze vast te stellen op hetzelfde niveau als in 2010. Bij het ouderdomsfonds zijn bij dit premiepercentage de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen. Omdat de AOW-inkomsten in 2009 lager zijn dan in het voorgaande jaar is de rijksbijdrage hoger. Beide premies worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de 1e en 2e schijf.

– De AWf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 4,20%, 0,05 procentpunt hoger dan in 2009. De werknemerspremie is met ingang van 2009 verlaagd tot 0%. De AWf-premie wordt geheven vanaf een franchise op ongeveer minimumloonniveau tot het maximumdagloon en wordt geïnd door de Belastingdienst. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2010 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast binnen een lastenneutraal kader.

– De sectorfondspremie voor 2010 (ook bekend als Wachtgeldfonds-premie) wordt in oktober 2009 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen (voorheen wachtgeldfondsen) wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector. In principe worden de sectorpremies lastendekkend vastgesteld. Voor 2010 zou dit tot de situatie leiden dat (met name conjunctuurgevoelige sectoren) met zeer forse premiestijgingen te maken zou krijgen. Eerste indicaties duidden op een gemiddelde sectorpremie van 2,2%. SZW heeft daarom besloten de uitgangspunten voor vaststelling van de sectorpremies aan te passen. Sectorfondsen krijgen 5 jaar de tijd om het in 2009 opgelopen tekort aan te zuiveren (was 3 jaar). Daarnaast zijn de lastenplafonds voor 2010 (en met terugwerkende kracht voor 2009) op een lager niveau vastgesteld. De WW-uitgaven die uitstijgen boven het lastenplafond komen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds. Als gevolg van beide maatregelen stijgt de gemiddelde premie tot (naar verwachting) slechts 1,5%.

– De premie uniforme opslag kinderopvang bedraagt met ingang van komend jaar 0,34%. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van een opslag op de sectorfondspremie. De overheidswerkgevers betalen de bijdrage door middel van een opslag op de Ufo-premie.

– De Ufo-premie wordt vastgesteld op 0,78%, hetzelfde percentage als in 2009. De premieopbrengsten van het Ufo financieren voornamelijk de zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen bij de overheidswerkgevers. Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie.

– De Aof-premie is vastgesteld op 5,85%, een verhoging van 0,15 procentpunt. Deze premie is voor alle werkgevers even hoog en wordt door de minister van SZW vastgesteld. Bij de vaststelling is vooruitgelopen op de verlaging van de Aok-premie naar 0%.

– De Aok-premie wordt door het UWV vastgesteld en door de minister van SZW goedgekeurd. Omdat uit de Aok de eerste vijf jaar van de WAO-uitkeringen wordt gefinancierd, en er geen nieuwe instroom in de WAO meer plaatsvindt, wordt de Aok-premie per 1 januari 2010 naar verwachting verlaagd naar 0%. Bij een hogere premie wordt dit gecompenseerd via de Aof-premie.

– De premie voor de werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) wordt betaald, wordt vastgesteld door het UWV. Voorlopig wordt uitgegaan van een premie van 0,47%, gelijk aan de premiehoogte in 2009.

Tabel 6.3.6. Premiepercentages voor de sociale verzekeringen
fondsfondsverzekering20092010
AOW-fondsOuderdomsfondsAOW17,90%17,90%
Anw-fondsNabestaandenfondsAnw1,10%1,10%
     
AWfAlgemeen WerkloosheidsfondsWW(werkgeversdeel)4,15%4,20%
AWfAlgemeen WerkloosheidsfondsWW(werknemersdeel)0,00%0,00%
WgfSectorfondsen (gemiddelde premie)WW1,07%1,50%
Wgf/UfoUniforme opslag kinderopvangKinderopvang0,34%0,34%
UfoUitvoeringsfonds voor de overheidZW overheidswerkgevers0,78%0,78%
     
AofArbeidsongeschiktheidsfondsWAO,WGA, IVA5,70%5,85%
AokArbeidsongeschiktheidskas (rekenpremie)WAO 1e 5 jaar0,15%0,00%
WhkWerkhervattingskas (rekenpremie)WGA0,47%0,47%

Bron: SZW

Premie-uitgaven

Bij de raming van de premieontvangsten is rekening gehouden met de zogenaamde premie-uitgaven. Een premie-uitgave is een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van premieontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet. Drie regelingen zijn expliciet opgenomen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv): de premievrijstelling oudere werknemers, de premiekorting arbeidsgehandicapte en zieke werknemers en de premievrijstelling marginale arbeid1. De premievrijstelling oudere werknemers wordt vanaf 1-1-2009 langzaam afgebouwd en vervangen door een premiekortingsregeling. In het wetsvoorstel Premiekorting oudere werknemers is een premiekorting geregeld voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en voor het in dienst houden van werknemers in de leeftijd 62 jaar en ouder. Door een effectievere vormgeving van de huidige premievrijstellingsregeling wordt een in het Coalitieakkoord afgesproken ombuiging van € 100 mln op de WW-lasten gerealiseerd.

Daarnaast zijn er enkele regelingen in de Wet op de loonbelasting die een lagere grondslag tot gevolg hebben en daardoor voor een lagere premieafdracht zorgen. Dit zijn de werknemersspaarregelingen (spaarloon), de feestdagenregeling en de vakantiebonnen. Tegenover de lagere premieafdracht van deze regelingen staat ook een lagere aanspraak op uitkeringen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de premie-uitgaven werknemersverzekeringen worden geraamd op € 1,6 mld in 2010.

Tabel 6.3.7. De premie-uitgaven in de werknemersverzekeringen (x € 1 mln)
 20092010
Premievrijstelling oudere werknemers *869748
Premiekorting oudere werknemers *378642
Premiekorting arbeidsgehandicapten4545
Spaarloon156151
Feestdagen3134
Vakantiebonnen20
   
Totaal1 4811 619

Bron: SZW

* Vanaf 2009 wordt de premievrijstelling voor oudere werknemers afgebouwd. De premiekorting voor oudere werknemers komt hiervoor in de plaats. Op dit moment is er van deze regeling nog geen uitvoeringsinformatie beschikbaar. Vanaf 2010 worden de premiekortingsregelingen afzonderlijk geregistreerd.

4 Sociale fondsen 2009–2010

Exploitatiesaldi

Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2009 en 2010 en de verwachte ontwikkeling van de betreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel 6.3.8 en 6.3.9. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit sommige van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (de Aok, het Aof en het Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen. In tabel 6.3.10 staan de vermogens van de fondsen wel afzonderlijk weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2008 bedroeg dit saldo € 2,0 mld voor alle fondsen samen. In 2009 slaat het exploitatiesaldo om naar een tekort van naar verwachting € 4,0 mld. Voor 2010 wordt een negatief exploitatiesaldo van € 5,5 mld geraamd. Deze daling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verslechterde exploitatiesaldi van de WW-fondsen. Enerzijds zijn per 2009 de AWf-premies sterk verlaagd. Voor werkgevers is de premie verlaagd met 0,6 procentpunt; voor werknemers bedroeg de daling 3,5 procentpunt. Anderzijds zijn de WW-uitgaven als gevolg van de economische crisis sterk gestegen. Door beide ontwikkelingen liggen de premies onder lastendekkend niveau, waardoor het vermogen van deze fondsen daalt. Ook de overige fondsen hebben ten opzichte van 2008 last van teruglopende premieontvangsten. Het negatieve exploitatiesaldo in het ouderdomsfonds wordt in het volgende jaar aangevuld bij uitbetaling van de rijksbijdrage. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds loopt op, omdat er steeds minder mensen gebruik maken van de Anw. Dankzij de invoering van de WIA is de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen fors afgenomen. Bij aantrekkende premieontvangsten slaat het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen de komende jaren om in een overschot.

Tabel 6.3.8. Overzicht sociale verzekeringen 2009 (x € 1 mln)
 AOWAnwWAOWWTotaal
Premies17 1911 1659 8834 73832 977
Bijdragen van het rijk10 96268336011 365
Ontvangen onderlinge betalingen00888111999
Saldo Interest754180378574
Totaal Ontvangsten28 2271 27511 1885 61846 307
Uitkeringen/Verstrekkingen28 8331 1609 5846 60246 179
Uitvoeringskosten123286249991 773
Betaalde onderlinge betalingen0801 2277622 069
Totaal Uitgaven28 9561 26711 4358 62550 283
      
Exploitatiesaldo– 7297– 247– 3 007– 3 976

Bronnen: SZW, CPB (MEV 2010) en Ministerie van Financiën (MN 2010)

Tabel 6.3.9. Overzicht sociale verzekeringen 2010 (x € 1 mln)
 AOWAnwWAOWWTotaal
Premies19 0841 3509 5135 41635 363
Bijdragen van het rijk10 08268324010 475
Ontvangen onderlinge betalingen001 0301391 169
Saldo Interest594781253440
Totaal Ontvangsten29 2251 46610 9476 38748 024
Uitkeringen/Verstrekkingen29 7531 0959 3768 50548 730
Uitvoeringskosten132285761 0261 762
Betaalde onderlinge betalingen0761 2461 2392 561
Totaal Uitgaven29 8851 19911 19811 23553 517
      
Exploitatiesaldo– 660267– 251– 4 848– 5 492

Bronnen: SZW, CPB (MEV 2010) en Ministerie van Financiën (MN 2010)

Vermogenspositie

In tabel 6.3.10 staat voor de jaren 2009 en 2010 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. Het benodigde vermogen is geraamd op basis van de geraamde uitgaven en ontvangsten en het moment waarop deze plaatsvinden. Als de totale uitgaven en ontvangsten stijgen, stijgt dus ook het benodigde vermogen. Om het aanwezige vermogen aan te passen aan een gestegen benodigd vermogen is een positief exploitatiesaldo nodig. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij de AOW. Omdat bij de AOW de rijksbijdragen de ontvangsten aanvullen tot het benodigde exploitatiesaldo is het aanwezige vermogen hier gelijk aan het benodigde vermogen. Er is dan ook geen sprake van een vermogensoverschot.

De sectorfondsen (ook wel wachtgeldfondsen genaamd) hebben in 2009 en 2010 een vermogenstekort. De sectorpremies worden nagenoeg lastendekkend vastgesteld, maar ten tijde van vaststelling van de premies werd een minder sterke stijging van de werkloosheid voorzien. De sectorfondsen krijgen 5 jaar de tijd om het negatieve vermogen weg te werken.

De andere fondsen hebben wel een vermogensoverschot. Voor de WAO-fondsen is het totale vermogensoverschot in 2009 ongeveer € 1,6 mld. Het vermogen in het Algemeen Werkloosheidsfonds loopt snel terug. Dit wordt veroorzaakt door de teruglopende premieontvangsten ende oplopende werkloosheidsuitgaven.

Hier staat tegenover dat de SVB-fondsen (AOW en Anw) een vermogenstekort hebben, dat gedekt wordt door de begrotingsgefinancierde rijksbijdragen. De rijksbijdragen aan de SVB-fondsen zijn voor 2009 vastgesteld op ongeveer € 10,2 mld.

Tabel 6.3.10. Vermogens sociale fondsen (x € 1 mln)
 Ultimo 2009Ultimo 2010
 Feitelijk vermogenNorm-vermogenVermogens-overschotFeitelijk vermogenNorm-vermogenVermogens-overschot
AOW1 3751 37501 3511 3510
Anw9241238011 242971 144
WAO2 0944931 6012 1314841 647
AWf7 3051 8575 4482 9131 8571 056
Wgf– 1 000396– 1 396– 1 917429– 2 346
Ufo2442721724329215
Totaal sociale fondsen10 9424 2716 6725 9634 2471 716

Bron: CPB (MEV 2010)

6.4 Bijlage Inkomensbeleid

Inleiding

In artikel 41 is het generieke koopkrachtbeeld voor 2010 gepresenteerd, het zogenaamde standaardkoopkrachtbeeld. Hierbij wordt rekening gehouden met de prijsontwikkeling (CPI), de ontwikkeling van contractlonen, uitkeringen en pensioenen en de wijzigingen in belasting- en premietarieven. Hierdoor ontstaat een beeld van de inkomensontwikkeling als gevolg van factoren die voor vrijwel iedereen gelden.

De statische koopkrachtontwikkeling voor 2010 wordt licht negatief geraamd. De schatting voor de mediane koopkrachtstijging is – ¼% Belangrijke oorzaken hiervan zijn onder meer hogere pensioen- en ziektekostenpremies. Ouderen met aanvullend pensioen hebben last van het niet-indexeren van aanvullende pensioenen. Onderstaande puntenwolk geeft inzicht in de spreiding van de statische koopkrachtontwikkeling. Ook hierin is een licht negatieve koopkrachtontwikkeling zichtbaar.

De licht negatieve statische koopkrachtontwikkeling moet wel in perspectief worden gezien van de huidige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De (dynamische) koopkrachtdaling die gepaard gaat met werkloosheid is immers veel groter dan de ontwikkeling van de (statische) koopkrachtplaatjes.

Specifieke inkomenseffecten

Elk jaar is er spreiding in de koopkrachtontwikkeling. Figuur 6.4.1 geeft een indicatie van de spreiding in de statische koopkrachtontwikkeling voor 2010.

Figuur 6.4.1 Statische koopkrachtontwikkeling huishoudens (exclusief zelfstandigen en zonder rekening te houden met inkomsten uit vermogen).

kst-32123-XV-2-13.gif

Spreiding in de koopkrachtontwikkeling wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door verschillen in huishoudsituatie (bijvoorbeeld of een huishouden wel of geen kinderen heeft, of men voltijds of in deeltijd werkt, etc.). Ook zijn er verschillen in contractloonontwikkeling en pensioenpremies. Verder is er enige spreiding als gevolg van beleidswijzigingen bij specifieke regelingen. Deze beleidswijzigingen zijn niet altijd zichtbaar in de standaardkoopkrachttabel uit artikel 41, omdat in de standaardkoopkrachttabel alleen maatregelen worden meegenomen die voor iedereen van toepassing zijn. Deze specifieke beleidswijzigingen (zie tabel 6.4.1) worden hieronder verder toegelicht.

Tabel 6.4.1 Overzicht van beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2010
ThemaBeleidsmaatregelInkomenseffect
1. KinderenIntegratie WTOS in kindgebonden budget
 Wijzigingen kinderregelingen
 Kinderopvang: registratie gastouders en aanpassing maximum uurprijzen
   
2. ZorgAfbouw vermenigvuldigingsfactor fiscale regeling ziektekosten
 Verhoging van de intramurale eigen bijdrage 
   
3. WonenHuurtoeslag: indexering normhuur blijft in 2010 achterwege
   
4. ZelfstandigenOndernemerspakket+/-
   
5. OverigVersobering uitbetaling algemene heffingskorting
 Tegemoetkomingen ANW en AO

1. Kinderen

Integratie WTOS in WKB

In 2010 wordt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) grotendeels geïntegreerd in de Wet op het kindgebonden budget (WKB). Realisatie van de integratie van de WTOS vindt plaats door het kindgebonden budget voor ouders met kinderen vanaf 12 jaar te verhogen en de (WTOS-)tegemoetkoming voor ouders met kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs af te schaffen. De bedragen die op basis van de WTOS door de IB-Groep worden uitgekeerd aan ouders met kinderen in het mbo worden verlaagd met het deel dat naar het kindgebonden budget overgaat.

De verschillen in systematiek tussen de WTOS en het kindgebonden budget betekenen dat in een aantal gevallen ouders een inkomensverbetering of verslechtering ondervinden omdat zij wel WTOS en geen verhoogd kindgebonden budget krijgen of omgekeerd. Over het algemeen zijn er meer positieve dan negatieve inkomenseffecten als gevolg van de integratie. De belangrijkste effecten worden hieronder toegelicht:

Niet-gebruik: Door de integratie van de WTOS in het kindgebonden budget zal het niet-gebruik van de WTOS afnemen. De WTOS heeft een groter risico van niet-gebruik door ouders, aangezien deze tegemoetkoming door de potentiële gebruiker zelf moet worden aangevraagd bij de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). De bekendheid van het kindgebonden budget is groter en ook wordt deze (dus ook het geïntegreerde WTOS-deel) ambtshalve als voorschot verstrekt als ouders ook andere inkomensafhankelijke toeslagen ontvangen.

Geen onderscheid naar schooltype maar naar leeftijd: Het onderscheid naar schooltype uit de WTOS wordt vervangen door het onderscheid naar leeftijd van de kinderen in het kindgebonden budget. Hierdoor zijn er ouders die wel WTOS krijgen of gekregen zouden hebben en geen verhoogd kindgebonden budget, en omgekeerd. De inkomensgevolgen van deze andere systematiek zijn beperkt, en het betreft relatief weinig gevallen.

Afbouwpercentage: er is een verschil in het afbouwpercentage van 7,6% voor het verhoogde kindgebonden budget en het afbouwpercentage van 30% in de WTOS. Hierdoor zullen meer ouders in aanmerking komen voor dit verhoogde kindgebonden budget, dan er nu aanspraak hebben op de WTOS.

Niet naar school of naar speciaal onderwijs: een verder verschil hangt samen met het niet bestaan van de voorwaarde in het verhoogde kindgebonden budget dat het kind naar het voortgezet onderwijs of naar het mbo moet gaan. In het kindgebonden budget is schoolgaan namelijk geen criterium: alleen leeftijd is een criterium. Ouders met kinderen die naar het speciaal onderwijs gaan en ouders met kinderen tussen de twaalf en achttien die (tijdelijk) niet naar school gaan, maar wel kinderbijslag krijgen, krijgen dus wel kindgebonden budget waar ze eerst geen recht hadden op WTOS. Het ontvangen van kindgebonden budget is namelijk gekoppeld aan het recht op kinderbijslag (kinderbijslag is een voorwaarde voor het kunnen ontvangen van kindgebonden budget). Deze ouders gaan er daardoor financieel op vooruit.

Wijzigingen kinderregelingen

De kinderregelingen op de begroting van Jeugd & Gezin worden versoberd. Dit leidt tot onderstaande veranderingen van de kinderregelingen:

• Kinderbijslag en kindgebonden budget worden in 2010 niet geïndexeerd.

• De inkomensgrens van het kindgebonden budget wordt in 2010 met € 1 000 verlaagd.

• Het afbouwpercentage van het kindgebonden budget wordt in 2010 verhoogd van 6,5% naar 7,6%.

• Verminderen van de verhoging voor kinderen van 12 t/m 17 jaar met 20%.

De voorstellen uit deze wetswijziging hebben negatieve inkomenseffecten voor gezinnen met kinderen ten opzichte van het eerder voorgenomen beleid voor 2010 (integratie WTOS, intensiveringen in het kindgebonden budget). Voor circa 20% van de gezinnen is dit een inkomensachteruitgang tot een half procent, en voor circa 80% van de gezinnen is het een achteruitgang van een half tot twee procent.

De inkomenseffecten hangen, behalve van de hoogte van het huishoudinkomen, ook af van de leeftijd van de kinderen en het aantal kinderen in een huishouden. Gezinnen met een laag inkomen (een inkomen tot de inkomensgrens in het kindgebonden budget) én met kinderen in de middelbare schoolleeftijd ondervinden negatieve inkomensgevolgen van de vermindering van de kindgebonden budgetbedragen voor kinderen van 12 t/m 17 jaar. Gezinnen met een middeninkomen (een inkomen in het afbouwtraject van het kindgebonden budget) ondervinden met name negatieve inkomensgevolgen van de lagere inkomensgrens en het hogere afbouwpercentage in het kindgebonden budget. Gezinnen met een hoog inkomen (gezinnen die geen recht hebben op het kindgebonden budget) ondervinden alleen een (klein) effect van het niet-indexeren van de kinderbijslag. Gezinnen met een laag inkomen en kinderen jonger dan 12 jaar ondervinden alleen negatieve inkomenseffecten van het niet-indexeren van de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Een deel van deze inkomenseffecten is ook zichtbaar in de standaardkoopkrachttabel uit artikel 41.

Kinderopvang: registratie gastouders en aanpassing maximum uurprijzen

De gastouderopvang wordt geprofessionaliseerd. Vanaf 1 januari 2010 ontvangen ouders alleen nog een vergoeding als hun gastouder en gastouderbureau aan de deskundigheidseisen voldoen en voor het einde van dat jaar zijn ingeschreven in het landelijke register. Ouders waarvan de gastouder niet voor het einde van het jaar wordt ingeschreven verliezen hun kinderopvangtoeslag. De maximumuurprijs (van de gastouderopvang) waarop de kinderopvangtoeslag wordt gebaseerd, gaat omlaag: van € 6,10 naar € 5,00. Ook voor de buitenschoolse opvang gaat de maximumuurprijs omlaag: van € 6,10 naar € 5,82. Huishoudens met een inkomen boven de maximumuurprijs betalen hierdoor meer aan kinderopvang, met een negatief inkomenseffect als gevolg.

2. Zorg

Afbouw vermenigvuldigingsfactor fiscale regeling ziektekosten

Per 2009 is de Buitengewone uitgavenregeling vervangen door de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). De overgang van de buitengewone uitgavenregeling naar Wtcg heeft in 2009 geresulteerd in een aanzienlijke spreiding in inkomenseffecten. Ook in 2010 zijn er, zij het in veel beperktere mate, inkomenseffecten samenhangend met de Wtcg.

Binnen de Wtcg is namelijk sprake van een nieuwe fiscale regeling voor specifieke ziektekosten. Binnen deze fiscale regeling kunnen kosten worden afgetrokken van ondermeer genees- en heelkundige hulp, voorgeschreven medicijnen, hulpmiddelen, reiskosten naar zorgaanbieders, diëten en extra kleding en beddengoed. In de buitengewone uitgavenregeling gold voor een aantal specifieke kostenposten een vermenigvuldigingsfactor van 2,13 bij huishoudens met een (gezamenlijk) verzamelinkomen tot circa € 32 000. In de nieuwe fiscale regeling blijft deze vermenigvuldigingsfactor gelden voor 65-plussers, maar wordt deze voor 65-minners afgebouwd: van 2,13 in 2009 naar 1,77 in 2010 en 1,40 in 2011 en verder. Hierdoor treden in 2010 negatieve inkomenseffecten op bij 65-minners met aftrekbare zorgkosten die onder de vermenigvuldigingsfactor vallen en een gezamenlijk verzamelinkomen tot circa € 32 000. De omvang van deze inkomenseffecten neemt toe met de hoogte van de specifieke ziektekosten. Verder neemt het inkomenseffect toe als de aftrekpost doorwerkt in het recht op inkomensafhankelijke regelingen zoals zorgtoeslag, huurtoeslag en dergelijke. Naar verwachting hebben ruim 300 000 huishoudens negatieve inkomenseffecten als gevolg van de afbouw van deze vermenigvuldigingsfactor. Het gaat hierbij voor 95% van de betrokken huishoudens om inkomenseffecten kleiner dan 1,5%.

Verhoging van de intramurale eigen bijdrage

Per 1 januari 2010 wordt de maximale eigen bijdrage voor cliënten die intramuraal verblijven en geen partner meer thuis hebben verhoogd met € 200 per maand. Voor circa 4 000 cliënten die nu al de maximale eigen bijdrage betalen betekent dit dat zij per maand maximaal € 200 extra aan eigen bijdrage gaan betalen. De eigen bijdrage kan echter nooit hoger worden dan de feitelijke zorgkosten. De maatregel geldt alleen voor die cliënten die intramuraal verblijven en geen partner meer thuis hebben. De eigen bijdrage voor cliënten met een partner thuis, de zogenaamde lage intramurale eigen bijdrage en de eigen bijdrage AWBZ/WMO wijzigt niet.

3. Wonen

Huurtoeslag: indexering normhuur blijft in 2010 achterwege

In 2010 blijft de gebruikelijke jaarlijkse indexering van de normhuur achterwege; dit als gevolg van een wetswijziging waardoor de datum van de jaarlijkse indexering van de normhuur verschuift van 1 juli naar 1 januari. De eerste indexering per 1 januari vindt in 2011 plaats.

4. Zelfstandigen

Ondernemerspakket Belastingplan

In het belastingplan worden wijzigingen in de (fiscale) ondernemersfaciliteiten voorgesteld. Het kabinet beoogt met deze wijzigingen een evenwichtiger verdeling van ondernemersfaciliteiten en tevens wordt het starten en doorgroeien van ondernemingen gestimuleerd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Afschaffen urencriterium en verhogen MKB-winstvrijstelling: het urencriterium als voorwaarde voor de MKB-winstvrijstelling vervalt. Voortaan bestaat dus recht op de MKB-winstvrijstelling ongeacht het aantal uren dat aan een onderneming wordt besteed. Tevens wordt de MKB-winstvrijstelling verhoogd van 10,5 naar 12%. Het afschaffen van het urencriterium en het verhogen van de vrijstelling verlaagt de marginale belastingdruk op winstinkomen en bevordert doorgroei, ook van hybride en deeltijdondernemers.

Beter richten zelfstandigenaftrek: het kabinet richt de zelfstandigenaftrek beter op winstinkomen. De hoogte en de indexatie van de zelfstandigenaftrek blijven ongewijzigd. De zelfstandigenaftrek kan alleen niet langer worden verrekend met ander inkomen, zoals loon of een VUT-uitkering. Om het starten vanuit een dienstbetrekking te blijven stimuleren en ondersteunen, geldt de aanpassing in de verrekening van de zelfstandigenaftrek niet voor starters. Voor starters verandert er dus niets. Niet-startende ondernemers raken de zelfstandigenaftrek in een slecht jaar niet kwijt. Zij kunnen deze, zoals nu gebeurt bij ondernemers zonder ander inkomen, in een ander jaar alsnog verrekenen met winst. Als een niet-startende ondernemer in een jaar een verlies heeft of een te lage winst om de volledige zelfstandigenaftrek te kunnen verzilveren, kan hij het niet-verrekende deel van de zelfstandigenaftrek maximaal 9 jaar voortwentelen.

De combinatie van ongewijzigde zelfstandigenaftrek, verhoging van de MKB-winstvrijstelling, het laten vervallen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling en het beter richten van de zelfstandigenaftrek op winstinkomen leidt ertoe dat alle voltijdondernemers die meer winst maken dan de zelfstandigenaftrek en belasting betalen erop vooruit gaan. Hybride en deeltijdondernemers gaan erop vooruit als zij winst maken en belasting betalen. Ondernemers die op dit moment de zelfstandigenaftrek verrekenen met ander inkomen ondervinden een nadeel. Echter, als zij in latere jaren weer winst gaan maken wordt het nadeel op dat moment door voortwenteling van de zelfstandigenaftrek weer ingelopen. Bij dit pakket ondervindt 25% van de ondernemers een negatief inkomenseffect en 64% van de ondernemers een positief inkomenseffect (bij deze effecten gaat het wel om de effecten binnen het jaar en wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat niet-verrekende zelfstandigenaftrek kan worden meegenomen naar een volgend jaar).

5. Overig

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting

Voor iedere belastingplichtige geldt de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting vermindert de verschuldigde inkomstenbelasting. De algemene heffingskorting is in beginsel dan ook niet hoger dan de verschuldigde inkomstenbelasting. Hierdoor kunnen niet of weinig verdienende belastingplichtigen de algemene heffingskorting niet of niet helemaal te gelde maken. Voor niet of weinig verdienende partners geldt hierop een uitzondering voor zover hun partner inkomstenbelasting verschuldigd is. In dat geval wordt de algemene heffingskorting uitbetaald aan de niet of weinig verdienende partner.

Het gevolg van de uitbetaling van de algemene heffingskorting is dat een partner die zich niet op de arbeidsmarkt begeeft of een kleine deeltijdbaan heeft een beperkte prikkel tot (meer) werken ervaart. De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de niet of weinig verdienende partner wordt daarom sinds 2009 stapsgewijs (in 15 jaar met 6 2/3%-punt per jaar) afgebouwd. Het wordt dan steeds lonender (meer) te gaan werken.

Er wordt gestreefd naar een zekere balans tussen de inkomenspositie van kostwinnersgezinnen en de participatiebevordering van niet of weinig verdienende partners. Daarom is er een uitzondering op de beperking: gezinnen met een kind van vijf jaar of jonger. Voor hen blijft de uitbetaling van de algemene heffingskorting onverkort van toepassing. Daarnaast is er een uitzondering voor partners die geboren zijn voor 1 januari 1972; ook voor hen blijft de uitbetaling van de algemene heffingskorting onverkort van toepassing.

Niet indexeren tegemoetkomingen ANW en AO

De tegenvallers in de begroting van SZW worden deels opgevangen door het niet indexeren van de tegemoetkomingen voor ANW en AO (arbeidsongeschiktheid).

Bij de ANW-tegemoetkoming gaat het om een bruto toeslag op de feitelijke uitkering die maandelijks aan alle ANW-gerechtigden wordt verstrekt. Bij de AO-tegemoetkoming gaat het om een netto bedrag dat jaarlijks wordt uitgekeerd aan degenen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV die ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn. Normaliter worden deze tegemoetkomingen jaarlijks geïndexeerd. Het niet-indexeren leidt tot een koopkrachtverlies van minder dan 0,1%. De aanpassing van de AOW-tegemoetkoming wordt in artikel 41 toegelicht en is ook zichtbaar in de standaardkoopkrachttabel.

6.5 Bijlage subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van SZW. Hierbij worden twee definities toegepast die leiden tot verschillende standen van de subsidieuitgaven.

Definitie Algemene wet bestuursrecht (Awb)

De eerst gehanteerde definitie is die volgens de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4.21):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Artikel 4.21, lid 3 specificeert de definitie nader:

«De subsidietitel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.»

Uit lid 3 kan afgeleid worden dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies volgens deze definitie geen subsidies zijn.

Tabel 6.5.1 Subsidies volgens definitie Algemene wet bestuursrecht (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving2008200920102011201220132014
42 OD 3Breed initiatief maatschappelijke binding110580     
42 OD 3Overige subsidies stimulering arbeidsparticipatie523      
42 OD 3Subsidiesdoelgroepen 1 7861 9062 5211 7781 7781 778
42 OD 3Subsidies stimulering leeftijdsbewust beleid4 4222 428     
43 OD 1Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen427531521515515515515
43 OD 4Jaar van de gelijke kansen284149     
43 OD 4Subsidies Expertisecentrum Leeftijd533258244409408408408
44 OD 1Arbosubsidies preventie en verzuim6 35210 2199 1695 2855 2855 2855 285
44 OD 1Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden429      
44 OD 1Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval(SPA)491      
44 OD 1Subsidiesarbeidsveiligheid (VASt, VAV)4 4560332336334334334
44 OD 1Overige subsidiesarbeidsomstandigheden2 95011 90213 48513 25713 25713 25713 257
47 OD 1Algemeen Ketenoverleg invoering Locatie Werk en Inkomen15 000      
47 OD 2Stichting Blik op Werk261306     
47 OD 2Subsidiereg. scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen (via UWV)11 00015 80015 80013 30013 30013 30013 300
47 OD 2Subsidies re-integratie (o.a. IPW) en Cliëntenraden4 4973 4701 425810628628628
97 OD 1ESF-EQUALCofinanciering1 268      
97 OD 1Regeling Bedrijfsverzamelgebouwen498939127   
97 OD 1Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP)1 1161 000     
97 OD 1Regelingen ex-mijnwerkers182182182    
98 OD 1NIBUD (aan de hand van onderzoeksprogramma)319323312304304304304
98 OD 1Projectsubsidies16161 0391 1021 1021 1021 102
         
 Totaal definitie Awb54 67050 44344 42437 96636 91136 91136 911

De subsidieuitgaven van SZW nemen de komende jaren af doordat omvangrijke regelingen als de convenanten arbeidsomstandigheden, SVWW, RSP en de subsidies minderhedenbeleid en stimulering leeftijdsbewust beleid aflopen. Daarnaast is er een taakstelling op subsidies gelegd en zijn subsidies overgedragen aan de ministeries van OCW en J&G. De subsidies schuldhulpverlening zijn overgeheveld naar het Gemeentefonds.

«Ruime» subsidiedefinitie

Naast de subsidiedefinitie uit de Algemene Wet Bestuursrecht wordt soms gebruik gemaakt van een «ruimere» subsidiedefinitie waarin ook specifieke uitkeringen worden meegenomen:

«Een gebonden inkomens- of een vermogensoverdracht van het rijk om-niet aan een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland».

Het voornaamste onderscheid tussen de eerste en tweede definitie ligt in het feit dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bij de tweede subsidiedefinitie wel als subsidie worden aangemerkt. Bij deze definitie wordt bijvoorbeeld de Wsw als subsidie aangemerkt in tegenstelling tot de subsidiedefinitie van de Awb. Inkomensoverdrachten aan natuurlijke personen zoals de TOG zijn niet opgenomen in de tabel.

Tabel 6.5.2 Subsidies volgens ruime subsidiedefinitie (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving2008200920102011201220132014
47 OD 2Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10 000 ID-banen2 3336 000     
47 OD 2Flexibel re-integratiebudget1 580 7891 529 2701 429 2701 329 2701 258 2701 270 2701 219 270
48 OD 1Wet sociale werkvoorziening (Wsw)2 385 8432 459 0412 458 9632 458 9672 458 9672 458 9672 458 967
         
 Totaal «ruime» definitie3 968 9653 994 3113 888 2333 788 2373 717 2373 729 2373 678 237
         
 Totaal beide definities4 023 6354 044 7543 932 6573 826 2033 754 1483 766 1483 715 148

6.6 Lijst met afkortingen

ACKAanvullende Combinatiekorting
ADAlgemene doelstelling
AIArbeidsinspectie
AKOAlgemeen Ketenoverleg
AKWAlgemene KinderbijslagWet
ANWAlgemene Nabestaanden Wet
AofArbeidsongeschiktheidsfonds
AOWAlgemene Ouderdoms Wet
APIAlgemene Pensioeninstelling
ArboArbeidsomstandigheden
ARIEAanvullende risico-inventaris en -evaluatie
ASBAangepaste Schattingsbesluit
ATWArbeidstijdenwet
AVVAlgemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
AWBAlgemene Wet Bestuursrecht
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AwfAlgemeen werkloosheidsfonds
BBABuitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
BbzBesluit bijstandsverlening zelfstandigen
BHVBedrijfshulpverlening
BiaWet Beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
BIKKBijdrage in de kosten van kortingen
BKWIBureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BoreaBranche organisatie re-integratiebedrijven
BUBuitengewone uitgaven
BVGBedrijfsverzamelgebouwen
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CaoCollectieve arbeidsovereenkomst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CKACommissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen
CPBCentraal Planbureau
CWICentra voor Werk en Inkomen
DIVDiversiteitsmanagement
DivosaDirecteuren van Overheidsorganen voor sociale arbeid
DNBDe Nederlandse Bank
EBBEnquête Beroepsbevolking
EGFEuropees Globalisatie Fonds
EITCEarned Income Tax Credit (Inkomensafhankelijke arbeidskorting)
EKEerste Kamer
EMUEconomische en Monetaire Unie
EOREuropese ondernemingsraad
EqualTransnationaal programma van de Europese Unie gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt
ESFEuropees Sociaal Fonds
EUEuropese Unie
EVCErkenning van Verworven Competenties
EVPErvaringsprofiel
EZMinisterie van Economische Zaken
FinMinisterie van Financiën
FTEFulltime Equivalent
FTKFinancieel Toetsingskader voor Pensioenfondsen
GBAGemeentelijke Basisadministratie
IASInstituut Asbestslachtoffers
IBInlichtingenbureau
IACKInkomensafhankelijke combinatiekorting
ICTInformatie- en Communicatie Technologie
ID-banenInstroom, doorstroombanen
ILOInternational Labour Organisation
INDImmigratie en Naturalisatie Dienst
IOAWWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZWet Inkomensvoorzieningoudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IOWInkomensondersteuning oudere werklozen
IPWInnovatie Programma Werk en bijstand
IROIndividuele Re-integratieovereenkomst
IVAInkomensvoorzieningVolledig Arbeidsongeschikten
IWIInspectie Werk en Inkomen
J&GJeugd en Gezin
LCRLandelijke Cliëntenraad
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LWILocaties Werk en Inkomen
MEVMacro-Economische Verkenningen
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MLT-adviesMiddellange Termijn-advies
NEANationale enquete arbeidsomstandigheden
NIBUDNationaal Instituut Budgetvoorlichting
NugNiet-uitkeringsgerechtigden
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ODOperationele doelstelling
OROndernemingsraad
PPIPremie Pensioeninstelling
RGDRijksgebouwendienst
RI&ERisico Inventarisatie en Evaluatie
RSPRegeling schoonmaakdiensten particulieren
RWIRaad voor Werk en Inkomen
RWTRechtspersonen met een wettelijke taak
SCPSociaal en Cultureel Planbureau
SECSubsidie Expertise Centrum
SERSociaal Economische Raad
SIODSociale Inlichtingen en Opsporings Dienst
SLAService Level Agreement
SPASubsidieregeling preventie van arbeidsuitval
SRGStatistiek Re-integratieGemeenten
STASubsidieregeling Totstandkoming Arbocatalogi
STAPStimulering Arbeidsparticipatie
SUWIStructuur Uitvoering Werk en Inkomen
SVBSociale Verzekeringsbank
SVWWStimuleringsregeling Vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers
SZASociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TASRegeling Tegemoetkoming asbestslachtoffers
TBAWet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
TKTweede Kamer
TOGTegemoetkoming Onderhoudskosten Gehandicapten
TRITijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten
TWToeslagenwet
UWVUitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
VASTVersterking Arbeidsomstandigheden Stoffen
VAVVersterking Arbeidsveiligheid
VazaloWet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders
V&IMinisterie van Vreemdelingenzaken en Integratie
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VUTVervroegde uittreding
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WaadiWet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
WAJONGWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten
WAMILWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAVWet Arbeid Vreemdelingen
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WboWet op de bedrijfsorganisatie
WEORWet op de Europese Ondernemingsraden
WfsvWet financiering sociale verzekeringen
WftWet financieel toezicht
WGAWerkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
WIAWet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WijWet investeren in jongeren
WmcoWet melding collectief ontslag
WMLWet Minimumloon
WORWet op de ondernemingsraden
WsnpWet schuldsanering natuurlijke personen
WSWWet Sociale Werkvoorziening
WTMGWet Tegemoetkoming meerkosten gezondheidsproblemen
WTOSWet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en schoolkosten
WTVWerktijdverkorting
WVAWet Vermindering Afdracht Loonbelasting en Premie Volksverzekeringen
WWWerkloosheidswet
WWBWet Werk en Bijstand
WWIMinisterie van Wonen, Wijken en Integratie
WWIKWet Werk en Inkomen Kunstenaars
ZBOZelfstandige Bestuursorgaan
ZEZ-regelingZelfstandig en Zwanger-regeling
ZWZiektewet
ZZPZelfstandigen zonder personeel

6.7 Trefwoordenregister

Activerende sociale zekerheid 2, 70

Administratieve lasten 4, 10, 41, 42, 121, 169

Adoptieverlof 50, 56

Agentschap SZW 1, 3, 97, 100, 132, 134, 139, 140, 141, 142, 143, 144

AKW 124, 163, 172, 192, 212

Algemeenverbindendverklaring 52

Algemene nabestaandenwet 115, 116

AOW 2, 14, 18, 19, 20, 21, 26, 31, 33, 65, 91, 114, 115, 116, 117, 119, 120, 128, 129, 130, 164, 181, 184, 187, 188, 192, 194, 196, 197, 199, 200, 202, 203, 209, 212

Arbeid en zorg 13, 55, 56, 58, 76, 121, 175, 214

Arbeidsduur 55, 56, 58

Arbeidskorting 13, 21, 29, 31, 34, 39, 40, 129, 212

Arbeidskosten 10, 41, 42, 43, 47, 129

Arbeidsmarktbeleid 21, 39, 45, 96, 171, 181, 191

Arbeidsmigratie 48

Arbeidsomstandigheden 3, 28, 42, 59, 60, 61, 62, 63, 169, 170, 171, 177, 191, 210, 212, 213

Arbeidsongeschiktheid 22, 37, 39, 40, 59, 71, 72, 73, 79, 80, 83, 84, 85, 86, 88, 89, 95, 99, 100, 118, 129, 130, 178, 180, 183, 184, 185, 189, 190, 195, 196, 200, 201, 209, 212, 213, 214

Arbeidsparticipatie 2, 6, 8, 9, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 21, 22, 28, 30, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 43, 45, 46, 47, 70, 76, 81, 85, 105, 106, 109, 111, 114, 134, 151, 170, 172, 197, 210, 213

Arbeidsrechtelijke bescherming 28, 48

Arbeidstijden 16, 55, 59, 61, 63, 176, 183, 186, 212

Arbeidsuitval 59, 210

Arbeidsverhoudingen 2, 28, 48, 51, 52, 53, 134, 152, 210, 212

Armoedeval 29, 33, 34, 185

Asbestslachtoffers 114, 123, 124, 126, 213

Baten-lasten 1, 2, 3, 134, 139, 148

Bbz 74, 75, 80, 90, 93, 212

Bevallingsverlof 55, 56

BIA 72, 73, 88, 89, 155, 156, 157

Bijstand 18, 22, 23, 34, 35, 37, 38, 70, 71, 72, 74, 76, 77, 89, 90, 91, 92, 93, 103, 104, 105, 106, 115, 116, 117, 119, 120, 133, 156, 170, 179, 184, 187, 192, 195, 196, 212, 213

BIKK 26, 129, 130, 164, 212

BKWI 98, 158, 191, 192, 193, 212

Brugbanen 22, 105

CWI 15, 22, 54, 97, 103, 168, 173, 192, 193, 212

DeeltijdPlus 13, 49, 55

Deeltijdval 33, 34, 35

Duurverkorting 75

EQUAL 96, 210

Etnische minderheden 45, 46, 57

Ex-mijnwerkers 132, 210

Expertisecentrum LEEFtijd 56, 57

Gehandicapten 33, 70, 73, 86, 111, 129, 170, 201, 207, 214

Gelijke behandeling 28, 48, 51, 56, 57, 58

Herin 34

Herintredersval 33, 34, 35

ID-banen 211, 213

Inkomensbeleid 2, 9, 10, 11, 29, 31, 32, 33, 134, 150, 204

Inkomensbescherming 2, 71, 79, 80, 86, 115, 119, 134, 155, 162

Inkomensontwikkeling 29, 31, 32, 204

Inkomensvoorziening 64, 72, 75, 76, 79, 80, 83, 85, 87, 88, 90, 91, 93, 180, 213

Inlichtingenbureau 77, 90, 191, 192, 193, 213

Inspectie Werk en Inkomen 1, 3, 134, 148, 213

IOAW 26, 72, 75, 76, 80, 90, 93, 156, 213

IOAZ 26, 72, 75, 76, 80, 90, 93, 156, 213

IOW 72, 75, 80, 81, 82, 83, 94, 121, 155, 156, 157, 180, 213

Jeugd en Gezin 38, 123, 124, 213

Jeugdmonitor 45

Jeugdwerkloosheid 6, 7, 8, 16, 17, 18, 21, 26, 28, 38, 39, 41, 46, 151, 172, 173, 188, 198

Jongeren 39, 41, 43, 45, 46, 73, 76, 86, 89, 91, 93, 99, 102, 104, 172, 178, 184, 188, 189, 214

Jonggehandicapten 14, 72, 73, 85, 86, 99, 178, 183, 184, 185, 192, 210

Kinderarbeid 17, 61

Kinderbijslag 31, 32, 124, 172, 173, 174, 206, 207, 212

Kinderopvang 34, 140, 178, 199, 200, 205, 207

Koopkracht 10, 11, 20, 29, 31, 32, 33, 36, 42, 170, 198, 204, 205, 207, 209

Kunstenaars 76, 90, 91, 191, 214

Langdurigheidstoeslag 23, 179

Leeftijd 46, 56, 57, 58, 66, 68, 73, 74, 76, 79, 82, 84, 86, 114, 117, 118, 119, 187, 188

Leeftijdsbewust beleid 57, 210

Leenbijstand 23, 90, 92, 93

Leren en werken 16

Levensloopregeling 13, 48, 50, 55, 56, 175

Loonderving 121

Loondoorbetaling 80, 83, 121

Loonkostensubsidies 100, 101, 105, 106, 182

Loonontwikkeling 9, 11, 20, 28, 32, 136, 205

Loonvorming 51

Medezeggenschap 51, 52, 53, 67, 68, 176, 177, 178, 179, 185

Minimumloon 14, 31, 32, 33, 35, 53, 54, 75, 87, 120, 121, 199, 214

Ontslag 6, 7, 8, 9, 16, 38, 40, 43, 44, 48, 53, 54, 67, 78, 82, 83, 97, 151, 169, 173, 181, 183, 192, 214

Operatie Jong 45

Ouderen 28, 39, 40, 45, 46, 57, 59, 64, 81, 116, 171, 180, 181

Ouderschapsverlof 50, 55, 56, 67

Participatiebudget 22, 26, 27, 74, 90, 96, 97, 98, 99, 100, 104, 108, 158, 160

Partnertoeslag 19, 20, 117, 120, 187

Pensioenen 11, 12, 14, 28, 31, 32, 64, 65, 66, 68, 154, 180, 184, 204

Pensioenregelingen 28, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 178

Poortwachter 181

Preventie 24, 62, 70, 71, 91, 97, 102, 210

Re-integratie 2, 7, 15, 17, 18, 19, 20, 22, 45, 47, 70, 73, 74, 87, 89, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 134, 158, 159, 160, 169, 171, 175, 181, 187, 189, 191, 192, 195, 197, 210, 211, 212, 213

RSP 210, 213

RWT 2, 191, 213

Scholing 6, 7, 8, 9, 15, 16, 17, 21, 26, 28, 38, 40, 43, 44, 70, 74, 76, 96, 102, 121, 151, 158, 159, 169, 171, 172, 210

Schuldhulpverlening 12, 13, 17, 18, 23, 24, 25, 26, 70, 77, 90, 91, 92, 93, 94, 97, 156, 157, 158, 159, 198, 211

Silicoseregeling 132

Sociale werkvoorziening 2, 15, 70, 87, 109, 110, 112, 134

Spaarfonds AOW 128, 130, 131

Startkwalificatie 7, 28, 40, 43, 44, 47

Subsidies 2, 30, 49, 52, 60, 61, 64, 72, 97, 99, 101, 132, 133, 134, 140, 159, 166, 210, 211

SUWI 43, 98, 101, 104, 106, 191, 192, 193, 213

TAS 123, 124, 126, 163, 193, 213

TBA 88, 213

Toeslagenwet 26, 114, 115, 116, 121, 214

Toetsingskader 52, 69, 185

TOG 18, 20, 26, 123, 124, 125, 126, 127, 163, 192, 211, 214

TRI 73, 74, 88, 89, 214

Uitkeringsgerechtigden 11, 22, 29, 70, 71, 73, 75, 84, 89, 95, 96, 100, 101, 103, 104, 106, 116, 119, 196, 200, 213

Uitstroom 73, 76, 79, 82, 83, 84, 85, 88, 95, 97, 103, 104, 105, 106, 109

Vazalo 72, 76, 90, 214

Verlofregelingen 28, 48

Wajong 14, 15, 22, 26, 70, 72, 73, 85, 86, 87, 88, 94, 97, 99, 104, 110, 116, 121, 155, 157, 159, 160, 171, 172, 173, 184, 185, 189, 192, 195, 196

WAO 13, 18, 74, 78, 79, 83, 84, 85, 100, 101, 104, 116, 121, 192, 197, 198, 199, 200, 202, 203, 214

WAV 45, 46, 214

WAZ 74, 78, 80, 83, 84, 85, 100, 101, 104, 116, 174, 195, 196, 197, 198, 214

Werk en inkomen 37, 59, 70, 76, 79, 83, 90, 101, 111, 171, 175, 191, 193

Werkloosheid 6, 9, 11, 12, 13, 15, 22, 28, 29, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 43, 44, 46, 70, 71, 72, 75, 78, 80, 81, 82, 83, 95, 96, 102, 103, 104, 158, 170, 181, 184, 192, 195, 196, 197, 198, 199, 200, 201, 202, 204, 212, 213, 214

Wet Werk en Bijstand 214

WGA 75, 78, 79, 83, 84, 85, 100, 175, 176, 182, 190, 200, 214

Wij 92, 93, 94, 155, 158, 165, 172, 205, 206, 214

Wsw 14, 22, 70, 87, 97, 109, 110, 111, 112, 113, 157, 192

WW 6, 7, 8, 10, 11, 17, 19, 20, 21, 22, 24, 26, 54, 70, 72, 73, 75, 77, 78, 80, 81, 82, 83, 89, 93, 98, 100, 101, 103, 104, 105, 107, 115, 116, 121, 141, 156, 157, 158, 159, 160, 162, 167, 169, 173, 181, 188, 189, 192, 195, 196, 197, 198, 199, 200, 201, 202, 214

Zelfstandig bestuursorgaan 192

Ziektewet 19, 79, 83, 182, 214

Zorgverlof 55, 67, 175

Zwangerschapsverlof 13


XNoot
1

Zie onder andere de recente notitie van het CPB «Rethinking retirement».

XNoot
2

TK 2008/209, 31 700 XV, nr. 66.

XNoot
1

Met ingang van 1 januari 2010 wordt deze wet niet meer aangehaald als Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) maar als Wet wajong («Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten»).

XNoot
1

UWV, De participatiemogelijkheden van de Wajonginstroom, Kenniscahier 08-01, 2008.

XNoot
1

De premievrijstelling marginale arbeid heeft een verwaarloosbaar budgettair beslag. De premie-uitgaven voor de volksverzekeringen AOW en Anw worden verantwoord in de Miljoenennota in het totaal van de gecombineerde heffing voor de loon- en inkomstenbelasting.