Kamerstuk 32123-X-140

Evaluatie helikopterlaagvlieggebieden

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 13 juli 2010
Indiener(s): Eimert van Middelkoop (minister defensie, minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (GPV)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-X-140.html
ID: 32123-X-140

Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2010

Hierbij bied ik u mede namens de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de evaluatie van de helikopterlaagvlieggebieden aan.1 Deze evaluatie is toegezegd in het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) uit 2005 (kamerstuk 28 114, nr. 16). In de evaluatie worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Deze brief is tevens de regeringsreactie op de evaluatie.

Achtergrond

Een inzetbare krijgsmacht is een geoefende krijgsmacht. Voor een inzetbare helikoptercapaciteit betekent dit dat de vliegers ook het laagvliegen moeten oefenen. Laagvliegen is onlosmakelijk verbonden met het operationele optreden van helikopters. Hoewel ook tijdens de geëvalueerde periode een groot deel van de laagvlieguren in het buitenland is gevlogen, zijn deze oefeningen ook in Nederland noodzakelijk. Voor militaire helikopters zijn hiervoor in ons land laagvlieggebieden aangewezen (zie voor een geografische weergave bijlage II van de evaluatie).1

Laagvliegen met militaire helikopters is van nationaal belang, maar kan ook hinder veroorzaken. Tijdens de inspraakronde voorafgaand aan de vaststelling van het SMT-2 drongen verschillende partijen aan op inperking van de laagvlieggebieden. In het SMT-2 is een aantal bebouwde kernen buiten de laagvlieggebieden gebracht. Voor verdergaande aanpassingen van de helikopterlaagvlieggebieden werd in het SMT-2 echter verwezen naar de thans voorliggende evaluatie.

Bij deze evaluatie was de vraag of er aanleiding is het aantal, de ligging en de omvang van de helikopterlaagvlieggebieden aan te passen, zonder dat de trainingswaarde afneemt en de vliegveiligheid in gevaar komt. In dit kader is gekeken naar de geregistreerde vluchtgegevens die sinds het jaar 2000 voor die gebieden worden bijgehouden en die inzicht bieden in de frequentie en het gebruik van de laagvlieggebieden. Ook zijn de aan laagvliegen gerelateerde klachten uit die gebieden bij de evaluatie betrokken en is studie verricht naar de mogelijke effecten van laagvliegen op de fauna in beschermde natuurgebieden. Verder zijn recente ontwikkelingen met betrekking tot de helikopters bij de analyse betrokken, zoals de stationering van het merendeel van de helikopters op de vliegbasis Gilze-Rijen, alsmede relevante ervaringen met laagvliegen in andere landen.

Behoefte aan helikopterlaagvlieguren in Nederland gaat met kwart omlaag

Uit de evaluatie is gebleken dat de behoefte aan laagvlieguren voor helikopters in Nederland beduidend lager is dan in 2005 in het SMT-2 nog werd aangenomen. Die behoeftestelling gaat met een kwart omlaag tot maximaal 7.500 uur laagvliegen in Nederland per jaar. Een deel van de laagvlieguren wordt namelijk in het buitenland gevlogen.

Het opheffen van de nachtvlieggebieden

Verder komt uit de evaluatie naar voren dat de zeven speciale nachtvlieggebieden (NVG) definitief kunnen worden opgeheven, met dien verstande, dat een deel van één van die nachtvlieggebieden een regulier laagvlieggebied wordt (zie volgende alinea). Het gebruik van de nachtvlieggebieden, waarvoor overigens dezelfde minimum vlieghoogten gelden als voor de reguliere laagvlieggebieden, was al opgeschort in het SMT-2. In de geëvalueerde periode is gebleken dat laagvliegoefeningen bij duisternis ook in de andere laagvlieggebieden kunnen worden uitgevoerd. De nachtvlieggebieden zullen uit de regeling Visual Flight Rules (VFR) voor nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen worden gehaald.

Een deel van het op te heffen nachtvlieggebied-IV wordt toegevoegd aan laagvlieggebied «Veluwe»

In de geëvalueerde periode is bij operationele inzet tijdens crisisbeheersingsoperaties gebleken dat het van groot belang is dat de boordschutters van transporthelikopters (doorgunners) goed zijn getraind. Er bestaat naast schietrange De Vliehors op Vlieland behoefte aan meer oefenterreinen waar dit in Nederland kan worden geoefend. Het Artillerie Schietkamp (ASK) is hiervoor zeer geschikt. In het verleden was het Artillerie Schietkamp al aangewezen als nachtvlieggebied voor helikopters (NVG-IV), maar het gebruik ervan was, net als van de andere nachtvlieggebieden, in het SMT-2 uit 2005 opgeschort.

In het licht van de operationele ervaringen is besloten het oostelijk deel van dit laagvlieggebied voor helikopters dat vrijwel geheel boven militair oefenterrein ligt, weer te activeren. Het westelijk deel van nachtvlieggebied-IV overlapt met het in gebruik zijnde laagvlieggebied «Veluwe» en wordt als zodanig opgeheven. Aangezien het oostelijk deel niet langer specifiek voor laagvliegen bij duisternis zal worden gebruikt, wordt dit deel van nachtvlieggebied-IV in de regeling Visual Flight Rules aan laagvlieggebied «Veluwe» toegevoegd. Zoals hierboven is gesteld, verdwijnen de nachtvlieggebieden daarmee uit de regeling Visual Flight Rules. Het Artillerie Schietkamp is Natura-2000 gebied en valt onder de aan te vragen Natuurbeschermingswet (Nb-wet-)vergunning voor militaire vliegactiviteiten (zie punt 2 hieronder).

Andere helikopterlaagvlieggebieden worden (nog) niet aangepast

Gezien lopende ontwikkelingen die mogelijk gevolgen voor de situering van de laagvlieggebieden hebben, is het nog te vroeg verdere besluiten over de situering van de laagvlieggebieden te nemen. Het gaat om de volgende twee ontwikkelingen:

  • 1. In 2008 is het Defensie Helikopter Commando opgericht en is het merendeel van de militaire helikopters naar de vliegbasis Gilze-Rijen overgebracht. Hierdoor dreigen vooral de zuidelijke en centraal gelegen laagvlieggebieden naar verhouding zwaar te worden belast. Defensie is zich hiervan bewust en tracht de laagvlieguren zoveel mogelijk over alle beschikbare gebieden in Nederland te spreiden. Een andere mogelijkheid is een aanpassing van de laagvlieggebieden in het zuiden. Opgemerkt wordt dat thans ook een andere evaluatie wordt uitgevoerd naar het toegenomen aantal vliegbewegingen op de vliegbasis Gilze-Rijen en de daarmee samenhangende toename van de geluidhinderklachten. De resultaten van die evaluatie worden separaat aan de Kamer aangeboden.

  • 2. Verder werkt Defensie met het ministerie van LNV in het kader van de Nb-wet aan een vergunning voor alle militaire vliegactiviteiten in en nabij Natura-2000 gebieden. Naar verwachting kan deze Nb-wetvergunning eind 2010 worden aangevraagd. Ter verkrijging van de vergunning kan het nodig blijken mitigerende maatregelen te nemen om de fauna te ontzien.

Omdat nog niet duidelijk is hoe beide ontwikkelingen voor de laagvlieggebieden uitpakken, is het niet opportuun de laagvlieggebieden nu al anders te situeren. Daarom wordt in 2014 een volgende evaluatie naar de situering van de helikopterlaagvlieggebieden uitgevoerd. Tegen die tijd bestaat meer duidelijkheid over bovenstaande ontwikkelingen. Vanzelfsprekend wordt niet zo lang gewacht, indien eerder (deel)maatregelen nodig en mogelijk zijn om de geluidoverlast te beperken.

Defensie neemt klachten over laagvliegen serieus en tracht die zoveel mogelijk te beperken

Defensie beperkt haar laagvlieguren tot wat minimaal operationeel noodzakelijk is. Daarbij wordt geprobeerd klachten zoveel mogelijk te voorkomen. Klachten worden centraal geregistreerd en geanalyseerd en worden altijd beantwoord. Daar waar aantoonbare schade is geleden, wordt die door Defensie vergoed. Het is gebleken dat door goede voorlichting voorafgaand aan laagvliegoefeningen het aantal klachten daalt. Daarom zal Defensie nog meer inzetten op tijdige voorlichting over geplande vliegbewegingen, bijvoorbeeld op haar website en in persberichten en in haar directe contacten waaronder die met de Commissies Overleg en Voorlichting Milieuhygiëne die bij alle militaire vliegbases zijn ingesteld.

Concluderend

In deze regeringsreactie op de evaluatie van de helikopterlaagvlieggebieden is vastgesteld dat de behoefte aan laagvlieguren voor helikopters in Nederland met een kwart kan worden verlaagd tot 7500 uren per jaar. Verder worden alle zeven nachtvlieggebieden voor helikopters in Nederland opgeheven met de kanttekening dat het oostelijk deel van het op te heffen nachtvlieggebied-IV aan het laagvlieggebied «Veluwe» wordt toegevoegd. Nadere besluiten over de situering van de laagvlieggebieden zijn nog niet aan de orde in afwachting van de uitkomsten van lopende ontwikkelingen. In 2014 wordt een volgende evaluatie opgesteld gericht op besluiten over het aantal, de ligging en de omvang van de helikopterlaagvlieggebieden. Over de lopende ontwikkelingen met betrekking tot militaire vliegactiviteiten wordt u zo nodig separaat geïnformeerd in Kamerbrieven of in het jaarverslag van het ministerie van Defensie.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop