Kamerstuk 29911-181

Verslag van een algemeen overleg

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Gepubliceerd: 21 maart 2018
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: criminaliteit openbare orde en veiligheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29911-181.html
ID: 29911-181

Nr. 181 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 maart 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 21 februari 2018 overleg gevoerd met de heer Dekker, Minister voor Rechtsbescherming, en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 21 maart 2017 over het deltaplan aanpak ondermijnende criminaliteit-proeftuin Brabant (Kamerstuk 29 911, nr. 151);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 maart 2017 over het eindverslag onderzoeksproject naar Italiaanse maffia in Nederland (Cerca Trova) (Kamerstuk 29 911, nr. 152);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 mei 2017 over de jaarverslagen van het Landelijk Bureau Bibob en de kwaliteitscommissie Bibob over het jaar 2016 (Kamerstuk 31 109, nr. 22);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 juni 2017 met de reactie op het verzoek commissie over het vervolgplan en de samenwerkingsovereenkomst van de ketenpartners Taskforce Brabant Zeeland en Intensivering Zuid-Nederland (Kamerstuk 29 911, nr. 156);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 juni 2017 over het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit 2017–2021 en WODC-onderzoek naar liquidaties (Kamerstuk 29 911, nr. 157);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juli 2017 over de voortgangsrapportage Outlaw Motorcycle Gangs (OMG's) 2016 (Kamerstuk 28 684, nr. 507);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 juli 2017 over de Toekomstagenda Ondermijning (Kamerstuk 29 911, nr. 167);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 juli 2017 over de toezeggingen op het gebied van informatiedeling van gemeenten op het gebied van ondermijning (Kamerstuk 29 911, nr. 168);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juli 2017 ter aanbieding van de antwoorden op vragen commissie over Jaarverslagen van het Landelijk Bureau Bibob en de kwaliteitscommissie Bibob over het jaar 2016 (Kamerstuk 31 109, nr. 23);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 september 2017 over het WODC-rapport «Georganiseerde criminaliteit en integriteit van rechtshandhavingsorganisaties» (Kamerstukken 28 844 en 29 911, nr. 121);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 september 2017 met de reactie op het verzoek commissie inzake het bericht «Nederlandse jacht op maffiosi naar nieuw level» (Kamerstuk 29 911, nr. 171);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 oktober 2017 over het onderzoek «Criminele beïnvloeding van het lokale openbaar bestuur» (Kamerstukken 29 911, 28 684 en 28 844, nr. 172);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 november 2017 over de rapportage aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit 2016 (Kamerstuk 29 911, nr. 173);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2017 over het afpakken van crimineel vermogen (Kamerstuk 29 911, nr. 174);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2017 over de samenhang beleidsinzet ministeries van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het thema georganiseerde ondermijnende criminaliteit (Kamerstuk 29 911, nr. 175);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 februari 2018 over de actieagenda aanpak ondermijning (Kamerstuk 29 911, nr. 180).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Buitenweg, Van der Graaf, Groothuizen, Helder, Kuiken, Van Meenen, Van Nispen, Arno Rutte en Van Toorenburg,

en de heer Dekker, Minister voor Rechtsbescherming, en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Welkom bij het algemeen overleg van de commissie voor Justitie en Veiligheid over het onderwerp georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Ik heet de ministers en hun ambtenaren van harte welkom en uiteraard ook de leden. Dit algemeen overleg is gepland tot 13.00 uur. Dat betekent dat er spreektijden zijn van vier minuten en ik wil voorstellen om voorlopig te volstaan met twee interrupties. Dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Goedemorgen voorzitter. Schietpartijen, intimidaties, een drugslab in een gewone woonwijk: zaken die we allemaal onacceptabel vinden, omdat iedereen er zeker van moet kunnen zijn dat je veilig kunt wonen en dat je veilig over straat kunt gaan, zonder dat je kinderen wakker worden omdat er een aantal kogels door het raam heen vliegen. Het is dan ook goed dat het kabinet allerlei maatregelen neemt om georganiseerde criminaliteit en ondermijning tegen te gaan. Er ligt een heel actieprogramma. Met name de burgemeesters uit Brabant en uit Zuid-Nederland hebben daar specifiek om gevraagd.

We kunnen binnenkort ook een aantal wetsvoorstellen verwachten. Die zie ik heel graag tegemoet en ik denk dat ze kunnen helpen bij de uitbreiding van de Bibob-mogelijkheden, het delen van informatie en bij een aantal andere wetgevingstrajecten die al zijn aangekondigd. Al die wetgeving, de extra capaciteit en het extra geld dat is aangekondigd, komt er natuurlijk ook ter ondersteuning van al die mensen die dag in, dag uit in de weer zijn om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Onze burgemeesters, onze officieren van justitie, onze wijkagenten, onze rechters en al die andere mensen die dagelijks dat werk doen, soms met gevaar voor eigen leven, omdat ze worden bedreigd of achternagezeten. Wij kunnen ons maar half voorstellen hoe dat is. De ministers en de Tweede Kamer zijn nodig om goede wetgeving te maken en ervoor te zorgen dat zij voldoende capaciteit en middelen hebben om de georganiseerde criminaliteit te kunnen bestrijden.

Het actieplan is goed, het aangekondigde extra geld is goed, maar er blijven toch nog wat vraagpunten over. De VNG heeft gereageerd op de brief van de Minister. Ze geven aan dat er een aantal mooie dingen in zitten die zij graag willen hebben, maar dat er ook nog een aantal wensen overblijven: de mogelijkheid om panden te sluiten als daar wapens zijn gevonden, de mogelijkheid om vrijplaatsen te sluiten of extra mogelijkheden op het gebied van de intergemeentelijke informatie-uitwisseling. Mijn vraag is dan ook: zou de Minister op de brief van de VNG willen reageren? Als dat niet nu mondeling kan, dan graag per brief.

Een tweede vraag die ik specifiek wil stellen betreft de ondermijning van het lokale bestuur. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft een actieplan aangekondigd, maar dat behelst nog niets, terwijl we straks wel de verkiezingen ingaan en er nadrukkelijke wensen liggen, bijvoorbeeld om de screening uit te kunnen breiden en om de ondermijning van politieke partijen en het lokale bestuur te voorkomen. Omdat dit zo ongelofelijk belangrijk en noodzakelijk is, wil ik de Minister vragen om te reageren op de vraag wat wij op korte termijn kunnen verwachten.

Een derde vraag betreft het ondermijningsfonds. Het is goed dat het er is, maar mijn zorg is hoe we ervoor zorgen dat dat ondermijningsfonds daadwerkelijk een vuist wordt tegen criminaliteit en geen schot hagel, omdat alle gemeenten een klein stukje van die pot geld willen hebben. Als iedereen daar een klein stukje van gaat gebruiken, gebeurt er niks aan de grote vraagstukken zoals de georganiseerde criminaliteit.

Mijn laatste vraag – de tijd gaat altijd sneller dan je wil – betreft geld en capaciteit in algemene zin. De opgaven die voor ons liggen, zijn ongelofelijk groot. Dat liet gisteren ook het rapport van de Nationale Politiebond weer zien. Er is behoefte aan 2.000 extra rechercheurs. De Amsterdamse korpschef zegt onvoldoende geld, capaciteit en middelen te hebben om de echte drugscriminelen aan te kunnen pakken: één op de negen grote jongens laten we lopen. In Zuid-Nederland heeft men gevraagd om 250 extra rechercheurs. Mijn vraag is oprecht: heeft het kabinet niet te veel ambities en te weinig capaciteit en geld om die ook daadwerkelijk waar te maken? Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Groothuizen van D66.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. De bestrijding van georganiseerde criminaliteit heeft mijn warme belangstelling, niet alleen vanuit persoonlijke betrokkenheid, maar vooral ook omdat georganiseerde criminaliteit echt schade toebrengt aan onze samenleving en aan mensen. Dat brengt mij meteen bij mijn eerste punt. Ik wil het hebben over grootschalige criminaliteit tegen vluchtelingen en migranten, een punt dat vaak onbelicht blijft. Mensen die kwetsbaar zijn omdat ze huis en haard hebben verlaten, op de vlucht voor oorlog of conflict of simpelweg op zoek naar een beter leven. Niet zelden vallen ze dan in handen van gewetenloze criminelen. Het gaat hier om keiharde georganiseerde criminaliteit. Tienduizenden, honderdduizenden mensen die over grote afstanden worden vervoerd. Dat vereist contacten, planning en logistiek. En het misbruik is afschuwelijk, voorzitter. Mensensmokkelaars die mensen op een lekkend bootje de Middellandse Zee op sturen, Nigeriaanse meisjes die in Italië in de prostitutie werken, Eritrese meisjes die in Nederland uit azc's verdwijnen. Veel daders blijven helaas buiten schot, zeker de figuren hoog in de criminele boom.

In het regeerakkoord staat een aantal goede afspraken. Maar D66 vindt dat we nu echt werk moeten gaan maken van de bestrijding van deze criminaliteit en heeft daarom een actieplan opgesteld. De bode is zo vriendelijk om dat plan op dit moment aan u allen aan te bieden. De kernpunten van dit plan zijn de volgende. Inventariseer de problemen die er zijn in rechtsmacht, nationaal en internationaal. Breng in kaart waar de overlap zit, maar vooral ook waar hiaten zijn, zodat criminelen niet de dans ontspringen om die reden. Verbeter de internationale samenwerking en gegevensuitwerking, bijvoorbeeld door het opzetten van een permanent Joint Investigation Team met de landen die het het meest aangaat, een team dat zich gaat bezighouden met het bestrijden van deze bendes. Leg sancties op in internationaal verband aan de leiders van deze bendes. Bevries hun bankrekening. Zorg dat ze niet meer reizen, zoals het instrumentarium dat we ook toepassen bij terrorisme of bijvoorbeeld bij mensen die betrokken waren bij de bezetting van de Krim. Ten slotte: richt een internationaal tribunaal op dat deze misdrijven gaat berechten. Zo voorkomen we dat de leiders van die bendes de dans ontspringen omdat ze zich ophouden in landen met een gebrek aan rule of law, zoals Libië, Sudan of Ethiopië.

Voorzitter. Het gaat hier om een probleem van enorme omvang, met heel veel menselijke tragedies tot gevolg. Met dit plan willen wij een aanzet geven om dat goed aan te gaan pakken. Ik begrijp dat andere bewindslieden hier ook over gaan, maar ik hoop dat de ministers dit willen oppakken en in het kabinet willen gaan bespreken hoe ze hier handen en voeten aan kunnen geven. Het liefst heb ik dat Minister Kaag of haar opvolger dit thema nog dit jaar, waarin Nederland deel uitmaakt van de VN-Veiligheidsraad, bij de Veiligheidsraad kan agenderen. Graag een reactie van beide bewindslieden.

Voorzitter, dan mijn tweede punt: het afpakken van crimineel vermogen is een goed middel tegen georganiseerde criminaliteit. Het maakt namelijk duidelijk dat criminaliteit niet mag lonen en het voorkomt nieuwe criminele investeringen. Het raakt ook de leiders van bendes in hun portemonnee. Er worden absoluut stappen gezet, maar het kan en moet veel beter. Een van de zaken die mij een doorn in het oog zijn, is de lange duur van de ontnemingsprocedures. Gemiddeld ben je een jaar of acht bezig voordat er een eindoordeel ligt. Dat is echt veel te lang. Het is een complex probleem. Het gaat om capaciteit en kennis bij politie, OM en rechtbanken. Het gaat ook om vertragingstactieken die de advocatuur soms toepast, maar wij moeten hier wel onmiddellijk mee aan de slag. Ik mis in de brief concrete actiepunten op dit vlak. Ik zie wel dat de Minister de ontnemingsprocedure zo veel mogelijk wil gaan koppelen aan de hoofdzaak, maar dat wil hij dan meenemen bij de herziening van de Wetboek van Strafvordering. Het streven juich ik toe, maar ik vind dat echt veel te laat. Kan de Minister toezeggen dat hij dit gaat oppakken en dat hij het meeneemt in de ondermijningswet of liever gezegd de ondermijningswetten die we gaan krijgen?

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter, ik rond inderdaad af. We zullen ook nog iets moeten gaan doen aan de termijnen bij eventuele schriftelijke conclusies die bij ontnemingsprocedures vaak voorkomen. Die leiden namelijk in de praktijk tot gigantisch veel vertraging. Ook daarop hoor ik graag een reactie van de bewindslieden. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld aan de Minister, die ik eigenlijk ook aan u wil stellen. De ambities van het kabinet zijn mooi, maar de vraag is wel of er voldoende capaciteit is en of er voldoende middelen beschikbaar zijn om al die ambities waar te kunnen maken. Bijvoorbeeld in Brabant ligt er een uitspraak van de rechtbank aldaar: acht leden van een hennepbende krijgen veel lagere straffen, omdat het door gebrek aan capaciteit sinds 2012 heeft geduurd om hun strafzaak rond te breien. U bent oud-officier van justitie, zo zeg ik via de voorzitter. U heeft daar vast zicht op. Is het allemaal haalbaar, gelet op wat de ambities zijn?

De heer Groothuizen (D66):

Ik ken het probleem inderdaad uit eigen praktijk. Wat er deze week in de pers staat, is ook bepaald niet nieuw. Een paar jaar geleden kwam het wat mij betreft goede boek De gekooide recherche uit, waarin dit in essentie ook al beschreven werd. Ik denk dat het niet alleen een capaciteitsprobleem is. Ik zie vooral bij de politie en het Openbaar Ministerie een worsteling met kennis, een wereld die heel snel verandert en een organisatie die daar nog niet altijd op is ingericht. In het verleden zijn er ook miljarden besteed aan de politie. Dat heeft niet altijd tot resultaat geleid, dus ik ben terughoudend met zeggen: laat ons nu de beurs maar trekken, dan zijn we van de problemen af. Ik denk zeker dat er extra capaciteit nodig is. In het regeerakkoord wordt daar ook een aanzet toe gegeven. Maar ik wil waken voor de te simpele voorstelling van zaken dat we met meer geld en capaciteit van het probleem af zouden zijn. Wat de politie, en ook het OM, echt moeten gaan doen, is investeren in kennis, een andere structuur, een flexibelere organisatie. Anders kunnen we de problemen niet oplossen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Oké, die conclusie trekt dan D66. Dan blijft het tweede punt over: kennis komt niet voor niets. Bovendien is ook wetgeving nodig en geven gemeenten aan, onder andere die in Brabant, dat de nu aangekondigde wetgeving wel mooi is, maar dat ze ook nog een aantal fundamentele dingen missen. U heeft de brief van de VNG vast ook gelezen. Wat is uw oordeel daarover?

De heer Groothuizen (D66):

Sommige dingen van de VNG begreep ik, maar van sommige dingen die zij noemen, stel ik vast dat die eigenlijk in de agenda zitten die wij hebben. Ik heb net in mijn eerste termijn een aantal punten genoemd waar ik bijvoorbeeld wel een aanscherping in zie. Ik denk dat zeker bij het afpakken het ambitieniveau omhoog moet en dat we ook sneller wetgeving moeten aanpassen. Ik begrijp dat de VNG vaart wil maken. Dat wil ik ook heel graag, maar nogmaals: volgens mij is het ook niet een kwestie van «we passen een aantal wetten aan en dan zijn we er». Het is een kwestie van wetgevingsknelpunten, informatie, capaciteit, maar vooral ook van kwaliteit. U refereerde zelf aan mijn vorige baan, dus ik neem de vrijheid om dat ook even te doen. Wat ik vooral heel erg veel zag, is dat heel veel processen-verbaal van het Openbaar Ministerie weer teruggingen naar de politie, omdat er gewoon fouten in zaten en het werk gewoon niet goed was gedaan. Enorm veel capaciteitsverlies zit daarin. Als je volgens mij in de kwaliteit daarvan investeert, schep je ook ruimte voor een betere aanpak.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Goed dat de heer Groothuizen aangeeft dat dit kabinet nu eindelijk gaat investeren. Ik vind het altijd bijzonder dat er teruggekeken wordt naar de problemen die er eerder waren, met een verwijt naar degene die nu investeert. Maar zouden we niet ook moeten investeren in de Belastingdienst? Wat de heer Groothuizen namelijk als geen ander weet, is dat het, wat je ook gaat doen in het strafproces, altijd heel erg lastig zal blijven om zo'n procedure helemaal afgerond te krijgen en het geld af te pakken. Zo'n UWV en de Belastingdienst kunnen veel sneller en daadkrachtiger direct een diepe pijnprikkel toedienen, terwijl het strafrecht altijd wel een beetje gemankeerd is als het gaat om afpakken.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. Ja, en dat gebeurt natuurlijk ook. In de praktijk wordt er ook heel veel met de Belastingdienst samengewerkt en soms heeft mevrouw Van Toorenburg gelijk en kan de Belastingdienst sneller en makkelijker afpakken. Maar dat is niet in alle gevallen waar. Ik zie wel de knelpunten in het strafrecht. Daarom heb ik nu juist gezegd dat we daarin moeten investeren, want die periode van acht jaar totdat je uiteindelijk een uitspraak, een arrest hebt van de Hoge Raad in een ontnemingsprocedure, die is echt veel te lang en dat is volgens mij ook niet nodig. Er zit gewoon te veel ruimte en te veel lucht in de huidige procedure. Dat kan echt wel sneller. Dan maak je vanzelf die kloof kleiner. Ik zie absoluut de toegevoegde waarde van de Belastingdienst en ik weet ook dat het in de praktijk vaak een probleem is dat ook de FIOD een gebrek aan mensen heeft om zaken op te pakken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Goed. De heer Groothuizen weet, zoals ik al aangaf, juist heel goed dat je het niet in twee jaar ingedikt krijgt, wat je ook doet en hoe je de lucht er ook uitperst. Juist de Belastingdienst kan de genadeklap soms toedienen. Laten we inderdaad, ook via de heer Groothuizen, aan de Minister vragen om dit aspect bij Financiën mee te nemen. Volgens mij is namelijk nog onduidelijk of die het aankunnen en wat ervoor nodig is om ervoor te zorgen dat zij het wel aankunnen.

De voorzitter:

Kort meneer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Niet echt een vraag, maar een pleidooi dat ik ondersteun. Ik denk dat de term «integrale samenwerking» natuurlijk een beetje een ambtelijk toverwoord aan het worden is, maar op zich is het goed om samen te werken en om te kijken naar het delen van informatie, naar wetgeving en vervolgens ook naar capaciteit, kwaliteit en de middelen die je beschikbaar hebt.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor collega Groothuizen zeggen: vaak moesten processen-verbaal die bij het Openbaar Ministerie waren geland, weer terug naar de politie omdat ze niet goed waren. Dat staat ook in het rapport Handelen naar waarheid dat we sinds mei 2016 hebben. Dat probleem had twee oorzaken. Eén, de rechercheurs waren onvoldoende opgeleid en twee, er is een enorme administratieve rompslomp door wat er allemaal ingevuld moet worden. Die twee oorzaken zijn naar mijn mening voor een groot deel op te lossen met geld: capaciteit erbij en ook capaciteit bij de Politieacademie erbij. Dus mijn vraag aan de heer Groothuizen is: stelt hij dit nou niet net iets te makkelijk voor?

De heer Groothuizen (D66):

Nou, dan verschil ik toch een beetje van mening met mevrouw Helder. Ik denk namelijk niet dat het puur een kwestie van geld is. Het gaat ook om de juiste mensen op de juiste plek. Ook ervaren rechercheurs hebben soms, zeker in complexere zaken, echt een worsteling om dingen goed op papier te krijgen. We hebben nu eenmaal een papieren strafproces. De kwaliteit van het proces-verbaal is daarom heel erg van belang. Dat los je niet op door een blik agenten open te trekken. Over de opleiding ben ik het zeker met u eens, maar het is te simpel om te zeggen dat we maar mensen moeten aantrekken en dat we dan van het probleem af zijn. Administratieve rompslomp moet je natuurlijk altijd voorkomen, maar het is volgens mij wel iets complexer dan hoe u het nu voorstelt, juist omdat we dat papieren strafproces hebben. Dat betekent dat je op papier, in het dossier, moet kunnen volgen wat er aan middelen is ingezet en wat de uitkomsten daarvan zijn. Het klinkt als een prachtige toverformule, maar ik ben er iets sceptischer over dan u.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Helder nog? Nee? Goed, dan is het woord aan meneer van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Een schietpartij in een Amsterdams buurthuis; een liquidatie in een Bredase woonwijk; verwevenheid tussen de onderwereld en de bovenwereld: georganiseerde criminaliteit is een grote bedreiging voor onze samenleving. Die moet heel stevig en daadkrachtig worden aangepakt. Daarover zal iedereen het eens zijn.

Maar wat hebben we de laatste weken kunnen lezen? De Amsterdamse politiechef Aalbersberg zegt dat de politie vooral met liquidaties bezig is en nauwelijks toekomt aan het opsporen van drugsbazen. Ook de Amsterdamse hoofdofficier Hofstee zegt: we lossen liquidaties op en voorkomen er een aantal, maar we komen helaas onvoldoende toe aan de leiders van grote drugsgroepen die vanuit het buitenland opereren. De Nederlandse Politiebond concludeert dat er geen capaciteit en geld is om zware jongens aan te pakken. In de enquête Noodkreet recherche staan echt schokkende conclusies. Slechts één op de negen misdaadbendes kan worden aangepakt. Er is zware onderbezetting. De baas van het OM onderschreef gisteravond in Nieuwsuur al deze problemen en de ernst van de situatie. De burgemeester van Breda zegt zich grote zorgen te maken over de criminaliteit in de regio en zegt dat er extra rechercheurs moeten komen. Nu blijven zaken namelijk op de plank liggen. Moord- en doodslagonderzoeken zijn zelfs stilgelegd wegens de onderbezetting bij de politie.

Wat antwoordt de Minister dan, wanneer hij daarnaar wordt gevraagd? «Ja, de behoefte aan meer politie is van alle tijden.» Ik vind die reactie eigenlijk gewoon echt niet kunnen. Hoe kan de Minister accepteren dat dit soort zware criminaliteit, waar mensen letterlijk bang van worden, niet kan worden aangepakt? Als je de commentaren hoort van alle mensen uit de praktijk die zich grote zorgen maken, wat zegt dit alles volgens de Minister dan over de staat van de opsporing? Moeten we niet concluderen dat er de laatste jaren veel te weinig geïnvesteerd is in de opsporing? Hoe ziet de Minister dat? Zijn de beloofde investeringen voor de komende jaren voldoende? Ik denk namelijk echt van niet.

In De Telegraaf lees ik dat de Minister nu al zegt dat dat eenmalige fonds van 100 miljoen euro voor de aanpak van ondermijning eigenlijk structureel moet worden. Daar gaat hij zich hard voor maken in de ministerraad. Dat is toch wel opmerkelijk. De Minister heeft dus nu al geconcludeerd dat het geld dat in het regeerakkoord staat eigenlijk onvoldoende is om te doen wat nodig is. Moeten we er niet alles aan doen om die terechte eis van de politiebond, namelijk acuut 2.000 rechercheurs erbij, over te nemen? Waarom heeft de Minister dit gisteren meteen al van tafel geveegd? Ik lees dat er dit jaar 480 agenten bij komen. Maar hoe zit dat dan bijvoorbeeld volgend jaar? Is er ruimte voor voortschrijdend inzicht om met elkaar echt te doen wat nodig is? Een dringende oproep: laten we die noodkreet vanuit de agenten, vanuit de rechercheurs heel erg serieus nemen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van Toorenburg. U was wat later, dus ik wijs u erop dat we twee interrupties hebben afgesproken. Dit is dus uw tweede. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter, daar heb ik dan maar mee te dealen. Ik wil eigenlijk het volgende aan de SP vragen. Is het niet een beetje bijzonder dat zij met deze kritiek komt op het kabinet over dat ondermijningsfonds? Volgens mij heeft het kabinet eerst aangegeven dat dit, gelet op de financieringssystematiek, eigenlijk niet zomaar kon. Wij als Kamer hebben toen tegen de Minister gezegd: ga eens terug naar de ministerraad om er nu alvast voor te pleiten dat dit door kan gaan als er straks te weinig geld is. Dat hebben wij aan de Minister gevraagd. Nou doet de Minister dat en zegt de SP: wat raar dat de Minister dit zegt, want dit had toch allang geregeld moeten worden? Maar we hebben toch een brief en uitleg gekregen van het kabinet dat het nu even niet anders kon en dat we met elkaar die slag moeten maken? Ik begrijp de kritiek dus niet zo goed.

De heer Van Nispen (SP):

Volgens mij moeten we hier geen zaken door elkaar halen. In de eerste plaats stel ik vast dat de investeringen die het kabinet structureel doet, echt te weinig zijn. U mag dadelijk uitleggen waarom u vindt dat dit niet zo is, maar ik denk echt dat het zo is, gelet op de staat van de opsporing en die van de recherche en al die noodkreten uit de praktijk. Ik denk echt dat 100 miljoen dit jaar, oplopend naar 267 miljoen euro, onvoldoende is. Legt u zo maar uit waarom dit wel voldoende is. Dan het eenmalige fonds van 100 miljoen voor de aanpak van ondermijning. In De Telegraaf heb ik gelezen dat de Minister heeft gezegd dat hij dit geld wel ieder jaar wil en dat hij naar de ministerraad gaat. Ik geef de Minister hierbij een extra zetje om dat vooral te doen. Ik daag hem uit om uit te leggen waarom dat extra geld nodig is. Met andere woorden: waarom dat geld dat er nu is, onvoldoende is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het is een mooi betoog van de heer Nispen, maar het is nog geen begin van een antwoord op mijn vraag. Ik vroeg namelijk of het niet bijzonder is dat hij nu met die kritiek komt, terwijl wij als Kamer met elkaar aan de Minister hebben gevraagd om het zo te doen. De Minister heeft in een vorig AO gezegd: oké, ik heb jullie gehoord; ik ga ermee aan de slag; ik ga kijken of ik ervoor kan zorgen dat het alsnog revolverend is. Dat kon niet met een korte klap bij het regeerakkoord, omdat de systematiek van Financiën dat toen niet toeliet. Ze moeten met elkaar zoeken naar hoe dat dan wel kan. Daar geven we de Minister opdracht toe. Er zitten burgemeesters in de zaal die ook willen dat dit voort kan gaan. We hebben met elkaar die verantwoordelijkheid opgepakt. Als ik de SP was, zou ik dan denken: laat dit dan het enige zijn waarover ik zeg «top, ga voort».

De heer Van Nispen (SP):

Nu wordt het een beetje een technische of procedurele vraag. Mijn kritiek richt zich er vooral op dat er de laatste jaren veel te weinig is geïnvesteerd en dat er de komende jaren een begin wordt gemaakt met een investering na heel grove bezuinigingen. Het is een begin van een investering. Natuurlijk moet die 100 miljoen structureel worden, wat mij betreft. Ik denk dat het nog wel veel meer moet worden. Ik denk eigenlijk dat er 0,5 miljard extra nodig is, dus niet 100 miljoen structureel. Er zou nog ongeveer 400 miljoen bovenop mogen. Het is meer een aanmoediging voor de Minister om dit vooral te gaan doen. Ik daag hem uit om hier ook uit te spreken waarom dit onvoldoende is en waarom dit geld zo hard nodig is. Natuurlijk steun ik de Minister als hij dit in de ministerraad structureel maakt, maar ik denk dat dit nog steeds onvoldoende is.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. U heeft nog anderhalve minuut.

De heer Van Nispen (SP):

Ik was aangekomen bij de getuigenbescherming. In de strijd tegen de georganiseerde misdaad kunnen we dappere mensen die willen getuigen heel erg goed gebruiken. Die hebben we hard nodig. Een halfjaar geleden heb ik aandacht gevraagd voor de problemen waar getuigen tegen aan kunnen lopen bij de bescherming door politie en justitie. Het loopt nog niet in alle gevallen goed, zeg ik maar even heel voorzichtig. Ik heb mensen gesproken die in doodsnood zijn. Ik vind dat we zo niet met getuigen om kunnen gaan. Zij hebben hun nek uitgestoken, waardoor bendes zijn opgerold. Daarom toch deze vraag: hoe garandeert deze Minister de veiligheid van getuigen, om te voorkomen dat mensen in de toekomst niet meer willen getuigen?

Dan over het afpakken van crimineel vermogen. Misdaad mag niet lonen. Je moet criminelen daar raken waar het het meeste pijn doet, namelijk in de portemonnee. Vrijwel alle misdaad is geldgedreven, dus het is heel belangrijk dat de opsporing ook steeds meer geldgedreven wordt. De SP heeft verschillende moties ingediend. Die zijn ook aangenomen. Op papier is men daar ook mee aan de slag gegaan, maar in de krant lees ik dat het hoofd van het Functioneel Parket van het OM zegt: in een ideale situatie maken we van elke strafzaak waarbij criminelen geld hebben verdiend een afpakzaak, maar zover zijn we nu nog niet. Dan is mijn vraag: wanneer zijn we dan wel zover? Het zou toch eigenlijk ontzettend logisch moeten zijn dat in iedere zaak waarbij een crimineel geld heeft verdiend, dat geld vervolgens wordt afgepakt? Misdaad mag niet lonen. Hoe zit het met de opleidingen voor het afpakken van crimineel geld? Deze externe opleiding is namelijk ook op 0 euro gezet, Minister. Ik blijf dus aandacht vragen voor de opleidingen voor financieel rechercheren en voor digitale opsporing, totdat de Minister zegt dat het allemaal is opgelost.

Tot slot de samenwerking tussen het OM en de Belastingdienst. Ook daar hebben wij heel vaak aandacht voor gevraagd. Linksom of rechtsom, het geld moet worden afgepakt, uiteraard zolang het volgens de wet gebeurt. In de brief van de Minister lees ik dat er een pilot is gestart inzake het proces rond de samenloop van ontnemingsvorderingen en fiscale aanslagen. Dat begrijp ik niet, want ons is altijd verzekerd, in antwoord op mondelinge en schriftelijke vragen en in debatten, dat dit gebeurt en dat de samenwerking tussen de Belastingdienst en het OM in de praktijk goed loopt. Nu loopt er een pilot. Dus hoe zit dat nou? Wanneer hoeven wij op dit punt geen vragen meer te stellen omdat het goed loopt?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Veel van mijn collega's beginnen met schietpartijen in wijken, maar ik begin voor mijn doen vrij mat. Ik begin met de Italiaanse maffia. Er is een onderzoek geweest en dat heeft bevestigd dat de Italiaanse maffia actief is in Nederland. Er kan echter geen betrouwbare indicatie van de omvang van deze activiteiten in Nederland worden gegeven. Dan is mijn vraag aan de Minister: waarom niet? Op basis van het onderzoek zijn een aantal aanbevelingen geformuleerd. De Minister schrijft dat een aantal aanbevelingen reeds onderdeel zijn van andere wetgevingstrajecten, met een bredere scope dan alleen de aanpak van de maffia. Welke trajecten zijn dit? Kan de Minister daarvan de stand van zaken toelichten? Die wordt namelijk niet vermeld.

Dat is een bruggetje naar de Toekomstagenda Ondermijning, want mogelijk bedoelt de Minister die wetgevingstrajecten. Op 16 februari hebben we eindelijk de actieagenda aanpak ondermijning ontvangen. Het klinkt veelbelovend, maar gezien de reactie van met name de Taskforce Brabant Zeeland weet ik nu al dat deze goedbedoeld maar helaas niet voldoende is. Ik heb dan ook een aantal vragen aan de Minister. Ten eerste. Waarom wordt de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester niet verruimd qua onderwerp? Ik heb het dan over de bevoegdheid om een pand te kunnen sluiten bij de vondst van één of meerdere wapens, waarbij ik er natuurlijk van uitga dat de bewoner geen wapenvergunning heeft.

Ten tweede. Waarom is er geen restbepaling in de Opiumwet voor onbekende stoffen waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat die geen enkel ander doel hebben dan bestanddeel zijn voor de productie van drugs? Ik verwijs naar een aangenomen motie van alweer 28 maart 2012 van mijn voormalige collega (24 077, nr. 282), waarin verzocht wordt om een generieke strafbaarstelling in de Opiumwet.

Dan de derde vraag op dit punt. Waarom wordt alleen het strafmaximum verhoogd ten aanzien van het lidmaatschap van een criminele organisatie? Waarom komt er niet ook een ondergrens, de door de PVV zo gewenste minimumstraf?

Voorzitter. De Minister zei dit weekend in een interview: «De overheid moet een beetje zijn als Lucky Luke die een geterroriseerde buurt binnenrijdt. Mensen moeten zien dat de overheid er keihard tegenin gaat.» Dat zijn mooie woorden. Gaat de Minister de gevraagde «patseraanpak» – dit is weer een citaat, maar dan van iemand anders – steunen? Zo ja, hoe gaat hij dat doen?

Voorzitter. Tot slot op dit onderwerp het ondermijningsfonds. Helaas is er nog geen woord over een aparte strijdkas waarin afgepakte criminele winsten worden gestort die door de gemeenten gebruikt mag worden voor de aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit. In het debat van 6 juni vorig jaar heeft de Minister beloofd de Kamer begin dit jaar te laten weten of «met een andere invulling van de businesscase zo'n afpakfonds toch rond te rekenen zou zijn». Einde citaat. De Minister vond dat namelijk een interessante route. Ik hoor dus graag zijn reactie.

In het verlengde hiervan een vraag over de stand van zaken van het onderzoek van het WODC naar de kosten en baten van het integraal afpakken en de mogelijkheden voor het registreren, dan wel beter registreren, van deze kosten en baten. In zijn brief van 28 november 2017 schrijft de Minister dat hij de uitkomsten van het onderzoek in de eerste helft van volgend jaar, dus dit jaar, verwacht en die met de Kamer zal delen.

Voorzitter. Dan het rapport over de liquidaties. Als een van de zorgpunten wordt genoemd dat de gebruikte zware vuurwapens eenvoudig in Nederland zijn te verkrijgen. Een hele tijd geleden heb ik een rechercheur gesproken. Die ergerde zich er enorm aan dat door het gebrek aan capaciteit bij de recherche – het is niet nieuw; we weten het – het doorrechercheren en daarmee het vinden en in beslag nemen van deze wapens al jarenlang niet mogelijk is in het onderzoek dat toch al loopt. Voldoende en gekwalificeerde rechercheurs zijn noodzakelijk. Ik hoef het bijna niet meer te zeggen, want iedereen vindt dat. Wat gaat de Minister doen? Die vraag had ik in mijn spreektekst staan. Gisteren zei hij al: ik geef het een 8. Wij helaas niet. Ik hoor dus graag of de Minister een tandje gaat bijzetten.

Dan denk ik dat ik aan het einde van mijn tijd ben. Dank u wel.

De voorzitter:

Zo is het. Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, meneer de voorzitter, voor het woord. Meneer de voorzitter. Bestrijding van ondermijnende criminaliteit is een prioriteit in het regeerakkoord. Dat is heel terecht. De georganiseerde criminaliteit vormt een ernstig en blijvend probleem voor de veiligheid en de openbare orde en kan zelfs onze samenleving ontwrichten en onze rechtsstaat aantasten. Dat baart ons grote zorgen.

De ChristenUnie is blij met de aanpak die het kabinet voorstelt, namelijk om alle partijen die zich bezighouden met die aanpak bijeen te brengen, zodat die aanpak integraal is, om juridische knelpunten aan te pakken door met wetgeving aan de slag te gaan en om te zorgen voor financiering door bijvoorbeeld het ondermijningsfonds.

Ik wil graag een paar punten onder de aandacht brengen. Begin deze maand kwam het bericht van de politie in Noord-Nederland naar buiten dat vanwege de druk in het zuiden de producenten van synthetische drugs oprukken naar het noorden. Ze zijn op zoek naar lege plekken, naar onroerend goed, naar infrastructuur om hun criminele activiteiten, die hun in het zuiden wat moeilijker worden gemaakt, in het noorden verder uit te bouwen. Een grote zorg van de mensen in het noorden. Wat gaat de Minister hieraan doen? Hoe houden we de verdeling van de kracht van de politie, van de recherche in het hele land op orde, zodat we dit niet verplaatsen, maar echt kunnen uitbannen?

Voorzitter. Er wordt ingezet op een intensieve samenwerking tussen verschillende publieke en private instanties. Vanuit de goede ervaringen die de Taskforce Brabant Zeeland heeft, krijgen wij mee dat de ministers actiever de banken, de horeca, de BOVAG, de KNVB, TPG Post et cetera moeten aanjagen om ook zelf met een ondermijningsagenda te komen. Dit is niet iets wat we alleen als overheid moeten doen, dit moeten we met het hele maatschappelijke veld doen. Zo kun je drugspandhypotheken voorkomen, wordt er gesteld. Horeca en amateurclubs als crimineel investeringsvehikel kunnen worden voorkomen, evenals postbedrijven als transportdiensten voor georganiseerde misdaad. Dit lijken ons heel goede suggesties. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? Is het bereid om hier een agenda op te zetten?

Dan sluit ik af met een punt dat de VNG onder de aandacht heeft gebracht. Zij leggen nog het punt van wetgeving neer. Ze hebben kennis genomen van de plannen van het kabinet, maar eigenlijk vragen zij of dat niet wat uitgebreider kan, bijvoorbeeld op het terrein van het uitbreiden van sluitingsmogelijkheden, zoals het sluiten van panden waarin wapens zijn aangetroffen of het sluiten van vrijplaatsen. Daarop vraag ik een reactie van de ministers. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Rutte van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Arno Rutte (VVD):

Voorzitter. De georganiseerde criminaliteit wordt niet voor niks steeds vaker ondermijnende criminaliteit genoemd. Daar waar georganiseerde criminaliteit de boventoon voert, eindigt eigenlijk de rechtstaat. Daarom moet die rechtsstaat zich actief weren. Want we kunnen ons niet permitteren dat de bad guys winnen. We zullen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit daarom keihard en gericht moeten aanpakken. Politie en lokale bestuurders die zich daar nu al dagelijks met hart en ziel voor inzetten, verdienen alle lof en alle steun.

Georganiseerde criminaliteit is een veelkoppig en veelzijdig monster, dat alleen kan worden beheerst als de rechtsstaat hard, snel, veelzijdig en effectief kan optreden. Ondanks alle goede bedoelingen en intensieve samenwerking, waarbij Brabant vaak als groot voorbeeld wordt gezien, dreigen de criminelen te winnen. En terwijl de partijen aan de goede kant hun tijd moeten verdoen met allerhande procedures, vorderingen en ingewikkelde vormen van afstemming, slaan de criminelen gewoon toe en raakt de onder- en bovenwereld steeds verder vermengd. Ook ontstaat het beeld dat misdaad loont. Want waar eervolle burgers decennialang hard moeten werken voor een paar mooie spullen en een fijne auto, pronken criminelen al vanaf jonge leeftijd met de duurste kledingstukken, horloges en auto's. Ook dat ondermijnt de rechtsstaat.

Voorzitter. De overheid moet zich daarom in een razend tempo wapenen tegen de ondermijnende criminaliteit. Het kabinet zet op alle vlakken eigenlijk wel de juiste stappen, maar het tempo lijkt, gezien de problemen, nog te laag. Alles moet besproken worden, alles moet afgestemd worden. Ik snap het ook wel, zo zit bestuurlijk Nederland in elkaar, een oneindige hoeveelheid instanties, bestuurslagen, de brieven die we zien, ze hebben allemaal overleggen en al pratend en vergaderend grijpen de criminelen op steeds meer plekken de macht. Dat mogen we niet laten gebeuren. Ik maan de Minister van Justitie daarom tot grote haast met de Ondermijningswet en de wet die het uitwisselen van gegevens beter en sneller regelt. De focus voor vandaag zou ik in de eerste plaats willen leggen op het zo snel mogelijk verruimen van de mogelijkheden voor het afpakken van vermeend crimineel verkregen of verdiende goederen. Anderen zijn daarop al ingegaan.

Gesprekken met praktijkdeskundigen op dit gebied hebben mij geleerd dat door de onmogelijkheid van het snel uitwisselen van informatie tussen overheidsdiensten, het afpakken van dure auto's, horloges, boten, dus de patseraanpak zelden lukt. Het kost simpelweg te veel tijd, soms maanden, terwijl je het liefst binnen een dag maar op zijn langst binnen een week op wilt kunnen treden en een slag toe wilt kunnen dienen. Waarom, vraag ik de Minister van Justitie, moeten we wachten op een nieuwe nog te maken wet gegevensverstrekking samenwerkingsverbanden, als we eigenlijk te maken hebben met ambtenaren die op ambtseed informatie uit zouden moeten kunnen wisselen? Ziet hij net als de VVD mogelijkheden om nu al stappen te zetten met het sneller en op minder bureaucratische wijze uitwisselen van gegevens? Hoe kijkt de Minister aan tegen het omdraaien van de bewijslast als op basis van de verstrekte gegevens niet aannemelijk gemaakt kan worden dat dure goederen legaal verkregen zijn? Ik roep de Minister op om in afwachting van de wet gegevensverstrekking alle mogelijkheden binnen de huidige wetgeving op te zoeken en te gebruiken, zodat de politie effectief kan afpakken en iedereen kan zien dat misdaad niet loont. Dat zal voor agenten een stevige steun in de rug zijn en geeft bovendien maatschappelijk het juiste signaal af.

De voorzitter:

U heeft nog één minuut. O, er is een interruptie van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik zit even te peinzen wat u nou precies zoekt met dat omdraaien van de bewijslast, want je moet nu al aannemelijk maken hoe je aan geld komt. Als je dat helemaal niet aannemelijk kunt maken, heb je een probleem. Maar hoe veel verder wilt u gaan dan de huidige wetgeving?

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik wil in ieder geval dat we de randen opzoeken. De grootste stap is vooral dat we de gegevens heel snel boven water krijgen, dat als een agent op ambtseed bij de Belastingdienst een verzoek doet en zegt: ik heb deze persoon in beeld, die dure spullen heeft, heeft hij eigenlijk wel inkomen, heeft hij wel aangifte gedaan, kan ik die gegevens krijgen, dit sneller en makkelijker kan worden gedistribueerd. En als je die gegevens hebt, is inderdaad niet aannemelijk dat je dan ook snel de stap naar afpakken kunt zetten. Ik weet dat daar in wetgeving nu al mogelijkheden voor zijn, maar ik vind wel dat het uitgangspunt moet zijn dat als die gegevens boven water komen en het niet aannemelijk is, er direct moet worden afgepakt.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Maar is op dit moment de handhaving van de regels die we hebben niet het grootste probleem, en zit dus niemand te wachten op weer een nieuwe regel?

De heer Arno Rutte (VVD):

Als het zonder nieuwe regels kan, graag. Het primaire punt is vooral zorgen dat die gegevens er komen en dat de politie op kan en mag treden. Niet langer procederen, maar gewoon echt snel afpakken. In Rotterdam wordt daar hard om gevraagd door de politiechef; ik ben daar groot voorstander van.

De voorzitter:

Er is op ditzelfde punt nog een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik zit bij hetzelfde onderwerp ook een beetje na te denken. Want ik hoor collega Rutte zeggen: de politie ziet iemand met dure spullen, en dan ga je kijken of er belastingaangifte is gedaan. Maar het zijn vaak minderjarigen, en die doen geen belastingaangifte. Dat lijkt mij dus heel vreemd. Ik vind het idee wel sympathiek. Ik heb dat van Rotterdam ook gelezen en de discussie die daarover ontstond, die ik graag volg. Daarom een beetje een bijdrage van mijn kant. Maar zo komt het wel weer op het bordje van de politie terecht. Die houdt iemand aan, dure spullen, formuliertje invullen, uiteindelijk leidt het tot bijna niks, en dan heeft de politie het weer gedaan. Ik vind het sympathiek, maar kan de heer Rutte aangeven wat dat uiteindelijk aan belasting van de politie gaat opleveren?

De heer Arno Rutte (VVD):

In gesprekken met agenten die zich bezighouden met afpakken werd mij duidelijk dat het nu vooral zo is dat agenten die willen optreden tegen mensen die om onverklaarbare redenen met dure spullen pronken, allerlei procedures in moeten en vorderingen moeten doen. Dat kan maanden duren. Die agenten zeggen: wij zouden juist heel graag effectief willen kunnen optreden en snel die informatie kunnen krijgen, en dan ook een beslissing kunnen nemen en kunnen afpakken. Nu lijken veel te veel procedures daaraan in de weg te staan. Dat blijkt ook uit de brieven van de Minister: er wordt heel veel overlegd over welke gegevens je wel of niet mag verstrekken en waar die vandaan komen, zelfs tussen overheidsinstanties onderling. Daar moeten we echt een keer een eind aan maken. Mijn verzoek is ook om te kijken of we dat nu al binnen de huidige wetgeving kunnen doen, bijvoorbeeld op ambtseed van ambtenaren.

Mevrouw Helder (PVV):

Maar dan klinkt het toch al enigszins anders. Want dan zijn het mensen die al in beeld zijn. Dan ga je in het verlengde kijken of we ondertussen dure spullen die we dan ook zien, kunnen afpakken. Dan lijkt het me wel iets minder moeilijk dan collega Rutte net voorstelt. Hij zei namelijk: agenten die zich bezighouden met afpakken. Agenten houden zich met heel veel dingen bezig, maar ik ken geen agent die zich alleen met afpakken bezighoudt. Als het deel uitmaakt van een groter traject, kan ik me er iets meer bij voorstellen.

De heer Arno Rutte (VVD):

Het gaat erom dat de politieorganisatie dit effectief kan doen. Het gaat mij er niet om dat iedere politieagent gaat afpakken, het gaat mij er wel om dat de politieorganisatie zelf aangeeft hoe belangrijk het is dat dure spullen snel kunnen worden afgepakt. Dat hoeven geen mensen te zijn die in beeld zijn, dat kunnen mensen zijn die opnieuw in beeld komen, en dat gebeurt nu juist heel vaak. Dat is een probleem bij de ondermijnende criminaliteit: je ziet ineens steeds meer mensen pronken met dure spullen. We moeten die agenten een effectief instrumentarium geven als dat er nog niet is. Daar werkt het kabinet al aan, dat geloof ik. Maar we moeten echt creatief zijn met wat nu al kan. Dat is echt essentieel. Enige creativiteit en snelheid kunnen daarbij geen kwaad, en dan druk ik mij heel voorzichtig uit.

De voorzitter:

U zet uw betoog voort. U heeft nog een krappe minuut.

De heer Arno Rutte (VVD):

Dan ga ik mijn best doen. De aanpak van ondermijnende criminaliteit kan niet alleen via het strafrecht. Al Capone werd bijvoorbeeld niet op de knieën gekregen door het strafrecht, maar door het belastingrecht. Mevrouw Van Toorenburg verwees daar net ook al naar. Ook in ons land neemt het belang van bestuurlijk optreden toe. Nu al sluiten burgemeesters het ene na het andere drugspand. Ook het toepassen van de Wet Bibob is van groot belang om criminele ondernemers buiten de deur te houden. Daarover heb ik een aantal vragen aan de Minister voor rechtsbescherming. Als die ondermijnende aanpak doorgaat, moeten we dan verwachten dat er steeds vaker een beroep wordt gedaan op het Landelijk Bureau Bibob, en zo ja, kan dan aan die vraag worden voldaan? Zou het Landelijk Bureau Bibob, met alle kennis over de vraag of een ondernemer pluis of niet pluis is, lokale en regionale overheden misschien niet nog veel meer kunnen bijstaan in hun strijd tegen ondermijnende criminaliteit? Of zijn daarvoor juridische aanpassingen nodig? Kan hij daarop ingaan?

Tot slot. Ondermijnende criminaliteit – ook collega's gingen daarop in – is niet alleen een vraagstuk van overheid versus criminelen, maar zeker ook een vraagstuk van legale ondernemers versus criminelen. Hoe kijkt de Minister aan tegen uitbreiding van het gebruik van de bevoegdheden van het Landelijk Bureau Bibob door particulieren? Denk bijvoorbeeld aan een ondernemer die zou willen weten of een nieuwe huurder pluis of niet pluis is. Mijn collega Van Oosten pleitte eerder al voor een stoplichtsysteem. Is de Minister bereid daar werk van te maken?

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Toch een algemene vraag. Ik heb even gewacht tot het eind, maar het ging niet meer over capaciteit. We hebben de afgelopen dagen burgemeesters, officieren van justitie, de baas van het OM, politiechefs, rechercheurs, zo ongeveer iedereen heeft gezegd dat het nu echt niet goed gaat, aangezien er zware onderbezetting is. Drugsbazen worden niet aangepakt, allerlei ernstige criminaliteit belandt op de plank en kan niet worden aangepakt. Ik wil toch van de woordvoerder van de VVD weten hoe hij nou de staat van de opsporing op dit moment beoordeelt.

De heer Arno Rutte (VVD):

We hebben begin maart nog een apart debat over de politieorganisatie. Daar zou ik hier dieper op in willen gaan. Maar ik snap heel goed dat de heer Van Nispen ook hier vandaag deze vragen stelt. Dit is natuurlijk buitengewoon van belang. Als de politieorganisatie, de recherche niet op orde is en zelf aangeeft er onvoldoende aan te kunnen doen, dan is dat een zorgelijk punt. De heer Van Nispen heeft daar zelf al vele vragen over gesteld, die ik deels deel. Als de Nederlandse Politiebond met een rapport komt met een onderzoek onder 400 rechercheurs, waarin allerhande zeer indringende problemen worden geconstateerd, moeten we dat serieus nemen. Of iedere oplossing exact zoals die wordt voorgesteld de allerbeste is, daar moeten we wel over nadenken. De heer Groothuizen verwees naar eerdere onderzoeken waaruit blijkt dat je de recherche wellicht anders kunt organiseren. Ik heb zelf ook gezien dat een betere inzet, bijvoorbeeld van intelligence, enorm kan helpen om de rechercheurs op de juiste plek te kunnen laten rechercheren en de juiste beslissingen te laten nemen. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk problemen zijn. Ook ziekteverzuim in de politieorganisatie – daarover hebben we het al eerder gehad – kan enorm helpen als dat omlaag wordt gebracht om de capaciteit snel op orde te krijgen, veel sneller nog dan wanneer we nieuwe mensen opleiden. Er zijn een heleboel dingen die we moeten doen. Er is ook extra geld, dat effectief moet worden ingezet. Als we dat bij elkaar brengen, denk ik, zeker ook in een goed gesprek met de politie, dat we een heel eind kunnen komen.

De voorzitter:

Korte vervolgvraag van de heer Van Nispen, als hij daar nog behoefte aan heeft.

De heer Van Nispen (SP):

Jazeker, want nu gaat het bijvoorbeeld weer over ziekteverzuim, waar we al een potje over hebben gevochten bij de begrotingsbehandeling. Ik zal mijn opsomming van wat er aan de hand is in de strafrechtketen niet herhalen. Maar wat ik wel mis, is een kritische houding van de VVD. Mijn vraag was hoe u de staat van de opsporing ziet, en dan krijg ik toch weer een betoog dat een paar dingen beter kunnen en dat er wel geld bij moet. Maar de conclusie kan toch niet anders zijn dan dat er de afgelopen jaren onder leiding van de VVD veel en veel te veel is bezuinigd op die hele keten, dat er veel te veel is gevraagd van de rechercheurs? Het is niet voor niets dat het ziekteverzuim bij de politie zo hoog is, dat er veel te veel bezuinigd is op het Openbaar Ministerie. Dat verklaart de huidige staat van de opsporing...

De voorzitter:

Wilt u tot een vraag komen?

De heer Van Nispen (SP):

En dan is inderdaad mijn vraag: erken dan toch op enig moment uw eigen aandeel daarin en kom vervolgens met echte oplossingen en kijk of voortschrijdend inzicht ertoe kan leiden dat die investeringen die nu worden gedaan, welllicht ook te weinig zouden kunnen zijn.

De voorzitter:

Meneer Rutte tot slot, kort.

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik deel met de heer Van Nispen dat als er rapporten uitkomen vanuit de politieorganisatie zelf die aangeven dat er problemen zijn, dat je daar heel serieus naar moet kijken. Ik loop daar niet voor weg, ik loop daar niet voor weg. Tegelijkertijd denk ik dat er breder gekeken kan worden hoe je dat kunt oplossen. We hoeven niet alleen maar te kijken naar de oplossingen in het rapport, die moet je ook serieus nemen, maar dat moet je breder doen. Ik heb een aantal dingen genoemd. Ik vind bestrijding van ziekteverzuim wel relevant. Dan kun je zeggen: we zijn daar zelf schuldig aan. Maar het is wel een relevant punt. Tegelijkertijd moet je ook de politie middelen geven om effectief op te kunnen treden. Dat is extreem belangrijk. Er ligt een investeringsbedrag vanuit het kabinet, laten we dat zo effectief mogelijk inzetten, graag samen met de politie administratieve lasten oplossen, allemaal dingen die we kunnen doen, en bij voorkeur zo veel mogelijk gezamenlijk optrekken. Want ik denk dat we het voor een heel groot deel wel degelijk eens zijn.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Wij praten vandaag over ondermijning, over gerichte maatregelen tegen ondermijning en over ondermijningswetten, en het lijkt mij daarom wel van belang dat wij de definitie van ondermijning helder hebben. In zijn brief van 16 februari schrijft de Minister dat het gaat «om criminele structuren die mondiaal zijn vertakt maar lokaal wortelen en investeren». In die brief gaat het vervolgens ook veel over drugs. Op 14 februari 2011, dus zeven jaar geleden, vond de toenmalige Minister dat ondermijnende criminaliteit vooral financieel-economische en georganiseerde criminaliteit betreft die een sluipende bedreiging is voor de integratie van het financieel-economisch stelsel. Daarbij werd vooral gerefereerd aan fraude en corruptie.

Als ik dan vervolgens naar de website van de politie ga, lees ik iets heel anders. Onder het kopje Ondermijnende criminaliteit raakt ons allemaal, staat dat «ook overlast gevende hangjongeren op een pleintje die ervoor zorgen dat omwonenden geen aangifte durven te doen» gezien kunnen worden als ondermijnende criminelen. Daar zit helemaal niet per se een georganiseerd verband achter, laat staan een mondiale vertakking. Sommige gemeenten hanteren definities waardoor salafistische organisaties eronder vallen.

Is er nu sprake van schuivende panelen? Hoe verklaart de Minister deze verschillende definities? Is het volgens hem van belang om een gezamenlijke definitie te krijgen? Zo ja, hoe wil hij dat dan bevorderen?

Voorzitter. De Minister doet in zijn brief een aantal voorstellen en hij kondigt wetten af. Ik wacht de precieze teksten daarvoor natuurlijk af. In principe staat GroenLinks positief tegenover plannen als het ondermijningsfonds en het verbeteren van de informatie-uitwisseling. Maar terwijl wij ook de bestuursrechtelijke slagkracht van de burgemeesters aan het versterken zijn, is er onvoldoende capaciteit bij bijvoorbeeld de rechterlijke macht. Daardoor wordt de weg van het strafrecht steeds stroperiger en dat draagt eraan bij dat de pakkans en de kans op een veroordeling verminderen. Collega Groothuizen had het bijvoorbeeld al over de ontneming. Dat duurt vaak jaren of gebeurt vaak helemaal niet, en dat tast natuurlijk het vertrouwen van de burger, ook in de rechtsstaat, aan. Het is misschien niet zo sexy om gewoon in te zetten op handhaving, maar volgens mij is dat wel een deel van de oplossing van het probleem dat wij vandaag bespreken. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat hun aangiften ook worden opgepakt en dat criminelen worden aangepakt. Ziet de Minister ook dat steeds vaker wordt gekozen voor bestuursrechtelijke maatregelen? Hoe duidt hij dat? Ziet hij daarin ook een link met het misschien beperkt functioneren van het strafrecht?

Voorzitter. In de plannen van de Minister kunnen burgemeesters dus meer strafrechtelijke maatregelen nemen. Wat zijn de financiële gevolgen daarvan, want de gemeenten moeten natuurlijk wel goed worden toegerust om dat te kunnen doen? Zal het ook niet de noodzaak versterken dat burgemeesters meer moeten gaan leunen op of meer sturing moeten gaan geven aan de politie in hun gemeente?

Wat betreft die ontneming: klopt het dat de Minister meer ontnemingsbeslissingen in de hoofdzaak wil? Dat is volgens mij weer anders dan de VNG het wil. Kan hij dit toelichten?

Dan mis ik in de brief van de Minister de internationale component. Ik neem aan dat de ondermijnende criminaliteit niet bij de grens met Duitsland of België ophoudt. Is de Minister in overleg met deze landen om ook met hen te zorgen voor een betere gegevensuitwisseling?

Als je alle brieven achter elkaar leest, dan valt het op dat juist als het gaat om digitalisering, er nog heel veel moet gebeuren. De kwaliteit en kwantiteit van de recherche zouden onvoldoende zijn en dan vooral hun financiële en digitale expertise; kansen en risico's van technologische ontwikkelingen en digitalisering moeten nog in kaart worden gebracht. Er is geen dreigingskwalificatie voor cybercrime, omdat betrouwbare kwantitatieve informatie daarover ontbreekt. Kan de Minister die constante verklaren, juist op dit terrein? Kan hij ons iets zeggen over wat hij daaraan gaat doen, want ik mis hier juist een gevoel van urgentie? Mevrouw Van Toorenburg had het ook al over het belang van de Belastingdienst. Ik denk dat juist op dit terrein een flinke slag te winnen is. Ik heb het idee dat dit onvoldoende strak wordt opgepakt.

Tot slot nog een laatste vraag. Het viel mij op dat er in Nederland een ruime beschikbaarheid van zware vuurwapens blijkt te zijn; mevrouw Helder refereerde daar ook al aan. Hoe verklaart de Minister dit? Is dat inderdaad heel veel meer dan in de ons omringende landen?

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank, voorzitter. Deze week, vandaag en morgen, staan er twee belangrijke debatten op de agenda over de ondermijnende criminaliteit en de georganiseerde misdaad. Twee debatten met heel veel onderwerpen waar wij eigenlijk maar weinig tijd voor hebben, maar als laatste spreker kun je dan gelukkig heel veel verwijzen naar voorgaande sprekers. Dus ik ben heel benieuwd naar de antwoorden.

Ik ben wel heel erg dankbaar voor de brief die wij van het kabinet hebben gekregen over die ondermijningsagenda, omdat het een belangwekkend document is aan de hand waarvan wij kunnen debatteren. Het is zoals de burgemeesters in Brabant – de nieuwbakken burgemeester van Tilburg zit vandaag ook op de tribune – zeggen: de overheid mag het niet afleggen tegen de criminelen. Vandaar ook die eensgezindheid over de noodzaak van de intensivering van de aanpak die ook z'n beslag heeft gekregen in het regeerakkoord. Het staat er ook goed verwoord: «Ondanks het vele goede werk en de intensivering van de afgelopen jaren in het voorkomen, verstoren en opsporen, vergt het duurzaam reduceren van de ernst en omvang van deze problematiek de komende jaren nog inspanningen». Er wordt aangegeven dat op verschillende borden wordt geschaakt.

Er is nu gestart met een landelijk strategisch overleg aanpak ondermijning. Laat mij dan direct één onderwerp erbij pakken dat in de vergetelheid dreigt te geraken nu Fort Oranje wordt ontmanteld. In het tijdschrift Blauw van de politie stond een mooi stuk over de vakantieparken. Dat is de plek waar de louche figuren zich onaantastbaar en onzichtbaar wanen. De ondermijnende criminaliteit tiert daar welig. Gewone gezinnen op zoek naar ontspanning komen daar niet meer. Het is ons een doorn in het oog. Het kan niet zo zijn dat recreatieparken witwas-, drugs- en prostitutieparadijzen worden. De politie geeft aan dat zij signalen heeft dat Oost-Europese roversbendes deze recreatieparken gebruiken als uitvalsbasis. De integrale aanpak ten spijt lukt het nog niet goed het tij te keren. Daar is een landelijke aanpak voor nodig.

Wij hebben her en der taskforces, wij zien op de Veluwe Vitale Vakantieparken, wij zien de RIEC's, overal heel belangrijke lokale aanpakken, maar er moet wellicht meer gebeuren want je ziet dat ook zorgmijders zich daarnaar verplaatsen. Het is eigenlijk een smeltkroes van pure ellende. Wij zien de problematiek van huisvesting op privéparken die het extra moeilijk maakt gelet op de Bibob en andere wetgeving zoals de opiumwetgeving en artikel 13. Dit zijn allemaal ingewikkelde dingen juist ten aanzien van vakantieparken. Dus onze cri de coeur vandaag is: pak in die landelijke aanpak juist ook die vakantieparken mee.

Dan terug naar de ondermijning in het algemeen. Ik wil eigenlijk ook een lans breken voor de aanpak op de BES-eilanden. Wij vergeten het wel eens, maar wij zijn daar met elkaar ook verantwoordelijk voor. Wat kunnen zij daar van ons leren?

Dan, voorzitter, wij hebben het er al over gehad: de informatie-uitwisseling. Ik lees dat er een groot probleem is ten aanzien van het stoplichtmodel. Ik hoor niet anders dan de politie daarover zeggen dat dit zo belangrijk voor hen is. De informatiedeling lijkt alleen maar ingewikkelder te worden vanwege de privacy. Dan denk ik echt wel eens: hoe kan het toch zijn dat wij de privacy van criminelen die onze kinderen in onze woonwijken in gevaar brengen, blijkbaar belangrijker vinden dan die gezinnen die wij moeten beschermen tegen de gevaarlijke lieden die in onze woonwijken huishouden en daar XTC-laboratoria neerzetten? Uiteindelijk lijkt het wel alsof wij dan machteloos zijn, want hun privacy ... O, o, o, wee je gebeente als wij daaraan komen.

Dus, voorzitter, de Bibob-wetgeving en de Opiumwet moeten worden aangepast. Laat mij aansluiten bij een belangwekkende opmerking van mevrouw Helder van de PVV over de slotbepaling die wij ook kennen in de Wet wapens en munitie, een soort restbepaling waar alles onder zou kunnen vallen wat wij nog niet hebben kunnen aanpakken, want wij blijven altijd achter de feiten aanlopen. Een pre-precursor wijzigingetje en wij zijn ineens weer machteloos door de chemicaliën die ons uit China bereiken.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Tot slot, voorzitter. Ik heb in een interruptie mijn ondermijningsopmerking al weg kunnen zwijnen. Het is belangrijk dat wij gaan kijken hoe wij dat ondermijningsfonds revolverend kunnen laten zijn. Het is goed om dit vandaag nog eens te zeggen nu de burgemeester van Tilburg uit ons mooie Brabant, in ons midden is.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Een korte interruptie. Ik ben heel blij dat mevrouw Van Toorenburg de BES-eilanden noemt. Ik denk dat het heel goed is dat wij daar ook verantwoordelijkheid voor nemen en daar ook hier over praten. Wij praten over wat er bij ons allemaal misgaat en vervolgens zeggen wij: wij kijken eventjes wat de BES nog van ons kunnen leren. Misschien is het eerder zo dat wij gaan bekijken wat goede praktijken zijn bij ons en bij hen en dat wij van elkaar kunnen leren. Ik denk dat dat misschien een betere formulering is en ik denk dat mevrouw Van Toorenburg het daarmee eens is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Politiek correct zou ik willen dat ik ja kan zeggen, maar ik geloof dat wij op dit moment niet kunnen zeggen dat wij veel van bijvoorbeeld Statia kunnen leren.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Statia, maar goed, het is breder dan dat. Daar ben ik het mee eens, maar ik denk dat het wel goed is als wij open ogen houden voor dingen die goed gaan, zeker ook omdat hier ook zaken niet goed gaan. Ik ben het dus met u eens dat daar waarschijnlijk grote problemen zijn, maar het gaat er ook om hoe je in de verhoudingen met elkaar omgaat. Ik denk dat het beter is dat wij open zijn over wat wij van elkaar kunnen leren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Precies, voorzitter. Wat wij zeker van elkaar kunnen leren en waar de eilanden ook lol van kunnen hebben, is als wij de samenwerking tussen de verschillende diensten verbeteren. Dat geeft mij de gelegenheid om nog een opmerking te maken over de Belastingdienst. Als die nou ook daar wat breder kan helpen, kunnen wij er misschien daadwerkelijk voor zorgen dat wij de genadeklap kunnen uitdelen waar wij echt allemaal met elkaar naar verlangen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van de heer Van Nispen. Kort, zeg ik maar op voorhand.

De heer Van Nispen (SP):

Goed.

De voorzitter:

Geen opsommingen, visies, wereldvisies?

De heer Van Nispen (SP):

Nee, nee. Ik begrijp de vraag van het CDA zo, ook in de interruptie op mij, dat de eenmalige 100 miljoen eigenlijk structureel zou moeten worden. Korte vraag: is het dan vervolgens voor het CDA genoeg wat betreft de capaciteitsuitbreiding bij de politie en de recherche om alle problemen op te lossen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, voorzitter. Nu haalt de SP een paar dingen door elkaar. Ik ben wel blij dat ik hier vandaag nogmaals kan uitleggen dat nadat er door het vorige kabinet zo vreselijk is bezuinigd op veiligheid, er nu eindelijk weer stevig wordt geïnvesteerd. Wij hebben een investering in de ondermijning en daarnaast hebben wij het ondermijningsfonds. Wat wij hebben gezegd is: zorg ervoor dat die lange adem, waarvan wij met elkaar weten dat die nodig is, ook daadwerkelijk kan worden uitgeblazen al die jaren lang. Dus, als wij nu al weten dat wij op termijn wellicht het ondermijningsfonds hebben uitgeput, dan vind ik het heel verstandig dat het kabinet nu gaat nadenken over de vraag hoe wij de systematiek zo kunnen wijzigen dat wij dat ook kunnen doen, want nu hebben wij nu eenmaal de systematiek dat alles wat wij afpakken uiteindelijk naar de rijksmiddelen gaat. Wij hebben dat gedaan, en ook de SP wilde dat, om te voorkomen dat de begroting van Justitie afhankelijk wordt van wat wij hebben binnen gesleept. Dan hebben wij straks geen criminelen die wij plukken en hebben wij geen geld voor Justitie. Dat wilden wij niet met elkaar. Dus dat hebben wij stevig met heipalen neergezet en die hebben wij in de coalitieonderhandelingen effe niet kunnen omzagen.

De voorzitter:

De heer Van Nispen nog?

De heer Van Nispen (SP):

Tegen die bezuiniging van het vorige kabinet hebben de SP en het CDA samen opgetrokken. Dus ik vind het ook goed dat dit nu is omgebogen en dat er wat geld bij komt, maar het is mevrouw Van Toorenburg die dingen door elkaar haalt. Er komt 267 miljoen structureel bij voor de politie, er komt inderdaad een ondermijningsfonds, dat is eenmalig en daarvan willen wij blijkbaar samen dat het structureel wordt, en er is geld voor de aanpak van ondermijning, maar dat is een heel klein beetje. Mijn vraag is dus: is dit geld dat er extra komt voor de aanpak van zware criminaliteit voor het CDA genoeg of is er nog ruimte voor voortschrijdend inzicht om, als wij de eerste hoeveelheden geld verantwoord hebben weggezet en mensen hebben opgeleid, goed te luisteren naar de rechercheurs die zeggen dat zij acuut 2.000 rechercheurs nodig hebben?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Er is altijd ruimte voor voortschrijdend inzicht zowel voor de zorg als voor het onderwijs waarvoor wordt gedemonstreerd. Dus ik begrijp best dat de SP zegt dat er meer geld bij moet, maar wat de SP betreft hebben wij een soort grote boom waar wij aan schudden en waar talloze blaadjes uit vallen, de miljarden die wij overal moeten uitstrooien. Wij zullen ook tegelijkertijd op het geld moeten letten. Dus ja, wij moeten bekijken wat wij kunnen investeren. Dat is heel erg belangrijk. Als wij dit kabinet bij de volgende begrotingen moeten aansporen om nog meer te investeren, zullen wij dat zeker doen, maar wij hebben nu eenmaal geen boom waar wij aan kunnen schudden. Dat is de droomboom van de SP maar ik heb hem nog nooit zien staan.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee komt een einde eerste termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 11.20 uur.

De vergadering wordt van 11.00 uur tot 11.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan verder met het algemeen overleg Georganiseerde criminaliteit/ondermijning. Het woord is aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat wij vandaag dit overleg hebben over ondermijnende criminaliteit, maar vooral over de activiteiten die dit kabinet gaat ondernemen tegen die ondermijnende criminaliteit. Terecht is door het lid Van Toorenburg op enig moment gevraagd: wat verstaan we eigenlijk onder ondermijnende criminaliteit? Excuus, het was het lid Buitenweg. Ik zou u beslist niet door elkaar halen, maar nu heb ik het toch gedaan. Ik heb daar ook niet een vastomlijnde definitie van, maar ik zie het in ieder geval zelf zo ongeveer als criminaliteit die op georganiseerde wijze de bindingen van de samenleving, en dus ook de Staat, ondergraaft. De Staat is een door een geordend gezag geregeerde en bestuurde volksgemeenschap. Ik heb het nog maar eens opgezocht, want ik vind het heel belangrijk om hier te zeggen wat ik gisteren ook heb gezegd, namelijk: wij zijn geen narcostaat. Nederland is een geordend land, is een goede samenleving. Misschien proberen criminelen juist van ons te profiteren omdat we zo geordend en goed zijn, zoals de Volkskrant vanmorgen suggereerde. Zolang wij het gezag zijn, zolang wij de Staat besturen, zal het geen narcostaat zijn.

Dat neemt niet weg dat die ondermijnende criminaliteit, waaronder de drugshandel in en vanuit Nederland, veel aandacht en capaciteit behoeft. Het is een ernstig en hardnekkig probleem, dat helaas in onze maatschappij geworteld begint te raken. Ondermijning is daarmee een rechtstreekse bedreiging voor ons rechtsstaat. Het gaat om zware georganiseerde misdaad die woonwijken en buurten binnendringt met drugslabs en hennepkwekerijen, die gevaren opleveren voor de bewoners. Het gaat om het infiltreren en intimideren van burgers en buurten. Sterker nog, die buurten worden als een schild gebruikt voor criminele activiteiten. Met zwaar geweld worden onschuldige slachtoffers gemaakt, zoals onlangs nog in een buurthuis in Amsterdam, op Wittenburg. Het gaat om het bedreigen van bestuurders en officiers van justitie. Ondertussen verrijkt men zich aanzienlijk met crimineel vermogen.

De voorzitter:

Een ogenblik, er is een interruptie van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Die was nog voor het puntje van de definitie. Ik snap heel goed wat de Minister zegt. Een van de vragen die ik had, was of het van belang is om een gezamenlijke definitie te hebben. Is de Minister het dan eens met een aantal onderdelen van de definitie die de politie hanteert? Dat is toch ook niet onbelangrijk. Overlastgevende jongeren vallen daar bijvoorbeeld ook onder, evenals in sommige gemeenten salafisten. Vindt de Minister het van belang dat er een gezamenlijke definitie is? Hoe waardeert hij dan deze kwalificaties van ondermijning?

Minister Grapperhaus:

Ik vind het in de eerste plaats wel verstandig voor u en mij – voor u als mijn controlerend orgaan, want dat bent u, de Tweede Kamer – dat we met elkaar omlijnd hebben waar we over spreken. Ik zeg «omlijnd», maar dat betekent niet dat we een soort scherpe grens trekken. Daarom heb ik als element genoemd van criminaliteit dat de bindingen van de samenleving georganiseerd worden ondergraven. Dat kun je ook doen door in wijken op een bepaalde manier jongeren in te zetten die geen werk of mogelijkheden hebben en niet in het onderwijs zitten of er zelfs uitgehaald worden. Dat kun je ook doen door kleine dingen in buurten uit balans te brengen. In zoverre snap ik heel goed dat de politie in bepaalde gevallen zegt dat ondermijning zich ook kan uitstrekken tot het tot kleine criminaliteit brengen van hangjongeren die geen perspectief hebben.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dit onderwerp zal natuurlijk ook naar voren komen als er een ondermijningswet komt. Ik wil niet bagatelliseren wat het met zich meebrengt als mensen door hangjongeren op een plein angstig gemaakt worden om aangifte te doen. Ik wil dat absoluut niet bagatelliseren, maar als we specifieke maatregelen gaan nemen, moeten we natuurlijk wel weten tegen wie die gericht zijn, zodat die maatregelen niet ineens op allerlei verschillende situaties kunnen worden toegepast, als een soort enorme function creep.

Minister Grapperhaus:

Dat begrijp ik. Daarom gaf ik uw Kamer aan: laten we met elkaar zeggen dat het vooral gaat om criminaliteit die op georganiseerde wijze de bindingen in de samenleving ondergraaft. Dan kunnen we straks zelfs een drugsbedrijf dat zich om de een of andere reden beperkt tot de nationale handel wel degelijk ondermijnend noemen, of het nu nationaal of internationaal is.

Als u het goed vindt, ga ik terug naar mijn tekst. Wat heel belangrijk is – dan geef ik al een prelude op vragen die onder anderen zijn gesteld door Groothuizen en Van Nispen – is dat we dit tegemoet moeten treden met een brede coalitie van partijen, met één overheid. Burgemeesters zijn daarin zeer van belang, evenals de politie, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en ook andere diensten, die schouder aan schouder staan voor een brede integrale aanpak.

Er worden tastbare resultaten bereikt. Ik wil er toch wat opnoemen. Het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden blijft stijgen. In 2017 was er een totaal van 1.369, tegen 1.188 in 2015. De rapportage Aanpak georganiseerde criminaliteit van OM en politie laat ook zien dat het totale aantal opgelegde vrijheidsstraffen voor georganiseerde misdaad stijgt, van 546 in 2015 naar 766 in 2016. Er wordt veel crimineel vermogen afgepakt. In het afgelopen jaar ging het om ruim 221 miljoen euro. Burgemeesters maken daarbij veelvuldig gebruik van hun bevoegdheden. Dat valt ook te prijzen. Het aantal sluitingen van panden op basis van artikel 13b, Opiumwet, neemt jaarlijks toe. Het zogenaamde Damoclesbeleid, u welbekend, werpt dus zijn vruchten af. Alleen al in het gebied Brabant-Zeeland zijn in 2016 454 panden gesloten. Zo ziet u dat de publieke en private partijen ook echt met elkaar samenwerken.

Ik geef nog een paar voorbeelden: het programma Integere Haven, om georganiseerde drugscriminaliteit te weren uit de Rotterdamse haven, de samenwerking om de postpakketbranche te beschermen tegen crimineel gebruik, zoals online drugshandel, en het postpakketinterventieteam van de politie. In Oost-Nederland werkt men aan een revitalisering van vakantieparken. Ik kom daar zo nog even apart op terug, in antwoord op de vraag van mevrouw Van Toorenburg. Dit gebeurt binnen het project veilige vitale vakantieparken Noord-Veluwe.

We zijn er nog niet. Dit is echt complexe problematiek, die in tientallen jaren is ontstaan. Die kun je ook echt niet snel en eenvoudig oplossen. Dat moeten we als samenleving wel onder ogen willen zien. We moeten er dus ook gezamenlijk harder tegenaan gaan. De strafrechtelijke aanpak is daarbij een belangrijke pijler. Ik kom straks ook even terug op de recherchecapaciteit. Het gaat om een aanpak die niet alleen repressieve elementen bevat; we moeten ook langdurige preventieve inzet gaan plegen.

De leidraad was en is nog steeds de Toekomstagenda Ondermijning. Daarin heb ik vorig jaar vijf hoofdlijnen bepaald voor een effectieve en toekomstbestendige aanpak. U heeft gezien dat het regeerakkoord daarop voortbouwt. Ik noem het toch nog maar even. Er komt antiondermijningswetgeving om knelpunten vooral op lokaal niveau weg te nemen. Daarnaast worden de innovatie en de creativiteit bevorderd in de aanpak en de versterking van de publiek-private samenwerking. Tegen het lid Rutte zeg ik dat ik zo nog op de informatie-uitwisseling kom. We kijken dus of we nog meer wegen kunnen vinden om niet alleen via het klassieke strafrecht deze zaken aan te nemen. Ik verwelkom ook – ik neem vast een klein voorschotje – het plan van aanpak dat de heer Groothuizen naar voren heeft gebracht, want ook daarin zie je creativiteit en nieuwe ideeën om op alle mogelijke manieren en vanuit verschillende kanalen een en ander tegen te gaan.

Dan is er natuurlijk het antiondermijningsfonds van 100 miljoen euro en 10 miljoen euro structureel. Ik wil ook de extra investering in de politie niet onvermeld laten, die vanaf nu jaarlijks structureel gedaan zal worden. Als het allemaal goed loopt, zal dat 267 miljoen euro structureel zijn. De eerste 100 miljoen euro voor dit jaar zijn daarvoor al ter beschikking gesteld. Dat gaat natuurlijk naar veel meer dingen dan alleen de antiondermijning, maar omdat een aantal van u toch ook heeft gevraagd naar de capaciteit, is het wel van belang om dat hier te noemen. Daarmee beantwoord ik ook geleidelijk aan al een aantal vragen daarover. Er komen met die 100 miljoen euro in ieder geval 480 agenten bij, waarvan ruim 180 fte voor de opsporing. U weet dat ik nu met de gezagen en de politie in gesprek ben om goed te kijken hoe we de benodigde capaciteit gaan inzetten, ook als dat «verdere» geld vrij gaat komen.

Ik begrijp het punt van de 2.000 agenten erbij, maar in antwoord op de heer Van Nispen zeg ik dat ik met mijn opmerking dat de vraag naar meer politie van alle tijden is, niet bedoelde: ach, waar hebben we het over? U weet dat de context waarin ik dat zei, een geheel andere was. Die context was namelijk dat we altijd met elkaar zullen moeten vaststellen dat er meer politie nodig zal zijn, omdat de criminaliteit weer nieuwe wegen zoekt of omdat er toch weer bepaalde stromen in de maatschappij blijken te ontstaan. Wat dit kabinet doet, is echt investeren in politiecapaciteit, want ik zie dat die extra capaciteit nodig is. Daarvoor heb ik het rapport dat de NPB gisteren bekendmaakte niet nodig, hoezeer ik dat ook serieus neem. Het gaat daarbij niet alleen om extra capaciteit. Het is ook een kwestie van inzetten op het nog meer versterken van de opleiding van de politie op het gebied van financieel-economische kennis maar ook – in antwoord op een vraag van de heer Van Nispen – op digitaal gebied en op cybergebied; daarover hebben we vorige week ook al met elkaar gesproken. Het gaat daarnaast ook om specialisten op het gebied van forensische opsporing en intelligence.

Ik wil toch nog zeggen dat de Nederlandse politie echt een heel goede politie is; dat wil ik hier benadrukken. Zij staat op nummer zeven in de wereldlijst, in een nek-aan-nekrace met Australië, dat een honderdste puntje meer heeft op een schaal van tien. De Nederlandse politie scoort overall een 8,4. Dat wil ik toch wel even gezegd hebben in de richting van de politie en die politiemensen, want laat duidelijk zijn dat dat niet mijn verdienste is. Dat is hún verdienste. Maar ik denk dat het wel goed is om de zaken ook in een bepaald perspectief te plaatsen. Als u vanmorgen of gisteravond de Volkskrant heeft gelezen, dan heeft u gezien dat bijvoorbeeld de aandacht voor terrorisme ook in ons buurland Duitsland leidt tot problematiek door het beslag op de politie. U mag mij erop aanspreken dat ik met de korpsleiding en met de gezagen in gesprek ben over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat aandacht voor terrorisme geen capaciteit gaat absorberen die we elders ook hoognodig hebben.

Ik hoop dat ik hiermee ook meteen een antwoord kan geven aan het Kamerlid Buitenweg, waarmee ik niet per ongeluk mevrouw Van Toorenburg onrecht aandoe, met betrekking tot de vraag over gesprekken met andere landen. Ja, vorige week donderdag hebben collega Dekker en ik al met onze Franse collega gesproken over een breed scala aan kwesties. Daarbij is het saillant, om een Frans woord te gebruiken, dat de Franse collega in Nederland is komen kijken hoe wij ons penitentiaire systeem de afgelopen jaren hebben verbeterd; dat is overigens de verdienste van de portefeuille van collega Dekker. En ja, met de collega van Nordrhein-Westfalen ben ik in gesprek over het prioriteren van een aantal zaken op het gebied van samenwerking ten aanzien van antiondermijning. Ja, met de twee Belgische collega's ben ik in gesprek geraakt in Sofia en die gesprekken gaan wij over twee weken voortzetten in Brussel. Ik hoop dat die vraag daarmee beantwoord is.

De heer Van Nispen (SP):

Natuurlijk gaan er heel veel dingen goed in de strafrechtketen en bij de opsporing en daarvoor verdienen alle mensen die daaraan een bijdrage leveren alle lof, vooral de agenten en rechercheurs. Maar er is wel wat aan de hand in die opsporingsketen. De staat van de opsporing is volgens mij niet «goed» te noemen. Ik ben daar niet voor niets zo uitgebreid bij stil blijven staan. Als ik bij de schriftelijke vragen voorleg dat nu zelfs moord- en doodslagonderzoeken worden stilgelegd omdat er geen capaciteit is, vind ik het toch wel opmerkelijk, heel netjes gezegd, dat de Minister antwoordt met: ja, de behoefte aan meer politie is van alle tijden. Ik vind wel dat de Minister gisteren te snel de claim van de Nederlandse Politiebond dat er 2.000 rechercheurs bij moeten, van tafel heeft geveegd. Ik hoor nu dat er dit jaar 180 mensen voor de opsporing bij komen. Is dat dan niet toch een beetje weinig? Kan de Minister daar heel eerlijk over zijn? En hoe ziet die opbouw er voor de komende jaren uit? Wat komt er nou concreet bij, bij de opsporing?

Minister Grapperhaus:

Ik had nu net in mijn spreektekst een compliment staan voor de SP. Dat handhaaf ik toch maar, want het moet eerlijk gezegd worden: de SP heeft in haar programma enorm veel aandacht voor versterking van de politie. Dat wil ik hardop zeggen. De heer Van Nispen en ik hebben hierover al een aantal keren een gedachtewisseling gehad. Op dat punt hebben we volgens mij heel duidelijk een gezamenlijk streven. Toch wil ik zeggen dat we moeten oppassen dat we niet met elkaar in een retoriek terechtkomen, bijvoorbeeld over wat ik zojuist over de capaciteit heb gezegd. Ik heb gisteren gezegd – en ik herhaal dat vandaag – dat ik niet op basis van een verslag van gesprekken met rechercheurs kan constateren dat er 2.000 agenten of 2.000 rechercheurs bij moeten. Zulk beleid zou u niet van mij willen. Ik heb wel gezegd dat ik vind dat er in die capaciteit moet worden geïnvesteerd. Met betrekking tot de kwaliteit van de opsporing is twee jaar geleden dat onderzoeksrapport verschenen, waar ik veel belang aan hecht. U heeft gisteren de hoogste baas van het Openbaar Ministerie bij Nieuwsuur horen verklaren dat ook hij zich dat onderwerp nog steeds aantrekt en dat het een eerste zorg is. Ik wil ten slotte nog tegen de heer Van Nispen zeggen dat wij op 15 maart een algemeen overleg Politie hebben. Ik heb een brief in de maak die ik tijdig voor dat overleg aan de Kamer zal doen toekomen, waarin ik een aantal van deze punten wil gaan adresseren en wil aangeven wat de acties zullen zijn.

De heer Van Nispen (SP):

De Nederlandse Politiebond zei gisteren in Nieuwsuur: als alle rapporten meegenomen zouden moeten worden waarin de problemen van de laatste jaren al zijn blootgelegd, dan was er een kruiwagen nodig geweest. Dit is inderdaad niet nieuw. Er is véél te hard bezuinigd door het vorige kabinet. Ik denk dat het goed is dat de Minister daar ook iets over zegt, want de investeringen die nu worden gedaan, maken de bezuinigingen en financiële kraters van het vorige kabinet eigenlijk nog niet helemaal goed. Ik vind het mooi dat er een brief komt en ik hoop dat daarin een doorkijkje naar de komende jaren staat hoe de investeringen in de politie gaan opbouwen en hoeveel fte er concreet bij gaat komen bij de opsporing. Mijn concrete vraag is: hoe gaat de Minister de komende tijd heel precies in de gaten houden of die investeringen – zo noem ik het dan toch maar netjes – voor de komende jaren voldoende zijn en wat de concrete behoeftes zijn om echt de slagen te maken die we eigenlijk hier met z'n allen willen? Wanneer komt er een moment dat voortschrijdend inzicht ertoe kan leiden dat geconstateerd wordt dat die financiële kaders toch te krap zijn en eigenlijk verruimd zouden moeten worden? Want bij zo'n constatering kan de Minister volgens mij op steun van een heel groot deel van de Kamer rekenen.

De voorzitter:

De Minister, graag beknopt.

Minister Grapperhaus:

Ik hoop natuurlijk dat ik op dit moment al op de steun van een groot deel van de Kamer kan rekenen; laat ik dat voorop stellen. Ik zal in de brief een aantal kaders nader schetsen. Ik vind ook dat wij op 15 maart uitvoeriger op dit onderwerp moeten ingaan, want anders zoomen we nu te veel hierop in. U heeft mijn commitment hieraan gehoord en u heeft gehoord hoe ik hierover denk. Ik zou het daarbij willen laten. Op 15 maart kunnen we daarover nog meer en kritisch met elkaar spreken naar aanleiding van die brief. Nu moeten we even terug naar de ondermijning.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Minister Grapperhaus:

Ik wil u nog zeggen dat ik twee weken geleden, op 8 februari, samen met de collega's Ollongren en Snel het Landelijk Strategisch Overleg Aanpak Ondermijning heb gelanceerd. Er loopt nog een prijsvraag voor een pakkender naam en u kunt nog iets inzenden. Ik vind de term «overleg» zo onhandig, want het is echt een coördinerende instantie, die ervoor gaat zorgen dat we landelijk de aanpak zo goed mogelijk aanjagen en zo goed mogelijk overal efficiënt oppakken en dat we juist, zoals het lid Van der Graaf terecht zei, zaken als waterbedeffecten goed in de gaten houden en daarop ook gaan sturen. Er komt daarnaast een operationeel team dat het land ingaat om professionals te ondersteunen, knelpunten te signaleren, best practices te verspreiden en new practices te stimuleren. De voorzitter van dat Landelijk Strategisch Overleg Aanpak Ondermijning, dat nog een flitsende naam moet krijgen, wordt oud-burgemeester Peter Noordanus, die we daartoe bereid hebben gevonden en die volgens mij een goed trackrecord heeft op het gebied van motivatie en kennis ten aanzien van antiondermijning en ondermijning zelf.

Ik kom toe aan een aantal vragen die ik naar aanleiding van of in mijn spreektekst nog niet heb beantwoord. Ik hoop dat ik dat snel kan doen zonder doublures; ik doe mijn best. Mevrouw Buitenweg heeft een vraag gesteld over de publiek-private samenwerking. Ik heb daar al het een en ander over gezegd, maar ik wil nog aangeven dat er vanaf 2017 een bijdrage is van JenV voor pps-pilots. Die bijdrage wordt onder andere besteed aan de aanpak van witwassen en dergelijke in de door mij genoemde postpakkettenbranche. Dat is een van de belangrijke pijlers in onze aanpak. We investeren daarin, maar ik wil hier hardop gezegd hebben dat ik het punt van mevrouw Buitenweg wel nog eens expliciet zal oppakken. Ik heb tot nu toe heel veel aandacht besteed aan werkbezoeken bij politie, OM en gemeenten. Ik heb verder eigenlijk alleen met de NVB, de Nederlandse Vereniging van Banken, gesproken, maar ik zeg u bij dezen toe dat ik de komende maanden tot aan het reces met betrekking tot dit onderwerp ook een paar werkbezoeken zal inplannen die meer gericht zijn op het bedrijfsleven, dus op de private sector.

Dan is er de vraag over de verschuiving van de productie van synthetische drugs naar het noorden, het waterbedeffect. Mevrouw Van der Graaf wees daar terecht op. De inzet van de politie wordt uiteindelijk natuurlijk door het lokale gezag bepaald. Daarbij kan worden bijgesprongen uit andere eenheden van de landelijke recherche. Voor effectief politieoptreden en het vergroten van de veiligheid wordt de inzet op dit moment geactualiseerd. Ik heb u al gezegd dat het landelijk strategisch overleg – zo kort ik het maar even af – ook hier een belangrijke adviserende rol voor de gezagen gaat spelen om die waterbedeffecten goed in kaart te brengen, zodat we daarop kunnen sturen.

Mevrouw Van Toorenburg heeft een terechte vraag gesteld over de aanpak van vakantieparken. De aanpak van criminelen en overlastgevers is natuurlijk primair een verantwoordelijkheid van de lokale driehoek, maar daarbij spelen de u welbekende – ik noem ze voor de mensen in de zaal – Regionale informatie en Expertise Centra, de RIEC's, en ook het Landelijk informatie en Expertise Centrum, het LIEC, een heel belangrijke rol. Ik heb daar onlangs een werkbezoek aan gebracht, waarbij we uitvoerig door een aantal casussen heen zijn gegaan. Daarbij zie je hoe bij de aanpak van een concreet vakantiepark of bedrijvenpark de informatie vaak begint in die coördinatie bij het RIEC. Dat leidt tot een heel sterk gecoördineerde aanpak. Het Rijk richt zich op landelijke wet- en regelgeving en het ontwikkelen van de verdere handreikingen naar de lokale partners. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en het programma Vitale Vakantieparken van de Veluwe, VVV, hebben samen de methode Samen Veilig Ondernemen in de Recreatiesector ontwikkeld. Maar ik zeg hardop dat die vakantieparken nog steeds mijn grote aandacht hebben. Dat zeg ik niet met het oog op het feit dat het volgende week reces is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Minister licht goed toe dat hij met die landelijke aanpak is gekomen. Ik wil eigenlijk ook graag van de Minister horen dat vanuit die landelijke aanpak samen met die RIEC's en de Veluwe wordt bekeken wat we daar voor het hele land van kunnen leren. Want ik wil niet dat die rondtrekkende bendes en die pooiers die hun seksslaven verstoppen op de vakantieparken, straks in een vakantiepark in Friesland eerst een poosje lekker hun gang kunnen gaan voordat we opschalen en gaan leren van die knappe aanpak op de Veluwe, die nu ook redelijk loopt bij Fort Oranje. Nu we die landelijke aanpak doen, wil ik dus graag dat er extra aandacht komt voor die vakantieparken, want we zien dat er een probleem is bij huisvesting op privéterrein.

Minister Grapperhaus:

Ik kan hier alleen maar van zeggen dat we dit mee gaan geven aan dat landelijk strategisch overleg, die dit gewoon hoog op de agenda moet zetten.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Kuiken en toch ook van de heer Van Nispen over de 100 miljoen, die zij niet voldoende vinden. In de eerste plaats moeten we een aantal zaken in samenhang zien. We hebben het ondermijningsfonds; dat is één. Twee: we hebben die structurele gelden. Ten derde is er de ondermijningswetgeving, zoals ik het geheel van de komende wetgevende maatregelen maar even noem. Eigenlijk moet ik zeggen: antiondermijningswetgeving. Dat is de juiste term, want zij is helemaal gericht op het tegengaan van die ondermijning.

Ik realiseer me ondertussen dat we met een bijzonder complexe en hardnekkige problematiek te maken hebben. Ik zei u al dat dit in de afgelopen tientallen jaren is ontstaan en dat we ons er dus ook echt nog wel een hele tijd op zullen moeten richten om dat goed weg te krijgen. Of die extra bedragen voldoende zijn, zullen we gaan zien. Ik ga in ieder geval aan de slag met de extra middelen die we nu hebben. U heeft mij inderdaad in een zeker nieuwsmedium hardop horen zeggen dat ik natuurlijk weleens droom dat mij vergund wordt om met hogere structurele bedragen aan de slag te kunnen gaan in de toekomst. Maar op dit moment beginnen we hiermee. Tegen burgemeesters die onmiddellijk in de media reageerden dat het alleen al voor hun gemeente dat en dat bedrag had moeten zijn, heb ik gezegd: luister, we beginnen nu en pakken een aantal zaken prioritair aan. Nogmaals, u heeft inmiddels aan mij kunnen merken dat ik dit echt zie als een van de zwaarste prioriteiten voor de komende jaren. We moeten gewoon gaan kijken hoever we gaan komen met deze extra middelen, die natuurlijk niet alleen dat ondermijningsfonds betreffen, maar ook de extra inzet op politie en ook de extra inzet op cybersecurity en cybercrime, et cetera.

Mevrouw Kuiken heeft opgeroepen om te voorkomen dat de besteding van het ondermijningsfonds wordt versnipperd. Daar is het landelijk strategisch overleg ook voor beoogd. Dat overleg gaat mij adviseren over de besteding en gaat op een deskundige wijze kijken waarop we het beste kunnen inzetten in de sturing. Daarbij moeten we zeker meenemen dat we al dat geld uiteindelijk niet maar tot heel kleine beetjes laten verworden. De basis voor de plannen wordt overigens gevormd door de regionale ondermijningsbeelden die in elk Regionaal informatie en Expertise Centrum worden opgemaakt.

Dan kom ik bij nog een aantal punten. Ik ken de reactie van de VNG op mijn voorstel voor de antiondermijningsaanpak. Die antiondermijningswetgeving omvat veel verschillende elementen. De meest prioritaire punten zijn nu meteen opgepakt. Er zijn een aantal andere punten waar we zeker nog naar kijken. De VNG heeft in haar antwoordbrief gezegd dat er niet een verruiming in zit van de sluitingsbevoegdheid van burgemeesters in het kader van wapenvondsten. Nu we hier zijn, kan ik u zeggen dat daar wetgevingstechnisch nogal lastige hobbels in zitten en dat we op het ministerie natuurlijk kijken hoe we daar wat mee kunnen doen. Maar ja, laten we nu dan in ieder geval meteen inzetten op zaken als verruiming van de mogelijkheden voor sluiting in geval van opiumwetovertredingen.

Ik geloof dat de heer Groothuizen enigszins met zijn hand zwaait.

De voorzitter:

Dank voor de ondersteuning.

De heer Groothuizen (D66):

Dank, voorzitter en dank aan de Minister voor het bewaren van de orde in dit overleg. Misschien komt de Minister nog op het afpakpunt; zo niet, dan haak ik hierop aan. Ik heb in de eerste termijn de problemen met betrekking tot de ontnemingsprocedure aan de orde gesteld. Ik kijk naar de brief van 28 november, waarin de Minister zegt: ik zie die problemen en ik wil daarmee aan de slag, maar ik plaats dat in de sleutel van de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Dat vind ik niet wijs, want dat kan allemaal nog wel een tijdje duren. Ik heb een heel concrete vraag: kan de Minister toezeggen dat hij de ontnemingsprocedure gewoon tegen het licht gaat houden in het kader van de ondermijningswet of -wetjes die we als Kamer tegemoet gaan zien?

Minister Grapperhaus:

Laat ik even beginnen met het afpakken van crimineel vermogen. Dat is natuurlijk een heel belangrijke pijler in het geheel. Een van uw leden heeft er al op gewezen – het is al vaker gezegd – dat de criminele winsten die worden vergaard, soms veelvouden zijn van de bedragen waar wij hier over spreken. We moeten ervoor blijven zorgen dat misdaad niet loont en dat dat geld zo veel mogelijk wordt afgepakt. Het heeft zeker mijn prioriteit om te kijken hoe we dat nog effectiever kunnen maken. Ik zal de voorstellen en de gedachten van de heer Groothuizen op dat punt zeker nader bestuderen. Er wordt binnenkort een onderzoek gestart naar knelpunten en mogelijke verbeteringen bij het afpakken van crimineel vermogen. Ik wil bij dezen toezeggen dat uw punten in dat onderzoek worden meegenomen.

Over de lengte van de ontnemingsprocedures wil ik tegen de heer Groothuizen zeggen dat die samenhangt met de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie. De heer Groothuizen is vanuit zijn verleden een behoorlijke ervaringsdeskundige op dit punt. Als oud-officier van justitie, zo zeg ik erbij, want anders denken mensen ineens iets heel verkeerds over hem. Ik wil hier gezegd hebben dat we ook naar dit punt gaan kijken.

Verder is er natuurlijk ook afstemming tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst, doorlopend zelfs. Dat moet heel duidelijk zijn. Per november 2017 is een pilot gestart tussen het OM en de Belastingdienst inzake het proces rond de samenloop van ontnemingsvorderingen en fiscale aanslagen. Die pilot moet er in ieder geval toe leiden dat we elkaars mogelijkheden over en weer nog meer leren kennen. Hij is vooral bedoeld om met extra inzet te bezien waar we de ontneming nog meer kunnen versterken en versnellen; waarop de heer Groothuizen mij terecht wees. Er is in dat verband geïnvesteerd in extra analysecapaciteit om de informatiepositie te verbeteren. Er is ook een eenmalig bedrag van 30 miljoen door Financiën ter beschikking gesteld. Dat is geen structureel geld, en ook niet revolverend, maar er wordt in ieder geval gekeken naar hoe we het nog een stuk beter kunnen maken.

Ik wil u ten slotte nog melden dat er een WODC-onderzoek loopt naar de kosten en baten van integraal afpakken en een betere registratie daarvan. Ik verwacht de resultaten zo'n beetje aan het eind van de eerste helft van 2018 naar u te kunnen sturen.

De voorzitter:

De heer Groothuizen in tweede termijn.

De heer Groothuizen (D66):

De Minister herinnert ons aan een belangrijk punt, namelijk die 30 miljoen die via Financiën wordt vrijgemaakt. De Minister zei eerder behartigenswaardige dingen, namelijk dat we moeten voorkomen dat we geld gaan versplinteren over allerlei dingen. Ik zou hem vooral willen vragen om daar ook bij die 30 miljoen heel erg voor te waken. Dat geld moet niet versplinterd worden over allerlei meer of minder zinvolle ideetjes. Er moet een structurele invulling aan worden gegeven.

Minister Grapperhaus:

Ik vind dat een heel nuttige suggestie die ik door zal geven aan het OM en de Belastingdienst.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Kuiken op ditzelfde punt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb begrip voor het feit dat je prioriteiten moet stellen omdat je niet alles in één keer kunt doen, maar – het spijt me zeer – ik wil toch graag een brief waarin we een officiële reactie krijgen op de brief van de VNG. Op die manier kunnen we heel scherp hebben wat het kabinet nu wel en niet doet, want ik ken mezelf, anders blijf ik daar voortdurend naar vragen. Ik wil het gewoon even scherp hebben. Ik denk dat dat ook helpt voor degenen die de brief hebben gestuurd.

Minister Grapperhaus:

Ik wil vooropstellen dat ik er graag alles aan wil doen om het beeld voor de Kamer scherp te krijgen, dus ik doe die toezegging meteen. Ik wil daarbij nog het volgende zeggen. U moet zich realiseren dat we nog in goed gesprek zijn met elkaar over de vraag hoe de rol van de burgemeester uiteindelijk precies moet worden, vandaar dat ik op een aantal punten nog niet inga. Dat is echt een heel belangrijke afweging, want de burgemeester is uiteindelijk ook een burgervader. Hij moet niet een soort sheriff worden; de naam van een bekende stripheld is vandaag al eerder gevallen. Daar zijn we met elkaar over in gesprek. Dat is één ding. Een ander ding is ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, wil ik dat u een concreet antwoord geeft op de vraag van mevrouw Kuiken.

Minister Grapperhaus:

Ik heb al toegezegd dat er een brief komt.

De voorzitter:

U kent mij; ik vraag dan altijd wanneer we die mogen verwachten.

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat het reëel is om ervan uit te gaan dat die in ieder geval in de eerste helft van 2018 komt. Ik vind het goed dat mevrouw Kuiken in die brief ook kan lezen hoe we met burgemeesters op dit heel belangrijke punt, de rol van de burgemeester, zijn uitgekomen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik vind dat er niks mis is met de term «sheriff». Want laten we wel wezen: burgemeesters staan al voor in de frontlinie als het gaat over het aanpakken van georganiseerde criminaliteit. Hun rol is al heel erg veranderd, dus laten we dan ook zorgen dat ze de juiste instrumenten hebben. Afrondend, voorzitter. Ik ben blij dat die brief er komt. Het kunnen ook politieke keuzes zijn. De Minister kan zeggen: ik wil iets niet. Maar dan is het aan ons als Kamer om te beoordelen of we iets wel of niet willen. Ik ben even vergeten wanneer we die brief exact krijgen.

De voorzitter:

De eerste helft van 2018. We zijn al bijna twee maanden onderweg.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat vind ik wel een heel rekkelijk begrip. Ik zou toch zeggen dat we die brief ergens in maart kunnen hebben.

Minister Grapperhaus:

Nee, dat is absoluut niet reëel. Maar ik wil het best vastpinnen: voor 30 juni 2018. Ik zeg in alle eerlijkheid: ik vind datgene wat Kamerlid Kuiken zegt over ... Natuurlijk, ik kan een opvatting hebben en de Kamer kan het anders zien; dat is logisch. Daar gaan we dan over praten. Maar ik vind het wel nuttig – ik vind het zelfs van groot belang – dat ik eerst de gesprekken met de burgemeesters en de VNG afrond. Dat ga ik niet de komende paar weken doen, dus ik zeg echt: de eerste helft van 2018. U kunt mij er hopelijk op vertrouwen dat ik met die brief kom zodra dat kan, ook als dat eerder is.

De voorzitter:

Prima. Dan is er nog een interruptie op hetzelfde punt van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik waardeer het zeer dat de Minister een heel coherent beeld wil schetsen van de burgemeester, want die heeft inderdaad niet alleen taken in het kader van de openbare orde en veiligheid. Dus daar ben ik juist heel erg blij om. Mijn vraag gaat over het afpakken van crimineel vermogen. Ik wil het even helder hebben. Dat kan toch niet bedoeld zijn om straf af te kopen? De bedoeling is toch nog steeds dat er daarnaast eventueel ook een strafrechtelijke procedure is? Als dat niet het geval is, hoe verhoudt zich dat dan tot de wens om ook vergelding te hebben?

Minister Grapperhaus:

Dat afpakken is echt gericht op het wegnemen van het vermogensrechtelijke voordeel dat criminelen hebben behaald met hun criminele acties. Dat moet niet afdoen aan de strafrechtelijke afhandeling.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Moet ik dat zien als een uitgesproken wens of is het ook feitelijk het geval dat het strafrecht na een afpakking meestal zijn vervolg krijgt?

Minister Grapperhaus:

We moeten een paar dingen uit elkaar houden, want er is ook zoiets als een transactie. We hebben het nu over de ontnemingsprocedures, de pluk-ze-procedures. Er zijn situaties waarin er sprake is van een ontnemingsschikking. Alle drie de opties, de ontnemingsprocedure – de pluk-ze-procedure die ik net schetste – de transactie of de ontnemingsschikking, hebben ieder hun eigen mogelijkheden en voordelen. Er wordt per individueel geval beoordeeld welke afdoening passend is en met welk instrument het maximale effect kan worden bereikt.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf op hetzelfde punt.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Op een ander punt.

De voorzitter:

O, een ander punt. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik kom nog even terug op het waterbedeffect. U gaf dat eerder aan tijdens uw beantwoording. Ik vroeg aandacht voor de verplaatsing van productielabs voor synthetische drugs naar andere delen van het land. Ik heb daarbij specifiek het noorden aangekaart. De Minister gaf aan dat hij daarbij een belangrijke rol ziet weggelegd voor het Landelijk Strategisch Overleg, in adviserende zin. Dat stemt mij op zich tevreden. Het lijkt me heel goed om de expertise die er landelijk is, in te zetten, maar het stemt me nog niet helemaal gerust. Ik heb het ook gekoppeld aan het vraagstuk van de inzet van capaciteit van politie en recherche. Dat relateer ik ook aan het debat dat we hebben gehad bij de begrotingsbehandeling over het verdelingsvraagstuk, waarbij berichten naar buiten kwamen – wellicht voorbarig – dat er in Oost- en Noord-Nederland juist politieagenten zouden verdwijnen. Daardoor zouden er gaten kunnen ontstaan. Ik vraag de Minister om specifiek op dit punt in te gaan, in relatie tot de verplaatsing van criminaliteit.

Minister Grapperhaus:

Ik heb in mijn antwoord primair gewezen op de verantwoordelijkheden zoals die er lokaal zijn bij de driehoek. De lokale driehoek kan in situaties waarin de eigen capaciteit in dit soort gevallen onvoldoende is, een beroep doen op landelijke recherche, landelijke inzet. Dat is de primaire lijn. Het is heel duidelijk dat het waterbedeffect hier en daar de kop begint op te steken. Ik heb dat zelf kunnen vaststellen tijdens een werkbezoek in Overijssel. Verder zal dat landelijk strategisch overleg zich veel gaan richten op een zo goed en efficiënt mogelijke sturing. Dat betekent dat het primair moet worden aangepakt waar het de kop opsteekt.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf nog een keer? Het hoeft niet hoor.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik neem dat van de Minister aan. Het landelijk strategisch overleg is er nu. Wanneer kan de Minister ons wat meer meenemen in hoe dat de komende tijd functioneert? Wat is in zijn ogen een goed moment om terug te blikken op hoe het gaat? Heeft het daadwerkelijk het effect dat wij ervan hopen?

Minister Grapperhaus:

Mag ik daar even over nadenken?

De voorzitter:

Ja, dat mag.

Minister Grapperhaus:

We zijn twee weken geleden begonnen en om nu te zeggen dat we over vier weken gaan evalueren, lijkt me misschien iets te vroeg. Ik benadruk nog even één ding: ik heb uw Kamer in december – u refereert aan het begrotingsdebat – in een brief uitgelegd hoe het zit met de formatie, de bezetting en dergelijke. Ik heb heel uitdrukkelijk uitgesproken dat elke veiligheidsregio gaat profiteren van de extra middelen en mensen die worden ingezet in het kader van de politiecapaciteit. Daar neem ik niets van terug, dus niemand hoeft zich tekortgedaan te voelen, lijkt mij.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw staccato beantwoording.

Minister Grapperhaus:

Ja, uiterst staccato. Kamerlid Rutte heeft nog iets gevraagd over het omdraaien van de bewijslast. In het kader van de staccato beantwoording verwijs ik naar het antwoord op de vraag van Groothuizen, waarin ik het onderzoek noemde dat binnenkort gestart gaat worden. Daarbij gaat het om knelpunten en mogelijke verbeteringen bij het afpakken. We zullen ook bekijken hoe we hier een heel goed gerichte aanpak op kunnen hebben. Het punt dat Kamerlid Helder naar voren bracht, moeten we niet vergeten. Het moet niet een paard achter de wagen worden, waarbij de politie allemaal extra bureaucratische dingen over zich heen krijgt voor het feit dat iemand een gouden horloge heeft. Nogmaals, in het onderzoek zal dit meegenomen worden.

De heer Arno Rutte (VVD):

De Minister gaf afgelopen zaterdag in de NRC een mooi interview. Daar stond boven dat de overheid een soort Lucky Luke zou moeten zijn. In gesprekken met politie en burgemeesters zeggen ze allemaal dat in de aanpak van de georganiseerde criminaliteit één ding cruciaal is: wissel informatie uit. We hebben weer een brief gehad en wat zien we? Oneindig veel overleg, afstemmen, nog meer afstemmen, onderzoek, het is heel moeilijk, we hebben privacy en dit en dat. En ondertussen kunnen die georganiseerde criminelen hun gang blijven gaan. Ik maak me daar grote zorgen over. Aan de ene kant hebben wij de zware georganiseerde criminaliteit. Aan de andere kant hebben wij, als wij dit niet regelen, de overheid als Lucky Luke, niet met een colt 45, maar met een klappertjespistool. Hoe zorgen wij er ook binnen de huidige wet- en regelgeving voor dat die informatieverstrekking snel op orde komt? Let wel, het gaat om informatieverstrekking tussen overheidsdiensten, niet tussen banken en overheid.

Minister Grapperhaus:

Dat punt van de gegevensdeling zal ik dan maar meteen behandelen. Ik stel voorop dat de samenwerkingsverbanden in de praktijk regelmatig tegen knelpunten oplopen als het gaat om de gezamenlijke verwerking van gegevens. Die staan soms een integrale aanpak van maatschappelijke vraagstukken als ondermijning in de weg. Aan de verzuchting van mevrouw Van Toorenburg – hechten wij zo'n groot belang aan de privacy van criminelen? – zit vast dat we misschien niet zozeer díé privacy willen beschermen, als wel de privacy in algemene zin. De Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden gaat die knelpunten voor het grootste deel oplossen. Er komt een heldere basis voor gegevensverstrekking aan samenwerkingsverbanden en voor gegevensverwerking binnen die samenwerkingsverbanden. Daarnaast komt er een passende grondslag voor verstrekking van de resultaten van de verwerking vanuit die samenwerkingsverbanden. Ik hoop dat u die drie punten goed uit elkaar kunt houden. Dat moet ons echt een enorme stap voorwaarts brengen over dat ongenoegen van de oneigenlijke privacybescherming heen, terwijl de eigenlijke privacybescherming onaangetast blijft. Daar moeten we als maatschappij natuurlijk belang aan blijven hechten.

De heer Arno Rutte (VVD):

Is de Minister bezig met de beantwoording van de vragen die ik eerder heb gesteld? Zo ja, dan luister ik daar eerst even naar.

Minister Grapperhaus:

Wat ik nog wilde zeggen is dat dat conceptvoorstel ...

De voorzitter:

Ogenblik, ik zie mevrouw Van Toorenburg. Wilt u ook het betoog van de Minister afwachten?

De heer Arno Rutte (VVD):

Dan hoop ik wel dat ik het tweede deel van mijn interruptie even kan bewaren.

De voorzitter:

Ja, dat wordt allemaal nauwkeurig bijgehouden.

De heer Arno Rutte (VVD):

Dat wordt dan dus niet mijn tweede interruptie.

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg heeft een vraag.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb een korte vraag. De Minister maakt nu een soort drieslag van het plan van aanpak. Kan daarin ook weer dat stoplichtmodel worden gehanteerd? Dat is noodzakelijk in het barrièremodel. Alleen de vakmensen zullen nu snappen waar ik het over heb, maar het is heel cruciaal.

Minister Grapperhaus:

Collega Dekker komt daar straks op terug.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Ik keer even terug naar Kamerlid Rutte. De planning van het conceptwetsvoorstel is dat het dit jaar in internetconsultatie gaat. Ondertussen probeert men natuurlijk echt om de knelpunten die er binnen de huidige wettelijke kaders zijn, zo veel mogelijk weg te nemen. Wat er gezegd is over het verzanden in overleggen ... Nou kijk, dat landelijk overleg is er nu juist voor bedoeld om een efficiencyslag te maken en niet om de hoeveelheid kopietjes te vermeerderen. Integendeel, daarin moet worden bekeken waar, ook geografisch bedoeld, het beste op kan worden ingezet en waar wij met elkaar efficiencywinst gaan behalen.

Omdat de heer Rutte sprak van klapperpistolen, neem ik meteen de vragen over de wapens mee.

De voorzitter:

Maar dan gaat de heer Rutte zijn interruptie afmaken.

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik ben wel benieuwd naar die wapens, maar ik kom even terug op het vorige punt. Ik lees ook in de brief dat er overleg is en dat men probeert overlap te voorkomen en dat men nog een keer overlegt. Ook in eerdere brieven van de voorganger van deze Minister lezen wij van allerlei overleg. De vraag is wat er nu al kan. Ik gaf een voorbeeld. Is het nou echt niet mogelijk dat een agent die op ambtseed om informatie bij de Belastingdienst vraagt, die informatie gewoon krijgt? Is het nou echt niet mogelijk dat een gemeentelijke ambtenaar op verzoek van de burgemeester bij een andere gemeente informatie kan krijgen? Waarom al die grenzen, al die barrières? Is daar nou echt alleen maar een oplossing voor te vinden door met wetgeving te komen, die we dan hopelijk over twee jaar door beide Kamers heen hebben gekregen?

Minister Grapperhaus:

Het wordt nu wat gedetailleerd, maar als u echt wil dat ik en detail inga op wat er allemaal wel en niet kan, dan stel ik voor ... Ik weet niet of dat nu zo zinvol is. Er zitten gewoon knelpunten in die samenwerking, in die gegevensuitwisseling, die maken dat het niet optimaal werkt. Het lid Van Toorenburg wees erop dat volgens de huidige regelgeving de privacybescherming van degene die wij proberen op te sporen en te vervolgen, onbedoeld of niet een bepaalde voorrang krijgt.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Dan wil ik ingaan op de twee punten over wapens. De leden Kuiken, Helder en Van der Graaf hebben iets gevraagd over die sluitingsbevoegdheden en die wapens. Ik bestudeer de wenselijkheden en mogelijkheden om bestuursrechtelijk een mogelijkheid te creëren voor burgemeesters om bijvoorbeeld een pand te kunnen sluiten in verband met het aantreffen van wapens in het pand of de beschieting van een woning. We bekijken gewoon of we de wettelijke obstakels daarvoor kunnen wegnemen. Daarop zullen we terugkomen in de eerder aangekondigde brief. Ik wil heel duidelijk zijn om misverstanden te voorkomen. De VNG suggereert in haar brief dat wij het maar zo laten. Dat is niet juist. Ik zie de ernst ervan in. We hebben over dit punt overleg met de burgemeesters.

Mevrouw Helder heeft een vraag gesteld over doorrechercheren op zware wapens. Er is sprake van een verbeterde informatiepositie rond vuurwapens, waarbij onder andere het tegengaan van de handel in vuurwapens op het internet aandacht krijgt. Die aanpak heeft tot een aantal successen geleid, zoals verschillende grote vondsten en de inbeslagname van partijen wapens en explosieven. In 2016 zijn er 69 onderzoeken verricht naar georganiseerde criminaliteit inzake wapens en explosieven. Daarbij gaat het zowel om onderzoeken specifiek gericht op wapens en munitie als om onderzoeken naar bijvoorbeeld levensdelicten of drugs.

Ten slotte wil ik u nog meegeven dat ik overweeg om in EU-verband de lacune aan te kaarten die er op dit moment zit in de EU-richtlijn over het onklaar maken van wapens. De wijze waarop dat nu in de richtlijn is geregeld, lijkt het mogelijk te maken om de wapens toch weer klaar te maken.

De bevoegdheid om vrijplaatsen te sluiten is aan de orde gesteld door de leden Kuiken en Van der Graaf. Hoe ligt de ambitie daar precies? In mijn brief van 16 februari heb ik geschreven, kennis te hebben genomen van de wens om extra sluitingsbevoegdheden te creëren in het geval van wapens en explosieven, die ook in de proeven van de burgemeesters naar voren komt. Daar kom ik zeker bij u op terug; dat heb ik al gezegd. Richting het lid Kuiken wil ik echt nog eens benadrukken dat ik natuurlijk het liefst de uitkomst zie dat we daar op een juridisch goede manier mee aan de slag kunnen.

Over het actieplan van D66 heb ik al iets complimenteus gezegd, maar ik wil daaraan ook recht doen door er meer in detail op in te gaan. Ik deel de mening van de indieners, de heer Groothuizen en de heer Sjoerdsma, dat vormen van criminaliteit tegen migranten en vluchtelingen, zoals mensenhandel en mensensmokkel, ernstig en mensonterend zijn. Aan de aanpak daarvan wordt op vele fronten aandacht besteed, maar uw actieplan sluit op een aantal punten aan bij de maatregelen dienaangaande in het regeerakkoord. Het voorstel om sancties in te stellen, kan ik steunen. Dat is een actie die al loopt. Op dit moment kijkt Nederland actief met andere landen naar het instellen van dergelijke sancties.

Het rapport spreekt ook over internationale samenwerking en informatiedeling. Het Nederlandse OM en Nederlandse opsporingsdiensten werken op dit moment samen met Europol, Eurojust en andere EU-lidstaten. Er wordt daarbij inderdaad gebruikgemaakt van JIT's, Joint Investigation Teams. Om meer grip op die fenomenen te krijgen, is al een aantal jaren geleden speciaal een Nederlandse officier van justitie in Italië geplaatst. Ik weet niet of uw Kamer daarvan op de hoogte is. Het is goed om dat nog even te benadrukken. Er wordt dus echt aandacht aan gegeven. Het bestedingsplan 2018 van de politie bevat een grote internationale opsporingscomponent, van 60 fte. En dan zijn er nog een aantal andere activiteiten die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden gefinancierd, zoals het project UNODC voor de G5 van de Sahel. Dat zijn de landen Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauritanië en Niger.

Maar goed. Ik wil alvast zeggen dat ik het actieplan van de heer Groothuizen en de heer Sjoerdsma zeker ga bestuderen. De opsporing van mensenhandel en -smokkel in samenwerking met failed states is niet eenvoudig. Dat wil ik hier wel hardop gezegd hebben, opdat we onze verwachtingen in zekere mate temperen. Ik zal hier ook echt de tijd voor moeten nemen. Verder is dit voor een deel de verantwoordelijkheid van Staatssecretaris van JenV, Harbers. Ik denk dat het het meest logisch is dat hij als eerstverantwoordelijke met dit actieplan doorgaat.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Dank aan de Minister voor de warme woorden en de bereidheid om ermee aan de slag te gaan. Dat waardeer ik zeer. Ik denk dat de aard en de omvang van de problematiek dat ook verdienen. Ik heb twee concrete vragen, die ik in één keer of in twee keer kan stellen, net wat u wilt, voorzitter. De eerste vraag. Uit de praktijk hoor ik dat missies, bijvoorbeeld Sophia op de Middellandse Zee en Frontex, veel informatie hebben, die soms wel gedeeld wordt met Europol en Interpol, maar zeker niet rechtstreeks met opsporingsautoriteiten. Daar zou een knelpunt zitten. Ik kan me voorstellen dat de Minister daar niet onmiddellijk een antwoord op kan geven, maar zou hij vooral ook daarnaar willen kijken? Ik vind echt dat we daar dingen in missen.

De tweede vraag. De Minister zegt dat hij aan de slag gaat met de sancties. Dat vind ik fijn om te horen. Denkt de Minister daarbij op dit moment vooral aan EU-verband of zou hij het al in VN-verband aan de orde willen stellen?

Minister Grapperhaus:

Nu gaat u mijn portefeuille wel heel erg oprekken. Ik heb ook gezegd dat ik vind dat dit primair iets van de Staatssecretaris is. Ik wil mij daar nu niet in mengen. Ik heb een eerste reactie gegeven namens het kabinet op uw plan van aanpak. U hebt gezien dat die positief is. We gaan naar een aantal dingen kijken en ik heb een aantal maatregelen genoemd die al genomen zijn. Een meer gedetailleerde reactie zal van de Staatssecretaris komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder. U bent bijna klaar, verwacht ik.

Minister Grapperhaus:

Ik ben bijna klaar.

De heer Van Nispen heeft nog iets gevraagd over de aanpak van crimineel vermogen. Daar zijn een aantal programma's voor, maar ik vraag me af of ik die hier allemaal moet gaan herhalen, want u bent er zelf zeer goed van op de hoogte. Dat zijn het versterkingsprogramma Aanpak financieel-economische criminaliteit uit 2008 en het Ketenprogramma Afpakken uit 2011. Misschien wat minder bekend is dat er een investering is geweest van 3 miljoen euro in het afpakken van crimineel vermogen in Zuid-Nederland en Rotterdam. En recent is er een investering geweest van 20 miljoen euro in FIOD en OM in het kader van de bestrijding van corruptie en witwassen. En zo zijn er meer. Er wordt ook steeds vaker beslag gelegd met positieve incasseringsresultaten.

Mevrouw Helder heeft gevraagd naar de stand van zaken rond het integraal afpakken. Zoals ik al zei, komt er binnenkort een WODC-onderzoek naar de kosten en baten van integraal afpakken.

De heer Van Nispen vroeg naar de opleiding financieel rechercheren. Hoe staat het daarmee? In de instroom voor fin-ec en voor digi en cyber, forensische intelligence, is vanaf 2015 geïnvesteerd. De beschikbare formatie is per 31 december 2017 voor 96% gevuld door middel van doorstroom en zijinstroom. Ik zeg het heel voorzichtig, maar dat lijkt dus voorspoedig te lopen. Er zijn in 2016 en 2017 bij de politie 500 mensen geworven op het gebied van fin-ec, digi, cyber en dergelijke specialistische opleidingen.

De voorzitter:

Een korte interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, dat kan heel kort. De Minister heeft vorige week, toen het ging over de digitale opsporing, een brief toegezegd over de opleidingen. Ik ga niet het debat overdoen dat we de vorige keer hadden. Toen was er verwarring: wat is nou de interne opleiding en wat is de externe opleiding? Kan de Minister in die toegezegde brief ook ingaan op het punt dat in het conceptbestedingsplan van 2018 nul euro stond voor de opleiding financieel rechercheren? Kan meteen in die brief worden opgehelderd hoe dat precies zit?

Minister Grapperhaus:

We zullen dat doen. Dat wordt dan allemaal meegenomen in de brief die u voor 15 maart krijgt.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Dan heb ik de meeste dingen wel gehad, voorzitter.

Mevrouw Buitenweg vroeg nog welke rol de burgemeester speelt, maar daar heb ik al het een en ander over gezegd. De burgemeester speelt natuurlijk een belangrijke rol bij de geïntegreerde aanpak, waarbij de gemeente verschillende instrumenten toepast. Dat gaat bijvoorbeeld om het gericht inzetten van toezicht en handhaving, het sluiten van panden en het weigeren of intrekken van vergunningen in het kader van de Wet Bibob. Het gaat ook om het voeren van gericht beleid om jeugd uit de criminaliteit te houden. Dan komen we weer een beetje terug bij het begin, toen we het hadden over de vraag in hoeverre je hangjongeren onder ondermijning moet scharen als ze zich overgeven aan de criminaliteit. Ik benadruk nog eens dat ik de komende tijd in gesprek blijf met de VNG en met burgemeesters over de vraag wat de rol van de burgemeester uiteindelijk moet worden. Waar kan die versterkt worden, ook in de Gemeentewet? Daarop kom ik dus bij de Kamer terug.

De vraag van de PVV-fractie over het invoeren van minimumstraffen is al een aantal keren eerder gesteld en ik herhaal wat mijn ambtsvoorgangers en ook ikzelf al eerder hebben gezegd. Wij zijn geen voorstander van minimumstraffen, om dezelfde redenen als al eerder aangegeven.

De aanpak van synthetische drugs. Kan er een generieke strafbaarstelling van synthetische drugs komen in de Opiumwet? Dat is juridisch heel complex. Ik ben daar wel over in gesprek met mijn collega voor Medische Zorg, het OM, de nationale politie en het NFI. Er zitten ook voortdurende veranderingen in de samenstellingen en daarmee ook de definities. We voeren ook overleg met collega-diensten in Duitsland en België. Daar heeft men inmiddels eerste ervaringen opgedaan met het verbieden van groepen van nieuwe psychoactieve stoffen. Dit punt, dat mevrouw Helder terecht naar voren brengt, heeft dus mijn, onze aandacht.

Getuigenbescherming en de maffia. Dat zijn dan ook echt de laatste twee. Getuigenbescherming is absoluut essentieel. Ik onderschrijf wat de heer Van Nispen daarover zegt. Ik verwijs ook naar de uitgebreide beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Van Nispen van oktober vorig jaar; nou ja, door mijn voorganger. Er wordt momenteel in opdracht van het WODC een rechtsvergelijkende studie uitgevoerd naar toezeggingen aan getuigen in een aantal verschillende landen: Nederland, Italië, Duitsland en Canada. Dat wordt in april afgerond. Daarin heeft ook dat thema getuigenbescherming een heel prominente plek. Het OM beziet momenteel of er aanleiding is om de bestaande aanwijzing over getuigenbescherming te actualiseren. Ik kom bij uw Kamer terug op dit onderwerp nadat het onderzoek bekend is. Het lijkt me anders niet zinvol om daar met elkaar over te spreken.

Dan is er nog dat Cerca Trova-onderzoek. Waarom is de omvang van de maffia in Nederland niet vast te stellen? Dat is natuurlijk bij georganiseerde criminaliteit vaker moeilijk in verband met het afgeschermde karakter. Dat Cerca Trova-onderzoek laat zien dat de maffia in Nederland inderdaad actief is op de drugsmarkt. Bijna onvermijdelijk, omdat – dat zei ik in mijn inleiding – Nederland helaas een belangrijk transitland is vanwege onze infrastructuur, ook voor drugs bestemd voor Italië. Op basis van het onderzoek kan wel geconstateerd worden dat er in Nederland geen sprake is van corrumperende en ondermijnende activiteiten van de maffia, zoals we die wel ten aanzien van de maffia in Italië zien. Dat betekent overigens niet dat we niet waakzaam moeten zijn en maffia-activiteiten moeten zien tegen te gaan. In navolging van het rapport zijn daarom ook operationele samenwerkingsafspraken tussen de Nederlandse en de Italiaanse autoriteiten gemaakt. De samenwerkende partners van het Cerca Trova-project, politie, FIOD en OM, hebben een voorziening ingericht voor het behouden en uitbouwen van de expertise, informatiepositie rondom de Italiaanse maffia in Nederland. Daarvoor biedt de landelijke eenheid van de nationale politie onderdak bij het Landelijke Internationale Rechtshulp Centrum, en dat is dan weer de afkorting LIRC. Die liaisonmagistraat heb ik al genoemd: de officier van justitie die in Rome zit.

Dan meen ik, meneer de voorzitter, dat ik alle vragen voor mijn deel in ieder geval beantwoord heb.

De voorzitter:

Goed. Dat gaan we niet verder nu vaststellen, maar er is ook hopelijk nog een tweede termijn. Ik was van plan die om 12.45 uur te laten beginnen, zeg ik maar tegen u allen, in het bijzonder tegen de Minister voor Rechtsbescherming.

Minister Dekker:

Voorzitter. Als we ons best doen, moet dat lukken. Ik ga snel door een paar dingen heen.

Mijn collega zei het net al. Ondermijning is een veelkoppig monster. Dat vraagt dus ook om inzet vanuit verschillende terreinen. Niet alleen vanuit Justitie zijn we ermee bezig, maar ook vanuit Binnenlandse Zaken, Sociale Zaken, Financiën. We doen het natuurlijk ook met heel veel lokale partners. Het gaat niet alleen om de repressieve kant van het verhaal. Mevrouw Buitenweg had het over het belang van handhaving. Ja inderdaad, maar alles wat we kunnen voorkomen, is natuurlijk ook mooi meegenomen. Wat kunnen we nou doen om te voorkomen dat ondernemers slachtoffer worden van georganiseerde bendes of dat er geïnfiltreerd wordt in het lokale bestuur?

Op dat gebied gebeurt ook nu al heel erg veel. Ik was onlangs op werkbezoek bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, dat ondermijningsavonden organiseert op verschillende plekken in het land, met name bij kwetsbare sectoren. Wat zij daar doen, is ook ondernemers zelf laten spreken hoe zij slachtoffer zijn geworden van dit geheel. Er was een vastgoedverhuurder die iedere dag z'n pandjes langsging om te kijken of het allemaal goed in orde was en eigenlijk gewoon helemaal niet door had wat er achter in z'n loods gebeurde. Het laat iets zien over de ingenieuze wijze waarop zware criminelen bezig zijn met het oprichten van drugslaboratoria. Maar ook achteraf kan hij heel goed vertellen wat hij misschien meer had kunnen doen om al vroegtijdig in de gaten te hebben waar het fout kon gaan. Met die persoonlijke verhalen in het land helpt hij nu weer andere vastgoedondernemers wakker te schudden, van: let op, dit kan je doen om ervoor te zorgen dat je daar geen slachtoffer van wordt.

Het CCV doet preventief nog een aantal andere dingen. Ze kijken naar kwetsbare sectoren en ontwikkelen wat met een beetje een jargonwoord «barrièremodellen» heet. Die laten zien op welke momenten in het contact dat je hebt met andere private partijen, je kwetsbaar bent, wat je daartegen kunt doen en hoe je je informatiepositie kunt verbeteren.

Het tweede belangrijke punt dat belangrijk is en dat werd aangeroerd in het debat is de integriteit van bestuursorganen van ons lokaal bestuur en wat we kunnen doen om die weerbaarheid te vergroten. Dat is eigenlijk de kern van ondermijning. Het punt van ondermijning is niet alleen maar dat het gaat om zware criminaliteit, maar dat het onze rechtsstaat aantast waar de onderwereld verweven raakt met de bovenwereld. Op dat vlak lopen we echt hand in hand met de collega's van BZK.

Mevrouw Kuiken vroeg daarnaar. Hoe kun je nou gezamenlijk optrekken met het lokale bestuur? Wij zetten heel erg in op de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit, maar collega Ollongren is ook heel erg bezig met het versterken en het ondersteunen van politieke ambtsdragers. Daarvoor heeft BZK onder andere het Netwerk Weerbaar Bestuur opgericht om te kijken wat er nodig is om een vuist te maken tegen bedreigingen en tegen intimidatie. Het netwerk is gericht op het vergroten van de weerbaarheid en de veerkracht, ook in relatie tot heel veel van die fenomenen die zich rond ondermijning voordoen. Daarbij wordt verkend welke mogelijkheden er zijn om het instrumentarium ook uit te breiden, bijvoorbeeld als het gaat om screening: hoe zorgen we er nou voor dat er niet bewust geïnfiltreerd wordt? Ook daar komen wij als Justitie dan weer om de hoek kijken, omdat wij met bureau Justis natuurlijk een instantie hebben die heel erg behendig is in het uitvoeren van die screening. Ik zal daar straks nog wat over zeggen.

De voorzitter:

Ogenblik. Een interruptie van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

We krijgen weer heel veel informatie die ook in de brieven stond. We zijn niet heel groot, maar ik heb die echt gelezen, omdat ik het een belangrijk onderwerp vind. Ik stel een specifieke vraag, omdat dat iets is wat nog niet in de beschikbare informatie zit. Ik weet wel dat men daarmee bezig is, maar ik markeer het omdat ik zie dat het lang duurt. Ik ben er ook niet zeker van of Binnenlandse Zaken uiteindelijk daarop door zal grijpen. Ik denk wel dat het belangrijk is dat je iets met die screening doet, hoewel het ingewikkeld is, en dat je snel met handvatten moet komen. Ik zou graag geen herhaling willen hebben van wat we al heel goed per brief hebben ontvangen, maar juist een verdieping en een reflectie op die specifieke zorgen die ik daarbij heb. De brief die we tot nu hebben gehad is vrij globaal: we zijn in gesprek. Fijn, maar dat levert nog geen actie op.

Minister Dekker:

Ik begrijp het punt en ik begrijp ook het ongeduld van mevrouw Kuiken, maar wij zijn ook precies aan het kijken wat je dan zou kunnen doen in die screening, wat ook proportioneel is en wat het lokale bestuur nodig heeft aan informatie om zijn taken goed uit te kunnen voeren. Daarvoor zitten we om de tafel, Justitie en BZK met het lokaal bestuur, in expert meetings, in sessies om te kijken wat daarvoor nodig is en hoe we dat concreet handen en voeten kunnen geven.

Ik ga iets dieper in op de vragen die zijn gesteld rond screening en de Bibob. De Bibob is een heel goed preventief instrument dat lokale besturen kunnen gebruiken als ze bijvoorbeeld te maken krijgen met aanbestedingen of met vergunningaanvragen waarvan ze zichzelf afvragen: is hier een gevaar op eventuele ingroei van de onderwereld in de bovenwereld? Waar kijken we dan concreet naar? Hoe zouden we dat aan kunnen scherpen? De heer Rutte vroeg of het Landelijk Bureau Bibob de aanvragen aan kan. Wij hebben de indruk van wel. Er zit groei in, maar we stuiten in ieder geval nog niet op de grenzen. We kijken op dit moment naar de wettelijke handvatten die er zijn en naar de manieren om met de beschikbare capaciteit meer af te kunnen doen. Vroeger deden we Bibob-aanvragen helemaal volledig van begin tot eind. Nu kom je er bij onderzoek vaak al snel achter wat er speelt. Dan kan je een heel onderzoek afmaken of besluiten dat het helder is en dat je een signaal aan de gemeente gaat geven. Dan gaat het sneller en kan je meer capaciteit inzetten.

Wij zijn ook heel druk bezig om te bekijken wat we kunnen doen om de bevoegdheden van het lokale bestuur en van de bestuursorganisaties te vergroten om zelf onderzoek te doen. Dan hoeft dus niet iedereen automatisch met zijn aanvraag langs het Landelijk Bureau Bibob van de dienst Justis. Zo zou je lokaal het een en ander kunnen afvangen.

We zijn ook bezig om te bekijken wat we kunnen doen om het toepassingsbereik te vergroten. Wat we daarmee bedoelen is het volgende. Nu is er één aanvrager en spitst het onderzoek zich toe op die desbetreffende persoon, terwijl je bij sommige aanvragen ook wilt weten wat er precies achter zit. Wie zijn de financiers? Wie zijn de aandeelhouders? Daar zit soms ook voor een deel het gevaar namelijk.

Het andere onderdeel van het vergroten van het toepassingsbereik is dat we bekijken of we de titel waarop je een Bibop-aanvraag kunt indienen, kunnen vergroten. We bekijken nu bijvoorbeeld of het voor gemeenten mogelijk wordt om het bij alle aanbestedingen te doen in plaats van voor een deel van de aanbestedingen. We bekijken ook of de mogelijkheid verbreed kan worden zodat we dit middel bij meer vastgoedtransacties kunnen inzetten.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg specifiek naar de stoplichtrapportage. Dat is weer net wat anders dan de Bibob. De Bibob is een instrument ter bevordering van de integriteit van het openbaar bestuur. Het is dus iets wat bestuursorganen kunnen aanvragen. Zij doelt op een praktijk die gegroeid was in samenwerking tussen politie en bijvoorbeeld autoverhuurbedrijven. Als zo'n autoverhuurbedrijf een niet-pluisgevoel had, kon het de politie bellen om te vragen met wat voor iemand zij te maken hadden. Dan zei de politie dat ze dat niet konden vertellen, maar dat ze wel konden zeggen of het goed of niet goed was: groen of rood. Daar kon zo'n autoverhuurbedrijf dan het een of ander mee doen. Daar is de desbetreffende korpschef vorig jaar op aangesproken door de Autoriteit Persoonsgegevens, in mijn ogen terecht. Als je zoiets wilt doen, dan moet dat goed gereguleerd en beschreven zijn. We kijken op dit moment met politie en lokaal bestuur wat er nodig is om zoiets beter te regelen. U vraagt: kan dat doorgang vinden? Nou, niet op de oude manier dus, maar we kijken wel naar nieuwe wegen om dat beter gereguleerd vorm te geven.

Wat betreft de screening ga ik iets dieper in op de vraag die mevrouw Kuiken had, namelijk of de verklaringen omtrent gedrag van belang zijn, ook voor politieke ambtsdragers. Er bestaan nu al mogelijkheden voor politieke partijen om die op te vragen bij bijvoorbeeld de vorming van lijsten. Mijn eigen ervaring is dat ik zelf in de rij heb gestaan voor het Haagse stadhuis toen ik mij kandideerde voor de VVD-lijst. Het zou natuurlijk heel goed zijn als alle politieke partijen dat zouden doen, maar je zou ook op gemeentelijk niveau het een en ander kunnen vormgeven. Dat is wat we op dit moment met BZK doen. Je zou willen dat je voor bepaalde functies, met name kwetsbare functies die in of tegen het veiligheidsdomein aan liggen, niet alleen een screening doet op basis van justitiële informatie – is iemand veroordeeld? – maar dat je wellicht ook breder kunt kijken naar politie-informatie. Is iemand in beeld bij een onderzoek? Je zou ook willen kunnen kijken naar informatie die samenhangt met handhaving in het bestuursrechtelijke kader. Dan zijn er formeel misschien geen veroordelingen, maar iemand kan wel te maken hebben gehad met bestuursrechtelijke maatregelen, die wel degelijk relevant zijn bij de toekenning van een vog. Dus ook daar proberen we om het heel concreet wat verder uit te breiden. Voorzitter, dat waren mijn antwoorden op de vragen die betrekking hebben op screening en integriteit.

Tot slot was er nog een vraag over de rechtspraak, de lange doorlooptijden en de capaciteit aldaar. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Buitenweg, die het punt aanroerde. Dat is ook de reden waarom wij hebben gezegd dat ook de rechterlijke macht in het strategische beraad moet komen te zitten. Het maakt namelijk niet uit met wat voor vorm van criminaliteit je te maken hebt. Je moet ook hierbij gewoon een ketenbenadering toepassen. Als politie en OM het een en ander doen, moet het stokje goed worden overgepakt als het naar de rechterlijke macht toegaat. Hier spelen specifiek een aantal dingen. Bij ondermijning heb je heel vaak te maken met zeer complexe zaken, die al een lange aanloop kennen voordat ze op zitting komen. Maar ook op zitting vragen ze vaak heel veel tijd. Het verzoek was om concreet een inkijkje te geven in de dingen waar we over nadenken. Wat kan de rechterlijke macht doen – het initiatief ligt daar – om bijvoorbeeld expertise op dit terrein meer te bundelen? Criminelen zijn vaak zeer goed uitgerust, vaak ook met een heel leger duurbetaalde advocaten. Wij moeten er gewoon voor zorgen dat onze beste mensen daartegenover staan.

Het tweede wat we willen bekijken, is wat er aan kwetsbaarheden in het strafproces zit. Dan doel ik op mogelijkheden om zand in de raderen te strooien en tijd te rekken, waardoor dit soort dingen heel erg lang duren. Ik wil heel graag die discussie met u aangaan. Dat is best een gevoelige discussie, want dan ga je ook kijken naar allerlei bevoegdheden in het strafproces die er zijn om verdachten de mogelijkheid te bieden hun recht te halen en stukken toe te voegen aan het proces et cetera. Maar als er misbruik wordt gemaakt van dat soort procedures denk ik dat wij onze ogen daar niet voor moeten sluiten. Ook op dat vlak kunt u dus in de totale aanpak van ondermijning voorstellen van ons verwachten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee eindigt de eerste termijn en komen wij toe aan de tweede termijn. Gezien de tijd geef ik één minuut spreektijd. Het woord is om te beginnen aan mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Dit is een belangrijk debat over georganiseerde criminaliteit. Er volgen nog een aantal brieven en er liggen voornemens. Desalniettemin vind ik het toch belangrijk om in dit debat niet alleen aan te geven wat de signalen zijn die ik hoor vanuit de samenleving. Ik wil er ook mijn eigen politieke gevoel bij neerleggen. Daarom heb ik besloten om een VAO aan te vragen. Graag na het reces, voorzitter. Ik twijfel niet aan de intenties en de ambities, maar het is zaak om elkaar scherp te houden.

Ik wil daar nog één slotopmerking bij maken. Laten we niet meer een achterhoedegevecht voeren over de rol en de positie van de burgemeesters met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit en de openbare orde. Ik draai al elf jaar mee in de politiek. Ik heb alle discussies gevolgd. De rol van de burgemeester is echt al fundamenteel veranderd. Het is niet meer alleen burgervader zijn. Het vraagstuk is nu veel meer hoe we ervoor zorgen dat de burgemeesters samen met alle andere partners in het veiligheidsdomein voldoende middelen en wettelijke mogelijkheden krijgen om hun taak op een goede manier in te vullen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. Dank aan de ministers voor de beantwoording van de vragen. Ik ben blij te horen dat de Minister van Justitie blij is met het actieplan, dat verwelkomt en ermee aan de slag wil gaan. Uiteraard begrijp ik dat daarvoor overleg gepleegd moet worden met collega's, want het is een plan dat meerdere terreinen raakt. Ik zou wel heel graag van de Minister op gezette tijden op de hoogte worden gehouden van de uitvoering en van hoe het gaat. Ik denk dat de Minister daar een brief over zou kunnen sturen. Ik vraag hem die toezegging dan ook te doen.

Ik ben ook blij met de toezegging om te kijken naar ontneming. Ik denk dat dit echt een cruciaal punt is in het versterken van het afpakken. Dank daarvoor.

Voorzitter. Ik kan mij vinden in de hoofdlijnen van de ondermijningsagenda, zoals die er nu ligt. Er is één overheid, er is integrale samenwerking en we bekijken welke informatie we kunnen delen. Vooral slim opereren is de sleutel om te komen tot succes. Ik zou de Minister willen oproepen vooral heel goed te kijken naar de ideeën en de kennis op de werkvloer. Er is namelijk ontzettend veel kennis aanwezig. Die moeten we volgens mij gebruiken. Het is goed dat er een strategisch overleg wordt opgezet om dat te gaan doen, maar houd vooral die aansluiting.

Het is terecht dat de Minister wil waken voor versnippering van het geld dat we willen inzetten, want dat gevaar zie ik ook.

Ik ben blij dat mevrouw Kuiken al gevraagd heeft om een VAO, want ik heb zelf ook een aantal punten. Vooral bij de ontnemingsaanpak zie ik wel wat mogelijkheden tot aanscherping.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De bescherming van getuigen is van heel groot belang voor de aanpak van georganiseerde misdaad, maar dat gaat nu nog niet goed genoeg. Ik heb daar echt meerdere voorbeelden van. Hoe garandeert de Minister de veiligheid van getuigen? Het gaat mij dus niet om een WODC-onderzoek dat gaat over het verruimen van toezeggingen. Het gaat over getuigen die zich nu bedreigd en niet beschermd voelen. Is de Minister bereid om te onderzoeken hoe dat nu loopt?

Bij het afpakken moet het doel volgens mij zijn dat in iedere strafzaak waarmee geld verdiend is, afgepakt wordt. Maar als ook het OM zegt dat we nu nog lang niet zover zijn, dan is mijn vraag aan de Minister wanneer we dat wel zijn. Heel simpel.

Tot slot, voorzitter. Ik stond niet voor niets zolang stil bij de tekorten bij de recherche. Ik zeg nog een keer dat ik daar echt bezorgd over blijf. Want het is heel simpel: zware georganiseerde criminaliteit moet gewoon altijd worden aangepakt. Dat kan nu niet vanwege de tekorten. Dat moeten we echt oplossen en heel kritisch volgen. Ik wil dat de Minister daarover echt in gesprek blijft, vooral met de werkvloer zelf, dus met de politiebonden, de agenten en de rechercheurs, de helden van de opsporing. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. «Wij zijn geen narcostaat», zegt de Minister. Vervolgens komt hij met een aantal voorbeelden van wat er gebeurt: zware misdrijven die slachtoffers maken, het bedreigen van officieren van justitie en bestuurders. Dan denk ik: het is geen Mexico aan de Noordzee, maar hier zitten toch echt wel elementen van ondermijning in en zaken die je onder het begrip «narcostaat» zou kunnen plaatsen. Dan bevind ik mij in goed gezelschap, want toenmalig plaatsvervangend korpschef, de heer Bik, vond dat ook. Hij zei dat tijdens het politiedebat op 19 september vorig jaar. Dat is nog niet zolang geleden.

Dat is een bruggetje naar de definitie van het begrip «ondermijning». Er is een onderzoeksrapport van de Politieacademie. Op pagina 225 staat heel mooi de titel «sluipend gif». De Minister kan dat zelf raadplegen. Daar staat een goed begrip in en daar staat bij dat het ook een maatschappelijk probleem is. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik haak daar nog bij aan dat de burgers daar natuurlijk ook bij betrokken zijn. Zij moeten zich vrij voelen om aangifte te doen en misstanden te melden. Dat is weer een bruggetje naar de capaciteit van de recherche. Want ze moeten wel zien dat er iets mee gebeurt. Maar daar komen we nog over te spreken.

Ik ben blij met de toezegging dat er overleg plaatsvindt over een generieke strafbaarstelling van groepen precursoren. Zou de Minister dat kunnen meenemen in de brief die voor het einde van het voorjaar van dit jaar komt? Ik hoor graag of dat kan.

Tot slot is de vraag over de aparte strijdkas voor het afgepakte vermogen nog open blijven staan. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel voor het woord, voorzitter. Ik dank de ministers voor de reactie in de eerste termijn en de antwoorden op onze vragen. Ik wil onderstrepen wat de Minister heeft gezegd over het functioneren van de politie en recherche in Nederland, ook in internationale vergelijking. Ik heb de lijst waar de Minister op doelde, er even bij gepakt. Daarop doen we het inderdaad heel erg goed. Er is één puntje waarop we echt nog een tandje bij kunnen zetten en dat doet dit kabinet ook. Dat is op het gebied van de capaciteit. Ik verwacht daar goede resultaten van.

De ChristenUnie kan de aanpak van dit kabinet van de georganiseerde criminaliteit volledig ondersteunen. Dat spreek ik hier ook heel graag uit. Ik sluit mij aan bij de opmerking van collega Groothuizen om op gezette tijden de voortgang te kunnen meten en volgen. Daar laat ik het nu bij. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Rutte.

De heer Arno Rutte (VVD):

Voorzitter. Dank u wel. Als criminelen zwaardere wapens gaan inzetten en de aard van de criminaliteit daardoor verandert, passen wij het wapenarsenaal van de politie daarop aan. Afgelopen vrijdag hadden we een werkbezoek waarbij we konden zien dat er met name voor de echt zware terreur zwaardere wapens worden ingezet. Maar dat geldt natuurlijk ook voor de ondermijnende criminaliteit. Niet dat je dan een groter pistool moet hebben, maar het gaat wel om de bewapening van politie en andere overheidsdiensten op met name het gebied van gegevensuitwisseling. We hebben daar net een interruptiedebatje over gehad. De Minister zegt dat we er echt alles aan doen. Er komt een wet in verband met gegevensverstrekking in samenwerkingsverbanden. Die is extreem belangrijk. Ik zou graag zien dat die met spoed naar de Kamer komt. Ik ben benieuwd wanneer dat op zijn vroegst zou kunnen.

Los daarvan blijft er wel een ander punt. Bij een werkbezoek in Eindhoven hoorden we dat één kantoor van de Belastingdienst heel erg meewerkt met de gegevensverstrekking, maar alle anderen niet. Er was maar één kantoor dat het wel deed. Ik hoor dat er wordt samengewerkt met de Staatssecretaris van Financiën. Laat dat ook alstublieft prioriteit hebben. We kunnen ons niet permitteren dat we de georganiseerde criminaliteit met de handen op de rug tegemoet treden.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ook ik wil de ministers danken voor hun antwoorden. Ik vind het wel van belang dat we echt kijken naar de rol van de burgemeester. Hij is een burgervader en misschien ook een sheriff. Dat is van belang, omdat we ook aan het kijken zijn naar zaken zoals eventueel een gekozen burgemeester. Hoe versterken we de rol van de burgemeesters als hoeders van integriteit? Ze kunnen in de politiek ook een speelbal worden. Dat zijn allemaal afwegingen die cruciaal zijn.

Ik zou nog van de ministers willen weten of daarbij ook bekeken wordt wat de extra bestuursrechtelijke maatregelen betekenen voor de financiën, zoals ik ook al eerder zei, en ook voor de zeggenschap over de politie.

De ondernemingsschikking kan gewenst zijn, zei de Minister. Daar kan een keuze voor gemaakt worden. Is dat alleen gewenst in gevallen dat het strafrechtelijk niet rond te breien is of zijn er ook andere redenen voor?

Dan heb ik nog een punt.

De voorzitter:

Nog één.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Nog één, oké. Door een offensiever beleid, waar ik dus in principe wel voor ben, kunnen er ook bonafide mensen benaderd en soms benadeeld worden. Belangrijk is dat daar oog voor is, ook in de bejegening van de politie en in de zorg dat er mogelijkheden zijn om verhaal te halen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer. Ten slotte mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank, voorzitter. Goed dat de Minister de loftrompet steekt over de politie. We kennen het programma «Freek in het wild». In Brabant kennen we ook «Freek in de misdaad». Dat is een betrokken agent die ons als commissie heeft laten zien waar hij elke keer voor staat. Hulde aan dit soort mensen!

Ik dank de Minister voor zijn toezegging om bij het landelijk strategisch overleg specifiek aandacht te laten besteden aan de vakantieparken.

Even concreet ten aanzien van de Bibob: wordt dan ook goed geregeld dat gemeenten onderling hun informatie kunnen delen?

Ten aanzien van het stoplichtmodel wil ik de Minister wijzen op wat in het tijdschrift Blauw staat. Daar wordt de hemel verwacht van het stoplichtmodel, ook ten aanzien van de recreatieparken. Als het niet meer mag, mag het daar dus ook niet.

Dan nog een partypooper. Er staat nog steeds een debat op de agenda genaamd: Nederland narcostaat. Dat heb ik zelf aangevraagd.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik neem aan dat de bewindspersonen meteen kunnen antwoorden. Gaat uw gang. Het woord is aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. U ziet dat mijn boekje een stuk kleiner is dan de papierstapel in eerste termijn, dus dat moet vrij snel kunnen gaan.

Ik begin bij de opmerkingen van de leden Kuiken en Buitenweg over de rol van de burgemeester. Inderdaad, we moeten met elkaar praten over de vraag hoe je de burgemeester de juiste mogelijkheden en middelen geeft om zijn rol te kunnen vervullen. Ik vind het geen achterhoedegevecht – dat zeg ik er eerlijk bij – om juist van de burgemeesters te horen hoe zij die rol het meest effectief willen invullen, ook in het licht van de andere rollen die zij hebben. Maar nogmaals, ik heb u toegezegd dat we voordat de eerste helft van het jaar voorbij is, in een brief terugkomen op onder andere dit punt en ook op de andere punten. Dan moeten we daar met elkaar in deze Kamer verder over debatteren.

Dan heeft de heer Groothuizen en ik meen ook mevrouw Van der Graaf verzocht om op gezette tijden met een brief over de voortgang te komen. Dat wil ik bij dezen toezeggen.

De heer Van Nispen heeft nog gevraagd of in elke zaak standaard een ontnemingsvordering ingesteld wordt. Zo niet, wanneer is dat zover? Welnu, de aanwijzing afpakken bevat dat uitgangspunt al. In iedere strafzaak met financiële aspecten moeten de mogelijkheden van ontneming ook daadwerkelijk meegenomen en onderzocht worden. U kunt dat ook vinden in de brief van 29 juni 2011. Dat is een heel oude brief; nog van mijn ambtsvoorganger.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is heel goed dat dat op papier staat. Maar het hoofd van het functioneel parket zegt: dat is nog niet de praktijk; zover zijn we nog lang niet. Mijn vraag aan de Minister was nou juist niet wat er op papier staat, maar wanneer we in de praktijk zover zijn dat er bij iedere strafzaak waarin geld is verdiend, ook een afpakvordering volgt.

Minister Grapperhaus:

Ik zal het punt dat u nu aan de orde stelt, meenemen. Ik kom daarop terug in de eerder aangekondigde brief. Ik denk dat het goed is dat we daar duidelijkheid over hebben. Over de tekorten bij de recherche heb ik in eerste termijn al het nodige gezegd. Ik onderschrijf dat en ik kan u ook zeggen dat ik direct na dit overleg doorga naar een van de districtsrecherches om daarover ter plaatse met de mensen op de werkvloer te spreken. Dan hebben we het meteen over de werkvloer, omdat de heer Groothuizen daarover nog iets zei in het licht van een pleidooi om dit goed te laten aansluiten op de werkvloer. Nou, juist daarom is er zo'n operationeel team ingesteld wat bij die aanpak van ondermijning moet zorgen voor goede aansluiting op de werkvloer en niet voor allerlei bureaucratische dingen die in de weg staan.

De gegevensverwerking samenwerkingsverbanden gaat dit voorjaar in consultatie. Dan zal de Kamer daarvan uiteraard vernemen. Mevrouw Helder stelde een vraag over het meenemen van groepen precursoren. Ik kan u in ieder geval zeggen dat we over de voortgang zullen berichten. Maar ik kan geen definitieve datum noemen. Dan eindig ik, omdat het woord een paar keer is gevallen, met het volgende. Niet voor niets heeft een aantal van u mij de metafoor voorgehouden die ik maakte met stripheld Lucky Luke. Dat is zoals gezegd niet voor niets gedaan, omdat Lucky Luke in een aantal van zijn verhalen, nadat hij heeft ingegrepen, ervoor zorgt dat de weerbaarheid van de gemeenschap toeneemt. Dat vind ik een heel belangrijk punt. Juist ondermijning gaat erover dat veiligheid en weerbaarheid voor mensen ondergraven worden. Daar moet ik als Minister van Justitie en Veiligheid voor staan. Ik hoop daar uw steun in te krijgen om daar zo veel mogelijk op in te zetten. Laten we niet gaan vervallen in etikettering, laten we er echt voor zorgen dat de weerbaarheid van de mensen in de veiligheid weer op de eerste plaats staat. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De Minister voor Rechtsbescherming heeft nog één vraag te beantwoorden.

Minister Dekker:

Ja, voorzitter, dat kan heel kort, in reactie op mevrouw Van Toorenburg. Even los van in welke wetten we het gaan regelen, want het is volgens mij niet het meest relevante of het nou de Wet Bibob of de Wet Informatievoorziening Samenwerkingsverbanden is. We gaan drie dingen doen. We willen de mogelijkheden om onderzoek te doen in specifieke gevallen naar mogelijke gevaren uitbreiden. Dat is dus de scope van alles wat met Bibob te maken heeft. Twee, we willen de mogelijkheden vergroten om interbestuurlijk informatie uit te wisselen. Dat kan via de informatiewet, maar wellicht ook via de Wet Bibob. Daar zitten nu ook al wat haakjes in. En het derde, wat voor mij het stoplichtmodel is waaraan u refereert, maar dat is dan weer net wat anders dan de Bibob: kun je net als voor gemeenten ook voor bepaalde kwetsbare sectoren – denk aan verhuurders van bedrijfspanden of van busjes – iets doen dat zij, als zij het niet pluis vinden, ook ergens terecht kunnen. Daar was improvisorisch dat stoplichtenmodel voor bedacht. Nou, dat is echt veel te ongeregeld. Op dit moment wordt gekeken wat voor gereguleerde vormen je daartegenover zou kunnen zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik de Minister van Justitie en Veiligheid vragen om nog even plaats te nemen, want er is nog een interruptie van mevrouw Helder, die ik even over het hoofd had gezien.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Nog steeds staat de vraag open van die aparte strijdkas voor gemeenten, waarvan ze zo graag gebruik zouden willen maken. Dat mag niet worden verward met het ondermijningsfonds. Want de Minister heeft daarover in een debat...

Minister Grapperhaus:

U bedoelt dat revolverende fonds?

Mevrouw Helder (PVV):

In een debat van juni vorig jaar hebt u gezegd: ik zal de Kamer begin 2018 laten weten of een andere invulling van de businesscase mogelijk is en een afpakfonds toch rond te rekenen zou zijn. Het gaat erom dat wat gemeentes aan criminele winsten hebben afgepakt, in die aparte strijdkas kan worden gestort, te gebruiken voor de bestrijding van ondermijning.

Minister Grapperhaus:

Het is misschien goed om even in algemene zin te zeggen wat hierover is afgesproken in het regeerakkoord. Er is gezegd dat de opbrengsten uit boetes en transacties – dat was al zo – maar ook uit ontnemingen naar de algemene middelen gaan. Wat is daarvan het grote voordeel? Dat is tweeledig en het gaat om twee dingen die met elkaar verbonden zijn. Dat heeft dus twee voordelen. Het eerste is dat je niet gaat krijgen dat het het ene jaar heel veel is en het andere jaar heel weinig. Dan kunnen we in een bepaald jaar ineens minder doen. En het tweede voordeel is dat je oneigenlijke prikkels krijgt, want dan gaan overheden, of het nou het OM of de burgemeester is, ineens sturen op de dingen waaruit ze denken meer geld te halen. Dat moet niet de bedoeling zijn. Om die redenen is daar niet voor gekozen, en ook niet voor zo'n afpakfonds. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer. De toezeggingen kunt u allemaal teruglezen in het toezeggingenregister. Er is een VAO aangevraagd, met als eerste spreker mevrouw Kuiken. Ik wens u allen een mooie dag.

Sluiting 13.02 uur.