Kamerstuk 32123-VII-74

Beleidsreactie Poldis 2009 en actieprogramma bestrijding van discriminatie

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 13 september 2010
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-VII-74.html
ID: 32123-VII-74

Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag,, 13 september 2010

Hierbij bied ik u Poldis 2009, het landelijk Criminaliteitsbeeld Discriminatie van de politie1en2, aan. Tevens bied ik u, mede namens de ministers voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI), van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het actieprogramma «bestrijding van discriminatie» aan.

In het actieprogramma is het antwoord van het kabinet op de motie Van der Staaij c.s. (32 123 VI, nr. 111) verwerkt. Deze motie is ingediend tijdens het spoeddebat over antisemitisme met uw Kamer op 24 juni jl. (op 29 juni jl. aangenomen) en roept op tot een actieprogramma bestrijding antisemitisme. Ik heb uw Kamer tijdens voornoemd spoeddebat meegedeeld dat ik deze motie wil behandelen vanuit het brede perspectief van discriminatie, met daarbij in het bijzonder aandacht voor de bestrijding van antisemitisme. In het actieprogramma ga ik ook in op de motie Voordewind c.s. (32 123 VI, nr. 113) die eveneens op 29 juni jl. is aangenomen en waarin de regering wordt verzocht om politie en Justitie te verzoeken meldingen van antisemitisme wederom te registreren.

Daarnaast zal ik in het actieprogramma ingaan op mijn toezegging om de lessons learned van het programma Veilige Publieke Taak ten aanzien van aangiftebereidheid van geweld tegen werknemers met een publieke taak te betrekken bij de aangiftebereidheid van discriminatie (Kamerstukken II 2009–2010, 27 017, nr. 69).

1. Poldis 2009 – Criminaliteitsbeeld Discriminatie

Poldis 2009, het landelijk Criminaliteitsbeeld Discriminatie van de politie, is het landelijke overzicht van politiegegevens over discriminatie-incidenten in het jaar 2009 en de analyse hiervan. Er wordt ingegaan op de aard en omvang van discriminatie. Hierbij is aandacht voor de belangrijkste discriminatiegronden, de wijze van discriminatie en de locatie van discriminatie. Poldis 2009 is opgesteld op basis van de zaaksoverzichten van de 26 politiekorpsen, in opdracht van de portefeuillehouder discriminatie van de Raad van Korpschefs (RKC).

Voordat wordt ingegaan op de belangrijkste uitkomsten is het noodzakelijk een voorbehoud te plaatsen bij de cijfers over 2009. Uit het onderzoek ten behoeve van Poldis 2009 is gebleken dat de registratie van discriminatoire incidenten in de politieregio’s nog niet met constante aandacht en op gelijke wijze gebeurt. Daarbij is onder andere geconcludeerd dat in 2009 de overgang naar het nieuwe landelijke politieregistratiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) van negatieve invloed is geweest op de registratie. Momenteel wordt er gewerkt aan de verbetering van BVH. Het landelijke zaaksoverzicht, dat is ontwikkeld ten behoeve van de registratie van discriminatie-incidenten, wordt in nagenoeg alle regio’s toegepast. Hoewel de meeste regio’s de landelijke afspraken goed nakomen, blijft de dataverzameling kwetsbaar voor regionale verschuivingen in aandacht en personeel. Bovendien blijft de melding- en aangiftebereidheid van slachtoffers een punt van zorg. Veel discriminatie-incidenten worden niet bij de politie gemeld. De bevindingen in Poldis 2009 dienen dan ook met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.

De belangrijkste conclusies uit Poldis 2009 zijn:

  • In totaal zijn in 2009 landelijk 2212 discriminatie-incidenten geregistreerd door de politie. Dit is ongeveer hetzelfde niveau als in 2008 (26 incidenten minder).

  • Discriminatie op grond van «herkomst en etniciteit» komt het meeste voor in de politieregistraties. Er is hier landelijk wel een afname zichtbaar in 2009 ten opzichte van 2008. Van 898 naar 761 incidenten in 2009. Een opvallende afname is het aantal incidenten in het regiokorps Amsterdam-Amstelland op grond van «herkomst en etniciteit». Meer dan de helft van de afname in 2009 ten opzichte van 2008 in deze regio komt uit deze categorie.

  • Ook discriminatie op grond van homoseksuele gerichtheid is toegenomen in de politieregistraties ten opzichte van 2008, van 380 naar 428 incidenten in 2009. Vanwege de verschillen tussen de regio’s en met name de verschuivingen in het aanleveren van discriminatie-incidenten, waarschuwen de onderzoekers voor het trekken van conclusies over een stijging of daling van discriminatie op grond van homoseksuele gerichtheid in de samenleving.

    In de politieregistraties vindt discriminatie op grond van homoseksuele gerichtheid voornamelijk plaats als belediging of uitschelden (318 incidenten). Het aantal geregistreerde geweldsdelicten (mishandelingen en openlijk geweld) op grond van homoseksuele gerichtheid is 71. Dat is 35% van alle geregistreerde geweldsincidenten met een discriminatoir karakter (199).

  • Volgens de cijfers vormen beledigingen en scheldpartijen nog steeds de belangrijkste wijze waarop de discriminatie plaatsvindt (58%). Het bekladden of bekrassen van gebouwen en auto’s met rechts-extremistische tekens vormt ook een zeer groot deel van alle door de politie geregistreerde discriminatoire incidenten (26%).

  • De meeste discriminatoire incidenten vinden plaats in de woonomgeving van de betrokkenen of in de relatiesfeer (30,5%). 10,5 procent van de geregistreerde incidenten hebben betrekking op de werkomgeving. Discriminatie tijdens het uitgaan en op school of schoolgerelateerd blijft rond de 5 à 6 procent. Gebedshuizen (kerken, moskeeën en synagogen) komen relatief weinig voor als doelwit van discriminatoire uitingen in de politieregistraties (minder dan 1%).

  • De cijfers laten een toename zien van het aandeel van vrouwen in zowel de verdachten- als de slachtofferpopulatie, respectievelijk van 6,7% naar 10,1% en van 6,7% naar 14,2%. Verdachten en slachtoffers blijven nog steeds voornamelijk mannen.

  • Het aantal incidenten op grond van antisemitisme is met 68 incidenten toegenomen in de politieregistraties ten opzichte van 2008 (van 141 naar 209 incidenten in 2009). Uit de nadere analyse naar regio blijkt dat deze toename grotendeels voor rekening komt van het regiokorps Rotterdam-Rijnmond (stijging van 48 incidenten). Deze regio heeft in 2009 een flinke toename laten zien van alle discriminatie-incidenten, doordat is overgeschakeld op de landelijke wijze van registreren.

Ten aanzien van de stijging van het aantal gevallen van antisemitisme in voornoemde politieregistraties kan -naast de genoemde overschakeling op de landelijke wijze van registeren bij politiekorps Rotterdam-Rijnmond- voorts het volgende ter verklaring worden opgemerkt. Op 1 juli 2010 is de Monitor Rassendiscriminatie 2009 naar uw Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2009–2010, 30 950, nr. 18). In deze monitor is een inventarisatie gemaakt van meldingen en klachten van de discriminatiegrond ras (en huidskleur, afkomst, nationaliteit en etniciteit) bij antidiscriminatiebureaus, het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI), de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Commissie gelijke behandeling (Cgb) over de jaren 2005 t/m 2008. Voorts is gekeken naar de trendontwikkeling daarvan. Waar antisemitische incidenten in 2009 in de politieregistraties is toegenomen, blijkt uit de monitor rassendiscriminatie dat er eerder sprake is van een dalende trend over de periode t/m 2008. Wel wordt geconstateerd dat in tijden van conflicten in het Midden-Oosten waarbij Israel betrokken is, het aantal antisemitische meldingen en incidenten in Nederland kortstondig maar heftig kan stijgen. De stijging in de politieregistraties van 2009 zou mogelijk ook verband kunnen houden met deze ontwikkelingen in het Midden-Oosten, aangezien eind 2008/begin 2009 de Gaza-oorlog heeft plaatsgevonden.

In het actieprogramma zal ik nader ingaan op de maatregelen die worden genomen ter verbetering van het regionale en het landelijke criminaliteitsbeeld discriminatie.

2. Actieprogramma bestrijding van discriminatie

De Nederlandse regering acht de bestrijding van discriminatie van groot belang. In een democratische rechtsstaat moet worden opgekomen voor ieders menselijke waardigheid, zonder onderscheid des persoons. Elke discriminatoire handeling of bejegening dient met kracht te worden bestreden. Hierbij kan het ene onrecht nimmer weggestreept worden tegen het andere onrecht. Artikel 1 van de Grondwet geeft een belangrijk beginsel van onze democratische rechtsstaat weer. «Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan». Onze democratische rechtsstaat appelleert aan waarden als vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en ruimte voor verscheidenheid waarbij burgers niet worden aangesproken op hun afkomst, geslacht, religie of welke andere eigenschap of achtergrond maar op hun gedrag.

Het bestrijden van discriminatie begint bij het bevorderen van respect voor elkaar. Het gaat om het erkennen van de ander als waardevol. Wederzijds respect begint bij een democratische rechtsstaat waarin de overheid in woord en daad laat zien dat iedere burger van belang is, ongeacht diens persoonskenmerken en levenswijzen. De geschiedenis heeft laten zien waar uitsluiting van mensen op grond van hun persoonskenmerken en levenswijzen toe kan leiden. Het besef van de woorden «nooit weer» die uit het verleden weerklinken, moeten ook in het heden én in de toekomst worden gehoord en uitvoering krijgen.

De overheid blijft daarom strijden voor de bescherming van het gelijkheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 1 van onze Grondwet en voor de bescherming van de onschendbaarheid van de menselijke waardigheid dat is neergelegd in artikel 1 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.3

In onderstaand actieprogramma informeer ik u over maatregelen en nieuwe initiatieven ter bestrijding van discriminatie, met daarbij specifieke aandacht voor de aanpak van antisemitisme. De terreinen die in dit kader van toepassing zijn op deze aanpak zijn de lokale aanpak, de melding en aangifte, registratie en inzicht, de opsporing en vervolging van discriminatie en het onderwijs en de voorlichting over discriminatie. Hiermee wordt de motie Van der Staaij gestand gedaan.

In het actieprogramma wordt onder meer aandacht besteed aan het belang van de lokale samenwerking tussen de autoriteiten en (Joodse) belangenorganisaties en komen projecten aan de orde die specifiek gericht zijn op het tegengaan van xenofobie en antisemitisme bij jongeren. Ook is aandacht voor het belang van het melden en het doen van aangifte van discriminatie en de voorlichting die daarover wordt gegeven. Maatregelen die de overheid neemt voor het bestrijden van discriminatie en antisemitisme op het internet komen eveneens nadrukkelijk aan de orde.

De overheid hecht aan het verbeteren van de registratie van discriminatie en het monitoren van onder andere antisemitisme. Aan de orde komen zowel maatregelen ter verbetering van de registratie door politie en Justitie als initiatieven om de verschillende registraties beter op elkaar af te stemmen. Ook wordt ingegaan op opsporing en vervolging. Ten slotte wordt aandacht besteed aan het thema antisemitisme in het onderwijs en de voorlichting over de Tweede Wereldoorlog.

Het actieprogramma is op hoofdlijnen in een interdepartementaal overleg onder voorzitterschap van het ministerie van VROM met enkele landelijke Joodse organisaties besproken. Het ministerie van VROM zal als coördinerend ministerie op het gebied van rassendiscriminatie in de toekomst periodiek overleg blijven voeren met deze Joodse organisaties. Onderdelen in dit actieprogramma en andere onderwerpen zullen tijdens deze overleggen aan de orde komen.

2a. Lokale aanpak

Discriminatie manifesteert zich vaak in de directe leefomgeving van mensen, bijvoorbeeld in de wijk of buurt waar men woont. De wetgever heeft met de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wet ADV), die in 2009 in werking is getreden, er voor gezorgd dat iedere burger in zijn of haar eigen leefomgeving terecht kan om op een laagdrempelige manier (vermeende) discriminatie te melden of om hulp en advies te ontvangen van een ADV. De ADV’s informeren de gemeenten jaarlijks over de geregistreerde lokale discriminatieklachten. Vanuit de Wet ADV krijgen gemeenten aanknopingspunten voor de regierol in de lokale aanpak van de bestrijding en preventie van discriminatie. Vanuit deze rol kunnen gemeenten samen met het OM, de politie en de ADV’s het lokale antidiscriminatiebeleid formuleren.

  • Het ministerie van BZK is thans bezig om een onderzoek te laten uitvoeren naar de landelijke dekking van gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen eind dit jaar aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Omdat de verbindende rol van gemeenten belangrijk is, hebben de toenmalige ministers voor WWI en van BZK in samenwerking met de VNG in het najaar van 2009 een drietal regiobijeenkomsten georganiseerd om gemeenten te informeren over de Wet ADV. Hierbij is de handreiking lokale aanpak van discriminatie «Iedereen=gelijk» geïntroduceerd, die handvatten biedt voor de vormgeving van het lokale antidiscriminatiebeleid en waarin aandacht is voor contact en samenwerking met lokale belangenorganisaties.

Regionaal Discriminatieoverleg (RDO)

De samenwerking tussen het OM, de politie en de ADV’s vindt bij uitstek plaats in de RDO’s. Hier worden de regionale zaaksoverzichten van de politie en de meldingen van de antidiscriminatiebureaus onder voorzitterschap van de discriminatieofficier van justitie besproken en beoordeeld op strafwaardigheid. Naast deze bespreking van discriminatiezaken vindt ook strategisch overleg plaats over waarneembare trends en ontwikkelingen ten aanzien van discriminatie op basis waarvan lokaal beleid kan worden geformuleerd en gericht middelen kunnen worden ingezet.

  • De RDO’s zullen worden gestimuleerd actief contact te onderhouden met lokale belangenorganisaties zoals het COC en de lokale Joodse gemeenschap om ook hun signalen hierbij mee te kunnen nemen. Ook ligt er een rol voor belangenorganisaties om informatie te delen.

  • Daarnaast zal gewezen worden op het belang van professionele jaarverslagen van politiekorpsen (regionaal criminaliteitsbeeld discriminatie) en antidiscriminatievoorzieningen. Zij dienen immers als input voor het regionale en lokale antidiscriminatiebeleid, waaronder bestrijding van antisemitisme, dat onder regie van de gemeente ontwikkeld en uitgevoerd dient te worden.

Aanpak straatcultuur

De overheid ziet er op toe dat ongewenste, gewelddadige uitingen van straatcultuur worden aangepakt. Straatcultuur uit zich vaak in respectloos en intolerant gedrag (bijvoorbeeld tegen vrouwen, homo’s, Joden en mensen met een beperking) en kan discriminerend van aard zijn. Straatcultuur kenmerkt zich door machogedrag en soms beledigend en gewelddadig gedrag. Het zijn voornamelijk laagopgeleide jongens met een gemiddelde leeftijd van 18 jaar, onder druk van peerpressure en zonder toezicht van gezag. Dit gedrag is ontoelaatbaar en in het geval van onder meer discriminatie strafbaar.

Voor de aanpak van risicojongeren van Marokkaans-Nederlandse afkomst en risicojongeren van Antilliaans-Nederlandse afkomst is de minister voor WWI in 2009 met de Ministers van BZK, van Justitie en voor Jeugd en Gezin een samenwerkingsverband aangegaan met 22 gemeenten «Aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren» en 22 gemeenten «Aanpak Antilliaans-Nederlandse risicojongeren». Één van de voornaamste doelen is het terugdringen van overlast op straat onder andere door middel van het inzetten van straatcoaches en gezinsmanagers.

In de afgelopen periode is in verschillende gemeenten waardevolle kennis opgedaan op het gebied van samenwerking, good practices en randvoorwaarden bij de bestrijding van overlast van straatcultuur. Ten behoeve van andere gemeenten zal de Minister voor WWI, zoals toegezegd in de Jaarnota Integratiebeleid 2007–2011 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 268, nr. 13), zorg dragen voor de kennisdeling van de best practices op het gebied van het terugdringen van de overlast van de straatcultuur.

  • Tijdens de conferentie die het ministerie van VROM in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het najaar van 2010 organiseert ten behoeve van de presentatie van de uitkomsten van de Monitor Rassendiscriminatie 2009 en de discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt, zal een themabijeenkomst worden georganiseerd waarin de discriminatiecomponent van de straatcultuur nadrukkelijk aan bod komt.

Uitdragen kernwaarden democratische rechtsstaat

De lokale bestrijding van discriminatie begint niet alleen op straat maar ook in buurthuizen, jongerencentra en in scholen. De overheid hecht hierbij belang aan het uitdragen van de kernwaarden van de democratische rechtsstaat en voorlichting over de gevaren van discriminatie.

De overheid draagt de kernwaarden van de democratische rechtsstaat uit zoals vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Hieraan wordt onder andere aandacht besteed binnen de activiteiten van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007–2011. Waar mogelijk zal daarbinnen expliciet aandacht gegeven worden aan het tegengaan van antisemitisme.

De ministeries van BZK en van VROM hebben reeds in gang gezette en voorgenomen projecten die daar uiting aan geven. Enkele voorbeelden van recent in gang gezette projecten zijn:

  • Het geven van een training aan jongerenwerkers in Friesland, gericht op het signaleren en tegengaan van xenofobie en antisemitisme.

  • Dialoogtrainingen waarmee wordt beoogd leerkrachten handvatten te bieden waarmee zij een dialoog kunnen starten met jongeren over maatschappelijk (gevoelige) thema’s en dilemma’s.

  • Project gericht op peereducation, waarbinnen jonge peereducators speciaal worden opgeleid om leeftijdsgenoten te bereiken die het ontbreekt aan competenties waarmee ze om kunnen gaan met gevoelens van frustratie, teleurstelling en discriminatie met als gevolg dat hun vatbaarheid voor extremisme (voedingsbodem) groter wordt en jongeren zich afzetten van de samenleving.

Enkele voorbeelden van nieuwe voorgenomen projecten zijn:

  • Het ondersteunen van het lesprogramma Tweede Wereldoorlog in perspectief waarbij Joodse en Islamitische jongeren samen les geven over de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust en ontwikkelingen in het Midden-Oosten.

  • Een project in samenwerking met Codename Future en het Forum Democratische Ontwikkeling, om negatieve vormen van polarisatie op middelbare scholen tegen te gaan en waarin expliciet aandacht wordt gegeven aan antisemitisme (naast homofobie en islamfobie).

Met betrekking tot het voorgaande kan nog worden gemeld dat Nuansa, het kenniscentrum Polarisatie en Radicalisering voor burgers, gemeenten en professionals te allen tijde beschikbaar is voor vragen en advies, ook over de aanpak van antisemitisme.

Als illustratie van een lokale aanpak op het gebied van samenwerking tussen bevolkingsgroepen kan het Joods Marokkaans Netwerk Amsterdam (JMNA) niet onvermeld blijven. Dit netwerk wordt financieel ondersteund door de minister voor WWI en probeert door middel van voorlichting en debatten spanningen tussen Marokkaanse en Joodse Nederlanders zoveel als mogelijk te beperken en bespreekbaar te maken.

De overheid acht het van belang om contacten te onderhouden met landelijke belangenorganisaties die kunnen helpen in het signaleren van bijvoorbeeld regionale problemen. In nationaal verband onderhoudt de Nederlandse overheid regelmatig contacten met Joodse organisaties, zoals het CJO, CIDI en het Nederlands Auschwitzcomité. In dit contact, gecoördineerd door de minister voor WWI, staan ontwikkelingen op het gebied van antisemitisme en de positie van de Joodse gemeenschap in Nederland centraal.

2b. Belang melding en aangifte

Voor een adequate bestrijding van discriminatie is het nodig dat burgers aangifte doen van discriminatie bij politie en dit in ieder geval melden bij een ADV of bijvoorbeeld politie, vertrouwenspersoon, belangenorganisaties of de Cgb. De overheid vindt melding en aangifte van discriminatie van groot belang.

Bij een ADV kunnen burgers op een laagdrempelige manier terecht om melding te maken van discriminatie of om hulp en advies te ontvangen. Op grond van de aanwijzing Discriminatie van het College van procureurs-generaal dient de politie te allen tijde een aangifte van discriminatie op te nemen. Door aangiften en meldingen kan het proces van strafrechtelijke vervolging van de dader plaatsvinden. Daarnaast krijgen de (lokale) autoriteiten beter zicht op de aard en omvang van de problematiek en kunnen zij waar nodig een gerichte aanpak formuleren. Als blijkt dat in een bepaalde wijk, straat of op een bepaalde school veel meldingen of klachten van discriminatie zijn, dan kunnen politie, gemeente en antidiscriminatievoorziening in samenwerking met bijvoorbeeld de school hierop acteren.

De overheid blijft zich inzetten voor het vergroten van de meldings- en aangiftebereidheid van discriminatie. Uit de Monitor Rassendiscriminatie 2009 blijkt dat eenderde van de respondenten voor het surveyonderzoek discriminatie-ervaringen er niet van op de hoogte is dat er aangifte van rassendiscriminatie kan worden gedaan bij de politie. Daarnaast blijkt ook uit dezelfde monitor dat een van de meest genoemde redenen om discriminatie niet te melden is de opvatting dat melden niet helpt.

Om de meldings- en aangiftebereidheid van discriminatie te vergroten heeft onder verantwoordelijkheid van het ministerie van BZK in de zomer van 2009 een grootschalige landelijke voorlichtingscampagne plaatsgevonden. Hierin werd met de vraag «Moet je jezelf thuislaten als je naar buiten gaat?» benadrukt dat niemand in Nederland zich anders voor hoeft te doen dan hij of zij is. Bij de start van de campagne zijn onder andere de website www.discriminatie.nl en het landelijk telefoon(meld)nummer 0900–2 354 354 gelanceerd. Door de campagne is het aantal meldingen bij antidiscriminatievoorzieningen in de campagneperiode verdrievoudigd in vergelijking met dezelfde periode het jaar daarvoor.

  • Het ministerie van BZK herhaalt dit jaar de voorlichtingscampagne van 23 augustus tot en met 26 september. In deze campagne wordt het belang van melden van discriminatie benadrukt. Tijdens de campagneperiode is er een special over discriminatie in de gratis krant Metro uitgekomen waarbij ook aandacht was voor antisemitisme.

Ook beoogt de politie de meldings- en aangiftebereidheid van discriminatie bij burgers te vergroten door onder meer de website www.hatecrimes.nl. De website biedt de mogelijkheid om laagdrempelig online een melding te doen – al dan niet anoniem – van een homofoob, racistisch of antisemitisch incident («hatecrime») of een afspraak te maken om hiervan aangifte te doen bij de politie.

  • Het LECD-politie zal deze website actief onder de aandacht brengen van Joodse organisaties.

Het vergroten van de meldings- en aangiftebereidheid is ook een onderdeel van het programma Veilige Publieke Taak van de rijksoverheid. Aan werkgevers wordt hierin een belangrijke rol toegedicht. Zij worden voorgelicht en aangemoedigd om – al dan niet namens de werknemer – aangifte te doen van een geweldsincident tijdens het uitoefenen van een publieke taak (bijvoorbeeld bij de politie of in het openbaar vervoer).

Dit is een goed voorbeeld van het aanspreken van de directe omgeving van een slachtoffer op wat zij kunnen betekenen. Familie, vrienden en werkgever kunnen een slachtoffer van discriminatie ondersteuning aanbieden bij het doen van aangifte, hen duidelijk maken dat discriminatie en antisemitisme door niemand getolereerd hoeft te worden en de slachtoffers hierdoor net dat extra zetje geven om in actie te komen.

  • Zowel op de website discriminatie.nl als op de website hatecrimes.nl zullen niet alleen slachtoffers en getuigen, maar ook de directe omgeving van slachtoffers aangesproken worden op hun handelingsperspectieven.

Internet

De overheid hecht ook veel waarde aan de bestrijding van discriminatie op het internet. Het is van belang dat er een meldpunt is waar internetgebruikers discriminerende uitingen die zij op het internet tegenkomen kunnen melden.

Het internet is een medium dat sterk in ontwikkeling is en aan terrein wint, zeker onder jongeren. Vanwege de anonimiteit en de geringe controle(mogelijkheden), kan het internet een vluchtplek zijn waar discriminerende uitingen (en andere strafbare activiteiten) kunnen worden gedaan die in de «offline wereld» sneller zouden opvallen. De daadwerkelijke omvang van discriminatie op het internet is lastig te bepalen. Het MDI, dat volledig wordt gefinancierd door de ministeries van Justitie en VROM, ontvangt jaarlijks gemiddeld 1200 discriminatiemeldingen van discriminerende uitingen op het internet. Ongeveer 20% hiervan heeft betrekking op antisemitische uitingen en deze vormen daarmee de grootste categorie.

Net zoals in voorgaande jaren heeft de Nederlandse overheid het MDI in 2010 subsidie verleend. Het MDI heeft als belangrijkste taak het behandelen van meldingen over discriminatie-uitingen op het internet door websites te verzoeken de gemelde strafbare uitingen op hun site te verwijderen. In de (uitzonderlijke) gevallen dat verwijdering wordt geweigerd, doet het MDI aangifte bij het OM.

Internetgebruikers kunnen een melding maken bij het MDI of aangifte doen bij de politie wanneer zij discriminerende uitingen op het internet tegenkomen. Nederlandse websites en providers (en diens moderatoren) doen doorgaans ook aan zelfregulering om te voorkomen dat ze strafbare informatie (zoals discriminatie) hosten, bijvoorbeeld door het opstellen van huisregels. Een handreiking voor moderatoren over moderatiebeleid t.a.v. strafbare, discriminerende uitingen op het internet kan helpen het beheer van hun websites te verbeteren.

  • Het Ministerie van VROM bereidt samen met het Ministerie van Justitie een handleiding voor om beheerders en moderatoren van websites te helpen hun website zelf «schoon» te houden van strafbare uitingen (discriminatie en haatzaaien).

Voor websites die worden gesubsidieerd door de rijksoverheid, bestaat een extra verantwoordelijkheid als sprake is van strafbare uitingen op hun site.

  • De mogelijkheid zal worden bekeken in hoeverre een eenduidige kabinetslijn te vormen is omtrent afspraken (zoals subsidievoorwaarden) met websites die door de rijksoverheid zijn (mede)gesubsidieerd om inspanningen te verrichten om strafbare discriminerende uitingen zo snel als mogelijk te verwijderen4.

2c. Registratie en inzicht

Naast de melding of aangifte van discriminatie is voor een goed inzicht in de problematiek van discriminatie een eenduidige registratie van belang, ook voor de monitoring. Het gaat hierbij niet alleen om de afzonderlijke registraties van bijvoorbeeld het OM, de politie en de ADV’s, maar ook om een goede afstemming tussen deze organisaties over de wijze van registreren en uitwisselen van gegevens over discriminatie. Hieronder wordt ingegaan op de verschillende maatregelen om de registratie van discriminatie te verbeteren, evenals op de motie Voordewind over de registratie van antisemitisme door politie en justitie.

Verbetering en afstemming van registraties

Sinds 2008 beschikt de politie over het uniforme regionale zaaksoverzicht waarin elke politieregio de discriminatie-incidenten kan registreren. Vanuit het nieuwe landelijke politieregistratiesysteem BVH worden de gegevens in het zaaksoverzicht geplaatst, met daarin onderscheid naar onder andere de verschillende discriminatiegronden, zoals antisemitisme en homoseksuele gerichtheid. Het gaat hierbij om zowel discriminatie als zelfstandig feit (de zogenaamde zuivere discriminatie) als om commune delicten (zoals mishandeling of vernieling) met discriminatie als motief. De politie kan in het nieuwe politieregistratiesysteem de code discriminatie toevoegen aan commune delicten met een discriminatoir motief. Voor het ontsluiten van discriminatie-incidenten uit het politieregistratiesysteem is een landelijke query (zoekopdracht met trefwoorden) ontwikkeld. De regionale zaaksoverzichten worden regelmatig conform de aanwijzing Discriminatie van het College van procureurs-generaal besproken in het RDO. Zie hiervoor paragraaf 2b. Jaarlijks maakt de politie op basis van de regionale zaaksoverzichten een landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie, genaamd Poldis. Hierin is aandacht voor de verschillende discriminatiegronden zoals homoseksuele gerichtheid en antisemitisme.

Poldis 2009 laat zien dat nog de nodige verbeterstappen gezet dienen te worden om de dataverzameling en registratie van discriminatie, waaronder antisemitisme transparant en eenduidig op orde te krijgen. De politie zet daarom in op versnelde afronding van een eerder gestart project ter verbetering van de politieregistratie van discriminatie. Het doel van dit project is te komen tot heldere onderzoeksvragen, registratie op basis van aan de wet getoetste discriminatiegronden en een meer uniforme en landelijk ondersteunde wijze van registratie in de regiokorpsen. Daarbij zal worden nagegaan welk deel van de registratie verder geautomatiseerd zou kunnen worden om zo het werk van de regiokorpsen te verlichten.

  • Ik vraag de Raad van Korpschefs om mij voor het einde van het jaar te rapporteren over de afronding van het project ter verbetering van de politieregistratie van discriminatie.

Het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD-OM) van het OM rapporteert jaarlijks over discriminatiezaken en maakt hierin onderscheid naar de verschillende discriminatiegronden. De laatste rapportage van het LECD-OM is over 2008, de rapportage over het jaar 2009 volgt dit najaar.

Het OM kan met het nieuwe registratiesysteem (GPS) ook commune delicten met een discriminatoir aspect registreren (bijvoorbeeld een mishandeling gepleegd met een discriminatoir motief).

  • Het OM zal over het jaar 2012 landelijke cijfers beschikbaar hebben die inzicht geven in het aantal zuivere discriminatiezaken en het aantal commune delicten met een discriminatoir aspect.

De landelijke werkgroep Gezamenlijke Aanpak Discriminatie (GAD)5 heeft geconcludeerd dat uniformering van de registraties van het OM, politie, ADV’s, MDI en Cgb een belangrijke vervolgstap is, evenals het in afstemming met elkaar uitbrengen van de verschillende jaarverslagen en cijfers over discriminatie. Hiertoe is dit voorjaar een traject van expertmeetings gestart met als doel het zicht op de discriminatieproblematiek te verbeteren.

  • Begin 2011 zal de werkgroep GAD met de uitkomsten komen van de expertmeetings over uniformering van discriminatieregistraties en het afstemmen van jaarcijfers.

Monitoring

Om zicht te kunnen houden op ontwikkelingen van discriminatie in Nederland, en om gericht beleid te kunnen ontwikkelen en uit te voeren, monitort de rijksoverheid de situatie van discriminatie in Nederland. In opdracht van de rijksoverheid worden in Nederland periodiek een beperkt aantal discriminatiemonitoren uitgevoerd op verschillende gronden (bijvoorbeeld ras) en terreinen (bijvoorbeeld de arbeidsmarkt). Adequate registratie van discriminatie-incidenten is een voorwaarde voor een inhoudelijk goede monitor. Omdat gegevens uit klachten, meldingen en aangiften alleen niet alles zeggen over de daadwerkelijke of beleefde discriminatie en over de oorzaken voor toe- en afname, bestaat een monitor meestal ook uit ervaringsonderzoek en literatuuronderzoek. Het doel hiervan is om een vollediger beeld te krijgen van de aard en omvang van discriminatie, aangezien niet van alle discriminatie-ervaringen, zoals haatzaaien en geweld met een homofoob of antisemitisch karakter, een melding of aangifte wordt gedaan.

Voor de discriminatiegrond ras laat de minister voor WWI op regelmatige basis de Monitor Rassendiscriminatie uitvoeren. Antisemitisme komt in de Monitor Rassendiscriminatie uitgebreid aan bod. Op 1 juli 2010 is de Monitor Rassendiscriminatie 2009 en de discriminatiemonitor niet-westerse migranten, vergezeld van een kabinetsreactie, verzonden aan uw Kamer (Kamerstukken II 2009–2010, 30 950, nr. 18). Naast de monitors die in opdracht van de rijksoverheid worden opgesteld, zal de Anne Frank Stichting, met subsidie van het ministerie van VWS, in 2011, in samenwerking met de Universiteit Leiden, in de periodieke Monitor Racisme & Extremisme rapporteren over onderzoek naar hedendaagse racistische en extremistische uitingen. In dit rapport zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan antisemitisme.

De rijksoverheid zal de ontwikkelingen van discriminatie in Nederland blijven monitoren.

  • Het periodiek onderzoeken van ervaringen van discriminatie, zal beter inzicht geven in de problematiek van discriminatie. Ik ben dan ook als minister van BZK voornemens om een periodiek ervaringsonderzoek te laten uitvoeren naar veel voorkomende discriminatie (voor zover dat nog niet plaatsvindt). Hierbij zal ook aandacht zijn voor antisemitisme.

2d. Opsporing en vervolging

Er worden verschillende methoden ingezet voor het opsporen en vervolgen van specifieke vormen van discriminatie (zoals homofoob geweld en antisemitisme).

Opsporing

De keuze voor de inzet van gerichte opsporingsmiddelen wordt op lokaal niveau gemaakt, op basis van de lokale kennis. De RDO’s spelen hierin een belangrijke rol (zie onder 2a). De inzet van alternatieve opsporingsmethoden is ook een lokale aangelegenheid, mits deze vallen binnen de wettelijke mogelijkheden. Zoals ook al aangegeven tijdens het spoeddebat op 24 juni jl. over antisemitisme ligt de inzet van lokagenten, hoewel daarvoor een wettelijke basis bestaat, niet voor de hand vanuit overwegingen van proportionaliteit (alleen bij ernstige delicten) en subsidiariteit (als andere opsporingsmiddelen niet tot het gewenste resultaat leiden), maar ook deze afweging dient lokaal te worden gemaakt.

Vervolging

Het vervolgingsbeleid ten aanzien van discriminatiezaken is neergelegd in de aanwijzing Discriminatie van het College van procureurs-generaal. Deze aanwijzing bepaalt dat de politie een aangifte van discriminatie altijd moet opnemen, zonder beoordeling of daadwerkelijk sprake is van discriminatie. Deze beoordeling is bewust bij het OM neergelegd.

In geval van discriminatie wordt door het OM indien de zaak bewijsbaar is en de verdachte strafbaar is altijd vervolging ingesteld. Bij de vervolging van commune delicten waarbij ook sprake is van discriminatie, zoals geweldsdelicten gepleegd met een discriminatoir motief, wordt door het OM het discriminatoir aspect als strafverzwarende omstandigheid in de strafeis betrokken. Wanneer sprake is van een discriminatoir aspect geldt sinds 1 september 2009 een strafverzwarende factor van 50%. Dit was voorheen 25%.

Ook discriminerend taalgebruik en/of gebaren (anders dan bedoeld in art. 137e WvSr.), worden in het maatschappelijk verkeer als zeer storend ervaren. Dergelijke uitingen dienen bij commune delicten dan ook als strafverzwarend te worden beoordeeld.

Bij het bepalen van de strafeis kan het OM in overweging nemen aan een taakstraf een educatief element toe te voegen, zoals een bezoek aan het Anne Frank Huis. De inschatting wanneer welke vormen het meest effectief zijn om in te zetten, wordt lokaal door het OM en haar ketenpartners gemaakt.

Nogmaals wordt benadrukt dat om te komen tot een adequate opsporing en vervolging van discriminatie, het belangrijk is dat burgers aangifte doen van discriminatie en melding maken van mogelijke discriminatoire aspecten bij aangifte van een commuun delict.

2e. Onderwijs en voorlichting Tweede Wereldoorlog

Ook in het onderwijs is aandacht voor het bestrijden van discriminatie, waaronder homofoob geweld en antisemitisme. Zo hecht de overheid bijvoorbeeld belang aan de educatie van jonge mensen over de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, mensenrechten, discriminatie en een veilige discriminatievrije leeromgeving.6 De overheid draagt ook bij aan het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Voorlichting over deze periode is belangrijk omdat de betekenis en gevolgen van onder andere uitsluiting en discriminatie nog steeds actueel zijn.

Onderwijs

In het onderwijs komen thema’s als antisemitisme en seksuele diversiteit aan de orde in een breder kader, waarin jongeren leren en ervaren dat welke godsdienst of levensovertuiging mensen ook aanhangen, welke politieke gezindheid ze ook zijn toegedaan en welk ras, geslacht, seksuele gerichtheid of ander persoonskenmerk ze ook hebben, ze gelijkwaardig zijn en in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Zo is er in het onderwijsprogramma – via de kerndoelen, eindtermen en/of kerntaken – verplichte aandacht voor onderwerpen als de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, mensenrechten en/of kennis van en respect voor verschillende opvattingen en levenswijzen. Dit kan op verschillende manieren in het onderwijsprogramma aan de orde komen, bijvoorbeeld bij vakken als geschiedenis of maatschappijleer, of in het kader van de wettelijk verankerde verplichting van scholen om actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen (burgerschapsvorming). Het aanbod van lesmateriaal over dit thema is groot.

Met ingang van 1 augustus 2010 is de canon van Nederland opgenomen in de kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De 50 vensters van de canon van de Nederlandse geschiedenis zijn de bron waaruit leraren kunnen putten om de 10 tijdvakken uit de kerndoelen te illustreren. Eén van de vensters is: Anne Frank (1929–1945), Jodenvervolging.

Naast aandacht voor het thema in het curriculum, is antisemitisme in het bijzonder en discriminatie in het algemeen onderdeel van het (sociale) veiligheidsbeleid op scholen. Om scholen erbij te ondersteunen om een voor alle leerlingen veilig schoolklimaat te realiseren, wordt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Centrum School en Veiligheid (CSV) gefaciliteerd (www.schoolenveiligheid.nl). Dit centrum concentreert zich op sociale schoolveiligheid en richt zich daarbij onder meer op thema’s als discriminatie, racisme, (homo)seksuele intimidatie, extremisme, geweld en omgangsvormen op school.

Het CSV besteedt specifiek aandacht aan antisemitisme en Holocaustontkenning. Er worden lesmateriaal, publicaties, tips en good practices over dit thema aangeboden waaronder het lespakket «Antisemitisme; Oude en nieuwe vooroordelen» van de Anne Frank Stichting. Ook heeft het CSV zelf een tweetal informatiebladen opgesteld waarin discriminatie en antisemitisme aan de orde komen: «4 en 5 mei in multi-etnische klassen». Er zijn aparte informatiebladen voor het primair en voortgezet onderwijs met praktische (les)materialen, projecten en activiteiten over herdenken op 4 en 5 mei en de Tweede Wereldoorlog. Scholen zijn vrij in de keuze van materialen en in de wijze waarop thema’s binnen de school worden vormgegeven.

Het ministerie van OCW laat tweejaarlijks respectievelijk eens in de vier jaar de monitoren sociale veiligheid in het voortgezet (speciaal) onderwijs en het primair onderwijs uitvoeren. Daarnaast laat de MBO-Raad tweejaarlijks een sociale veiligheidsmonitor uitvoeren in het middelbaar beroepsonderwijs. Deze monitoren brengen de veiligheidssituatie op Nederlandse scholen in kaart en geven inzicht in het veiligheidsbeleid en de effectiviteit daarvan.

  • Het ministerie van OCW is voornemens om met ingang van het schooljaar 2011–2012 de registratie van alle agressie- en geweldsincidenten waaronder discriminatie (op grond van onder meer ras, geslacht en homodiscriminatie) voor alle scholen (primair, speciaal, voortgezet en beroepsonderwijs) verplicht te stellen. Naar verwachting kan het wetsvoorstel dit najaar aan uw Kamer worden aangeboden.

Herinnering Tweede Wereldoorlog

Het ministerie van VWS voert op het specifieke terrein van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog het beleid. Uitgangspunt hierin is dat nieuwe generaties, van nu en later, betekenis moeten kunnen geven aan alle facetten van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. De betekenis van het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog ligt vooral in de relatie tot vraagstukken rond fundamentele grondrechten, democratie, rechtstaat en vrijheid. De voorlichting over de Tweede Wereldoorlog vormt zo een mogelijkheid om mensen aan het denken te zetten over de mogelijke impact en gevolgen van uitsluiting en discriminatie.

Het ministerie van VWS zorgt voor een adequate infrastructuur door instellingssubsidies aan de vier nationale herinneringscentra (Kamp Vught, Kamp Westerbork, Kamp Amersfoort en het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek), het Nationaal Comité 4 en 5 mei, Stichting Herdenking 15 augustus 1945 en aan het NIOD (Erfgoedpunt WO II). Tevens wordt structureel subsidie verleend aan het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies en de Anne Frank Stichting.

Een aantal uitvoeringstaken draagt VWS in 2011 over aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei (Kamerstukken II 2008–2009, 20 454, nr. 93), waaronder het – in mandaat – verlenen van projectsubsidies op het terrein van educatie over de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Via de webgids www.tweedewereldoorlog.nl, die het Comité in opdracht van VWS maakte om gebruikers toe te leiden naar betrouwbare informatie op internet, is ondermeer een veelheid aan educatief materiaal van verschillende makers te vinden voor leerlingen en docenten.

Ook in internationaal samenwerkingsverband wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van discriminatie. Nederland is sinds 2000 lid van de intergouvernementele organisatie Task Force for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance, and Research (ITF). De ITF is in 10 jaar uitgegroeid van een informeel platform tot een organisatie met 27 aangesloten landen, waaronder de Verenigde Staten, Canada, Argentinië, Israel en vele Europese landen. Namens het kabinet nemen de departementen van Buitenlandse Zaken en van VWS hieraan deel. Alle lidstaten conformeren zich aan de zogenoemde Stockholm-declaratie, waarin is opgenomen dat zij zich zullen inspannen om de geschiedenis van de Holocaust door te vertellen aan nieuwe generaties en zich zullen inspannen om antisemitisme te voorkomen. Nederland is vanwege de goede naam die het heeft opgebouwd gevraagd in 2011 het voorzitterschap op zich te nemen.

  • Nederland zal in 2011 het voorzitterschap van de ITF op zich nemen.

3. Slot

De bestrijding van discriminatie is een strijd die elke dag moet worden gestreden. Hierbij is de inspanning van alle betrokken partijen nodig. Ik wil mij in ieder geval sterk maken voor een betrouwbare en rechtvaardige overheid, die optreedt als afgesproken grenzen worden overschreden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin