Gepubliceerd: 20 februari 2009
Indiener(s): André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-XVII-39.html
ID: 31700-XVII-39

31 700 XVII
Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2009

nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2009

Hierbij bied ik u de notitie «Stand van zaken gezinshuizen» aan.1 De notitie is tot stand gekomen naar aanleiding van een motie van mevrouw Langkamp, waarin zij de regering verzoekt een plan te ontwikkelen voor het stimuleren van het aantal gezinshuizen en de Kamer hierover te informeren (kamerstuk 31 200 XVII, nr. 9). De betreffende motie is toentertijd ingetrokken; ik heb u echter wel beloofd een notitie op te stellen over de stand van zaken rondom gezinshuizen in Nederland.

Voorliggende notitie schetst een beeld van de stand van zaken met betrekking tot gezinshuizen in Nederland en gaat in op enkele specifieke kenmerken van een gezinshuis.

Samenvatting

Onder de Wet op de jeugdzorg is een gezinshuis een vorm van residentiële zorg, omdat in een gezinshuis een professional werkt die een salaris ontvangt voor de zorg die verleend wordt.

In de praktijk kan een gezinshuis gezien worden als een tussenvorm tussen residentiële zorg en pleegzorg. Residentieel omdat de zorg verleend wordt door een professional, die in dienst is van een zorgaanbieder. De zorgaanbieder die het gezinshuis onderhoudt, is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de professionaliteit van de gezinshuisouder.

Gezinshuizen hebben echter ook kenmerken van pleegzorg omdat de kinderen opgroeien in een situatie die veel lijkt op die van een normaal gezin: kinderen (gezinshuiskinderen en eventueel de biologische kinderen van de gezinshuisouder) en gezinshuisouders wonen, slapen en recreëren in dezelfde omgeving. Het gezinshuis staat vaak in een normale woonwijk.

Het contract van een gezinshuisouder is veelal voor 36 uur per week. Gemiddeld begeleidt een gezinshuisouder vier kinderen. Deze uren worden besteed aan de begeleiding en ondersteuning van de kinderen. De rest van de dagelijkse uren zetten gezinshuisouders zich vrijwillig in.

De gezinshuisouder heeft een pedagogische of didactische opleiding afgerond en is dus getraind in het begeleiden van kinderen met (complexe) gedragsproblemen.

De doelgroep van een gezinshuis omvat kinderen met complexe (gedrags-)-problematiek waarvoor een pleeggezin juist vanwege de zware problematiek niet geschikt is. Een pleegouder is meestal niet opgeleid om dit soort kinderen te begeleiden. Een plaats in een residentiële instelling is vaak ook niet geschikt, omdat deze kinderen meer baat hebben bij een één-op-één aanpak in kleine groepen.

De biologische ouders ontvangen ambulante begeleiding, waardoor het gehele gezinssysteem betrokken is bij de hulpverlening.

De duur van de plaatsingen in een gezinshuis varieert van één maand tot enkele jaren. In de regel worden kinderen tijdelijk geplaatst in een gezinshuis met als doel een terugplaatsing naar huis dan wel een pleeggezin te realiseren.

Nederland telde op 1 mei 2008 166 gezinshuizen, waar plek is voor 667 kinderen. De geografische spreiding is zeer gelijkmatig over Nederland. Alleen in de provincie Drenthe bevinden zich geen gezinshuizen. Amsterdam, Haaglanden en Zuid-Holland zijn voornemens het aantal gezinshuisplaatsen de komende jaren uit te breiden.

De Inspectie jeugdzorg ziet toe op de kwaliteit van het zorgaanbod op basis van hun jaarwerkplan. De afgelopen jaren is er geen aanleiding geweest om gezinshuizen te inspecteren.

Met de kwaliteit van nieuw zorgaanbod zoals bijvoorbeeld het franchisemodel voor gezinshuizen Gezinshuis.com wordt volgens het protocol Nieuwe zorgaanbieders omgegaan, dat wil zeggen toetsing vooraf door de provincie en achteraf door de Inspectie.

Informatieverzameling

De informatie voor deze notitie is verzameld met behulp van werkbezoeken, gesprekken met gezinshuisouders en zorgaanbieders, informatiemateriaal van zorgaanbieders over gezinshuizen en een kleine enquête onder de provincies en grootstedelijke regio’s over het aanbod van gezinshuizen in hun regio.

De werkbezoeken zijn gebracht aan gezinshuizen van Jeugdformaat, InterHuis-Jong en Bredervoort LSG. Daarnaast is gesproken met Gezinshuis.com. Jeugdformaat is een zorgaanbieder in Haaglanden die alle geïndiceerde jeugdzorg in dit gebied levert. InterHuis-Jong is een zorgaanbieder in Zoetermeer die zich als zelfstandige ondernemer probeert een plek te veroveren in de jeugdzorg. Bredervoort is een zorgaanbieder die onderdeel uitmaakt van de LeoStichtingGroep en is gevestigd in de Glind, een jeugddorp nabij Barneveld met een divers zorgaanbod voor kinderen en jongeren. De Glind is ook de bakermat van Gezinshuis.com; een maatschappelijke onderneming, gericht op versterking, professionalisering en uitbreiding van gezinshuizen in Nederland. Zij biedt zorgaanbieders en gezinshuisouders specifieke ondersteuning aan.

Aandachtspunt

De notitie laat zien dat de meeste jeugdigen «slechts» tot hun 18e levensjaar jeugdzorg ontvangen. Voor veel gezinshuiskinderen is deze leeftijdsgrens net te laag. Vaak komen jongeren die op zichzelf gaan wonen in de problemen en kloppen dan weer bij hun voormalige gezinshuisouder aan voor hulp. Die gezinshuisouder heeft geen extra middelen om hulp te bieden en moet dat of weigeren of uit eigen zak betalen.

De Wet op de jeugdzorg maakt het echter mogelijk dat jeugdigen na hun 18e levensjaar ook nog jeugdzorg ontvangen, indien bureau jeugdzorg vaststelt dat voortgezette hulpverlening nodig is. Is dat het geval dan kan de jeugdige tot 23 jaar met de indicatie van het bureau jeugdzorg zorg ontvangen. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de jeugdige nog langer in het gezinshuis verblijft of in het kader van jeugdzorg ambulante zorg ontvangt die zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid bevordert.

Deze mogelijkheid van de Wet speelt breder, bijvoorbeeld ook bij de hulpverlening aan zwerfjongeren. Ik besteed aan dit onderwerp in het Landelijk beleidskader jeugdzorg 2009–2012 extra aandacht.

Conclusie

Gegeven de verantwoordelijkheid van de provincies voor de jeugdzorg, heb ik met hen gesproken over deze notitie. Hieruit blijkt dat provincies van mening zijn dat jongeren recht hebben op een gezinsleven zoals omschreven staat in het Internationaal Verdrag van de Rechten van het kind. Dit houdt in dat, wanneer jongeren niet meer thuis kunnen wonen er de plicht bestaat om jongeren, indien dit mogelijk is, te laten deelnemen aan een gezinsleven. Dit past goed binnen de door mij in mijn programma «Alle kansen voor alle kinderen» geformuleerde visie dat jeugdigen zo veel mogelijk de kans moeten krijgen in een gezin of in een situatie die lijkt op een gezin op te groeien. Dat kan in het eigen gezin, in een pleeggezin, maar dus ook in een gezinshuis.

De tussenvorm tussen pleegzorg en residentiële zorg maakt dat er nog meer maatwerk geleverd kan worden voor jeugdigen in Nederland. Daarmee kunnen gezinshuizen voor jeugdigen een goede aanvulling zijn op de bestaande jeugdzorg.

Het beeld dat uit de notitie naar voren komt, is divers. Aangezien de Wet op de jeugdzorg geen specifieke definitie hanteert voor een gezinshuis, geeft iedere provincie er zijn eigen invulling aan. Zo bestaan er tussen provincies verschillen in de gekozen constructie van gezinshuizen, de inhoud die aan gezinshuizen wordt gegeven en de ontwikkelingen rondom de totstandkoming van gezinshuizen in de toekomst. Een aantal zorgaanbieders werkt aan de ontwikkeling van het concept gezinshuizen. Deze zorgaanbieders zijn bezig met het verder aanscherpen van de randvoorwaarden en stellen ook verdergaande eisen op voor een gezinshuisouder. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het zorgaanbod, en dus ook de invulling van het concept gezinshuizen, ligt bij de zorgaanbieder. De nadere invulling van het concept gezinshuizen is de professionele verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder.

Zo bestaan er ook inhoudelijke specialisaties. Gezinshuizen voor jongeren met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en een lichte verstandelijke beperking, gezinshuizen voor meiden, zoals bijvoorbeeld tienermoeders.

Amsterdam, Haaglanden en Zuid-Holland zijn voornemens het aantal gezinshuizen uit te breiden. Als belangrijkste reden voor uitbreiding is genoemd dat gezinshuizen worden gezien als een goede tegenhanger van opname in een residentiële leefgroep, aangezien het kind in een gezinshuis opgroeit in een gezinssysteem. Deze trend wordt echter niet door alle provincies gevolgd. De mogelijkheid voor provincies om zelf deze keuze te maken welke zorgvorm nodig is voor de vraag uit hun regio past goed bij de verantwoordelijkheid van de provincies. In het Nederlandse stelsel zijn de provincies en de grootstedelijke regio’s immers verantwoordelijk voor het bieden van adequaat zorgaanbod en voor een doeltreffende en doelmatige besteding van de middelen.

Ik vind het positief om te zien dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en provincies ertoe leidt dat provincies maatwerk kunnen leveren in het zorgaanbod in hun provincie. Deze specifieke vorm van zorg kan als goed voorbeeld worden gezien hoe provincies binnen hun regio op zoek gaan naar passende zorg voor de jeugdigen uit hun regio. Gezinshuizen vormen een welkome aanvulling op het reeds bestaande aanbod, waarbij er de mogelijkheid ontstaat om kinderen in plaats van in een residentiële instelling in een gezinssituatie zorg te bieden. Ik zal het belang dat ik hieraan hecht onder de aandacht van provincies brengen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.