Gepubliceerd: 3 juli 2008
Indiener(s): Guusje ter Horst (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur financiƫn inkomensbeleid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31489-4.html
ID: 31489-4

31 489
Regeling van de vergoedingen voor adviescolleges en commissies (Wet vergoedingen adviescolleges en commissies)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 3 juli 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de indieners de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zullen hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn tevreden over het stroomlijnen van verschillende regelingen voor adviescolleges en commissies, onder verantwoordelijkheid van twee ministers in één duidelijke regeling onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben echter nog een paar vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met het oog op de inzichtelijkheid achten deze leden het een goede zaak dat er een algemeen wettelijk kader voor het toekennen van vergoedingen aan leden van adviescolleges en commissies komt. Graag willen deze leden de regering nog een paar vragen voorleggen.

De leden van de fractie van de PVV zijn te spreken over de algehele regeling die wordt voorgesteld door de regering. Deze leden vinden het belangrijk dat er een duidelijke en eenduidige regeling voor commissies en adviescolleges komt.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie merken op dat volgens de memorie van toelichting het Vacatiegeldenbesluit 1988 een zelfstandige Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is en naar huidige opvatting er slechts in uitzonderlijke gevallen ruimte voor een dergelijke AMvB is. Deze leden billijken dan ook de keuze om het Vacatiegeldenbesluit onder te brengen in een wettelijke context die aansluit bij de huidige tijd. Deze leden verbazen zich wel over het voorstel om het Vacatiegeldenbesluit «deels op het niveau van de wet te regelen en voorts een grondslag te bieden voor het stellen van nadere regels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» (blz. 2, memorie van toelichting). Kan de regering verduidelijken wat hiermee bedoeld wordt? Wordt een deel van het Vacatiegeldenbesluit bij wet geregeld en een deel via een AMvB? Graag ontvangen deze leden een toelichting van de regering.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten in hoeverre het mogelijk is dat er (advies)commissies worden ingesteld door departementen, zelfstandige bestuursorganen of andere Rechtspersonen met een Wettelijke Taak, waarvoor afwijkende (ruimere) vergoedingen worden toegekend. In hoeverre zal een verschuiving plaatsvinden van het instellen van commissies naar het inhuren van consultants, of van het verstrekken van een adviesopdracht aan bedrijven, instellingen of personen buiten de rijksdienst? Hoe kan een dergelijke verschuiving worden voorkomen?

Artikelsgewijs

Artikel 1

De leden van de CDA-fractie stellen dat in dit artikel wordt gedefinieerd wat onder een adviescollege en een commissie wordt verstaan, die vallen onder de nieuwe regeling. Wordt bij de installatie van een dergelijk orgaan ook aangegeven dat deze valt onder de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies?

De leden van de fractie van de PVV zijn erg kritisch over het instellen van commissies en adviescolleges en zou graag willen zien dat de regering alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen overgaat tot het instellen van deze commissies of adviescolleges.

Artikel 2

Eerste lid

Bij leden van commissies moet de vraag of er sprake is van ambtenaarschap worden beoordeeld op feiten en omstandigheden van het concrete geval (memorie van toelichting, blz. 3). De leden van de CDA-fractie vragen waarom niet bij het instellingsbesluit van de commissie kan worden aangegeven of er sprake is van ambtenaarschap. Dat levert toch de vereiste duidelijkheid op, zo menen deze leden. Bovendien, zo vragen deze leden, zou toch terughoudend moeten worden omgegaan met het toekennen van de status van ambtenaar aan leden van adviescolleges en commissies.

In deze commissies worden nogal eens ex-politieke ambtsdragers benoemd, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Is de regering bereid om hen actief te wijzen op de voorwaarden die gelden voor hun wachtgeld, indien van toepassing, om incidenten als die met de voorzitter van de commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheden (PaVEM) te voorkomen?

Graag krijgen de leden van de VVD-fractie nadere uitleg over de passage in de memorie van toelichting die gaat over de vergoedingen aan ambtenaren, die bij de werkzaamheden van een adviescollege of commissie zijn betrokken. In hoeverre is nu wettelijk geregeld dat ambtenaren geen (bijkomende) vergoeding krijgen, maar dat op hen het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 van toepassing zijn? Krijgen ambtenaren die bij de werkzaamheden van een adviescollege of commissie zijn betrokken, bijvoorbeeld als secretaris of anderszins als medewerker van een commissie, nooit een vergoeding, zoals bedoeld in de onderhavige wet? Welke gezagsverhouding is er tussen een ambtenaar, die betrokken is bij de werkzaamheden van een adviescollege of commissie en de minister van het departement, waar het adviescollege of de commissie onder valt?

Vierde lid

In artikel 2, vierde lid, staat de grondslag voor het stellen van nadere regels met betrekking tot de vergoedingen, die bij of krachtens AMvB kunnen worden vastgesteld. De leden van de CDA-fractie vragen of bij de hoogte van de vergoeding niet het uitgangspunt gehanteerd wordt van het honorarium van de minister-president als maximum bedrag van de vergoeding.

De leden van de VVD-fractie willen graag weten of in de op te stellen lagere regelgeving specifiek melding zal worden gemaakt van een anticumulatieregeling en de inhoud daarvan? Zo ja, hoe zal die regeling er uit komen te zien? Zal specifiek in deze lagere regelgeving worden opgenomen dat de vergoeding voor een lid van een adviescollege of commissie niet hoger zal zijn dan het salaris van een minister?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de bedragen, die leden van de commissies en adviescolleges kunnen ontvangen, veel te hoog zijn. Lidmaatschap van een adviescollege of een commissie die de regering adviseert is een eer en dient niet geaccepteerd te worden uit geldelijk gewin. Tevens moet in ogenschouw worden genomen dat personen, die voor deze functies worden gevraagd, al genoeg bijschnabbelen en niet in hun levensonderhoud hoeven te voorzien door de toelage, die het rijk betaald naar aanleiding van het lidmaatschap van een adviescollege of commissie. Een maximumvergoeding gelijk aan het salaris van een Kamerlid is voor leden van een adviescollege of commissie meer dan voldoende.

Artikelen 3 en 4

De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op de vraag of vergoedingen van reeds bestaande adviescolleges en commissies ook onder de werking van het wetsvoorstel vallen.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

De griffier van de commissie,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).