Kamerstuk 31700-XV-10

Uitvoering amendement Tang/Spekman (31 474 XV, nr. 10)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 9 oktober 2008
Indiener(s): Ahmed Aboutaleb (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-XV-10.html
ID: 31700-XV-10

31 700 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2008

Bij voorjaarsnota heeft uw Kamer het amendement Tang/Spekman (TK 31 474 XV, nr. 10) aangenomen waarmee 50 miljoen euro extra beschikbaar is gesteld voor de uitvoering van armoedebeleid. Het amendement is bedoeld om extra aandacht te besteden aan de financiële positie van mensen met de laagste inkomens. Beoogd is om via de gemeenten de groep met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum dit jaar extra financieel te ondersteunen. Dit onderwerp is ook reeds besproken in het Algemeen Overleg over de WWB op 11 september jl. Hieronder zet ik uiteen welke uitvoering van het amendement ik met de VNG overeengekomen ben.

Doelgroep en bedrag

Uit de meest recente CBS-cijfers blijkt dat in 2005 bijna één miljoen huishoudens een inkomen had tot en met 120% van het sociaal minimum. Dat betekent dat er, gegeven het bedrag van 50 miljoen euro, per huishouden een bedrag beschikbaar is van 50 euro. Het is aan de gemeenten om ervoor te zorgen dat dit bij de doelgroep terechtkomt. Gemeenten kennen al een groot deel van deze groep vanwege hun reguliere minimabeleid. Om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden kan aan de groep WWB-gerechtigden het bedrag ambtshalve verstrekt worden. Indien de gemeente over gegevens beschikt van de overige minima, kan ook aan die groep ambtshalve verstrekt worden.

De bij de gemeenten nog onbekende doelgroep, die kan bestaan uit werknemers, zelfstandigen en uitkeringsgerechtigen anders dan WWB’ers, kan een aanvraag indienen bij hun gemeente. Ondanks dat het hier geen reguliere klanten van de gemeente betreft, komen ze toch vaak in aanmerking voor inkomensondersteunende regelingen zoals bijzondere bijstand of een minimapas. Om ook deze groep te bewegen naar de gemeente te komen, zal ook vanuit het Rijk voorlichting worden gegeven rondom dit extraatje.

Uitvoeringsaspecten

Als wettelijke grondslag geldt artikel 35 WWB. Eenmalig wordt afgeweken van het daarin vervatte uitgangspunt dat geen categoriale aanvullende inkomensondersteuning plaatsvindt, om zo de uitvoering van het amendement mogelijk te maken. De Inspectie Werk en Inkomen is hiervan in kennis gesteld, zodat hiermee bij de toezichtactiviteiten rekening kan worden gehouden.

De relatie met artikel 35 houdt tevens in dat het College voor de verstrekking van het bedrag ad 50 euro beleidsregels dient op te stellen. Ik ben mij ervan bewust dat het voor de gemeenten een grote klus is om de verstrekking nog vóór het einde van het jaar te bewerkstelligen. Ik heb dan ook met de VNG afgesproken dat voorbeeld-beleidsregels worden opgesteld, waarmee gemeenten een handvat hebben voor de verstrekking van het geld. De gemeenten krijgen de financiële middelen ter compensatie van de te verstrekken ondersteuning via een zogenaamde decentralisatie-uitkering (circulaire Gemeentefonds, 19 september 2008). Als verdeelsleutel voor de uitkering geldt het aantal huishoudens met een inkomen onder 120% van het sociaal minimum.

Zoals bekend is inkomensbeleid voorbehouden aan het Rijk. De uitvoering van dit amendement is daar geen uitzondering op. Gemeenten krijgen daarom eenmalig de mogelijkheid om de uitvoering van genoemd amendement ter hand te nemen. Het is echter van belang dat de gemeente bij het gebruik maken van deze eenmalige mogelijkheid niet afwijkt van de randvoorwaarden die besloten liggen in het amendement. Het past niet binnen het financiële kader van het amendement om een hoger bedrag dan 50 euro te verstrekken of om de groep van rechthebbenden uit te breiden boven 120% van het sociaal minimum. Beide criteria zijn onlosmakelijk verbonden met het beschikbaar stellen bedrag van het bedrag van 50 miljoen euro. Voor het overige zijn gemeenten vrij om voor wat betreft de uitvoering zoveel mogelijk aan te sluiten bij hun eigen minimabeleid. Dan gaat het bijvoorbeeld om de controlesystematiek en het inkomensbegrip.

Ik ben met mijn collega van Financiën overeengekomen dat het om een netto bedrag gaat. Omdat het een beperkte en eenmalige verstrekking is, geldt het niet als inkomen. Dat betekent ook dat het geen gevolgen heeft voor het recht op huur- en zorgtoeslag. Omdat het een gift is, wordt het bovendien niet gerekend tot de middelen van de bijstandsgerechtigde en hoeft er dus geen bijstand te worden teruggevorderd.

Ik ga er vanuit dat de gemeenten de in hun gemeente wonende burgers die moeten rondkomen van een inkomen op of rond het minimum, deze extra financiële ondersteuning zullen geven. Mogelijk hebben die burgers bovendien recht op nog meer tegemoetkomingen zoals bijzondere bijstand of kwijtschelding van lokale heffingen, waardoor ook het niet-gebruik in algemene zin kan worden verminderd.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb