Kamerstuk 31571-25

Lijst van vragen en antwoorden over het ontwerp-besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming (Kamerstuk 31571, nr. 23)

Dossier: Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten

Gepubliceerd: 13 februari 2013
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: dieren landbouw
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31571-25.html
ID: 31571-25

Nr. 25 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 februari 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming (Kamerstuk 31 571, nr. 23) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 12 februari 2013 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt. De vragen en opmerkingen zijn op 14 december 2012 ter beantwoording voorgelegd aan de staatsecretaris van Economische Zaken met het verzoek deze te beantwoorden.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Peen

1.

In welke gevallen besluit u tot het afwijken van de plicht tot aanwezigheid van een controlerende ambtenaar en aan welke eisen moet een kwaliteitssysteem voldoen?

Antwoord

Het kwaliteitssysteem moet dezelfde waarborgen kunnen genereren inzake de naleving van de welzijnsregels voorafgaande aan en tijdens het doden als de permanente aanwezigheid van de toezichthouder. Op dit moment is er nog geen kwaliteitssysteem binnen de slachthuizen. Het is aan de sector om een kwaliteitssysteem te ontwikkelen waarmee de sector denkt afdoende waarborgen te kunnen garanderen en dit aan mij voor te leggen.

Alvorens ik tot een afweging wil komen of een bepaald kwaliteitssysteem deze waarborgen kan bieden, zal de sector eerst moeten hebben aangetoond de welzijnsregels afdoende na te leven. Pas daarna kan worden bezien of een kwaliteitssysteem de permanente aanwezigheid van de toezichthouder geheel of gedeeltelijk kan vervangen.

2.

Is er een minimum aantal te slachten dieren waaronder geen permanent toezicht plaatsvindt?

Antwoord

Nee. Geen enkel dier mag worden geslacht volgens religieuze riten als daarbij niet een toezichthoudende ambtenaar aanwezig is.

3.

Is het mogelijk om in het geval geen ambtenaar aanwezig is, permanent cameratoezicht toe te passen?

Antwoord

Van belang is om door middel van fysiek permanent toezicht de naleving van de regels te borgen. Afhankelijk van de introductie van hiervoor genoemde kwaliteitssystemen kan op termijn worden bezien of cameratoezicht dezelfde borging kan bieden.

4.

Welke criteria worden er gehanteerd bij de beoordeling van de geschiktheid van het dier om geslacht te kunnen worden?

Antwoord

In het convenant zijn de partijen overeengekomen dat onderzoek zal worden verricht naar het invullen van de geschiktheidscriteria. Het vaststellen van de definitieve geschiktheidcriteria is opgenomen in het meerjarig onderzoeksprogramma waarbinnen het onderzoeken worden verricht over de in het convenant afgesproken onderwerpen. Dit onderdeel staat gepland voor 2013. In de tussenliggende periode is het aan de slachter om voor een concreet dier te bepalen of het geschikt is om onbedwelmd te worden geslacht aan de hand van de in het convenant opgenomen aandachtsvelden, zoals bijvoorbeeld de omvang of de mentale toestand van het dier. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en het advies van de Wetenschappelijke Advies Commissie (WAC) kunnen de convenantspartijen nadere afspraken maken over de geschiktheidscriteria. Deze nadere uitwerking zal daarna worden verankerd in de regelgeving.

5 en 6.

Welke rol heeft de ambtenaar bij het beoordelen of het dier geslacht mag worden?

Welke ingreep kan/mag de ambtenaar plegen als hij/zij van oordeel is dat onterecht geoordeeld is dat een dier geslacht mag worden?

Antwoord

Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van het slachthuis en de kunde van het slachthuispersoneel is besloten de beoordeling primair over te laten aan het personeel. Dit neemt niet weg dat indien de toezichthouder de mening is toegedaan dat in tegenstelling tot wat de slachter meent, het desbetreffende dier niet geschikt is, hij dit dier kan uitsluiten door middel van het geven van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6.6 van het besluit. Het vaststellen van de definitieve geschiktheidcriteria is als gezegd op basis van daarover in het convenant gemaakte afspraken opgenomen in het meerjarig onderzoeksprogramma. Dit onderdeel staat gepland voor 2013. De WAC zal na afronden van het onderzoek hierover advies uitbrengen.

7.

Indien binnen 40 seconden geen bewusteloosheid is aangetoond, welke extra ingreep dient dan alsnog te worden gebruikt om te bedwelmen?

Antwoord

Het slachthuis is primair verantwoordelijk voor de naleving van de welzijnsregels. Zo ligt ook de verantwoordelijkheid voor de naleving van de 40 seconden-regel primair bij het slachthuis. Indien het dier na 40 seconden na het toebrengen van de halssnede nog bij bewustzijn is of weer bij bewustzijn komt, dient het dier door middel van een extra ingreep per direct op een correcte wijze bedwelmd te worden, met een door voor het dier geschikte en Europees toegestane bedwelmingsmethode.

Dit zal in de meeste gevallen het schietmasker zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Het slachthuis dient zelf aan te geven welke bedwelmingsmethode en back up methode zij wenst te gebruiken. Op grond van de Verordening(EG) nr. 1099/20091 (hierna: verordening) moet de bedrijfsexploitant er zorg voor dragen dat al de bedwelmingsapparatuur onderhouden en gecontroleerd wordt volgens de instructies van de producent. De methode dient ter plekke gebruiksklaar te zijn en geschikt te zijn voor het bedwelmen van het desbetreffende dier.

8.

Is het uitgesloten dat nogmaals wordt aangesneden?

Antwoord

Een snede dient ononderbroken, met een vloeiende beweging te worden uitgevoerd. Herhaaldelijk snijden is daarmee uitgesloten.

9.

Welke ingrepen acht de wetgever toelaatbaar als na 40 seconden nog bewustzijn wordt vastgesteld?

Antwoord

De enige ingreep die nog mag worden toegepast is het volgens de Europese regels onverwijld bedwelmen van het dier. Ik verwijs voorts naar het antwoord op vraag 7.

10.

Hoeveel tijd mag er tussen de constatering van de aanwezigheid van bewustzijn zitten en de daadwerkelijke bedwelming?

Antwoord

De bedwelming dient per direct uitgevoerd te worden. Tijdens het verstrijken van de 40 seconden wordt al duidelijk of het dier tijdig het bewustzijn zal verliezen of niet. De voorbereidingen om het dier te bedwelmen moeten al getroffen zijn voordat de 40 seconden gepasseerd zijn, zodat na het verstrijken van de 40 seconden het dier per direct bedwelmd kan gaan worden.

11.

Is het te verwachten dat het dier verplaats zal worden voor de «extra ingreep» door het bijvoorbeeld uit de kantelbox te halen?

Antwoord

Nee, dat valt niet te verwachten, aangezien de verordening verplicht tot het vaststellen van het verlies van bewustzijn voordat het dier uit de fixatie wordt losgemaakt.

12 en 13.

Welke rol kan/mag de toezichthoudende ambtenaar spelen bij het alsnog bedwelmen?

Welke sancties gelden er als een dier langer dan 40 seconden bij bewustzijn is?

Antwoord

De toezichthouder ziet toe op naleving van de regels, zo ook op de eis dat het dier ook daadwerkelijk per direct wordt bedwelmd volgens de daarvoor geldende Europese voorschriften. Indien dit niet gebeurt, kan de toezichthouder overgaan tot het geven van een aanwijzing dan wel tot handhavend optreden.

Overtreding van het bepaalde in paragraaf 2 van hoofdstuk 6 van het Besluit houders van dieren is strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten. Voorts kan voor een dergelijke overtreding een bestuurlijke boete worden opgelegd. Daarnaast kan de registratie van een slachthuis worden geschorst of ingetrokken als blijkt dat de eisen in paragraaf 2 van hoofdstuk 6 van het Besluit houders van dieren niet worden nageleefd.

14.

Nu het besluit stelt dat de dieren in een comfortabele positie gehouden dienen te worden, betekend dit dat de rugligging voor runderen niet meer toegestaan zal worden?

Antwoord

Convenantpartijen hebben afgesproken verder onderzoek uit te voeren naar de vanuit het oogpunt van het dierenwelzijn juiste wijze van fixeren. Hierbij wordt ook wetenschappelijk onderzoek uit de VS betrokken. Ook voor dit onderwerp geldt dat naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en het advies van de WAC convenantpartijen nadere afspraken hierover zullen maken die op hun beurt in regelgeving worden verankerd.

De verordening staat voor het onbedwelmd slachten volgens religieuze riten toe dat dieren ondersteboven of in een onnatuurlijke houding worden gefixeerd, mits daarbij een voorziening wordt gebruikt die de laterale en de verticale beweging van de kop van het dier beperkt en die kan worden aangepast aan de afmetingen van het dier. In artikel 27 van de verordening wordt een verslag door de Europese Commissie aangekondigd over deze wijze van fixeren, op basis van wetenschappelijk onderzoek. Dit verslag is nog niet verschenen. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn is dit een belangrijk punt. Ik wil hierover nog dit jaar een besluit nemen op basis van de resultaten van het onderzoek.

15.

Hoe zal dan het criterium van de oprichtingsreflex waargenomen moeten worden bij dieren die gefixeerd zijn?

Antwoord

De oprichtreflex zal alleen waargenomen kunnen worden nadat de fixatie is opgeheven, dus feitelijk alleen bij die dieren waarbij men in eerste instantie de bewusteloosheid heeft vastgesteld en waarbij dus de fixatie is opgeheven, maar die hierna weer bij bewustzijn zijn gekomen.

16.

Kan het criterium «pijnprikkel neustussenschot» wel worden vastgesteld?

Antwoord

Ja, juist een dergelijke pijnprikkel kan eventueel uitsluitsel geven of een dier ook inderdaad voldoende bewusteloos is.

17.

Zijn er nog andere criteria (buiten de vijf genoemde) aan de hand waarvan bewustzijnsverlies worden vastgesteld en zo ja, waarom zijn deze niet in het besluit opgenomen?

Antwoord

De vijf meest geschikte criteria zijn op basis van het advies van de Wetenschappelijke Commissie in het convenant opgenomen.

18.

Wordt het aantal onbedwelmd te slachten dieren gebaseerd op een behoefteverklaring van een religieuze organisatie?

Antwoord

Nee, er is geen behoefteverklaring in het besluit opgenomen. Het doel van een behoefteverklaring is zorg te dragen dat er niet meer dieren onbedwelmd worden geslacht dan strikt noodzakelijk. Een dergelijke verklaring dient een reëel beeld te geven van wat de daadwerkelijke behoefte is vanuit de religieuze gemeenschap aan vlees afkomstig van onbedwelmd geslachte dieren. De betrouwbaarheid van een dergelijke verklaring dient gecontroleerd te kunnen worden en gegarandeerd te kunnen worden. Een behoefteverklaring was eerder verplicht, maar is afgeschaft juist vanwege het feit dat niet te achterhalen viel of deze ook de daadwerkelijke behoefte weergaf, waardoor met een dergelijke maatregel geen sluitend systeem ontstaat. In overleg met alle convenantpartijen is daarom besloten geen behoefteverklaring op te nemen in het convenant.

19.

Waarom is er geen regelgeving tot verplichte etikettering van ritueel geslacht vlees opgenomen in het besluit, zodat consumenten ten weten wat ze kopen?

Antwoord

De Europese Commissie is bezig met een studie over de mogelijkheden van relevante informatievoorziening van consumenten over vlees en vleesproducten afkomstig van onbedwelmd geslachte dieren. In afwachting van de resultaten van deze studie is besloten geen afspraken over etikettering op te nemen.

20.

Waarom is er geen artikel opgenomen in het besluit dat regelt dat het aantal onbedwelmd geslachte dieren afgestemd dient te worden op de vraag naar het vlees afkomstig van deze dieren of is geen quotum gesteld aan het aantal onbedwelmd geslachte dieren?

Antwoord

Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 18.

21.

Is bekend hoeveel meer onbedwelmd geslachte dieren er nu en in de toekomst in de reguliere vleesketen terechtkomen doordat zij alsnog bedwelmd moesten worden doordat zij niet binnen 40 seconden het bewustzijn hebben verloren?

Antwoord

Nee, dat is op dit moment nog niet bekend. Een dergelijke inventarisatie maakt onderdeel uit van de evaluatie van het convenant.

22.

Waarom is in het besluit niets terug te vinden of uitgewerkt over de werkwijze, status, taken etcetera van de in te stellen wetenschappelijke commissie inzake het dierenwelzijn?

Antwoord

De WAC wordt ingesteld door middel van een separaat besluit, niet zijnde een algemene maatregel van bestuur. In dit zogenaamde instellingsbesluit worden de taken van de WAC geregeld. Dit is een gebruikelijke procedure voor een dergelijke commissie.

De WAC zal advies uitbrengen aan de convenantpartijen. Het advies zal betrekking hebben op welzijnsaspecten en niet op religieuze aspecten. De WAC zal onafhankelijk haar werk uitvoeren en onafhankelijk wetenschappelijk advies uitbrengen.

Alle partijen kunnen, zoals ook al eerder de mogelijkheid bestond, iemand op grond van aantoonbare wetenschappelijke expertise op het gebied van welzijnaspecten tijdens het doden, voordragen zitting te nemen in de nieuw te vormen commissie. Alle leden van de WAC nemen deel op persoonlijke titel en van elk lid wordt een professionele wetenschappelijke houding verwacht.

Ik zal uw Kamer informeren over het onderzoeksprogramma, de resultaten, de door de WAC gegeven adviezen en de uiteindelijk door de convenantpartijen genomen beslissing naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en het advies van de WAC.

23.

Is de aangewezen ambtenaar voor het houden van permanent toezicht altijd een veearts of kan dit ook een ander persoon zijn?

Antwoord

Het permanent toezicht zal uitgevoerd worden door een dierenartstoezichthouder. Alleen indien in voorkomende gevallen er onverhoopt geen dierenartstoezichthouder beschikbaar is, bijvoorbeeld vanwege EU verplichte door een officiële dierenarts uit te voeren werkzaamheden, zal voor het permanent toezicht tijdens het onbedwelmd slachten een niet-dierenarts als toezichthouder worden ingezet. Uiteraard zal ook deze toezichthouder adequaat zijn opgeleid voor dit doel. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het onbedwelmd slachten volgens religieuze riten kan blijven plaatsvinden. Dit laat onverlet dat een slachthuisexploitant alleen als de toezichthouder aanwezig is bij het slachten onbedwelmd mag slachten.

24.

Wat houdt het permanent toezicht in de praktijk daadwerkelijk in, is dit ook echt permanent of is het steekproefsgewijs?

Antwoord

Permanent toezicht houdt in dat het doden zonder voorafgaande bedwelming niet geschiedt zonder de directe aanwezigheid van een officiële toezichthouder, die zodanig op dit proces toezicht houdt dat per direct ingegrepen kan worden op het moment dat de regels niet worden nageleefd.

25.

Aan welke minimale opleidings- en ervaringseisen moet een toezichthouder voldoen?

Antwoord

Elke officiële toezichthouder die belast is met het toezicht tijdens het doden is hiervoor voldoende gekwalificeerd. Kennis en kunde van de toezichthouders wordt door een intern opleidingsprogramma op peil gehouden. Ook op dit moment houdt de officiële toezichthouder al toezicht op de naleving van de bestaande regelgeving en beschikt hij over voldoende kennis en kunde om afdoende toezicht te kunnen houden op de naleving van de welzijnsregelgeving.

26.

Waarom zou een slachter zelf mogen en kunnen vaststellen wanneer een dier wel of niet geschikt is om onbedwelmd geslacht te worden en is dit niet de taak van een veearts, welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag?

Antwoord

De geschiktheid om onbedwelmd te worden geslacht hangt af van het concrete dier en dit zal derhalve per dier op individuele basis moeten worden getoetst. Dit geschiedt in eerste instantie door degene die slacht. De toezichthouder heeft echter wel de bevoegdheid op te treden indien de slachter niet of in onvoldoende mate zijn verantwoordelijkheid hierin neemt. De toezichthouder houdt toezicht op de naleving van alle aspecten die rechtstreeks te maken hebben met hygiëne- en dierenwelzijnaspecten.

De verordening heeft de verantwoordelijkheid rondom de naleving van de opgenomen eisen, primair neergelegd bij de slachthuisexploitant. In het verlengde hiervan past ook een primaire verantwoordelijkheid van degene die slacht met betrekking tot de geschiktheidsbeoordeling.

27.

Op welke manier en op basis van welke criteria moet de mentale toestand van een dier worden beoordeeld en worden bepaald of een dier al dan net geschikt is om onbedwelmd geslacht te worden, op basis waarvan is dit besloten en waarom is de rol van een wetenschappelijke commissie inzake het dierenwelzijn hier niet opgenomen?

Antwoord

Het vaststellen van de definitieve geschiktheidcriteria is als gezegd naar aanleiding van in het convenant gemaakte afspraken opgenomen in het meerjarig onderzoeksprogramma. Dit onderdeel staat gepland voor 2013. De WAC zal na afronden van het onderzoek hierover advies uitbrengen. Nadere afspraken daarover tussen convenantspartijen zullen worden verankerd in de regelgeving. In de tussenliggende periode is aan het de slachter om te beoordelen of de mentale toestand van het dier zodanig is dat het onbedwelmd slachten mogelijk is. De mentale toestand van het dier heeft te maken met de mate van gestrest zijn van het dier. Dit zal per dier op individuele basis beoordeeld moeten worden.

28.

Door wie wordt gecontroleerd of de beoordeling voor de geschiktheid van het dier correct wordt uitgevoerd, hoe wordt hier gehandhaafd en hoe wordt gehandeld in geval van een meningsverschil tussen de slachter en de toezichthouder?

Antwoord

Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van het slachthuis en de kunde van het slachthuispersoneel is besloten de beoordeling primair over te laten aan het personeel. Dit neemt niet weg dat indien de toezichthouder de mening is toegedaan dat in tegenstelling tot wat de slachter meent, het desbetreffende dier niet geschikt is, hij dit dier kan uitsluiten.

29.

Waarom worden kantelmethoden om te fixeren niet verboden, terwijl het kantelen van een dier negatieve aspecten heeft voor het dierenwelzijn?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 14.

30.

Waarom is in het besluit niet opgenomen dat herhaalde halssnedes niet zijn toegestaan?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 8.

31.

Kunt u bevestigen dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen kleinere dieren, zoals geiten en schapen, en grotere dieren, zoals runderen, met betrekking tot de periode van bewusteloosheid na het aanbrengen van de halssnede?

Antwoord

Er wordt geen onderscheid gemaakt naar grote en kleine dieren, evenmin naar diersoort.

32.

Kunt u aantonen dat de periode van 40 seconden vanaf het aanbrengen van de halssnede welzijnsverbetering toevoegt voor alle slachtdieren

Voor die dieren die langer bij bewustzijn zouden blijven zonder de maximale periode van 40 seconden alvorens moet worden bedwelmd zal deze eis een welzijnsverbetering opleveren. Voor die dieren die al binnen de 40 seconden bewusteloos raken, zal de 40 seconden regel geen verbetering, maar ook geen verslechtering teweeg brengen daar zij voor die tijd het bewustzijn al hebben verloren.

33.

Op basis van welke wetenschappelijke kennis is besloten te komen tot een 40-secondenregel of is dit op basis van een eigen inschatting?

Antwoord

De termijn van 40 seconden is gebaseerd op het advies van de WC en als resultaat van het overleg met convenantpartijen.

34.

Op welke wetenschappelijke manier is zorgvuldig te bepalen of een dier het bewustzijn heeft verloren?

Antwoord

De thans meest geschikte methode is het bepalen middels indicatoren of een dier buiten bewustzijn is. Teneinde dit met een zo groot mogelijke zekerheid te kunnen vaststellen is besloten om hiervoor minimaal 3 indicatoren te gebruiken die negatief moeten scoren.

35.

Waarop zijn de indicatoren die na de halssnede gemeten moeten worden om verlies van bewustzijn vast te stellen gebaseerd, op basis waarvan zijn ze gekozen en wie heeft hierbij geadviseerd?

Antwoord

Zowel het meten van de spontane ooglidreflex als het beoordelen van de pijnprikkel, de ademhaling, oprichtreflex en dreigreflex vormen volgens de wetenschappelijke commissie goede indicatoren om de mate van bewusteloosheid te kunnen meten. Het testen van de bruikbaarheid in de praktijk vormt een onderdeel van het meerjarig onderzoeksprogramma dat door de wetenschappelijke commissie is opgesteld. Totdat de resultaten bekend zijn, wordt er gewerkt met die indicatoren waarvan thans wordt aangenomen dat deze de best mogelijke indicatie geven over de mate van bewusteloosheid.

Het moge duidelijk zijn dat indien één indicator als positief wordt beoordeeld, het dan niet nodig meer is om ook de andere indicatoren na te lopen. Op dat moment is de conclusie dat het dier nog bij bewustzijn is.

36 en 37.

Vanaf welk moment of vanaf hoeveel seconden na het toebrengen van de hallsnede worden de indicatoren bekeken?

Hoe lang duurt het per indicator om deze te meten?

Antwoord

Het meten van de bewustzijnsindicatoren moet zijn afgerond voordat de 40 seconden zijn verstreken. Het is mogelijk voor een geoefende slachter om binnen ongeveer 5 seconden minimaal 3 indicatoren te meten. Juist vanwege het feit dat niet elke indicator als zodanig uitsluitsel kan geven is opgenomen dat er minimaal 3 indicatoren als negatief moeten worden beoordeeld.

38, 39 en 40.

Middels welke wetenschappelijk beproefde methode wordt de spontane ooglidreflex gemeten?

Middels welke wetenschappelijk beproefde methode wordt de pijnprikkel neustussenschot gegeven en getest?

Middels welke wetenschappelijk beproefde methode worden spontane ritmische ademhalingen gemeten?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 35.

41.

Wat wordt verstaan onder spontane ritmische ademhalingen, wat is «spontaan» en wat is «ritmisch»?

Antwoord

Het verschil tussen ritmische ademhaling en spontane ademhaling is gelegen in het feit dat een ritmische ademhaling niet geïnduceerd wordt door het dier zelf, dit in tegenstelling tot een spontane ademhaling waarbij het dier wel zelf tracht te ademen.

42.

Is er bij een dier waarvan de keel door is gesneden in algemene zin nog wel sprake van een ritmische ademhaling, ook rekening houdend met een situatie waarin een ademhalingsstilstand kan plaatsvinden en het dier nog wel bij bewustzijn is?

Antwoord

Er kunnen zich inderdaad situaties voordoen waarbij de ademhaling niet spontaan is, maar het dier nog wel bij bewustzijn is. Daarom is het ook van belang dat er minimaal drie indicatoren gemeten moeten worden alvorens besloten kan worden dat het dier buiten bewustzijn is.

43.

Middels welke wetenschappelijk beproefde methode wordt de oprichtreflex gemeten?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 35.

44.

Middels welke wetenschappelijk beproefde methode is een oprichtreflex te meten wanneer een dier gekanteld is of op de rug ligt?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 15.

45.

Middels welke wetenschappelijk beproefde methode wordt de dreigreflex gemeten en hoe wordt door een slachter, die geen specialist is op diergedrag, een dreigreflex herkend?

Antwoord

Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 35. Degene die een dier slacht moet volgens de Europese verordening kunnen beoordelen of een dier buiten bewustzijn is. De opleiding ten behoeve van het verkrijgen van het verplichte getuigschrift van vakbekwaamheid voor slachthuispersoneel gaat hier dan ook expliciet op in.

46.

Hoe en door wie wordt het dier achteraf bedwelmd wanneer het dier het bewustzijn niet binnen 40 seconden heeft verloren en welke wetenschappelijk beproefde methode wordt hiervoor gebruikt per diersoort, welke methoden worden toelaatbaar geacht voor het doen van een extra ingreep om het dier alsnog te bedwelmen en waarom?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 7 en 9.

47.

Op welke wetenschappelijk beproefde manier is het mogelijk om een dier dat gekanteld ligt nog te bedwelmen wanneer het niet binnen 40 seconden het bewustzijn heeft verloren?

Antwoord

Indien blijkt dat het dier na de 40 sec nog bij bewustzijn zal zijn, kan voordat de 40 sec voorbij zijn, het dier weer in een rechtopstaande positie gezet worden waarna de bedwelming indien noodzakelijk bij een rechtopstaand dier uitgevoerd kan worden.

48.

Hoe verhoudt artikel 6.8a eerste lid zich tot de noodzaak van het doen van onderzoek naar de wijze waarop een verhoging van het aantal dieren, dat binnen 40 seconde het bewustzijn heeft verloren, kan worden bereikt.

Antwoord

Het benoemen van randvoorwaarden aan de hand van onderzoeksresultaten waarmee het aantal dieren kan toenemen dat (ruim) binnen de 40 seconden het bewustzijn zal verliezen, zal tot gevolg hebben dat het aantal dieren dat na de 40 seconden nog bedwelmd moet worden, afneemt. Daarmee wordt het dierenwelzijn verbeterd.

49.

Op welk termijn zal de registratieplicht van slachthuizen van kracht worden en krijgen niet-geregistreerde slachthuizen door deze registratieplicht geen toestemming om onbedwelmd te slachten?

Antwoord

De registratieplicht wordt van kracht op het moment waarop het besluit van kracht wordt. Om onbedwelmd te mogen slachten is een registratie verplicht. Zonder een registratie mag een slachthuis niet onbedwelmd slachten.