Gepubliceerd: 14 mei 2009
Indiener(s): Bas Jan van Bochove (CDA)
Onderwerpen: organisatie en beleid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31874-11.html
ID: 31874-11

31 874
Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang

nr. 11
NADER VERSLAG

Vastgesteld 14 mei 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een nader verslag over de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

A Nota naar aanleiding van het verslag 1

1. Inleiding 1

2. De ontwikkelingen bij gastouderopvang 2

3. Hoofdrichting bij de oplossingen 2

4. Structuurwijzigingen aan het kinderopvangstelsel 5

5. Kwaliteit en toezicht 5

6. Tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik 7

7. Financiële gevolgen 7

8. Overgangsrecht 7

9. Verwerking van ontvangen adviezen 8

B Nota van wijziging 8

A NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en grotendeels met instemming kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging. Er zijn echter ook bij deze leden nog een aantal vragen en zorgen aanwezig waarop zij graag een reactie van de regering willen hebben. Bovendien zijn er vragen gesteld die volgens deze leden nog onvoldoende zijn beantwoord.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging en hebben nog een paar aanvullende vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen nogmaals hoe de voorgestelde wijziging van de Wet Kinderopvang zich verhoudt tot de afspraak in het Coalitieakkoord dat werkende ouders ruimere toegang moeten krijgen tot informele opvang. Met de voorgestelde wijziging wordt toch het tegenovergestelde gerealiseerd, zo merken zij op.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Wet kinderopvang te wijzigen in verband een herziening van het stelsel van gastouderopvang zoals ontvangen. De leden zien de wijzigingen in het voorstel tot herziening van het stelsel van gastouderopvang als een aanzienlijke verbetering. Deze leden hebben op enkele punten nog behoefte aan een toelichting.

2. Ontwikkelingen gastouderopvang

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) aangeeft dat onderzoek naar misbruik en oneigenlijk gebruik niet goed mogelijk is, aldus de nota. Is het de regering wel bekend in hoeveel gevallen er is opgetreden tegen overtredingen van de wet door gastouderbureaus door middel van sancties of boetes, zo vragen deze leden.

3. Hoofdrichtingen bij de oplossingen

De leden van de CDA-fractie merken op dat het blijkt dat er in voorafgaande jaren geen honderd procent dekking is geweest met betrekking tot de controle van de gastouderbureaus. Hoe kan de regering garanderen dat dit wel zal gebeuren, nu er naast de gastouderbureaus ook nog de gastouders zelf gecontroleerd dienen te worden, zo vragen de leden. Als er geen 100% controle plaats vindt van alle kinderdagopvang en gastouderbureaus, kan dit dan gevolgen hebben voor de inschrijving in het landelijk register van de gastouders, willen de leden weten.

Voorts vragen zij waarom de gastouderopvang momenteel is uitgesloten voor aanvraag van opleidingsbudgetten die het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) verstrekt. Graag zien de leden dat de regering ingaat op het verschil in conclusies van het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) met betrekking tot het effect van de prijs van de opvang in relatie tot arbeidsparticipatie. Het SCP stelt immers dat de prijs van opvang slechts een beperkte mate van invloed heeft op het gebruik daarvan, maar dat het vertrouwen van ouders een veel grotere rol speelt bij de keuze voor opvang. Als men dit in relatie tot de constatering ziet dat ouders de kwaliteit van opvang anders beoordelen dan het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) doet (zie het verslag bij het wetsvoorstel) wat betekent dit voor de kwaliteitseisen gesteld gaan worden aan de nieuwe gastouders, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie deelden, zoals zij in het verslag bij het wetsvoorstel reeds hebben aangegeven, de grondgedachte van het wetsvoorstel. Met betrekking tot het aangepaste wetsvoorstel dat nu voorligt, delen zij de mening van de regering dat de wijze waarop de informele kinderopvang in het originele wetsvoorstel zou worden geregeld, vatbaar bleef voor misbruik. De instrumenten die zouden moeten worden ingezet om de rechtmatigheid van de kinderopvangtoeslag te controleren en het toezicht op de informele gastouderopvang vorm te geven, zijn ingewikkeld en moeilijk hanteerbaar. De uitvoeringsproblematiek die dat met zich meebrengt, is aanzienlijk. Bovendien hebben deze leden gesteld dat de principiële vraag gerechtvaardigd is, of de overheid zou moeten meebetalen aan informele oppas door familieleden, die dit voorheen om niet deden.

Daarnaast hebben de leden altijd betwijfeld of het oorspronkelijke tarief van vier euro voor de thuiscrèche wel voldoende was om enerzijds de kwaliteit van de opvang te garanderen en anderzijds de professionelere gastouder na aftrek van de kosten voor het gastouderbureau van een redelijk inkomen te voorzien. Deze leden juichen het dan ook toe dat het tarief van vier euro is opgehoogd naar vijf euro. Zij zijn van mening dat men met dit bedrag goed uit de voeten kan. Er blijft met een tarief van vijf euro ook een redelijk verschil over tussen de thuiscrèche en de professionele opvang in kinderdagverblijven, die aan strengere kwaliteitseisen moet voldoen en daarom terecht een hoger uurtarief kent.

De leden vragen de regering om inzichtelijk te maken hoe ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel de begrote budgetten nu gaan veranderen. Komt het budget dat eerst was voorzien om de informele gastouderopvang van te betalen, nu geheel ten goede aan de verhoging van de professionelere gastouderopvang/de thuiscrèche van vier naar vijf euro, of gaat er van dat bedrag ook een deel naar bijvoorbeeld kwaliteitsverbetering of andere zaken?

Tevens vragen de leden of de regering goed in beeld heeft wat de vraag- en gastouders gaan doen die eerst onder de informele gastouderopvang van 2,50 euro zouden vallen. Beschikt zij over betrouwbare prognoses die ervoor zorgen dat er niet onverwacht grote aantallen gastouders alsnog onder de professionele gastouderopvang van vijf euro gaan vallen, waardoor er een kans bestaat dat de budgetten voor de kinderopvang alsnog weer ruim overschreden gaan worden? De leden vinden namelijk dat na het inwerkingtreden van dit voorliggende gewijzigde wetsvoorstel en de al eerder gedane aanpassingen aan de ouderbijdrage er rust moet komen aan het kinder- en gastouderopvang-front. Er moet nu weer gewerkt worden aan kwaliteitsverbetering, opleiding van leidsters en capaciteitsuitbreiding. Zij vinden het zeer onwenselijk als er opnieuw wijzigingen in financiering of ouderbijdragen zouden moeten komen, omdat de prognoses van de regering niet juist zijn en er opnieuw grote tekorten ontstaan. Kan de regering deze leden geruststellen?

In het onderhandelingsakkoord dat de convenantpartijen op 18 februari 2009 hebben gesloten over verdergaande kwaliteitseisen die gesteld kunnen worden aan Kinderopvang is ook een tijdpad aangeven. De leden horen graag in hoeverre dit tijdpad haalbaar is. Vooral gezien de zinsnede in het convenant die zegt dat: «de beroepskwalificatie-eisen en de uitvoeringsmodaliteiten «in potentie» in het veld beschikbaar zijn.» Hoe zeker is het dat men straks echt aan de slag kan met de nieuwe modules?

De leden zijn zeer blij met het feit dat het nu ook mogelijk wordt om te kiezen tussen opvang bij de gastouder of bij de vraagouder. Dit komt tegemoet aan de situatie van veel mensen. Met name ook van ouders met onregelmatige werktijden. Een verpleegster of politieagent die om 23.00 uur ’s avonds haar of zijn kind nog van het huis van de gastouder naar huis moet slepen, is geen goede situatie. Kinderen hebben rust nodig en opvang in de vertrouwde omgeving van thuis heeft voor veel ouders en kinderen een grote meerwaarde. Men kiest daar vaak bewust voor. Kan de regering nu bevestigen dat met deze nieuwe definiëringen deze doelgroep ook goed bediend wordt? De leden vinden het wel terecht dat de eis wordt gesteld dat die keuze maar één keer gemaakt kan worden, en dat een gastouder dus maar op één plek opvang kan aanbieden. Dit is een voorwaarde voor een goede controle op de kwaliteit door GGD, Onderwijsinspectie en het gastouderbureau.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de Wet Kinderopvang niet bedoeld is voor het subsidiëren van informele opvang. Opvang door familie en bekenden hoort volgens deze leden niet in de Wet Kinderopvang thuis. Zij zijn dan ook verheugd dat de regering voorstelt deze informele opvang uit de wet te schrappen. Ook vinden de leden het positief dat wordt voorgesteld dat gastouders niet enkel gastouderopvang kunnen aanbieden op het eigen woonadres, maar ook bij de vraagouder thuis. Zij vragen waarom wordt voorgesteld dat een gastouder niet meer dan op één plaats gastouderopvang mag bieden. Een belangrijke verandering is het voorstel de maximumuurprijs van vier naar vijf euro te verhogen. Is deze uurprijs voldoende voor de gastouders om hun werk uit te kunnen voeren, willen de leden weten. In 2008 bedroeg de gemiddelde uurprijs voor gastouderopvang immers 5,74 euro. De regering verwacht dat van het stellen van een maximumuurprijs een remmende werking op de prijsvorming zal uitgaan. Waarop is deze verwachting gebaseerd? De leden vragen wat precies de aanleiding is geweest voor de regering om te komen met de wijzigingen zoals nu voorgesteld. Waarom waren deze voorstellen niet in de eerste versie van het wetsvoorstel opgenomen, zo vragen zij.

Ook vernemen zij graag hoeveel de totale financiële opbrengst van het uit de wet halen van de thuisopvang bedraagt. Waarom heeft de regering besloten om enkel een deel van deze financiële opbrengst in te zetten voor een verhoging van de maximumuurprijs voor gastouderopvang van vier naar vijf euro? Hoeveel van de totale financiële opbrengst van het uit de wet halen van de thuisopvang wordt niet ingezet voor de verhoging van de maximumuurprijs voor gastouderopvang en waar wordt dat deel aan besteed? Welk effect verwacht de regering van het schrappen van de thuisopvang op het gebruik van de kinderopvangregeling? De leden blijven van mening dat de kinderopvangtoeslag gekoppeld moet worden aan het aantal gewerkte uren. Waarom wordt niet overwogen dat het gastouderbureau hier een rol in krijgt door de ouders een opgave van het aantal gewerkte uren te vragen? De Belastingdienst zou dit steekproefsgewijs achteraf kunnen controleren, zo vinden deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de leden van hun fractie, alsmede leden van de ChristenUnie-fractie hebben gevraagd welk deel van de overschrijding is toe te schrijven aan de gastouderopvang. In de nota naar aanleiding van het verslag is op deze vraag geen antwoord gegeven. De regering stelt in de memorie van toelichting dat analyses van de kostenoverschrijdingen laten zien dat de oorzaak daarvan vooral bij de gastouderopvang ligt. De leden verzoeken de regering de Kamer die analyses te doen toekomen. De regering geeft aan dat de kostenoverschrijding is berekend door het totaal van de geactualiseerde raming van de kinderopvangtoeslag op basis van de gegevens van 2008 af te zetten tegen de totaal geraamde kinderopvangtoeslag. De leden willen weten met welke optelsom de regering tot het totaal is gekomen. Deze leden verzoeken de regering om de groei voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang in absolute getallen weer te geven en daarbij de voorziene kostenoverschrijding uit te splitsen naar deze vormen van opvang.

De leden vragen voorts of met de nota van wijziging ook het maximum van 12 uur per week in zijn geheel is komen te vervallen.

De regering stelt dat het schrappen van de thuisopvang structureel circa 100 miljoen euro per jaar oplevert. De leden willen ook graag weten hoeveel het kost om de verlaging van het maximumuurtarief te beperken tot vijf euro per uur in plaats van 4,10 euro.

Deze leden vragen voorts waarom een gastouder op niet meer dan één plaats gastouderopvang mag aanbieden. De regering maakt het daarmee onmogelijk dat goed opgeleide leidsters aan huis voor meerdere gezinnen werken. En geldt hiervoor een bepaalde toeslagperiode (bijvoorbeeldéén maand)?

De leden hebben vragen over het aantal kinderen dat een gastouder mag opvangen. In de nota van Wijziging staat dat zes kinderen zijn inclusief de eigen kinderen tot tien jaar. Dat wijkt af van wat er nu is geregeld in het convenant, waar voor gewone gastouders eigen kinderen meetellen tot vier jaar en voor innovatieve gastouderopvang maximaal zes niet-eigen kinderen mogen worden opgevangen, mits de achterwacht goed geregeld is. Klopt het dat het wetsvoorstel de huidige afspraken aanscherpt? Zo ja, wat betekent dat voor het inkomen van gastouders en het aanbod er van?

Kan de regering toelichten wat er gebeurt als een gastouder niet voor het einde van het jaar aan de eisen voldoet. Lopen de vraagouders het risico dat hun kinderopvangtoeslag over dat jaar wordt teruggevorderd?

De leden willen graag weten waarom het Centraal Planbureau ervan uit gaat dat bij ongewijzigd beleid de vraag naar gastouderopvang gelijk zal blijven. Hoe reëel is het om te veronderstellen dat vanaf 2009 212.00 kinderen gebruik maken van gastouderopvang?

4. Voorwaarden aan de gastouderbureaus

De leden van de CDA-fractie vinden de verschillen in uitvoeringskosten tussen de verschillende gastouderbureaus bijzonder groot. Daarom hechten de leden eraan deze uitvoeringskosten terug te dringen. De leden vragen de regering hoe zij de berekeningswijze van deze kosten transparant gaat maken. Verder willen zij graag weten op welke termijn en hoe lang de «proef» gaat duren. Wanneer acht de regering het effect «onvoldoende», met andere woorden met welk bedrag of percentage is de regering tevreden en acht zij daarom het stellen van een maximum als overbodig, zo vragen de leden.

Gemiddeld is de leidster/kind ratio in de dagopvang in de leeftijdscategorie 0–4 jaar 6 (vier kinderen per leidster voor 0–1 jaar en 8 kinderen per leidster bij 3–4 jaar). De convenantpartijen schroeven deze ratio echter op voor gastouderopvang door te stellen dat maximaal vijf kinderen in de leeftijd 0–4 jaar tegelijkertijd door een gastouder mogen worden opgevangen. Tegelijkertijd bepalen de convenantpartijen dat binnen deze groep slechts 2 kinderen van 0–1 jaar tegelijkertijd mogen worden opgevangen terwijl voor dagopvang geldt dat er vier kinderen in deze leeftijd per leidster mogen zijn. Wat is de reactie van de regering op dit aanscherpen van de ratio’s door de convenantpartijen?

De leden van de SP-fractie merken op dat het transparant maken van de uitvoeringskosten geen einde aan de grote verschillen in uitvoeringskosten die de verschillende gastouderbureaus berekenen. Waarom wordt niet voorgesteld om de uitvoeringskosten te maximeren? Gastouderbureaus berekenen tussen de 12% en de 70% van de uitvoeringskosten door in de uurprijs. Wat maakt dat de regering aan deze ongelijkheid niet nu direct een halt wilt toeroepen? Wat maakt dat de regering niet nu al kiest voor het in de wet opnemen van een maximumtarief voor de kosten die gastouderbureaus doorberekenen, zo vragen deze leden.

5. Kwaliteit en toezicht

De leden van de CDA-fractie vragen hoe vaak het de afgelopen jaren is gebeurd dat de gemeente gastouderbureaus heeft uitgeschreven uit hun register. Wat de leden betreft moet er hard worden opgetreden tegen overtredingen van de Wet kinderopvang door gastouderbureaus, gastouders en kinderopvangcentra. Wat zijn op de sancties die getroffen kunnen worden bij overtreding van de wet door misbruik en fraude? Graag zien de leden dat dit uitgesplitst wordt naar sancties richting gastouders en gastouderbureaus/kinderdagopvang.

Het SCP stelt in haar brief dat zij verwacht dat de prijs van 4,00 euro geen grote gevolgen zal hebben voor de arbeidsparticipatie en het gebruik van de gastouderopvang aangezien het bedrag nog steeds hoger ligt dan bij het ingaan van het wetvoorstel in 2005. Graag een reactie van de regering, zo vragen de leden.

Bezoek door GGD is voorwaarde voor registratie, wat gebeurt er als de GGD niet binnen de gestelde termijn van 10 weken een bezoek aflegt? Krijgt het Gastouderbureau of de gastouder dan een voorwaardelijke inschrijving in het register? Wat zijn de termijnen voordat een gemeente kan overgaan tot uitschrijving uit het register? Welke tekortkomingen in gestelde eisen tellen hierbij mee en op welke wijze? Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de gesprekken met onder andere de Vereniging Nederlandse Gemeenten over het verbeteren van het handhavingsbeleid van de gemeenten?

Eerder hebben de leden van de PvdA-fractie gevraagd hoe het nu precies zit met de achterstand in controle van kinderdagverblijven die er nu schijnt te zijn bij GGD’s. Zij hebben gevraagd of we hier inzicht in konden krijgen. Is er op moment sprake van een achterstand? Zo ja, dan is er waarschijnlijk ook sprake van achterstanden in handhaving. Graag ontvangen deze leden een nadere reactie. Ook hebben zij aangeven dat indien er informele gastouders zijn, die de overstap maken naar een thuiscrèche, zij ook gecontroleerd moeten worden. De vraag hierbij was of de GGD’s dit er nog wel bij kunnen hebben. Voorts vragen de leden of de regering kan aangeven welke gemeenten het goed doen en welke niet. Hoe gaat de regering de GGD’s erop aanspreken als blijkt dat ze het niet goed doen?

De leden krijgen signalen van ouderorganisaties die pleiten voor een onafhankelijke toezichthouder voor de kinderopvangbranche. De leden vragen hoe de regering tegenover deze optie staat en of er ook andere opties worden uitgezocht. Hoe staat de regering tegenover het versterken van de inspraaken medezeggenschapspositie van de ouder of de oudercommissie? Indien positief, hoe is ze van plan dit te bewerkstelligen, zo willen de leden weten.

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering voor 2009–2012 40 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld voor de verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. Maar waarom is gastouderopvang in de voorwaarden van de Stichting BKK uitgesloten voor aanvraag van deze opleidingsbudgetten?

De leden vinden het belangrijk dat alle gastouders straks de mogelijkheid krijgen om aan de nieuwe opleidingseisen te voldoen. De regering stelt dat gestreefd wordt de kosten voor opleiding zo laag mogelijk te houden. Wat zijn volgens de regering acceptabele opleidingskosten? Is het voor gastouders mogelijk om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de opleidingskosten? Zo ja, op welke wijze? Wie wordt geacht de opleidingskosten te betalen: de gastouder of het gastouderbureau? Welke effect verwacht de regering dat de opleidingskosten zullen hebben op de tarieven? Zullen de gastouderbureaus de opleidingskosten doorberekenen in de tarieven? Is het voor gastouders haalbaar om voor 1 januari 2011 te voldoen aan de nieuwe eisen? Hoeveel gastouders zullen naar verwachting zich aanmelden voor (bij)scholing tot professionele gastouder? Hoeveel middelen heeft de regering hiervoor gereserveerd?

De leden maken zich zorgen over de controle door de GGD. Zij vragen of de GGD hier wel voldoende capaciteit voor heeft. Hoeveel extra middelen krijgt de GGD vanaf 2010 voor deze taak?

Daarnaast twijfelen de leden of de GGD in staat zal zijn om alle gastouders langs te gaan, gezien het feit dit een eis is voordat een gastouder opgenomen kan worden in het register en gezien het feit dat zij in 2007 slechts 63% van de gastouderbureaus hebben bezocht en dat sinds 2007 de gastouderopvang nog verder is gegroeid. Waarom wordt het geld dat bedoeld is voor toezicht en handhaving niet geoormerkt, zo vragen zij.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de termijn waarop een gemeente een besluit genomen moet hebben over een aanvraag tot het inschrijven van een kinderopvanghouder in het register kinderopvang is tien weken. De leden willen weten wat er gebeurt als die tien weken worden overschreden. [1] Worden kinderopvanghouders automatisch geregistreerd na die tien weken of lopen zij het risico dat zij nog langer moeten wachten? Is er voldoende capaciteit bij de GGD om de toeloop van kinderopvanghouders te controleren? En waarop worden zij precies op getoetst, zo vragen de leden tenslotte.

6. Tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik

Graag willen de leden van de PvdA-fractie weten wanneer precies gestart zal worden met het transparant maken van de berekeningswijze van de uitvoeringskosten. De leden vragen of de Kamer op de hoogte gehouden kunnen worden van deze ontwikkeling als blijkt dat het onvoldoende effect met zich mee zal brengen. Daarnaast vragen de leden of de definitie van de professionele gastouderopvang voor het tarief van vijf euro zodanig waterdicht is, dat er niet op slinkse wijze door onbetrouwbare gastouderbureaus alsnog misbruik van kan worden gemaakt. Kortom: kan de regering nog eens helder uitleggen dat we met dit nieuwe voorstel de juiste mensen en bureaus op de juiste plek hebben voor het juiste tarief, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vinden het terecht dat de regering zich zorgen maakt over het excessief hoge aantalen toeslaguren die in redelijkheid niet meer in relatie kunnen staan tot het aantal gewerkte uren. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid een maximum te stellen aan het aantal uren kinderopvangtoeslag. En het voornemen is het maximum aantal uren toeslag voor dagopvang te baseren op een gebruikelijk aantal uren arbeid bij volledige arbeidstijd, vermeerderd met een redelijke tijd voor brengen en halen. Waarom wordt het maximum aantal toeslaguren niet in de wet opgenomen, willen de leden weten.

7. Financiële gevolgen

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat huidige gastouders die behoren tot de informele kring van de ouders (bijvoorbeeld grootouders), zich naar verwachting niet of slechts voor een zeer beperkt deel zullen laten kwalificeren als gastouder «nieuwe stijl». De leden verzoeken nader toe te lichten waarop deze verwachting is gebaseerd, nu ook deze gastouders via een Erkennen van Verworven Competenties (EVC)-traject kunnen voldoen aan de te stellen eisen en dit EVC-traject zal worden uitgewerkt op basis van het huidige segment gastouders waar ook deze groep deel van uit maakt.

8. De opname van opvangouders en gastouders in het register

De leden van de CDA-fractie merken op dat om te kunnen vaststellen of iemand voldoet aan de eisen voor gastouder iemand een traject moet doorlopen voor een EVC of een opleiding. Daarna zal de GGD moeten vaststellen dat alles in orde is. Dat mag maximaal tien weken duren. Dit moet gerealiseerd zijn op uiterlijk 31 december 2010. Kan de regering de leden de verzekering geven dat er voldoende capaciteit is om dit alles te realiseren? Kan de regering tevens garanderen dat er een hardheidsclausule is voor gastouders en vraagouders die buiten hun schuld om niet op tijd geregistreerd worden zodat dit geen gevolgen heeft voor hun recht op kinderopvangtoeslag? Wie bepaalt in dat geval de rechtmatigheid van het bezwaar?

Is er voldoende opleidingscapaciteit en toetscapaciteit om de mensen geschikt te verklaren voor het gastouderschap, zo vragen de leden.

Verder vragen de leden of het mogelijk is een soort kennismakingsperiode in te stellen voor nieuwe gastouders. Binnen deze periode mag een gastouder al wel aan de slag mag (mits in bezit van een VOG). Na deze periode – indien het werk bevalt – worden ze verplicht de kwaliteitseisen te halen.

Waarom is het deel over opgelegde maatregelen door toezicht etc. in het register niet openbaar toegankelijk? Het is toch voor de afweging van ouders om te kiezen voor een bepaald Gastouderbureau of gastouder relevant of de kwaliteit in orde is? Op welke andere wijze krijgen ouders hierin inzicht, zo vragen de leden. Wat vindt de regering van het idee om een link te maken in het register naar het desbetreffende GGD-rapport waarmee de ouder direct de informatie te zien krijgt?

Het is de leden niet helder wat op dit moment niet wordt geregeld in het wetsvoorstel maar later via AMvB’s en welke daarvan aan de Kamer worden voorgehangen. Graag ontvangen zij van de regering een overzicht van de nog te verwachten ministeriële regelingen.

9. Verwerking van ontvangen adviezen

De leden van de CDA-fractie merken op dat uit het onderzoek van Equality uit 2007 wel degelijk bleek dat ouders, als zij kunnen kiezen, de voorkeur hebben voor gastouderopvang boven de opvang in een kindercentrum. Dat onderstreept ook het belang van voldoende keuzevrijheid en dus het behoud van gastouderopvang als een duidelijke pijler van de kinderopvang in Nederland.

De leden vragen de regering de integrale kabinetsreactie op de commissie Van Rijn voor de plenaire behandeling naar de Kamer te sturen zodat zij het kan betrekken bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel. Nu lijkt zij selectief te winkelen in het rapport. Zo wijst zij nu al de koppeling af tussen gewerkte arbeidsuren en opvanguren, terwijl zij bij andere vragen verwijst naar de aankomende reactie.

Wat is de reactie van de regering op het voorstel van de commissie Van Rijn voor een eigen bijdrage per maand gekoppeld aan minder steile afbouw van toeslag per uur en introductie van een minimale eigen bijdrage per uur, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de resultaten zijn geweest van het gesprek met het Waarborgfonds.

B NOTA VAN WIJZIGING

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota van wijziging. De nota van wijziging neemt een aantal door deze leden gesignaleerde knelpunten weg. Zo waren deze leden zeer kritisch over de druk die er bij de Belastingsdienst gelegd zou worden voor wat betreft de uitvoering van het herziene stelsel. De leden hebben steeds aangegeven dat de keuzevrijheid van ouders, voor welk type opvang zij wensen voor hun kinderen als zij werken, uitgangspunt dient te zijn bij de vormgeving van de kinderopvang. Voor deze leden vormen de gastouderopvang een belangrijk onderdeel van dit aanbod van kinderopvang. De vraagouders dienen hierbij de keuze te hebben om de kinderen bij hen thuis te laten opvangen of bij een gastouder thuis. Deze vorm van kinderopvang betreft een ander type dan de opvang in de kinderdagopvangcentra. Gastouderopvang is kleinschaliger en flexibeler. Met name voor ouders met wisselende werktijden voorziet dit type opvang in een behoefte. Daarnaast biedt het voor ouders die naast de opvoeding van hun eigen kinderen ook een klein aantal kinderen op willen vangen bij hen thuis een mogelijkheid om dit te combineren en daarvoor een kleine vergoeding te ontvangen; in het vervolg van dit verslag zullen de leden deze groep aanduiden met de naam «kleine gastouder».

De leden merken voorts op dat met deze nota van wijziging in ieder geval is geborgd dat ook bij vraagouders thuis er opvang mogelijk blijft tegen een redelijk tarief.

Toch hebben de leden wel enige vragen. Deze leden vragen aan de regering of zij overwogen heeft deze nota van wijziging aan de Raad van State voor te leggen en wat haar overwegingen zijn om dit niet te doen.

Met name op het punt van het stellen van redelijke kwaliteitseisen in relatie tot het mogelijk houden van de gastouderopvang voor deze groep «kleine» gastouders is er nog veel onduidelijk voor de leden. Voor de leden mogen de eisen niet zodanig worden gesteld dat deze een drempel vormen voor de gastouder die op dit moment goed functioneert en graag gastouder wil blijven. Mensen die zelf kinderen hebben opgevoed, een EHBO-diploma hebben en aantoonbaar kennis hebben omtrent veiligheid en hygiëne en kindermishandeling dienen zonder problemen gastouder te kunnen worden en blijven. Daarom willen de leden het aangekondigde voorstel omtrent de kwaliteitseisen betrekken bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Immers de kosten en hoogte van kwaliteitseisen zijn ook bepalend voor de uitwerking van de voorstellen in de nota van wijziging, zo stellen de leden.

Uit het veld komen reacties dat men vreest dat gastouders terug zullen schrikken van de procedure en opleidingseis. Hoe gaat de regering zorg dragen dat de eisen zodanig worden gesteld dat dit niet zal gebeuren?

Kan de regering bevestigen dat een gemiddeld EVC-traject zo’n duizend euro kost? Kan de regering aangeven hoe de kosten voor een EVC-traject zijn opgebouwd? Hoe gaat de regering er zorg voor dragen dat er een redelijke prijs komt? Wie gaat opdraaien voor de kosten en hoe zorgt de regering er voor dat deze kosten geen belemmering gaan vormen om gastouder te kunnen blijven, zo vragen de leden.

Het SCP stelt in haar brief dat ouders zich niet zozeer door prijs laten leiden als wel door vertrouwen in de opvang(ouder). Een hogere prijs zal dus maar beperkte gevolgen hebben voor het gebruik van opvang. Waarom heeft de regering dan toch gekozen voor een verhoging van de maximum uurprijs voor gastouderopvang, zo vragen de leden.

Op grond van welke onderbouwing is gekozen voor een tarief van vijf euro? Waarom werd eerder vier euro gezien als een redelijke maximumprijs en is dat nu in de nota van wijziging omhoog bijgesteld? Wat is de argumentatie om de thuisopvang te laten vervallen maar vervolgens wel de maximumprijs naar de vijf euro op te trekken gepaard met nog hogere eisen? Wat levert het afschaffen van de thuisopvang op en komt dit hele bedrag ten goede aan de gastouderopvang, zo vragen de leden.

Wat is de overweging dat het voor een gastouder niet mogelijk is om opvang te bieden op een adres anders dan eigen adres of adres van vraagouder, bijvoorbeeld in het geval een gastouder oppast op het adres van een vraagouder en ook de buurkinderen erbij krijgt). Wat is verder de overweging om niet toe te staan dat een gastouder zowel oppast op het eigen adres en op het adres van de vraagouder?

Welke mogelijkheden hebben ouders om zelf te kunnen beoordelen of gastouders geschikt zijn om gastouder te zijn?

Indien de gastouder niet binnen de termijn aan de eisen voldoet heeft de vraagouder geen aanspraak op toeslag met terugwerkende kracht, zo lezen de leden in het de nota. Wat gebeurt er echter als het redelijkerwijs vast te stellen is dat het buiten de schuld van de ouders ligt dat de gastouder niet aan de eisen (kan) voldoen(t). Welke mogelijkheden zijn er dan voor ouders om hiertegen in te gaan, zo vragen de leden.

De leden vragen over artikel 4, lid e, wat de overweging is om alleen bloedverwanten/aanverwanten in neergaande lijn van gastouder of partner tot tien jaar meegerekend bij het maximumaantal van zes kinderen en niet de kinderen t/m 12 jaar.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het nieuwe voorstel van de regering vervat in de nota van wijziging. De leden blijven van mening dat ook nu het voorstel is aangepast, de gastouderopvang onder druk komt te staan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen over onderdeel A (artikel I, onderdeel A) van de nota van wijziging het volgende. In de toelichting op de nota van wijziging wordt gesteld dat de definitie van gastouderopvang is verruimd, waardoor een gastouder opvang kan aanbieden op het eigen woonadres óf op het adres van één van de vraagouders, maar in totaal op nooit meer dan één adres. In de nota van wijziging wordt in onderdeel A onder gastouderopvang echter verstaan kinderopvang waarbij de opvang plaats vindt op het woonadres van de gastouder of op het woonadres van de ouder. Als ouder komt ingevolge het voorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang te gelden de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft. De leden verzoeken de regering nader toe te lichten op welke wijze in wetsvoorstel geborgd is dat ook ouders die hun kind bij een andere vraagouder thuis door een gastouder laten opvangen in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag.

Voorts hebben deze leden vragen over onderdeel K (artikel I, onderdeel N) van de nota van wijziging. Artikel 56 van de Wet kinderopvang zoals opgenomen in het voorstel van wet, gaat over de kwaliteitseisen waaraan een gastouderbureau moet voldoen en is aangepast vanwege het voorstel om de thuisopvang te laten vervallen. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat de regering naar aanleiding van het onderhandelingsakkoord en concept-convenant van 18 februari 2009 zal bepalen welke eisen door middel van regelgeving een formele status krijgen en daarmee onderdeel zullen worden van de Wet kinderopvang. Daarbij wordt gedacht aan een relevante opleiding MBO-2 of het doorlopen van een EVC-traject. Dit EVC-traject zal worden uitgewerkt op basis van het huidige segment gastouders. De leden verzoeken de regering toe te lichten aan welke competenties gedacht moet worden bij het EVC-traject en daarbij in te gaan op de vraag of conclusie gerechtvaardigd is dat het feit dat het EVC-traject zal worden uitgewerkt op basis van het huidige segment gastouders betekent dat de doorsnee gastouder via dit traject zal kunnen voldoen aan de te stellen eisen.

De voorzitter van de commissie,

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie,

Bošnjaković-van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GL) en Gerkens (SP).