Gepubliceerd: 9 juni 2017
Indiener(s): Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen: dieren landbouw
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31571-29.html
ID: 31571-29

Nr. 29 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2017

Op 17 februari 2016 heb ik u een brief gezonden (Kamerstuk 31 571, nr. 27) over het convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten (Stcrt. 2012, nr. 13162; hierna: convenant). Convenantspartijen zijn: het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), de Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven (VSV), het Ministerie van Economische Zaken. Dit convenant is destijds gesloten na behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van het lid Thieme, houdende de invoering van een verplichting tot voorafgaande bedwelming bij het ritueel slachten (Kamerstuk 31 571, A) in de Eerste en Tweede Kamer. Het convenant beoogde te komen tot verbeteringen op het punt van het dierenwelzijn bij het proces van het ritueel slachten (Kamerstuk 31 571, I).

In het convenant is een aantal concrete afspraken gemaakt om het welzijn bij de rituele slacht te verbeteren. De algemene maatregel van bestuur (AMvB) ter uitvoering van het convenant is tot dusver nog niet in werking getreden, omdat nog een aantal onderzoeken werd uitgevoerd naar de mogelijke gevolgen van de maatregelen in het convenant. In mijn brief van februari 2016 heb ik een aantal afspraken en maatregelen beschreven die, met inachtneming van de resultaten en adviezen van de bij die brief gepubliceerde rapporten, een voor alle partijen verantwoorde en acceptabele uitvoering van het convenant mogelijk moest maken. Sindsdien zijn meerdere gesprekken gevoerd tussen de convenantspartijen over de nadere uitwerking en invoering van deze afspraken. In een overleg op 29 mei jongstleden dat ik gevoerd heb met de convenantpartners, heeft dit uiteindelijk geresulteerd in een aantal concrete afspraken. Met deze brief informeer ik u over deze afspraken, de stand van zaken van het overleg met de convenantpartners en de maatregelen die ik voornemens ben te nemen.

1. Bewustzijnsverlies en bedwelming

Eén van de cruciale uitgangspunten van het convenant is dat dieren, indien deze binnen 40 seconden na het aansnijden nog niet het bewustzijn verloren hebben, alsnog een bedwelming dienen te krijgen. Om op het verlies van bewustzijn te toetsen is in het convenant destijds een lijst met vijf indicatoren1 opgenomen, waarbij «tenminste drie van de vijf als negatief beoordeeld moeten worden». Op basis van de opgeleverde onderzoeksrapporten en op grond van de adviezen van de Wetenschappelijke Advies Commissie (WAC) is geconcludeerd dat deze toetsen onder praktijkomstandigheden niet of slecht uitvoerbaar zijn én onvoldoende betrouwbaar afwezigheid van bewustzijn aantonen. Daarmee bestaat het risico dat de dieren, vóórdat zij permanent en zonder twijfel het bewustzijn hebben verloren, «gelost» worden uit de fixatie en de volgende stap van het slachtproces ingaan. Dat is een ernstige en niet acceptabele aantasting van het dierenwelzijn.

Daarom heb ik in mijn brief van 17 februari 2016 aangegeven gebruik te willen maken van een toets op de cornea- en geïnduceerde ooglidreflex. Deze indicatoren zijn gebaseerd op wetenschappelijke onderzoeken2, en eveneens door de WAC aanbevolen3.

Het is bekend dat de cornea- en geïnduceerde ooglidreflex relatief «conservatieve» toetsen zijn. In onderzoek is vastgesteld dat de meting van hersenactiviteit middels een elektro-encefalogram (EEG) veelal eerder verlies van bewustzijn aantoont, dan de toets op cornea- en geïnduceerde ooglidreflex. Er zijn echter geen onder praktijkomstandigheden bruikbare en betrouwbare testen beschikbaar die dit moment nauwkeuriger kunnen vaststellen.

Beschikbare onderzoeksgegevens en praktijkwaarnemingen van de NVWA laten zien dat circa 85–90% van de runderen 40 seconden na onbedwelmd aansnijden, op grond van deze criteria nog bij bewustzijn zijn.

Doel van het convenant is om deze dieren langer lijden te besparen. Echter, op basis van religieuze voorschriften zouden dieren die bedwelmd worden voordat bewustzijnsverlies is ingetreden, niet kunnen worden geaccepteerd voor verdere verwerking tot vlees voor (een deel van de) religieuze consumenten.

De convenantpartners NIK en CMO hebben aangegeven dat zij voor hun doeleinden een toets op de dreigreflex en pijnprikkel accepteren als bewijs voor het intreden van bewustzijnsverlies. Als de beoordeling op deze toetsen door de religieus opgeleide voorsnijder negatief bevonden is, kan zo nodig – hebben deze partijen laten weten – een onomkeerbare bedwelming gegeven worden.

Naar verwachting zullen alle onbedwelmd aangesneden schapen en geiten (ruim) binnen deze termijn van 40 seconden negatief scoren op dreigreflex en pijnprikkel, en circa 80–85% van de onbedwelmd aangesneden runderen.

De convenantpartners hebben in het overleg van 29 mei jl. dan ook geconcludeerd dat ten aanzien van geiten, schapen en dus ook het merendeel van de runderen een bedwelming na 40 seconden niet in de weg zal staan van het aanmerken van het vlees als koosjer of halal, en dit vlees om die reden niet als religieus acceptabel afgekeurd zal worden, voor het overgrote deel van de betreffende gemeenschap. Gelet hierop kan wettelijk verankerd worden dat dieren die zonder voorafgaande bedwelming geslacht worden na 40 seconden alsnog een bedwelming krijgen, tenzij de cornea- of geïnduceerde ooglidreflex negatief worden beoordeeld. Op die manier is in alle gevallen verzekerd dat de dieren uiterlijk na 40 seconden het bewustzijn verliezen en er niet extra dieren onbedwelmd geslacht worden om tot voldoende koosjer of halal vlees te komen. Dit uitgangspunt betekent voorts dat het convenant zal worden aangepast. Middels een addendum zal in het convenant worden bepaald dat alle dieren die zonder voorafgaande bedwelming geslacht worden na ten hoogste 40 seconden alsnog een bedwelming krijgen. Deze bedwelming kan achterwege blijven indien binnen die periode van 40 seconden aan de hand van de cornea- of geïnduceerde ooglidreflex is vastgesteld dat het betrokken dier het bewustzijn heeft verloren. In de AMvB zal de 40 seconden-regel op dezelfde wijze worden verankerd.

Voor de joods-rituele slacht (shechita) zal de 15 à 20% dieren die een bedwelming na 40 seconden krijgt, terwijl deze op dat moment nog een positieve score op pijnprikkel en dreigreflex vertoont, tot afkeuring leiden als zijnde «koosjer» op basis van joods-rituele spijswetten; hetzelfde geldt voor een klein deel van de islamitische gemeenschap vanwege de eisen die zij stellen aan halal. De VSV heeft mij echter laten weten dat deze dieren allemaal als onbedwelmd aangesneden halal (islamitisch-rituele slacht) een bestemming kunnen krijgen.

Circa 65% van de runderen wordt, na volgens de shechita te zijn aangesneden, op basis van de beoordeling van interne organen tóch als niet-koosjer beoordeeld door de joods-religieuze autoriteit. Daarnaast wordt de «achterhand» van karkassen altijd als niet-koosjer beschouwd. De VSV heeft mij laten weten dat ook het vlees afkomstig van deze dieren, en deze karkasdelen, een bestemming als onbedwelmd aangesneden halal kan krijgen.

2. Beperken slacht tot binnenlandse vraag

Ten behoeve van de behoefteverklaring heeft het NIK, respectievelijk het CMO, mij geïnformeerd over de ramingen van de benodigde hoeveelheid vlees, afkomstig van onbedwelmd ritueel geslachte dieren volgens de joodse, respectievelijk de islamitische rite, voor binnenlands gebruik. Het stelsel op basis waarvan niet meer dieren dan noodzakelijk is voor deze behoefte voor slacht aangeboden zal worden, moet nog nader uitgewerkt worden. Ten behoeve van de uitwerking van dit stelsel vraag ik de slachterijen gegevens beschikbaar te stellen over het aantal daadwerkelijk uitgevoerde slachtingen zonder voorafgaande bedwelming, alsmede concrete verkoopcijfers van vlees van onbedwelmde slacht in de Nederlandse markt. Die gegevens dienen vertaald te worden naar een maximaal aantal onbedwelmd te slachten dieren, zodat dat aantal beperkt blijft tot de aangetoonde behoefte van gelovigen in Nederland.

3. Geen vermenging vlees van onbedwelmde slacht met regulier vlees

Ik ben nadrukkelijk van mening dat vlees afkomstig van onbedwelmde slacht niet in de reguliere keten terecht mag komen. In mijn brief van 17 februari 2016 schreef ik hierover: «Consumenten moeten er van uit kunnen gaan dat regulier vlees op de reguliere wijze, na bedwelming, geslacht is. Het NIK, CMO en de VSV zullen een privaat systeem opzetten waarmee geborgd kan worden dat vlees van onbedwelmd ritueel geslachte dieren herkenbaar en separaat afgezet wordt ten opzichte van vlees dat verkregen is van dieren welke geslacht zijn met voorafgaande bedwelming.»

De VSV heeft aangegeven dat zij het bij nader inzien niet wenselijk vindt een privaat systeem op te zetten dat voor de consument inzichtelijk maakt of vlees afkomstig is van bedwelmd of onbedwelmd geslachte dieren, tenzij deze hier zelf om vraagt. De VSV heeft deze informatie wél op aanvraag beschikbaar voor de afnemer.

Ik ben van mening dat dit een onvoldoende uitwerking is van de afspraak die ik heb gemaakt over het opzetten van een privaat kanalisatiesysteem. Daarom wil ik, indien de convenantpartners niet zelf conform de afspraak alsnog met een voorstel voor een privaat systeem komen dat deze waarborg wél biedt, het voorkomen van vermenging wettelijk verankeren. Ik zal onderzoeken op welke manier ik dat kan vormgeven.

4. Verbeteren van de uitvoeringspraktijk

Na mijn brief van 17 februari 2016 heeft de WAC een advies uitgebracht over in slachthuizen door te voeren verbeteringen4. Afgesproken is dat in alle slachthuizen waar onbedwelmd geslacht wordt, deze technische verfijningen worden doorgevoerd. Deze worden per slachthuis vastgelegd in de, op basis van EU Verordening 1099/2009 verplichte, standaard werkwijzen. Mede als gevolg van in 2016 door de NVWA uitgevoerde handhavingsacties bij onbedwelmde slacht hebben veel slachthuizen al verbeteringen doorgevoerd, waardoor deze nu minimaal voldoen aan de geldende voorschriften conform de Verordening.

5. Post-cut stunning

De VSV heeft, samen met NIK en CMO, aan mij een voorstel gepresenteerd om aan de (islamitisch) rituele slacht, waarbij onmiddellijk nà het aansnijden een bedwelming gegeven wordt, een uitzonderingspositie binnen de afspraken van het convenant toe te kennen. In het voorstel worden met betrekking tot de onmiddellijke bedwelming na het aansnijden voordelen voor het dierenwelzijn benoemd. De gevraagde uitzonderingspositie betreft ontheffing van de verplichting tot permanent toezicht bij onbedwelmde slacht, en het voorstel om het vlees afkomstig van de aldus geslachte dieren buiten de in de brief van 17 februari 2016 genoemde behoefteberekening en gescheiden stromen te mogen houden.

Binnen de afspraken van het convenant kan bij de onbedwelmde slacht altijd onmiddellijk na het aansnijden een bedwelming gegeven worden. Hoewel ik onderschrijf dat een bedwelming onmiddellijk na het aansnijden enigszins een vermindering is van de aantasting van het dierenwelzijn, blijft ook in dat geval sprake van het aansnijden van dieren zonder voorafgaande bedwelming. Mede gelet hierop, vind ik het passend het oordeel over de wenselijkheid van dergelijke uitzonderingen van het convenant en de afspraken uit de brief van 17 februari 2016 aan mijn ambtsopvolger en het parlement te laten.

6. Gebruik kantelbox

De motie Van Gerven verzoekt om de kantelbox in slachterijen te verbieden (Kamerstuk 31 571, nr. 13). Eerder had de WAC in haar eerste advies5 al aangegeven dat op basis van de aan haar voorgelegde rapporten nog geen eenduidige conclusie te trekken was over het gebruik van de kantelbox. Het door Wageningen UR opgeleverde rapport (Progress report restraining ruminants. Upright versus inverted restraining. Wageningen UR/Livestock Research 379. June 2014., bijlage 5 bij Kamerstuk 31 571, nr. 27) gaf hier nadere informatie over en is door de WAC bestudeerd. Ook door de Europese Commissie is nader onderzoek uitgezet naar de fixatie van runderen tijdens de (onbedwelmde) slacht, de BOREST-studie6. De Europese Commissie heeft de resultaten van deze studie ook aan de EU-raadswerkgroep van Chief Veterinary Officers voorgelegd.

Geen van de genoemde onderzoeken en adviezen komt tot een eenduidige conclusie dat het gebruik van de kantelbox af te raden is. Hoewel het kantelen van het rund op zich als een extra stressfactor bij het slachtproces aan te merken is, wijzen de resultaten erop dat het bewustzijnsverlies en het verbloeden ná het aansnijden in een kantelbox veelal beter en sneller verlopen. Dientengevolge leidt, mits op juiste wijze afgesteld voor het betreffende dier, en de box op correcte wijze gebruikt wordt, het gebruik van de kantelbox veelal tot een vermindering van het lijden bij onbedwelmde slacht. Om deze reden zal ik de motie Van Gerven niet uitvoeren.

7. Vervolg en algemene maatregel van bestuur

Bij het sluiten van het convenant is besloten de afspraken op te nemen in een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit houders van dieren. Deze ontwerpmaatregel is in het kader van de voorhangprocedure eerder aan u aangeboden (Kamerstuk 31 571, nr. 23) en ook ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. Nu er overeenstemming bestaat over de toepassing van de bedwelming van dieren op (ten hoogste) 40 seconden na het onbedwelmd aansnijden, bestaan geen belemmeringen meer om de algemene maatregel van bestuur verder in procedure te brengen. De hierboven genoemde conclusie met betrekking tot de 40 seconden leidt echter tot enkele aanpassingen in de AMvB. Deze aanpassing, als ook de verwerking van de in het advies door de Raad van State gemaakte opmerkingen, zal bij nader rapport worden doorgevoerd.

De afspraken aangaande behoefteverklaring behoeven, zoals hierboven vermeld, nader te worden uitgewerkt alvorens deze afspraken wettelijk kunnen worden verankerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam