Kamerstuk 31311-84

Verslag van een algemeen overleg

Zelfstandig ondernemerschap

Gepubliceerd: 2 augustus 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: economie ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31311-84.html
ID: 31311-84

Nr. 84 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 augustus 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 29 juni 2011 overleg gevoerd met minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 april 2011 over de Tweede Voortgangsrapportage experimenten Bedrijveninvesteringszones (BIZ) (31 430, nr. 23);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 23 mei 2011 houdende de reactie op het verzoek van de commissie voor ELI om te reageren op het artikel «Overheid focust te veel op starters» (31 311, nr. 74 );

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 juni 2011 inzake de aanbieding van de evaluatie Kredietpilots (31 311, nr. 80);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 20 juni 2011 over het advies van de expertgroep bedrijfsfinanciering, rapport bancaire dienstverlening en evaluatie BMKB (31 311, nr. 82);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 24 juni 2011 over Buitenlandse Markten, Nederlandse Kansen (31 985, nr. 5).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Jansen

Griffier: Blacquiere

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten: Dijksma, Gesthuizen, Jansen, Smeets, Van Bemmel, Verburg, Verhoeven en Ziengs,

en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de gasten in de zaal en de Kamerleden welkom. In eerste termijn stel ik een spreektijd van vijf minuten voor en twee interrupties per persoon.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag spreken over het zeer brede onderwerp «ondernemen». De crisis in de eurozone staat echter niet op de agenda, hoewel de meeste ondernemers in Nederland daar het vaakst van wakker liggen.

Wij waren een tijdje geleden met de commissie voor EL&I bij de WTO in Genève; daar weet de minister alles van. Wij hebben daar onder andere gesproken met een aantal economen die voor de WTO werkzaam zijn. Opvallend was dat men zich bij de WTO toch wel heeft afgevraagd waarom de euro zo snel moest worden ingevoerd en waarom er zo'n haast is gemaakt met het zo breed mogelijk en zo veel mogelijk toelaten van allerlei landen tot de monetaire unie. Het is heel mooi dat die mensen dat nu achteraf zeggen, maar waarom hebben ze dat niet vijftien jaar geleden onder onze aandacht gebracht? Ik kan het niet nalaten om er op te wijzen dat de SP dat altijd al heeft gezegd, maar daar hebben we nu niet zoveel aan en dat neemt ook zeker de zorgen van ondernemers niet weg. Veel ondernemers zullen zich realiseren dat de grootste bedreiging, niet alleen voor de Nederlandse welvaart, maar überhaupt voor het voortbestaan van het bedrijfsleven, in het mogelijk faillissement van eurolanden ligt. Dat hadden we een aantal jaren geleden met zijn allen nog voor onmogelijk gehouden.

Desalniettemin staat een aantal zaken op de agenda waaruit blijkt dat Nederland zijn zaken behoorlijk goed op orde heeft. Mij werd echter niet meteen duidelijk wat er wordt bedoeld met een zin als «Nederland doet het internationaal gezien steeds beter als ondernemersland». Kan de minister toelichten wat hij daar precies mee bedoelt? Ik wil graag weten aan welke aspecten van het scenario ik dan precies moet denken.

Het eerste agendapunt zijn de Bedrijveninvesteringszones (BIZ). Op het eerste oog zag dat er heel aardig uit, hoewel ik me natuurlijk wel zorgen maak over het feit dat ondernemers zeggen dat de prijs-kwaliteitsverhouding slecht is. Zij zijn er toch zelf verantwoordelijk voor? Bij mij rijst de vraag in hoeverre de minister zich daar iets van aantrekt en in hoeverre hij daar ook naar kijkt. Of vindt hij dat bedrijven dat zelf beter moeten aanpakken? Mij valt op dat ruim een derde van de initiatieven plaatsvindt op bedrijventerreinen en bijna twee derde in winkelgebied, terwijl met de bedrijventerreinen toch het meeste aan de hand is. Mij staat bij dat het idee voor de BIZ juist is voortgekomen uit de zorgen van een groot deel van de Kamer over de bedrijventerreinen. Hoe ziet de minister dat? Moeten we nog iets anders verzinnen voor die bedrijventerreinen? Of meent hij dat het daar wellicht wat langer zal duren, maar dat de BIZ daar uiteindelijk ook wel voldoende van de grond komen?

Bij een BIZ-initiatief kan gekozen worden voor een vast tarief, een gedifferentieerd tarief of een tarief naar WOZ-waarde. Bij de keuze voor een vast tarief zijn vooral kleine ondernemingen naar verhouding meer kosten kwijt. Ook moeten bepaalde branches meebetalen zonder dat ze daar baat bij hebben. Bestaat de categorie van initiatiefnemende bedrijven en bedrijven die dit initiatief steunen merendeels uit individuele zelfstandigen of uit ketenbedrijven? Ik wil dat graag weten, omdat hieruit het volgende kan worden opgemaakt. Gaat het vooral om het mkb dat betrokken is bij het gebied en dus wil investeren in de sfeer van het gebied? Of is er door het grotere bedrijfsleven een extra heffing bedacht die vooral het mkb raakt? Grote ketens kunnen de kosten gemakkelijker dragen.

Dan kom ik bij het tweede agendapunt, het artikel «Overheid focust te veel op starters» en de reactie op het verzoek van deze commissie. In de brief van 20 juni stelt de minister dat het voor innovatieve bedrijven vooral moeilijk is om krediet te krijgen na de startfase. Dat is natuurlijk heel jammer, want van die innovatieve bedrijven moeten we het juist hebben. Dat zijn de bedrijven die ervoor zorgen dat Nederland verder komt, niet alleen in en na crisistijd maar in het algemeen. Is de minister het met mij eens dat er voor de innovatie nog een wereld te winnen is? Dragen de genoemde initiatieven bij aan het oplossen van het probleem dat deze innovatieve bedrijven hun financiering niet rond krijgen? Welke specifieke oplossing ziet de minister voor het probleem dat ondernemers geen financiering kunnen krijgen?

Dan kom ik bij het vierde agendapunt, namelijk de resultaten van het onderzoek van KPMG met betrekking tot de bancaire dienstverlening aan bedrijven in Nederland. Daaruit blijkt wel weer dat er voor de meeste middelgrote en grote bedrijven en de wat grotere kleine bedrijven niet zo heel veel problemen konden worden geconstateerd, maar dat met name de kleinere bedrijven en de bedrijven met weinig eigen vermogen – dat zijn dus ook de starters- en innovatieve bedrijven – in de problemen komen. Ik heb daar een aantal vragen bij. Hoe kan het bijvoorbeeld dat er gegevens ontbreken? Banken zouden toch een overzicht moeten kunnen geven van de totale vraag en het aanbod van vreemd en eigen vermogen voor het mkb, het verstrekte type lening en het bijbehorende risicoprofiel? Graag een reactie van de minister op het feit dat deze gegevens ontbreken.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Allereerst stel ik de minister gerust. Als PVV'er heb ik altijd naar buiten gekeken, over de grenzen heen; mijn hele ondernemersverleden bestond uit internationaal zakendoen. Economische samenwerking op Europees of wereldniveau staat trouwens letterlijk in ons verkiezingsprogramma. Daarin vinden we elkaar dus. Wel maak je als ondernemer natuurlijk altijd de keuze voor winstmaximalisatie. Ik zag bijvoorbeeld veel heil in het zakendoen met de Verenigde Staten, een land waarin ondernemers veel vrijheden genieten – ik kom daar straks nog even op terug – en weinig regeldruk kennen.

Er zijn overigens ook veel landen waarin je als ondernemer gerust de ramen dicht kunt doen of je achter de dijken kunt verschansen. Een econoom omschreef dit als landen met een «hoge ezelindex». Ik had er ook nog nooit van gehoord, maar die term schijnt echt te bestaan. Als het aantal ezels in een land ten opzichte van het aantal inwoners boven een bepaald percentage uitkomt, is de economische standaard daar zo laag dat de samenwerking waarschijnlijk meer geld kost dan dat zij oplevert. Deze econoom haalde in dat verband overigens een Europees land aan; ik laat aan de verbeeldingskracht van de minister over om welk land het gaat.

Laat ik er een nieuwe term aan toevoegen die ik zelf heb bedacht: de offerteratio. Dat is de tijd die je aan een offerte besteedt in verhouding tot het orderbedrag. Richting het noorden en het westen, en niet te vergeten Duitsland, ziet die er erg goed uit. Richting het zuiden en het oosten zakt die index snel.

Mevrouw Dijksma (PvdA): Interessant is natuurlijk dat de opkomende markten, met name in Azië, vaak islamitische landen zijn. Ik kan mij dus voorstellen dat u daar ook iets over zou willen zeggen. Daar kunnen we toch een hoop geld verdienen.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik kom later in mijn betoog op dit soort zaken terug, maar uit eigen ervaring moet ik zeggen dat de offerteratio daar erg laag lag. Ik was soms vier dagen met een offerte bezig voor heel kleine bedragen. Het gaat daar erg moeizaam, zo is mijn ervaring. Opkomende landen kunnen altijd interessant zijn, maar dit moet wel even gezegd worden.

Ik zeg niet dat wij dat in Nederland meteen kunnen en moeten overnemen, maar ik noem even een ideetje uit Amerika. Een ondernemer in Amerika vertelde mij dat daar nooit btw wordt geheven in de tussenliggende schakels, maar alleen aan het eind, in het laatste traject. Bij de eindgebruikers wordt btw geheven; daarmee voorkom je een hoop optellen en aftrekken en dat scheelt heel veel werk. Dat zou dus interessant kunnen zijn. Ook de margeregeling voor ondernemers op ingeruilde producten is totaal onbegrijpelijk en niet uit te leggen aan een Amerikaanse ondernemer.

Ik heb een artikel bij mij waarin een bekende persoonlijkheid wordt geïnterviewd. Het gaat om de heer Ziengs, die naast mij zit. De titel van het stuk luidt «VVD: Kamer van Koophandel moet fraude melden.» Dat is een prachtig nieuwsartikel, maar is het niet een beetje een open deur? Deed de KvK dat dan niet? In het verleden is er ook weleens discussie geweest over de Kamer van Koophandel, over handtekeningen in de bedrijfsgegevens die zichtbaar waren, waardoor men zonder het te willen fraude faciliteerde. Wat doet de minister hieraan? Is er een duidelijk beeld van wat de KvK wel en niet behoort te doen voor ondernemers?

De heer Verhoeven (D66): De heer Van Bemmel begint weer over de Kamer van Koophandel. Het is niet zo handig om daarover te beginnen. De heer Van Bemmel was immers zelf een van de personen die ervoor hebben gezorgd dat de KvK onveranderd door kan gaan met haar activiteiten, ook op dit gebied. Wat wil de heer Van Bemmel doen om ervoor te zorgen dat er abrupt een einde komt aan al deze praktijken?

De heer Van Bemmel (PVV): Ik heb wel een ideetje. Het gaat overigens erg ver om te zeggen dat ik verantwoordelijk ben voor alle fraude bij de Kamer van Koophandel. Laat ik de minister vragen wat hij hieraan wil gaan doen. Wat is de toegevoegde waarde van de KvK? De minister is daar een eind in gekomen door de bijdrage naar beneden te schroeven. Dat is een begin. Ik hoor graag van de minister hoe hij hierin staat.

De heer Verhoeven (D66): De heer Van Bemmel zegt dus dat het naar beneden brengen van de verplichte ondernemersheffing de eerste stap is in het oplossen van het probleem. Welke verdere stappen mogen wij van de PVV verwachten?

De heer Van Bemmel (PVV): Het gaat mij ook om de mentaliteit van dit soort organisaties. Ze kunnen een toegevoegde waarde hebben, maar ik vraag mij af hoe de medewerkers daarin staan. Het heeft niet alleen met geld te maken maar ook met de instelling van dit soort organisaties. Je kunt er wel voor pleiten om de KvK meteen af te schaffen, maar deze organisatie kan zich ook richten op de toegevoegde waarde voor het bedrijfsleven.

Ik heb nog zo'n voorbeeld; misschien dat de heer Verhoeven daar ook op aanslaat. Ik heb een factuur bij mij van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Daar betaal ik al 30 jaar lang aan mee. Maar wat krijg ik daarvoor terug? Ik heb eens op hun site gekeken. Men doet er allerlei leuke dingen voor ondernemers. Zo hadden zij bijvoorbeeld het Trendrapport 2009 beschikbaar gesteld. Dat wilde ik downloaden, maar dat kostte € 29. Ik kreeg als ondernemer wel een korting, dus ik kon het rapport voor € 22 downloaden. Als ik daar toch jaar in, jaar uit voor betaal, mag dat toch wel gratis zijn voor ondernemers?

Mijn volgende punt is de Voortgangsrapportage experimentenwet BIZ. Als het goed gaat, willen ondernemers maar één ding, namelijk winst maken. Dat is maar goed ook, van gezonde concurrentie zijn zij niet vies. In samenwerken zijn zij vaak minder goed. Ik ken bijvoorbeeld ondernemers in het stadshart van Zoetermeer, die nogal wat kritiek leveren op de contributiebijdrage voor de plaatselijke winkeliersvereniging. In de evaluatie van de BIZ staat: «Hoewel gemeenten en initiatiefnemende ondernemers positief zijn, is een deel van de ondernemers in gebieden waar een BIZ is gerealiseerd vrij kritisch, onder meer vanwege het (nog) ontbreken van zichtbare resultaten.» Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Moeten we hiermee doorgaan? Hoe is de keuze tot stand gekomen om de experimenteerperiode met acht maanden te verlengen?

Dan kom ik bij de kritiek van de heer Van Teeffelen. Er wordt gezegd dat 50% van de gestimuleerde startende ondernemers binnen vijf jaar alweer ter ziele is. Hoe werkt dit financieel uit? In zijn antwoord gaat de minister hier snel overheen, maar moet hij hier niet wat specifieker naar kijken? Graag krijg ik een reactie op het advies om meer te focussen op bedrijven die zijn overgenomen.

De bedrijvenbrief zien we met belangstelling tegemoet. Met name de invulling van het innovatiefonds voor het mkb heeft onze aandacht. De link met de maakindustrie die er vaak is, zoals bleek uit een recent werkbezoek aan Gelderland, krijgt hopelijk ook aandacht. De boodschap van veel bedrijven is om het verder niet al te ingewikkeld te maken. Sommige bedrijven hebben een hele afdeling nodig om te kunnen voldoen aan de eisen van zo'n innovatiefonds. Probeer het dus zo transparant en eenvoudig mogelijk te houden. Graag een reactie van de minister hierop.

Ik sluit af met opmerkingen over de rapporten van KPMG en Carnegie Consult. De algemene conclusie luidt dat de financiële dienstverlening voor bedrijven in algemene zin geen gevaar loopt. Vanuit het mkb komen er andere geluiden. Men heeft zorgen over de kredietverlening. Uit het rapport komt het beeld naar voren van een angstige bancaire sector, die vooral bezig is zichzelf te versterken en die vooral bezig is met de vraag: hoe gaan wij voldoen aan de stresstest? De enige zekerheid die aan het bedrijfsleven wordt meegegeven, is dat de bancaire rentes en opslagen omhoog zullen gaan. Men kijkt nogal naar binnen. Is het niet tijd voor meer ondernemers en minder boekhouders in de bankensector? Ondernemen is wat mij betreft voortdurend risico's nemen. Uiteraard proberen we onverantwoorde risico's altijd te voorkomen.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Ik wil focussen op drie punten: het stimuleren van de private investeringen, de aanpak van de regeldruk en de aanpak van frauderende bedrijven. Laat ik beginnen met de kredietverlening. In het vorige AO hebben wij daar ook al over gesproken. Ik heb er weinig vertrouwen in dat de banken weer bereid zijn om bedrijven in het midden- en kleinbedrijf te financieren. Dat heeft vaak niet te maken met het risicoprofiel, maar met hetgeen ze op die kleine leningen verdienen. Uit de cijfers blijkt ook dat banken daar niet echt in geïnteresseerd zijn. Boven € 250 000 worden nog steeds leningen verstrekt, maar daaronder loopt het heel moeizaam. Ik heb aandacht gevraagd voor andere vormen van financiering, onder andere crowdfunding en venture capital. Ook vraag ik aandacht voor financiering via de kredietunies. Graag hoor ik van de minister of er mogelijkheden zijn om deze initiatieven te ondersteunen en om te bezien of de garantieondernemingsfaciliteiten ook beschikbaar kunnen worden gesteld voor dergelijke financiële instellingen. Hoe ver is de minister hiermee, mede naar aanleiding van mijn vragen en zijn toezeggingen in het AO van februari? Welke stappen zijn er genomen en wat zijn de plannen?

Collega Van Bemmel haalde het punt van het aanpakken van de regeldruk zojuist al een beetje aan, met name met het oog op het buitenland. Het is natuurlijk van belang dat wij bezien hoe wij ons met onze regels verhouden tot het buitenland. Concurrentiepositie, vestigingseisen et cetera spelen daarbij immers ook een rol. Ik wil daar nog het aspect van de wetgeving aan toevoegen. Ik heb daar de vorige keer ook al iets over gezegd. Bedrijven, met name in het midden- en kleinbedrijf, ervaren allerlei wetgeving als heel onhandig in het gebruik. Vaak zijn ze er niet in een vroeg stadium bij betrokken. Dat geldt wel voor de grotere bedrijven. De minister heeft aangegeven dat daar door middel van een bedrijfseffectentoets en consultatie wel degelijk naar gekeken werd. Ik zou daar graag een mkb-toets aan willen toevoegen. Ondernemers in het midden- en kleinbedrijf zijn zeer wel in staat om bijvoorbeeld gedurende een maand een pilot door te voeren om te bezien hoe zo'n wetvoorstel in de praktijk uitpakt. Zo'n mkb-toets zou bijvoorbeeld in de periode van het integraal afwegingskader kunnen worden uitgevoerd. In Europa hebben ze bij de toetsing van nieuwe wet- en regelgeving gekozen voor de zeer mooie insteek «think small first».

Wil de minister bezien of dat mogelijk is?

Mevrouw Verburg (CDA): Ik herinner mij dat een jaar of zes geleden al zo'n mkb-toets is geïntroduceerd. Volgens mij is die nog steeds van kracht. We kunnen er wel een nieuw etiketje op plakken, maar dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik ben dus benieuwd naar wat de heer Ziengs wil aanpassen. Wat mist hij?

De heer Ziengs (VVD): Daarover heb ik de vorige keer vragen gesteld aan de minister. Zijn antwoord was dat het bijvoorbeeld ging om een digitale toetsing. Een echte mkb-toets, zoals ik nu voorstel, bestaat simpelweg uit een pilot voordat de wet geïmplementeerd wordt. Laat ondernemers, zoals loodgietersbedrijven en installateurs, maar eens bekijken hoe zo'n wetsvoorstel zou uitpakken voor het mkb. Op die wijze wordt het momenteel niet toegepast, zo is mij verzekerd in het vorige overleg.

Mevrouw Verburg (CDA): Dan moet nieuwe wetgeving voor één of twee jaar worden uitgesteld om de pilot tot resultaat te laten komen? Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de VVD?

De heer Ziengs (VVD): Dat is zeker niet onze bedoeling. In het integrale afwegingskader moet een maand worden ingebed voor een dergelijke mkb-toets.

Mevrouw Verburg (CDA): Een maand?

De heer Ziengs (VVD): Ja, langer is vaak niet nodig om een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf te laten ervaren hoe die wet voor hem uitpakt. Dan praat je hooguit over een vertraging van een maand. Je kunt het ook opnemen in het traject van het integraal afwegingskader. Dan lijd je geen tijdverlies, maar voeg je voor het mkb wel iets toe aan de wijze waarop je een dergelijke wet toetst.

Mevrouw Verburg (CDA): U denkt dat een pilot van een maand voldoende is om een wet te toetsen op het mkb?

De heer Ziengs (VVD): Ik heb deze periode genoemd. Het kan zijn dat er zes of acht weken voor nodig zijn, maar ik vermoed dat een gemiddeld bedrijf in het midden- en kleinbedrijf al vrij snel ziet of een wet toepasbaar is of niet. Zo stel ik mij dat voor.

De heer Verhoeven (D66): Nu stelt de VVD een mkb-toets voor. Ik herinner mij een folder om starters goed op de hoogte te brengen van alle gevaren van het ondernemerschap. Ik herinner mij ook een logboek voor aanbestedingen dat de heer Ziengs graag wilde. Het zijn allemaal papieren pogingen om te doen alsof ondernemers geholpen moeten worden. Waarom pakt de VVD niet door als concrete maatregelen genomen kunnen worden waar alle ondernemers op zitten te wachten? Waarom trekt de VVD dan telkens haar keutel in?

De heer Ziengs (VVD): Dat is erg kort door de bocht van de heer Verhoeven. Ik kan mij ook geen voorbeeld herinneren waarin wij keutels intrekken. De heer Verhoeven geeft aan dat wij niet duidelijk genoeg zijn ten aanzien van bepaalde zaken en dat wij papieren tijgers creëren. Daar is geenszins sprake van. In het vorige overleg heb ik gesproken over een formuliertje dat ten behoeve van een zzp'er bij de Kamer van Koophandel gerealiseerd zou moeten worden. Volgens mij is dat formulier al bijna geïmplementeerd. Het stelt heel weinig voor en komt in de plaats van allerlei mooie glossy magazines. Dat is een voorbeeld van hoe je zaken eenvoudiger, duidelijker en overzichtelijker maakt, zonder dat het veel kost. Daarmee laat je zien hoe je zaken wel goed kunt organiseren. Ik kan mij echter niet heugen dat ik ooit een opmerking heb gemaakt over een logboek. De heer Verhoeven noemde nog een voorbeeld. Kan hij dat wellicht herhalen?

De heer Verhoeven (D66): Er werd al om wat concretere voorbeelden gevraagd. Ik had me voorgenomen om ze een keer niet te noemen. Ze spreken namelijk voor zich. Ik heb ze ook al vaak genoeg genoemd. Het in de benen houden van de product- en bedrijfschappen is er een, het in de benen houden van de Kamer van Koophandel is er een en het dichtgooien van de telecommarkt voor nieuwkomers is er een. Op het gebied van het aanbesteden zou het clusterverbod eens moeten worden aangepakt en zou er voor moeten worden gezorgd dat kleine ondernemers echte kansen krijgen. De VVD doet op al die punten helemaal niets. Dat zijn mijn voorbeelden en ik zal ze elke keer blijven noemen, totdat de VVD eindelijk in beweging komt. Kan de heer Ziengs mij vertellen of hij nog een keer in beweging komt?

De heer Ziengs (VVD): Ook mijn vrouw heeft mij gevraagd of ik in beweging wil komen. Ze zegt namelijk dat ik wat dikker word. Ik heb niet de indruk dat de VVD niet in beweging is. De heer Verhoeven merkt aan onze voorstellen in AO's dat wij wel degelijk een inbreng hebben ten aanzien van de positie van ondernemers. Ik denk dus dat dit wat goedkope argumenten zijn om mij te kunnen interrumperen. Het betekent wel dat ik deze zomer moet gaan hardlopen, want mijn vrouw luistert vast mee.

Wat het stimuleren van startende ondernemers betreft heb ik al eerder gesproken over de flex-bv, die voor € 1 zou moeten kunnen worden opgericht. Dat is gemakkelijk voor de rechtspositie van zzp'ers. Maar goed, uiteindelijk komen deze mensen allemaal bij de desbetreffende Kamer van Koophandel terecht. Bedrijven en bedrijfjes die het KvK-register raadplegen als ze zaken doen met een bedrijf, om te controleren of zo'n bedrijf in dat register staat, constateren wel eens dat ze toch beduveld zijn door een frauduleus bedrijf. Dit terwijl ze dachten dat een inschrijving in het register van de KvK een garantie voor een bonafide bedrijf was. Ik stel dan ook voor om net als bij banken een meldplicht in te stellen. Voor banken geldt een meldplicht als zij bedragen van meer dan € 10 000 aangereikt krijgen, omdat daarbij wellicht sprake is van fraude en witwaspraktijken. Dat zou dan ook kunnen gelden voor de Kamers van Koophandel. Ik heb daarover ook gesprekken gevoerd met de KvK's. Zij geven aan dat zij heel vaak weten dat degene die zich bij hen inschrijft dat wel vaker heeft gedaan. Het lijkt mij dat die mogelijkheden onderzocht kunnen worden. Kan de minister aangeven of dat redelijk kostenneutraal te realiseren is?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik was erg blij toen ik las dat de VVD haar pijlen op frauduleuze bedrijven richt. Volgens onze schattingen gaat het om een schade aan onze economie van ongeveer 1,7 mld. op jaarbasis. Toen ik anderhalve maand geleden het rapport Bedrog bij bankroet presenteerde, kon ik nog niet zo heel veel enthousiasme bij de VVD vaststellen. Dat is inmiddels gelukkig wel anders. De heer Ziengs heeft blijkbaar goed geschakeld met zijn collega voor Veiligheid en Justitie. Ik vind het voorstel van de heer Ziengs nog wel wat vaag. Daarin is sprake van het instellen van een meldplicht. Ik vraag mij af wat wij met zo'n meldplicht doen. Krijgt die ook prioriteit bij politie en justitie? Die vormen namelijk de grootste bottleneck bij faillissementsfraude. Wordt er ook werk gemaakt van een uitbreiding van de curatorenregeling, zodat de curatoren behoorlijk onderzoek kunnen doen? Denkt de heer Ziengs in laatste instantie ook aan een beroepsverbod voor mensen die aantoonbaar faillissementsfraudeur zijn?

De heer Ziengs (VVD): Ik heb hierover gesproken met mijn collega Van der Steur, woordvoerder voor Veiligheid en Justitie, om te bezien hoe dit ingepast kan worden. Wij zijn er nog mee bezig om te bezien hoe dit in praktische zin te regelen is. Ik weet niet of als gevolg daarvan meer curatoren zouden moeten worden aangesteld; ik heb daar geen zinnig antwoord op. Een beroepsverbod komt uit een heel ver verleden. Ik geloof niet dat wij die kant op moeten.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat heeft een meldplicht dan voor zin? Als iemand achttien bv's op de fles laat gaan, kunnen wij niet volstaan met een waarschuwing; die persoon gaat daarna lekker door met zijn praktijken. Ik zal de heer Ziengs een exemplaar van Bedrog bij bankroet doen toekomen.

De heer Ziengs (VVD): Het is helemaal niet zo moeilijk. Er is ook vaak sprake van acquisitiefraude. Men schrijft zich met een bedrijf in bij de Kamer van Koophandel en pleegt vervolgens acquisitiefraude. Veel ondernemers worden gewoon beduveld door een dergelijk bedrijf. Dat voorkom je hiermee.

Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Aan de orde is een aantal brieven op het gebied van ondernemerschap. Ik concentreer mij op de problematiek rond de kredietverstrekking. In de periode 2008–2010 is de kredietverstrekking gestokt als gevolg van de crisis en de economische recessie die daarop volgde. Er is weliswaar breed zorg daarover, maar met name de banken hebben het probleem lange tijd gebagatelliseerd. Dat is des te wranger omdat de overheid hun problemen nooit gebagatelliseerd heeft. Sterker nog: ze zijn voortdurend geholpen om de zaak op orde te houden. Je zou kunnen zeggen: noblesse oblige.

Mijn fractie hecht aan een adequate kredietverstrekking, met name aan mkb-bedrijven. Er is een aantal initiatieven genomen, zowel vanuit het parlement als vanuit het kabinet, om de haperende kredietverstrekking weer vlot te trekken. Onze indruk is dat het inmiddels beter gaat. Klopt die indruk? Tegelijk tonen de bevindingen van de commissie-De Swaan aan dat slechts 57% van het kleinbedrijf en slechts 70% van het middenbedrijf financiering krijgt. De expertgroep van de heer De Swaan constateert «structurele fricties» bij de financiering van het mkb, vooral bij startende, innovatieve en snel groeiende ondernemingen. Deelt de minister onze mening dat er dus ook vanuit zijn departement een vinger aan de pols moet worden gehouden? Kan de minister ook aangeven welke rol de Ondernemerskredietdesk hierin kan spelen? Is er aanleiding voor een nieuwe taskforce kredietverstrekking?

De expertgroep doet een aantal aanbevelingen. De minister reageert daar summier op. Hij zegt dat hij daarmee aan de slag zal gaan. De vraag is natuurlijk wel hoe. Men beveelt bijvoorbeeld alternatieve financieringsbronnen aan, een informele beurs voor mkb-bedrijven en het tot leven wekken van een markt voor onderhandse leningen. Betekent dit dat wij in de bedrijfslevenbrief rond Prinsjesdag ook een concrete reactie op alle voorstellen van de commissie-De Swaan kunnen verwachten? En in hoeverre kan het op 17 juni aangekondigde innovatiefonds voor het mkb hierbij van substantiële betekenis zijn?

Welke steun kan de minister, en hierbij sluit ik aan bij de heer Ziengs, geven aan de zogenaamde kredietunies? Is het juist dat er nog steeds geen uitvoering is gegeven aan de motie-Tang/Pieper van 10 februari 2010? Die had betrekking op een investeringsfonds met overheidsparticipatie. Wanneer wordt die motie uitgevoerd? Ook van het in 2009 besproken financieringsfonds van pensioenfondsen – dat betrof een amendement van de heer Ten Hoopen – hebben we nooit meer iets vernomen. Is het gezien de op onderdelen nog steeds niet soepel verlopende kredietverstrekking wel verstandig om al te denken aan het uitfaseren van de tijdelijke verruiming van de borgstelling voor het mkb, zoals de minister suggereert? Waarom is die borgstelling niet kostendekkend? Hoe verhoudt zich dat tot de conclusie van het Carnegieonderzoek dat bedrijven de afsluitprovisie te hoog vinden?

Dan heb ik nog een suggestie voor de minister. In januari 2009 werd bekend dat ING als voorwaarde voor staatssteun in verband met de Alt-A-hypotheken had toegezegd om 25 mld. extra aan kredieten te verstrekken. Ik zou zeggen: «Show us the money.» Is ooit onderzocht of dat echt is gebeurd?

De minister zal met Qredits en andere betrokkenen gaan spreken over de wijze waarop verbeteringen op grond van de evaluatie van de microkredieten mogelijk zijn. Wanneer horen we daar iets van?

Dan kom ik bij de tijdelijke experimentenwet BIZ ten aanzien van de gezamenlijke investering in het winkelgebied. Waarom zijn ondernemers en gemeenten zo kritisch over de inspanning die gemoeid is met het opzetten van een BIZ? Overweegt de minister om de draagvlakeisen naar beneden bij te stellen?

Dan heb ik nog een opmerking over jong en innovatief ondernemen. Ik heb begrepen dat sinds november wordt gewerkt aan een akkoord van de jonge ondernemers. Het is nu juni. Waarom is dat akkoord er nog niet?

Tot slot sluit ik mij aan bij de opmerkingen die zijn gemaakt over het belang van de aanpak van witteboordencriminaliteit. Ik neem aan dat het kabinet bij fraude met bijvoorbeeld het bankroet gaan van bedrijven dezelfde voortvarendheid aan de dag legt als bij fraude met pgb's. Dan kunnen we tenminste vertrouwen hebben in de aanpak.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben gelukkig met het betoog van mevrouw Dijksma over de kredietverstrekking. Toch vind ik het wat wrang omdat ik mij goed de deels ook via de krant gevoerde discussies herinner tussen de toenmalige minister van Economische Zaken, die in de bres sprong voor het bedrijfsleven, en toenmalig minister van Financiën Wouter Bos, die naar ik meen van de Partij van de Arbeid is. In die discussie bleef de minister van Economische Zaken herhalen dat er sprake was van een probleem, terwijl de minister van Financiën, «mister no», steeds bleef herhalen dat er geen probleem was. Ik heb twee vragen. Allereerst, wat verwacht mevrouw Dijksma van een nieuwe taskforce? Er is er immers al een geweest, mede op initiatief van de Partij van de Arbeid. Ik kan niet concluderen dat die heel veel heeft opgeleverd. Mijn tweede vraag betreft de motie-Tang/Pieper. Ik herinner mij dat de heer Tang van de PvdA er toen een groot punt van maakte dat wij niet zozeer moeten kijken naar de toegang tot vreemd vermogen als wel moeten inzetten op de mogelijkheden voor kleinere bedrijven om meer eigen vermogen te genereren. Hoe verhoudt zich het hernieuwde pleidooi voor een investeringsfonds tot de opmerking destijds van de heer Tang over het eigen vermogen?

Mevrouw Dijksma (PvdA): Dat zijn heel veel vragen in één. In de eerste plaats was ook bij mevrouw Van der Hoeven en de heer Bos sprake van de traditionele rolverdeling tussen de minister van EZ en de minister van Financiën. Ministers van Financiën vinden altijd dat ergens geen geld voor is. Dan is het aan de Kamer en mijn fractie – daar zijn wij ook consistent in – om hun ongelijk te bewijzen.

Het tweede punt is dat als de heer Tang een motie indient, ik ervan uitga dat hij wil dat die wordt uitgevoerd. Natuurlijk kun je daarbij een aantal mitsen en maren plaatsen. Hij heeft gelijk door te stellen dat het ook gaat om eigen vermogen; het gaat echter niet alleen om eigen vermogen, want dan had hij die motie niet ingediend. Zoals mevrouw Gesthuizen wil dat aangenomen SP-moties worden uitgevoerd, zo geldt dat ook voor mijn fractie.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil daar toch nog even op terugkomen. De minister heeft toen niet gezegd dat er geen geld was, maar dat er geen probleem was. Dat vond ik zo kwalijk, want hij zat in een positie waarin hij echt het verschil had kunnen maken. Ik herhaal mijn vraag ten aanzien van het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Is de PvdA-fractie nog steeds van mening dat wij ons niet al te veel zorgen moeten maken over de toegang tot vreemd vermogen voor het bedrijfsleven en daar nu niet onze energie in moeten steken, omdat dit eigenlijk wel snor zit? Meent de PvdA-fractie nog steeds dat het belangrijker is om in te zetten op het vergroten van de mogelijkheden voor kleine bedrijven om meer eigen vermogen te genereren, bijvoorbeeld door aandelen uit te schrijven?

Mevrouw Dijksma (PvdA): Ik vind het heel lastig dat mevrouw Gesthuizen mij niet bevraagt over de positie die mijn fractie in de vorige periode heeft ingenomen, maar over de positie van een van de ministers uit het PvdA-smaldeel. Mevrouw Gesthuizen moet mij echt vragen om de consistentie van de lijn van de fractie te verdedigen. Die lijn is consistent, want wij hebben altijd een flink punt gemaakt van kredietverstrekking. Zij heeft gelijk als zij stelt dat de vorige taskforce er ook op ons initiatief kwam; dat deden wij niet voor niets.

Dan kom ik bij de samenhang van vreemd en eigen vermogen. Het is ook belangrijk dat die bedrijven eigen vermogen creëren en wij zijn ook voor het uitschrijven van aandelen als dat kan, maar wij hebben destijds niet voor niets die motie ingediend. Als wij dat niet hadden gewild en als wij dat onbelangrijk hadden gevonden, had de heer Tang dat niet gedaan.

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Wij spreken vandaag over ondernemerschap en ondernemers. Deze zijn sterk bepalend voor de sociaaleconomische ruggengraat van Nederland. Het is dan ook zeer terecht dat wij vandaag aandacht besteden aan een groot aantal punten om die ruggengraat verder te versterken. Daar doet de minister ook veel aan. Daar is zijn betrokkenheid ook groot bij, omdat wij met elkaar moeten werken aan het nieuwe verdienmodel van Nederland. Dat blijkt al een klein beetje uit de aanwijzing van topgebieden, maar dat zullen we ook moeten waarmaken bij het midden- en kleinbedrijf en de zzp'ers.

Het gaat vandaag niet over Kamers van Koophandel en ondernemerspleinen; daar gaat de Kamer verder mee na het reces. Ik begin bij het BMKB. Ik wil de minister complimenteren met zijn aanpak daarvan. Het is heel goed dat wij een beroep doen op het Europese Investeringsfonds, want de aarzeling waarover mevrouw Dijksma sprak en waar eerder over gesproken werd om het midden- en kleinbedrijf ook te financieren, is natuurlijk een grote zorg; dus hulde en veel waardering daarvoor. Tegelijkertijd vraag ik de minister om zich er echt voor in te zetten dat de Kamer volgend jaar rond deze tijd niet met dezelfde zorgen zit en dat het BMKB niet weer leeg is omdat banken blijven aarzelen. Het fonds kan maar één keer worden uitgeput. Kortom: daar kan nog iets aan worden gedaan bij de begroting, maar er kan ook iets aan worden gedaan wat de banken betreft.

Mijn volgende punt betreft de cijfers die mevrouw Dijksma gaf en die voor zich spreken. Het kleinbedrijf krijgt 57%, het middenbedrijf krijgt 70% en grote bedrijven krijgen 86% gefinancierd. Het is buitengewoon teleurstellend dat dit zo is. Wellicht heeft de minister een mogelijkheid om daar iets aan te doen. Het blijkt dat het systeem van microkredieten en microfinanciering heel goed werkt. Het borgstellingsfonds treedt in werking bij kredieten vanaf € 75 000. De bovengrens van de microkredieten bedraagt nu € 35 000. Het is aanbevelenswaardig om te bezien of dat plafond voor microfinanciering naar € 50 000 omhoog kan, waardoor het gat wat kleiner wordt. Vindt de minister dat bespreekbaar? Er zijn banken bij betrokken, maar ook de minister zelf heeft daar een rol in. Zou dat geen oplossing zijn voor een deel van het probleem, los van de goede gesprekken die moeten worden gevoerd met de Nederlandse banken? Het is namelijk echt zaak dat zij hun vertrouwen in het midden- en kleinbedrijf en in zzp'ers versterken en dat ze hen zien als toekomstige krachtige spelers; daar hebben de banken namelijk ook weer belang bij.

Rond de experimentenwet Bedrijveninvesteringszones sluit ik mij aan bij eerder gestelde vragen. Ziet de minister nog mogelijkheden om voor de komende acht maanden, de periode van de verlenging van het experiment, heel snel dingen buiten werking te stellen, waardoor de bezwaren van sommige ondernemers kunnen worden weggenomen? Daarbij denk ik aan het draagvlakelement of andere zaken. Ik kan het niet overzien, maar het zou zonde zijn als dit wetsvoorstel dat met zoveel goede bedoelingen is opgestart, sneuvelt. Als dit echter geen verschil maakt, zal het op enig moment moeten sneuvelen. Wij houden immers geen experimenten in de lucht, alleen omdat het experimenten zijn.

Wij zijn tevreden met het door de minister aangekondigde mkb-innovatiefonds. Ook kunnen wij ons vinden in zijn voorstel om research & development aftrekbaar te maken van de vennootschapsbelasting, zij het dat zzp'ers en eenmanszaken geen vennootschapsbelasting betalen. De minister gaat met staatssecretaris Weekers aan de slag met de vormgeving. Wil de minister toezeggen dat hij daarbij ook rekening houdt met de mogelijkheden voor mkb'ers en zzp'ers?

Hoe ver staat het met de in het regeerakkoord aangekondigde versterking van de positie van het mkb en zzp'ers bij aanbestedingen door de overheid? Zijn daar al concrete voorstellen voor gedaan? Wat de valorisatie van kennis betreft – dat speelt natuurlijk heel sterk bij het topgebiedenbeleid – heb ik een vraag aan de minister. Het gaat om de ervaringen van het midden- en kleinbedrijf met de bureaus voor kennistransfer, die worden aangestuurd vanuit universiteiten en kennisinstellingen. Heel vaak zijn dat moeizame onderhandelingen over octrooien en van alles en nog wat. Een private investeerder moet soms toezeggen dat 80% aan de universiteit ten goede komt. Dat staat echter in geen verhouding tot de zogenaamde regel van Goldscheider, die stelt dat de waarde van intellectueel eigendom nooit hoger is dan 25% van de opbrengst. Percentages van 80 zijn dus ver over de top. Wil de minister hier aandacht aan besteden in zijn brief over het topgebiedenbeleid? Wil hij zo snel mogelijk ondernemers inbrengen in plaats van bureaus voor kennistransfer, zodat goede ideeën niet blijven hangen en dus een kans maken in de praktijk?

Ik sluit af met de brief over buitenlandse markten en Nederlandse kansen. Daarin worden voortreffelijke prioriteiten gesteld; daar kunnen wij het helemaal mee eens zijn. Dan is het echter wel zaak dat ambassades de nodige knowhow en de nodige krachtige ondersteuning behouden, zeker als het mkb verder versterkt moet worden in zijn internationale kansen. Wij weten dat grote bedrijven zich meestal wel redden, maar juist voor die midden- en kleinbedrijven zijn krachtige economische en landbouwattachés met kennis van dossiers zo nodig. Wil de minister daar ook een toezegging op doen?

De voorzitter: Ik dank mevrouw Verburg voor haar waarschijnlijk laatste bijdrage aan het Kamerwerk in commissieverband.

Als laatste geef ik het woord aan de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66): Ik vind een applausje voor mevrouw Verburg ook wel verdiend, maar dat komt straks.

D66 zet zich in voor zzp'ers en mkb'ers. Iemand moet dat ook doen, want ondernemers worden wel altijd bewierookt door beleidsmakers – ze worden de ruggengraat van de economie, banenmotor en innovatiemachine genoemd – maar concrete maatregelen blijven vaak uit. Dat geldt helaas ook voor dit kabinet. De beloften in het regeerakkoord zijn wel mooi, namelijk ruimte voor ondernemerschap, ontplooiing en innovatie, maar de echte daden blijven uit. Ga maar na. De financiële lasten voor bedrijven stijgen jaarlijks met 5 mld. Dat is € 6 000 per bedrijf. Grote bedrijven betalen minder winstbelasting, voor het mkb stijgen de lokale lasten. Het ministerie van EL&I bezuinigt daarbij ook nog eens fors op innovatie. Die 1,5 mld. is feitelijk een fopspeen, een sigaar uit eigen doos, bij elkaar geharkt van allang bestaande budgetten. Maar ook in toerisme en Hollandpromotie wordt fors gesneden. Helaas hebben wij vandaag geen AO over toerisme, maar dat bedrag van 11 mln. dat er af gaat, 66% van het totale budget, baart ons grote zorgen.

Van meer kansen bij aanbesteding is nog geen enkele sprake. Ik sluit mij in die zin aan bij de vraag van mevrouw Verburg daarover. Hoe staat het met de behandeling van het wetsvoorstel daarvoor?

Onlangs is weer gebleken dat te veel facturen nog niet op tijd worden betaald.

Verder blijven de heffingen van de productschappen en de Kamer van Koophandel gewoon in stand. Ik noem ze toch maar even, anders zegt iedereen dat ik vergeten ben ze te noemen. Ook heb ik de brief over de BIZ gezien. Dat zijn ook een soort verplichte heffingen, maar dan op lokaal straatniveau. Ook daarvan vindt D66 dat we dat niet moeten doen. Laat ondernemers zelf kiezen wat zij willen.

Dit ontluisterende lijstje heb ik de vorige keer deels ook al genoemd. Het zijn de zonden van dit kabinet tegen het mkb en de zzp'er. Ik zou er een zwartboek over kunnen schrijven. De vorige keer zei ik nog tegen de minister met een glimlach op mijn gezicht dat hij moest stoppen met foppen. Nu vraag ik de minister van de gevestigde orde wanneer hij over de brug komt en mbk'ers de helpende hand reikt.

Het is wel goed dat de minister geluisterd heeft naar ons verzoek tot gericht onderzoek naar het mkb. De beloofde «Vijf van Verhagen» ben ik echter nog nergens tegengekomen. Ik kan er overheen hebben gelezen. Komen ze in de bedrijfsbrief van Prinsjesdag te staan?

De heer Van Bemmel (PVV): U bent vanwege uw verleden iemand met een mkb-hart. We hebben weliswaar geen AO over toerisme gehad, maar we hebben wel aan een rondetafelgesprek over toerisme deelgenomen. Daar zaten allemaal ondernemers bij die problemen opnoemden die te maken hadden met Europese regelgeving: Natura 2000 enzovoorts. Dat was een heel pakket aan problemen. Gaat u met mij mee dat dit het nadeel is van Europa? Mag de Europese regelgeving wat u betreft op de schop? Uw collega Van Veldhoven is het niet met u eens op dat punt, maar ik hoop dat u hierin meegaat.

De heer Verhoeven (D66): Ik beschouw Europa als een soort weegschaal. Aan de ene kant van de weegschaal hangen de vele duizenden euro's aan extra jaarlijkse inkomsten vanwege de buitenlandse handel, de exportkansen en allerlei producten waarmee wij geld verdienen en banen maken. Aan de andere kant hangen een aantal richtlijnen waar Nederland een bepaalde invulling aan moet geven. Daarbij gaat wel eens wat mis, er zit wel eens een Nederlandse kop op bepaalde richtlijnen en sommige Europese regels sluiten niet helemaal aan bij de Nederlandse praktijk, maar wij vinden de voordelen van Europa ver uitstijgen boven de nadelen van een paar van dit soort regels. Je moet er wel naar kijken, maar Europa is een grote plus en een heel kleine min.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik zoom echt in op de regelgeving. De Nederlandse economie was booming in de jaren zeventig, toen Europa een heel stuk kleiner was qua invloed; die relatie zie ik dus niet zo. Europese samenwerking is natuurlijk prima, maar niet vanwege al die regeltjes die bedacht worden om de geelgestreepte pyjamarups te beschermen tegen een nieuwe ondernemer die een mooi speedbootbedrijfje wil beginnen. Bent u het met mij eens dat wij daarvan af moeten en dat dit een foute invulling van Europees beleid is?

De heer Verhoeven (D66): Van elke foute invulling van Europees beleid moeten wij af. Een foute invulling wil niemand. In het dossier van de geelgestreepte pyjamarups ben ik overigens niet zo goed ingevoerd, maar mijn collega Van Veldhoven wel. Maar even serieus: ik begrijp de zorg best wel, maar volgens mij komt deze eerder voort uit de verschillende visies op de kansen en nadelen van Europa dan uit concrete weeffouten. Ik geef u wel gelijk. Ondernemers hebben mij laten schrikken van een aantal zaken, maar die zijn eerder het gevolg van uitwassen van Nederlandse ambtenaren die heel raar controleren dan van puur Europese regelgeving. Europese regelgeving heb je nodig om een Europese markt met kansen goed te coördineren. Wij moeten vooral naar de Nederlandse vertaling kijken.

Ik vervolg mijn betoog. De commissie-De Swaan heeft de kredietverstrekking onderzocht; de cijfers zijn al genoemd. Voor kleine ondernemers is het heel lastig en vaak komt daar maar een heel beperkt deel van de financiering vandaan. Wat de alternatieven betreft, ziet D66 wel kansen voor een project als Qredits. Ook het BMKB draagt hieraan bij. Wij sluiten ons aan bij de complimenten voor de aanpak van het openhouden voor de export en de buitenlandse markt; het Europees Investeringsfonds is een goede zaak. Het is goed dat het kabinet daarmee aan de gang gaat, maar het is wel jammer dat een aantal aanbevelingen uit het rapport niet wordt uitgevoerd, zoals de aanbeveling om nieuwe kredietverlening niet te ontmoedigen door middel van nieuwe wetten en regels.

Dit sluit ook aan bij het gedachtegoed van D66 als laatste liberale partij van Nederland. Het is tijd dat de overheid stopt met die pennenlikkerij, door zaken los te laten en ondernemers gewoon eens vertrouwen te geven. In die zin vinden wij ook dat het overheidsingrijpen bij kredietverstrekking minimaal moet zijn. De overheid moet niet interveniëren, maar faciliteren.

Het kabinet wil er samen met lokale overheden voor zorgen dat regeltjes, bureaucratie en andere rompslomp beperkt blijven. Tegelijkertijd moeten gemeenten en provincies veel meer doen met minder. Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen op het lokale loket? Wordt het mkb de melkkoe van de lagere overheden? Wie gaan dan het lokale, echte ondernemersplein betalen? Is dat het Rijk, de gemeente of de ondernemer?

Het AO Toerisme is weliswaar uitgesteld, maar ook het toerisme betreft ondernemers: ondernemers in de gastvrijheidsector. Als we niet opletten gaat er bijna 11 mln. af van het budget voor de promotie in het buitenland: van 16,6 mln. naar 5,8 mln. Dat is een ramp voor Nederland, ook voor Nederland in het buitenland. In die zin sluit het ook niet aan bij de brief van de minister waarin staat dat we de buitenlandse kansen moeten benutten. Daarvoor moet Nederland zich ook laten zien in het buitenland. De gastvrijheidsector is geen topsector, maar wel een groeisector, juist ten behoeve van de parttime banen voor lager opgeleide mensen die daardoor toch kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Waarom niet wat meer inzet daarop houden? D66 wil wel bezuinigen, maar dan tot op het niveau van de private bijdrage, namelijk 12 mln. Waarom niet fiftyfifty, allebei 12 mln.? Dat zou een goede oplossing zijn. Graag een eerste reactie van de minister. Wij komen er natuurlijk op terug in het AO Toerisme.

Ook ben ik benieuwd naar wat de minister doet met de aangekondigde Amsterdambrief, die nu uit Amsterdam komt. Omdat de minister hem zelf pas met Prinsjesdag kan leveren, heb ik de gemeente Amsterdam gevraagd om zelf met een Amsterdambrief te komen. Ik ben benieuwd wat de minister daarmee zal doen.

Tot slot heb ik nog drie korte, prangende kwesties. Is de minister het met ons eens dat de praktijk van het Productschap Tuinbouw een rem is op vrij en innovatief ondernemerschap? Laatst was er weer een enquête die niet voor de poes was. Gaat de minister de veilingmotie Verhoeven/Van Dam over de frequentieverdeling alsnog uitvoeren of blijft hij ook in dit geval de beschermheer van de gevestigde orde? En is de minister bereid om de datahandel door de KvK in te dammen via een opt-inregeling? Zijn antwoorden op mijn Kamervragen vond ik niet zo heel duidelijk. Ik overweeg hierover zelfs een motie in te dienen. Eerst zegt de minister opt-out en vervolgens zegt hij opt-in; het is een beetje wiebelig en ondernemers willen graag duidelijkheid.

Wat het kabinet nalaat, doet D66. Wij stellen deze zomer een notitie op met echte plannen voor zzp'ers en mkb'ers. Iemand moet de belofte aan het mkb waarmaken. D66 durft deze uitdaging wel aan.

De voorzitter: In het kader van de besparing op onze eigen overhead kan de minister direct beginnen met de beantwoording.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Uit mijn reactie zal blijken dat wij pal staan voor het mkb en daar heel goede voorstellen voor doen.

Ik wil beginnen met de kwestie Griekenland, die nu ook plenair aan de orde is. Mevrouw Gesthuizen heeft daarnaar verwezen. Zij heeft gezegd dat het misschien handiger was geweest als de economen van de WTO toentertijd al hadden aangegeven dat de invoering van de euro en de toetreding van Griekenland tot de eurozone te snel gingen. Ik wijs erop dat het lid Wilders van de Tweede Kamer destijds voor toetreding van Griekenland tot de eurozone heeft gestemd en het toenmalig lid Verhagen ertegen.

Waarom was ik ertegen? Om de doodeenvoudige reden dat wij er destijds in de debatten al op gewezen hadden dat de criteria leidend moesten zijn; juist het goed naleven van de criteria is van essentieel belang voor een goede werking. Dat is overigens ook de reden waarom wij als kabinet in de huidige situatie heel duidelijk oog hebben voor de consequenties van stap een of stap twee ten aanzien van het Nederlandse bedrijfsleven, de Nederlandse spaarders en de Nederlandse pensioenfondsen. Daarom ook zetten wij met name in op harde voorwaarden die het verdienvermogen van de Griekse economie versterken, zodat men in staat is om het Nederlandse bedrijfsleven af te betalen en de openstaande rekeningen van de pensioenfondsen te betalen. Daarmee dienen wij optimaal de belangen van de Nederlandse burger en het Nederlandse bedrijfsleven.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Bemmel wijs ik er overigens op dat juist Nederlandse bedrijven niet alleen profiteren van markten in ver ontwikkelde landen, maar zeer wel ook van de toegang tot niet-ontwikkelde landen. Eén ding weet ik zeker: bedrijven hebben meer baat bij een situatie waarin het verdienvermogen van Griekenland wordt versterkt door middel van de eisen die onder andere ook Nederland stelt aan het pakket voor Griekenland, dan wanneer zij de onbetaalde rekeningen nooit vergoed krijgen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik waardeer het dat de minister nog even onder de aandacht brengt dat er destijds in de Kamer zeker ook waarschuwingen hebben geklonken tegen het toetreden van Griekenland. Nu is het van het grootste belang dat wij van het verleden leren en eerlijk zijn. Dit deel van het debat zal veel uitgebreider op een andere plek in dit Huis worden gevoerd. Het is echter van het grootste belang dat wij ons realiseren – ook ondernemers zullen daarmee gebaat zijn – dat de financiële sector oogluikend heeft toegestaan dat Griekenland er een potje van heeft gemaakt. Daar was men zich zowel in de eurozone als ook in de bankenwereld en de financiële wereld zeer bewust van. Desondanks helpen we diezelfde financiële sector, die er medeverantwoordelijk voor is dat er een potje van is gemaakt, uit de brand. We dreigen namelijk de weg op te gaan van Europa, door Griekenland keer op keer geld te verstrekken, terwijl dat in de ogen van mijn fractie uiteindelijk niet de nodige zoden aan de dijk zal zetten. Wat vindt de minister daarvan?

Minister Verhagen: Niet voor niets dringt Nederland als geen ander – wij proberen uiteraard zo veel mogelijk medestanders te vinden – aan op de noodzaak van economische hervormingen in Griekenland, zodat het verdienvermogen daar op termijn wordt hersteld; zodat niet alleen het huishoudboekje al dan niet creatief op orde is, maar dat er in de toekomst ook geld kan worden verdiend en de rekeningen kunnen worden betaald. Nederland heeft niet voor niets het voortouw genomen om op basis van de betrokkenheid van het IMF heel nadrukkelijk de voorwaarden aan te scherpen waaronder steun wordt verleend. Wij willen geen onverantwoorde situatie laten voortbestaan, integendeel: door economische hervormingen, bezuinigingen en het versterken van het verdienvermogen zullen daar heel ingrijpende maatregelen moeten worden getroffen. Wij hebben namelijk geleerd van de fouten van het verleden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Zal de Nederlandse minister van Economische Zaken dan mede ten gunste van de Nederlandse belastingbetaler en zeker ook het Nederlandse bedrijfsleven er bij zijn collega van Financiën op aandringen dat de banken gaan meebetalen?

Minister Verhagen: De heer De Jager is buitengewoon helder geweest ten aanzien van de motie van de heer Plasterk.

De voorzitter: Voordat ik de heer Verhoeven het woord geef, wijs ik erop dat in de termijn van de minister twee interrupties per lid zijn toegestaan. Ook vraag ik de leden om zich ten aanzien van Griekenland een beetje terughoudend op te stellen. Want nogmaals: dat debat wordt ook elders gevoerd.

De heer Verhoeven (D66): Ik sluit mij geheel aan bij de woorden van de minister voor wat het dossier Griekenland betreft. Tot mijn spijt moet ik echter constateren dat ik alweer naar het volgende overleg moet en de zaal dus ga verlaten.

Minister Verhagen: De verdediging van de belangen van het mkb zullen wij aan de anderen overlaten.

De heer Verhoeven (D66): Bereikbaarheid is ook een heel groot belang van het mkb.

Minister Verhagen: Wellicht dat u via medewerkers mijn adequate antwoorden nog zult horen.

Voorzitter. Dan kom ik bij een belangrijk thema waar iedereen terecht bij heeft stilgestaan: de mogelijkheden voor financiering van het midden- en kleinbedrijf, mede naar aanleiding van de rapportage van de expertgroep De Swaan. Financiering is voor bedrijven absoluut een voorwaarde voor continuïteit en groei. Ik onderstreep het belang van een gezonde financiering, waarbij de kans op het verkrijgen van krediet een reële afspiegeling is van het onderliggende businessplan. Ook hierbij geldt dat we geen krediet moeten verlenen dat je nooit terugkrijgt. Als er een goed businessplan onder ligt, moet er alles aan worden gedaan om een gezonde financiering te realiseren en de kans op het verkrijgen van krediet te vergroten. Ik ben het met de leden van de Kamer eens dat dit absoluut niet vanzelfsprekend is. Voor de kredietcrisis zijn allerlei vormen van krediet gemakkelijk en soms te gemakkelijk verkrijgbaar geweest. De prijs van het krediet was laag en risico's werden soms te laag ingeschat. Een gevolg daarvan was onder andere de overkreditering, die bij schokken enorme gevolgen kan hebben en mede aan de basis van de financiële crisis stond.

Tijdens en na de kredietcrisis bestond het nadrukkelijke gevaar dat banken te voorzichtig werden vanwege hun eigen financiële situatie of dat ze risico's hoger dan voorheen hebben beprijsd. Dan zie je dus dat gezonde ondernemingen met een buitengewoon gezond businessplan, met name jonge innovatieve bedrijven, vanwege het ontbreken van een track record de dupe kunnen zijn. Vandaar onze aandacht voor de garantieregelingen, die vooral gericht zijn op het midden- en kleinbedrijf en op innovatieve ondernemers. Het is dus van groot belang om goed zicht te hebben op de stand van zaken ten aanzien van de financieringsmogelijkheden voor het bedrijfsleven, zeker nu het financiële landschap als gevolg van de kredietcrisis is veranderd.

Voor mij is essentieel dat de groeimogelijkheden van bedrijven bij economisch herstel niet onnodig worden beperkt. Dat is ook de reden waarom ik de expertgroep onder leiding van De Swaan gevraagd heb om die ontwikkelingen in kaart te brengen en met aanbevelingen te komen over de markt van de bedrijfsfinanciering. Dat was een heel breed samengestelde groep met experts uit de wetenschap en de praktijk. Er is gesproken met tal van betrokkenen uit zowel de financiële wereld als het bedrijfsleven. In het verleden zagen wij dat de visies op financiering van het bedrijfsleven vaak erg uiteenliepen, zonder dat dit een werkbare consensus opleverde. Ik verwacht door de nieuwe aanpak dat alle neuzen in dezelfde richting staan en dat alle partijen samen aan de slag kunnen gaan. De expertgroep heeft daarvoor met een aantal praktische voorstellen, een snelle aanpak en een belangeloze inzet een belangrijke stap gezet.

In de bedrijfslevenbrief met Prinsjesdag zal ik, zo zeg ik tegen mevrouw Smeets die mevrouw Dijksma vervangt, exact aangeven welke maatregelen uit het advies ik zal overnemen. Dit rapport biedt zeker de eerste handvatten voor nadere actie.

Ik ben het met mevrouw Dijksma eens dat de expertgroep een heel evenwichtig beeld schetst. Op basis van de bevindingen kunnen we concluderen dat de financiële dienstverlening voor bedrijven in algemene zin geen gevaar loopt en dat de financiering voor ondernemers beschikbaar blijft, maar wel duurder en beperkter is.

Zeer nadrukkelijk is wel aandacht gevraagd voor een aantal knelpunten. Laat ik daar twee van noemen. Groepen bedrijven, zoals starters en andere kleine bedrijven, maar ook snelle groeiers en innovatieve bedrijven die al vóór de crisis knelpunten ondervonden, zullen het nog moeilijker krijgen. Bedrijven moeten zich daarom beter op hun financieringsaanvraag voorbereiden. In veel gevallen zullen zij hun eigen vermogen moeten versterken en vooral voor het mkb is de markt daarvoor zwak ontwikkeld. Ondanks het huidige economische herstel dreigt het gevaar dat met name leningen met een langere looptijd schaarser worden als gevolg van de toezichtregels voor banken. Dat kan een negatief effect hebben op de investeringen die juist daarom vragen.

Om die knelpunten aan te pakken komt de expertgroep met een pakket aan aanbevelingen, gericht op partijen als de financiële sector en het bedrijfsleven. Mijn taak is het vooral om een duidelijke reactie te geven op de aanbevelingen die een substantiële financiële betrokkenheid van de overheid kunnen vergen. Met een aantal punten ben ik aan de slag gegaan. Het dakfonds is onderdeel van een innovatiefonds waarbij de digitale informatie-uitwisseling tussen bedrijven en banken middels de standard business reporting (SBR) wordt aanbevolen. Ik heb de SBR omarmd. Doel daarvan is dat ondernemers minder werk hebben met hun verplichte rapportages aan overheden en banken, middels één standaard voor het aanleveren van financiële informatie door bedrijven aan de Belastingdienst, het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Kamer van Koophandel.

Een aantal aanbevelingen vergt nadere studie, zoals het centraal informatieregister en de kredietunies. Over de kredietunies zegt het advies dat die mogelijk de concurrentie op de kredietmarkt in beperkte mate zouden kunnen verhogen. Aanbevolen wordt om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn en aan welke regelgeving die kredietunies zouden moeten voldoen. Ik ga dat niet nader onderzoeken, omdat de Universiteit Tilburg al een verkennende studie heeft opgestart; van de zomer komen de onderzoekers met hun resultaten. Die studie wil ik eerst afwachten om te bezien of nog extra onderzoek nodig is.

Dan kom ik bij de ondersteuning van kleine bedrijven bij hun financiële functie. Mevrouw Verburg wees daar zeer nadrukkelijk op. Graag wil ik met alle partijen in kaart brengen waar nog witte vlekken zitten en waar stroomlijning mogelijk is. Ik kan mij voorstellen dat met name MKB-Nederland onder de bezielende leiding van de heer Biesheuvel daarin het voortouw wil nemen. Voor kleine bedrijven is die regeling voor borgstellingskredieten van groot belang. Het gebruik is na het record van vorig jaar opnieuw verder gestegen. Vorig jaar was het gebruik ervan al enorm hoog, maar toen zaten we nog niet aan het plafond. Nu zien we dat het hele beschikbare budget van 765 mln. uitgeput dreigt te raken voor het eind van het jaar. Nu zit er dus nog geld in, maar gezien het beroep dat erop wordt gedaan, verwacht ik dat we in het najaar knel komen te zitten. Daarom heb ik een aanvraag ingediend bij het Europees Investeringsfonds, als gedeeltelijke budgettaire dekking voor toekomstige tekorten bij het borgstellingskrediet. Als die aanvraag wordt gehonoreerd, wordt ook een verhoging van het garantiebudget mogelijk. In de komende maanden zal het kabinet daar nadere besluiten over nemen.

Ik vind het heel belangrijk dat we bedrijven vanaf 2012 helpen met een nieuw innovatiefonds mkb-plus; mevrouw Gesthuizen vergat dat te vermelden, maar mevrouw Verburg wees daar toch nog eens zeer nadrukkelijk op. In dat fonds zit 500 mln. Dat geld kunnen juist innovatieve mkb-ondernemers lenen voor innovatieve projecten en durfkapitaal. Als het project een succes wordt, betalen die ondernemers dat geld terug. Met dat geld kun je weer nieuwe ondernemers met plannen helpen.

Mevrouw Smeets (PvdA): De minister noemde het mkb-fonds. Hoeveel mkb'ers worden daarmee bereikt? Dat was ook een vraag van mevrouw Dijksma. Misschien komt de minister daar nog op te spreken. Dan wacht ik dat even af.

Minister Verhagen: Daar kom ik nog op.

Mevrouw Verburg heeft gevraagd hoe we voorkomen dat we volgend jaar weer in een situatie terechtkomen waarin het budget voor het borgstellingsfonds te laag is. Het geld voor de EIF-aanvraag die we voor dit jaar hebben ingediend, is mogelijk ook de jaren daarna beschikbaar. Dat is afhankelijk van hoe het Europees Investeringsfonds gaat reageren op de ingediende aanvraag. Dat antwoord moet ik nu dus schuldig blijven. Als het geld de komende jaren beschikbaar is, hebben we natuurlijk met een andere situatie te maken dan als dat niet zo is. Ik wil daar dus op terugkomen als we het definitieve oordeel van het EIF hebben ontvangen.

Mevrouw Dijksma heeft gevraagd waarom het borgstellingsfonds voor het mkb niet kostendekkend is en hoe zich dat tot de te hoge afsluitprovisie verhoudt. Niemand betaalt graag premie. Dat men premies te hoog vindt, zegt mij dus niet zoveel. In zijn algemeenheid vindt men alles te veel wat men betaalt. De regeling aangaande het Borgstellingskrediet MKB is niet kostendekkend, omdat wij in feite aan banken een verzekering afgeven voor bedrijven die een lening nodig hebben om te kunnen investeren. Als we met de verzekering ook de kleinste bedrijven willen helpen, is het niet geheel kostendekkend te maken. Het nettoverlies is overigens slechts 2%.

Om het kostendekkend te maken moet je de premies verhogen en dan kunnen we met name de kleinste bedrijven niet helpen.

Mevrouw Verburg heeft mij gevraagd om toe te zeggen dat bij het innovatiefonds vooral de focus wordt gelegd op het mkb en zzp'ers. Daar ben ik het absoluut mee eens; daar doen we het juist voor.

De heer Van Bemmel merkte op dat in de bancaire sector meer ondernemers dan boekhouders zouden moeten zitten. Hij geeft al aan dat er een balans moet zijn tussen zorgvuldigheid en ondernemerschap. Banken werken met het spaargeld van iedere burger die geld heeft uitstaan. Dat moet zorgvuldig gebeuren, omdat je anders de kleine spaarder dupeert. Uit het advies van De Swaan blijkt dat het op dit moment niet rendabel is voor banken om veel tijd te steken in het goed beoordelen van de plannen van kleine ondernemers. De instrumenten die de overheid daarnaast wil inzetten, zijn daarom vooral gericht op de kleinere bedrijven, juist om dit soort economische knelpunten te verlichten. Mevrouw Gesthuizen heeft aandacht gevraagd voor starters en innovatieve bedrijven. Ons instrumentarium is al heel sterk gericht op starters en innovatieve bedrijven: het Borgstellingskrediet MKB, een aparte faciliteit voor innovatieve bedrijven en de SEED-faciliteit voor technostarters. Met het innovatiefonds geven we daar nog een extra impuls aan. Voor het overige zal ik in mijn reactie op het advies van De Swaan – die zal ik bij de bedrijfslevenbrief presenteren – aangeven in hoeverre nog aanpassingen nodig zijn.

De heer Van Bemmel (PVV): De minister zegt dat het niet rendabel is voor banken om aan kleinere bedrijven leningen te verstrekken. Is dat altijd zo of is het alleen nu zo?

Minister Verhagen: Dat is erger geworden door de extra eisen. Je moet bekijken of het businessplan voldoende valabel is. Je moet er een aantal uren in steken en zeker als het om kleinere bedragen gaat, is het rendement voor de bank heel gering. De kosten staan dan niet meer in verhouding tot de opbrengsten. Dus in die zin is het niet rendabel. Men moet er net zoveel of zelfs meer tijd in steken dan wanneer men een beoordeling moet maken van een grotere onderneming met een grotere lening. Dat is de reden. Als je dus kijkt naar de kostenfactor per uur werk en het rendement dat je terugkrijgt, dan is het bedrijfstechnisch gezien in ieder geval niet rendabel. Daarom richten wij ons met het aanvullende instrumentarium met name op de kleinere ondernemingen.

De heer Van Bemmel (PVV): Dat is mij helemaal duidelijk, maar mijn vraag was eigenlijk ...

Minister Verhagen: ... of het voor de crisis anders was.

De heer Van Bemmel (PVV): Was het anders? Zoals u het nu uitlegt, is het een eeuwig probleem. We zullen nooit meer van die borgstelling afkomen, denk ik.

Minister Verhagen: Dat denk ik niet. Voor de crisis werden naar mijn mening makkelijker leningen verstrekt. Ik begon al met te schetsen dat dit in sommige gevallen te gemakkelijk ging. Men stak er minder tijd in om het allemaal te beoordelen. Ik denk dat leningen krijgen weer makkelijker wordt als het economische herstel doorzet. Men heeft dan weer meer vertrouwen in een bedrijf, omdat dit ook weer een track record heeft opgebouwd in de afgelopen jaren. Wie denkt dat wij nooit meer van de borgstelling in het mkb afkomen, wijs ik erop dat die al honderd jaar bestaat. Ik denk dat die ook de komende honderd jaar kan blijven bestaan, omdat daar behoefte aan is. Dat maken wij dan echter niet meer mee.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ga mijn laatste kostbare interruptie toch maar aan dit blokje wijden.

Minister Verhagen: Ik heb nog een antwoord op uw vraag liggen, misschien dat u de interruptie nog even kunt opsparen tot ik alle vragen over dit blok heb beantwoord.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik neem het risico. Ik heb twee vragen aan de minister. De eerste betreft de uiteenzetting van de minister over de starters en de innovatieregelingen. Ik realiseer me dat het grootste gedeelte van dat instrumentarium juist gericht is op de starters en op innovatie. Nu zijn wij echter met de commissie van Economische Zaken al een aantal keren gezamenlijk op werkbezoek geweest, zo ook onlangs. Daarbij heeft in ieder geval de heer Van Bemmel acte de présence gegeven en ik ook, volgens mij als enige de hele dag. Daar hoorden wij toch wel van een aantal ondernemers – en ik heb dat de keer daarvoor ook van ondernemers gehoord die juist in die heel innovatieve sector zitten, gelukkig hebben we daar een hoop van in Nederland – dat ze vaak tegen enorme procedures aanlopen. In mijn ogen is het toch allemaal wat zakelijker als een ondernemer bij een bank terecht kan. Een bank moet een en ander ook goed toetsen, maar een ondernemer wil liever niet al te veel met de overheid in aanraking komen, zo lijkt het wel. Hij zegt dan: als ik met subsidieregelingen moet gaan werken, dan moet ik zo vroeg opstaan ... Die hartenkreet van ondernemers hebben wij die dag meerdere keren gehoord. Kan de minister de toezegging doen dat hij daar nog een keer goed met de stofkam doorheen gaat om te bezien of het in ieder geval makkelijker gemaakt kan worden? De tweede vraag die ik wil stellen, is heel kort: wat nu als het quotum voor het Borgstellingskrediet MKB in de komende tijd nog wordt bereikt? Hoe gaan we dan om met ondernemers die buiten de boot vallen? Moeten zij dan een jaartje wachten tot ze gebruik kunnen maken van de regeling? Hoe gaan we daarmee om?

Minister Verhagen: Om met de laatste vraag te beginnen: ik ben ervan overtuigd dat we, als we ons verzoek bij het Europees Investeringsfonds hebben ingediend en dat gehonoreerd krijgen, dat gevaar niet lopen. De aanvraag is daar juist op gericht. Wat de overbodige bureaucratie betreft – over subsidies heb ik al iets gezegd – wil ik dat we met het revolverend fonds of met het innovatiefonds voor het mkb niet verzanden in overbodige bureaucratie. Ik wil bezien hoe ik bijvoorbeeld de bestaande WBSO-aanvragen kan vereenvoudigen. Ik heb er ook met verschillende midden- en kleinbedrijven over gesproken dat dit eenvoudiger kan. Dat wordt bij de vereenvoudiging, ontbureaucratisering en verlaging van de administratieve lasten meegenomen. We zijn daarmee aan het werk. Omdat de WBSO zich met name richt op investeringen die gekoppeld zijn aan personeel en het nieuwe mkb-fonds met name gericht is op investeringen in research & development, niet zijnde personeel, zou je daar ook een link tussen kunnen maken. Vaak is het immers zo dat je, als je innovatie wilt plegen, aan de ene kant via het personeel naar de WBSO gaat en dat je dan niet weer een heel ander circus wilt optuigen voor het mkb-fonds. Uw hartenkreet is echter terecht, mevrouw Gesthuizen. Ik hoor het in de gesprekken die ik voer ook. Dat is iets waar we niet alleen in het kader van de deregulering, maar met name bij het opzetten van het nieuwe instrumentarium wel degelijk naar zullen kijken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is helder en het is prettig om te horen. Hoe zit het dan met de zelfstandigen, die de minister ongetwijfeld net als ik ook regelmatig spreekt? Hoe zit het met de zeer innovatieve eenpitters? Dat zijn toch een beetje de uitvinders, zeg ik altijd maar. Hoe kunnen wij het voor hen gemakkelijker maken? Dat gaat immers niet via de WBSO.

Minister Verhagen: Dat klopt. Daar komen we op terug bij de uitwerking van het innovatiefonds.

De heer Ziengs gaat creatief als hij is een pleidooi houden voor nieuwe initiatieven, crowdfunding en kredietunies. Ik ben in mijn eerdere reactie al kort op de kredietunies ingegaan. Het is, zoals ik zei, nog te vroeg om daar al een exacte visie op te geven. De overige initiatieven zal ik meenemen in de bedrijfslevenbrief. Ik wilde daarop en op de mogelijkheden op dat gebied sowieso al ingaan in de bedrijfslevenbrief. Een topteam van de creatieve sector, waar veel van die eenpitters overigens zitten, heeft een pleidooi gehouden voor nieuwe financieringsbronnen zoals crowdfunding of internet. Ik wil daar wel naar kijken, maar het is natuurlijk duidelijk dat dergelijke aanpassingen gevolgen hebben voor de begroting van EL&I. Ik wil daar heel zorgvuldig naar kijken en het afwegen, want de heer Ziengs weet als geen ander waarom de VVD-fractie altijd zeer nadrukkelijk gepleit heeft voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Ook de financiële middelen van EL&I zijn beperkter dan in het verleden.

De heer Ziengs (VVD): U noemde ook de kredietunies. Die hebben wij in eerste termijn ook genoemd. Er werd over gesproken, dat te laten onderzoeken, maar ik heb van de professor van de Universiteit Tilburg begrepen dat er geen tijd is om onderzoek te plegen. Die melding kreeg ik zo tussendoor even binnen.

Minister Verhagen: Ze zijn ermee bezig.

De heer Ziengs (VVD): Ik geef alleen aan dat ik die melding binnenkreeg, dus ik stelde mij zo voor dat als zij dat onderzoek nu inderdaad niet kunnen afwikkelen, dat ik dan misschien nog even zou willen kijken ...

Minister Verhagen: Ik zal daar serieus naar kijken. Die toezegging krijgt u. Ik heb gezegd dat ik dit deel nu niet overneem, omdat Tilburg al een onderzoek gestart heeft en deze zomer met de resultaten daarvan naar buiten zou komen. Als Tilburg daar nu ineens geen tijd meer voor heeft, dan wordt het natuurlijk een heel ander verhaal. Dat moge duidelijk zijn. Ik ga ervan uit dat ook Tilburg niet reeds in gang gezette onderzoeken stopzet, over kapitaalvernietiging gesproken.

De heer Ziengs (VVD): Mag ik daaruit concluderen dat EL&I op het moment dat het onderzoek niet gaat plaatsvinden of niet afgerond wordt, daarin zelf actief wordt?

Minister Verhagen: Ja, maar dan moet ik in lijn met de motie-Roemer wel weer binnen 10% blijven met de uitbesteding van taken.

Er ligt een aantal vragen van mevrouw Dijksma. Laat ik eerst de andere vragen van mevrouw Gesthuizen nog beantwoorden, dan houd ik het in het blokje. Zij vraagt waarom bij het onderzoek van KPMG de bankgegevens over leningen ontbraken. De grote hoeveelheid informatie die de banken tot nu toe verstrekken, is bedoeld om de financiële stabiliteit te monitoren. Dat blijkt dus ook beperkt van nut voor het zicht op de financierbaarheid van bedrijven. Banken zijn bereid te bezien hoe ze bestaande rapportages kunnen ombouwen, zodat ze ook zicht krijgen op de financierbaarheid van bedrijven. Zodra ik daar resultaten van heb – die krijg ik van de minister of de staatssecretaris van Financiën – zal ik de Kamer daarover nader informeren. Ik hoop dat de commissie van EL&I die ook krijgt, al staat er de handtekening van een bewindspersoon van Financiën onder.

Dan de vraag van mevrouw Dijksma over de rol van de Ondernemerskredietdesk en of we niet een nieuwe taskforce kredietverstrekking zouden moeten oprichten. We hebben nu genoeg adviezen, vind ik. De Swaan heeft met een heel groot aantal experts geschetst hoe het nu staat met de financiering van bedrijven. Het kabinet moet nu gaan bepalen wat het daarmee doet. We moeten niet proberen weer een nieuwe taskforce op te zetten. Ik zeg mevrouw Dijksma wel toe dat de Ondernemerskreditdesk zeker een rol kan spelen. Ook De Swaan geeft aan dat bedrijven zich ook zelf beter moeten voorbereiden op de aanvragen. De Ondernemerskredietdesk kan daar een zeer behulpzame rol in spelen.

Dan verwijst mevrouw Dijksma naar tal van amendementen, inclusief het amendement van de heer Ten Hoopen over de rol van pensioenfondsen bij de kredietverstrekking. We zijn intensief in gesprek met pensioenfondsen, ook over concrete initiatieven. Het gaat om ons pensioengeld, om uw pensioengeld, om ons gezamenlijk pensioengeld en dat vraagt natuurlijk om een zekere zorgvuldigheid. De pensioenfondsen bepalen uiteindelijk hun eigen investeringsrisico. Zij wegen of dat risico wel of niet te verantwoorden is. Ook de minister van Sociale Zaken speelt daarin een grote rol. Pensioen is immers sociale zekerheid en daarin neemt hij een belangrijke plaats in. We zijn dus al breed in gesprek met de pensioenfondsen over de mogelijkheden van hun kant. Als er resultaten zijn van dat gesprek, meld ik dat aan de Kamer.

Mevrouw Smeets (PvdA): Dank. Ik ga ervan uit dat dit gemeld wordt aan de Kamer. Daar is immers een motie over aangenomen door de Kamer. Heeft de minister enig zicht op het tijdpad?

Minister Verhagen: Ik zal in de bedrijfslevenbrief de stand van zaken van dat moment geven, even los van het tijdpad.

Dan is er verwezen naar het amendement-Tang/Pieper. Bij het aantreden van dit kabinet hebben wij besloten – dat is ook aan de Kamer gemeld – om het amendement-Tang/Pieper niet uit te voeren. Dat betreft een fiscale faciliteit om in mkb-aandelen te beleggen. Daar is toen uitvoerig over gesproken. Dit kabinet was van mening dat een dergelijke maatregel onvoldoende effectief is in relatie tot de kosten. De staatssecretaris van Financiën heeft dat de Kamer helder meegedeeld bij de behandeling van het Belastingplan.

Mevrouw Dijksma vroeg of bij ING gecheckt is of men de gedane toezeggingen met betrekking tot de te verstrekken leningen gestand heeft gedaan. Begin 2010 heeft de minister van Financiën aan de Kamer gerapporteerd dat ING 26 mld., dus meer dan de toegezegde 25 mld., aan kredieten heeft verleend.

Ik heb nog een vraag liggen van mevrouw Smeets en dus Dijksma over het aantal mkb'ers dat we bereiken met het innovatiefonds. Die vraag is expliciet gesteld. Het innovatiefonds is juist bedoeld voor het mkb, dus wat mij betreft zo veel mogelijk. Aantallen kan ik nu niet noemen. Ik zou de Kamer willen vragen om mij even de tijd te geven, met name voor de nadere vormgeving van het fonds. Het fonds wordt gevuld door de overheid en waarschijnlijk ook vanuit het EIF en institutionele beleggers. Daardoor zorgt iedere euro van de overheid nog eens voor twee euro's van buiten. Dan krijg je uiteindelijk een fors bedrag. Geeft u mij even de tijd om aan de slag te gaan met de vormgeving. Dan kan ik de Kamer daarna ook meer duidelijkheid geven over het aantal mkb'ers dat we daarmee gaan bereiken.

Mevrouw Verburg stond zeer nadrukkelijk stil bij de microkredieten. Mevrouw Dijksma vroeg in aanvulling daarop wanneer we iets horen over de verbeteringen die ten aanzien van Qredits worden doorgevoerd. Het is duidelijk dat microfinanciering in zeer korte tijd een enorme vlucht heeft genomen. Drie jaar na de start zien we dat er vanuit de combinatie van coaching en kredietverlening tot € 35 000 5000 ondernemers zijn gecoacht, waardoor de levensvatbaarheid van hun nieuwe bedrijf een enorm impuls heeft gekregen.

1500 ondernemers hebben een krediet gekregen, die dat zonder de microkredieten nooit gelukt was. Ik heb de Kamer de eerste evaluatie toegestuurd. Er zijn via Qredits en de borgstellingspilot van Sociale Zaken kredieten verleend. De evaluatie geeft antwoord op de vraag of die pilots het marktfalen voor microkredieten oplossen. Het antwoord is daar heel duidelijk ja op. Die pilots zijn succesvol, ze lossen een substantieel deel van het marktfalen op en over enkele jaren wil Qredits los van de overheid microkredieten aanbieden. Qredits heeft ook aanvullende financiering gekregen van de banken. Ze nemen dus zeer duidelijk hun verantwoordelijkheid hierin en blijven ook na de periode van de pilots actief. Ze krijgen steun vanuit de Europese Commissie. Ik heb een bijeenkomst bijgewoond, waarbij de vertegenwoordiger van de Europese Commissie heel enthousiast en positief reageerde op de initiatieven die we hier in Nederland nemen. Qredits heeft ook als eerste microfinancieringsorganisatie in Europa een voortgangsgarantie gekregen, om het risicovolle deel beter te kunnen dekken. Die pilot is uitgevoerd in vijf regio's en heeft relatief meer uitkeringsgerechtigden dan Qredits. Met name daar zien we dat het een veel inefficiënter proces is geweest voor de betrokken banken. Dat is dus ook de reden geweest dat die pilot niet is doorgegaan. Naar mijn mening gaat dit echt de goede kant op, mede door de steun van de Europese Commissie.

Wat de borgstellingspilots van Sociale Zaken betreft, komen uit de evaluatie nog wel wat punten naar voren waar ook Qredits zijn voordeel mee kan doen. Die punten wil ik nog met Qredits gaan bespreken. Ik denk in ieder geval dat de eerste resultaten een heel belangrijke aanmoediging zijn voor partijen om dit verder uit te bouwen. Ook de commissie-De Swaan moedigt dat overigens aan. Wanneer horen we iets over de verbeteringen? Dit jaar start de nulmeting met betrekking tot de effecten van de microfinanciering. Daarin kan dit eveneens meegenomen worden.

Dit betreft dus allemaal leningen tot € 35 000. Mevrouw Verburg verwees zeer duidelijk naar de marge daarboven. Als men niet bij een bank terecht kan, dan kan men voor een krediet tot € 35 000 bij Qredits terecht, mits er een haalbaar ondernemingsplan is dat door de coaching nog een extra impuls heeft gekregen. Als banken ook een knelpunt zien boven de € 35 000, waar mevrouw Verburg naar verwees, dan ben ik bereid om daarnaar te kijken. Ik ga er wel vanuit dat dit geen extra financiering van de overheid vraagt. Ik vind het op zich wel van belang dat de voorkeur bij kleine kredieten blijft, juist om kleinschalige initiatieven te steunen. Dat is heel duidelijk gericht op de huidige doelgroep. Als er echter boven de € 35 000 inderdaad een probleem is, ga ik daar zeker naar kijken.

Mevrouw Verburg (CDA): Het is inderdaad niet mijn bedoeling om via zo'n suggestie of verzoek extra geld los te peuteren, want dat is er niet, dat realiseer ik mij heel goed. Ik zeg net als de minister: meer geld hebben we niet, maar makkelijker kunnen we het misschien wel maken. Als je daarmee meer maatwerk kunt creëren, zou dat mooi zijn. Dank voor de toezegging.

Minister Verhagen: Dit was wat ik over kredieten en de toegang tot kredieten wilde zeggen. Ik ga nu over naar de Kamers van Koophandel en het ondernemersplein. In overeenstemming met wat wij al meerdere malen gewisseld hebben, met name bij de begrotingsbehandeling, werk ik dus aan de totstandkoming van één ondernemersplein. Op basis van het regeerakkoord moet dat ondernemersplein er komen. Er komt één loket, zodat je niet allerlei verschillende dingen hebt. Het gaat om één loket voor ondernemers, met dienstverlening waar ze echt wat aan hebben tegen lagere kosten. Ik had al eerder gezegd dat ik de Kamer voor de zomer daarover zal informeren. Ik ben in ieder geval een stapje verder. We zijn er nog niet helemaal. Omdat we verschillende partijen bij elkaar moeten brengen, vereist dat het nodige duw- en trekwerk. De kosten moeten omlaag, er moet één ondernemersplein komen. Er is inmiddels in grote mate overeenstemming over de te volgen aanpak, in ieder geval wat de Kamers van Koophandel betreft. Ik wijs echter ook fijntjes op het regeerakkoord, waarin ook de positie van Syntens heel nadrukkelijk opgenomen is. Die positie is eerlijk gezegd nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Wel bij mij, maar nog niet bij de andere betrokken partijen. Ik ben daarin nog een beetje aan het duwen. U kent mijn voorzichtige aanpak. Ik verwacht daar dus wel op korte termijn duidelijkheid over te krijgen. Ik zal de Kamer daarover na het zomerreces informeren. We blijven daar niet eindeloos mee bezig. Uitgangspunt is een bundeling van de dienstverlening aan ondernemers. Het versnipperde en overlappende aanbod van al die verschillende organisaties en loketten is inefficiënt en leidt tot relatief hogere transactiekosten en veel te veel tijdsbeslag voor ondernemers.

Wat ik wil, is de Kamer van Koophandel als basis voor het ondernemersplein, waarbij ook andere publieke en private partijen kunnen aanhaken. De huidige twaalf Kamers van Koophandel zullen worden samengevoegd tot één zelfstandig bestuursorgaan. Dat loket moet je dan wel in de regio hebben, zo dicht mogelijk bij de ondernemer. Ik kan de Kamer in ieder geval melden dat de heffingen hoe dan ook substantieel zullen dalen. We hebben eerder met de Kamer gewisseld, ook naar aanleiding van de motie van mevrouw Verburg en de heer Ziengs, dat de daling minimaal 25% zal moeten zijn. De inzet is dat we dat fasegewijs gaan doen, zodat we structureel een veel sterkere daling krijgen dan in het eerste jaar. In het eerste jaar zal er minimaal een daling van 10% van die heffingen moeten zijn. Daarna moet er een substantiële daling komen op structureel niveau. Daar zetten we op in, natuurlijk ook omdat je aan het begin hogere kosten hebt dan als het eenmaal gevestigd is. Hier zit ik echt bovenop en ik wil de Kamer daarin niet teleurstellen.

Mevrouw Verburg (CDA): Het lijkt mij verstandig om dat stapsgewijs te doen. Ik respecteer dat de minister pas na het zomerreces met voorstellen komt voor de inrichting en vormgeving daarvan. Dat had hij eerder ook al laten doorschemeren, maar de eerste stap van de verlaging van de heffingen gaat toch wel per 1 januari 2012 in?

Minister Verhagen: De eerste stap van 10% gaat 2012 in.

Mevrouw Verburg (CDA): Prima. Dan zijn we het daarover eens.

Minister Verhagen: Dat is de inzet. Waarom halen we anders dit hele circus uit?

Mevrouw Verburg (CDA): Ja, precies zo is het.

Minister Verhagen: Ik wil de motie natuurlijk uitvoeren, want anders krijgen we andere problemen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb een vraag op hetzelfde punt. Na het reces krijgen we de plannen. Iedereen zit daar echt op te wachten, want het is spannend. Na het reces kan ook in december zijn. Krijgen we de plannen voor Prinsjesdag of rond Prinsjesdag?

Minister Verhagen: Als ik mijn bedrijfslevenbeleid – leuke stappen voorwaarts van een kabinet dat voor de ondernemers staat – bij de begroting wil presenteren ...

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dan hebt u nog veel werk te doen!

Minister Verhagen: Daar hebben we al heel veel aan gedaan. Als je de reacties ziet, ook op de bedrijfslevenaanpak, dan vinden de ondernemers dat we daarbij toch wel forse stappen voorwaarts zetten in vergelijking met voorgaande kabinetten. Los daarvan is het natuurlijk mijn inzet om dit voor de volgende begrotingsbehandeling geregeld te hebben. Daarom voer ik op dit moment ook de druk wat op. Vorig jaar hebben we dit afgesproken. De bedoeling is dat ik de Kamer een plan voorleg. Er zit nog wat gedoe, zal ik maar zeggen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Als u zegt dat het de bedoeling is om het plan voor de begroting 2012 aan de Kamer voor te leggen, betekent dit voor Prinsjesdag. De begroting komt immers met Prinsjesdag.

Minister Verhagen: Dat is wel de bedoeling. Als het dan nog niet rond is, hoort u dat natuurlijk ook, maar dan zal ik de druk nog groter maken, opdat we in ieder geval bij de begrotingsbehandeling dit resultaat kunnen leveren.

Mevrouw Smeets (PvdA): Het moet voor deze minister toch geen probleem zijn om een beetje door te duwen. Ik zou zeggen: succes!

Minister Verhagen: Dank u wel. We zetten het in een hogere versnelling.

De heer Ziengs vraagt terecht aandacht voor fraude. Strikt juridisch gezien is er volgens mij geen sprake van fraude als je het hebt over de acquisitiefraude waar hij naar verwijst. De vraag is wat het voor de wet precies is, maar we hebben er natuurlijk buitengewoon veel last van en zien het als criminaliteit. Laten we het daarop houden. Tot voor kort hebben de Kamers van Koophandel geen actieve rol gespeeld in het tegengaan van mogelijke onrechtmatigheden die de registratie zelf niet raken en op dat punt geen rechtsgrond boden om inschrijving te weigeren. Dat was enerzijds vanwege de formeel lijdelijke positie in de Handelsregisterwet, en anderzijds omdat de Kamer van Koophandel geen onderdeel is van het opsporingsapparaat. De Kamers van Koophandel hebben wel gezocht naar mogelijkheden om bonafide ondernemers te waarschuwen voor acquisitiefraude. Ik vind de gedane oproep volkomen terecht. Er werd wat neerbuigend gereageerd door anderen op wat de heer Ziengs daarover in de krant had gezegd. Ik vind dat je daar niet neerbuigend over moet zijn, om de doodeenvoudige reden dat het gewoon een probleem is. Ik zal samen met de Kamer van Koophandel en de minister van Veiligheid en Justitie dus ook kijken naar een meer sluitende aanpak, want ik ben het ermee eens dat die er moet komen.

Wat de regeldruk betreft, vinden wij dat de administratieve lasten absoluut naar beneden moeten. Dat is ook de reden waarom we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat eind 2015 de administratieve lasten met 25% omlaag moeten zijn gebracht. We moeten ook iets doen aan de nalevingskosten, die overigens zowel door Brussel als door nationale regelgeving worden veroorzaakt. Ik wil op zijn minst dat nationaal elke toename van de nalevingskosten wordt gecompenseerd met een reductie. Ik heb hier een hele lijst van voorstellen, maar ik zal daar nu gelet op de tijd niet op ingaan. Ik kijk ook naar de top tien van irritaties bij het bedrijfsleven, zowel wat kleine bedrijven betreft als ook VNO-NCW.

Aangaande het toezicht hebben wij gezegd: nalevende bedrijven krijgen minder toezicht en de inspectievakantie wordt in fases ingevoerd. Dat moet voor alle rijksinspecties gezamenlijk gerealiseerd worden.

Ik wijs er nogmaals op dat het aanpakken van bestaande problemen één is. We kunnen bestaande regels afschaffen – daar zijn we ook hard mee bezig – maar het voorkomen van nieuwe regels is natuurlijk ook een groot probleem. Ik doe daarin ook een klemmend beroep op de Kamer. Het kabinet en Europa komen niet als enige met nieuwe regels en verzinnen niet als enige nieuwe administratieve lasten. Ik verzet mij niet voor niets zo vaak als er in moties weer gevraagd wordt om extra regelgeving. We moeten ons dat toch gezamenlijk gaan aantrekken. Ik doe echt een beroep op de Kamer om samen met mij na te denken over de vraag hoe we kunnen voorkomen dat er in iedere motie of bij de behandeling van ieder voorstel weer extra regelgeving of extra wetgeving opgezet wordt, terwijl men het ook gewoon in een convenant of in een normaal gesprek had kunnen regelen.

Ik moet naar mijzelf kijken, maar ik doe ook een klemmend beroep op de Kamer en op mijn collega's uiteraard. We moeten een oud idee weer oppakken. Ik meen dat het van de heer Koopmans was, maar de heer Ziengs verwees er geloof ik ook naar. Voor iedere nieuwe regel die de Kamer erbij verzint, moeten er twee bestaande vanaf. Als een amendement financiële consequenties heeft, zegt de minister van Financiën of de minister die over de begroting in kwestie gaat tegen de indiener: geeft u maar de dekking aan binnen de bestaande begroting. Met andere woorden: als je extra geld wilt hebben voor A, moet er geld van B af. Ik wil de Kamer ook in overweging geven om in het vervolg een dergelijk dekkingsplan op te stellen, maar dan met betrekking tot de administratieve lasten. We kunnen Actal erop zetten, we kunnen alles erop zetten, maar als ik dan voor Prinsjesdag het overzicht over de regeldruk krijg, zegt de Kamer toch weer: mijnheer Verhagen, dit is schandalig, u hebt gezegd dat u de regeldruk met 10% zou verlagen en uiteindelijk is de druk toch weer verhoogd. Als dat alleen maar komt door voorstellen die niet van mij afkomstig zijn, dan wijs ik ook net zo hard terug, als ik eerlijk ben. Ik zal dus mijn collega's aanspreken, want dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik zal ervoor zorgen dat het kabinet de beloofde 10% in 2012 en 5% daarna zal halen.

Ik heb nu het overzicht van de reductieplannen van de verschillende departementen ontvangen. Die zien er op zich goed uit, maar niet alle doelstellingen zijn onderbouwd met concrete acties en maatregelen. Ik heb dus eigenlijk tegen mijn collega's gezegd dat ze hun huiswerk nog maar een keer over moeten doen, want ik wil meer vlees op het bot zien om de reductie van de administratieve lasten ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Daarbij maken alle departementen gebruik van de wensenlijstjes van het bedrijfsleven om de ergste punten meteen op te pakken, als het maar even kan. De Kamer krijgt een voortgangsrapportage regeldruk rondom Prinsjesdag.

De heer Ziengs pleit in dit kader voor een mkb-toets. Als er een nieuw wetsvoorstel is, ga ik in een vroeg stadium met de stakeholders om de tafel zitten, zij het een virtuele tafel. Sinds kort doen we dat met name via internet. Het heet dan ook internetconsultatie. Daarbij kunnen alle belanghebbenden reageren op voorgenomen regelgeving. Als men problemen voorziet of iets onvoldoende mkb-vriendelijk vindt, kan men daar gebruik van maken. Ten tweede wordt nieuwe wetgeving getoetst via het integrale afwegingskader. Dat hebben we recent besproken naar aanleiding van het SER-advies. Daar zit een markteffectentoets in. Dan krijg je een helder beeld van alle mogelijke effecten, ook de negatieve, juist voor het mkb. Als iets effecten heeft voor het mkb, dan komt dat daar uit. Ik wil daar dan ook eigenlijk geen aparte mkb-toets naast zetten. We nemen het immers al mee in het integrale afwegingskader. De Kamer kan ervan overtuigd zijn dat het mkb bij mij en bij de Kamer algemeen hoog in het vaandel staat. Naar ongewenste effecten moeten we dus kijken, zeker ook voor het mkb, maar dat wil ik meenemen in de integrale afweging.

De heer Ziengs (VVD): Toch even een toelichting van mijn zijde. De minister geeft aan dat in de internetconsultatie met name de stakeholders geconsulteerd worden. In mijn waarneming zijn de stakeholders die daartoe uitgenodigd worden, vaak dezelfde groepen. Het zijn vaak de echt grotere bedrijven, met meer dan 100 werknemers. Ten aanzien van die integrale afweging en met name de markteffectentoets is mijn waarneming dat daarin eigenlijk alleen maar gekeken wordt naar het aantal bedrijven dat last krijgt van dergelijke regelgeving. Misschien vergis ik mij daarin, maar dat was waarom ik zei: ga nu eens nog wat meer focussen op het mkb, op de kleinere bedrijven, en kijk hoe die dat ervaren. Grotere bedrijven zijn er immers vaak wel op toegerust om die regelgeving intern op te vangen, maar dat geldt vaak niet voor bedrijven in het mkb, en dan heb ik het over de kleinere bedrijven.

Minister Verhagen: U weet dat 100 medewerkers een middenbedrijf is, maar dit terzijde. Ik kan mij best voorstellen dat een vrijwillige pilot meerwaarde zou kunnen bieden in een aantal gevallen waarin nieuwe wetgeving juist voor kleinere bedrijven substantiële effecten kan hebben. Dat gebeurt overigens wel regelmatig. Ik zeg de Kamer ook toe dat ik zal bezien of we in de internetconsultatie wat meer spreiding kunnen krijgen, zodat daar ook kleinere bedrijven bij betrokken worden. Dat zeg ik toe. Ten tweede doe ik via de Kamer een beroep op de stakeholders zelf. Als men problemen verwacht, kan de stakeholder ook zelf voorstellen om een pilot te houden. De heer Ziengs is mans genoeg om, als hij van mening is dat het mkb te veel negatieve effecten ondervindt van bestaande wetgeving, bij mij aan de bel te trekken opdat ik de wetgeving als zodanig wijzig.

Dan kom ik op de BIZ. Ik vind het buitengewoon opmerkelijk – met een negatieve connotatie erbij – dat de heer Verhoeven van de fractie van D66, die zo'n pleidooi hield voor het mkb, zich nu verzet tegen de BIZ. Dat vind ik echt opmerkelijk, als je ziet hoe ondernemers en gemeenten in het kader van het Actieplan Veilig Ondernemen aan de slag zijn gegaan met de BIZ. We hebben op dit moment 147 BIZ-initiatieven. Op het moment van de meting voor de monitor waren dat er nog 130, dus dat geeft aan hoe snel die initiatieven zich opbouwen. We hebben op dit moment 53 initiatieven in uitvoering. Anderhalve maand geleden waren dat er nog 45. Ook daaraan zie je dat die initiatieven echt gerealiseerd worden. Het zijn er veel meer dan vooraf werd ingeschat. Dat geeft aan dat dit niet alleen succesvol is, maar dat het ook voorziet in een heel grote behoefte.

De ondernemers zijn zeer te spreken over de mogelijkheden die BIZ biedt. Er wordt ingezet op winkelgebieden en bedrijventerreinen, waarbij het accent bij de winkelgebieden ligt op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de bedrijfsomgeving. Bij de bedrijventerreinen vergroten we de veiligheid. Veel garagehouders zitten op een bedrijventerrein waar 's avonds geen mensen rondlopen en waar er geen veronderstelde zekerheid is. Zij zijn buitengewoon blij met wat hier gebeurt. De heer Van Bemmel vroeg zich af waarom de experimenteerperiode nu weer wordt verlengd. Kijkt u naar het aantal initiatieven dat op dit moment in de maak is. Vaak gaat het om verzoeken van de kleine bedrijven zelf. Grote bedrijven regelen het wel even, die huren gewoon Securitas in. Maar een klein bedrijf kan dat niet zo makkelijk. Omdat ik die initiatieven niet in de kiem wil smoren, zet ik ze voort. Zoals ik al zei: we hebben op dit moment 147 initiatieven en 53 daarvan zijn in uitvoering. Ik zou de andere graag ook in uitvoering willen zien.

De heer Van Bemmel (PVV): Het antwoord van de minister is duidelijk. Waar ik met name op inzoomde, was de conclusie dat de gemeenten positief zijn en de initiatiefnemers ook, maar dat een deel van de niet-initiatiefnemende ondernemers er kritisch over is, naar eigen zeggen vanwege het ontbreken van zichtbare resultaten. Daar haak ik op aan.

Minister Verhagen: Het kost tijd. Mevrouw Dijksma vroeg daar ook naar. We hebben de draagvlakvereisten op verzoek van de Tweede Kamer bijgesteld. Dat leidde overigens soms tot een moeizaam proces, omdat de bijstelling opwaarts was. Daardoor zijn ook de kosten gestegen in vergelijking met vroeger. Dat gebeurde dus op basis van de eisen die de Kamer daaraan gesteld heeft, want die waren er dus oorspronkelijk niet. Je ziet dat met name kleine bedrijven positief zijn, omdat zij een en ander op eigen kracht niet kunnen doen. De grootwinkelbedrijven zijn duidelijk sceptisch. Zij hebben dit gedoe niet nodig. Zij regelen het liever zelf, maar moeten nu in zo'n totaalpakket meedoen. Dat is het punt. Ze zijn wel gevestigd op hetzelfde terrein of in hetzelfde winkelgebied. Ik reageer dan ook wat negatief op met name de heer Verhoeven, omdat hij zich hier opwierp als de grote verdediger van het mkb, terwijl hij de grootste criticaster is van de BIZ. Dat is niet logisch. De Kamer zegt: gelet op de kritiek moeten we toch nog eens kijken naar de draagvlakeisen die de Kamer zelf opwaarts heeft bijgesteld en moeten we bezien of dat nu wel zo'n verstandige keuze is geweest. Daartoe roep ik ook de heer Ziengs op. Als je merkt dat er iets negatiefs is, moet je bereid zijn daar weer naar te kijken. Dat zou de Kamer hier ook kunnen doen. Niets let de Kamer, wat mij betreft. Ik moest dit doen, althans mijn voorganger moest dit doen, omdat de Kamer dat zelf geëist had.

Dan liggen er nog een paar overige vragen. Ik leg een antwoord ter zijde en bezie of die vraag in tweede termijn nog aan de orde komt.

De voorzitter: Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Ik stel een spreektijd voor van anderhalve minuut per persoon en verzoek de leden, direct aan te geven of ze een VAO overwegen. Dan kan de minister er met zijn reactie eventueel voor zorgen dat er geen VAO meer nodig is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het verbaast mij inderdaad dat er al een VAO op de plenaire agenda staat, en dan nog niet eens onder voorbehoud. Ik ben benieuwd, ook naar de antwoorden van de minister in tweede termijn.

Ik kom even terug op het punt waar ik daarstraks ook mee begon. De minister verwijst nu naar de motie van het lid Plasterk. De SP heeft steeds gezegd: dat reduceert de totaal onhoudbaar hoge schuld niet en is dus geen oplossing. Wat wij kwalijk vinden is het risico dat wij lopen – ik breng dat hier toch onder de aandacht, omdat ik denk dat daar het Nederlandse bedrijfsleven en dus ondernemers in Nederland het allermeest van te vrezen hebben – dat we vanuit Nederland, vanuit Europa steeds meer geld naar Griekenland blijven schuiven, wat vervolgens alleen maar verdwijnt in de zakken van banken die eerder hebben geprofiteerd van de situatie die er in Griekenland was. Vervolgens zien we dat de Griekse bevolking met draconische maatregelen geconfronteerd wordt en dat de Nederlandse belastingbetaler en niet in de laatste plaats de ondernemer daar de zure vruchten van mag plukken. Ik pleit nogmaals – maar dit debat zal ook in een andere zaal plaatsvinden – in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven voor een wat realistischer verhaal hierin en een duidelijker standpunt, waarin gewoon wordt gezegd: de banken gaan meebetalen en er moet echt gesaneerd worden. De schuld kan niet alleen maar afgewenteld worden op de Griekse burgers.

Ten slotte heb ik twee korte opmerkingen. Ik wacht de nadere informatie af over het vereenvoudigen van regelingen, subsidies en startersregelingen. Wat de faillissementsfraude betreft, acht de minister het niet helemaal zeker of er altijd sprake is van fraude. Ik roep de minister op, het rapport Bedrog bij bankroet te lezen. We hebben een en ander op papier gezet en er is bij faillissementsfraude zeker sprake van fraude, want het gaat om verduistering, om het bedriegen van leveranciers, van werknemers en van schuldeisers, die berooid achtergelaten worden. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de kabinetsreactie op ons rapport.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoorden. Ik hoor goede zaken. Over het verlagen van de KvK-heffingen hebben we het al vaker gehad. Ook de bedrijvenbrief zie ik met belangstelling tegemoet, met name wat het innovatiefonds betreft. Ik wil hier nogmaals oproepen om het overzichtelijk te houden voor de bedrijven. Het moet niet te ingewikkeld worden om er aan te voldoen. Dan heb ik nog een korte opmerking over de regeldruk. Ik ben ook altijd voor de vermindering van de regeldruk, maar ik maak wel uitzonderingen. Onlangs deed ik dat in het telecomdebat, omdat het belang van consumenten in het geding was. Dat wilde ik de minister alleen nog even meegeven.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Ik kan het kort houden, want ik denk dat ik op mijn wenken bediend ben wat de punten betreft die ik ingebracht heb. Er zijn toezeggingen gedaan, er is een aantal andere invullingen genoemd, maar ik ben tevreden met de beantwoording. Ik ga ervan uit dat we in de bedrijvenbrief nadere informatie zullen krijgen in antwoord op vragen die ik hier gesteld heb.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. De minister heeft nog één antwoord weggelegd en ik weet niet of dat het antwoord op mijn vraag is. Er is namens de PvdA-fractie een vraag gesteld over jong ondernemen en het akkoord. Dat zijn wij niet vergeten. U ziet dat de overdracht binnen de PvdA-fractie zeer goed is. Het wordt een heel grote bedrijfslevenbrief, want er zijn verschillende toezeggingen gedaan. Ik heb ze goed genoteerd.

Dan het gesprek met de pensioenfondsen en ook het mkb-fonds. Mijn collega Van Bemmel zei erg benieuwd te zijn, en dat ben ik ook, naar wie daar allemaal aanspraak op kan maken. Het ziet er veelbelovend uit, maar nu komt het erop aan hoe het wordt uitgewerkt. De financiering is van groot belang, want bedrijven moeten kunnen groeien. De minister roept de heer Biesheuvel, de nieuwe mkb-voorman, op om daarbij te helpen. Is dat een oproep of is de minister echt in gesprek met hem? Dat verschil vind ik van belang. Als laatste kan ik zeggen dat ik het met deze minister op het onderdeel van de BIZ van harte eens ben. De heer Verhoeven is er niet meer, maar hij leest wellicht het verslag nog na. Ik ben wel heel tevreden over de BIZ, omdat het iets is van ondernemers en door ondernemers, en niet iets wat de overheid oplegt. Ik denk dat dit juist zo'n partij moet aanspreken, evenals het feit dat de free riders geen uitweg hebben.

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Dank voor de antwoorden en de toezeggingen. Goed dat volgend jaar al de heffingen van de Kamers van Koophandel met 10% omlaag gaan als eerste stap. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Ik mis nog op twee punten een reactie. Het eerste punt is het vermarkten van kennis. Ik wil die informatie ook wel aanreiken, maar ik wil de minister in ieder geval vragen om met zijn brief over de topgebieden op basis van de teams en de businessplannen die er komen, nog eens goed te kijken naar de vraag hoe je dit op een effectieve manier vermarkt, zonder dat het onbedoeld blijft hangen bij universiteiten. Ik acht dat wezenlijk voor alles en iedereen, ook voor universiteiten. Het tweede puntje waarop ik nog een reactie mis, is de kracht van ambassades in het internationale beleid. Ten slotte het voorstel ter voorkoming van nieuwe regels. Ik heb bij het algemeen overleg over het toezicht, waarvan we de tweede termijn nog moeten houden, het voorstel gedaan dat je twee bestaande regels moet schrappen als je een nieuwe regel wilt introduceren. Ik kan mij voorstellen dat de minister daar nog op wil reageren, maar ik vertrouw het de heren Ziengs en Koopmans van harte toe om dat pleidooi tussen 225 paar oren te krijgen, want het gaat niet alleen om de regels die we in de Tweede Kamer zouden kunnen veroorzaken, maar ook om die vanuit de Eerste Kamer. Ik hoop dat de heren Ziengs en Koopmans dit van mij zullen overnemen en dat zij zich daar heel sterk voor zullen maken, want dat is van grote waarde. Dank u.

De voorzitter: Dank u wel. Dat is het woord nu aan de minister voor zijn beantwoording in tweede termijn.

Minister Verhagen: Voorzitter. Gelet op de tweede termijn ben ik, aansluitend bij mevrouw Gesthuizen, buitengewoon benieuwd wat dat VAO verder zal inhouden. Wie weet. De Griekse discussie laat ik aan de plenaire zaal over. Ik zal met zeer veel interesse naar de rapportage kijken van de SP-fractie over fraude. Als ik zeg dat acquisitiefraude strikt juridisch gesproken geen fraude is, bedoel ik dat echt uitsluitend juridisch. Ik wil dat absoluut niet bagatelliseren. Het is een zeer ernstig probleem, dat ben ik absoluut met mevrouw Gesthuizen eens. Zij geeft een aantal elementen aan die daarbij voorkomen, onder andere boekhoudfraude en verduistering, wat wel degelijk onder fraude valt. Laten we die discussie over aan de juristen. In reactie op dit grote probleem, waar terecht ook de heer Ziengs aandacht voor heeft gevraagd, wil ik samen met mijn collega van Justitie een sluitende keten realiseren.

Ik dank de heren Van Bemmel en Ziengs voor hun reactie. Het debat over de bedrijfslevenbrief wordt een heel mooi debat, daar ben ik van overtuigd. Mevrouw Smeets vraagt terecht aandacht voor jong ondernemerschap. Sagamores, de jonge ondernemers, hebben daarvoor vorig jaar een tienpuntenplan ingediend met heel leuke en heel creatieve ideeën. Ik ben daar samen met collega Zijlstra mee aan de slag gegaan. Recent heeft collega Zijlstra nog met deze groep gesproken. We werken dus samen met de doelgroep van jonge ondernemers op dit moment hard aan een actieplan. Ze waren zelf overigens blij verrast met de stappen die we gaan zetten. We hadden dat deel van het actieplan ook toen al naar de Kamer kunnen sturen, maar ik heb toen met collega Zijlstra geconcludeerd dat er nog een aantal discussies loopt, met name over studiefinanciering in relatie tot bijverdienen. Dat is ook een deel van hun plan: waarom is er geen bijverdienregeling? Ik ben zo creatief om een bedrijfje op te zetten, maar daardoor komen nu mijn studiefinanciering en mijn studierendement in de knel. Je wordt dus eigenlijk ontmoedigd om als jongondernemer aan de slag te gaan en tegelijkertijd te studeren, in plaats van dat het gestimuleerd wordt. We willen dus met name bekijken wat daartoe de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Collega Zijlstra en ik hebben geconcludeerd dat het verstandig is om de Kamerbrief over de zomer heen te tillen om te bezien of we hier ook nog stappen op kunnen zetten. Zowel de jonge ondernemers zelf als wij zijn echt enthousiast over wat ze aan het doen zijn.

Mevrouw Verburg vraagt terecht aandacht voor de noodzaak van krachtige ondersteuning vanuit de ambassades. Daar wordt ook op gewezen in de bedrijfslevenbrief, door de activiteiten van de minister van Buitenlandse Zaken en door zijn pleidooi om een economische diplomatie op poten te zetten. In het rapport Buitenlandse Markten, Nederlandse Kansen, dat we aan de Kamer gestuurd hebben, wordt daar eveneens op gewezen. Ik ben het er volledig mee eens. Ik ben met mijn collega van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de plaatsing op economische afdelingen. We sturen steeds meer op economische kwaliteit, op economische opleiding en voorbereiding bij die plaatsing, zodat mensen dat echt tussen de oren hebben. In de brief over het postennet stond ook dat naast de vele bezuinigingen ook de toezegging is gedaan om de economie belangrijk te houden, om aandacht te geven aan economische diplomatie en om de ondersteuning indien noodzakelijk te intensiveren. Waar bijvoorbeeld consulaten gesloten worden, zullen we in de economische ondersteuning voorzien vanuit de business support offices.

Ik wil nog één opmerking maken naar aanleiding van de brief Buitenlandse Markten, Nederlandse Kansen. De focus ligt op snelgroeiende markten zoals China, Vietnam, India en Brazilië, waar juist contacten met de overheid een heel belangrijke rol kunnen spelen. Ik voeg daaraan toe dat het Caribische deel van het Koninkrijk, de contacten met de premier van Aruba en met de overzeese gebiedsdelen en de overzeese gemeenten een belangrijke rol kunnen spelen in relatie tot de markten die in dat deel van de wereld liggen. Je hebt daar dan wel minder ambassades, maar vanuit de rijksverantwoordelijkheid kan daar specifieke aandacht voor zijn van de minister van Buitenlandse Zaken. Ik ben het dus eens met de gemaakte opmerking.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording in tweede termijn.

Minister Verhagen: De valorisatie – dat punt was ik vergeten – is een absoluut speerpunt. Daarover zijn we het ook helemaal eens. Dat komt niet alleen in de bedrijfslevenbrief zeer nadrukkelijk aan de orde – kennis, kunde, kassa – maar ook in de strategische agenda voor het hoger onderwijs, die binnenkort eveneens uitkomt.

De voorzitter: Na deze nabrander concludeer ik dat er bij de hier aanwezige leden geen behoefte is aan een VAO, maar de fractie van D66 had voorafgaand aan de beantwoording nog wel behoefte aan een VAO.

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik zal contact opnemen met de heer Verhoeven en ik weet zeker dat hij daarna ook geen behoefte meer zal hebben aan een VAO.

Minister Verhagen: Zo. En dan zeggen ze nog weleens dat ik druk uitoefen!

De voorzitter: Mogen anderen bij dat gesprek aanwezig zijn?

Mevrouw Verburg (CDA): Ja!

De voorzitter: Ik heb een tweetal toezeggingen genoteerd. De minister zal in de Bedrijfslevenbrief voor Prinsjesdag een overzicht van de stand van zaken over de kredietverstrekking aan jonge ondernemers opnemen. En de minister zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling in 2011 informeren over de vormgeving van het ondernemersplein.