Gepubliceerd: 21 januari 2009
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31790-6.html
ID: 31790-6

31 790
Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de verhoging van het collegegeld en de aanpassing van het aflossingssysteem studieschulden

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 21 januari 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I. ALGEMEEN DEEL 1

1. Inleiding 1

2. Uitwerking van de maatregelen 2

2.1 Verhoging van het collegegeld en de wijziging van de aanvullende beurs en de basislening 2

2.2 Duidelijkere en flexibelere terugbetalingsvoorwaarden bij studieleningen 4

2.3 Overige aanpassingen in de WSF 2000 4

3. Gevolgen voor administratieve lasten 5

4. Financiële gevolgen 5

5. Overig 5

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 6

I. ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat dient ter wijziging van onder meer de Wet Studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de verhoging van het collegegeld en de aanpassing van het aflossingssysteem studieschulden (31 790). De leden van deze fractie hebben eerder ingestemd met de jaarlijkse collegegeldverhoging gedurende een periode van tien jaar met een bedrag van 22 euro. Dit wetsvoorstel is een logisch vervolg op het in december 2007 genomen besluit. Daarnaast voorziet deze wetswijziging in een andere terugbetalingsregeling. De leden van deze fractie zijn verheugd dat de oorspronkelijke plannen, zoals die in de Strategische Agenda Hoger onderwijs waren verwoord, zijn gewijzigd. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de eerder door deze leden naar voren gebrachte bezwaren.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij constateren dat twee verschillende voorstellen in één wet worden vastgelegd, namelijk een verhoging van het collegegeld en een aanpassing van het aflossingssysteem van studieschulden. De leden van deze fractie stellen voor om deze beide onderwerpen los te koppelen, zodat beide ook zorgvuldig kunnen worden behandeld; nu worden fracties immers geconfronteerd met een zgn. «package deal». Zij willen weten of de regering deze mening deelt. Verder vinden de leden van deze fractie het jammer dat de regering ervoor heeft gekozen om geld weg te halen bij studenten om de verbeterde arbeidsvoorwaarden voor leraren te betalen. Deze leden kunnen zich in grote lijnen wel vinden in de aanpassing van de terugbetalingsregeling.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de verhoging van het collegegeld en de aanpassing van het aflossingssysteem studieschulden. De leden van deze fractie hebben in het wetsvoorstel aanleiding gezien tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen onder meer beoogt de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen in verband met de verhoging van het collegegeld en de aanpassing van het aflossingssysteem studieschulden. De voorstellen daarin zijn volgens deze leden uiteenlopend van aard en voor het overgrote deel al eerder onderwerp van debat geweest.

2. Uitwerking van de maatregelen

2.1 Verhoging van het collegegeld en de wijziging van de aanvullende beurs en de basislening

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de regering voorstelt om het collegegeld in tien stappen te verhogen met jaarlijks 22 euro. Zij vragen de regering hoe hoog het collegegeld na alle verhogingen en indexeringen zal zijn voor het collegejaar 2019/2020. Voor studenten van ouders uit lagere inkomensgroepen is er een hogere aanvullende beurs; andere studenten zullen meer moeten betalen. De regering draagt als oplossing aan dat studenten meer kunnen gaan lenen wanneer ouders niet de gehele veronderstelde bijdrage aan hun studerende kinderen betalen. Het effect hiervan kan zijn dat studenten in spe worden afgeschrikt, zodat minder mensen gaan studeren. De leden van deze fractie vragen de regering om hoeveel studenten dit gaat. Ook vragen zij hoe de regering wil voorkomen dat studenten meer gaan werken naast hun studie, wat immers ten koste gaat van de tijd die studenten in hun studie steken.

De leden van deze fractie zien graag dat het voor studenten mogelijk wordt om snel een traject te starten om de aanvullende beurs te krijgen, in de situatie dat er nog geen aangifte is gedaan, of wanneer het inkomen van de ouders is gedaald. Zij vragen wat de regering daarvan vindt. Verder vragen zij of de regering ook vindt het nu vaak erg lastig is voor een student om een aanvullende beurs aan te vragen wanneer er slecht contact is met een van de ouders en wanneer een van de ouders geen belastingaangifte heeft gedaan. Zij willen weten hoe de regering deze problematiek wil aanpakken. Voorts vinden deze leden dat een student een hem of haar ten onrechte, bijvoorbeeld door een fout van de IB-Groep, verstrekte aanvullende beurs rentevrij moet kunnen terugbetalen. Zij vragen of de regering dit ook vindt en of de regering haar mening kan toelichten. Wanneer ouders zijn gescheiden, is het voor hen in verband met dubbele lasten, bijvoorbeeld woonlasten, vaak moeilijk om te voldoen aan de veronderstelde ouderlijke bijdrage. De leden van deze fractie vragen de regering of zij ook vindt dat het gerechtvaardigd zou zijn om voor deze groep de inkomensgrens voor de aanvullende beurs te verhogen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat deze wetswijziging om de verkeerde reden wordt ingevoerd. Het collegegeld gaat met 22 euro per jaar omhoog om actieplan Leerkracht te kunnen bekostigen. De student wordt als melkkoe gebruikt terwijl hij/zij daar geen hogere onderwijskwaliteit voor terugkrijgt. Weliswaar worden de terugbetalingsvoorwaarden van een lening versoepeld en zal er meer worden kwijtgescholden, maar dat veroorzaakt, mede door de gelijkblijvende rente, over 17 jaar een structureel tekort van naar verwachting 35 miljoen euro. De leden van deze fractie maken zich zorgen over deze feitelijk ongedekte cheque, die wordt neergelegd bij een toekomstig kabinet.

Verder stellen de leden van deze fractie vast dat volgens de regering door de wetswijziging het studiefinancieringsbedrag voor levensonderhoud hetzelfde blijft. Volgens deze leden geldt dit echter niet voor studenten die alleen recht hebben op een basisbeurs en studenten die geen aanspraak hebben op de maximale aanvullende beurs: die kunnen namelijk geen gebruik maken van de verhoogde aanvullende beurs, maar zullen toch de collegegeldstijging van 22 euro per jaar moeten betalen. In het wetsvoorstel probeert de regering dit op te lossen door de veronderstelde ouderbijdrage te verhogen, maar de leden van deze fractie vragen de regering of het realistisch is dat ouders ook daadwerkelijk meer gaan betalen terwijl hun inkomen niet hoger wordt. In dit verband vragen deze leden ook hoe groot de regering het risico inschat dat deze verhoging toch op het bordje van de student terechtkomt.

Voorts wijzen de leden van deze fractie erop dat een student al dan niet recht heeft op een maximale aanvullende beurs, gebaseerd op het inkomen van de ouders van twee jaar eerder. Deze leden vragen of de regering hun inschatting deelt dat dit kan betekenen dat een student geen recht heeft op de maximale aanvullende beurs, terwijl de verhoging van 22 euro gebaseerd op het huidige inkomen inmiddels niet meer door de ouders kan worden betaald, en dat in dat geval de enige uitweg is dat een student meer zal moeten lenen dan in de oude situatie. Deze leden vragen de regering of ook zij verwacht dat de wetswijziging aldus zal leiden tot meer dan wel hogere leningen, hoeveel leningen dit zullen zijn en wat de financiële omvang daarvan zal zijn. Ten slotte vragen deze leden de regering om een cijfermatig overzicht van de gevolgen van de wetswijziging voor studenten met ouders uit verschillende inkomensgroepen.

De leden van de ChristenUnie-fractie onderkennen de noodzaak van het realiseren van het actieplan Leerkracht teneinde het lerarentekort aan te pakken en de kwaliteit en positie van leraren te versterken. Een van de dekkingsmaatregelen wordt gevonden in een versterking van het profijtbeginsel in het hoger onderwijs, te weten een verhoging van de collegegelden met 22 euro per jaar gedurende tien jaar. Gezien de prioriteit die de verbetering van de positie van de leraren behoeft, kunnen de leden van deze fractie zich vinden in deze dekking. Deze leden hechten daarbij echter wel sterke waarde aan de flankerende maatregelen om de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs te waarborgen. Ook het voorstel voor duidelijkere en flexibelere terugbetalingsvoorwaarden bij studieleningen ontvangen de leden van deze fractie met instemming.

2.2 Duidelijkere en flexibelere terugbetalingsvoorwaarden bij studieleningen

De leden van de SP-fractie merken op dat de nieuwe terugbetalingsregeling gaat gelden voor de nieuwe en huidige studenten voor wie de terugbetalingsperiode per 1 januari 2010 nog niet is ingegaan. De leden van deze fractie vragen de regering waarom de veranderingen niet gaan gelden voor een grotere doelgroep, bijvoorbeeld iedereen die een lening heeft bij de IB-Groep. Verder vinden deze leden het wrang dat mensen die een schuldsaneringstraject hebben doorlopen, wel nog steeds een studieschuld kunnen hebben. Zij vragen of de regering dit ook van mening is en of het daarom mogelijk zou moeten worden om een studieschuld bij de IB-Groep onder te brengen bij een schuldsanering. Ook vragen zij de regering in hoeverre het voor mensen met een lening bij de IB-Groep mogelijk is om af te zien van het principe van automatische incasso, of is onderzocht hoe afbetalers staan tegenover het voorstel om over te gaan tot automatische incasso en zo ja, wat de uitkomst daarvan was. Voorts vragen deze leden de regering om uiteen te zetten hoe het terug te betalen bedrag per maand wordt berekend voor een debiteur met onvoldoende draagkracht om de vastgestelde termijnen te betalen indien deze een partner heeft met een ruimer inkomen. In dit verband willen zij ook weten of iemand met een niet-draagkrachtige partner kan worden verplicht om meer dan 12% van het meerdere inkomen boven de draagkrachtvrije voet te betalen, wanneer er precies sprake is van een «partner» en hoe de mogelijkheid van het niet laten meetellen van de draagkracht van een partner naar de debiteur zal worden gecommuniceerd.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het nieuwe terugbetalingssysteem van toepassing zal zijn op alle studerenden voor wie de terugbetalingsperiode per 1 januari 2010 nog niet is ingegaan. Deze leden willen weten of voor studenten die uit vrije wil alvast eerder een bedrag hebben afgelost, dit ook geldt, of dat voor deze studenten de terugbetalingsperiode al eerder is ingegaan. Verder vragen de leden van deze fractie of studenten die vallen onder het oude terugbetalingsregime, ervoor kunnen kiezen om over te stappen naar het nieuwe regime. Voorts wijzen deze leden erop dat nieuwe terugbetalingsvoorwaarden gunstiger zijn als het latere inkomensrendement van een studie blijkt tegen te vallen. Zij vragen of de regering het met hen eens is dat dit geen aanmoediging vormt om een studie te volgen die een grotere kans op rendement oplevert.

2.3 Overige aanpassingen in de WSF 2000

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de leeftijdsgrens wordt versoepeld door de afschaffing van de harde 34-jaarsgrens, de leeftijd waarna je volgens de huidige wetgeving geen beroep meer op studiefinanciering kunt doen. Met de afschaffing van deze 34-jaarsgrens kunnen alle studerenden die voor hun dertigste levensjaar aanspraak hebben gemaakt op studiefinanciering, ook na hun vierendertigste levensjaar hun nog niet genoten studiefinancieringsrechten gebruiken om door te studeren, mits zij aaneengesloten studiefinanciering blijven krijgen. De leden van deze fractie vragen de regering om uitputtend aan te geven voor wie deze regel gaat gelden.

3. Gevolgen voor administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om uitgebreider in te gaan op de te verwachten administratieve lasten voor de IB-Groep. Deze leden vinden de inpassing van de «vijf jokerjaren» een aardig idee, maar vragen de regering wat de bepaling of een zekere omstandigheid voor de inzet van een jokerjaar in aanmerking komt, aan bureaucratie kan meebrengen. Deze leden vragen de regering tevens of het wetsvoorstel is bekeken door toetsingscollege Actal, of dat alleen aan de IB-Groep zelf is gevraagd of het uitvoerbaar is.

4. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat het afschaffen van de harde 34-jaarsgrens zal betekenen voor de groei van de aanspraak op de studiefinanciering, of de regering het te verwachten bedrag per jaar kan noemen en of zij de dekking daarvoor kan geven. Tevens vragen de leden van deze fractie de regering wat de verruiming van de 1 februariregeling zal betekenen voor de groei van het aantal giften en daarmee voor de overheidsuitgaven, of de regering het te verwachten bedrag per jaar kan noemen en of zij kan aangeven hoe een en ander wordt gedekt. Ten slotte merken de leden van deze fractie op dat het wetsvoorstel leidt tot een groei van private bijdragen aan het hoger onderwijs tot € 100 miljoen per jaar vanaf 2019. Deze leden vragen in hoeverre de regering het acceptabel acht dat dit extra bedrag totaal niet is gekoppeld aan extra kwaliteit van het hoger onderwijs, maar wordt uitgesmeerd over alle studenten ongeacht (de kwaliteit van) hun opleiding.

5. Overig

De leden van de CDA-fractie hebben twee vragen die een wet over studiefinanciering aangaan, maar niet in dit wetsvoorstel worden geregeld. Het eerste vraagstuk betreft het peiljaar dat wordt gebruikt door de IB-Groep ter vaststelling van de aanvullende beurs voor een student. Vooral voor ondernemers met een sterk wisselend inkomenspatroon kan het problemen opleveren dat de t-2-regel wordt toegepast. Dat wil zeggen: het inkomen van de ouders in 2006 is bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs voor het jaar 2008. De leden van deze fractie vragen de regering of niet ook de mogelijkheid moet worden geboden dat het gemiddelde van een periode van drie jaar als uitgangspunt geldt voor de bepaling van de aanvullende beurs. Verder vragen zij in dit verband of een ondernemer gebruik mag maken van de t-3- in plaats van de t-2-regeling. Verder is het de leden van deze fractie opgevallen dat de aanpassing van de bijverdiengrens in deze wetswijziging niet is opgenomen. Zij vragen of de regering van plan is om deze via een nota van wijziging in de wet aan te brengen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het wetsvoorstel dat van dit moment gebruik wordt gemaakt om tevens de leeftijdsgrens te versoepelen en enige andere aanpassingen door te voeren in de WSF 2000. Deze leden verzoeken de regering om na te gaan of deze gelegenheid ook niet dient te worden aangegrepen om artikel 5.16 van de WSF 2000 te wijzigen. Het eerste lid van artikel 5.16 van de WSF 2000 regelt dat de diplomatermijn van tien jaar kan worden verlengd als een student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn met goed gevolg het afsluitend examen te behalen. In het tweede lid van artikel 5.16 van de WSF 2000 is geregeld dat de toegekende prestatiebeurs wordt omgezet in een gift indien een student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is met goed gevolg het afsluitend examen te behalen. Er lijkt echter een voorziening te ontbreken voor de situatie dat een student ten gevolge van bijzondere omstandigheden van structurele aard, zoals een chronische ziekte of een handicap, wel een diploma kan halen, maar dit niet kan doen binnen de gestelde diplomatermijn. De leden van deze fractie vragen of de regering aanleiding ziet om artikel 5.16 van de WSF 2000 zo te wijzigen, dat ook voor deze situatie een voorziening wordt getroffen. Deze leden willen graag een toelichting als de regering deze aanleiding niet ziet.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 6.10. Draagkracht debiteur uit inkomen op jaarbasis

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de regering de draagkrachtvrije voet wil verhogen: voor fiscale partners samen en voor alleenstaande ouders naar 120% van het wettelijk minimumloon, en voor alleenstaanden naar 84% van het wettelijk minimumloon. De leden van deze fractie vragen de regering waarom de draagkrachtvrije voet voor alleenstaanden is gesteld op 84% en waarom er niet voor is gekozen de draagkrachtvrije voet voor alleenstaanden te stellen op het minimumloon. Ook willen deze leden weten of de terugbetaling wordt berekend op basis van het bruto-inkomen of op basis van het netto besteedbaar inkomen.

De voorzitter van de commissie,

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Van Dijken (PvdA), Elias (VVD), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Timmer (PvdA), Thieme (PvdD), Halsema (GL) en Gerkens (SP).