Kamerstuk 31924-XIV-5

Lijst van vragen en antwoorden over het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

Dossier: Slotwet en jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

Gepubliceerd: 11 juni 2009
Indiener(s): Joop Atsma (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-XIV-5.html
ID: 31924-XIV-5

31 924 XIV
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2009

De commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft de navolgende vragen over het Jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008 (XIV) (31 924 XIV, nr. 3) aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2009.

De vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Dortmans

Inleiding

Bijgaand ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaarverslag van LNV (Kamerstuknummer 31 924 XIV, nr. 3) voor het jaar 2008.

Naar aanleiding van de toezegging van de premier tijdens het verantwoordingsdebat op 28 mei jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 89), heb ik het antwoord op de vraag inzake de totale uitgaven 2008 voor de verbetering van het dierenwelzijn bijgevoegd (vraag 38).

Vragen en antwoorden

1

Wat is de stand van zaken van de vier «voorbeeldgebieden» waarin geëxperimenteerd wordt met innovatieve financieringsvormen voor landschappelijke ontwikkelingen?

Ruim een jaar geleden wees ik vier gebieden aan als Voorbeeldgebied Investeren in Landschap: Amstelland, Het Groene Woud, Ooijpolder en Binnenveld.

Het eerste jaar stond in het teken van verdere uitwerking van plannen en opbouw van de projectorganisatie. Dit is door mij ondersteund door:

– inzet van DLG en o.a. onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van een grondbank;

– onderzoek door het LEI en NIPO naar de betrokkenheid van burgers en bedrijven bij de vier gebieden;

– onderzoek van Alterra naar inzet van bio-energie in de Ooijpolder;

– start van een Community of Practice om ervaringen en kennis uit te wisselen;

– op 13 mei 2009 een Kennisdag voor alle 36 initiatiefnemers voor voorbeeldgebieden.

Binnen deze gebieden is gewerkt aan de nieuwe constructies. Als voorbeelden mogen gelden:

– Het Groene Woud: verdere implementatie van de Streekrekening en uitbouw daarvan naar de andere gebieden;

– Binnenveld: uitwerking gebiedsaanpak en aanzet voor biobased economie en uitzichtgarantie;

– Amstelland: verkenning van een grondbank, uitbouw van particuliere ondersteuning, betrekken van ondernemers (Ondernemerslunch), de Amstellanddag;

– Ooipolder: onderzoek naar CO2-compensatie door lokale bedrijven, uitbouw van de landschapsveiling.

Inmiddels heb ik bijna twee miljoen euro beschikbaar gesteld om in de periode 2009–2011 het proces te ondersteunen. Naast LNV hebben ook VROM (3.8 miljoen euro om in elk voorbeeldgebied een proefgebied te starten voor de daadwerkelijke verbetering van het landschap in de komende 5 jaar) en de Postcodeloterij (heeft 1,6 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de VNC voor de inrichting van de Ooijpolder) budget beschikbaar gesteld.

• Om de effecten te kunnen meten wordt dit jaar de monitoring opgezet. De gebieden rapporteren jaarlijks in het najaar over de voortgang.

• Voor de toekenning van de budgetten zijn nadere afspraken gemaakt met de gebieden over de prestaties in de komende jaren.

2

Op welke wijze wordt de vermindering van regeldruk in algemene zin gemonitord? En op welke wijze zien we dat terug in het te realiseren streefwaarde/realisatie 2008?

In interdepartementaal verband is een monitorsystematiek overeengekomen aan de hand waarvan de coördinerende departementen meermaals per jaar de (tussen-) resultaten melden aan uw Kamer. De verantwoording van LNV past in deze systematiek. Zie ook antwoord 24.

3

Welk aandeel heeft het ministerie van LNV geleverd in het project Schoon en Zuinig? Kunt u dit in een overzicht aan de Kamer doen toekomen?

De kabinetsambitie voor de land- en tuinbouwsector is een reductie van de CO2-uitstoot tot een niveau van 5 à 6 megaton in 2020, een verlaging van de uitstoot met 1 à 2 megaton CO2 per jaar ten opzichte van ongewijzigd beleid. Het betreft hier alleen de CO2-emissie in de sector; de sector draagt daarnaast ook bij aan de reductie van overige broeikasgassen.

De kabinetsambitie voor overige broeikasgassen in Schoon en Zuinig is een verlaging van de uitstoot tot 25 à 27 megaton CO2-equivalenten per jaar in 2020, een reductie van 8 tot 10 megaton ten opzichte van ongewijzigd beleid. De doelstelling is in de kabinetsnota Schoon en Zuinig niet verder verdeeld over sectoren.

Het werkprogramma Schoon en Zuinig onderkent vier Agro-hoofdgroepen:

1. Agrarisch verwerkende industrie (met name meerjarenafspraken en innovatie)

2. Glastuinbouwsector (energiebesparing en CO2-emissiereductie door zo duurzaam mogelijk invullen van de resterende warmte en elektriciteitsvraag)

3. Overige landbouwsectoren (overige primaire sectoren, etc.) (energiebesparing, toepassen duurzame energieopties, co-vergisting en biomassaproductie voor energietoepassing binnen als buiten de landbouwsector)

4. Landbouwgerelateerde «overige broeikasgassen, methaan en lachgasemissies» (reductie emissies door co-vergisting, emissiearm veevoeder, huisvesting, ontwikkeling veestapel, precisielandbouw/bemestingvij dit laatste gaat het om vooral onderzoek en ontwikkeling)

Het ministerie van LNV zet tevens in op energieproductie uit biomassa uit de landbouwsectoren met een ambitie van 200 petajoule in 2020. Daarnaast zal de landbouwsector een bijdrage leveren aan de vergroting van het aandeel windenergie op land.

In onderstaande tabel staan de hoofdafspraken die samen met de betreffende agrosectoren verder uitgewerkt zijn in het convenant Schone & Zuinige Agrosectoren (afgesloten op 10 juni 2008).

Tabel 1 Overzicht aandeel Land- en tuinbouw in Schoon en Zuinig

CO2-emissiereductie Doel: 3,5 megaton reductie in 2020 t.o.v. 1990
 Ambitie: 4,5 megaton reductie in 2020 t.o.v. 1990
 (CO2-emmissie landbouw in 1990: 9 megaton, doel voor 2020: 5 tot 6 megaton)
  
Reductie overige broeikasgassen Doel: 4 tot 6 megaton reductie in CO2-equivalenten t.o.v. 1990
 (Totale emissie van alle sectore in 1990: 54 megaton CO2-equivalenten)
  
Duurzame energie uit biomassa Ambitie van 200 petajoule in 2020
  
Duurzame energie uit wind Doel: circa 12 petajoule in 2020 (verdubbeling)
  
Energiebesparing Ambitie van gemiddeld 2% per jaar in de periode 2011 tot 2020

Subdoelen

Een bijdrage aan de verduurzaming van de gehele agrosector en daarbij een voorbeeld zijn voor andere sectoren

Bijdragen aan de profilering van de agrosector als producent van duurzame energie

Agrosector als leverancier van groene grondstoffen voor non-foodtoepassingen zoals biobrandstoffen, chemie, materialen, elektriciteit en warmte

4

Welke bijdrage leveren landbouw en natuur aan de EU- en nationale beleidsdoelen op het gebied van mitigatie en adaptatie?

De landbouw levert een bijdrage aan de mitigatiedoelen via het ontwikkelen van andere energiebronnen zoals windenergie, bio-fuels en mestvergisting. Bij de bijdrage van landbouw aan adaptatiedoelen gaat het om een langdurig aanpassingsproces aan veranderende klimaatomstandigheden, waardoor bijvoorbeeld andere gewassen geteeld worden en waarbij gebieden meer of minder geschikt worden voor landbouw in samenhang met bijvoorbeeld de gewijzigde waterhuishouding en voortschrijdende verzilting. Verder zullen landbouwgebieden een rol gaan spelen als opvanggebied voor water; in veengebieden heeft dit tevens een mitigatie-effect.

De Nederlandse bossen en natuur nemen netto ongeveer 1,9 Tg CO2 op per jaar, maar deze bijdrage telt niet mee voor het behalen van de EU- en de nationale mitigatiedoelen. De natuur zal zich moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden qua temperatuur en vochthuishouding en zal zich meer en meer ontwikkelen tot «deltanatuur». Verder zullen natuurgebieden ook een rol gaan spelen als opvang van pieken in de waterafvoer (klimaatbuffer).

Het internationale comité voor Duurzame Ontwikkeling (Commission on Sustainable Development (CSD)) heeft onlangs het belang van de landbouw voor het klimaat benadrukt, met name waar het gaat om mitigerende maatregelen en adaptatie. Daarom is het van belang om de landbouw een plaats te geven in de komende onderhandelingen in het kader van het Klimaatverdrag in Kopenhagen later dit jaar. In de aanloop naar Kopenhagen dienen daartoe nadere afspraken te worden gemaakt. Duurzame landbouw, veehouderij-praktijken en duurzame biobrandstofproductie spelen een belangrijke rol in de klimaataanpak. Landbouw en plattelandsherstel staan aan de basis van de bio-based economieën van de toekomst.

5

Op welke wijze vindt de maatschappelijke consultatie plaats over de invulling van het (ver)nieuw(de) GLB? En op welke wijze wordt deze consultatie gefinancierd?

Ik heb uw Kamer op 21 april 2009 geïnformeerd over een gespreksronde die ik de afgelopen maanden heb laten organiseren over de «Houtskoolschets Europees landbouwbeleid 2020» (TK 2008–2009, 28 625, nr. 66). Deze gespreksronde maakt deel uit van de maatschappelijke consultatie zoals ik die in 2007 in gang gezet heb voor de vernieuwing van het Europese landbouwbeleid. Met mijn brief (TK 2008–2009, 28 625, nr. 67) over de uitwerking van het Health Check-besluit, heb ik ook toegezegd u uiterlijk begin 2010 nader te informeren over welke stappen op welke momenten gezet kunnen worden om het GLB op weg naar 2020 nog sterker te verbinden aan maatschappelijke waarden. Daarvoor zal ik tevens mijn gesprekken met betrokkenen in het land voortzetten en de maatschappelijke steun voor concrete vernieuwingen verder laten onderzoeken.

De maatschappelijke consultatie financier ik uit de begroting van LNV.

6

Klopt het dat de middelen behorende bij de uitwerking van de Kamerbrief «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» in zijn totaliteit € 350 miljoen plus € 100 miljoen bedragen waarvan € 50 miljoen ten laste komt van de LNV begroting? Zo nee, hoeveel van deze middelen komen ten laste van de LNV begroting?

De middelen bedragen 350 miljoen euro per jaar plus een extra intensivering van oplopend 50 miljoen euro per jaar. Hiervan komt € 4 miljoen in totaal gedurende de periode 2009–2011 ten laste van de LNV-begroting. De overige middelen komen uit de OS-begroting. De voortgangsrapportage over de Kamerbrief «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» die binnenkort naar de uw Kamer zal gaan, geeft meer details hierover.

7

Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van het verduurzamingsproces van internationale agrarische grondstofketens?

De laatste jaren is er een wereldwijd bewustzijn ontstaan over de noodzaak om de internationale agrarische grondstoffenketens te verduurzamen. De Nederlandse regering ondersteunt enkele ambitieuze en veel belovende initiatieven in productgroepen die voor ons land van belang zijn op grond van het aandeel in de mondiale handelsstromen, de betekenis van het product voor de Nederlandse agribusiness en de impact van de productieketen op de drie duurzaamheidaspecten: People, Planet and Profit. Naast publieke instrumenten (w.o. Internationale Grondstoffen Overeenkomsten) gaat het om, publiek-private activiteiten (w.o. WSSD-partnerschappen) en initiatieven van bedrijfsleven en/of maatschappelijke organisaties (zoals Ronde Tafels). Een groot aantal van de in dit kader opgestarte activiteiten worden financieel ondersteund door het Initiatief Duurzame Handel (IDH), een uitvloeisel van het Akkoord van Schokland, juni 2007.

De afgelopen periode zijn er ten aanzien van enkele belangrijke productieketens aansprekende resultaten geboekt. Hiervan wordt onderstaand een overzicht gegeven.

Cacao

Nederland is lid van de Internationale Cacao Organisatie (ICO), waar overheden van producerende en consumerende landen in gesprek gaan over de verduurzaming van de cacaosector. Nederland neemt een vooraanstaande positie in de sector in: 40% van de wereldhandel aan cacao loopt via ons land.

Op dit moment wordt onderhandeld over aanpassing van de Internationale Cacao Overeenkomst (ICCA) die in 2001 is afgesloten. De Nederlandse en de Europese ambitie is om duurzaamheid als thema (inclusief criteria) te verankeren in de nieuwe ICCA. Nederland heeft met de uitvoering van pilotprojecten «duurzame cacao» vanuit de subsidieregeling ten behoeve van een duurzame cacao- en chocoladesector, gefinancierd uit de verkoop van buffervoorraden, bijgedragen om deze onderhandelingen te faciliteren. Een bilateraal partnerschap met Vietnam inzake cacao is opgericht in WSSD-kader. In het actieplan zijn activiteiten voorzien die door de beide overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd.

Maart dit jaar vond de tweede rondetafelbijeenkomst over een duurzame cacao sector (RSCE) plaats in Trinidad en Tobago. Het internationale bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hebben in deze vergadering belangrijke uitgangspunten voor duurzaamheid aanvaard die uiteindelijk tot certificering moeten leiden. LNV zet zich in om de volgende RSCE-bijeenkomst in Nederland te laten plaatsvinden.

Koffie

Nederland is actief in de Koffie Raad van de Internationale Koffie Organisatie waarin over de verduurzaming van de koffiesector wordt gesproken. In dit lopende proces onderhandelen overheden van zowel de koffieproducerende als – consumerende landen over sociale, milieutechnische (w.o. biodiversiteit) en economische aspecten van de teelt, verwerking en handel. Daarnaast bestaan er in de koffiesector diverse private garantiesystemen en keurmerken die het respecteren van duurzaamheidaspecten door de schakels in de productieketen garanderen. Private partijen zoals Douwe Egberts en Solidaridad zetten zich in de koffieproductie in ontwikkelingslanden te verduurzamen door de opzet van voorbeeldprojecten en programma’s voor kennisoverdracht. In het kader van het bestaande WSSD-partnerschap Nederland – Vietnam is de regering voornemens om samen met private partijen boerenorganisaties te versterken om de teelt te verduurzamen en de koffiekwaliteit te verbeteren.

Hout

Het EU-Actieplan Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) voorziet in de ondertekening van Voluntary Partnership Agreements (VPA). VPA’s zijn de kern van het actieplan, waarbij het gaat om partnerschappen tussen de Europese Unie en houtproducerende landen die naar de EU exporteren. Doel van deze bilaterale overeenkomsten is om landen bij te staan in de strijd tegen de ontbossing. Door het versterken van goed bestuur en het vergroten van de transparantie in de bosbouwsector wordt de ecologische en sociale schade van de ongecontroleerde houtkap tegengegaan en het inkomen uit bosbouw vergroot. Door middel van een licentiesysteem verzekert de Europese Unie zich ervan dat het ingevoerde hout conform de wetten van het houtproducerende land en met inachtneming van sociale en ecologische aspecten geoogst en verhandeld is.

De eerste partnerschapsovereenkomst is in september 2008 ondertekend met Ghana. In de overeenkomst verplicht Ghana zich transparante systemen te ontwikkelen die de EU garanderen dat het hout op legale wijze is geoogst.

Momenteel lopen onderhandelingen met Indonesië, Kameroen, Republiek Congo (Brazzaville) en Maleisië. Dit laatste land zal naar verwachting het eerstvolgende land zijn dat een VPA sluit waarbij Nederland actieve steun verleent. Vietnam heeft, ondersteund door Nederland, te kennen gegeven onderhandelingen te willen starten met de EU om een VPA te sluiten.

Palmolie

De Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie (RSPO) is een multi steakholder initiatief dat eind 2005 de Principes en Criteria (P&C’s) voor duurzame palmolie heeft vastgesteld. Eind vorig jaar is het eerste schip met RSPO gecertificeerde palmolie afkomstig uit Maleisië in de Rotterdamse haven gelost. Inmiddels zijn de P&C’s aangescherpt zodat alle RSPO-leden bij de aanleg van nieuwe plantages, de reeds voorgeschreven milieu- en sociale rapportages door een externe evaluator moeten laten beoordelen. De RSPO komt hiermee tegemoet aan de kritiek dat palmolieproducenten, die lid zijn van de RSPO, toch doorgaan met ontbossing van waardevol bos. Op dit moment is zo’n 25% van de in de EU verhandelde palmolie afkomstig van gecertificeerde bedrijven. De RSPO erkent echter dat er in dit verband nog belangrijke uitdagingen bestaan. Er wordt hard gewerkt om de markt voor RSPO gecertificeerde palmolie verder te concretiseren en daarmee voor de «main stream» effectief te zijn door zo’n 70 à 80% van de bulkstroom onder RSPO-vlag te verhandelen. Dit geldt niet alleen voor Europa maar zeker ook voor China en India. De communicatie over de uitgangspunten van RSPO en het belang daarvan voor de gehele sector wordt momenteel verder versterkt. Er is duidelijk ook een grote rol voor nationale, lokale en regionale overheden weggelegd om het RSPO-proces verder te versterken op het gebied van «land-use planning». Tevens is de jaarlijkse rapportageverplichting voor RSPO-leden aangescherpt en besteedt de RSPO extra aandacht aan de positie van kleinschalige producenten. Een concreet voorstel voor een systeem en procedures voor groepscertificering van smallholders is in ontwikkeling.

Soja

Eind mei van dit jaar zijn na een periode van vijf jaar moeizaam overleg de principes en criteria voor duurzame soja (P&C’s) door de Ronde Tafel voor Verantwoorde Soja (RTRS) vastgesteld. In de RTRS werken telers, verwerkers, handelaren en maatschappelijke organisaties samen om «mainstream» soja te verduurzamen. De vaststelling van de P&C’s en een gedragscode voor partijen in en betrokken bij de sojasector is een eerste en belangrijke stap naar gegarandeerd duurzame soja. Er moet nog veel werk worden verzet voordat RTRS-gelabelde soja daadwerkelijk en als bulkstroom verhandeld wordt. De criteria moeten getest en verfijnd worden, eventueel aangepast voor lokale omstandigheden, en er moet een certificeringsysteem worden opgezet. De Nederlandse regering is voornemens dit ontwikkelingsproces te blijven ondersteunen.

Op dit moment vindt er voor diverse niches van de sojamarkt zoals voor de biologische sector, voor de non GMO-teelt (Bazelcriteria) en voor soja-eiwitdranken (Alpro) reeds private certificering plaats.

Verduurzaming is een dynamisch proces dat van alle partijen een blijvende betrokkenheid en inzet vereist om structureel resultaten te boeken.

8

Op welke wijze wordt de ontwikkeling van het OVO (Oog voor Ontwikkeling) luik in Afghanistan gefinancierd? En wat houden de verdere afspraken over de landbouwsamenwerking in?

De landbouwonderwijssamenwerking tussen Nederland en Afghanistan zal bijdragen aan het drieluik Onderwijs, Voorlichting en Onderzoek (OVO) en daarmee Afghanistan ondersteunen in het ontwikkelen van de landbouwsector. Deze samenwerking wordt door de ministeries van LNV en BZ/OS gezamenlijk gefinancierd uit verschillende geldstromen: LNV financiert een deel, van BZ financieren de Eenheid Vredesopbouw en Fragiele Staten en de Ambassade een deel.

Afgesproken is dat Nederland Afghanistan als «lead donor» zal ondersteunen bij het (her)ontwikkelen van het landbouwonderwijs, waarvoor het Afghaanse ministerie van onderwijs primair verantwoordelijk is. De samenwerking vindt plaats in de context van een verder te ontwikkelen nationaal programma voor technisch vakonderwijs en beroepstraining.

De onderstaande activiteiten zijn afgesproken voor de inceptiefase, die tot en met oktober 2010 loopt:

• Ontwikkelen/verbeteren van een nationaal landbouwonderwijsprogramma van de Afghaanse regering in samenwerking met het ministerie van onderwijs;

• Opzetten/verbeteren van een nationaal centrum voor landbouwonderwijs in Kabul, inclusief curriculumontwikkeling, trainingscentrum, toegepast onderzoek en documentatiecentrum;

• Het versterken van twee van de zeven regionale instituten landbouwonderwijs (Kabul en Uruzgan);

• Opzetten van een praktijktrainingscentrum in (de regio van) Kabul inclusief demoboerderij;

• Opzetten van een landbouwschool in Uruzgan inclusief trainingsfaciliteiten en demoboerderij.

Na deze inceptiefase zal Nederland in overleg met Afghanistan bezien hoe de vervolgfase vorm kan krijgen. Andere donorlanden en internationale organisaties hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn deel te nemen in deze samenwerking; de inceptiefase en evaluatie zullen ook worden benut om dit vorm te geven.

9

Wat wordt gedaan aan de punten van zorg rondom de relatief lage eindexamencijfers en de naleving van de voorgeschreven onderwijstijd?

Alle punten van zorg die betreffende het groen VMBO en MBO uit het Onderwijsverslag naar voren komen, zullen worden besproken in het bilateraal overleg met de AOC-Raad. Inzet is daarbij een bestuurlijke afspraak over kwaliteitsverbetering op die punten. De AOC-raad werkt aan een overkoepelend ontwikkelingsplan voor het groen VMBO dat de basis kan zijn voor een bestuurlijke afspraak. Daarenboven wordt binnen meerdere projecten gewerkt aan kwaliteitsverbetering van het examen. Het lopende traject tot globalisering en competentiegerichte opzet van de beide examenprogramma’s voor het groen VMBO vormt het kader hiervoor. De komende periode wordt, met steun van LNV, gewerkt aan de gezamenlijke ontwikkeling van proeven van bekwaamheid en toetsen voor het schoolexamen. Op deze wijze streven de AOC naar een aanzienlijke verbetering van de examenkwaliteit.

10

Wordt de ervaring van de Groene Kennis Coöperatie ook benut in het niet groene onderwijs?

Binnen de Groene KennisCooperatie (GKC) werken de gezamenlijke instellingen van het groene onderwijs en Wageningen UR aan vraaggestuurde kennisprogramma’s voor doelgroepen en beleidsthema’s, alsmede aan de hiervoor noodzakelijke systeemvernieuwing (opleidingen, expertise, kenniskringen, systemen, e.d.). Niet groene instellingen (met name HBO en MBO) worden bij de GKC-kennisprogramma’s betrokken voor zover relevant vanuit de vraagstelling en hun expertise. Bijvoorbeeld bij regionale kennisarrangementen in het kader van gebiedsontwikkeling (regionale transitie). Het basis- en voortgezet onderwijs is mede doelgroep in het kader van het GKC-programma Groene Kennis voor Burgers (educatie), waarbij nauw samengewerkt wordt met het NME-programmamanagement (Senternovem). Waar relevant wordt op beleidsniveau (OCW, EZ) het GKC-proces als «good-practice» onder de aandacht gebracht. Een soortgelijke aanpak in andere onderwijssectoren zal echter voorbehouden zijn aan die sectoren die net als groen onderwijs een traditie van samenwerking en innovatie hebben: onderling, met onderzoek en met hun beroepenveld.

11

Waarom is het opleidingssucces het hoogst in de sector landbouw en natuurlijke omgeving, en klopt deze stelling nog steeds als wordt gekeken naar de beschikbare middelen per onderwijssector? En zijn de kwantiteit en de kwaliteit met elkaar in verhouding?

Er is geen sluitende verklaring voor het relatief hoge opleidingssucces. Meerdere factoren kunnen hieraan bijdragen. Er is geen verschil in beschikbaarheid van middelen: als gevolg van de harmonisatieafspraken wordt de bekostiging voor het groen onderwijs geijkt op die voor de overeenkomstige onderwijssoorten in het door OCW bekostigd onderwijs. LNV investeert alleen extra in de specifieke opdracht van het groen onderwijs op het vlak van kennisverspreiding ten behoeve van de groene sector, naast middelen die verband houden met de schaalproblematiek in het groen onderwijs. Inzet is daarbij dat de instellingen samenwerken om een kwaliteitsniveau te handhaven dat, gezien de schaal van de instellingen en de grote spreiding van de locaties, anders niet haalbaar zou zijn. In die zin is de verhouding tussen kwantiteit en kwaliteit zeer gunstig.

12

Wordt de AOC-regeling voor continuering van inhoud en omvang van de opleidingen voor de primaire agrarische beroepen eerst geëvalueerd alvorens de regeling te kopiëren naar de HAS?

De regeling die in 2008 heeft gegolden voor de AOC is ingaande 2009 vervangen door een regeling voor alle geledingen van het groen onderwijs, dus de afdelingen VMBO-groen bij de scholengemeenschappen, de AOC, de HASen en de WUR. Dit was noodzakelijk omdat een deel van de middelen, die voorheen waren verbonden aan de geprivatiseerde praktijkscholen, aan de instellingen beschikbaar worden gesteld. De werking van de regeling 2008 is geëvalueerd door de AOC-Raad. Mede op basis daarvan is de regeling gewijzigd: de verhouding tussen de middelen voor praktijkleren voor alle opleidingen en specifiek voor de primaire opleidingen is veranderd van vijftig – vijftig naar tweederde – éénderde.

13

Op welke wijze wordt de uitvoering van de innovatieagenda’s door u gefaciliteerd?

De uitvoering van de sectorale innovatieagenda’s faciliteer ik met name door daarbij passende projecten te ondersteunen middels de subsidieregelingen «Samenwerking bij innovatie» en «Innovatieprojecten» en het onderzoeksprogramma Kas als Energiebron.

De Innovatieagenda Energie bestaat uit zeven themaprogramma’s. Voor de programma’s Groene Grondstoffen en Kas als Energiebron ben ik politiek verantwoordelijk. De uitvoering van de Innovatieagenda Energie wordt uit de betreffende Programma’s van de Innovatieagenda gefinancierd en geschiedt deels door Senter Novem en het secretariaatsteam Kas als Energiebron.

Daarnaast heb ik kennisvragen uit de de innovatie-agenda’s ondergebracht in het onderzoekprogramma.

De inhoudelijke analyse voor het programma Precisielandbouw is achter de rug, zodat de contouren bekend zijn. Momenteel is LNV bezig met de samenstelling van een stuurgroep die dit publiek-private programma moet gaan aansturen. Daarbij is het doel dat er wordt aangesloten bij de goede private initiatieven in verband met de cofinanciering.

14

Is er gezien de economische crisis die ook de land- en tuinbouw treft al een indicatie te geven of de stijgende lijn van bedrijven die procesinnovaties doorvoeren ook in 2008 door zal zetten, nu slechts het cijfer over 2007 bekend is, en kan de huidige crisis een trendbreuk veroorzaken?

Ik heb in mijn brief van 20 april jl., DL. 2009/900, ten aanzien van de glastuinbouw gemeld dat er nog steeds grote belangstelling is voor de Marktintroductie Energie Innovaties (MEI), die recentelijk opengesteld is geweest. Er zijn dus nog steeds ondernemers die in deze economische moeilijke periode willen en kunnen investeren.

15

Welk aandeel heeft het u geleverd in de projecten Platform Agrologistiek en de implementatie van het actieplan opschaling Agrologistiek? Kunt u dit in een overzicht aan de Kamer doen toekomen?

De inbreng van het Platform is louter faciliterend en afhankelijk van de vraag van de ondernemer/initiatiefnemer. Het netwerk van de Platformleden staat de projectleiders indien gewenst tot hun beschikking. Er is de initiatiefnemers meerdere malen de gelegenheid gegeven ervaringen uit te wisselen of uit te diepen in zogenaamde «communities of Practice (CoP)«. De ervaringen opgedaan in de projecten zijn terug te vinden in de zgn. Experiencebox op www.agrologistiek.eu. Over de stand van zaken «Agrologistiek 2008–2009» bent u ingelicht middels een brief aan de Tweede Kamer van 3 december 2008, nr. 28141.

Uit het congres «Winst uit Agrologistiek» van 16 februari 2009 zijn een aantal nieuwe actiepunten naar voren gekomen. De actiepunten worden nu uitgewerkt in zogenaamde A(grologistieke)-teams en gepresenteerd op 23 november 2009 in een vervolgcongres. Experimenteren met een gebiedsgerichte ontwikkeling staat hierbij centraal. Deze A-teams zijn niet bedoeld als zware ondersteuning, maar zijn er vooral om nieuwe en bestaande initiatieven op het terrein van de agrologistiek een klein steuntje in de rug te geven.

In de bijlage is het gevraagde overzicht gegeven van stand van zaken «actieplan Opschaling Agrologistiek». Hierbij is uitgaan van de meest actuele brief aan de Tweede Kamer van 3 december 2008, nr. 28 141, nr. 9.

Een groot deel van de acties zijn geïnitieerd door het secretariaat van het Platform Agrologistiek (gehuisvest in LNV) en/of de leden daarvan. Een aantal keren is het Platform aangehaakt bij lopende ontwikkelingen of is gevraagd om mee te doen.

16

Kan worden uiteengezet hoe het in de komende periode met de rest van de doelstelling zit, nu bij de administratieve lasten wordt vermeld dat deze over 2008 in kwantitatieve zin met 0,9% zijn gedaald, temeer daar op 5 december 2008 is overeengekomen dat de administratieve lasten bij LNV met 18,5% gereduceerd zouden worden?

De doelstelling om in 2011 de administratieve lasten met 18,5% te hebben gereduceerd staat. Wel heb ik bij het formuleren van die doelstelling reeds aangegeven dat het voor LNV een hele uitdaging is deze reductie te realiseren, omdat het laaghangend fruit reeds is geplukt, veel regeldruk zijn oorsprong heeft in EU-regelgeving, en wensen in de sector leven die, indien daaraan gehoor wordt gegeven, zullen leiden tot een toename van de administratieve lasten.

Reductiemogelijkheden liggen in de vernieuwing van twee majeure regelgevingscomplexen, namelijk de «Wet dieren» en «integratie van de natuurwetgeving». Daarnaast is er een doorlichting van het kanalisatiesysteem voor diergeneesmiddelen; een onderzoek naar de mogelijkheden om meer samenhang aan te brengen in de registratieverplichtingen in de Diergeneesmiddelenwet; het streven naar reductie van de administratieve lasten op een aantal Europese verplichtingen, zoals met name op de nieuwe Diergezondheidswet, het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, de Gewasbeschermingsrichtlijn, de kwaliteitsregelgeving landbouwproducten en op digitale uitwisseling gegevens runderpaspoort bij import.

17

Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de nieuwe maatregelen energietransitie en glastuinbouw? Kunt u de huidige stand van zaken op alle genoemde punten in een overzicht aan de Kamer doen toekomen?

In mijn brief van 11 mei 2009 (31 700 XIV, nr. 150) heb ik u, mede namens mijn collega van Economische Zaken, hierover geïnformeerd.

18

Wat is de relatie tussen het ruimte-voor-ruimte instrumentarium en doelstelling 22?

Het ruimte-voor-ruimte instrumentarium maakt sanering van verspreide, veelal verouderde en daarmee minder energiezuinige kassen mogelijk.

19

Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken BioBased Economy?

De Kamer wordt via de reguliere begrotings- en verantwoordingcyclus geïnformeerd over de stand van zaken van de bio-based economy.

20

Zijn alle aanvragen betreffende investeringregeling gecombineerde luchtwasser gehonoreerd? Zo nee, waarom niet?

Er zijn 222 aanvragen voor subsidie binnengekomen in 2008 voor de investeringsregeling gecombineerde luchtwassers. Hiervan zijn er in totaal 69 gehonoreerd. De redenen dat niet alle aanvragen gehonoreerd konden worden, zijn 1) het niet voldoen aan de randvoorwaarden van de investeringsregeling en 2) de hoogte van het beschikbare subsidieplafond. 28

21

Welke inspanningen worden verricht om de beschikbaarheid van gecombineerde luchtwassers in de pluimveehouderijsector te vergroten? Welke (mogelijke) struikelblokken kent het ontwikkelingsproces?

Het programma luchtwassers richt zich op versnelde inzet van nieuwe geïntegreerde technieken, met name gecombineerde luchtwassers, die gericht zijn op een substantiële vermindering – lees minimaal 70% – van de uitstoot van fijn stof, ammoniak en geur. Voor de varkenshouderij is het gelukt om gecombineerde luchtwassers beschikbaar te maken voor de praktijk. Voor de pluimveehouderij is dat nog niet gelukt. Het centrale probleem in dit ontwikkelproces is van technische aard. Pluimvee produceert veel (grof) stof, dat de luchtwassers verstopt. Afgelopen periode heeft het oplossen van dit probleem onze absolute prioriteit gehad. Daarbij is gebruik gemaakt van praktijklocaties en twee innovatieregelingen. Alle (mogelijke) producenten van luchtwassers zijn benaderd om de mogelijkheden van hun producten te verkennen.

Op praktijklocaties zijn vijf nieuwe typen geïnstalleerd, waarvan twee op een pluimveehouderijbedrijf. Deze luchtwassers werken op dit moment nog niet stabiel. Er heeft overleg plaatsgevonden met de leveranciers om deze luchtwassers zodanig aan te passen, dat deze wel stabiel werken.

Een innovatieregeling van 2,9 miljoen euro ondersteunt initiatieven van het bedrijfsleven die gericht zijn op het optimaliseren van bestaande luchtreinigingstechnieken en het ontwikkelen van compleet nieuwe luchtreinigingstechnieken. Hiervoor zijn in 2008 en 2009 de Small Business Innovation Research Programm (SBIR) en de Subsidie Technologische Aanpassingen Luchtwassystemen (STAL) opengesteld.

22

Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de trajecten zoals ingezet ter bevordering van de bewustwording van consumenten?

De Kamer wordt geïnformeerd over deze trajecten via de voortgangsrapportages met betrekking tot beleidsnota’s zoals o.a. Dierenwelzijn, Biologische landbouwketen, Voeding en Gezondheid. Binnenkort wordt de nota Duurzaam Voedsel hieraan toegevoegd. In deze nota wordt ook aandacht besteed aan het genereren van bewustwording bij consumenten over voedselkwaliteit.

Kunt u de huidige stand van zaken op alle genoemde punten in een overzicht aan de Kamer doen toekomen?

De volgende trajecten zijn ingezet ter bevordering van de bewustwording van consumenten en voedsel:

1. Projecten specifiek gericht op de doelgroep jeugd

• Lesprogramma’s: Smaaklessen en Weet wat je eet

• Maatschappelijke stages

• Individuele benaderingen: de website en het tijdschrift Lekker Belangrijk (VCN)

• Pilotproject van de Nationale Jeugdraad met als titel «Om op te eten»

• EU-schoolfruitprogramma

2. Evenementen en dialogen

• Food4you-festival: jaarlijks terugkerend publieksfestival in Wageningen

• Week van de Smaak: diverse activiteiten rondom voedselkwaliteit; organisatie deze Biologica

• LNV stelt een programma op voor een open en eerlijke dialoog over dierenwelzijn

3. Mediacampagnes

• Voedingscentrum: jaarlijks terugkerende mediacampagnes rondom duurzaamheid in het kader van het project Voedselkwaliteit met daaraan gekoppeld: de achtergrondinformatie over de duurzaamheidsthema’s op de website

• Informatiecampagne over de betekenis van het «tussensegment» voor varkens- en kippenvlees

4. Ondersteunen van maatschappelijke initiatieven

• LNV ontwikkelt een strategie om allerlei voedselinitiatieven rondom de versterking van de beleving van en betrokkenheid bij voedsel financieel te ondersteunen, zoals schooltuinen en boerderijeducatie

5. Ondersteunen onderzoek en publicatie resultaten

• Financiële bijdrage aan de special Gezondgids van de Consumentenbond over duurzaamheid en de totstandkoming van voedsel

6. Etikettering

• Via het Europese spoor inzetten voor etikettering op dierenwelzijn

7. Onderwijs

  Ontwikkelen van een reader over voedselkwaliteit voor het aanbodbepalend onderwijs en het opzetten van gastcolleges

23

Wat zijn de meetbare effecten van het breed spectrum aan activiteiten waarin de jeugd wordt aangezet tot bewuster consumeren tijdens onder meer de week van de smaak?

Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft in 2008 onderzocht of kinderen geïnteresseerd zijn in voeding en wat hun basiskennis is (rapport «Biefstuk komt niet van de kip»). Uit deze studie komt naar voren dat als kinderen op school Smaaklessen hebben gevolgd, ze beter scoren op kennisvragen, evenals kinderen die geprikkeld worden door het proeven of voelen van een voedingsmiddel.

In schooljaar 2008–2009 volgen circa 1 500 basisscholen Smaaklessen. En tijdens de Week van de Smaak in 2008 hebben ruim 1 000 basisscholen aan de Landelijke Smaaktest meegedaan, waarbij zo’n 200 000 leerlingen een Smaakdiploma hebben verdiend. Verder biedt het Voedingscentrum een aantal activiteiten aan gericht op de jeugd en worden maatschappelijke stages rond voedsel georganiseerd. Met al deze activiteiten worden kinderen op speelse manier geprikkeld en hun interesse voor voeding vergroot.

Het gaat hier om de consumenten van de toekomst; effecten in de zin van bewuster consumeren zullen op langer termijn moeten worden aangetoond. Desalniettemin wordt een effectonderzoek naar Smaaklessen gestart om nader te onderzoeken of deze ook daadwerkelijk resulteren in een toename in interesse en kennis. Een monitoringsonderzoek naar andere activiteiten gericht op bewustwording van de consument is in voorbereiding. 31

24

Op welke wijze is er aandacht voor het gevoel van onvrede in de praktijk als het gaat om de bureaucratie, waardoor ondernemers het gevoel hebben dat ze tussen wal en schip vallen?

Kenmerkend voor de aanpak van bureaucratie door LNV is dat wordt geprobeerd regeldruk integraal, dat wil zeggen op meer gebieden dan alleen de administratieve lasten, aan te pakken. Daarom wordt ook gewerkt aan het wegnemen van irritaties, het verbeteren van de dienstverlening, het benutten van ICT-kansen, het verlagen van toezichtlasten, nalevingslasten en lasten rondom het aanvragen van vergunningen. Ook het vernieuwen van de regelgeving en het verlagen van de implementatielasten daarvan en van de verkrijgingskosten van subsidies, zijn elementen van de ingezette reductieaanpak. Deze verbrede aanpak is in december 2008 aan uw Kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 29 515, nr. 276).

25

Kan de vaststelling dat in de biologische landbouw de vraag momenteel sneller stijgt dan het aanbod geconcretiseerd worden, en leidt deze vaststelling tot aanpassing van de doelstelling ten aanzien van de groei van de biologische landbouw?

In 2008 zijn de bestedingen ten opzichte van 2007 gestegen van 518,9 miljoen euro tot 583,4 miljoen euro. Dit is een stijging van de consumentenbestedingen van 12,4%. De groei in biologisch areaal is gestegen van 47 019 ha in 2007 tot 50 435 ha in 2008. Dit is een stijging van het biologisch areaal van 7,3%.

Vraag en aanbod in Nederland zijn niet één op één aan elkaar gekoppeld. De vraag wordt deels ingevuld door buitenlandse biologische producten en de Nederlandse productie wordt voor een aanzienlijk deel in de buurlanden afgezet. Deze cijfers leiden niet tot aanpassing van de doelstellingen uit de beleidsnota biologische landbouwketen. De totaalaanpak voor het beter in balans brengen van vraag en aanbod van biologische producten heb ik in mijn brief van 5 december 2008 (29 842, nr. 36) aan de Tweede Kamer gecommuniceerd.

26

Kan er aangegeven worden waarop deze voortgang bij de twee belangrijke dossiers te weten ammoniak en de mosselvisserij in de Waddenzee, is gebaseerd?

Onderstaand geef ik de voortgang op de onderwerpen ammoniak en mosselvisserij weer.

Op dit moment wordt er in de Peel hard gewerkt aan de invulling van de ammoniakparagraaf. Een bestuurlijk akkoord met betrokken partijen is aanstaande. De aanpak in de Peel dient als voorbeeld voor andere beheerplanprocessen. Recente uitspraken hebben de onduidelijkheid en onzekerheid niet weggenomen. Recent heb ik in uw Kamer dan ook de toezegging gedaan om voor 1 juli met een brief komen waarin ik aangeef wat het meest toegepaste en effectieve instrumentarium is om de juridische onzekerheid weg te nemen waarbij ik zowel naar de NB-wet alsmede de Vogel- en Habitatrichtlijn zal kijken. Meer in het bijzonder onderzoek ik hoe andere lidstaten omgaan met stikstof in relatie tot Natura 2000 en meer in het bijzonder het gebruik van kritische depositiewaarden omgaan.

De mosselvisserij, de natuurorganisaties en LNV hebben een convenant afgesloten waarin de transitie van de mosselsector en het natuurherstel van de Waddenzee centraal staan. Onder begeleiding van de Commissie Meijer is door de drie convenantpartners gezamenlijk gewerkt aan het Plan van Uitvoering bij het convenant, dat 4 maart jl. is vastgesteld. Helaas zet de recente uitspraak van de Raad van State, waarbij een kwart van de verleende vergunning op mosselzaad wordt teruggedraaid, het draagvlak voor het convenant onder druk. Ik vind het zeer teleurstellend dat afspraken, die in een langdurig proces tot stand zijn gekomen en waarvoor veel draagvlak is bij zowel de visserijsector als natuurorganisaties, door gerechtelijke stappen van een enkele stichting, die niet bereid is om in gezamenlijkheid met andere partijen te bouwen aan een duurzame Waddenzee, teniet kunnen worden gedaan.

27

Op welke wijze dient het genoemde bij naleving van bestaande welzijnsnormen percentage van 72% bij de streefwaarde 2009 te worden geïnterpreteerd? En op welke wijze wordt de komende jaren hieraan gewerkt om te komen tot de streefwaarde van 80% in 2011? Kan een overzicht worden gegeven per sector zowel voor 2009 en de daarop volgende jaren?

De genoemde streefwaarde van 72% naleving in 2009 heeft primair betrekking op de welzijnsbesluiten voor varkens, legkippen en kalveren. Deze streefwaarde maakt onderdeel uit van een meerjarige doelstelling om het nalevingsniveau voor deze 3 welzijnsbesluiten tussen 2008 en 2011 toe te laten nemen van 70% naar 80%. Ik zorg voor een optimale inzet van de beschikbare handhavingscapaciteit en voorlichting om deze doelstelling te realiseren. De Algemene Inspectiedienst (AID) gaat in 2009 een breed nalevingsonderzoek doen op het gebied van dierenwelzijn, waarbij, naast onderzoek naar de naleving op de welzijnsbesluiten voor varkens, legkippen en kalveren, ook andere aspecten die betrekking hebben op dierenwelzijn zullen worden meegenomen. De hiervoor te ontwikkelen methodiek zal gebruikt worden om dit onderzoek de komende jaren te herhalen.

28

Valt onder de het budget ter bevordering van duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren ook een analyse en aanpak van de prijsontwikkeling in de (vis)keten en hoe is de term verduurzaming in gedachte te verklaren dat er (a) het probleem is van overbevissing, (b) het probleem van discards en (c) de betrekkelijk geringe prijsstelling van de vis?

Nee. Uiteraard volg ik de ontwikkeling van de prijzen op de markt. Ik heb de Kamer bij eerdere gelegenheden laten weten, dat er in de visketen, evenals in alle andere sectoren trouwens, sprake is van vrije prijsontwikkeling op de markt. Daar kan en wil de overheid geen invloed op uitoefenen. Overigens ondersteun ik met middelen uit het EVF wel enkele projecten waarbinnen studie wordt gemaakt van de prijsstelling in de visketen om de samenwerking in de keten te versterken. Een voorbeeld is het project North Sea Fish Center, waarbinnen de relevante ketenpartijen werken aan een duurzame standaard voor Noordzeevis.

Met betrekking tot verduurzaming merk ik in algemene zin op mijn verduurzamingsbeleid voor de visserij voor een belangrijk deel is gericht op het ontzien van het ecosysteem in het water. Met betrekking tot verduurzaming en overbevissing merk ik op dat ik in het jaarverslag heb gemeld, dat de Nederlandse vissers de door de Europese Unie opgelegde vangstquota niet overschrijden. In formele zin is er dus geen sprake van overbevissing. In het jaarverslag heb ik de Kamer eveneens laten weten, dat de herstelplannen voor tong en schol ertoe hebben geleid, dat het scholbestand zich inmiddels boven het voorzorgsniveau bevindt. Voor het tongbestand zal dat, volgens de laatste schattingen van biologen, in 2010 of 2011 het geval zijn. De norm dat visbestanden minimaal op het voorzorgsniveau moeten worden gehouden, zal in 2015 worden aangescherpt. Dan zal de maximum sustainable yield(MSY), de maximaal duurzame opbrengst, als norm gaan gelden. Dit is besloten tijdens de wereldwijde conferentie over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002.

Het discardprobleem is urgent en ik ondersteun dan ook het voornemen van de Europese Commissie, die hierbij het voortouw heeft, om op dit terrein beleid te formuleren. Naar verwachting zal de Commissie rond de zomer van dit jaar met voorstellen komen.

29

Wat is de verklaring voor het feit dat er € 50 mln. minder is uitgegeven aan de post bevorderen duurzame productie methoden glastuinbouw gezien juist de ambities op dit vlak van deze sector?

De fluctuerende brandstofprijzen en de kredietcrisis zijn aanleiding voor uitstel van investeringen in de glastuinbouw. Hierdoor zijn er in 2008 minder verplichtingen aangegaan en minder uitgaven gedaan.

Daarnaast was, in verhouding tot latere jaren, in 2008 en 2009 ruim budget beschikbaar. De uitfinanciering van de aangegane verplichtingen loopt echter meer gelijkmatig over de jaren. Bij de Voorjaarsnota 2008 heeft daarom een kasschuif plaatsgevonden. Hierdoor is een deel van het beschikbare budget van 2008 en 2009 over latere jaren (2010 t/m 2013) verspreid.

Tot nu toe zijn alle door de beoordelingscommisie van de MEI-regeling positief geadviseerde projecten gehonoreerd.

30

Kan er opheldering gegeven worden over de volgende drie kostenposten van de realisatie over 2008: interne begrotingsreserve (€ 47,862 miljoen; € 32,003 miljoen en € 29,693 miljoen)? Deze kostenposten waren niet begroot en vormen nu een aanzienlijk aandeel van de totale kosten betreffende het duurzaam ondernemen.

De interne begrotingsreserves bieden financiële transparantie van meerjarige LNV transitietrajecten door de presentatie van deze reserves in de begroting en het jaarverslag. De drie interne begrotingsreserves zijn bij de Voorjaarsnota 2008 aan de LNV-begroting toegevoegd. Bij Voorjaarsnota 2008 zijn zowel de ontvangsten als de uitgaven verhoogd met de initiële storting. Door deze mutatie zijn de liquide middelen van de drie voormalige ZBO’s Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de landbouw, Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de visserij en het Borgstellingsfonds voor de landbouw, binnen de begroting gehaald. Er is derhalve geen sprake van kostenposten.

31

Wat zijn de resultaten van de € 3,4 mln. extra voor de verduurzaming van de Noordzeevisserij?

De verduurzaming van de Noordzeevisserij krijgt primair aandacht via de inzet van het brede scala aan EVF-instrumenten zoals investeringsregelingen, innovatietenders en regelingen voor het totstandbrengen van samenwerkingsprojecten in de visketen.

Voorbeelden van projecten die wel uit het budget van verduurzaming Noordzeevisserij zijn gefinancierd, zijn de zogeheten 4 VIP-proefprojecten waarbinnen groepen garnalenvissers op zoek gaan naar «best practises», vissers die samen met een groothandel en supermarktketen de afzet van duurzaam gevangen vis organiseren, een project voor meer duurzame vangsttechnieken voor Noorse kreeftjes en de ontwikkeling van visserijinformatie- en adviessysteem. Maar ook het initiatief voor het opstellen van businessplannen door de boomkottervloot en de onderzoekssamenwerking tussen vissers en IMARES zijn voorbeelden van instrumenten die de visserijondernemers aanzetten tot een meer duurzame visserij.

De 3,4 miljoen euro heeft betrekking op een toegekende schadeclaim inzake het onterecht weigeren van een vergunning voor het uitzaaien van Ierse mosselen in de Oosterschelde.

32

Waaraan is de 17,2 mijoen euro besteed onder de post verwerving en inrichting Westerschelde, nu onlangs door de regering is besloten de Hedwigepolder niet te verwerven?

Voor de realisatie van het natuurherstel van de Westerschelde heeft het Rijk een totaalbedrag aan de provincie Zeeland beschikbaar gesteld en in bestuursovereenkomst ILG-bestuursovereenkomst 2007–2013 vastgelegd. Voor 2008 bedroeg de storting in het ILG-fonds 17,2 miljoen euro. Het betreft een bijdrage in de totale kosten voor het natuurherstelpakket. Deze bijdrage wordt – nu er door het kabinet niet is besloten tot ontpoldering van de Hedwigepolder – betrokken bij het alternatieve natuurherstelpakket waar het kabinet aan werkt.

33

Kan worden uitgelegd waarom de kosten van het beheer door Staatsbosbeheer bij het Beheren Ecologische Hoofdstructuur ruim € 4 miljoen hoger zijn uitgevallen?

De gerealiseerde bijdrage aan Staatsbosbeheer ligt hoger dan in de begroting 2008 is opgenomen. Dit hangt samen met de loon- en prijscompensatie en additionele opdrachtverlening 2008. Naast de reguliere opdrachtverlening heeft SBB ook opdrachten uitgevoerd in het kader van Natura 2000 en projecten in het kader van effect gerichte maatregelen.

34

Kan worden uitgelegd wat er wordt verstaan met overig beheer, kosten € 10,162 miljoen, bij het Beheren Ecologische Hoofdstructuur?

Uit deze begrotingspost zijn o.a. de kosten betaald voor ganzenfourageergebieden en de weidevogelprojecten in het kader van amendementJacobi/Jager (31 200 XIV, nr. 29).

35

Kan worden uitgelegd waarom de kosten van het Faunafonds bij het beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit ruim € 7,5 miljoen hoger zijn uitgevallen?

Op het onderdeel faunafonds is 7,5 miljoen euro. meer uitgegeven als gevolg van een groter aantal schade-uitkeringen voor ganzenschade.

36

Kan worden uitgelegd waarom de kosten van de baten- en lastendienst bij de apparaatsuitgaven ruim € 23 miljoen hoger zijn uitgevallen?

Het gaat hier om de bijdragen aan 3 baten-lastendiensten te weten:

Dienst Regelingen

De bijdrage aan Dienst Regelingen is circa 19 miljoen euro hoger dan oorspronkelijk begroot. De hogere bijdrage houdt grotendeels verband met hogere uitvoerings- en controlekosten voor Programmabeheer, werkzaamheden met betrekking tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden en de loon/prijscompensatie voor 2008.

Dienst Landelijk Gebied

De bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied is circa 3 miljoen euro hoger dan begroot. Dit houdt voor 1,7 miljoen euro verband met extra werkzaamheden bij het opstellen van beheersplannen in het kader van Natura 2000, voor 0,7 miljoen euro met werkzaamheden ten behoeve van het behoud van de natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het zendstation Kootwijk en 0,8 miljoen euro met de loon/prijscompensatie 2008.

Algemene Inspectiedienst

De gerealiseerde bijdrage aan de Algemene Inspectiedienst is circa € 1 mln. hoger dan geraamd. Dit houdt voornamelijk verband met meer aselecte steekproeven door de AID in het kader van de handhavingscapaciteit op CITES (Convention on International Trade in Endangered Species).

37

Kan worden toegelicht waarom voor de post Netwerk veelzijdig platteland € 6,7 mln. minder is uitgegeven dan begroot?

Dit heeft grotendeels namelijk voor 5 miljoen euro betrekking op middelen die uit hoofde van de motie Atsma/Van Geel (Kamerstuk 2007/2008, 29 576, nr. 55) bij nota van wijziging aan de ontwerp-begroting 2008 zijn toegevoegd ten behoeve van het versterken van de leefbaarheid en het (kleinschalig) ondernemerschap op het platteland. Deze middelen zijn (tezamen met het EZ-aandeel van 5 miljoen euro) met dit doel aan provincies beschikbaar gesteld via de ILG-bijdrage 2008. Tegenover de lagere uitgavenrealisatie op dit instrument «Netwerk veelzijdig platteland»(niet-ILG) staat derhalve een hogere uitgavenrealisatie op het instrument «Leefbaarheid» (ILG) onder OD 24.13.

38

Wat is het totaalbedrag dat is uitgegeven in 2008 aan de verbetering van het dierenwelzijn en over welke posten is dat verdeeld?

In 2008 is in totaal een bedrag van circa 23 miljoen euro uitgegeven aan de verbetering van het dierenwelzijn. Dit bedrag is verdeeld over de volgende beleidsartikelen in de LNV-begroting:

– Artikel 21.12 «Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn».

– Het totaalbudget van 4 981 000 euro ter verbetering van het dierenwelzijn is besteed aan:

• Projecten gezelschapsdieren: o.a. Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren en financiële ondersteuning van een certificatiesysteem van de sector (1 669 000 euro)

• Financiële ondersteuning van de Landelijke Inspectiedienst voor Dieren (300 000 euro)

• Financiële ondersteuning van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (160 000 euro)

• Bekostiging van de opvang van in beslaggenomen dieren via de Regeling In Beslaggenomen Goederen (2 389 000 euro)

• Projecten agrobiodiversiteit: financiële ondersteuning van haalbaarheidsstudies en onderzoek naar nieuwe vleesproducten met een onderscheidende welzijnsclaim (282 000 euro)

• Financiële ondersteuning van de projecten landbouwhuisdieren (181 000 euro)

– Artikel 25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatronen

• LNV verstrekt subsidie (totaal 3,7 miljoen euro) aan het Voedingscentrum Nederland ten behoeve van voorlichting, communicatie en educatie over voeding aan consumenten. Door het Voedingscentrum wordt ook aandacht besteed aan het onderwerp dierenwelzijn.

– Artikel 26 «Kennis en Onderzoek»: 9 240 135 euro. Dit bedrag bestaat uit:

• Cluster internationaal Dierenwelzijn in mondiaal perspectief: 202 300 euro

• Biologische veehouderijsystemen en ketens, programma dierenwelzijn: 2 445 450 euro

• Onderzoek welzijn circusdieren: 105 183 euro

• Verduurzaming productie en transitie: 2 975 000 euro

• Bedwelmen en doden van dieren (amendement van Gent): 1 034 372 euro

• NWO-programma: waardering van dierenwelzijn 600 000 euro

• Onderzoek dierenwelzijn (binnen de kennisbasis DLO): 1 138 830 euro

– Artikel 26.15 Kennisontwikkeling en innovatie Kennisontwikkeling t.b.v. maatschappelijke vraagstukken

• Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs (KIGO) 669 000 euro.

– Artikel 26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

• Er is een lector dierenwelzijn ondersteund met een bedrag van 70 000 euro.

  Daarnaast zijn kosten gemaakt voor handhaving, toezicht en uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid:

• Inzet van de VWA: 1 400 000 euro

• Inzet van de AID: 6 500 000 euro

• Inzet van de Dienst Regelingen: 1 000 000 euro

– Fiscale regelingen

  Het kabinet stimuleert daarnaast investeringen in integraal duurzame en diervriendelijke stallen via de fiscale regelingen Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieuinvesteringen (VAMIL). Zoals in de Nota dierenwelzijn is aangegeven, zijn de bedragen van MIA en VAMIL niet-gelabeld. Indicatief is er gemiddeld circa 15 miljoen euro per jaar beschikbaar voor het stimuleren van welzijnsinvesteringen.

Bijlage bij vraag 15

AANDACHTSVELD DOELACTIE Stand van zaken
EconomieMassamaken m.b.v. Branche-Aanpak Duurzame Logistiek (Connekt) Branches benaderen, pilots bij bedrijven. Vooralsnog 3 agrogerelateerde branches die meedoen Loopt
    
Opzetten internationaal netwerkExpertise meeting Duitse retail Is afgerond 
  Internationaal speelveld in kaart brengen is afgerond
  Inbreng Agrologistiek in High Level Group Agrofood IndustryLoopt
  Fellowship Agrologistiek met Royal Agricultural College Cirencester (UK) Loopt, is 5 -jarige overeenkomst
  Bevorderen van vervoer agroproducten over het water Interreg-project «Agroship»Is afgerond
  Bevorderen mogelijkheden vers op het spoor (deelname aan project Sneller spoor).Loopt
  Berekening mogelijkheden spoor voor sierteelt vervoer (Flora Holland en Productschap Tuinbouw)Loopt
    
 Stroomlijnen agrologistieke im- en exportstromen, acties voortvloeiend uit Ronde Tafel Agrologistiek (V&W en LNV)Ontwikkelen van een business case voor een informatie & communicatie Platform t.b.v. de afwikkeling van agrologistieke im- en exportstromen door de mainports van en naar het achterland. Is opgestart, nog niet afgerond
  Inventariseren van knelpunten m.b.t. controle en toezicht in de logistieke keten. Is opgestart, nog niet afgerond
  Stroomlijnen met activiteiten Cie van Laarhoven Cie Laarhoven is inmiddels opgeheven. Relatie gelegd met «Nederland is Logistiek»
    
 Versterken synergie logistiek diverse greenports Werkatelier greenports Is nog niet gestart
 Gebiedsgerichte aanpak Onderzoek «Logistieke efficiency in agroregio’s» door Amsterdam Consultants Is afgerond, wordt verder uitgewerkt in de zgn. A-teams
    
 Mogelijkheden logistieke concepten vergrotenFaciliteren van projecten als ACT en Fresh Corridor Voor ACT zie deelname Sneller spoor. T.a.v. Fresh Corridor heeft minister Verburg op 16 februari 2009 het officieel startsein gegeven.
  Faciliteren pilotprojecten Indien gewenst
    
DuurzaamheidBevorderen duurzaam gedrag verladers/Vervoerders Introductie green label samen met Duurzame Logistiek (Connekt). Is opgestart, nog niet afgerond. Najaar 2008 zijn de eerste Green Awards uitgereikt.
 Verbetering diertransport Onderzoek Fontys ILEC: inzicht in logistiek dierketens Is vrijwel afgerond.
    
MilieuZuiniger gebruik grondstoffen Inventarisatie «reversed logistics in de verssector», cradle to cradle uitwerken Is nog niet opgepakt.
  Gebruik van reststromen, warmte krachtkoppelingen: ecologische industrie Voorbeeld pilotprojecten Nieuw Gemengd Bedrijf, Ten Kate Vetten faciliteren Zijn pilot-projecten
    
Vers en GezondheidInstructie vermarkten en logistiek local to local. Studie naar verbetering logistiek van biologische producten (uitvoering WUR)Is net opgestart
  Uitwisselen leerervaringen pilot project Groene Hoed/ Mijn Boer om in andere regio’s «local to local» transport te optimaliseren en producten te vermarkten Loopt
    
InnovatieTechnologisch vernieuwingen op het terrein van de verslogistiek zichtbaar maken   Sociale innovatie zichtbaar maken Film waarin technologische en sociale innovaties op agrologistiek gebied zichtbaar gemaakt worden Wordt opgestart
 Beschikbaar maken van kleine innovaties die al gereed zijn voor MKB «Plug and play» opzetten samen met Brainport Eindhoven Eerste mogelijkheden zijn verkend. Vooralsnog geen actie
 Opzet vraag articulatie onderwijs modules (KIGO)Workshop en symposium Loopt
 Initiëren van duurzame innovatieve oplossingen in agroketens Wordt In het kader van de Maatschappelijke Innovatie Agenda (MIA) Duurzame Agroproductie uitgewerkt Loopt
    
Setting agrologistiekCommunicatie vergroten 2009 Het jaar van de agrologistiek. Hiervoor zijn diverse acties gepland in de loop van het jaar 2009Deelname aan EVO congres (10 juni 2009),Deelname aan Connekt congres (9-9-09) gepland.
  Vernieuwing website Agrologistiek www.agrologistiek.nlis gereed
  Communities of practiceMomenteel zijn er geen Communities of Practice gepland
  Magazine Agrologistiek (eenmalig waarin een aantal voorbeeld projecten, resultaten en cijfers worden gepresenteerd aan een brede groep ondernemers) Magazine komt 18 juni uit, wordt breed verspreid.
 Feiten en cijfers Agrologistiek: de agrologistieke kracht van Nederland. Onderzoek uitgevoerd door TNO en begeleid door Nederland Distributieland Is afgerond en 12 mei in Nieuwspoort gepresenteerd
 Inzichtelijk maken van verwante agrologistieke initiatieven Onderzoek uitgevoerd door BCI Is afgerond resultaten beschikbaar op website agrologistiek
 Monitoring pilot-projecten agrologistiekOnderzoek uitgevoerd door BCI resultaat congres februari 2009Is afgerond resultaten beschikbaar op website
 Inzicht in krachten die tegenwerken Onderzoek Is nog niet gestart, planning najaar 2009
 A-teams Er zijn 12 A-teams gepland start juni 2009 Loopt resultaten gepresenteerd op congres 23 november 2009

XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GL), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GL), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).