Kamerstuk 31700-A-98

Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen MIRT mei 2009

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 16 juni 2009
Indiener(s): Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-A-98.html
ID: 31700-A-98

31 700 A
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2009

nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2009

Inleiding

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Bestuurlijke Overleggen MIRT, die samen met de ministers J. Cramer van VROM en E. van der Laan voor WWI en staatssecretaris J.C. Huizinga-Heringa van VenW op 18 en 19 mei 2009 gevoerd zijn met alle landsdelen.

De regionale delegaties vertegenwoordigden daarbij de portefeuilles verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en verstedelijking.

Naast het bespreken van de voortgang van de afspraken uit de najaarsoverleggen MIRT van 2008, lag tijdens deze overlegronde de nadruk vooral op het bespreken van de eerste contouren van de Gebiedsagenda’s – conform de afspraken die najaar 2008 zijn gemaakt in het kader van de MobiliteitsAanpak – en de gebiedsdocumenten ten behoeve van verstedelijkingsafspraken.

Met vier bewindspersonen aan tafel en deze beide onderwerpen ter bespreking, is opnieuw een stap gezet in het verder vormgeven van het MIRT en daarmee met het meer integraal en gebiedsgericht werken.

Hierna volgen de algemene noties en afspraken; in bijlage 1 vindt u de specifieke uitwerking cq afspraken per landsdeel, zoals afgestemd tussen het rijk en de betrokken decentrale overheden.1

Gebiedsagenda’s

De Gebiedsagenda’s (hierna te noemen GA’s) zijn een concrete doorvertaling van het nationale en regionale ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in regionale en nationale nota’s en structuurvisies (bijv. de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, MobiliteitsAanpak, Actieprogramma Woningproductie, Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland, Pieken in de Delta, enz). In de GA’s worden de integrale gebiedsopgaven geformuleerd, die tevens een inhoudelijke onderbouwing vormen voor eventuele nieuwe verkenningen. De GA’s zullen ook een doorkijk naar de langere termijn (tot ca. 2030) bevatten.

Tijdens het overleg heeft iedere regio de eerste contouren van de GA van het betreffende gebied gepresenteerd. Het was zichtbaar dat in alle regio’s de afgelopen maanden veel werk is verzet; van alle landsdelen lagen er documenten, vaak ondersteund door kaartmateriaal, die de visie op en ambitie met het gebied lieten zien.

Hoewel tijdens de overleggen bleek dat de ene regio verder is dan de andere, is met alle regio’s afgesproken dat de komende maanden gebruikt gaan worden om de analyse en de daaruit voortvloeiende opgaven verder uit te werken, met extra aandacht voor de nadere onderbouwing. Daarnaast geldt voor ons dat het rijksbeleid nader gestalte moet krijgen in de GA’s.

Inzet is de Gebiedsagenda’s in de najaarsoverleggen van 2009 vast te stellen.

Verstedelijkingsafspraken

Tijdens het Bestuurlijk Overleg zijn ook de gebiedsdocumenten Verstedelijking aan de orde geweest. Deze documenten zijn door de (twintig) stedelijke regio’s opgesteld en vormen input voor de gebiedsagenda’s, die de inhoudelijke basis vormen voor verstedelijkingsafspraken 2010–2020 tussen rijk en regio’s, eind dit jaar (zie ook brief aan de Tweede Kamer dd. 30 juni 2008, kamerstuk 2007–2008; 27 562 en 31 200 XVIII, nr 15).

De eerste conclusie is dat de beoogde verbreding van de afspraken (niet alleen woningbouw, maar ook de daaraan gerelateerde stedelijke functies, zoals bijvoorbeeld bereikbaarheid, groen, voorzieningen en duurzaamheid) in de gebiedsdocumenten gestalte heeft gekregen.

In het merendeel van de regio’s is er op hoofdlijnen instemming met de in de gebiedsdocumenten geformuleerde visie op de verstedelijking voor de desbetreffende regio’s. Die instemming gold in een aantal gevallen ook voor de door de regio’s voorgestelde kwantitatieve woningbouwopgave 2010–2020. Bekeken wordt of hierbij een zekere bandbreedte gehanteerd kan worden. Met name met betrekking tot de kwalitatieve opgave is in alle regio’s nog nadere uitwerking nodig. Overeenstemming tussen rijk en regio over kwantiteit en kwaliteit van de woningbouwopgave is een belangrijke basis voor de realisatie van de verstedelijkingsopgave in brede zin.

Afgesproken is dat de regionale visies en de daarbij behorende kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave in het najaar als onderdeel van de gebiedsagenda’s ter overeenstemming worden geagendeerd.

Bij de overleggen met de Randstadregio’s vormden de kosten van met name de binnenstedelijke woningbouwopgave onderwerp van gesprek. Afgesproken is dat een werkgroep van rijk en regio met creativiteit aspecten van de bekostiging van de woningbouw-/verstedelijkingsopgave – met name het binnenstedelijk bouwen – in beeld brengt. In het najaarsoverleg zal dit onderwerp geagendeerd worden.

De gebiedsdocumenten Verstedelijking worden in de komende periode geïntegreerd in de (bredere) MIRT-gebiedsagenda’s en uitgewerkt naar concrete gebiedsopgaven. In de najaarsoverleggen 2009 zal op basis daarvan over de verstedelijkingsafspraken worden gesproken.

Versnelling Besluitvorming Infrastructuur

Tijdens de overleggen is uiteraard ingezet op verbetering en versnelling van de besluitvorming van projecten die in de verkenning of (nu nog) planstudiefase (later: uitwerkingsfase) zitten. Naast specifieke afspraken omtrent individuele projecten (zie hiervoor bijlage 1) is de volgende algemene lijn gehanteerd en gedeeld met de bestuurders:

1. Alle lopende verkenningen voeren we zoveel als mogelijk in de lijn van Sneller&Beter uit.

2. Voor het starten van nieuwe brede of integrale verkenningen is een formele Startbeslissing nodig. In het MIRT spelregelkader (zie informatieprofiel Startbeslissing) en het procesontwerp Sneller&Beter zijn randvoorwaarden opgenomen waaraan de startbeslissing moet voldoen. Zo moet de verkenning maximaal 2 jaar na het startbesluit worden afgerond (tenzij uitdrukkelijk anders is besloten) met een voorkeursbesluit waarin de financiering is geregeld. De daarop volgende planuitwerking moet eveneens in 2 jaar gerealiseerd worden zodat 4 jaar na aanvang van de verkenning gestart kan worden met de realisatie.

3. Nieuwe verkenningen zullen volledig conform het Spelregelkader MIRT en het procesontwerp Sneller&Beter worden opgezet en ingericht. Indien deze verkenningen een vervolg krijgen (planuitwerking en uitvoering) zal dit ook conform het Sneller&Beter procesontwerp worden opgezet en uitgevoerd.

Wegenprojecten

Nu de spoedwet in werking is getreden kan aan veel projecten een voortvarend vervolg worden gegeven. In de verschillende overleggen is de voortgang nader besproken. De gemaakte bestuurlijke afspraken worden in de bijlage 1 nader toegelicht.

In de aanloop naar het najaarsoverleg voer ik samen met mijn collega van VROM een onderzoek uit naar de wijze waarop elementen van Sneller&Beter kunnen worden toegepast in het lopende programma van Planstudies. Projecten die in de Spoedaanpak zitten of die al uitgevoerd worden, zullen niet nader worden onderzocht op mogelijkheden om Elverding-elementen toe te voegen. Dat geldt ook voor planstudies waar al een standpunt (in de verkorte procedure: MER/OTB) is bepaald. De focus zal liggen op de planstudies waar nog geen voorkeursalternatief voor is bepaald, om daar waar mogelijk de elementen van Sneller&Beter toe te passen.

Er zitten momenteel veel projecten in de verkenning- en planstudiefase. Bovendien wordt financieel en organisatorisch een extra inspanning gegeven aan de 30 Spoedaanpakprojecten en de versnelling die we aanbrengen middels de Crisis- en Herstelwet. Daarom is tijdens deze bestuurlijke overleggen zeer terughoudend omgegaan met het starten van nieuwe verkenningen. Deze lijn zal ook richting het najaar en in 2010 worden aangehouden.

Deltaprogramma

Met betrekking tot het Deltaprogramma heeft de staatssecretaris van VenW aangegeven dat naar verwachting eind 2009 het wetsontwerp Deltawet aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, zodat in 2010 parlementaire behandeling kan plaatsvinden. Het streven is dat per 2011 een en ander in werking kan treden.

Daarnaast komt er een Deltaregisseur, die uiterlijk in 2010 benoemd wordt.

Ook heeft de staatssecretaris gemeld dat er voor de financiering van het Deltaprogramma een Deltafonds komt. Dit is in het aanvullend beleidsakkoord al aangekondigd, inclusief een vaste voeding vanaf 2020 met tenminste € 1 miljard per jaar.

Bij het vormgeven van het Deltaprogramma wordt aangesloten bij de werkwijze van het MIRT en de GA’s. Programma’s als de Zuidwestelijke Delta, peil IJsselmeer, diverse opgaven in Noord-Nederland, evenals de opgaven die in het Nationaal Waterplan zijn gepresenteerd, komen ook terug in de GA’s van de betrokken regio’s en/of landsdelen.

Vaarwegen en Binnenhavens

In alle overleggen heeft de staatssecretaris van VenW medegedeeld dat in het aanvullend beleidsakkoord extra gelden beschikbaar zijn gesteld voor het versneld aanpakken van de rijksvaarwegen. Het gaat hier om € 125 mln voor versnelling van gepland onderhoud aan vaarwegen en € 75 mln extra geld voor binnenhavens, ligplaatsen en onderhoud. Dit extra geld kan op korte termijn een extra impuls geven aan zowel de rijksvaarwegen als de regionale vaarwegen.

De staatssecretaris heeft de regio’s nadrukkelijk aangemoedigd met goede voorstellen te komen voor de tweede tranche quick wins binnenhavens, zodat de daarvoor beschikbare extra gelden uit het aanvullend beleidsakkoord voortvarend besteed kunnen worden.

Actieprogramma Regionaal OV (AROV)

Conform de toezegging van de staatssecretaris van VenW tijdens het AO van 16 februari 2009 over de MobiliteitsAanpak, om een nadere onderbouwing te geven van de keuzes die gemaakt zijn met betrekking tot het actieprogramma regionaal OV (tz_V&W_2009_51), het volgende.

Voor alle specifieke afspraken over het actieprogramma tijdens de Bestuurlijk Overleggen MIRT verwijs ik u naar bijlage 1.

Het programma bestaat uit ca. 50 projecten waarbij ingezet wordt op:

• Aanpakken capaciteitsknelpunten in grote steden in brede Randstad.

• Ontbrekende verbindingen in de brede Randstad, met name tangenten.

• Snelheidsverhoging door frequentieverhoging, strekken lijnvoering, verbeteren doorstroming van/naar belangrijke economische kerngebieden in Nederland.

Proces totstandkoming Actieprogramma

In 2007 heeft de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse (LMCA) regionaal OV plaatsgevonden. Deze heeft aangetoond dat er mogelijkheden zijn om het regionaal OV extra te laten groeien. De decentrale overheden hebben vervolgens onderzocht op welke wijze de potentiële extra groei van het OV te realiseren valt. In 2008 heeft dit geresulteerd in een lijst van ruim 300 maatregelen. Deze zijn vervolgens langs een «meetlat» (afwegingskader) gelegd en dat heeft uiteindelijk geresulteerd in een 48-maatregelenpakket, dat tezamen het actieprogramma Regionaal OV vormt. Dit programma is in november 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden (kamerstuk 2008–2009; 23 645, nr 262).

Meetlat

De selectie heeft plaatsgevonden aan de hand van de volgende criteria:

A. De beleidsmatige criteria zoals:

• Of de maatregelen passen binnen de LMCA regionaal OV en beleidsambities kabinet.

• Of met de uitvoering van maatregelen vóór 2013 wordt begonnen.

• Of de maatregelen voldoen aan randvoorwaarden Nota Ruimte.

• Of de maatregelen op voldoende bestuurlijke draagvlak kunnen rekenen.

• Of de maatregelen bijdragen aan een integrale verbetering van bereikbaarheid van economische kerngebieden.

• Of de maatregelen leiden tot zichtbare en meetbare resultaten.

B. De financiële criteria zoals:

• Of er een degelijke cijfermatige onderbouwing is.

• Of de maatregelen geen andere financiële rijksgebonden dekking ontvangen.

• Of de financiering van de maatregelen past binnen de huidige BDU-regeling.

• Of de kosten/batenverhouding voldoende scoort.

• Of de investering per nieuwe OV-reiziger niet te hoog is. De grens werd gesteld bij ca € 10,–.

In bijlage 2 treft u een tabel aan waar per project inzicht wordt gegeven in de kosten, de planning, de verwachte verkeerskundige effecten, de investering per nieuwe reiziger en het aantal jaren dat het project kan worden versneld.1

Taskforce Mobiliteitsmanagement (TFMM)

In het kader van de Mobiliteitsaanpak is 40 mln ter beschikking gesteld voor de TFMM. Het geld is als volgt verdeeld:

• € 15 mln voor de uitvoering van de convenanten in de zes voorbeeldregio’s (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Haaglanden, KAN en Brabant);

• € 15 mln voor de uitvoering van de convenanten in nieuwe regio’s;

• € 10 mln voor centraal te financieren projecten, zoals een kenniscentrum ten behoeve van arbeidsvoorwaardenoverleg, een project Digitale Mobiliteit om het telewerken bij MKBN-bedrijven te stimuleren, een project om wonen en werken dichter bij elkaar te brengen en een project communicatieve ondersteuning.

In het najaar volgt een tweede ronde waarbij wordt bezien of er onderuitputting bestaat op één of meer van de genoemde bedragen.

De nieuwe regio’s en de voorbeeldregio’s krijgen in het najaar nogmaals de gelegenheid om plannen in te dienen. Op basis van die plannen zullen de dan eventueel resterende gelden worden verdeeld.

Gedecentraliseerde Spoorlijnen

Conform de afspraak uit het Bestuurlijk Overleg najaar 2008 en de motie Cramer/Roefs (31 700A, nr. 45) heeft ProRail nader onderzoek uitgevoerd naar en advies uitgebracht over de in het kader van de quick scan Gedecentraliseerde spoorlijnen voorgestelde quick wins en korte termijn maatregelen op de lijnen Groningen-Nieuweschans, Groningen-Roodeschool, Leeuwarden-Harlingen-(Haven), Leeuwarden-Sneek, Arnhem-Doetinchem-Winterswijk, Amersfoort-Ede/Wageningen, Winterswijk-Zutphen, Zwolle-Kampen en Nijmegen-Roermond.

De staatssecretaris van VenW is het met landsdelen Noord-Nederland en Oost-Nederland eens geworden over de te nemen maatregelen en de gezamenlijke financiering op basis van taakstellende budgetten op de vermelde lijnen.

Voor Limburg is de inzet om uiterlijk in het najaarsoverleg van 2009 de afspraken over de maatregelen af te ronden.

Programma Hoog Frequent Spoor (PHS)

De samenwerking met de regio verloopt goed en er wordt over en weer transparant gemaakt welke afwegingen en wensen er zijn. Dit voorkomt dat in de besluitvormingsfase onvoldoende zaken zijn uitgezocht en er verrassingen ontstaan. De komende tijd wordt met vertrouwen tegemoet gezien, zodat er vóór de zomer 2010 besluiten kunnen worden genomen op basis van de diverse studies. Wat betreft de verschillende planstudies zijn er elke maand overleggen. Er is sprake van een intensief proces, dat voor alle partijen de nodige ambtelijke capaciteit vergt.

Overeenkomstig het plan van aanpak zal VenW een voorstel doen voor het ambtelijk afgestemd procesontwerp medio 2009 om te komen tot besluitvorming (oktober 2009 tot en met voorjaar 2010).

Evaluatie quick wins Netwerkaanpak

In het bestuurlijk overleg MIRT voorjaar 2008 is afgesproken om de aanpak, opzet en uitvoering van de quick wins Netwerkaanpak te evalueren en deze evaluatie uit te voeren in samenwerking met de regionale bestuurders. Dit is voor wat betreft de droge quick wins de afgelopen periode opgepakt en wordt uitgevoerd door een extern bureau.

De regio’s worden nadrukkelijk betrokken bij de uitvoering van de evaluatie en daar zijn met de regio’s afspraken over gemaakt.

Voor quick wins Binnenhavens volgt later een aparte evaluatie.

Tot slot

Mede namens de andere betrokken bewindspersonen wil ik graag nog opmerken dat, wat ons betreft, deze bestuurlijke overleggen wederom zeer constructief en plezierig zijn verlopen. Dat geldt zowel voor de overleggen zelf met de regionale bestuurders, als voor de samenwerking met en tussen de collega’s van VenW, VROM en WWI en de groeiende betrokkenheid van LNV en EZ.

Wij kijken met verwachting uit naar de verdere constructieve samenwerking en de bespreking van de Gebiedsagenda’s tijdens de komende najaarsoverleggen MIRT.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.