Kamerstuk 31924-X-18

Reactie op de aangenomen moties die zijn ingediend tijdens het wetgevingsoverleg van 16 juni 2009 over het Jaarverslag Defensie 2008, het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag en de Slotwet 2008

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2008

Gepubliceerd: 13 juli 2009
Indiener(s): Eimert van Middelkoop (minister defensie) (GPV)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-X-18.html
ID: 31924-X-18

31 924 X
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2008

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2009

Op 23 juni jl. heeft de Kamer gestemd over de moties die zijn ingediend tijdens het wetgevingsoverleg van 16 juni jl. (Kamerstuk 31 924 X, nr. 16) over het Jaarverslag Defensie 2008, het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag en de Slotwet 2008. Hierbij bieden wij u onze reactie op de aangenomen moties aan.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De staatssecretaris van Defensie

J. G. de Vries

Motie van het lid Brinkman over onderzoek naar juiste aanwending gelden voor de regeling Employer support krijgsmacht (31 924 X, nr. 9)

In de reservistennota 2009 van 20 januari jl. (Kamerstuk 31 700 X, nr. 79) is ingegaan op de tegemoetkoming voor de werkgever van een actieve reservist. Defensie streeft ernaar de gebruikelijke inzetperiode voor reservisten van drie maanden te verlengen. De regeling voor employer support moet dit stimuleren. Daarmee is deze termijn niet willekeurig gekozen. In de reservistennota is uiteengezet waarom de tegemoetkoming over de gehele inzetperiode van de reservist wordt uitgekeerd. Het structurele financiële beslag van de regeling, zoals in de nota gemeld, bedraagt € 2,5 miljoen per jaar.

Wij achten de argumenten voor deze opzet van de regeling nog steeds valide. Tijdens het algemeen overleg van 20 mei jl. over onder meer de reservistennota (Kamerstuk 31 700 X, nr. 117) is een brief toegezegd over de voortgang van de tenuitvoerlegging van het reservistenbeleid. Naar aanleiding van de motie-Brinkman zal in deze brief ook worden ingegaan op de mogelijkheden voor tegemoetkomingen bij andere termijnen en uitkeringsperiodes. Daarbij zullen per variant de voor- en nadelen worden uiteengezet. Het gereserveerde budget van € 2,5 miljoen geldt daarbij als randvoorwaarde.

Motie van het lid Boekestijn om in het jaarverslag 2009 gerealiseerde prestaties af te zetten tegen voornemens in de begroting (31 924 X, nr. 10)

Het oordeel van de Algemene Rekenkamer over de relatie tussen doelstellingen en middelen in de begroting 2009 is aanmerkelijk positiever dan over de begroting en het jaarverslag 2008. Mede op grond van de motie-Eijsink/Boekestijn (Kamerstuk 31 444 X, nr. 15) is met de begroting 2009 al een eerste stap gezet om bij de drie grote operationele commando’s middelen aan de operationele doelstellingen te koppelen zoals dat bij het beleidsartikel Commando Koninklijke marechaussee al gebeurt.

Het Jaarverslag 2009 zal een vergelijking mogelijk maken tussen de in 2009 geleverde prestaties en de voornemens uit de begroting voor dat jaar. Daarbij zal ook aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van de investeringsquote.

Een uitgebreidere wijze van toerekening van budgetten aan operationele doelstellingen betekent een aanpassing van zowel de ramingssystematiek als van de bijbehorende bedrijfsvoeringprocessen en informatiesystemen. Dergelijke ingrijpende veranderingen vergen de nodige zorgvuldigheid. Waar mogelijk zullen wij een verdergaande toedeling van middelen aan operationele doelstellingen doorvoeren.

Motie van de leden Boekestijn en Eijsink over aangeven van de begrenzingen in tijd, geld en resultaat per deelproject SPEER (31 924 X, nr. 11)

Allereerst merken wij op dat de motie nog tijdens het wetgevingsoverleg van 16 juni jl. is gewijzigd, in die zin dat niet langer wordt verzocht om «additionele» rapportages maar alleen om «rapportages». Op grond van deze wijziging heeft de staatssecretaris de motie aangemerkt als ondersteuning van het beleid. Zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg zullen in de komende halfjaarlijkse rapportages, meer nog dan in de laatste voortgangsrapportage van 1 april (Kamerstuk 31 460, nr. 6), de begrenzingen in tijd, geld en resultaat worden verduidelijkt. De rapportages zullen ook ingaan op de in- en externe personeelsinzet en de daarmee gemoeide budgetten. De afbakening in tijd en resultaat zal niet alleen worden toegelicht met een actueel mijlpalenoverzicht, maar ook met een stand van zaken van de geoperationaliseerde programmadoelstellingen die zijn uiteengezet in de brief van 2 juni 2008 (Kamerstuk 31 460, nr. 2, tabel 1). Hierbij zullen de budgetten per onderliggend project worden gepresenteerd, waar mogelijk verbonden met de mijlpalen.

Motie van het lid Boekestijn over rapporteren over tijdpad voor de invoering van een betrouwbaar tracking- en tracingsysteem (31 924 X, nr. 12)

Met een meerjarig verbeterplan moet het beheer van het materieel op orde worden gebracht. Het programma omvat verschillende deelprojecten, waarbij het beheer van gevoelig materieel zoals wapens prioriteit krijgt. Bij de verbetering van de administratie is de toepassing van tracking and tracing een belangrijk aandachtspunt. Voor het deelproject wapenbeheer zal tracking and tracing dan ook deel zal uitmaken van de activiteiten om het beheer op orde te brengen. De uitwerking van dit deelprogramma zal een belangrijke plaats krijgen bij de opzet en uitvoering van de redeployment uit Uruzgan in 2010. Zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg van 16 juni jl. zal de Kamer halfjaarlijks, met de begroting en het jaarverslag, op de hoogte worden gehouden van de voortgang van het meerjarige verbeterplan materieelbeheer, met inbegrip van het deelprogramma wapenbeheer.

Motie van het lid Eijsink over verbeteren informatie over de inhuur van externen (31 924 X, nr. 14)

Sinds 2008 is het door de toepassing van SAP mogelijk de uitgaven voor de inhuur van externen gedetailleerder te verantwoorden in de financiële basisadministratie. Daarmee wordt het tevens mogelijk de gerealiseerde uitgaven op een consistente en vergelijkbare wijze in de jaarverslagen op te nemen, in overeenstemming met de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagde opzet. De gevraagde vergelijkbaarheid is daarmee gewaarborgd.

De uitgaven voor de inhuur van externen worden in de huidige systematiek slechts gedeeltelijk geraamd. Op grond van het uitgangspunt dat organisatiesterkte (O), personeelssterkte (P) en financiële ruimte (F) met elkaar overeen moeten komen (O=P=F), wordt in de ontwerpbegrotingen geen raming opgenomen voor de inhuur van externen op tijdelijke vacatures. Wel wordt een bedrag geraamd voor de inhuur van externen voor de opvang van pieken in de bedrijfsvoering. Indien voor specifieke projecten extra personeel nodig is, wordt dit personeel ten laste van het projectbudget verantwoord. Het bedrag voor de inhuur voor projecten is dus onderdeel van het totale projectbudget en wordt niet als afzonderlijk geraamd budget in de financiële administratie opgenomen.

Een en ander houdt in dat het zonder ingrijpende wijzigingen in de plannings- en ramingssystematiek niet mogelijk is in de begrotingen een volledige opgave van de ramingen voor inhuur van externen op te nemen.