Kamerstuk 29683-38

Verslag van een algemeen overleg

Dierziektebeleid

Gepubliceerd: 22 juli 2009
Indiener(s): Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: dieren landbouw
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29683-38.html
ID: 29683-38

29 683
Dierziektebeleid

nr. 38
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 juli 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 2 juli 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 6 maart 2009 inzake implementatie EU-verordening 21/2004 I&R schapen en geiten (29 683, nr. 25).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Atsma, Waalkens, Snijder-Hazelhoff, Polderman en Schreijer-Pierik

en minister Verburg, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Welkom. Enkele van de aanwezige Kamerleden en van de mensen op de publieke tribune heb ik zojuist bij de jaarlijkse barbecue gezien. Er staat voor dit overleg twee uur gepland, maar het hoeft niet langer te duren dan nodig is.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Op verzoek van de sector schapen- en geitenhouderij spreken wij vandaag over het systeem voor identificatie en registratie (I&R) voor schapen en geiten. Wij zijn er door mensen in die sector namelijk op gewezen dat er toch wat haken en ogen zitten aan het sluitend krijgen van zo’n systeem. De minister heeft hierover een brief geschreven. Een uur voordat dit overleg begon, bezocht ik de jaarlijkse barbecue voor Kamerleden. Toen daar alle mogelijke stukken en bouten werden geserveerd, zag ik ook alle sectoren even langskomen. Het goede nieuws dat daaruit mijns inziens naar voren kwam, is dat alle betrokkenen in de schapensector – die heel breed is – redelijk op één lijn lijken te komen. Ik formuleer dit op dezelfde voorzichtige manier als waarop men mij dit heeft gezegd. Dat is goed, want als men het onderling eens is, hoeft de Kamer zich er hopelijk niet of nauwelijks mee te bemoeien.

De CDA-fractie is een groot voorstander van een sluitend I&R-systeem voor de schapen- en geitenhouderij. Ik hoef de voordelen en het belang van zo’n systeem niet te duiden. De druk door de dierziektes, maar ook de recente discussie over de Q-koorts, spreken boekdelen. Wij maken ons wel zorgen over het sluitend krijgen van het systeem. Wij gaan ervan uit dat er bij de introductie van het systeem aandacht zal zijn voor de lessen die zijn geleerd bij met name de introductie van een I&R-systeem in de rundveehouderij. De schapen- en geitensector is een veel bredere sector dan de rundveehouderij, met veel meer dierhouders. Dit is een erg complexe sector met vele tienduizenden dierhouders. Iedereen moet meedoen. Het laatste is onze stelling, maar ook de stelling van de sector zoals die bij ons is geweest. Naar wij aannemen zijn de kinderziektes uit het systeem gehaald.

Het is goed dat de minister voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen een termijn van zes maanden heeft gekozen. Daardoor ontstaat ruimte voor een aantal ontwikkelingen die mijns inziens vooral voor het dierenwelzijn van groot belang zijn. Ik heb het hierbij uiteraard over de lammeren.

Als ik het heb over lammeren, moet mij het volgende van het hart. Het gaat over een punt dat niet op de agenda staat. Tijdens de barbecue deze middag hoorden wij van alle kanten berichten over een aantal aanpassingen dat via de Staatscourant is afgekondigd en waarmee niet alleen de schapenhouderij, maar ook de varkenshouderij en de rundveesector als door een donderslag bij heldere hemel worden geconfronteerd. Het gaat om aanscherpingen van bepaalde transportverordeningen. Voor de schapen geldt hierdoor dat de minister enerzijds wat verruiming biedt door voor een periode van zes maanden te kiezen, maar anderzijds beperkingen oplegt via deze aanscherping van de transportverordening. Je moet je afvragen of deze aanscherping het dierenwelzijn dient. Ik heb er nog maar pas kennis van kunnen nemen, waardoor ik nog niet alle ins en outs op een rijtje kan zetten. Vorig jaar zomer ben ik nog met een AID’er op stap geweest. Die heeft mij toen uitgelegd waarom schapen op een heel bepaalde manier moeten worden getransporteerd. Dat gebeurt juist vanwege het belang van het dieren en om letterlijke brokken te voorkomen. Mijn fractie begrijpt in dit verband niet waar nu ineens deze aanscherpingen van deze transportverordening vandaan komt. Dit kan grote consequenties hebben voor bepaalde bedrijven.

De minister wil de verplichting laten vervallen om een bedrijfsregister bij te houden. Dat is prima. Vervoersdocumenten blijven verplicht. Wat zijn op dit punt de mogelijkheden van internet? Mijn fractie heeft eerder al gezegd dat het erg goed zou zijn als alle ondernemers in de primaire sector de beschikking krijgen over snel breedbandinternet. Ook hierbij speelt dat een rol.

Mijn fractie dringt er bij de minister zeer op aan om de mogelijkheid te scheppen om weidelammeren via verzamelplaatsen te laten verhandelen. Ik heb begrepen dat de minister daarover nog nadenkt. Uiteraard moet dit met een goed kwaliteitssysteem worden geborgd. Sectorbreed vindt men echter dat hiervoor mogelijkheden moeten komen.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Er staan twee brieven op de agenda. De eerste gaat over het I&R-systeem voor schapen en geiten, de tweede over dierenwelzijn in de kleine sectoren. Ik begin met het I&R-systeem. Mijn fractie vindt de komst van een sluitend I&R-systeem van uitermate groot belang. De Europese verordening die lidstaten verplicht om zo’n systeem te implementeren, moet het overdragen van belangrijke gegevens binnen de staten van de EU vergemakkelijken.

De voorzitter: U had het zojuist over twee brieven op de agenda. De tweede brief is echter al besproken.

De heer Waalkens (PvdA): Dat is goed. Het is dus van belang dat de Europese landen hun gegevens uitwisselen uit de verschillende identificatie- en registratiesystemen. De heer Atsma wees op een gesprek dat wij voerden met vertegenwoordigers van de sectoren. Men was het daar eens over het belang van het systeem, maar de verdeling van de kosten levert nog problemen op. Wat is de stand van zaken op dat punt? Met name voor de hobbydierhouders vormt de financiering een probleem. Het systeem kan alleen sluitend worden als iedereen meedoet.

Mijns inziens wordt de Europese richtlijn door de implementatie omgezet in een verordening van een productschap. Bron ervoor is de Europese richtlijn, maar ook de interpretatie van de Nederlandse regelingen. Ligt de productschapsverordening al voor, zodat die kan worden doorgevoerd?

In de overgangsperiode van zes maanden zullen twee systemen naast elkaar bestaan. Beide systemen moeten worden gecontroleerd. Hoe houden wij daarbij de administratieve lasten binnen de perken? Is het wellicht verstandiger om een kortere slag te maken? Bedrijven die betrokken zijn bij de handel en het transport, zouden zo snel mogelijk de omslag moeten maken naar het nieuwe systeem.

De heer Atsma heeft al gesproken over de aanpassing van de beleidsregels over transport. Ook ik heb op de barbecue gehoord dat dit voor de betrokkenen als een donderslag bij heldere hemel is gekomen. Mij valt vaker op dat de communicatie tussen de sectoren enerzijds, en de Voedsel- en Warenautoriteit en dus ook het ministerie van LNV anderzijds, niet altijd optimaal is. Ik kan mij voorstellen dat je het gevecht dat je hebt verloren, probeert alsnog te winnen via een andere weg. Toch constateren wij regelmatig dat de communicatie over werk dat onderhanden is, niet optimaal is. Ik vind dat er iets meer regie zou mogen komen op het punt van communicatie over onderhanden werk. Uiteindelijk komt onderhanden werk weer bij de Kamer terug. Wij kunnen sanctioneren of faciliteren. Het gerommel met de communicatie op te veel dossiers baart mijn fractie wat zorgen.

Minister Verburg: Ik probeer het echt te snappen, mijnheer Waalkens, maar ik begrijp niet waar u nu op doelt.

De heer Waalkens (PvdA): Ik doel op het onderwerp waarover ook de heer Atsma sprak, namelijk de plotselinge aanpassing van de beleidsregels voor het transport. De sector is overvallen door de publicatie ervan in de Staatscourant. Procedureel is dit misschien nog wel juist, want de minister kan een ministeriële beschikking treffen. Wij zien echter te vaak en op te veel dossiers dat het overleg met de partijen aan alle kanten verliezers oplevert, omdat men elkaar niet goed informeert.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik ben het met de voorgaande sprekers eens dat de jaarlijkse barbecue zeer informatief was. Wij werden weer even goed bij de les gebracht.

Door de Europese verordening moeten wij per 1 januari 2010 een elektronisch I&R-systeem hebben ingevoerd. Wij willen zo’n systeem allemaal en ik heb begrepen dat inmiddels iedereen het belang ervan inziet. Tot voor kort waren er hier en daar wat randverschijnselen, waardoor niet iedereen helemaal op hetzelfde spoor zat. Dat lijkt nu niet meer het geval te zijn. Wij moeten daarom nu snel doorpakken. Door een juiste communicatie moet de gang erin worden gehouden. Per 1 januari 2010 moeten wij vol van start kunnen gaan.

Voor het sluitend maken van het systeem blijven de hobbydierhouders een punt van zorg. Toch moet het allemaal per 1 januari van start gaan. Ook de financiering is nog niet rond. Ik hoop van ganser harte dat de minister ook daarover met de sector overeenstemming bereikt in goed en breed overleg. De basis is rond; een deel van het geld komt van het ministerie en een deel is artikel 68-geld.

Als per 1 januari 2010 wordt gestart, moet tegelijkertijd ook de slag worden gemaakt met het verzamelen van de weidelammeren. Dit is namelijk een en-enverhaal. Mijns inziens is het op deze manier ook aan de sector beloofd.

Ook ik heb tijdens de barbecue gehoord dat de sector is overvallen door aanscherping van de regels rond transport. Ik begrijp niet hoe dat kan. De wijziging van de tussenhoogten van de vloeren heeft grote gevolgen voor veel transporteurs. Ik begrijp niet dat hierover niet eerst is gecommuniceerd. Op deze manier worden de onderlinge verhoudingen geschaad.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Wij hebben verzocht om een apart algemeen overleg over deze kwestie, omdat een aantal zaken ons zorgen baart. Een goede identificatie is onontbeerlijk voor een goed systeem van vaccinatie tegen risicovolle dierziektes. Het verloop van de MKZ in het verleden toont het belang van de registratie aan en een ziekte als blauwtong zorgt voor erg veel dierenleed. Als wij dat leed met inenting kunnen voorkomen, moeten wij dat niet nalaten. Juist voor deze besmettelijke ziektes is identificatie noodzakelijk. Behalve de blauwtong is er sinds kort ook de Q-koorts. Wij hebben het daarover deze week tijdens het vragenuur uitvoerig gehad. Met name vanwege de risico’s voor de humane gezondheid is dit een niet te onderschatten kwestie. Wij zijn het daarom volmondig eens met iedereen die wijst op het belang van een goede traceerbaarheid. De invoering van het systeem is eerder uitgesteld van 2008 tot 2010. Wij moeten nu niet nog langer uitstellen, zoals onlangs Groot-Brittannië voorstelde.

Het belang is dus onomstreden. Vervolgens is de vraag of elektronische identificatie haalbaar en gewenst is. De SP is voorstander van deze elektronische identificatie. Wij moeten moderne technieken niet willen uitsluiten. Vanwege de nodige onzekerheid in de sector heeft de commissie voor LNV een hoorzitting georganiseerd, waarbij alle partijen vertegenwoordigd waren. Er is sprake van een brede coalitie, die zich uitstrekt van kleine tot grote partijen. Alleen LTO Nederland heeft zich hierbij niet aangesloten. Ik heb goed proberen te luisteren, maar desondanks is mij niet geheel duidelijk geworden waarin het verschil van mening lag tussen de brede coalitie en LTO Nederland. Ik begrijp dat inmiddels het verschil tussen de standpunten steeds kleiner wordt. Naar ik hoop, blijft er weinig verschil van mening over.

Zoals zo vaak gaat dit type conflicten over geld. De sector, voorlopig dus met uitzondering van LTO Nederland, vraagt het ministerie van LNV om behalve de gereserveerde artikel 68-gelden ook 4,2 mln. beschikbaar te stellen. Er zou al 3 mln. toegezegd zijn. De sector vraagt dus nu nog om een extra bijdrage van 1,2 mln. Heeft de minister hierover al overeenstemming bereikt met de sector?

De SP-fractie is altijd terughoudend met het geven van directe bedrijfssteun. De overheid moet geen sinterklaas spelen. Ik draag echter het deel van de schapenhouders een warm hart toe dat een belangrijke rol speelt bij het onderhoud van ons landschap. Er zijn diverse schaapskuddes die in onze mooiste natuurgebieden een cruciale rol spelen. De kudde van de vereniging «Oos Mergelland Sjaop», is daarvan een goed voorbeeld, zonder andere kuddes tekort te willen doen. Vaak worden deze verenigingen door het inzamelen van oud papier en door ander vrijwilligerswerk op de been gehouden en zet men zich in voor het behoud van bijzondere rassen. Dit werk is ook in cultuurhistorisch opzicht van belang. Voor dit type kuddes moeten wij mijns inziens iets extra’s doen. Deelt de minister die opvatting? Kan zij zeggen hoeveel geld er nu al naar dit type natuurbeherende organisaties gaat?

De heer Atsma (CDA): Waar trekt de heer Polderman de grens? Hij heeft het over kuddes die het landschap onderhouden. Wat vindt hij van de schapen op de dijken van Groningen en Friesland? Moet er ook een bijdrage komen voor de schapen op de dijken in Noord-Nederland, vanwege de bijzondere bijdrage die zij daar aan het behoud van het landschap leveren?

De heer Polderman (SP): Dit is een buitengewoon lastige vraag. Ik snap dat de heer Atsma die stelt, want het is zijn taak om mij lastige vragen te stellen. Mijns inziens is er een verschil tussen enerzijds de landschappen die ook op een andere manier zouden kunnen worden begraasd, en anderzijds bijvoorbeeld heidelandschappen, waarvoor het schaap eigenlijk onontbeerlijk is. Als je op de heidevelden geen schaapskuddes laat grazen, zal het heideveld uit het Nederlandse cultuurlandschap verdwijnen. Draagt de overheid daaraan al bij? Wellicht kan de overheid zorgen voor vaccinatie tegen bijvoorbeeld blauwtong bij dit type kuddes.

De heer Waalkens (PvdA): De heer Polderman snijdt een interessant punt aan. Echter, volgens mij moet voor kuddes die binnen een begrazingsmodule worden ingezet, de verrekening plaatsvinden tussen de natuurorganisatie en de schapenhouder. Daarvoor zijn raamafspraken gemaakt. Pleit de heer Polderman nu voor extra financiering, bovenop het geld voor en de afspraken over de begrazingsmodules?

De heer Polderman (SP): Wij hebben het over identificatie en dierziektes. Ik vraag mij in dit verband af of de vaccinatie van dit type kuddes voor rekening van de Staat kan komen.

Ik sluit mij aan bij de vragen die door mijn collega’s zijn gesteld over de weidelammeren.

Ik heb mij laten vertellen dat de totstandkoming van de centrale database niet helemaal op schema ligt. Vindt de minister met mij dat deze achterstand geen reden mag zijn om tot verder uitstel van het I&R-systeem te komen? Hoe zal de achterstand worden ingehaald?

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de bijdragen in eerste termijn. Wij hebben het vandaag over de implementatie van een Europese verordening. Zij krijgt kracht van wet op 1 januari 2010. De lammeren die vanaf die datum worden geboren, dienen een elektronische transponder te dragen die wordt ondersteund door een van de twee identificatiesystemen. Ik heb besloten om in Nederland alle mogelijke en toegestane identificatiemiddelen te implementeren. Dat betekent dat behalve het bekende elektronische oormerk en de elektronische maagbolus, ook de elektronische pootband is toegestaan. Verder zijn het elektronisch injectaat en de niet elektronische tatoeage toegestaan. De elektronische pootband en het elektronisch injectaat worden toegelaten om ervaring mee op te doen, zodat de Europese Unie hierover uiteindelijk een definitief besluit kan nemen. Dieren met een elektronische pootband, een injectaat of een tatoeage zijn uitgesloten van intracommunautaire handel. In de communicatie zetten wij voluit in op het op de hoogte brengen van de eigenaren hiervan. Hiermee krijgen de houders de beschikking over een groot aantal identificatiemiddelen en is er voor elke doelgroep een passende vorm.

Registratie houdt in dit verband in dat alle dieren vanaf de geboorte of import tot de dood, de slacht of export, in een centrale databank staan geregistreerd. Ook staan alle verblijfplaatsen en verplaatsingen geregistreerd. De verordening laat het aan de lidstaten over, zelf te bepalen of de dieren individueel in een centrale databank worden geregistreerd, of anderszins. Als alternatief wordt toegestaan deze administratie te laten plaatsvinden bij de houder in een bedrijfsregister. In Nederland hebben wij ervoor gekozen om de dieren individueel in de centrale databank te registreren. De gegevens die op grond van de verordening in het bedrijfsregister zouden moeten worden opgenomen, staan straks ook in deze centrale databank. De verordening biedt in dit geval de mogelijkheid om de verplichting tot het bijhouden van een bedrijfsregister te laten vervallen. Daaraan zal ik uitvoering geven.

Om verschillende redenen heb ik gekozen voor het centraal en individueel registreren. In de eerste plaats biedt dit een snellere en betrouwbaardere traceringsmogelijkheid in geval van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte of een probleem met de voedselveiligheid. Afgelopen dinsdag heb ik nog met de Kamer van gedachten gewisseld over de Q-koorts. Toen is weer gebleken hoe geweldig belangrijk het is om de identificatie en registratie handen en voeten te geven. Het lijkt mij goed dat wij dat belang vanmiddag met elkaar onderstrepen. In de tweede plaats genereert centrale en individuele registratie een hogere kwaliteit van de gegenereerde diergegevens. In de derde plaats is er een betere controlemogelijkheid op de naleving van de verzamel- en de preventieregelgeving doordat het totaal van de verplaatsingen beter in beeld komt. In de vierde plaats ondersteunt een dergelijke registratie de mogelijkheid voor individuele vaccinatie. De heer Ormel stelde afgelopen dinsdag in de Kamer de vraag of er voldoende vaccinatiemiddelen waren. Ik heb deskundigen op dit gebied gevraagd hoeveel er nodig is voor een deels verplichte en deels vrijwillige vaccinatie. Mij is gebleken dat sommige Kamerleden, en ook anderen in de samenleving, uitgaan van totaal andere cijfers dan de cijfers die ik van de deskundigen hoor. Het is dus van groot belang om goed zicht te hebben op de gegevens, ook vanwege de vaccinatiemogelijkheid. In de vijfde plaats ondersteunt centrale en individuele registratie de verplichte levering van keteninformatie, gebaseerd op de hygiëneverordening. In de zesde plaats wordt het mogelijk om het verplichte bedrijfsregister bij de houder te laten vervallen. Daartoe heb ik inmiddels besloten. In de zevende plaats biedt deze registratie de mogelijkheid om het verplichte vervoersdocument te laten vervallen indien de houder de vervoersinformatie bij aanvang van het transport doorgeeft aan de centrale databank.

Ik ben mij ervan bewust dat de invoering van een elektronische identificatie en registratie leidt tot kosten voor de sector en de schapenhouders. Er zijn immers duurdere elektronische identificatiemiddelen nodig en eventueel moet ook uitleesapparatuur worden aangeschaft. Bovendien moet meer arbeid worden geleverd in verband met de individuele registratie in plaats van de huidige groepsregistratie. De directe kosten nemen hierdoor toe van 3,8 mln. tot 7,2 mln. per jaar. Bovendien is er sprake van invoeringskosten van de centrale databank en alle overige kosten die met deze invoering gepaard gaan. Deze kosten worden begroot op 5,1 mln. Dit zijn eenmalige kosten. Omdat de schapen- en geitensector een economisch kwetsbare sector is, heb ik besloten de sector te ondersteunen met gebruikmaking van artikel 68 van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik heb dit de Kamer eerder laten weten. Het gaat hierbij de komende vier jaar om een bedrag van 8,5 tot 9,5 mln. Daarmee worden de investeringen en het omnummeren bekostigd. Vanuit de LNV-begroting komt hierbij nog een bedrag van 3 mln. Daarmee worden de exploitatiekosten voor de eerste vier jaar deels gesubsidieerd. De sector zal echter zelf het resterende deel van de exploitatiekosten moeten opbrengen. Die kosten bedragen de komende vier jaar gemiddeld 1,75 mln. per jaar. Vanaf 2013 gaat het om 2,5 mln. per jaar. Voor een structurele financiële ondersteuning van exploitatiekosten, zoals bepleit door het Platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders, zie ik op dit moment geen mogelijkheden. De heer Polderman pleit ervoor om een onderscheid te maken tussen gewone schapenhouders en kuddes die een belangrijke bijdrage leveren aan de instandhouding van het landschap. Tegenover deze bijdrage staat vaak al een bekostiging of een vergoeding. Ik vind dat dierhouders op dit punt ook zelf een verantwoordelijkheid hebben. Ik vind dat ik een heel forse stap zet. Dat erkent de sector, die zich hierin in grote mate kan vinden. Ik ben wel bereid om met de sector te overleggen op welke manier de I&R-heffing vorm moet krijgen. Dit wil ik doen aan de hand van de regels uit het rapport «Maat houden». Hierbij past uiteraard het principe dat de gebruiker betaalt. Dat principe houden wij zo veel mogelijk aan, zodat een rechtvaardige verdeling van de kosten tussen de grote en de kleine houders ontstaat.

De huidige regelgeving staat geen verzameling van weideschapen en -lammeren toe anders dan voor slacht of export. Vanaf de verzamelplaats vindt volgens de huidige regels alleen afvoer plaats voor slacht of export. De hoofdreden van deze regel vanuit veterinair oogpunt is de slechte traceerbaarheid van schapen. Als in de huidige situatie ander transport van schapen en lammeren wordt toegestaan, raken wij het zicht kwijt. Met de komst van de elektronische identificatie en registratie in de schapen- en geitensector wordt deze traceerbaarheid overigens aanzienlijk verbeterd. Dat betekent dat ik de Kamer vanmiddag kan zeggen dat ik bereid ben om met de sector in gesprek te gaan. Ik wil de sectorpartijen uitnodigen om met een gedegen voorstel te komen voor een manier waarop deze vorm van verzamelen op een veterinair verantwoorde manier kan worden ingevuld. Ik zal vervolgens bezien of ik dit in de vorm van een kwaliteitssysteem mogelijk kan en wil maken. Ik nodig de sector daartoe uit, want ik vind dat die hierbij zelf als eerste aan zet is. Als de sector met een goed plan komt, ben ik bereid om een aanpassing van de regelgeving te overwegen. Behalve de veterinaire veiligheid en de handhaafbaarheid van het plan, neem ik in die overweging de volgende punten mee. De elektronische identificatie en registratie dient in de eerste plaats in de praktijk goed te worden nageleefd. Anders hebben wij er immers niets aan en is de traceerbaarheid vanaf de verzamelplaatsen nog niet gegarandeerd. In de tweede plaats dienen de kwaliteitssystemen preventie in de schapensector in de praktijk eveneens goed te functioneren. Dit is dus een uitnodiging aan de sector en een kans en mogelijkheid die ik zie.

De heer Waalkens heeft gevraagd of al een productschapsverordening voorligt. Die ligt niet voor en komt ook niet voor te liggen, omdat er sprake is van een ministeriële regeling ter zake. Deze ministeriële regeling zal rond 1 oktober worden gepubliceerd en op 1 januari 2010 in werking treden.

De heer Waalkens heeft gevraagd waarom er wordt gewerkt met twee systemen gedurende zes maanden. Hij vroeg of deze periode niet korter kan, ook in verband met de administratieve lasten die dit met zich brengt. De houders die dit willen, kunnen al vanaf 1 januari 2010 volledig overstappen op de nieuwe systematiek. Er zijn echter houders die dit graag later willen doen, na de aflammerperiode. Zij hebben hiervoor zes maanden de tijd. De keuze is in dezen dus aan de houders.

De heer Waalkens heeft gelijk als hij stelt dat communicatie belangrijk is. Er is een uitgebreid communicatieplan opgesteld om de sector tijdig en breed te informeren over de komende veranderingen. Een aantal van de activiteiten hiervoor is reeds opgestart. Zo heb ik overleg met de belangenbehartigingsorganisaties. Wij worden ook regelmatig uitgenodigd op ledenbijeenkomsten van de schapenstamboeken om de komende veranderingen toe te lichten. In de nieuwsbrieven van de Dienst Regelingen wordt aandacht besteed aan de veranderingen die op komst zijn. Ook op de Dag van het Schaap en op andere landbouwbeurzen is het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aanwezig om de komende veranderingen bij de schapen- en geitenhouders onder de aandacht te brengen. Verder wordt hieraan aandacht besteed in de agrarische media. Dit najaar zullen de schapen- en geitenhouders via een grootschalige campagne worden geïnformeerd over de details van de elektronische identificatie en registratie bij schapen en geiten.

De heer Atsma heeft er nog eens op gewezen hoe belangrijk het is dat ook op het platteland internetaansluitingen van goede kwaliteit mogelijk zijn. Hetzelfde heeft hij gedaan tijdens de health check. Ik heb al gesteld dat ik dat ook van groot belang vind, onder andere om een zorgvuldige communicatie met uitvoerende diensten van mijn ministerie mogelijk te maken, bijvoorbeeld met de Dienst Regelingen. Echter, voor de identificatie en registratie van schapen en geiten is internet geen noodzaak. Deze gegevens kunnen ook via een telefoonverbinding worden uitgewisseld.

De heer Polderman heeft gevraagd of het systeem op tijd gereed is. Het antwoord op die vraag is ja. Wij sturen erop dat het systeem op tijd gereed is. Ik ben het met de heer Polderman eens dat het systeem gewoon op 1 januari gereed moet zijn. Er zijn wat aanloopproblemen geweest. Een enkele keer komt dat voor bij ICT-trajecten ... Wij sturen erop dat op 1 januari 2010 voluit met het systeem kan worden gedraaid.

Er is gesproken over de stahoogten tijdens transport en de publicatie in de Staatscourant. Er is gepubliceerd omdat in de praktijk is gebleken dat veel runderen worden vervoerd met een onvoldoende stahoogte en dat hiertegen optreden slecht mogelijk was. Het gaat hierbij dus om handhavingsproblemen. Daarom heb ik in de beleidsregels rond dierenwelzijn een richtsnoer neergelegd over een minimale stahoogte voor runderen, varkens, geiten en schapen. Dit richtsnoer is geen extra regelgeving, maar is een verduidelijking van al bestaande regelgeving. Het richtsnoer is met name bedoeld als een extra instrument voor de toezichthouder. Juist vanwege eventuele disproportionele gevolgen van de beleidsregels voor de sector, is de mogelijkheid opgenomen voor de toezichthouder om hiervan af te wijken. Vele woordvoerders zijn op de barbecue geweest. Ik ben daar ook geweest. Het was gezellig op de ene barbecue, maar ook op de andere. Bij beide barbecues was het eten van goede kwaliteit. Ook ik ben daar mensen tegengekomen. Ik zal op mijn ministerie nagaan hoe dit is gegaan, want ik vind dat de woordvoerders terecht stellen dat een signaal vooraf gegeven had moeten worden. Ik zie mevrouw Snijder nu zeer verontwaardigd kijken. Dat hoeft zij mijns inziens niet te doen, want zo’n ramp is dit nu ook weer niet. Ik communiceer zorgvuldig met de sector. Soms krijgen organisaties niet helemaal hun zin, maar dat hoort bij overleg. Soms komen wij er niet uit en moet er een knoop worden doorgehakt. Ook dat vraagt de Kamer van mij. Ik moet regeren, zodat de Kamer mij kan controleren. Ik vind echter dat de communicatie in dit geval een tandje beter had gekund in de categorie «zorgvuldig». Dat betekent dat ik de komende weken hierover met de sector contact ga opnemen. Ik zal de sector hierover informeren en ik zal hierover het overleg zoeken. Ik zal daarna de Kamer via een brief over de uitkomsten ervan informeren. Die brief ontvangt de Kamer zeer waarschijnlijk tijdens haar zomerreces.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar heldere uiteenzetting. Voor een groot deel kan mijn fractie zich vinden in haar woorden. Ik begrijp van de minister dat zij met de sectoren wil gaan praten om per 2010 met een systeem te kunnen komen waardoor weidelammeren via een verzamelplaats kunnen worden verhandeld. Voorwaarde daarvoor is een goed kwaliteitswaarborgsysteem. Heb ik dit zo goed begrepen? Volgens mij moet dit te doen zijn, want iedereen kent de kaders waarbinnen dit moet worden georganiseerd.

Ik vind het goed dat de minister ruiterlijk toegeeft dat zij over de aanscherping van de beleidsregels voor transport met de sector moet gaan spreken. Wij zijn hierover onder andere begonnen omdat gisteren al op de aangescherpte regels is gecontroleerd. Mijns inziens zou dat niet moeten kunnen. Ik heb op internet gevonden dat de beleidsregels op 25 juni zijn uitgevaardigd, op 30 juni zijn gepubliceerd en op 1 juli zijn ingegaan. Dit lijkt mij allemaal erg kort dag. De minister moet beseffen dat er in deze beleidsregels een aantal zaken staat dat voor met name de transporteurs van schapen, varkens en runderen ingrijpende gevolgen kunnen hebben, ook in financiële zin. Je zult immers maar hebben geïnvesteerd op basis van de oude regels. De minister stelt nu dat dit eigenlijk niets nieuws is. Als dat zo is, zou een aanscherping van beleidsregels overbodig zijn. Naar ik aanneem zal echter het gesprek dat hierover de komende weken wordt gevoerd voldoende opheldering opleveren. De minister stelt terecht dat het kabinet regeert en de Kamer controleert. De Kamer wil echter wel graag de mogelijkheid hebben om een klein beetje te controleren als de mogelijkheid daartoe zich voordoet. De minister mag ons aan het controleren houden, de Kamer houdt haar aan het regeren.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. De minister stelt dat de publicatie over de beleidsregels transport geen aanscherpingen betreffen, maar alleen een verduidelijking. Dat zal blijken. Wij zullen over het gesprek dat de minister aangaat ook vanaf de andere kant worden geïnformeerd. Ik vind het goed dat de minister erkent dat dit wellicht een tikje anders had gemoeten. Ik hoop dat hieruit lessen worden geleerd voor de volgende slag.

Ik maak mij nog wel wat zorgen over de overgangsperiode. De minister stelt dat de dierhouders kunnen kiezen. De mensen die echter verderop in de keten zitten, worden hierdoor geconfronteerd met twee systemen. Zij kunnen niet kiezen, want zij krijgen dieren aangeleverd van bedrijven die met verschillende systemen werken. Zij moeten dus in een extra systeem investeren.

De minister gaat toezien op het leggen van de I&R-heffing via een productschapverordening. Ik wil haar in overweging geven om de hobbymatig dierhouders en de dierhouders met een kleine hoeveelheid dieren hierbij het vel niet over de oren te trekken. Het draagvlak is onder hen niet groot. Deze dierhouders leveren een bijdrage aan de instandhouding van kleine rassen. Er zal een verordening komen waarbij de heffing wordt opgelegd. Ik ga niet over de vraag hoe dit moet worden geïnd. Ik wil de minister echter op het hart drukken om het verschil tussen groot en klein goed in het oog te houden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Dank voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Waalkens over de financiering. Verder zal de minister waarschijnlijk wel met de sector uit de discussie over de weidelammeren komen, want ik lees in een brief die de sector onder andere mijn fractie heeft gestuurd, dat ook de sector deze manier van verzamelen alleen onder voorwaarde van een door de overheid goedgekeurd kwaliteitssysteem wil invoeren. Mijns inziens betekent dit dat per 1 januari het I&R-systeem in werking treedt, en dat tegelijkertijd het verzamelen van de weidelammeren weer mogelijk wordt.

Ik trok mijn wenkbrauwen op toen de minister zei dat het allemaal wel wat beter had gekund met de aanscherping van de beleidsregels, maar dat het allemaal geen ramp was. Ik deed dat, omdat deze aanscherping volgens ons allemaal iets nieuws is. Als het niet iets nieuws was, had het mijns inziens niet in de Staatscourant hoeven te worden gepubliceerd. Je zult maar geïnvesteerd hebben in een nieuwe veewagen. Ook ik hoop dat hieruit lessen voor een volgende keer worden getrokken.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. De regering regeert en de Kamer controleert, maar toch niet per barbecue? Ik stel voor dat wij ons aan de agenda houden. Alles wat rond de barbecue te berde is gebracht, moeten wij wellicht een andere keer bespreken. Ik vind dit niet de correcte manier om met elkaar om te gaan. Ik neem kennis van de inbreng van de collega’s op dit punt en ik neem kennis van de reactie van de minister op die inbreng. Ik was niet bij de barbecue aanwezig, dus ik heb de signalen niet opgevangen.

Ik blijf wat aanhikken tegen het onderscheid tussen het beroepsmatig en hobbymatig houden van dieren. De kuddes die een belangrijke rol spelen bij het landschapsonderhoud en natuurbehoud, en waarmee bovendien wordt getracht allerlei bijzonder rassen in stand te houden, hebben een duidelijk andere functie dan de dieren die worden gehouden om gewoon zo veel mogelijk vlees te produceren. Met het laatste doel is overigens ook niets mis. Het lijkt mij echter niet goed om deze sector zo streng te benaderen dat deze nuttige hobby’s en cultuurhistorische instellingen erdoor zouden verdwijnen. Ik pleit er dus voor om hiermee soepel om te gaan. De positie van verenigingen die de kosten van de registratie niet meer kunnen dragen, moet nog eens worden bezien. Tegelijkertijd is het van belang dat ook de dieren van dierhouders met een kleine hoeveelheid dieren worden ingeënt.

Mijns inziens zal de minister met de sector wel overeenstemming bereiken over de verzamelpunten van de weidelammeren. Op dat punt hebben wij waarschijnlijk een slag gemaakt, waarvoor dank.

Bij de financiering van het I&R-systeem wordt nadrukkelijk artikel 68-geld ingezet, en op die manier speelt Europese financiering hierbij een rol. Ik hoor dat mensen zich storen aan de toeslagen op historische basis. Enerzijds zijn er mensen die nog toeslagen krijgen omdat zij ooit een kudde hadden maar die al lang niet meer hebben. Anderzijds zijn er mensen die nu een kudde hebben, maar niet voor deze toeslagen in aanmerking komen. Dat zit scheef. Ik weet dat daaraan wordt gewerkt, maar ik benadruk nogmaals dat dit snel moet gebeuren. Dit geeft namelijk erg veel wrijving. Dat is een slechte zaak.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. De heer Waalkens heeft gesproken over de dubbele systemen. Wij geven een omnummersubsidie om het omnummeren zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Verderop in de keten zullen wij inderdaad met twee systemen te maken hebben. Het is hierbij echter óf het een, óf het ander. Wij kiezen hierbij voor de primaire schapen- en geitenhouders. Alles overwegende, en ook na overleg met de sector, hebben wij gemeend te moeten kiezen voor de beperkte overgangsperiode van zes maanden. Het versneld omnummeren wordt hierbij door ons in financieel opzicht gestimuleerd. Op die manier zal in ieder geval voor de grotere houders dit punt zo snel mogelijk zijn gepasseerd. Binnen deze groep vinden uiteraard de meeste bewegingen plaats.

De formulering die de heer Atsma in verband met de verzamelslagen van weidelammeren gebruikte, was duidelijk anders dan de formulering van mevrouw Snijder. De heer Atsma formuleerde heel voorzichtig en noemde 2010. Mevrouw Snijder had het over 1 januari 2010. Die laatste datum is niet haalbaar. Ik heb namelijk aan deze verzamelmethode twee voorwaarden gesteld, namelijk in de eerste plaats een kwaliteitssysteem waarmee de sector moet komen, en in de tweede plaats een bewezen goed functionerend I&R-systeem. Dit systeem zal op 1 januari 2010 worden ingevoerd. Dat betekent dat het niet ook op 1 januari 2010 bewezen goed functioneert. De sector heeft het zelf in de hand wanneer de mogelijkheid om weidelammeren via verzamelplaatsen te verhandelen kan worden ingevoerd. Ik ben bereid om hieraan mee te werken, maar het kan zeker niet op 1 januari 2010. Als de sector komt met goede plannen en er sprake is van een goed werkend kwaliteitssysteem, zouden wij kunnen denken aan invoering halverwege 2010.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is nu half 2009. De sector is bezig met het opzetten van een kwaliteitssysteem. Als die slag vóór 1 januari 2010 wordt gemaakt, waarom is dan de handel via verzamelplaatsen per 1 januari niet mogelijk? Het I&R-systeem moet per die datum ingaan. Daarvan is de sector zich bewust.

Minister Verburg: Het is heel belangrijk en goed dat de sector zich daarvan bewust is. Het systeem zal per 1 januari 2010 worden ingevoerd, maar ik wil kunnen beoordelen of het systeem goed functioneert. Ik heb dus twee voorwaarden gesteld. De sector kan voortvarend en zorgvuldig werken. Dat wil ik ook doen. Daarom wil ik kunnen constateren dat de identificatie en registratie goed verloopt. Dat is immers een voorwaarde om handel via verzamelplaatsen te kunnen overwegen. Op dit moment is dit nog onmogelijk in verband met veterinaire risico’s. Zodra in de praktijk blijkt dat het I&R-systeem goed functioneert en er een goed en goedgekeurd kwaliteitsstelsel ligt, is er de mogelijkheid dat de handel via verzamelplaatsen wordt toegestaan.

Over de beleidsregels zullen wij dus overleg hebben.

De heer Waalkens en de heer Polderman hebben mij op het hart gedrukt om de hobbymatige dierhouders het vel niet over de oren te trekken. Ik heb gezegd dat ik over de vraag hoe de I&R-heffing wordt gerealiseerd, nog zal overleggen met de sector. De vervolgdatum van dat overleg is al gepland. Dat overleg zal plaatsvinden op 14 juli.

De woorden over artikel 68 van de heer Polderman klonken mij meer als een verzuchting in de oren dan als een vraag aan mij. Hij heeft hierover vaker gesproken. Wij hebben op dit moment met historische toeslagen te maken. Op enig moment zullen wij de historische rechten niet meer hanteren. Het is terecht dat de heer Polderman dit punt noemt.

Dit gaat echter over de nieuwe periode van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Toezeggingen

– De minister zal in overleg treden met de sector over de weidelammeren in relatie tot de verzamelplaatsen. Mogelijk leidt dit tot een kwaliteitssysteem en aanpassing van de regelgeving, waarover de minister de Kamer dan medio 2010 zal informeren.

– De minister zal de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van het overleg met de sector over de publicaties in de Staatscourant over de beleidsregels rond de stahoogten tijdens het transport van dieren.

Minister Verburg: Om misverstanden te voorkomen moet ik de eerste toezegging verduidelijken. Ik nodig de sector uit om te komen met een kwaliteitssysteem. Ik hoor van mevrouw Snijder dat hieraan al wordt gewerkt. Die uitnodiging aan de sector ligt er. Ik heb twee voorwaarden gesteld. Er moet een kwaliteitssysteem zijn dat voldoet aan de criteria en dat is goedgekeurd. Bovendien wil ik eerst zien dat de identificatie en registratie goed functioneert. Zonder dat is handel via verzamelplaatsen niet mogelijk. Dat zijn dus de voorwaarden, maar de uitnodiging ligt er.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).