31 353
Voorstel van wet van het lid Kant tot beëindiging van de verplichting tot het aanbesteden van maatschappelijke ondersteuning

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking getreden. De gemeenten zijn op dit moment verantwoordelijk geworden voor de huishoudelijke zorg. Dit zou Europees moeten worden aanbesteed.

Vanaf het begin heeft de SP geprobeerd het verplichte aanbesteden uit de wet te schrappen. Het principe van de markt, zoveel mogelijk zorg tegen een zo laag mogelijk prijs, werkt niet in de zorg. In de zorg gaat het om mensen, mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Dat laat zich niet vertalen in producten. Concurrentie en marktwerking gaan al snel ten koste van kwaliteit, scholing en arbeidsomstandigheden van het personeel. Dat bleek met de invoering van de marktwerking in de negentiger jaren in de thuiszorg en is om deze reden weer teruggedraaid. Dat blijkt ook uit de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De aanbesteding leidde ertoe dat er vooral concurrentie plaats vindt om de prijs. In plaats van dat het aanbesteden leidt tot een afgewogen prijs-kwaliteitverhouding leidt het aanbesteden nogal eens tot tariefafspraken beneden de kostprijs. Thuiszorginstellingen bezuinigingen op het personeel, vooraf om een goede concurrentiepositie te verwerven en achteraf omdat het voor de afgesproken prijs niet mogelijk is dezelfde kwaliteit te leveren. Met als gevolg hogere werkdruk, verslechtering van de arbeidsvoorwaarden, minder loon, demotie en ontslag. Behalve ontslag van indirect personeel staan er veel banen op de tocht van thuiszorgmedewerkers doordat instellingen buiten de aanbestedingen vallen. Daarnaast worden duizenden banen omgezet naar minder gekwalificeerde arbeid (alphahulpen). Dit laatste mede vanwege de indicatiestelling die zo uitpakt dat er minder professionele zorg wordt ingezet, alphazorg wordt ingezet waar dat niet verantwoord is en waarbij mensen hun vertrouwde hulp kwijt raken. De onzekerheid, angst en depressiviteit onder de mensen die zorg nodig hebben neemt hierdoor toe. Mensen krijgen lang niet altijd meer de zorg die zij nodig hebben.

Uit het onderzoek van Research voor Beleid in maart 2007 naar aanbestedingen bleek dat de gemiddelde prijs die de geïnterviewde gemeenten betalen voor de huishoudelijke zorg lager ligt dat het (maximale) CTG tarief voor 2006.1 In een rapport van Prismant werd vastgesteld dat de afgesproken tarieven in 2007 volgens de meeste thuiszorginstellingen niet kostendekkend waren.2 Research en Beleid concludeerde ook dat de aanbesteding veel tijd en inzet had gevraagd van de betrokken partijen. Tweederde van de gemeenten heeft voor de aanbesteding externe ondersteuning ingehuurd. In een op de vijf gemeenten is door een zorgaanbieder een kort geding aangespannen tegen de gunning.

De staatsecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport heeft inmiddels een onderzoek laten uitvoeren om onvoorziene/ongewenste effecten in de toekomst te voorkomen en om aanbieders en gemeenten tot een meer sociaal overwogen inkoop te stimuleren.3 De gemeenten zouden duidelijker politieke keuzes moeten maken en meer moeten sturen op sociaal beleid. Voorkomen moet worden dat contracten tot stand komen waarin met prijzen wordt gewerkt die onder de kostprijs liggen. Ook afspraken over goed werkgeverschap zouden in de contracten moeten staan. Zoveel mogelijk mensen zouden voor de zorg behouden moeten blijven. Medewerkers in de zorg moeten op basis van vrijwilligheid kunnen kiezen voor een arbeidscontract en dus niet gedwongen moeten worden een alphahulpcontract te sluiten. Dat laatste past niet bij goed werkgeverschap. Het is mooi dat gemeenten hierop dringend worden gewezen maar het is een illusie te denken dat dan ook in de ruim 400 gemeenten ook zo wordt uitgevoerd. Zeker gezien de complexheid van de procedures en onvoorziene omstandigheden zoals arbeidssubstitutie.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel wijzigt artikel 10 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Het college van burgemeester en wethouders dient de kwaliteit en de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning te garanderen. Zowel in de gevallen dat het college de maatschappelijke ondersteuning zelf verricht als in de gevallen dat de maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht. Bij kwaliteit kan bijvoorbeeld betekenen dat kostenreductie door aanbestedingen niet ten koste gaat van het niveau van maatschappelijke ondersteuning. Bij continuïteit kan bijvoorbeeld gedacht worden aan behoud van ervaren krachten met wie de ondersteunden vertrouwd zijn.

Verder regelt dit artikel dat de keuze tussen het uit- en aanbesteden van maatschappelijke ondersteuning of het zelf verrichten van maatschappelijke ondersteuning voortaan aan het college van burgemeester en wethouders zelf is. Het artikel regelt namelijk dat het college van burgemeester en wethouders niet meer verplicht om maatschappelijke ondersteuning zoveel morgelijk door derden te laten verrichten.

Ook is de verplichting van het college van burgemeester en wethouders om zaken die in het kader van het verlenen van maatschappelijke ondersteuning aan een persoon in eigendom wordt overgedragen of in bruikleen wordt gegeven bij voorkeur van derden te betrekken komen te vervallen.

Artikel II

Dit artikel regelt dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van Europese en nationale aanbestedingsregelgeving.

Kant


XNoot
1

Research voor Beleid. Aanbesteding Hulp bij het Huishouden, 29 maart 2007.

XNoot
2

Prismant. Wmo en de arbeidsmarkt van de thuiszorg. Rapportage 1e t/m 4e meting, januari 2007.

XNoot
3

Staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tweede voortgangsrapportage, 26 september 2007.