Kamerstuk 31065-19

Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek); Amendement om in de wet te verankeren dat bankzekerheden ongewijzigd blijven voortbestaan wanneer een openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid verkrijgt of opgeeft

Dossier: Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek)

Gepubliceerd: 10 november 2009
Indiener(s): Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31065-19.html
ID: 31065-19

100,0 %
0,0 %

GL

CDA

VVD

PVV

D66

SGP

PvdD

PvdA

CU

SP

Verdonk


31 065
Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek)

nr. 19
AMENDEMENT VAN HET LID VAN VROONHOVEN-KOK

Ontvangen 10 november 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In hoofdstuk 1, artikel 1, komt onderdeel Ja te luiden:

Ja

Artikel 832 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt een dubbele punt geplaatst aan het slot van de aanhef en wordt in onderdeel b de zinsnede «waarbij de laatste twee zinnen van artikel 802 lid 1 van toepassing zijn» vervangen door: waarbij de laatste twee zinnen van artikel 802 lid 1 en de eerste twee zinnen van artikel 802 lid 3 van toepassing zijn.

2. Aan het vierde lid worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Een door de vennootschap gevestigd recht van pand of hypotheek voor een of meer toekomstige vorderingen op de vennootschap strekt ook tot zekerheid voor deze vorderingen indien zij na het ontstaan van de rechtspersoonlijkheid zijn ontstaan. Een door de vennootschap gevestigd pandrecht op een of meer toekomstige goederen omvat mede deze goederen indien zij na het ontstaan van de rechtspersoonlijkheid zijn verkregen.

II

In hoofdstuk 1, artikel 1, komt onderdeel Jb te luiden:

Jb

Artikel 833, vierde lid, komt te luiden:

4. Na het opgeven van de rechtspersoonlijkheid kunnen alle schulden van de vennootschap worden verhaald op de vennootschappelijke gemeenschap en op de goederen die daarin nog moeten worden ingebracht. De vennootschap treedt bij rechtsverhoudingen die op dat moment bestonden tussen de rechtspersoon en derden, in de positie van die rechtspersoon. Een door de rechtspersoon gevestigd recht van pand of hypotheek voor een of meer toekomstige vorderingen op de rechtspersoon strekt ook tot zekerheid voor deze vorderingen indien zij na het verdwijnen van de rechtspersoonlijkheid zijn ontstaan. Een door de rechtspersoon gevestigd pandrecht op een of meer toekomstige goederen omvat mede deze goederen indien zij na het verdwijnen van de rechtspersoonlijkheid zijn verkregen.

Toelichting:

Dit amendement strekt er toe in de wet te verankeren dat bankzekerheden ongewijzigd blijven voortbestaan wanneer een openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid verkrijgt of opgeeft. Bankzekerheden zijn zekerheden die strekken tot zekerheid van al hetgeen de betreffende kredietgever uit enige hoofde van de kredietnemer te vorderen heeft of in de toekomst zal krijgen. Een dergelijke vorm van zekerheid is zeer gebruikelijk. Er blijkt enige twijfel te bestaan over de vraag of namens een vennootschap verschafte bankzekerheden na het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid ook strekken tot zekerheid van nieuwe schulden uit nieuwe overeenkomsten tussen de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid en de betreffende kredietgever. Deze onzekerheid zal ertoe kunnen leiden dat banken zich genoodzaakt zien hernieuwde vestiging van verschafte zekerheden te verlangen nadat de vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft verkregen of opgegeven. Om de hiermee gepaard gaande kosten voor de kredietnemer te vermijden, dient de twijfel door middel van een wettelijke bepaling te worden weggenomen. De eerste zin van de twee volzinnen die middels dit amendement aan de leden 4 van de artikelen 823 en 833 worden toegevoegd, voorziet hierin.

De tweede zin die middels dit amendement aan lid 4 van deze beide artikelen wordt toegevoegd, heeft de strekking een vergelijkbare onzekerheid weg te nemen. Het is in het kredietverkeer zeer gebruikelijk dat ook toekomstige goederen van een kredietnemer bij voorbaat worden verpand. Het pandrecht komt dan van rechtswege te rusten op het goed zodra het door de kredietnemer wordt verkregen. Er blijkt enige twijfel te bestaan over de vraag of namens een openbare vennootschap getekende panddocumentatie leidt tot een rechtsgeldig pandrecht op goederen die de openbare vennootschap verwerft na verkrijging van rechtspersoonlijkheid. Ook deze onzekerheid zal ertoe kunnen leiden dat banken zich genoodzaakt zien hernieuwde vestiging van pandrechten te verlangen. Om de hiermee gepaard gaande kosten voor de kredietnemer te vermijden, dient de twijfel door middel van een wettelijke bepaling te worden weggenomen.

Van Vroonhoven-Kok