Gepubliceerd: 7 oktober 2008
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31514-8.html
ID: 31514-8
Origineel: 31514-2

31 514
Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 oktober 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan artikel I, onderdeel A, worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

4. In onderdeel h (nieuw) wordt «artikel 2, derde lid, onderdeel j,» vervangen door: artikel 2, derde lid, onderdeel k,.

5. Na onderdeel o (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

2.

Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. De Raad voor werk en inkomen bestaat uit zestien leden, onder wie een voorzitter, en vijftien plaatsvervangende leden die door Onze Minister worden benoemd en door hem kunnen worden geschorst en ontslagen.

3. De daartoe door Onze Minister aangewezen algemeen erkende centrale organisaties van werknemers, de daartoe door hem aangewezen algemeen erkende en andere representatieve organisaties van werkgevers en de daartoe door hem aangewezen rechtspersoon, die de gemeenten vertegenwoordigt, doen aan Onze Minister een voordracht voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen. De aangewezen werknemersorganisaties doen daarbij een voordracht voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, de aangewezen werkgeversorganisaties voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, en de aangewezen rechtspersoon die de gemeenten vertegenwoordigt voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden.

B. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Twee daartoe door Onze Minister aangewezen waarnemers namens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of hun aangewezen vervangers, hebben vaste toegang tot de beraadslagingen van de Raad voor werk en inkomen en worden daartoe tijdig uitgenodigd.

3.

Het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 30a wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «Uitvoeringsinstituut» vervangen door: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

B. In het derde lid wordt onder vervanging van de punt na onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. ten aanzien van de werknemer, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.

4.

In het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 32, derde lid, onderdeel b, wordt «die eigenrisicodrager» vervangen door: de eigenrisicodrager.

5.

In het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 32a, derde lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste.

6.

In artikel I, onderdeel KK, onder 2, wordt «derde, vierde lid» vervangen door: derde en vierde lid.

7.

In het in artikel I, onderdeel SS, voorgestelde artikel 82a, tweede lid, onderdeel c, wordt «rijksbijdragen en» vervangen door: rijksbijdragen;.

8.

Artikel I, onderdeel TT, komt te luiden:

TT

De artikelen 83 en 83a komen te luiden:

Artikel 83 Afwijkende beslistermijn in bezwaarschriftprocedure

Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, binnen een en twintig weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

Artikel 83a Afzien van horen in bezwaarschriftprocedure

In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

9.

Na artikel I, onderdeel TT, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

TTa

Artikel 83b vervalt.

10.

In artikel VI wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 22, zoals dat luidt nadat het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2007/08, 31 124) tot wet is verheven en in werking is getreden, komt te luiden:

Artikel 22

1. Het UWV stelt op aanvraag vast of recht op uitkering bestaat.

2. Een uitkering als bedoeld in artikel 18 en een uitkering die verband houdt met een verleende ontheffing op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 worden betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat aan een beschikking geen behoefte bestaat.

3. Een uitkering als bedoeld in het tweede lid wordt beëindigd zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat aan een beschikking geen behoefte bestaat. Indien de belanghebbende binnen een redelijke termijn om een beschikking verzoekt, dan wordt deze zo spoedig mogelijk alsnog verstrekt.

4. Het UWV betaalt de uitkering, bedoeld in het tweede lid, binnen zes weken na indiening van de aanvraag.

11.

Aan artikel XXV wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Artikel 65, zoals dat luidt nadat het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2007/08, 31 124) tot wet is verheven en in werking is getreden, komt te luiden:

Artikel 65. Nadere regelgeving

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald;

b. de aanvraag van loonsuppletie als bedoeld in artikel 67a, van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 67b en van een voorziening als bedoeld in artikel 67c.

12.

Na artikel XXXV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXVA EERDERE INWERKINGTREDING AANPASSINGSWET VIERDE TRANCHE AWB

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2007/08, 31 124) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt voor het tijdstip waarop het onderhavige voorstel van wet, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, wordt het onderhavige voorstel van wet gewijzigd als volgt:

A

In artikel IV, onderdeel H, wordt «In artikel 20a, eerste en derde lid,» vervangen door: In artikel 20a, eerste en tweede lid,.

B

In de artikelen VI, onderdeel E, ten tweede, en IX, onderdeel C, ten tweede, wordt «In het derde lid vervalt» vervangen door: in het tweede lid vervalt.

C

In artikel XIV, onderdeel B, wordt «In artikel 14a, eerste en derde lid,» vervangen door: In artikel 14a, eerste en tweede lid,.

Toelichting

De in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen vloeien deels voort uit de noodzakelijke afstemming op lopende wetsvoorstellen en deels uit enkele gesignaleerde onvolledigheden en inconsistenties.

Onderdeel 1

In het voorstel van wet tot aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer) (Kamerstukken 2006/07, 30 907) wordt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) aangepast in verband met de invoering van het burgerservicenummer. In dat wetsvoorstel en de daarop betrekking hebbende nota van wijziging is geen rekening gehouden met de verlettering van de onderdelen van artikel 1 van de Wet SUWI, hetgeen met de onderhavige wijzigingen wordt ondervangen.

Onderdeel 2

In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd de Raad voor werk en inkomen (RWI) uitgebreid met twee vertegenwoordigers van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Mede gezien de bestuurlijke verhoudingen tussen Onze Minister en UWV, is het bij nader inzien passender de betrokkenheid van UWV in te vullen door middel van een rol als waarnemer. Verder wordt verwezen naar hetgeen met betrekking tot artikel 16 is opgenomen in hoofdstuk 8 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel 3, onder B

In het voorgestelde artikel 30a van de Wet SUWI is bepaald dat UWV in beginsel tot taak heeft de inschakeling van personen in het arbeidsproces te bevorderen die een uitkering vanuit UWV ontvangen. In het derde lid van dit artikel zijn daarop een aantal uitzonderingen opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt een uitzondering toegevoegd: UWV is niet verantwoordelijk voor de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet (ZW) die een ziekengelduitkering ontvangen.

Op grond van artikel 7:658a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (en op grond van artikel 76e ZW voor zover het een overheidswerkgever betreft) is de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratieverplichtingen zolang de dienstbetrekking duurt. Hij blijft die verantwoordelijkheid houden, ook al ontvangt zijn werknemer op grond van artikel 29b ZW ziekengeld.

Onderdeel 8

Artikel 83

Als bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking waaraan een verzekeringsgeneeskundige of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt geldt op grond van artikel 112 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) voor de beslissing op bezwaar een beslistermijn van 17 weken of – als UWV advies vraagt aan een externe deskundige – 21 weken. Omdat aan een re-integratievisie en een re-integratieplan een verzekeringsgeneeskundige en/of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, geldt voor de beslissing op bezwaar een beslistermijn van 17 (of 21) weken, als bezwaar wordt gemaakt tegen een re-integratievisie of een re-integratieplan die hun grondslag vinden in artikel 39 Wet WIA. Voor de overige arbeidsongeschiktheidswetten en de Werkloosheidswet (WW) vinden de re-integratievisie en het re-integratieplan hun grondslag in artikel 30a Wet SUWI.

Anders dan de Wet WIA kent de Wet SUWI ter zake geen afwijkende beslistermijn voor de beslissing op bezwaar. Als bezwaar wordt gemaakt tegen een re-integratievisie of een re-integratieplan die hun grondslag vinden in artikel 30a Wet SUWI, geldt derhalve voor de beslissing op bezwaar de beslistermijn van artikel 7:10, eerste lid, Awb (6 weken).

Dit verschil is ongewenst. Onderdeel A heft dit verschil op. Tevens wordt met de gebruikte formulering aangesloten bij de nieuwe systematiek van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zoals opgenomen in het wetsvoorstel «Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen» dat naar verwachting op 1 juli 2009 in werking zal treden. Deze systematiek houdt in dat de beslistermijn gaat lopen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (nu wordt nog gerekend vanaf de dag van ontvangst van het bezwaarschrift).

Artikel 83a

Voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Met ingang van 1 januari 2006 is in de wetten die UWV uitvoert echter geregeld, dat UWV van het horen van belanghebbenden kan afzien indien de belanghebbende niet binnen een door UWV gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord (artikelen 72c ZW, 113 Wet WIA, 87a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 95b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 69b van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 128 WW en 37a van de Toeslagenwet). Een dergelijke bepaling ontbreekt in de Wet SUWI, terwijl ook op grond van die wet besluiten worden genomen waartegen bezwaar openstaat. Het ontbreken van een dergelijke bepaling heeft tot gevolg dat niet zeker is of de hier bedoelde uitzondering op de hoorplicht ook geldt in gevallen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen besluiten die genomen zijn op grond van de Wet SUWI. Daarom wordt voorgesteld de Wet SUWI op dit punt aan te vullen met een gelijkluidende bepaling.

Onderdeel 10

De voorgestelde wijziging in dit artikel hangt samen met de voorgestelde wijzigingen in het voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2007/08, 31 124, nr. 2). Indien laatst genoemde voorstel van wet tot wet wordt verheven en in werking treedt dan noodzaakt dat tot de in dit onderdeel voorgestelde aanpassingen van artikel 22 WW.

Onderdeel 11

In artikel 65 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is een wijziging voorgesteld bij eerste nota van wijziging van de Aanpassingswet Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Hoofdstuk 10, artikel 14, onderdeel P). Ten gevolge van die wijziging komt, na inwerkingtreding van de Aanpassingswet vierde tranche Awb, abusievelijk onderdeel b van artikel 65 te vervallen. Met het onderhavige onderdeel wordt dit gecorrigeerd.

Onderdeel 12

De voorgestelde wijzigingen in dit artikel hangen samen met de voorgestelde wijzigingen in het voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2007/08, 31 124). Indien laatst genoemde voorstel van wet eerder tot wet wordt verheven en in werking treedt dan het onderhavige voorstel van wet dan noodzaakt dat tot de in dit onderdeel voorgestelde aanpassingen van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de WW, de Toeslagenwet en de Algemene bijstandswet.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb