Kamerstuk 31412-34

Amendement van het lid Van Dam over niet-overdraagbaarheid van een vergunning indien dit tot vermindering van de mededinging leidt

Dossier: Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005

Gepubliceerd: 5 april 2011
Indiener(s): Martijn van Dam (PvdA)
Onderwerpen: economie ict
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31412-34.html
ID: 31412-34

34,7 %
65,3 %

GL

PVV

CU

CDA

SP

VVD

SGP

D66

PvdD

PvdA


Nr. 34 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DAM

Ontvangen 5 april 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 3.20 als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «totstandbrenging» ingevoegd «van daadwerkelijke mededinging» en wordt na «instandhouding van daadwerkelijke mededinging» ingevoegd: in ten minste dezelfde mate als voorafgaand aan de voorgenomen overdracht.

2. In het vijfde lid vervalt de zinsnede «in aanzienlijke mate».

Toelichting

Een vergunning zou niet moeten kunnen worden overgedragen aan een concurrent indien daardoor het aantal concurrenten op de markt in totaal afneemt. Dat is bijvoorbeeld het geval als één marktpartij in zijn geheel wordt overgenomen door een concurrent of indien een marktpartij alle frequenties in een bepaalde vergunning overdraagt aan een concurrent. Frequenties zijn per definitie schaars. Indien frequenties aan een concurrent kunnen worden overgedragen, kan het gevolg zijn dat het totaal aantal marktpartijen vermindert. Dat zou met het oog op de daadwerkelijke mededinging zeer ongewenst zijn.

Dit amendement maakt dit derhalve onmogelijk. Hiertoe wordt het voorgestelde artikel 3.20 gewijzigd. Het eerste wijzigingspunt bewerkstelligt daarbij dat de minister slechts toestemming kan geven voor de vergunningoverdracht indien deze niet leidt tot een lagere mate van daadwerkelijke mededinging. Aangezien dit ertoe leidt dat de minister geen toestemming kan geven voor een overdracht die leidt tot enige beperking van de daadwerkelijke mededinging, kunnen de woorden «in aanzienlijke mate» in het vijfde lid (rondom de adviesmogelijkheid van het college aan de minister bij aanzienlijke beperkingen van de daadwerkelijk mededinging) eveneens worden geschrapt. Dit gebeurt via het tweede wijzigingspunt.

Van Dam