Gepubliceerd: 24 juni 2010
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-I-26.html
ID: 32123-I-26

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2010

Inleiding

Op 22 oktober 2009 hebben twee personen, medewerkers van het programma «Undercover in Nederland», zich toegang weten te verschaffen tot het complex van het Paleis Noordeinde. Dit veiligheidsincident was onderwerp van een televisie uitzending van het voornoemde programma op 15 november 2009. Naar aanleiding van de ongewenste betreding zijn de beveiligingsmaatregelen ten aanzien van de toegang tot de Koninklijke woon- en werkverblijven aangescherpt.

Tevens zijn er, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 2 december 20091, twee onderzoeken gestart.

Het eerste onderzoek is een strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht van het incident en het mogelijk schenden van de geheimhoudingsplicht door (beveiligings)personeel van Paleis Noordeinde of door personeel van bedrijven die diensten leveren aan Paleis Noordeinde. Dit onderzoek is onder leiding van het Openbaar Ministerie uitgevoerd door de Rijksrecherche.

Het tweede onderzoek is een onderzoek naar de toegangscontroles, werkwijzen en uitvoering van de procedures bij de Koninklijke woon- werkverblijven. Dit onderzoek is onder leiding van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) uitgevoerd door de Departementale Auditdienst (DAD) van het ministerie van Justitie.

Zoals toegezegd aan de vaste commissie van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van uw Kamer tijdens het algemeen overleg over Koninginnedag 2009 op 3 december 2009 (Kamerstuk 32 054, nr. 2), informeer ik, mede namens de minister van Defensie, uw Kamer hierbij over de uitkomsten van deze onderzoeken.

Strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht

De Rijksrecherche heeft gedurende het strafrechtelijk onderzoek naar het incident op 22 oktober 2009 met verschillende functionarissen gesproken. Daarnaast is een uitgebreid telecommunicatie onderzoek uitgevoerd en zijn de toegangsprocedures inzichtelijk gemaakt. De betrokken medewerkers van het programma «Undercover Nederland» zijn gehoord.

Feitencomplex

Uit het onderzoek van de Rijksrecherche komt het volgende feitencomplex naar voren. Voorafgaand aan het bezoek door twee medewerkers van het televisieprogramma aan Paleis Noordeinde op 22 oktober 2009 is door een van de medewerkers aan het televisieprogramma een telefoongesprek gevoerd met de meldkamer van de Koninklijke Marechaussee op het complex van Paleis Noordeinde. De beller noemde zich tijdens dit telefoongesprek «portier Jongsma» en meldde aan de Koninklijke Marechaussee de komst van twee personen van de firma «Broekman en Janssen», die voor een onderhoudsinspectie naar het complex zouden komen. Onderzoek heeft bevestigd dat het telefoongesprek waarin het bezoek werd aangekondigd, met een mobiele telefoon is gevoerd naar een van de externe telefoonverbindingen in het wachtverblijf van de Koninklijke Marechaussee op Paleis Noordeinde.

Ongeveer vijftien minuten na het betreffende gesprek hebben de beide bezoekers zich bij het complex gemeld bij de toegangscontrole van de Koninklijke Marechaussee nabij de Prinsessewal. Door de medewerkers van de Koninklijke Marechaussee is het Bezoekers Registratie Systeem (BRS) geraadpleegd. De beide bezoekers kwamen niet voor in het systeem. De medewerker van de Koninklijke Marechaussee heeft vervolgens de meldkamer op het complex gebeld om na te vragen of deze bezoekers verwacht werden. Een van de medewerkers van de Koninklijke Marechaussee in de meldkamer heeft bevestigd dat de bezoekers bij hem waren aangemeld. Daarop hebben de twee bezoekers toegang verkregen tot het complex. Van beide bezoekers werden geen gegevens vastgelegd.

De bezoekers hebben vervolgens hun voertuig geparkeerd nabij een van de vleugels van het paleis. Beide bezoekers zijn over het terrein gelopen in de richting van de Koninklijke Stallen. In het Stallencomplex zijn de bezoekers aangesproken door een medewerker van de Rijksgebouwendienst omdat hij de bezoekers niet herkende en twijfelde aan de aard van hun werkzaamheden. De medewerker van de Rijksgebouwendienst ging er in het gesprek vanuit dat de bezoekers per ongeluk op het verkeerde complex waren terechtgekomen. Hij verwees hen voor nadere informatie naar de dienstdoende portier van de Dienst Koninklijk Huis in het Paleis. Hierna zijn de bezoekers teruggelopen in de richting van het Paleis en hebben zij het terrein verlaten met de auto waarin ze het complex zijn opgereden. In totaal zijn de bezoekers ongeveer 20 minuten op het terrein geweest. Op het moment van de ongewenste betreding was Hare Majesteit de Koningin niet in Paleis Noordeinde aanwezig.

Toen bleek dat de bezoekers zich niet hadden gemeld bij de portier van het Paleis, is de Koninklijke Marechaussee gewaarschuwd. De Koninklijke Marechaussee heeft daarop een onderzoek ingesteld maar heeft de bezoekers niet meer op het complex aangetroffen. Op 10 november 2009 is het strafrechtelijk onderzoek gestart naar de ongewenste betreding. De bevindingen uit dit onderzoek zijn op 20 november 2009 overgedragen aan de Rijksrecherche.

Bevindingen en aanbevelingen strafrechtelijk onderzoek

Het onderzoek van de Rijksrecherche heeft geen bewijs opgeleverd voor de verdenking dat er bij de voorbereiding contact is geweest tussen de betreffende medewerkers van het programma «Undercover Nederland» en (beveiligings)personeel op het complex of van andere bedrijven werkzaam op het complex. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat er schending van de geheimhoudingsplicht heeft plaatsgevonden. Er zal geen vervolging worden ingesteld.

De Rijksrecherche concludeert dat voor wat betreft de wijze waarop de betreffende bezoekers zijn aangemeld en vervolgens toegang tot het complex hebben gekregen niet conform de geldende toegangsregelingen (consignes) is gehandeld. De bezoekers waren niet geregistreerd in het bezoekersregistratiesysteem en de signalen waaruit kon worden geconcludeerd dat hier sprake was van een ongebruikelijke melding zijn niet voldoende onderkend. De late en telefonische aanmelding is niet geverifieerd.

In het verlengde van haar opsporingstaak adviseert de Rijksrecherche over mogelijke maatregelen om de kans op het plaatsvinden van soortgelijke incidenten in de toekomst te verminderen. In haar rapport doet de Rijksrecherche een aantal aanbevelingen gericht op de toegangsprocedure en de feitelijke uitvoering hiervan. De Rijksrecherche beveelt aan de consignes (toegangsregelingen) met betrekking tot de toegangsprocedure te herschrijven en het (beveiligings)personeel beter te instrueren over de uitvoering hiervan. Ook beveelt de Rijksrecherche aan de feitelijke uitvoering van de toegangsprocedures regelmatig te toetsen. Daarnaast doet de Rijksrecherche enkele aanbevelingen gericht op technische beveiligingsmaatregelen.

Onderzoek naar de toegangprocedures

Onder leiding van de NCTb heeft de DAD een onderzoek uitgevoerd naar de geldende procedures voor toegang tot de terreinen en woon- en werkverblijven van het Koninklijk Huis. Aan de onderzoekers is gevraagd een advies uit brengen over de vraag in hoeverre de bestaande beveiligingsprocedures, die gelden voor het verlenen van toegang van personen en voertuigen tot de woon- en werkverblijven van de leden van het Koninklijk Huis, mede in het licht van het voorgevallen incident, voldoen. Ook is gevraagd eventueel risico’s te benoemen en aanbevelingen te doen ter verbetering van de betreffende procedures en van de naleving daarvan.

De DAD heeft onderzoek gedaan bij zes Koninklijke woon- en werkverblijven waaronder Paleis Noordeinde. Per object zijn de consignes voor de toegangsverlening geanalyseerd. Daarnaast is op elk object gesproken met de partijen die betrokken zijn bij de toegangsverlening tot het object. Dit zijn de Koninklijke Marechaussee, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) en de portiers van de Dienst Koninklijk Huis (DKH). De beveiliging van personen viel buiten de scope van het onderzoek, alsmede het zich op gewelddadige wijze verschaffen van toegang tot de betreffende terreinen of locaties.

Bevindingen en aanbevelingen onderzoek DAD

De DAD concludeert dat de procedures voor toegangsverlening tot de woon- en werkverblijven van het Koninklijk Huis niet sluitend zijn. De mogelijkheid om bezoekers telefonisch aan te melden maakt de procedures kwetsbaar voor misbruik, zoals door het incident op Noordeinde is aangetoond. De DAD stelt vast dat de procedures de ruimte lieten om het incident op 22 oktober 2009 te laten gebeuren. Volgens de toegangsregelingen geldt dat bij «minst geringe twijfel» over het ontvangen telefonisch bericht de Koninklijke Marechaussee contact dient op te nemen met de portier om de aanmelding te verifiëren. De DAD stelt vast de term «minst geringe twijfel» subjectief is, en is van mening dat daardoor niet in alle gevallen waarin dat nodig is, dit leidt tot verificatie door terugbellen. De conclusies van de Rijksrecherche en de DAD zijn echter eensluidend. Ook de DAD beveelt aan om telefonische aanmelding van bezoekers niet meer te accepteren en de procedures en de toegangsregelingen te herschrijven.

Daarnaast concludeert de DAD ten aanzien van de procedures dat deze per object sterk verschillen en persoonsgebonden zijn uitgewerkt. Daardoor zijn er teveel categorieën personen die ieder op een eigen manier toegang kunnen krijgen tot de objecten, waardoor de integrale en uniforme toepassing van de regels wordt bemoeilijkt. De onderzoekers bevelen aan het aantal categorieën van personen dat toegang heeft tot de objecten te reduceren. Alle ketenpartners zullen in hun werkprocessen met deze categorieën moeten gaan werken. Daarbij gaat het om de Koninklijke Marechaussee, de Dienst Koninklijk Huis, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging en de Rijksgebouwendienst.

De DAD wijst in de onderzoeksrapportage verder op het belang van structurele samenwerking tussen de ketenpartners ten aanzien van de beveiliging van de objecten. De indruk van de onderzoekers is dat de partijen vooral op ad hoc basis samenwerken en elkaar wel in geval van incidenten weten te vinden, maar dat samenwerking niet structureel op basis van een gedeelde visie en doelstelling tot stand komt.

Naast bovengenoemde bevindingen en aanbevelingen heeft de DAD ook per locatie specifieke technische beveiligingsmaatregelen geadviseerd.

Reactie op de ongewenste betreding en de onderzoeken

Direct na de uitzending op 15 november 2009 zijn door de Koninklijke Marechaussee maatregelen getroffen om de gebleken kwetsbaarheden te ondervangen door onder andere de toegangsprocedures aan te scherpen. De bevindingen en aanbevelingen uit de onderzoeken zijn in samenhang beschouwd met het dreigingsbeeld en de persoonsbeveiligingsmaatregelen van het Koninklijk Huis om deze in het integrale beveiligingsconcept te passen. De bevindingen en aanbevelingen sluiten hierbij goed aan en hebben geleid tot korte termijnmaatregelen en lange termijnmaatregelen.

Korte termijnmaatregelen

De toegangsregelingen en de procedures zijn door de Koninklijke Marechaussee in nauwe samenwerking met alle ketenpartners herschreven. Uitgangspunt hierbij is een zo groot mogelijke eenduidigheid van de procedures en het beperken van de ruimte voor een persoonlijke interpretatie van de toegangsregelingen. Voorts zijn de instructies voor het personeel aangescherpt en is de naleving van de procedures verbeterd.

De technische beveiligingsmaatregelen die zijn geadviseerd, zijn voor zover mogelijk, inmiddels gerealiseerd. De meer omvangrijke technische beveiligingsmaatregelen die getroffen dienen te worden, worden momenteel uitgewerkt en zullen zo spoedig mogelijk worden gerealiseerd. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik niet concreet ingaan op welke beveiligingsmaatregelen dat betreft.

Lange termijnmaatregelen

Het toezicht op de naleving van de toegangsprocedures wordt geïntensiveerd door deze regelmatig te toetsen. Daarnaast wordt een aantal van de technische beveiligingsmaatregelen meegenomen in het meerjarige onderhouds- en renovatieplan van de beveiligingsmaatregelen van alle Koninklijke woon- en werkverblijven.

Ook heb ik de NCTb verzocht om de samenwerking tussen de betrokken ketenpartners te bevorderen. Door de gedeelde verantwoordelijkheid is hun onderlinge samenwerking essentieel. Onder leiding van de NCTb wordt een integrale visie en doelstelling opgesteld ten aanzien van de beveiliging én duidelijkheid over de rollen, taken en verantwoordelijkheden voor alle betrokken ketenpartners. Binnen deze visie kunnen alle relevante belangen, waaronder veiligheid, maar ook gastvrijheid, in samenhang worden afgewogen.

Tot slot

Het is mogelijk gebleken om ongeautoriseerd toegang te krijgen tot een van de Koninklijke woon- en werkverblijven. Hoewel het onmogelijk is om alle veiligheidsrisico’s uit te sluiten had dit niet mogen gebeuren. Het functioneren van de leden van het Koninklijk Huis en het passend gebruik van objecten dienen zoveel als mogelijk van risico’s en verstoringen te worden gevrijwaard. In dit licht worden bovengenoemde aanbevelingen, voor zover nog niet gebeurd, dan ook gerealiseerd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin